Het Bilderdijk-Museum. Jaargang 29
(2012)– [tijdschrift] Bilderdijk-Museum, Het– Auteursrechtelijk beschermd1812Ga naar voetnoot*Napoleon in MoskouToen 's Keizers wrevle wil, gewoon aan 't trotsch bedwingen,
Door heerschzucht aangespoord, dorst naar den zetel dingen
Van Ruslands groot gebied, niet wanend' dat zijn kracht,
Door Gods onzichtbre magt tot niet kon zijn gebragt;
Toen dacht zijn snoode ziel, gewoon aan zegepralen,
Zijn hoogst vermetele wensch, zoo duur, nooit te betalen.
O, Moscow, puik der steên, hoe grootsch boogt gij u neêr,
Heel 't menschdom stond verbaasd, en schonk u eeuwige eer!
In plaats van door gevlei, 's veroovraars hart te streelen,
En, bukkend voor zijn staal, in lage gunst te deelen,
Bewaardet gij uw wrok, diep zwijgend in de borst,
En eerde een dwingland niet, met zoo veel bloed bemorst;
Uw stroeve blik zag koel dien vijand in uw muren,
Maar, 't fel getergde hart moest eindloos veel verduren!
Het eischte een strenge wraak, die nimmer voorbeeld had,
Ter straf der dwinglandij, met schuldloos bloed bespat,
Een diepe stilte deed bij 's Keizers binnentrekken,
Hem, tot zijn dolle spijt, der burgren haat ontdekken,
Een haat die fel gesard, door plondring, roof en moord,
In 't woest ontstoken hart, verzacht werd noch gesmoord:
God zelf scheen in het eind zijn heerschzucht te bedwingen,
Die onregtvaardig, wreed, in land bij land dorst dringen,
Zijn wraak trof schriklijk fel; en Moscows overvloed,
Haar tempels rijk van praal, verteerden in den gloed,
Een gloed, die 't hart des beuls, hoe trotsch ook en vermetel,
Deed beven voor zijn val, deed siddren op zijn zetel!
Hij zag, in plaats van goud, de stad tot puin verkeerd,
En 't moedloos oorlogsvolk, door nood en brand verteerd;
Toen nam 't beleedigd volk, wat wap'nen slechts kon voeren,
Het wraakzwaard in de vuist, om 's Vijands trots te snoeren,
Gods almagt streed aan 't spits van Ruslands heldenvolk,
Een strenge wintervorst trof meer dan zwaard of dolk,
Zij schraagde d'onschuld trouw in 't strijden voor haar regten,
Een edle wraak ontgloeide in 't hart der wapenknechten.
Uw hoogmoed werd verteerd in Moscows fellen brand,
Ter straf van d'euvelmoed, doemwaardig dwingeland!
D.H. ten Kate van Loo, De Gardes d'Honneur. In vier zangen ('s-Gravenhage, Johannes Allart, 1815) 10-12. |
|