publicatie aanstaande is. En wat hij ook niet kon uitwissen was de sterke indruk die hij bij sommige vrienden, bekenden en andere tijdgenoten had achtergelaten. Al bij zijn leven figureerde hij als romanfiguur in maar liefst vier romans, De ondergang van het dorp, van P.H. van Moerkerken, Maalstroom van Henriette Mooy, De vader en de zoon van Louis Saalborn en Les évasions d'Olivier Trickmansholm van Michel Seuphor, en ook nog in een dwaas detectiveverhaal in Het gulden meisjesboek.
Na zijn dood, met het stijgen van zijn roem, hebben verscheidene personen die hem in verschillende fasen van zijn leven goed hebben gekend, hun herinneringen op schrift gesteld, onder andere Nelly van Doesburg, de Amerikaanse schilderes Charmion von Wiegand en de muziekcriticus Paul Sanders. Veruit de mooiste herinneringen zijn mijns inziens die van M. van Domselaer-Middelkoop, de weduwe van de componist Van Domselaer. Zij deelden in de jaren 1915-1916 een huis in Laren met Mondriaan. Vooral over die periode doet zij verslag, in een mooie combinatie van anecdotes en belangrijke informatie over zijn werk en zijn denkbeelden. Ook vertelt zij over een bezoek dat zij hem in het begin van de jaren twintig in Parijs bracht. Hij had daar toen al zijn atelier ingericht op de manier die van foto's bekend is, als een model van vergeestelijkte schoonheid. De pin-ups die hij in zijn slaapkamer aan de wand had geprikt, zo verklaarde hij met een verlegen lachje, dienden ‘om objectief te blijven’.
Verspreid in de literatuur zijn meer gegevens van biografische aard terug te vinden, evenals in de publicaties van afzonderlijke correspondenties die al hebben plaatsgevonden. Een van de aardigste is die met zijn broer Carel, enkele jaren geleden gepubliceerd door Els Hoek. Daarin getuigt Mondriaan onder andere van zijn grote bewondering voor Walt Disneys film Sneeuwwitje, en gebruikt hij figuren en gebeurtenissen uit de film om zijn situatie in zijn nieuwe woonplaats Londen te schetsen.
* * *
Op basis van de gegevens die in de bestaande literatuur te vinden zijn (veel eigen onderzoek is er niet aan te pas gekomen) heeft in 1987 de journalist Coos Versteeg zowaar een biografie van Mondriaan het licht doen zien: Mondriaan, een leven in maat en ritme. Uit een advertentie van de Staatsuitgeverij voor het boek lees ik u voor: ‘Wat weet u eigenlijk van de kunstenaar Piet Mondriaan? Wist u dat hij van dansen hield? Van lekker eten? En van uitdagende vrouwen? Mondriaan, een leven in maat en ritme rekent af met de mythe van de eenzame zonderling, met een zeer vrome en strenge levenswandel. Dit vlot geschreven boek toont de mens achter een wereldberoemd kunstenaar.’
Dat is redelijk representatief voor de aard en de toon van het boek. Het is dan ook neergesabeld in de kritiek. Niet geheel ten onrechte, het is inderdaad een wat triviaal boek, maar die kritiek zegt ook wel iets over de wijze waarop in de wereld van de beeldende kunst het verschijnsel biografie wordt bekeken, waar ik het eerder over had. Volgens de critici bevatte het boek allerlei dat van geen enkele relevantie is voor het begrip van het werk van Mondriaan. Daaraan werd het boek dus afgemeten, niet aan wat een goede biografie is.
Het is in dit verband ook typerend te noemen dat het boek van de bekende historicus Peter Gay, Art and Act. On Causes in History (1976), in de kunsthistorische literatuur over Mondriaan categorisch is doodgezwegen. In dat boek geeft hij aan de hand van de casus