prof. dr. J.C.H. Blom, dr. M.J.H. (Maaike) Meijer en prof. dr. mr. C.J.M. Schuyt. Men kan nadere inlichtingen inwinnen bij de secretaris: dr. G. van der Ham, secretaris biografieënprojekt Prins Bernhard Fonds, Herengracht 476, postbus 19750, 1000 GT Amsterdam, tel. 020-6230951.
Welk ‘soort schrijver’ bij welk ‘soort boek’?
De schets wekt een indruk van soberheid en duidelijkheid: wie zich met een werkplan tot de secretaris wendt, weet wat voor soort biografie verwacht wordt. Het fonds zet ogenschijnlijk een royale prijs op de taak die het formuleert, maar de vraag is of er honden zijn die willen en kúnnen toehappen.
Het ‘soort boek’ bevalt ons wel. Met name het scheppen van een beeld, het typeren en karakteriseren van een bepaald persoon en werk is eigen aan elke goede biografie. Zo zou de Nederlandse biografie er op den duur inderdaad kunnen uitzien en we zijn blij dat het Prins Bernhard Fonds nu maar eens de buidel op tafel gooit: wie durft? Of nu elke biografie in dienst gesteld moet worden van periodebeschrijving is een doel dat vooral de historicus als wezenlijk zal zien. Er zijn echter méér soorten biografie die wij belangrijk vinden, en voor de psycho-biografie bijvoorbeeld prevaleren andere doelstellingen dan bij te dragen aan periodebeschrijving. Ons dunkt bovendien, dat het ‘soort schrijver’ dat het Fonds bij het ‘soort boek’ zoekt, nauwelijks te vinden is. Zet een wetenschapper aan een monografie, zeker onder de condities waaronder hedentendage literatuur-, cultuur- of geschiedwetenschap wordt bedreven, en hij zal zich binnen de kortste keren genoodzaakt zien zijn onderwerp steeds meer in te perken, wil de omvang van zijn werk acceptabel blijven. Zeker jonge wetenschappers, zelfs als ze zeer veel beloven, zijn niet opgeleid in de generale greep.
Het schrijven van dit ‘soort boek’ waarin ‘het scheppen van een beeld, het typeren en karakteriseren van een bepaald persoon en zijn werk’ van veel meer belang is dan ‘het weergeven van zoveel mogelijk feitelijke gegevens’ vraagt o.i. een grotere ervaring, domweg ook levenservaring, dan waarover de jonge wetenschapper doorgaans beschikt. Het Fondsbestuur heeft dat ook wel begrepen en haast zich een voorkeur uit te spreken voor auteurs die al een boek op hun naam hebben staan. Een boek? Of een biografie? Dat is allerminst hetzelfde. Laten we het houden op ‘een biografie’.
Als men kijkt wie dat hebben, zal het bestuur toch geconfronteerd worden met de effekten van de laatste kwalificatie van het ‘soort schrijver’: je hoeft niet binnen de schets te passen. Jan Fontijn en Frédéric Bastet en Hella Haasse mogen ook, als ze willen. Alleen zijn die weer niet jong en werkloos. Wie nagaat hoe de tot nu toe geschreven biografieën, bijvoorbeeld in de sfeer van de letterkunde, zijn ontvangen -kijk naar de reacties op Brandenburgs Romein-Verschoor, Hazeus Achterberg, Fontijns Van Eeden of Van der Plas' Gezelle - en zich realiseert hoeveel er, bij deze ervaren letterkundigen, omtrent het beeld dat zij met hun biografieën opriepen, ter discussie werd gesteld, moet iets vrezen. Dit namelijk, dat het bestuur van het Prins Bernhard Fonds, de ton subsidie per projekt ten spijt, de inzet en het talent, nodig om een biografie te schrijven van het ‘soort boek’ dat het bestuur bedoelt, schromelijk onderschat. In twee jaar? In drie jaar deeltijd? Zo werkt dat niet, vrezen wij. Het bestuur van de Werkgroep Biografie is op zichzelf verheugd over elk initiatief