Biografie Bulletin. Jaargang 3
(1993)– [tijdschrift] Biografie Bulletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
Maria Dermoût
| |
[pagina 3]
| |
De Ogen van Maria Dermoût
| |
[pagina 4]
| |
Maria Dermoût heeft geleden in Nederland, na de terugkeer uit Indië van haar en haar man Joop Dermoût in de jaren dertig. Naast mij op mijn werktafel ligt een van de smartelijkste documenten die ik ken, haar handgeschreven dagboek, mij welwillend afgestaan door haar familie. Het handschrift is klein, sierlijk. Ze had de neiging om woorden en zinnen dicht opeen te schrijven. Bovendien voegde ze in de smalle, onbeschreven marges van de bladspiegel allerlei opmerkingen en zelfcorrecties toe. Per dag kan ik nauwelijks meer dan vier, vijf bladzijden van de kleine honderd uittypen. Ze schreef het in de jaren vijftig, ze was toen eind zestig, voor haar vriend van haar laatste levenstijd, Aldert Brouwer. Een koele, onbereikbare man. Het doet eenvoudigweg pijn haar dag na dag zo te zien lijden onder onzekerheid, onder angst voor afwijzing. Ze schreef uit gedichten (Yeats, Marsman, Auden, Bloem, Vasalis) de treffendste en somberste regels over. Waar in een gedicht sprake is van een ‘hij’ die naar een ‘zij’ verlangt, draait zij de persoonlijke voornaamwoorden om: in het dagboek is een ‘zij’ aan het woord die naar begrip en gehoor van een man verlangt. De eerste veertig bladzijden van het dagboek zijn een aaneenrijging van citaten. Later bevat het meer eigen gedachten en belevenissen. We leren de schrijfster eruit kennen als een door afscheid geobsedeerde. Afscheid is een sleutelbegrip in haar werk: telkens nemen kinderen en volwassenen afscheid, staande aan de reling van een schip. Zijzelf moest al vroeg afscheid leren nemen. Maria Dermoût heeft eens aan haar dochter Ettie Kist verteld dat ze op haar elfde bij een dominee in Haarlem in de kost werd gedaan. Na haar naar de Spaarnestad gebracht te hebben, keerden haar ouders terug naar Indië. Maria stond dan in de serre van het huis aan de Leidsevaart. Ze keek uit op de spoorlijn. Ze zag de rook van de locomotief van de trein waarin haar ouders verdwenen. Een citaat uit haar dagboek:
[Is] er ergens in ons ieder diep diep weg Angst -? voor wat? er is veel droevigs, moeilijks (het stomme oud worden) helemaal de stomme pijn in 't leven (niet in de betekenis van - ja, dom, dat toch ook niet, alsof 't zonder betekenis en umsonst ware? - daar is weer zo'n woord) gemis, verbittering, dood, and some despair - werkelijk despair [...].
En verderop:
Waarom zou ik anders beter of wijzer zijn dan elk gewoone mens? Afscheid nemen doet domweg pijn.
Elke zinswending uit het dagboek is meteen vintage Maria Dermoût. Net als in haar literaire werk plaatst ze gedachten in nevenschikkende zinnen naast elkaar. Maar elke gedachte roept ook weer een tegengedachte op. Er ontstaat langzaam het portret van een vrouw die zichzelf dwong haar eenzaamheid te dragen en die zichzelf als het ware fnuikte, intoomde, in haar hunkering naar kameraadschap. Wat verborg ze, wat moet ik lezen in haar ogen, hoe ‘onconventioneel’ was zij? In Geheim dagboek 1973-1975Ga naar eind2 schrijft Hans Warren op een beslissend moment van zijn leven: ‘Het is een eigenaardige situatie: zover te komen dat je in staat zou zijn alles te verlaten en je in het ongewisse te storten. Maria Dermoût kende het ook, ik heb er met haar over gesproken. Nimmer heb ik een ouder mens zo hartstochtelijk en medogenloos die stap horen verdedigen. Alles in de steek laten, zelfs je kinderen. Zij heeft het ernstig overwogen, voor Aldert Brouwer, maar het uiteindelijk niet | |
[pagina 5]
| |
gedaan. Want ze vreesde dat ook het andere modderen zou worden: het verleden, de voorbije tijd met alles wat daarin groeide en vergroeide is niet weg te branden.’ Pijnlijke, ware woorden. Voor de familie is het onaangenaam een onthulling van deze strekking onder ogen te moeten zien. Anderzijds verklaart het veel over de thematiek van haar werk. Wat moet zij zich bij voorbeeld door de literaire kritiek onbegrepen hebben gevoeld, wanneer ze alsmaar werd geprezen om haar ingetogen, gevoelvolle beschrijvingen van dat heerlijke oude Indië! Zag dan niemand hoe snerpend van ingehouden woede die scène uit Nog pas gisteren is, waarin een racistisch uitgevallen dokter een zweep over zijn gezicht gestriemd krijgt? Probleem alleen is dat de ogen van de jeugdige Maria Dermoût nog niet gezien hebben wat de latere Maria Dermoût heeft doorstaan. Ze debuteerde immers pas op veel latere leeftijd. Of moeten we geloof hechten aan de Engelse uitspraak The end was implicit in the beginning? In elk geval is de mengeling van melancholie en wilskracht die uit haar portret spreekt kenmerkend. Het lijkt ook wel of haar ogen niet de tastbare realiteit zien, maar iets anders, een wereld die erachter verborgen ligt. Over haar is wel gezegd dat ze ‘wist’, een ‘weten’ dat verder reikte dan de alledaagse weetjes van hoe een huishouden te bestieren. Haar nalatenschap is verspreid over Nederland. In het Letterkundig Museum, in Arnhem in het archief van haar eerste biograaf Johan van der Woude, bij haar familie, in het bezit van Rob Nieuwenhuys. Ver weg in Indonesië zijn de plaatsen waar ze woonde te bezoeken. In de loop van de tijd zal het allemaal hier ergens onder de kap van het oude huis waarin ik woon terecht moeten komen: gekopieerd, overgeschreven, uitgewerkt, bestudeerd, gefotografeerd. Een mooie, vreemde gedachte. Uit alle windstreken moet ik de fragmenten halen die tezamen haar beeld vormen. Rob Nieuwenhuys heeft me voorgedaan hoe zij liep, met slepende tred, rechtop, vloeiend, de beweging van de armen als vanzelfsprekend voortkomend uit de bewegingen van haar heupen. Indisch heet dat. Als ze op bezoek ging, nam ze altijd een doosje chocola mee. Ook dat is Indisch. Indisch is ook het wrede in haar werk, het veelvuldig voorkomen van dood en geweld als een tweeëenheid, want zo leerden de taoïsten in wie ze zich verdiepte. Ik heb haar nooit gekend. Wel haar stem gehoord, op een 45-toerenplaatje. Met kloppend hart liet ik de naald van de pick-up zakken. Ze leest veel sneller voor dan ik had verwacht. Ze scheert als het ware over de woorden heen, ze zegt niet ‘taal’ maar ‘tale’. Ze raakt de woorden aan om ze daarna weer met rust te laten, want er gaat zoveel dreiging onder die woorden schuil dat ze er niet te lang bij mag stilstaan. ‘Angst’ en ‘Despair’: daarover gaat haar werk. Daaroverheen ligt een waas van melancholie, om het altijddurende afscheid dat het leven is. |