teiten van het museum. Daarnaast werd in december een nieuwe, jaarlijks te verschijnen uitgave gepresenteerd: het Jaarboek Letterkundig Museum.
De saaie kaft van dit boek, die riekt naar statistieken of belastingtechnische tips, doet het ergste vrezen voor de inhoud, maar deze is gelukkig afwisselend en levendig. Naast een ‘verplicht’ jaaroverzicht en een lijvig uitgevallen overzicht van Nederlandse literaire prijzen in de periode 1986-1991 biedt dit eerste jaarboek artikelen van diverse pluimage. Ook biografisch geïnteresseerden komen aan hun trekken.
Aardige informatie over Jan Greshoff geeft S.A.J. van Faassen in zijn bijdrage over Greshoffs contact met Anton Kippenberg, directeur van de Insel-Verlag te Leipzig. Theo Bijvoet laat enkele figuren rond De Gemeenschap de revue passeren, waarbij de broers Theo en Piet van Rossum centraal staan.
Meer curieus dan belangwekkend is een voor het eerst gepubliceerde rede van Bordewijk over Couperus, uit 1948. René Spork vond deze in het Haags Gemeentearchief. De lezing, die ontbreekt in Bordewijks Verzameld Werk, geeft in wezen meer informatie over Bordewijk en diens opvattingen dan over Couperus, maar is verder alleszins het lezen waard.
Stance Eenhuis leverde een bijdrage die in biografisch opzicht het interessantst is. Onder de titel ‘Politiek fout, literair ondermaats?’ beschrijft zij de kentering in waardering voor het thans vrijwel vergeten schrijversechtpaar Carel en Margo Scharten-Antink. In de tweede helft van de jaren twintig maakten zij een behoorlijke val van de Olympus. Hun boeken werden overwegend negatief beoordeeld en ook de verkoopcijfers daalden fors. De Schartens woonden vanaf 1925 in Florence en flirtten met het Italiaanse fascisme. Dit aspect wordt door Eenhuis uitvoerig behandeld. De oorzaken van de omslag in waardering hun werk die zij noemt - de algehele economische crisis en de ‘generatie-aflossing’ - zijn discutabel, maar doen geen afbreuk aan haar zeer informatieve stuk. Stance Eenhuis bewijst weer eens dat ook figuren die in de marge van onze literatuurgeschiedenis terecht gekomen zijn boeiende biografiestof kunnen opleveren. (G.V.)