Hans Renders
In het vorige nummer van het Biografie Bulletin (1999/1) schreef Wam de Moor een uiterst kritische recensie over mijn biografie van Jan Hanlo Zo meen ik dat ook jij bent. Ik was er nogal door verrast en dan is het altijd leuk in de knipselmap van je uitgever ook gunstige besprekingen tegen te komen. Zoals die uit het dagblad De Gelderlander van 9 januari 1999. Auteur: Wam de Moor!
In De Gelderlander vond hij het boek ‘diepgravend’ en schreef hij er zo door ‘geraakt’ te zijn. Hoe kun je door een boek geraakt zijn, en Hanlo's leven ‘nog nooit zo duidelijk voor mij’ hebben gezien dan na lezing ervan, en tegelijk in het Biografie Bulletin schrijven dat de compositorische gebreken ervan ‘knap gaan irriteren’ en dat het ‘over het algemeen in deze biografie verkeerd is gegaan in de ordening van de stof en de hantering van het materiaal’? (pag. 2 en 11-12). Merkwaardige verschillen.
En hoe kan De Moor in De Gelderlander laten weten dat door lezing van de biografie begrip bij hem daagde voor de achtergronden van Hanlo's werk - zelfs te eindigen met de vreugdevolle uitroep: ‘Er daagt begrip’ - om in het Biografie Bulletin depreciërend te schrijven dat de biografie zijn kijk op Hanlo's schrijverschap niet heeft veranderd (pag. 12)?
De lezer oordele zelf. Na een terechte lofzang op Hanlo's poëzie vervolgt De Moor in De Gelderlander:
‘In de diepgravende biografie die Hans Renders over hem schreef is het hoofdstuk over Oote een van de weinige die werkelijk over Hanlo's werk gaan.’ [Volgt kleine uitweiding over de toenmalige receptie van het gedicht Oote.] ‘Dat Renders' boek mij zo raakt, heeft nauwelijks met Hanlo's werk te maken, of juist omdat wat zo moeiteloos leek in de gedichten, zo moeizaam ging in 's mans leven. Dat dit in feite zo'n aaneenschakeling van extreme belevingen was, zag ik nooit zo duidelijk voor mij als bij het lezen van Renders' biografie. Een moederskind dat seksueel niet verder kon komen - alle verliefde meisjes en vrouwen ten spijt - dan een omgang met jongetjes, die hij, binnen het keurslijf van zijn katholieke moraal, krampachtig probeerde te beperken tot het erotische. Een alcoholicus, die zich vaak ver van zijn woonplaats Valkenburg in de hoofdstad te buiten ging en die in een combinatie van godsdienstwaanzin en delirium, denkend dat hij Jezus was, van het dak afdonderde (lees: Zonder geluk valt niemand van het dak). Een psychopaat, die geweldig leed onder zijn pedofiele neigingen en zich in de inrichting liet castreren om erger te voorkomen. Een eenzame, die tenslotte teruggedrongen tot