Het Bilderdijk-Museum. Jaargang 29
(2012)– [tijdschrift] Bilderdijk-Museum, Het– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 35]
| |
In memoriam Pim van OostrumOp 23 oktober 2011 overleed na een ziekte dr. W.R.D. van Oostrum op 68 jarige leeftijd. Pim van Oostrum is negen jaar bestuurslid van Het Bilderdijk-Museum geweest en trad vele malen op tijdens de lezingenmiddagen. Tijdens de themamiddag ‘Leven met Bilderdijk’ op de jaarvergadering van 2005 bleek haar kennis over het leven en werk van Katharina Schweickhardt, met name over de periode van verliefdheid en het verlaten van het ouderlijk huis.Ga naar eind1. De lezingenmiddag op 20 juni 2008, ter gelegenheid van de presentatie van het boek Vreemde kostgangers bij het 100-jarig jubileum van Vereniging Het Bilderdijk-Museum wist zij als dagvoorzitter in goede banen te leiden, en dat wil wat zeggen als je Martin Ros als gast hebt.Ga naar eind2. Haar laatste lezing was op de middag gewijd aan Rhijnvis Feith in 2009 toen Pim sprak over Feith en de vrouwen.Ga naar eind3. Dit onderwerp vroeg al lang om een behandeling, omdat Feith bekend stond als een ‘Vrouwenman’, iemand die de smaak en het oordeel van vrouwen hogelijk waardeerde. Pim reconstrueerde zijn ‘vrouwenclique’ en laat alle kandidaten voor de mysterieuze ‘Mevrouwe***’ (Sophie) uit de opdracht van Julia de revue passeren. Deze lezing was karakteristiek voor de persoon van Pim: grondig in biografisch zoekwerk, feministisch in uitgangspunten en niet bang haar nek uit te steken voor een mogelijk controversiële stellingname. Pim van Oostrums bemoeienis met Bilderdijk en Schweickhardt stamt uit de tijd dat ze zich bezighield met haar proefschrift over Juliana de Lannoy, die Bilderdijk onder haar kennissen en bewonderaars rekende.Ga naar eind4. In haar leven kende Pim voor zover bekend twee passies, namelijk de studie van de achttiende eeuw en het feminisme, en de wijze waarop zij deze beide verschijnselen was toegedaan tekent haar hartstochtelijke aard. De achttiende eeuw boeide haar al vroeg in haar studententijd in de zestiger en zeventiger jaren, toen zij wetenschappelijk debuteerde met een artikel over Sara Burgerhart en in datzelfde jaar over drukken van Julia (van Feith). Beide artikelen werden gepubliceerd in het tijdschrift Spektator, waarvan ze zelf vanaf de oprichting in 1971/1972 redactielid was, en beide artikelen laten haar kennen als een onderzoeker die op de hoogte was met de toen in de belangstelling staande methode, te weten de structuuranalyse, en met het bibliografische handwerk, waarmee iedere serieuze student begint.Ga naar eind5. Maar Pim van Oostum was ook bijna vanaf het eerste uur betrokken bij de actiegroep Man Vrouw Maatschappij (mvm) van Joke Smit en Hedy d'Ancona, waarvan Pim samen met Binky Berger de geschiedenis geboekstaafd heeft in 1983 en 1988.Ga naar eind6. In vele adviescommissies en projectgroepen heeft zij deze zaak gediend en het tekent haar vasthoudendheid, dat zij haar volledige mvm-archief bij haar dood kon overdragen. Na werkzame jaren aan o.a. de Nederlandsche Onderwijs Televisie (not) waarin ze traditionele sekserollen in taal aan de orde stelde keerde ze in de jaren '90 terug naar haar andere passie, de studie van de achttiende eeuw. In 1999 promoveerde ze bij Riet Schenkeveld-van der Dussen op: Juliana Cornelia de Lannoy (1738-1782): ambitieus, vrijmoedig en gevat. Zij portretteerde De Lannoy overtuigend als een schrijfster die vooroordelen laat voor wat ze zijn en vast van plan is haar literaire ambities te volgen en zich als treurspeldichteres te profileren. In 2001 verzorgde zij een teksteditie van gedichten van De Lannoy en schreef nog een tiental artikelen over haar.Ga naar eind7. Verder schreef zij onder andere over vrouwen in dichtgenootschappen,Ga naar eind8. over religieuze tolerantie,Ga naar eind9. en leverde vele bijdragen voor het Digitaal Vrouwenlexicon Nederland (dvn).Ga naar eind10. En niet te vergeten haar studies over Wolff en Deken, door Pim consequent Bekker en Deken genoemd. Een schoolvoorbeeld van een overzichtelijke vraagstelling met maximaal resultaat is bijvoorbeeld haar artikel over de uitlatingen van Bekker en Deken over elkaar. Haar verzameling uit de briefwisseling van alle opmerkingen die Bekker en Deken over elkaar maakten, leverde verrassende inzichten op over de relatie tussen beiden.Ga naar eind11. Wie Pim op haar best aan het werk wil zien, leze ‘Elisabeth Bekkers afscheidsbrief “Aan eene vriendin”, hoogzomer 1799’, opgenomen in de bundel Onbreekbare Burgerharten, waarin Pims invoelend vermogen goed tot z'n recht komt bij beantwoording van de vraag voor wie de afscheidsbrief bestemd kon zijn. Ze traceert aftastend alle mogelijke correspondenten, moet Coosje Busken op jaartallen verwerpen, maar vindt dat toch niet bevredigend. Met pakkende veronderstellingen als ‘wanneer het nu eens een brief voor een goede verstaander was?’, komt Coosje Busken weer in zicht en wordt de relatie tussen hun drieën helder neergezet.Ga naar eind12. In Pims nalatenschap bevond zich een nog onvoltooid groot artikel over Betje Bekker, getiteld ‘Passie als drijfkraag, het permanente verlangen van Elisabeth Bekker (1738-1804)’, dat hopelijk nog uitgegeven wordt.Ga naar eind13. In de herdenkende woorden over Pim van Oostrum op de jaarvergadering van 2012 memoreerde onze voorzitter dat Pim zich nog zeer had opgewonden over de brief van Rinus van Hattum over diegenen die de ‘benepenheid’ hadden de relatie van Bilderdijk en Katharina Wilhelmina Schweickhardt niet als een huwelijk te zien. Kernpunt van de kwestie is, volgens de ‘Repliek aan Rinus van Hattum’ van Anna de Haas en Dini Helmers, dat het respect voor feiten bij wetenschappers nooit mag ontbreken en dat bij weglating de verdenking rijst het gebrek aan juridische status van Bilderdijks verhouding met Schweickhardt te willen verdoezelen. Pims keuze voor de | |
[pagina 36]
| |
laatste versie zal niemand verbazen, maar belangrijker is, dat zij door deze kwestie als het ware in het harnas gestorven is: vrijmoedig en altijd strijdbaar.
Ellen Krol |
|