Er verschenen meer artikelen over Max de Jong. Van mij en van anderen. John Jansen van Galen wijdde in 1985 een radio-uitzending voor VPRO's ‘Boeken’ aan Max de Jong, waarin de zus werdt geïnterviewd. Er kwamen roofdrukken van gedichten van Max de Jong op de markt en in 1990 verscheen een vierdelige illegale uitgave van het Dagboek Max de Jong 1947-1951. Jaren daarvoor waren er in 1968 en 1971 al fragmenten uit het dagboek in Tirade gepubliceerd.
Na alle rumoer rond Max de Jong gold ik in de familie De Jong als ‘verdacht’ en ‘onbetrouwbaar’. Voor mijn onderzoek zocht ik heil bij jeugdvrienden en -vriendinnen. Het contact met hen bracht het bekende sneeuwbaleffect teweeg. En zo volgde ik via vrienden en bekenden van Max het spoor terug naar diens leven van 1917 tot 1951.
Voor de Amsterdamse periode maakte ik kennis met talrijke bezoekers van het voormalig eethuisje De Biekorf (1945-1951), dat aanvankelijk was gevestigd aan de Keizersgracht op nummer 614. Bijna elke dag schreef Max er wel iets over in zijn dagboek. Over de mensen die hij er sprak, over de roddels, over zijn gedrag. Het dagboek geeft hierdoor dan ook een verhelderend beeld van Max en van zijn omgeving in de naoorlogse periode in Amsterdam. Uit gesprekken met toenmalige bezoekers van De Biekorf kon ik het beeld van Max de Jong nog iets scherper stellen. Het gezicht van Max dat ik van drie foto's en een karikatuurtekening kende, kwam tot leven.
Max de Jong was in Wageningen geboren en had daar na de lagere school (de Piekschool) het Wageningsch Lyceum doorlopen. Via een reeks van telefonades met schoolgenoten uit Wageningen, kwam ik in contact met een vroegere klasgenoot van Max: Rudi Wyatt. Wyatt bleek afkomstig uit Indië. Door de telefoon vertelde hij wat hij zich van Max de Jong kon herinneren. Enkele jaren later besloot ik naar Wageningen af te reizen, in het spoor van Max de Jong. Het gemeentelijk archief had ik over mijn komst ingelicht. Op de dag van bezoek werden in het archief tot mijn grote verbazing enkele dozen en mappen op een karretje aangevoerd: ‘Hier zit ongetwijfeld wel iets voor u bij.’ Uit de vele mappen met leerlingenlijsten, talloze foto's en knipsels over Het Wageningsch Lyceum, stuitte ik op de naam van Max. Achter zijn naam stond Postjesweg 1. Een adres dat ik niet kende! Vragen aan medewerkers van het archief leverden het antwoord op dat het mij onbekende adres in verband met stadsvernieuwing in 1947 was veranderd in Delhorstpad 1. Het betrof hetzelfde adres. Het huis stond er nog. Bij burgerzaken kwam ik diezelfde ochtend in het bezit van het geboortebewijs van Max de Jong.
Diezelfde ochtend werkte ik mij door een uitnodigende stapel foto's heen. Maar met het slinken van de stapel zonk de moed mij in de schoenen. Allemaal oude foto's met onbekende leerlingen uit vervlogen tijden... Tot mijn oog viel op een bekend gezicht. Max!? Achterop de foto stond niets vermeld. Opmerkelijk was dat hij als enige geen stropdas droeg. Typisch Max! Als het Max was, dan zou die Indonesische jongen in witte regenjas naast hem Max' klasgenoot kunnen zijn die ik door de telefoon had gesproken. Ik liet een kopie van de foto namaken, die ik enkele weken later thuis ontving en per kerende post met brief doorstuurde naar Rudi Wyatt. Twee dagen later ontving ik een brief van hem, die begon met: ‘Uw vermoeden is juist: de jongen zonder stropdas is Max de Jong. De jongen in de lange witte regenjas ben ik. De foto is van de 4e of 5e klas van het jaar 1933 of 1934.’
Ook schreef Wyatt mij dat hij deze foto eveneens in zijn bezit had, evenals een foto