Uit menslievendheid zoude ik barbaar kunnen worden. Reizen in Azië van J.G. Haafner, Q.M.R. VerHuell, J. Olivier en P.P. Roorda van Eysinga tussen 1770 en 1830. Red: Greetje Heemskerk, Jaap de Moor, Murk Salverda en Paul van der Velde. Schrijversprentenboek 32. 's-Gravenhage, Nederlandse Letterkundig Museum en Documentatiecentrum. Amsterdam, L.J. Veen, 1992. Prijs: f 35,-.
‘Hebt gij nooit van den hongersnood van Bengalen gehoord? weet gij niet dat de Engelschen dezen hongersnood veroorzaakten, om zich in haast te kunnen verrijken? dat zij ten dien einde drie millioenen onschuldige menschen lieten doodhongeren, ja, letterlijk, doodhongeren!
Gij schrikt - en zegt, het is onmogelijk!
Helaas! het is maar al te waar.’
Deze regels werden geschreven door Jacob Haafner, die op het eind van de achttiende eeuw reizen naar India en Ceylon maakte. Rond Haafner en drie andere historische schrijver-reizigers heeft het Letterkundig Museum een tentoonstelling georganiseerd, die van 14 maart tot 1 juni in Den Haag te zien was.
Haafner (1755-1809) werkte vanaf 1773 op de Coromandelkust (India) als schrijver op het hoofdkantoor van de Indische Compagnie. In 1797 trad hij voor het eerst als schrijver naar buiten. In zijn geschriften getuigt hij van een uiterst kritische en antikoloniale visie.
De tekenaar Maurits VerHuell (1787-1860) verbleef van 1816 tot 1819 in Nederlands Oost-Indië. Tijdens zijn reis maakte hij vele tekeningen en later publiceerde hij zijn ervaringen onder de titel Herinneringen van een reis naar de Oost Indiën (1835-1836). De Utrechtse journalistenzoon Johannes Olivier (1789-1858) was jarenlang ambtenaar in onder meer Batavia en Palembang en later hoofdonderwijzer. Hij publiceerde veel over Nederlands-Indië en gaf van 1834 tot 1837 een eigen tijdschrift uit: De Oosterling.
De belangstelling van P.P. Roorda van Eysinga (1796-1856) richtte zich vooral op de verschillende talen in Indië. Kennis van de taal zag hij als hèt middel om de verstandhouding met de inheemse bevolking te verbeteren en de kwaliteit van het Nederlandse bestuur te verhogen. Terug in Nederland pleitte hij voor onderwijs in de talen van de Archipel, vooral het Maleis. Ook Roorda van Eysinga publiceerde over Nederlands-Indië.
De vier verlichte schrijvers staan centraal in het Schrijversprentenboek Uit menslievendheid zoude ik barbaar kunnen worden.
Het is een mooi kijk- en leesboek, dat veel biografische gegevens betreffende het viertal biedt. Verder bevat het een karakteristiek van het reisverhaal tussen Verlichting en Romantiek en een bloemlezing uit het werk van de vier behandelde auteurs. Het boek is niet alleen ‘rijkelijk’, maar vooral weloverwogen geïllustreerd. De in zwart-wit opgenomen aquarellen en ingekleurde gravures hebben wel wat aan charme ingeboet, maar verder is dit 32e Schrijversprentenboek een prachtige informatiebron over vier vrij onbekende Nederlandse schrijvende reizigers.
Tevens verscheen het eerste deel van een herdruk van Haafners reisverhalen, met een biografische inleiding van J.A. de Moor en Paul van der Velde: De werken van Jacob Haafner I. Walburg Pers, Zutphen, 1992. Prijs: f 69,50
G.V.