nigvuldigd moetende worden, rog- en tarwbouw in den grond boorden en door de duurte van 't brood, de Gemeenten tot de aardappelen veroordeelden, algemeen werden, is voor my de afstand der plaatsen aan de overzijde dier plasch en de moeilijkheid des overtochts geweldig vergroot. (BM F 13-9; Brieven IV 163-164)
Wie altijd al wilde weten hoe dat trekvaart- en -schuitwezen werkte, heeft nu een rijk en goed geïllustreerd boek, dat de aanleg en verdere geschiedenis van de trekvaart tussen Leiden en Haarlem behandelt, voorts iets vertelt over het passagiersgeld, de frequentie der schuiten en de beide ‘klassen’. Opgenomen verhalen van tijdgenoten brengen de materie tot leven. Niet vergeten zijn de natuur- en milieu-aspecten en de ecologische en toeristische facetten.
Eindredacteur Marca Bultink droeg zelf drie hoofstukken bij: over wonen en werken langs en over de toekomst van de trekvaart. Dat zij in ‘Wonen langs de trekvaart. Buurtschappen, buitenplaatsen en stadswijken’ op p. 72 stil staat bij de buitens van Johan Valckenaer en bij Bilderdijks verblijf aldaar, is te verwachten voor wie haar gedegen scriptie (1988) kent en haar artikelen (1987 en 1993) in de vierde en tiende jaargang van ons tijdschrift heeft gelezen.
Met het oog op de annotatie van Bilderdijks brieven van na 1806, komt het boek precies op tijd.
Marinus van Hattum