De biograaf en zijn visuele bronnen
21ste symposium van de Werkgroep Biografie
Beelden lijken altijd sterker tot de verbeelding te spreken dan woorden, en gefilmde biografieën van kunstenaars, schrijvers, politici enz. lijken soms een authentieker, meer levensecht beeld van het onderwerp te geven dan geschreven biografieën. Foto's, films en stemmen zijn dan ook een onmisbaar onderdeel van de biografische onderneming geworden.
Waarom zijn veel lezers teleurgesteld als een biografie geen foto's bevat (vaak het eerste dat we als lezer bekijken!), en wat leren foto's ons? Wat betekent het voor een biograaf als hij zijn ‘held’ voor de eerste keer ziet bewegen of hoort spreken? Maakt het verschil of we een interview met de gebiografeerde lezen dan wel horen/zien? En wordt een redevoering niet heel anders als we kunnen horen of zien hoe die werd uitgesproken?
Zijn er methodologische verschillen dan wel overeenkomsten tussen het schrijven en het verfilmen van een levensverhaal? Hoe functioneren audiovisuele middelen? Bieden ze voldoende ruimte voor reflectie en interpretatie, of dreigt het ‘gevaar’ van fictionalisering? Hebben foto's, films of geluidsbanden een eigen inbreng in de zoektocht naar de identiteit van de gebiografeerde, en wat is hun werking in de narratieve constructie die de biografie uiteindelijk is? Brengen (audio)visuele middelen de gebiografeerde opnieuw tot leven, of moeten we ze eerder beschouwen als historische tijdsdocumenten? Dienen zij slechts als omlijsting van een levensverhaal dat uiteindelijk alleen met woorden kan worden verteld?
Het 21ste symposium van de Werkgroep Biografie (op 17 of 24 november 2000) wil een antwoord proberen te geven op deze en andere vragen.
Na een inleidende lezing over verfilmingen en/of het gebruik van audiovisuele middelen (we denken aan Anita van Ommeren, Hans Schoots of Hans Polak) gaan we uiteen in twee groepen. In iedere werkgroep kunnen drie leden van ons genootschap (in totaal zijn dat er dus zes) hun problemen, anekdotes en dilemma's met audiovisuele bronnen voorleggen. Iedere spreker krijgt maximaal 15 minuten, zodat er voldoende tijd is voor discussie. Na een uur ruilen de deelnemers van groep.