| |
| |
| |
Morgenster van de Russische revolutie
Pavel Ivanovitch Pestel (1793-1826), officier en rebel
Theun de Vries
Hij las Franse filosofen en groeide op tot een ware jacobijn: rationalistisch, ambitieus, streng, koel - en revolutionair. Als samenzweerder van talent leidde hij geheime genootschappen in 1825 naar een staatsgreep die de tsaar van de troon moest stoten om een staat te vestigen die welzijn voor allen zou brengen. Maar vlak voor de grote dag overviel hem een onverklaarbare weifelmoedigheid, en de dag zelf werd een ramp. De ‘Dekabristen’ faalden en hij, Pestel, de voorman, kreeg de galg. Maar zijn optreden markeert niettemin de geboorte van een vrijheidsstrijd die heel de negentiende eeuw zou duren.
Men zou de geschiedenis kunnen schrijven - ik beken dat ik er vaak over heb gedacht, al draag ik het denkbeeld nu graag aan jongeren over - van het verschijnsel ‘officieren voor het volk’. Het is een fenomeen dat zich pas heeft voorgedaan in de nieuwere geschiedenis: mannen, getraind in de kunst van het oorlogvoeren, die uit sympathie en overtuiging daadwerkelijk de zijde kiezen van een verdrukte, meest lijdende, soms strijdende natie of partij. Zo deden het de officieren van Cromwells New Model Army in de democratische fase van de Engelse revolutie (de echte, van 1649), de officieren in de Spaanse, Portugese en Griekse revoluties, niet te vergeten de Latijns- Amerikaanse in de 19e eeuw als Bolivar en O'Higgins. En zo waren wij in onze dagen, 1974, getuige van de Portugese Anjerrevolutie waarbij legerofficieren het rechts regime omver wierpen, waarna zij in het volk gingen om het te leren wat democratie inhoudt. En een van de illustere voorbeelden van officieren van het volk blijft de revolte van de garde-officieren van de tsaar op de merkwaardige veertiende december 1825, waardoor zij de geschiedenis zijn ingegaan als de decembristen, Dekabristi. Een democratische, toch geen volksrevolutie, een insurrectie van bevrijders op hoog niveau, waarbij de plebejers die bevrijd moesten worden van verre toekeken en zich niet verroerden.
De oorsprong van de dekabristische revolte ligt in de periode van de (anti-) Napoleontische oorlogen. Russische troepen die na het dramatische, triomfale jaar 1812 oprukten naar West-Europa om daar als bevrijders van de door Napoleon ingelijfde volken te worden ontvangen, doorliepen tegelijk een geforceerd emancipatieproces. De ingelijfden hadden, merendeels onder nawerking van de Franse Revolutie, een leven van meer politieke rechten en vrij-
| |
| |
P.I. Pestel, door zijn moeder getekend omstreeks 1813
heden geleid dan de volkeren van het Russische rijk, wat bij denkende officieren tot schaamtevolle reacties leidde. Een schaamte die werd verhevigd door de kennismaking met de Westeuropese civilisatie in haar algemeenheid, die dezelfde met oren, ogen en intelligentie begaafde Russen, zonen van een ten dele al verlichte adel, een culturele schok bezorgde. Het vaderland, het vormloze en massale imperium van dwang, barbaarse zeden, gefnuikte opstanden, onwetendheid en clericale duisternis bleek eeuwen achterop te lopen in de opmars der volkeren of wat daar op dat moment voor doorging.
De hoofdoorzaak van Ruslands schande en schaamte werd door de kritische
| |
| |
geesten tegelijk herkend en aangewezen: de lijfeigenschap, die in vrijwel heel West-Europa was afgeschaft, al waren restanten ervan nog aanwezig in Oostpruisen in het begin van deze eeuw; het middeleeuwse bezitsfenomeen, waarbij mensen het verkoopbaar en exploiteerbaar eigendom waren van anderen, bevoorrechten, dat in het Rusland van de tsaren nagenoeg de volledige boerenbevolking in onvrijheid, onwetendheid en daarmee in stoffelijke misère geslagen hield. De Russische achterlijkheid is met het bestaan van de lijfeigenschap niet volledig verklaard, maar zij bepaalde in haar massale onmenselijkheid wel het gezicht van staat en kerk, rechtspraak en economie, om over cultuur te zwijgen. Zij belemmerde in laatste instantie ook een slagvaardige militaire organisatie, dit trots de prestaties van de jaren 1812 tot 1815. Alles schreeuwde om hervormingen.
Onder de jonge officieren die deze campagnes hadden meegemaakt - voor de Russen een ‘grote vaderlandse oorlog’ - was een schare van moedige, vaak bekwame aanvoerders, bij wie zich rond 1816 de wil tot hervormingen uitte in de oprichting van geheime genootschappen. Ze werden in symbiose met de vrijmetselarij en de cultus van humanitaire ideeën opgebouwd. Hun kopstukken waren voornamelijk afkomstig uit de garderegimenten van Sint Petersburg, maar personen uit de intellectuele en ambtelijke beroepen werden niet uitgesloten. De Bond voor Welzijn (ook genaamd ‘vereniging van ware en trouwe zonen van het vaderland’) had in haar midden meest gematigde voorstanders van Rusland als grondwettige monarchie, met opheffing van de lijfeigenschap en scheiding van kerk en staat, maar er broeiden in de genootschapsgelederen ook roekelozer ideeën: regicide, kidnapping van de tsaar, zij het dat niemand uiteindelijk de persoon van de gezalfde alleenheerser dorst te schenden. Er was in beide stromingen geen gebrek aan persoonlijkheid van meerder of minder talent, meerder of minder avontuurlijke kleur, maar vaste gestalte kreeg het hervormingsstreven toch pas echt door de deelname van een radicale, rationele politieke denker en getraind soldaat, Palev Ivanovitsj Pestel, die bij zijn intrede vierentwintig jaar was.
| |
Jacobijn
Het is niet helemaal duidelijk of Pestel van Duitse dan wel van Poolse afkomst was. Zijn vader had het in Russische dienst in elk geval tot luitenant-generaal en gouverneur van Siberië gebracht - ‘de proconsul met het hart van steen’, zoals hij veelzeggend werd genoemd. Pestels moeder was een Oekraïnse, Tamara geheten, die de vader van Pestel op een dienstreis had ontmoet en getrouwd. Zij was verre de meerdere van haar man wat een ruime geest, een grote intelligentie en de elementen van een geestkracht betreft die zij op haar zoon Pavel overdroeg. Zij had daarbij een zin voor kunst. Er was nog een zoon, Vladimir, ouder of jonger dan Pavel, eveneens soldaat, kennelijk een kleurloos, maar ook zoals later zou blijken eerloos karakter.
De zonen van de ‘proconsul’ waren in Moskou geboren. Pavel vergaarde, wat bij militairen niet bepaald schering en inslag is, eruditie. Opgevoed in Duitsland, wat er evenals zijn lutheranisme, op zou kunnen wijzen dat de familie toch haar vaderlijke wortels in Duitsland had, genoot hij na die schooljaren een militaire opleiding in het Page Corps van Sint Petersburg, in een van de magnifieke architectonische complexen waarmee Italiaanse bouwmeesters, in dit geval Rastrelli, Sint Petersburg zijn bijzondere schoonheid hebben verleend. In
| |
| |
het Page Corps werden zo'n vierhonderd jongelui opgeleid, wier vader of grootvader op z'n minst luitenant-generaal in het leger was geweest. Pestels ‘page’ tijd werd voor de helft gevuld met lessen in krijgskunde, die hij briljant verwerkte. Wat men niet wist, was dat hij zich in dezelfde jaren door fervente lectuur en studie van de encyclopedisten, de Franse sociale wijsgeren, van materialisten en vroege socialisten als Morelly en Mably tot een onvervalste jacobijn had gevormd. In 1812 kwam hij als jong luitenant onder de wapens, onderscheidde zich door grote moed in de voorste gelederen, raakte ernstig gewond bij Borodino en herstelde in 1813 bij zijn moeder thuis, die ook zijn portret tekende. Waarna hij de laatste fase van de anti-Napoleontische veldtochten meemaakte en naar Rusland terugkeerde met de grote stroom van jonge oorlogshelden die hun Europa-trauma trachtten te verwerken.
Tsaar Alexander I
Tsaar Alexander I kwam al meer in tegenspraak met zichzelf. Op het Weens Congres in 1815 vertoonde hij nog zijn mooiste liberale gezicht, maar hij luisterde gretiger naar Metternichs reactionaire inblazingen. Thuis, geconfronteerd met de omvang van de Russische misère, werd hij al meer wanhopig despoot en alleenheerser. Door een perverse trek in zijn karakter vluchtte hij in het mystisch-religieuze, eerst door het Westeuropese piëtisme, later door quasi-heilige wonderdoeners in de Russische kloosters misleid, het beleid van zaken overlatende aan schurken en bureaucraten. Uit hun rijen rees de weerzinwekkende Araktsjejev, wiens ziel even lelijk moet zijn geweest als het smoelwerk op de van hem overgeleverde portretten. Snel na elkaar volgden verboden van de vrijmetselarij en de geheime genootschappen, de reglementering van het universitair onderwijs (w.o. het verbod van anatomische lessen) en het infiltreren van politiespionnen in het leger, naast de barbaarse instelling van militaire kolonies (een ideetje van de tsaar zelf), waarbij soldaten en hun gezinnen in agrarische nederzettingen een slavenleven leidden.
Pestel begon, goed jacobijn als hij was, aan een verbijsterende carrière. Hij was hierin de consequente samenzweerder: terwijl er officieren waren die hun diepste onbehagen in het regime demonstreerden door zich lange tijd ziek te melden, of weg te lopen uit de dienst, verwierp Pestel deze vormen van protest als nutteloos defaitisme. Men moest immers in de hoogst mogelijke positie die men bereiken kon, bij stipte uitvoering van plicht en officie, proselieten maken voor de grote Russische omwenteling in gedachte en daad. En het maken van proselieten was de jeugdige krijgsman toevertrouwd, zo goed als de opbouw van een geheime organisatie. Dank zij
| |
| |
P.I. Pestel, in kolonelsuniform, omstreeks 1822
hem kreeg het Petersburgse complot een strengere vorm en een solider inhoud, werd pathetiek vervangen door pragmatisme, gevoelvolle verontwaardiging door beginselvastheid, al moet hier onmiddellijk aan worden toegevoegd dat deze strijd om het principe praktisch tot aan de dag van de revolte heeft bestaan. Nauwelijks gedoken in de Petersburgse Bond voor Welzijn (later Bond voor Redding geheten) en meedenkend aan een statuut, dat broodnodig was om
| |
| |
de revolutionaire sentimenten te kanaliseren, werd Pestel aangewezen als adjudant van veldmaarschalk Wittgenstein, opperbevelhebber van het Tweede Leger in het Zuidrussiche Toeltsjin. Pestel heeft daar van meet af aan zijn positie gebruikt met alle talenten die in hem waren: als kundig administrateur in het hoofdkwartier, en onder officieren en manschappen als organisator van een tweede geheim genootschap, dat allengs de Zuidelijke Bond zou heten.
Er moet van de begaafde jonge strateeg een invloed zijn uitgegaan, ook op ouderen en hogeren in rang, die verwondering baart. Pestel heeft het merkwaardige, koele charisma van mateloze ernst en intellectuele superioriteit waarvoor Russen in 't algemeen niet vallen, gevoelig als ze zijn voor het emotionele en dramatische in menselijke benaderingen. Pestel speelde het klaar om te overtuigen en mee te slepen, anders gezegd: een eigen autoriteit op te bouwen onder collega-officieren. Ofschoon hij onder zijn medestanders generaals telde, zodat hij na overplaatsing naar de staf zelfs met zijn complotgenoten mocht vergaderen in het huis van een welwillende commandeur, bleef hij toch de bewonderde, leidende genius van wat Ruslands eerste moderne revolutie worden zou.
| |
Bonaparte
Hoe vaak Pestel Toeltsjin heeft mogen verlaten om te overleggen met de makkers van de Noordelijke Bond valt niet meer na te gaan; hij moet van de hem beschermende superieuren heel wat keren illegaal verlof hebben gekregen. De geschiedenis vermeldt herhaalde door Pestel op touw gezette bijeenkomsten van de Petersburgers met de zuidelijke samenzweerders. Diepgaande verschillend in de visie op Ruslands toekomst scheidden de geesten nog op een geheime bijeenkomst in Moskou. De kern van de geschillen lag in de vraag naar de wenselijke staatsvorm -grondwettige monarchie, regentschap (van de tsarina, na uitschakeling van haar gemaal) dan wel de door Pestel onwrikbaar beleden idee van een republiek. Meer dan een jaar nadien was Pestel langdurig in Sint Petersburg; alle oude vragen kwamen opnieuw aan de orde. Met grote tegenzin van de gematigde (‘liberale’) elementen in de Bond, die bang waren voor Pestels jacobinisme, nam de meerderheid van de afgevaardigden toch Pestels republikeinse staatsidee over.
Dat er aan die idee consequenties vastzaten voor de toekomstige uitoefening van rechts- en eigendomsverhoudingen, bleek eigenlijk pas in de volgende jaren; de revolutie als reële mogelijkheid groeide langzaam in het bewustzijn van de deelnemers. Dat de radicale elementen, afgezien van enkele heethoofden, die alvast naar dolken en pistolen wilden grijpen om de tsaar te liquideren, de boventoon gingen voeren, werd versterkt door min of meer ernstige woelingen in het Russische leger, zowel in de buitengewesten als in de hoofdstad. Araktsjejev, die ook met de rang van generaal minister van oorlog was, kastijdde schuldigen en onschuldigen met onmenselijke straffen, wat nieuwe woede en ressentimenten onder de troep en bij het officierencorps wekte.
De ironie van het lot wilde dat Pavel Pestel, ziel en brein van de zuidelijke samenzwering, inmiddels weer een trede steeg op de ladder van de militaire hiërarchie. Hij werd benoemd tot bevelhebber van het garnizoen in de stad Vjatka - een berucht, schunnig en verwaarloosd garnizoen met onbekwame of onverschillige officieren en manschappen bij wie de krijgstucht tot het laagste niveau was afgezakt. Binnen de
| |
| |
tijd van een jaar had Pestel de onbruikbare officieren verwijderd en met behulp van enthousiaste lagere officieren het garnizoen tot een modeltroep omgevormd. Bij de eerstvolgende manoeuvres in het zuiden was de tsaar diep onder de indruk van de prestaties die het garnizoen van Vjatka leverde. Voor hem werd Pestel ‘een van zijn briljantste officieren’. Er volgde de bevordering tot kolonel; de generaalsepauletten leken van verre te glanzen. Op meer dan dat echter stevende Pestel aan op de beslissende slag tegen de alleenheerschappij. Het karakter van de Noordelijke Bond, die nog dieper in de illegaliteit had moeten duiken, veranderde. Hoge officieren zoals de broeders Moeravjev, oude adel, de vorsten Troebetzkoj en Dolgoroekov, invloedrijk als humane commandeurs die hun manschappen niet meer tuchtigden en ook buiten het leger wedijverden in filantropie, werden langzamerhand in de schaduw gesteld door de komst van een nieuwe voorman, de dichter Rylejev (Kondrati Fjodorovitsj). Als luitenant in de artillerie was hij diep in de provincie gestationeerd geweest. Ook hij was, als Pestel, volledig bevlogen door de denkbeelden van de Verlichting en de Franse Revolutie, wat hem er toe gedreven had de dienst te verlaten en zich in Sint Petersburg te vestigen. Hij verdiende er zijn brood als agent van de in Alaska gevestigde Russisch-Amerikaanse Handel-Maatschappij. Rylejev zag de zin van zijn voortbestaan vooral in een revolutionair patriottisme. De tijd dringt, zo is de boodschap van zijn krachtig stromende, geestdriftige verzen; het vaderland moet bevrijd worden van zijn inheemse verdrukkers en parasieten. Rylejevs huis werd een middelpunt van jonge, bovenal arme officieren; voor hen zouden de val van de tsaar en zijn hatelijke sycofanten een perspectief van democratische carrière zijn. Zij applaudisseerden bij zijn vurige aanklachten en die van zijn vrienden, kleinere, maar niet minder vurige poëten als Küchelbecher,
Bestoezjev en Odojevski. Uit deze gelederen recruteerde de Noordelijke Bond behalve Rylejev zelf een aantal deels militaire, deels civiele nieuwe leden.
Rylejev en Pestel ontmoetten elkaar op de geheime bijeenkomsten van de Bond. Zij bleken beiden te zweren bij een toekomstige Russische republiek, de opheffing van de lijfeigenschap en een grondige zuivering van kerk en staatsinstellingen. Toch waardeerden zij elkaar met enige terughoudendheid. Pestel, die Rylejev ongetwijfeld te romantischrebels vond, ging in zijn beoordeling uit van de noodzaak van revolutionaire eenheid onder de samenzweerders en zocht geen confrontatie. Rylejev, net als velen een beetje bang voor Pestel, meende in hem een ‘Bonaparte’ te bespeuren.
| |
Roeskaja pravda
Terwijl Rylejev het tsarisme verfoeide en luide liederen van opstand zong, werkte Pestel, strateeg en rationalist, aan een model voor een nieuw staatsbeleid dat hij zelf Roeskaja pravda noemde - Russisch recht, Russische orde, Russische waarheid. Hij schreef dit belangrijke stuk in vreedzame, maar wel principiële wedijver met het statuut van de Noordelijken en de voor propaganda bedoelde ‘dialoog’ van de vrijzinnige, maar niet radicale Nikita Moeravjev. Het geschrift (dat nooit voltooid zou worden) was inzet voor vele, ook verhitte discussies binnen het geheime genootschap, al is het vrijwel zeker dat de Zuidelijken, in wier midden Pestel zich bewoog, het met de jacobijnse strekking vrijwel volledig eens waren.
Voor Pestel kan het doel van staat of gemeenschap (begrippen die in zijn tijd nog dooreenliepen) niet anders zijn dan
| |
| |
welvaart voor allen. Het ‘maximale welzijn’ is een element van verlicht denken dat Pestel niet te verwerkelijken achtte zonder een sterk staatsbestuur. Het is God zelf (wonderlijk, de rationalist Pestel plotseling te zien als schermer met de bedoelingen van het Opperwezen), die ons de verplichting oplegt staat en medemens naar vermogen te dienen. Regeringen zijn er derhalve voor het volk; het beginsel van door en van het volk, ofschoon theoretisch aanvaard in het schetsen van parlementaire instellingen, is in Pestels staatsontwerp niet zonder ambivalentie. Een stelsel van verlichte wetten biedt de staatsburger niet alleen veiligheid en voorspoed maar is ook een school voor de democratie. (Men denke aan Lenins uitspraak dat de wetgeving zo eenvoudig moet zijn dat ook ‘een dienstmeisje’ de staat kan besturen.)
Alle tsaristische instellingen dienen grondig te worden hervormd. Na de omwenteling die de autocratie vernietigt, wordt er een voorlopige republikeinse regering gevormd, die ook een voorlopige revolutionaire dictatuur zou kunnen heten. Voor het ambt van zo'n hoogst verantwoordelijke revolutionaire dictator had Pestel ongetwijfeld zichzelf op het oog; hij heeft dat nooit met zoveel woorden uitgesproken. De lutheraan Pestel had van de menselijke natuur intuïtief geen hoge dunk. Welvaart en geluk voor miljoenen kan men slechts opbouwen onder strenge leiding van hen die het kunnen weten; in objectieve zin ook zonder dat er persoonlijk belang in de keuze van mensen en middelen overheerst.
De lijfeigenschap als Ruslands eeuwenoude schande moet onmiddellijk worden afgeschaft, tegelijk met de privileges van de adel, die ook belasting zal moeten betalen. Dat de gruwel van de militaire kolonies eveneens moet worden geliquideerd, ligt voor de hand. Het grondbezit, bron van diepgaande rechts- en gezagsmisvorming, wordt gespreid: elke Russische boer moet ‘grondbezitter’ zijn, in elk geval zoveel van de bodem in eigendom hebben dat een gezin van vijf personen ervan kan bestaan. Pestel wilde niet rechtstreeks aan persoonlijke rijkdom raken. Bezit was hem (als voor Robespierre) zelfs heilig en onaantastbaar; het mag alleen nooit tot voorrechten leiden. Buitenlanders zouden volgens Pestel in Rusland geen onroerend goed mogen bezitten. Voor de wet zou er slechts één categorie van personen bestaan: staatsburgers. Op z'n vijftiende jaar zou de jonge Rus dat staatsburgerschap verkrijgen. Stamverschillen tussen Oekraïners en Balten, Grootrussen en Finnen zouden moeten worden uitgewist in die zin dat er slechts één Russische natie zou zijn. Er waren uitzonderingen: de Polen zouden hun eigen soevereine republiek ontvangen, de Joden - voor zover niet gedoopt - moeten ergens in Centraal-Azië worden gekoloniseerd. Men wordt herinnerd aan de stichting van het Autonome Joodse gebied Birobidzjan door de Sovjets, waarheen men overigens niet gedwongen hoefde te ‘emigreren’.
Pestel achtte het bestaan van privégenootschappen schadelijk en daarom moesten zij worden uitgesloten; de openbaarheid en het staatsleven vangt de burgers voldoende op, zoals de kinderen en jonge mensen worden opgevangen door overal verrijzende staatsscholen (al ruimt Pestel in zijn ontwerp toch ook plaats in voor de vorming van de jeugd in en door het gezin). De Orthodoxe Kerk wordt staatskerk en daarmee onderworpen aan het toezicht van de politiek; kerken die banden onderhouden met autoriteiten buiten Rusland (Pestel doelt op het rooms-katholicisme en het Vaticaan) moeten die banden verbreken.
| |
| |
Streng is Pestel ten aanzien van wat hij als sociale vergrijpen beschouwt: misdaad en staatsondermijning. Voor de eerste wenst hij een slagvaardige politiemacht, voor de tweede een efficiënte veiligheidsdienst, al wil hij die niet prominent, maar ‘op de achtergrond’ van het maatschappelijk gebeuren laten opereren. Arrestaties mogen uitsluitend plaatsvinden op juridische gronden. Een curiosum van Pestels pravda: met voorbijgaand van Sint Petersburg en Moskou wil hij Nizni-Novgorod aan de Volga tot nieuwe hoofdstad verheffen... nadat het is herdoopt tot Vladimir, dit ter ere van de eerste christenvorst op Russische grond!
Pestel dicteerde zijn Roeskaja pravda aan de jonge, aan hem verknochte luitenant M.P. Bestoezjev-Rjoemin in het Tsjernigov-regiment van het Tweede Leger, waarvan een andere trouwe aanhanger, Sergej Moeravjev-Apostol, commandant was. Het dictaat over nieuwe rechtsbedeling is onafgemaakt gebleven. De opstand en het drama van december 1825 in Sint Petersburg kwamen tussenbeide en braken Pestels levenslijn.
| |
De veertiende december
In het najaar van 1825 vertoefde Pestel opnieuw in de hoofdstad om schikkingen te treffen voor de gecombineerde staatsgreep: zowel Rylejev als hij achtten de tijd van delibereren nu wel afgerond, de dagen van de daad noodzakelijk. Toch waren er kennelijk haperingen, botsende opinies; het ietwat onvoorziene feit deed zich voor dat Pestel last kreeg van mismoedigheid. Hij zou zelfs verklaard hebben dat hij er veel voor voelde een audiëntie aan te vragen bij de tsaar, deze berouwvol het hele complot op te biechten en hem tegelijk te vragen zichzelf aan het hoofd van de zo begeerde staatshervorming te plaatsten(ï). Een andere uitspraak uit deze periode van twijfel aan de hele revolutionaire onderneming luidt: ‘Ik geloof dat ik mij laat opnemen in de Orthodoxe Kerk; als dat gebeurd is, ga ik in het klooster.’ Het doet in zekere zin goed vast te stellen dat Pestel ook het menselijke in de vorm van weifeling en/of moeheid, niet vreemd was.
Er was tenslotte met de Petersburgers bepaald dat de twee vleugels van het complot in de zomer van 1826 bij de manoeuvres zouden toeslaan, en wel om te beginnen door het gevangennemen van de tsaar, zijn afzetting en het uitroepen van de republiek.
Inmiddels gebeurde er iets dat de historie de vaart van een schietstroom gaf. Tsaar Alexander en zijn gemalin verbleven in Taganrog aan de warme Zwarte Zee, toen de heerser aller Russen, 48 jaar oud, aan koliek overleed. Het nieuws van het sterfgeval op 19 november (deze en volgende data in oude stijl) bereikte Sint Petersburg pas op de 27e. Het veroorzaakte zowel in hofkringen als onder de samenzweerders de grootste verwarring. Hoge beambten organiseerden inderhaast de eed van trouw aan grootvorst Konstantin, de oudste broer van Alexander, zonder te weten dat Konstantin al een paar jaar voordien afstand had gedaan van de troonsopvolging; hij zat als onderkoning van Polen behaaglijk in Warschau, getrouwd met een Pools gravinnetje. De Petersburgse Bond, geconfronteerd met het vooruitzicht dat broer numero twee, de koude en rigoureuze Nikolaj tsaar zal worden, besluit zijn actie te vervroegen.
De complicaties verveelvoudigden zich. De nieuwe tsaar weet van de samenzwering, en de samenzweerders weten dat hij het weet. Pestel heeft al vernomen dat een onderofficier bij de ulanen, Ivan Sherwood (Sjervoed) en een kapitein Majboroda in Vjatka, spionnen van Araktsjejev, hem hebben verraden. Hij
| |
| |
heeft inderijl het handschrift van zijn Roeskaja pravda begraven en zich naar Sint Petersburg begeven. Daar wordt hij door veiligheidstroepen herkend en gearresteerd. Zijn gevangenneming is een ramp: alleen hij zou, zo is achteraf wel duidelijk, de insurrectie tot een goed einde hebben kunnen brengen, koelbloedig en doortastend als hij is. De Sint Petersburgers werpen zich met weergaloos fatalisme in de strijd. ‘Wij zullen sterven, o hoe glorieus zullen wij sterven!’ dicht Rylejevs vriend, de vaandrig Odojevski. Men benoemt inderhaast een nieuwe ‘dictator’ in Pestels plaats, vorst Troebetzkoj. Maar op de ochtend van de veertiende december, als de officieren van het complot hun manschappen bevel geven het Senaatsplein te bezetten, is Troebetzkoj nergens te vinden. Angst heeft hem gegrepen: hij dwaalt een dag lang vertwijfeld door de achterbuurten van Sint Petersburg en laat zich niet zien. De officieren die op hun post blijven, zijn zelf zenuwachtig; een aantal van hen vergeet de manschappen hun ochtendrantsoen te laten uitdelen...
Wat zal het motief zijn, de leuze waaronder de revolte plaats grijpt? De samenzweerders, met hun troepen op het reusachtige, dun besneeuwde plein achter het Senaatsgebouw aangeland, weten geen betere dan ‘leve de Constitutie!’ Bij de eenvoudige soldaten, waarvan er 'n 3000 in slagorde zijn aangetreden, rijst de vraag: ‘Wie is Konstitoetsija?’, waarop ook het antwoord volgt: ‘De vrouw van grootvorst Konstantin!’ De troepen staan en staan, de officieren weten het vervolg niet, zij hopen op hulp van sympathiserende garde-officieren, die echter uitblijft. Hier en daar schitteren commandeurs
Opstand van de Dekabristen, 14 december 1825. Naar een tekening van C. Kollmann (na 1830)
| |
| |
door afwezigheid; daar nemen jonge luitenants en adjudanten het bevel over; zij worden ook gehoorzaamd. De mariniers rukken uit: zij sluiten zich bij de opstand aan, maar zij hebben slechts één officier, lid van de Bond. Het Finland-regiment komt niet uit de kazerne, al beweegt de samenzweerder luitenant Obolenski hemel en aarde om hen tot deelname te bewegen. Er wordt een grove fout gemaakt die nooit zou zijn begaan als Pestel hier het bevel had gevoerd: het komt in niemands hoofd op om het Winterpaleis, de Admiraliteit, de Senaat en andere strategische punten te bezetten. De troepen ‘staan’ en staan alleen maar. De nieuwe tsaar Nikolaj krijgt alle kans loyale troepen - drie maal zo groot in aantal als de insurgenten - naar het Senaatsplein te sturen en de toegangen af te grendelen. Hij probeert eerst met het zenden van bemiddelaars de revolteurs te bewegen terug te keren in de kazernes. De gouverneur van Sint Petersburg, Miloradovitsj, nadert te paard; hij wil met de opstandelingen spreken. Hij wordt door de heethoofd Kachovski met enkele pistoolschoten gedood; zijn paard rent weg met de dode dwars over het zadel. De metropoliet van Sint Petersburg komt in zijn koets aangereden om tot verzoening te manen: de officieren bij wie hij belandt, raden hem snel te verdwijnen voor hij het lot van Miloradovitsj deelt. De jongste broer van de tsaar, grootvorst Michael, tracht te bemiddelen; hij ontkomt op het nippertje aan de dood. De tsaar zelf, die zijn gezin in veiligheid heeft gebracht, rijdt tussen de rebellen (hij siddert inwendig, maar weet zichzelf in de hand te houden). Op hem, met zijn fraaie, kille kop (een mannelijke Medusa) durft niemand te schieten. Het is drie, vier uur in de namiddag. Een grote kring van omstanders rondom het plein kijkt toe, tot de loyale troepen hen verspreiden. Alleen vanaf de steigers van de in aanbouw zijnde Izaaks-kathedraal smijten werklieden stenen en stukken hout naar de loyale soldaten.
Duisternis valt. Een beslissing wordt gebiedend. Tsaar Nikolaj laat cavalerie komen en een charge uitvoeren. De opstandelingen wijken niet. Er is maar één uitweg: kanonnen. Artillerie rolt aan. Er wordt een laatste waarschuwing gegeven. Dan brullen de vuurmonden.
Het is een debâcle in optima forma. In de rijen van de rebellen vallen zeventig, tachtig man, waaronder dertien doden. De anderen vluchten. Loyale troepen slepen de doden van het plein en duwen ze onder het ijs van de Neva. Diezelfde avond nog begint de jacht op de gevluchten, in de eerste plaats op de officieren van het complot. De jacht gaat ook de volgende dagen verder. De cellen van de Peter-en-Paulsvesting vullen zich. De tragedie van de eerste moderne Russische revolutie is ten einde.
| |
Geen geïsoleerd incident
De gevangen Dekabristen werden door de tsaar in zijn rol van inquisiteur maandenlang ondervraagd en beoordeeld - met een afwisseling van slinksheid en wreedaardigheid. Pleidooien ten gunste van de opstandelingen - ze waren vaak nog zo jong, ze waren van adellijke families - werden door Nikolaj afgewimpeld: er moest gestraft worden! Pestel, voor Alexander ‘een van mijn meest briljante officieren’, was voor Nikolaj I ‘een booswicht, wiens boosheid door een dierlijk voorkomen’(!) werd bevestigd... Tijdens het langdurig onderzoek heeft Pestel het complot volledig uit de doeken gedaan, zijn motieven verklaard, zijn gedragslijn toegelicht. Volgens sommigen zou hij ‘gebroken’ zijn geweest; volgens de mij bekende memoires van de Dekabristen bewaarde hij zijn ‘vastheid van geest’.
| |
| |
De Zuidelijke Bond, vooral geconcentreerd in het Tsjernigov- regiment, waarbij hij nauwe verbindingen had met Poolse revolutionairen, durfde een herhaling van de december-coup aan. Onder leiding van Moeravjev-Apostel en de jeugdige Bestoezjev-Rjoemin begonnen de samenzweerders in januari 1826 met de mars op Kiev. Zij ondergingen door de hand van regeringstroepen en hun kanonnen eenzelfde lot als hun noordelijke broeders.
Pestel, Kachovski (die Miloradovitsj had neergeknald), Rylejev (die nog op de dag van de veertiende december door de stad was gegaan om aanhangers te werven voor de insurrectie), Moeravjev-Apostel en Bestoezjev-Rjoemin werden ter dood veroordeeld en op 13 juli 1826 gehangen. Behalve Bestoezjev-Rjoemin, die zich woest verzette, ondergingen zij hun dood stoïcijns. De rest van de gearresteerde officieren werd naar Siberië verbannen, waar velen van hen later door hun weergaloos dappere vrouwen werden gevolgd. De gemene man werd gruwelijk gestraft: spitsroeden lopen, zweepslagen, dwangarbeid, verplaatsing naar de Kaukasus, waar zij in de strijd tegen de bergvolken of door epidemieën omkwamen.
Het gebeuren op het Senaatsplein lijkt een geïsoleerd incident. Niets is minder waar. Afgezien van het feit dat gedurende een aantal jaren de idee van een democratische omwenteling de leger-elite had doordrongen, blijkt uit de na 1825 gevoerde processen dat de samenzwering breed werd gesteund en met sympathie beschouwd door zeventien generaals, honderdvijftien stafofficieren en driehondervijftien lagere officieren. Het was Pestels armee. Hij blijft, in de plejade van revolutionaire voorvechters, de ‘morgenster’ van de nu volgende Russische vrijheidsstrijd. Hij is vaak vergeleken met Lenin, maar hij valt mijns inziens eerder te vergelijken met Trotzki -erudiet, staatsfilosoof en meer dan begaafd strateeg. Laten wij echter niet vergeten dat Pestel aan Trotzki voorafging.
Pestels biografie leert ons, ondanks het vaak bewezen tegendeel, dat legers en inzonderheid een officierencorps, niet van nature een repressieve werking behoeven te hebben. In een toekomstige samenleving zou het kunnen zijn dat technologisch hoog geschoolde militaire kaders, partij kiezend voor de volkskrachten, bij niet vermijdbare revoluties een bevrijdende functie kunnen uitoefenen.
| |
| |
|
|