| |
| |
| |
Biografie Bulletin 1999/3
| |
| |
| |
Omgaan met Indische nazaten: zeven gouden regels
Vilan van de Loo
In oktober van dit jaar verscheen Kijk in Kloppenburg! De Indische planten van mevrouw J.M.C. Kloppenburg-Versteegh (1862-1848). In deze biografie beschrijft neerlandica Vilan van de Loo het leven en werk van deze Indische kruidengeneeskundige. Zonder de nazaten Kloppenburg was het boek niet tot stand gekomen. Een gemeenplaats? Misschien, maar in dit onderzoek zeker op zijn plaats. In het onderstaande legt Vilan van de Loo uit waarom.
Nooit was ik dichter bij zedelijk verval dan in de zomer van 1998. Die bewuste middag bevond ik mij in een Amsterdamse woning. Naast me op de bank zat een man van ruim zestig jaar. Hij was de kleinzoon van mevrouw J.M.C. Kloppenburg-Versteegh over wie ik een biografie schreef. De man tastte bedachtzaam in een oude doos met brieven van zijn grootmoeder, terwijl ik mijn hebzucht trachtte te verbergen. Beiden wisten we dat de brieven familiegeheimen bevatten. Voor hem was dat een reden ze te houden, voor mij juist het motief ze te lezen. Uiteraard had ik hem dat eerder welsprekend uiteen gezet en vervolgens had ik hem allerhande Kloppenburgiana cadeau gedaan, maar de kleinzoon bleef almaar terughoudend. In mijn begeerte naar de brieven vond ik opeens het ultieme overredingsmiddel. Had ik niet in zijn ogen een vonkje van behagen in mijn vrouwelijke verschijning ontdekt? Niemand zou het behoeven te weten, overwoog ik koortsachtig, en als hij niet al te buitensporige verlangens had, zou ik in staat zijn hoofdstuk drie van mijn boek aanzienlijk te verrijken. De prachtige ansichten die ik in de doos zag zitten, leken me al een kus waard, per stuk natuurlijk. De kleinzoon moet iets van mijn onrust gevoeld hebben, want plotseling kruisten onze blikken elkaar. ‘Nu goed,’ zei hij. ‘Neem het allemaal dan maar mee. Maar wel op tijd terugbrengen, hoor.’
Later in de trein naar huis schaamde ik me. Kennelijk was ik bereid geweest mijn eer te verkwanselen voor een doosje brieven. Andere biografen hoorde ik nooit over dit soort verleidingen. Zij maakten vast keurige kantooruren in archieven en bibliotheken, waar alles wat hun onderzoekershart wenste, lag opgestapeld. Voor het welslagen van hun werk waren zij niet zo afhankelijk van nazaten als ik.
Al op het moment dat ik achter de naam
| |
| |
Kloppenburg een meer dan interessant leven vermoedde, wist ik dat er een bronnenprobleem was. In de bestaande literatuur werd deze naam niet genoemd. Een gunstige uitzondering was Rob Nieuwenhuys, de chroniqueur van het Indische leven, die over haar in zijn Oost-Indische Spiegel (1978, p. 626) schreef:
‘De vaak herdrukte boeken van mevrouw J. Kloppenburg-Versteegh (1864-1948) over geneeskrachtige kruiden (het eerste, Indische planten en haar geneeskracht, verscheen in 1907) werden [aan het begin van deze eeuw, VL] zeer veel geraadpleegd. We moeten de betekenis van haar optreden zien in een tijd van onvoldoende medische voorzieningen en gebrekkige vervoermiddelen. De invloed die zij uitoefende en de verering die zij genoot, zijn ook niet in te denken zonder het Indische geloof aan de magische kracht van kruiden en planten.’
Invloed en verering, zegt Nieuwenhuys, en dat is geen woord te veel. Terwijl nu vooral oudere Indische generaties haar naam nog kennen, was zij gedurende de eerste decennia van deze eeuw bepaald vermaard in Indië. Voor haar betekenis als cultureel fenomeen is pas de laatste jaren, mede dankzij mijn inspanningen, erkenning gekomen. Zo wordt mevrouw Kloppenburg genoemd in het prachtige Uit Indië geboren, vier eeuwen familiegeschiedenis (Zwolle, Waanders 1997) en in Outward Appearances, Dressing State and Society in Indonesia (Leiden, KITLV 1997). Gaandeweg het onderzoek begreep ik pas goed, hoe groot haar faam indertijd was. ‘Iedereen’ uit de gevestigde Indisch-Nederlandse kringen kende haar. Men bezat een van de vele edities en herdrukken van Wenken en raadgevingen, dat bekend stond als de tweede bijbel van Indië, of had allicht een jubelverhaal van een patiënt gehoord. Ook was mevrouw Kloppenburg bekend vanwege haar liefdadigheidswerk. Als presidente van de Semarangse ziekenzorgvereniging ‘St. Elisabeth’ maakte ze deel uit van een belangrijk vrouwennetwerk uit de midden- en hogere Europese kringen. Respectabele burgers waren voorts met mevrouw Kloppenburg vertrouwd omdat de echtgenote van Herman Kloppenburg was, die een eerbiedwaardige betrekking in het handelswezen vervulde. Als eega die wist hoe het hoorde, vervulde zij nauwgezet haar verplichtingen als vrouw-van. Daaruit kwam haar tweede boek voort: Het leven van de Europeesche vrouw in Indië (Deventer, Charles Dixon 1913), waarin zij jonge Indische huisvrouwen een corpus regels aanreikte waarmee ze als beschaafde vrouwen moreel en praktisch konden overleven in de tropen. In haar derde en laatste boek verdedigde mevrouw Kloppenburg het nut van geneeskrachtige kruiden, onder de lange titel Eene nabetrachting op mijne ‘wenken en raadgevingen’
betreffende het gebruik van Indische planten, vruchten enz. Een pleidooi voor het vele goede dat ons mooie Indië op plantaardig gebied voor mensch en dier voortbrengt. (Drukkerij De Toekomst, Soerabaja, 1940)
Van dit alles wist ik nog niets toen ik een biografie besloot te schrijven. Toegegeven, het kruidenboek intrigeerde me door de stelligheid waarmee doe-het-zelf-recepten tegen de afschuwelijkste zieken verordonneerd werden. Het handboek en vergelijkbaar werk van andere
| |
| |
Mevrouw Kloppenburg in sarong kebaya
| |
| |
schrijfsters hielden me genoeg bezig om er in 1993 een doctoraalscriptie aan te wijden getiteld Tobben in Indië. De schaarse biografische informatie die ik op dat moment bezat, kwam uit een hagiografisch artikel dat een dochter van mevrouw Kloppenburg ooit had gepubliceerd. Pas toen oudere Indische dames herhaaldelijk blijk gaven van de ‘invloed en verering’ waar Nieuwenhuys over sprak, werd mijn diepere belangstelling voor mevrouw Kloppenburg gewekt. Deze dames waren veelal opgevoed met het kruidenboek en hadden soms van hun moeder verhalen over de schrijfster gehoord. Zo kreeg ik een glimp van een fascinerende vrouw te zien, net zichtbaar genoeg om de heilige biografische vonk te doen ontbranden. En daarmee was mijn afhankelijkheid van de nazaten Kloppenburg een feit.
| |
Zeven regels
Afhankelijkheid in het biografisch onderzoek roept associaties met marchanderen op, het ene feit niet publiceren om het andere te mogen weten. Toch kan dit woord een feitelijke betekenis hebben; zonder de nazaten gaat het soms niet. Wie zoals ik met Indische nazaten te maken heeft, in dit geval nakomelingen van een Indische schrijfster, ziet zich met een grotere afhankelijkheid geconfronteerd dan die van de gemiddelde Vestdijk-weduwe.
Om te beginnen hebben de nazaten Kloppenburg zich over de hele wereld verspreid. De basis daarvoor legde mevrouw Kloppenburg zelf die conform de Indische gewoonte kinderen voor hun schoolopleiding naar Nederland stuurde. Sommigen bleven daar, anderen keerden terug of reisden naar bijvoorbeeld Zwitserland, Australië, Canada, India of Nieuw-Zeeland. Tussen de kernfamilie in Indië en de anderen ging een grote hoeveelheid brieven, foto's, pakjes en herinneringen over en weer, vol feitelijke beschrijvingen en intieme confessies. Begeerlijk spul, dat in zijn soort een plaats heeft in de Indische-Nederlandse letterkunde. Voor mij betekende deze Indische verstrooiing hoge stapels brieven schrijven naar nazaten in andere werelddelen waar een enthousiasmerend bezoek van de biografe niet mogelijk was, om vervolgens bij de brievenbus af te wachten. Verder bezat en bezit iedere nazaat Kloppenburg een geheel eigen toegang tot het collectieve familiegeheugen. Juist in deze Indisch/Nederlandse familie die door het komen en gaan in het verleden onderling relatief sterk samenhangt, lijkt dat geheugen sterk ontwikkeld te zijn. Het biedt velen van hen een warm thuis waarin Indië nog bestaat en mevrouw Kloppenburg de bewonderenswaardige mater familias is. Het was aan mij de toegang daartoe te vinden.
Opereren in deze uitgebreide familie betekende tegenspraak hanteren. Een paar keer ontdekte ik nazaten die uit het collectief geheugen waren gestoten en regelmatig hoorde ik kanttekeningen bij de officiële versie van de familiesage. Al doende moest ik een weg leren vinden in een labyrint vol uiteenlopende belangen, tegengestelde herinneringen en emotioneel doodlopende steegjes. Met een draad uit de kluwen komt men ver, zoals de geschiedenis van Ariadne heeft laten zien. Mijn draad was getwijnd uit zeven regels, waarmee een biografe die afhan- | |
| |
kelijk is van Indische nazaten, haar weg kan vinden.
| |
Regel één: laat u kennen
Wie de nazaat bezoekt, doet dat in eerste instantie uit hebzucht en niet voor de gezelligheid. De nazaat bezit belangrijke informatie. Niet zelden kijken wij een oude nazaat streng op de bevende vingers als hij de sleutel zoekt van het koffertje met persoonlijke herinneringen. Dat zoeken gaat moeizamer naarmate de biograaf zich wetenschappelijker, c.q. afstandelijk, opstelt. Ik stel daarom voor als eerste regel voor de omgang met nazaten: laat u kennen.
Zich laten kennen tijdens een zakelijk bedoeld bezoek lijkt ongepast. Toch moet het. U komt nadere kennis vergaren over een meer of minder openbare persoonlijkheid, maar voor de nazaat bent u te gast in de familiegeschiedenis en u vraagt juist datgene te mogen weten wat altijd veilig in de familieschoot besloten lag. Lid worden van de familie kunt u niet, maar enige vorm van adoptie is mogelijk. Daar ligt uw kans.
Indien u toegang wenst tot het familiebezit, zult u zich als aspirant-familielid moeten gedragen. Dat betekent simpelweg: laat u kennen, laat zien wie u bent, vertel over uw persoonlijke leven en deel uw dromen en teleurstellingen. Rustig aan. Bespreek dus niet met het familiehoofd uitputtend de breuk met uw vader en onthou u ervan aanstormende nichtjes te waarschuwen voor de problematische arbeidsvooruitzichten op de universiteit. Enkele eenvoudige mededelingen volstaan tot u belangstellende vragen krijgt. Zelf heb ik regelmatig vriendelijke belangstelling ontmoet voor mijn alledaagse familiegeschiedenis. Logisch, want voor veel Indische nazaten is de aanwezigheid in Nederland geschiedkundig gezien niet vanzelfsprekend. Indien u zich laat kennen, maakt u het de nazaat gemakkelijk te beslissen of u persoonlijke informatie mag ontvangen.
| |
Regel twee: respecteer de hiërarchie
Eén nazaat weet idealiter alles, terwijl meerdere nazaten hopelijk ieder een stukje van de puzzel bezitten. In mijn onderzoek bevond ik me in de laatste situatie. De Kloppenburgiana was over vele nazaten verdeeld en dat betekende dat ik met kleinkinderen, neven, nichten, tantes, ooms en wat al niet meer te maken zou krijgen, indien zij tenminste bereid waren mij te ontvangen. Al snel wisten allen dat ik bestond en op zoek was naar hun zo bewonderde familieheldin; ik daarentegen wist hen nauwelijks te traceren. Dat veranderde toen Anne-Marie van de Graaf, een achterkleindochter van mevrouw Kloppenburg contact met mij opnam. Zij was degene die mij in 1994 introduceerde bij mevrouw A.G. Kortenhorst-Kloppenburg (1899-1996), het hoofd van de familie en het enige nog levende kind van mevrouw Kloppenburg. Mijn eerste bezoek aan mevrouw Kortenhorst benam mij bijna de adem. Daar zat zij, een broze Indische dame en op haar gezicht zag ik de trekken van haar moeder terugkeren. In de propvolle flat waarin alles aan Indië herinnerde, luisterde ik naar haar verhaal, samen met Anne-Marie die mij tijdens de eerste bezoeken vergezelde. Waar in een Hollandse familie iemand van hoge leeftijd - ‘dat begrijpt oma toch niet meer’ - snel enige meewarigheid ontmoet, bena-
| |
| |
Foto van het bruidspaar Lien Kloppenburg (dochter van mevrouw Kloppenburg) en Norbert van Dijk, Semarang, circa 1904. Voor het paar en haar zusjes zit Anneke, die zoveel belangrijke herinneringen bewaard bleek te hebben.
deren Indische nazaten hun ouderen eerder met respect. Naar die gewoonte voegde ik me. Daarbij liet ik mij kennen en vertelde mevrouw Kortenhorst over mijn passie voor bijna vergeten vrouwen, over mijn nieuwsgierigheid naar het dagelijks leven in Indië en ik legde uit hoe ik mijn dagen inrichtte. Later vernam ik dat mijn visites de oude mevrouw goed hadden gedaan. Mede daarin school de reden dat ik haar alleen mocht bezoeken. Wij spraken uitvoerig over haar gezin, de liefde, het hiernamaals, Indië, over haar moeder en de mijne, en altijd respecteerde ik zorgvuldig haar plaats in de hiërarchie.
In de familie raakte het bekend dat ik mevrouw Kortenhorst mocht zien. Zij had zelfs haar instemming met mijn onderzoek op papier gezet. Het leek alsof ik, zonder het te weten, door een ballotage was gegaan, want steeds meer nazaten waren bereid mij te ontvangen. Door de volgende generaties liet ik mij eveneens kennen, en daardoor vond ik toegang tot het familiegeheugen. Dat had ook te maken met de derde regel die ik altijd hanteerde.
| |
| |
| |
Regel drie: wees volgzaam
Indische nazaten zijn net mensen. Zij ventileren graag hun visie op heden en verleden, schuwen de discussie niet en onthouden goed wat u in het vuur van uw betoog allemaal te berde heeft gebracht. Dat kan tegen u werken. Het is daarom beter geen actieve partij te zijn in gesprekken over het koloniale verleden. Stel u liever volgzaam op. Hoort u meningen die lijnrecht tegen uw normen of aard ingaan? Staar peinzend en zeg: ‘Zou het?’ Duikt er alweer een prinses uit een belangrijk vorstenhuis op waar u een Indonesische grootmoeder verwachtte, heet iemand opeens niet Indisch maar ‘een gewoon Hollands meisje’ of spreekt men over een ‘Italiaanse teint’, dan houdt u geen historisch verantwoord betoog maar zwijgt beleefd. Waar deze subtiliteit niet begrepen wordt, bestaat geen gelegenheid voor een zinvolle dialoog waarin u zich laat kennen.
| |
Regel vier: vraag
Nadat u geaccepteerd bent, begint het echte werk. Nazaten zullen uw speurtocht naar het leven en werk van hun familielid enthousiast begroeten. Vervolgens verklaren ze niets te weten en nog minder te bezitten. Toch zijn ze bereid na te denken waar zich wat materiaal zou kunnen bevinden, beamen meelevend dat het allemaal niet meevalt en wuiven u vervolgens hartelijk uit wanneer u met lege handen naar de bushalte gaat. Deze muur van onnadenkendheid kunt u slechten door herhaaldelijk te vragen om wat u wilt. Wees expliciet maar gedraag u beleefder dan u wellicht van nature bent. Indische nazaten beoordelen Nederlandse doortastendheid vaak als kasar, grof.
Gedurende mijn onderzoek ontving ik bemoedigende brieven van oom Herman uit Australië, een Kloppenburg-kleinzoon van ruim 70 jaar oud. Pas nadat ik een genummerde vragenlijstje aan hem gestuurd had, kwam hij los. Er volgde een brief van ruim tien kantjes waarin hij zijn laatste ontmoeting met zijn grootmoeder beschreef, inclusief impressies van de na-oorlogse periode in Indië en hij stuurde me bovendien een zeldzame foto van zijn overgrootmoeder Albertina van Spreeuwenburg (1828-1913). Albertina was degene die mevrouw Kloppenburg had ingewijd in de de kruidengeneeskunde. Naar haar afbeelding zocht ik op dat moment al twee jaar. Hetgeen oom Herman wist. Liefdesbrieven, overlijdensberichten, correspondenties, sieraden en herinneringen, wat ik kan benoemen, wil ik hebben. Indische families bewaren veelvuldig wat toen en daar vertegenwoordigt. Verder kijk ik altijd belangstellend in het rond, na verlof daartoe te hebben gevraagd uiteraard.
| |
Regel vijf: zoek de archivaris
Al is er tussen nazaten in Nederland en Indië levendig postverkeer geweest, door de oorlog en de Indonesische revolutie is er veel verloren gegaan. Wat resteert, wenst de archivaris in bezit te hebben. Als geen ander beseft hij hoe vergankelijk Indië is en hij probeert wat ervan resteert aan beeldvorming, materieel en immaterieel, te behouden. Misschien is de Indische archivaris wel de treurigste van zijn soort. De laatste generatie die Indië kende, sterft uit en daarmee verdwijnen zijn primaire bron- | |
| |
nen. Laat uw respect voor hem daarom gekleurd zijn met mededogen. Kassian, het gaat al, al voorbij...
De toegang tot het hart van de Indische archivaris baant u met ruilhandel. Toen ik Albertina's foto van oom Herman ontving, was mijn eerste gang naar de fotowinkel. Daar liet ik voor een luttel bedrag een negatief maken zodat ik afdrukken aan verschillende archivarissen kon sturen. Onder de nazaten Kloppenburg bevonden zich velen die in de ban waren geraakt van een tak Kloppenburg, Kortenhorst, Van Dijck, Versteegh of andere afsplitsingen. Met hen deelde ik wat ik had of kreeg. Ook daarom openden zij hun schatkamers. Voor mij was mevrouw Kloppenburgs kleinzoon Fred Kloppenburg, woonachtig in Canada, de belangrijkste. Ik zal niet licht het moment vergeten dat ik in zijn werkkamer zijn uitgebreide familieoverzichten mocht aanschouwen. Hij was de beheerder van de voortdurend uitdijende stamboom Kloppenburg en hij vertelde anekdotes over generaties Kloppenburgs uit vorige eeuwen alsof hij ze persoonlijk had gekend.
| |
Regel zes: bewijs uw intenties
Naarmate u langer met nazaten verkeert, raken zij nieuwsgieriger naar het resultaat van uw inspanningen. Die kunnen maanden zo niet jaren in beslag kunnen nemen, legt u uit, maar die boodschap gooit de nazaat meteen in de kali. U dient uw biografische intenties om te zetten in een produkt, liefst meerdere. Dat is minder bezwaarlijk dan het lijkt.
Al vroeg in mijn onderzoek naar mevrouw Kloppenburg vervaardigde ik de Kloppenburg Bode, een eenvoudig bulletin. Alle nazaten in binnen- en buitenland abonneerde ik hierop en gemiddeld iedere drie maanden verstuurde ik zo'n veertig nummers. In de Bode plaatste ik informatie als een lijst van adressen waar mevrouw Kloppenburg had gewoond, publiceerde ik prangende vragen en verder bracht ik iedereen tegelijkertijd op de hoogte van mijn vorderingen. Toen de website gelanceerd werd (http://kloppenburg.dsl.nl), bracht ik een special van de Bode uit. Een ander hoogtepunt was de inzending van Bert van Dijck, een nazaat die het graf van mevrouw Kloppenburg op Java had bezocht en mij daarvan een prachtig verslag met foto's zond.
In het openbaar verbond ik eveneens mijn naam aan het onderzoek. Ik trad op als Koffiegast in een Haagse radioshow, hield op de Haagse Pasar Malam Besar dialezingen - het eerste jaar was de zaal halfvol met Kloppenburgse nazaten - en schreef in verschillende media artikelen. Zo zagen de nazaten aan de praktijk, dat het menens was. Of het de bijna spreekwoordelijke Indische bescheidenheid was, durf ik niet te zeggen, maar veel nazaten vonden het moeilijk te geloven dat ik zoveel tijd en energie aan een van hun familieleden wilde wijden.
| |
Regel zeven: combineer boek en nazaat
Nadat ik enkele jaren te gast was geweest in het verleden van de familie, lag het voor de hand enkele Kloppenburgs te betrekken bij de ontwikkeling van de biografie. Als Hollandse wilde ik mij geen Indisch levensverhaal toe-eigenen, hoewel ik wist dat iedere biografie in essentie over de biograaf gaat.
Voordat ik begon met het daadwerkelijke schrijven, dacht ik terug aan de goede
| |
| |
ervaringen opgedaan tijdens het werken aan Toekomst door traditie, 125 jaar Tesselschade-Arbeid Adelt (Zutphen, 1996), mijn biografie van Nederlands oudste landelijke vrouwenvereniging. Net als toen moest er nu een redactie komen. Hiervoor nodigde ik, naast anderen, enkele nazaten uit verschillende generaties uit. Hun expertise was breed. Zo deed ik bijvoorbeeld een beroep op een gepromoveerd onderzoekster vrouwenstudies en op een kleinzoon die het begrip oral history nieuwe dimensies wist te geven. Deze constructie was voor de nazaten en mij prettig. Zij hadden de garantie dat ik zorgvuldig met het materiaal over hun dierbare familielid omging. Daardoor hoefden zij de voortgang niet te belemmeren, a biographers nightmare. Ik op mijn beurt had de beschikking over een uitstekend klankbord. Tegelijkertijd werkte de redactie als spreekbuis naar de rest van de familie, want hoezeer ik inmiddels op de nazaten Kloppenburg gesteld was geraakt, aan ieder van hen dagelijks rapporteren wilde ik niet.
| |
Tot slot
Dankzij het toepassen van deze zeven regels was de omgang tussen deze Indische nazaten en mij nuttig en aangenaam. Mijn afhankelijkheid van hen bleef een feit, want zonder hun mededeelzaamheid had ik nooit genoeg aanknopingspunten gehad voor verder onderzoek. Marchanderen om informatie hoefde ik gelukkig niet en confrontaties bleven tot wederzijds genoegen uit. Het resultaat van dit alles is te vinden in Kijk in Kloppenburg! de biografie van mevrouw J.M.C. Kloppenburg-Versteegh.
De auteur is freelance publicist en doet onderzoek naar Indische vrouwen rond de eeuwwisseling. Momenteel werkt ze aan een biografie van Beata van Helsdingen-Schoevers (1866-1920).
mevrouw J.M.C. Kloppenburg-Versteegh http://kloppenburg.dsl.nl
mevrouw B. van Helsdingen-Schoevers http://www.xs4all.nl/~vilan
Kijk in Kloppenburg! De Indische planten van mevrouw J.M.C. Kloppenburg-Versteegh (1862-1848). Cassette met daarin drie delen: de gelijknamige biografie, een herdruk van Wenken en raadgevingen en de bijbehorende Platen-atlas (edities 1934). Bonneville, Bergen (NH).
|
|