Biografie Bulletin. Jaargang 6
(1996)– [tijdschrift] Biografie Bulletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 32]
| |
Het uitspreken van oordelen
| |
[pagina 33]
| |
van criteria van buitenaf, in termen van goed en kwaad. Daarbij staat vooral ook het effect van het handelen op anderen op de voorgrond. Ethiek zoekt vervolgens naar geëxpliciteerde, onderbouwde, beargumenteerde criteria om die effecten te wegen. Dat is de inhoud van de ethische theorie, om zulke beargumenteerde criteria te leveren. Psychologie is dus veeleer op het innerlijk gericht, ethiek ook op het uiterlijk, op effecten van het handelen voor de omgeving. Natuurlijk, dat komt ook in de sociale psychologie aan de orde, maar op een andere manier. In de sociale psychologie gaat het erom uit te zoeken hoe de motieven van mensen onder invloed staan van hun sociale omgeving en daarmee een wisselwerking vormen. Dit levert voor de ethiek een belangrijke relativering van moraal op. Hoewel de ethiek per definitie veronderstelt dat mensen zelf keuzen maken en volgens eigen overtuigingen handelen, geeft met name de sociale psychologie aan dat op die visie heel wat af te dingen is. Zo laat Milgram's beruchte experiment zien dat echte keuzevrijheid onder druk van autoriteiten en specifieke omstandigheden ver te zoeken is, en dat het ethische axioma van een zekere keuzevrijheid teken kan zijn van een veel te optimistische visie op de mens. Ook een psycholoog als Kohlberg komt met zijn beschrijving van de morele ontwikkeling van individuen en groepen weliswaar dicht bij de ethiek, maar er blijft een verschil. Kohlberg beschrijft hoe en waarom de moreel volwassen persoonlijkheid moreel goed handelt. Dat doet deze persoon niet om een pets op zijn vingers te ontlopen, en ook niet om aardig gevonden te worden, maar vanwege een diep besef van de noodzaak om een universele moraal na te streven, waarin de belangen van allen behartigd worden. Kohlberg's theorie werpt licht op de vraag waarom sommigen in moreel opzicht achterblijven of ontsporen, maar gaat er niet over waarom dan een universele moraal waarin de belangen van allen meespelen de hoogste, meest volwassen vorm van moraal is. Maar ik geef toe: het blijft soms moeilijk om psychologie en ethiek van elkaar te onderscheiden.
Op basis van deze inleiding wil ik nu meteen al tentatief formuleren wat naar mijn mening een biograaf zou moeten doen en moeten nalaten bij de beschrijving van de daden van zijn subject. Hij zou, mits er voldoende gegevens beschikbaar zijn, kunnen proberen te analyseren wat de motieven achter het handelen van de beschrevene zijn. Daarbij dient hij zo dicht mogelijk te blijven bij de feiten waarover hij beschikt. Egodocumenten kunnen in dit opzicht veel verhelderen, al kunnen zij natuurlijk ook een vals licht werpen op de hoofdpersoon van de biografie. In zo'n beschrijving zou dus het feitelijke moeten prevaleren, al zal altijd van een zekere selectie sprake zijn. Maar dat is niet de opzet. Een morele analyse en beoordeling van het handelen van de beschrevene is echter een andere zaak. Een biograaf die deze onderneemt, zal daarmee vooral veel over zijn eigen morele opvattingen laten zien, en dat is nu juist niet de taak van een biograaf. Tenzij de biograaf zijn morele criteria zou expliciteren, wat op zich een vak apart is, zou hij zich van waarderingen in termen van goed of kwaad moeten onthouden. Hier is overigens toch sprake van een probleem. Immers: mensen en ook wetenschappers ontkomen er niet aan de werkelijkheid, de feiten, zeg: de geschiedenis, te beschrijven vanuit hun eigen beperkte perspectief, namelijk dat van hun tijd en cultuur, en ook vanuit een ‘waarderend’ perspectief. Dat neemt niet weg dat van een biograaf verwacht mag worden dat zijn weergave van de feiten en - vooruit - zijn interpretatie tenminste zó expliciet en zó open is, dat de lezer zelf nog opties over- | |
[pagina 34]
| |
houdt voor een eigen morele beoordeling van de handelingen van de beschreven persoon. De biograaf zou dus zoveel mogelijk met feiten moeten komen en kan daarbij een interpretatie niet geheel ontlopen, maar er dient ook ruimte voor beoordeling door de lezer te blijven. Laat ik dit illustreren met enkele voorbeelden uit een paar geheel verschillende biografieën. Het gaat hier om een aantal passages die alle een moment of gebeurtenis in het leven van een persoon beschrijven waarbij sprake is van - laten we voorzichtig formuleren - moreel niet-neutrale handelingen. Bovendien zijn deze momenten volgens de biografen karakteristiek voor het handelen en leven van de betrokkene. Wellicht gaat het hier om een soort indexmomenten: momenten waarvan de beschrijving licht werpt op de persoon en zijn handelen. In de biografie van Edward Abbey, een Amerikaanse milieuactivist, schrijver en filosoof, geschreven door James Bishop jr en getiteld Epitaph for a desert anarchist komt de volgende passage voor in het hoofdstuk ‘The anarchist emerges’. Abbey, dan nog betrekkelijk jong en student, zwerft met een vriendin door een nationaal park in West-Texas. Op een gegeven moment vertakt de weg, waarbij Abbey van de terreinopzichter het advies krijgt de linkerkant van de vork te nemen; de rechtervork heeft een teken ‘No road’ en lijkt inderdaad niet erg op een weg. ‘Pulling up the “No Road” Sign, Abbey drove his companion's brand new convertible down the bad road, then stopped and replaced the sign. All went well for about half a mile, then the road got rougher. His girlfriend insisted on turning back. [...] By the time they arrived at Rio Grande Village three days later, the car was a wreek, and the woman, who had not spoken to him for most of the trip, left town on the first bus. “Determination is what counts” Abbey was to write of the adventure. “I had to see what lay beyond the next ridge.”’Ga naar eind1. Het wordt aan de lezer overgelaten om Abbey's gedrag te beoordelen en daarbij zijn er diverse opties. Is hier inderdaad van een beginnende anarchie sprake, en wat is dat dan precies? Of is hier een onmogelijke egoïst aan de gang? De biograaf maakt in elk geval met deze anekdote veel duidelijk over Abbey's persoon en handelen, maar onthoudt zich van een morele kwalificatie. Opvallend is de vrijwel totale afwezigheid van adjectiva. De nomina, de feiten, spreken voor zichzelf. Een voorbeeld van een geheel ‘dichtgemetselde’ weergave van een index-gebeurtenis treft men aan in de biografie van Vita Sackville-West, een persoon die ongeveer de tegenpool van Abbey was qua maatschappelijke achtergrond en opvattingen. Bekend is uit beschrijvingen onder andere van haarzelf en van haar zoon Nigel Nicholson, dat Vita Sackville-West, al enige tijd verliefd op de dan juist gehuwde Violet Trefusis, besluit Vita Sackville-West (foto: E.O. Hoppé, 1924. Mansell Collection, London)
| |
[pagina 35]
| |
- na diverse zeer emotionele perioden in hun relatie - om haar man Harold en haar kinderen te verlaten. Glendinning beschrijft dit als volgt: ‘Vita broke the news of her permanent departure with Violet to Harold at Cadogan Gardens. He collapsed. His mother, that good conventional woman, pleaded with Vita not to go. [...] Excessiveness and ruthlessness won the day. Yet in the elopement of Violet and Vita to France in february 1920, [...] Vita all along had kept Harold posted, with letters and telegrams, as to their whereabouts. No wife who has decided to leave her husband for ever sends him daily messages in case he should be worried. She was still asking to be stopped, whether she knew it or not, and at last, at Amiens, he stopped her.’Ga naar eind2. Dat is dus allerminst een open beschrijving, maar een beschrijving vol met adjectiva en waarderende termen. Zowel psychologisch als ethisch neemt de biograaf de rol aan van de allesweter. Er blijft niets meer in te vullen, niets meer open, alles is dichtgemetseld. We weten nu vooral veel over de morele (voor) oordelen van de biografe en niet over de motieven en eventuele tweestrijd van Sackville-West. Vooral de termen ‘excessiveness’ en ‘ruthlessness’ zijn veelzeggend, overbodig en een contrast met de bewering over de dagelijkse berichten aan Harold. Een andere soort beschrijving van menselijk handelen vinden we bij de wetenschappelijk zeer goed gedocumenteerde en naar mij voorkomt verantwoorde biografie die Pierre Grimal schreef over Marcus Aurelius. Hier zien we een grote terughoudendheid met het gebruik van waarderende bijvoeglijke naamwoorden. Marcus Aurelius was stoïcijns filosoof en keizer van het Romeinse Rijk van 161 tot 180. De nu volgende passage uit Pierre Grimals biografie bevat een verhandeling over de verhouding van Marcus Aurelius tot de slavernij, die toen al een moreel dilemma was geworden, met name door de invloed van de Stoa, die in Rome vooral vertegenwoordigd werd door Seneca. De concluderende beschrijving door Grimal van de visie en het handelen van Marcus Aurelius met betrekking tot slavernij luidt als volgt: ‘De meest waarschijnlijke hypothese lijkt ons dat Marcus Aurelius het lot van de slaven wilde verbeteren, en dat hij zich daarbij baseerde op de aequitas en niet zozeer op de philantropia of op een theoretisch dogmatisme dat hij had opgedaan bij zijn stoïcijnse leermeesters en uit boeken. Riskanter is te veronderstellen dat hij, meegesleept door de denktrant van zijn filosofie, ooit heeft overwogen om de slavernij af te schaffen. Wij constateren bij voorbeeld dat hij teruggrijpt op bepaalde vroegere beschikkingen om beperkingen te stellen aan het vrijlaten van slaven.’Ga naar eind3. Zeer verantwoord, maar niet spannend beschreven en zelfs wat saai. Hier wordt voorzichtig geanalyseerd, worden morele principes geëxpliciteerd in termen van de hoofdpersoon zelf en blijft eveneens weinig ruimte over voor de lezer, maar deze biograaf is buiten schot gebleven, in tegenstelling tot Glendinning. Mijn conclusie na deze drie fragmenten is, dat het eerste eigenlijk het meest geslaagd is als beschrijving van een ‘daad’, en dat de tekst zwakker wordt naarmate het aantal waarderende termen en adjectiva toeneemt.
Waarom nu kunnen biografieën moreel gezien interessant zijn en hoe kan de biograaf ze interessant maken? Het antwoord vraagt weer een excursie naar de ethiek, de wetenschap van de moraal. Een van de ethische visies op het ontstaan en ontwikkelen van moraal is, dat de moraal gecumuleerde ervaring is. Door schade en schande worden mensen wijs, juist in moreel opzicht. Biografieën kunnen ons inzicht in moraal en het moreel handelen van mensen ver- | |
[pagina 36]
| |
groten. Waarom gaat het soms zo vreselijk fout, waarom toch ook vaak weer redelijk goed, hoe worden onze daden beïnvloed door onze levensloop en de omstandigheden waaronder wij leven? Biografieën laten het grootse en het verwerpelijke in mensen zien, laten de veelvormigheid van moraal zien en werpen licht op het eeuwig gevecht van de mens om met de daad aan het lot te ontkomen. Laten we eens zien hoe Quentin Bell, biograaf van Virginia Woolf, het drama beschrijft van haar zelfmoord. In zekere zin heeft hij het makkelijk omdat uitgebreide documentatie aanwezig is, zoals haar afscheidsbrief aan haar echtgenoot Leonard Woolf. In elk geval is mijns inziens sprake van een perfecte beschrijving. ‘On the morning of Friday 28 march [...] Virginia went as usual to her studio room in the garden. There she wrote two letters, one for Leonard, one for Vanessa, the two people she loved best. In both letters she explained that she was hearing voices, believed that she could never recover; she could not go on and spoil Leonard's life for him. [Volgt tekst afscheidsbrief] She put this on the sitting-room mantelpiece and at about 11.30, slipped out taking her walking stick with her, [...] to the river. [...] Leaving her stick on the bank she forced a large stone into the pocket of her coat. Then she went to her death, “the one experience”, as she had said to Vita, “I shall never describe.”’Ga naar eind4. Het psychologische en morele drama treft als een vuistslag, de feiten worden weergegeven, maar hun interpretatie en beoordeling blijft uit. Bedierf zij het leven van haar man? Was dit een vrije keuze of een daad van een ernstig zieke? Wat voor consequenties heeft Woolfs zelfmoord voor ons handelen? Er zijn vele vragen en zo geeft de tekst ‘te denken’ en zet zij ons op een spoor van reflectie en overweging. Nogmaals: Bell had het gemakkelijk vanwege het overweldigend aantal gegevens dat hem ter beschikking stond, maar hij slaagt erin vrijwel zonder gebruik van adjectiva over te brengen dat er sprake is van een menselijk drama zonder weerga.
Een heel andere aanpak van een biografie waarbij ik met veel vragen blijf zitten is die van Jean Rhys, geschreven door Carole Angier. Jean Rhys is als auteur vooral bekend geworden door Wide Sargasso Sea, een roman die de voorgeschiedenis beschrijft van de krankzinnige vrouw van Mr. Rochester uit Jane Eyre. Jane Eyre, een volledig fictieve romanfiguur, wordt verliefd op Mr. Rochester, haar werkgever, maar kan niet met hem trouwen omdat hij bigamist blijkt: hij is al getrouwd met de krankzinnige Bertha Mason, die op de zolder van zijn landhuis wordt verpleegd. In Wide Sargasso Sea beschrijft Jean Rhys waardoor Bertha Mason gek werd. Als al haar romans heeft ook deze een autobiografisch karakter. Dit betekent voor de biografe van Jean Rhys dat zij steeds op twee niveaus opereert: op het niveau van de beschrijving van de feiten uit Jean Rhys' leven en op het niveau van Jean Rhys' eigen interpretatie van die feiten in haar romans. De wederwaardigheden van de romanfiguren van Jean Rhys worden door de biografe blijkbaar beschouwd als metaforen van Jean Rhys' leven, waarbij steeds weer andere aspecten belicht worden. Zo is de Antoinette (voorloper van Jane Eyre's Bertha Mason) uit Wide Sargasso Sea Jean Rhys in haar jonge jaren met haar herinneringen aan een deels paradijselijk, deels bedreigend Dominica. Deze Antoinette komt terecht in een rampzalige relatie, precies zoals Jean Rhys vele malen overkwam, aldus haar biografe. Maar terwijl Antoinette uiteindelijk sterft door van het dak van Rochester's Engelse landhuis te springen, overwint Jean Rhys door het schrijven van dit boek haar zelfme- | |
[pagina 37]
| |
Jean Rhys
delijden. Wide Sargasso Sea is de triomf van Jean Rhys over haar eigen wanhoop, rampen en tegenslagen. ‘Wide Sargasso Sea is a dark triumph [...]: the partial triumph of the heroine's escape (but only to death), and the whole triumph of Jean's art. It is the final apotheosis of her identity with her heroine - and also of their difference. For like Antoinette she roused herself, after long “nights and days and days and nights” of defeat and despair, to a huge effort of memory and to a last fiery act. Like Antoinette, therefore, she triumphantly transformed and escaped her prison. But of course Antoinette did so in an act of destruction, which brought her only death: while Jean did it in an act of creation, which will bring her share of literary immortality.’Ga naar eind5. Zoals keizer Joseph II in de film Amadeus over een opera van Mozart vernietigend opmerkt: ‘Te veel noten’, zo bevat dit fragment weer ‘te veel adjectiva’. Er wordt gesuggereerd, geconstrueerd, ingevuld, waar distantie en openheid op zijn plaats waren geweest. Ook in de ethiek is een stroming waarin geldt dat in metaforen meer over morele waarheid te vinden valt dan in directe beschrijvingen en analyses. Deze ‘narratieve ethiek’ heeft de pretentie van openheid: de metaforen zouden immers meervoudig interpretabel zijn, maar komt vaker neer op het soort ‘dichtmetselen’ van de werkelijkheid waarover ik al eerder sprak. Het probleem is namelijk ook daar: te veel adjectiva.
Heleen M. Dupuis studeerde rechten en theologie (RUL). Tegenwoordig is zij hoogleraar medische ethiek aan de Rijksuniversiteit Leiden. |
|