| |
| |
| |
‘Moet dit een album zijn?’
Bilderdijk en het album amicorum. Zijn bijdragen voor Gerrit Joan Meijer en Izaak Bilderdijk. De alba van Agatha Wilhelmina en Sibilla Dorothea BilderdijkGa naar eind1.
In mijn stukje van enige jaren geleden over Gerrit Joan Meijers album amicorum,Ga naar eind2. noemde ik Bilderdijks bijdrage tot nog toe onbekend. Beter had ik geschreven: in deze vorm nagenoeg onbekend. Reeds in 1856 immers had Tollens uit zijn verzameling van Bilderdijks onuitgegeven gedichten deze tekst voor publicatie beschikbaar gesteld,Ga naar eind3. en in 1885 was dezelfde tekst door Meijers schoonzoon R. Koopmans van Boekeren aan een medewerker van De leeswijzer meegedeeld.Ga naar eind4. De eerste strofe van de albumtekst konden we trouwens ook aantreffen in het gedicht ‘Op het albumblaadtjen van een geleerde’ (door Bilderdijk gepubliceerd in 1819Ga naar eind5.), waarvan de tweede strofe echter enige wezenlijke afwijkingen ten opzichte van de tekst in Meijers album (1812) bevat. Op de voorzijde van het albumblaadje is Bilderdijk er zeker van, dat het zijn naam zal verheffen. Maar verso volgt een bezwaar tegen de nieuwe mode van alba met losse blaadjes. De tweede strofe luidt in de versie van 1812:
Dan zacht! zoo'n blaadtjen? Neen, mijn Vrind,
Dat mocht verwaaien met den wind:
Daar is ter wareld toch niet lichter
Dan de onderschrijving van een' dichter.
ô Reik my, naar den ouden trant,
Een' vast in leêr gevatten' band;
Of, voeg met één der zwaarder namen
(Indien zy zich den bloed niet schamen)
Den mijnen op één blaadtjen samen,
En dan, verzeker 't voor den brand.
De in 1819 gedrukte versie (met jaartal 1812) telt vier regels meer, en is geheel uit rijmparen opgebouwd:
Dan hoe! - Dit blaadtjen, beste vrind,
Verwaait met d'allerminsten wind:
Daar is ter wareld toch niets lichters
Dan 't schrijven van de hand eens Dichters.
Neen, reik my, naar den ouden trant
Een vast in leêr gevatten band,
En door een koker met zijn deksel
Niet slechts voor stof en handbevleksel,
Maar ook voor wind en weder vrij:
Of - acht ge dit te goed voor my,
Voeg dan met een der zwaarder namen
Den mijnen op één blaadtjen samen:
Want anders blijf ik, arme worm,
in d'eersten, besten, najaarsstorm.
De afkeer van losse albumblaadjes is een terugkerend gegeven in de bijdragen die we van Bilderdijk kennen. Enerzijds hangt die samen met de oppervlakkige beuzelarij die het houden van een album in zijn ogen is. In 1781 had hij als afsluiting van bijdragen in zijn eigen album geschreven: ‘Genoeg gevleid, ja, al te veel!/ Den dwaas vermaak' dit laf gestreel;/ In God en waarheid is mijn lust:/ Bij dezen vindt de boezemrust.’Ga naar eind6. Een halve eeuw later en vijftig albumbijdragen verder (bijlage 1) is er in zijn visie niets veranderd: ‘Wat vordert gy mijn hand in dees uw vriendenbladeren?/ Hangt mijn gedachtnis aan dit strookjen wit papier?/ Of is één penneschrap by duizend op te gaderen/ Dees beuzelzieken tijd zoo'n overgroot pleizier?’Ga naar eind7. Dat de albumbezitter van de nieuwe tijd vaak al tevreden is met een heilwens of tenslotte met de enkele naam van de beroemdheid - ‘Geen blaadtjen, geef me een boek! een boek van duizend bladen.’ [...] ‘“Neen, (zegt ge), uw' naam alleen!”’Ga naar eind8. - ervaart de langademige dichter als kwetsend.
Maar er is meer: het losse-blaadjesalbum is in Bilderdijks ogen als het ware een symbool van het oppervlakkige, dat vriendschap en trouw is gaan kenmerken. Zonder het album te beschadigen, kan de eigenaar losse blaadjes van politiek of anderzins inopportuun geworden ex-‘vrienden’ verwijderen. Bilderdijks afkeer hiervan verwoordde hij in twee bijdragen, beide getiteld ‘Op een albumblaadjen’, gedateerd 1827 en gericht aan een onbekende, mogelijk fictieve ontvanger:
Als 't Jacobijnendom in Neêrland meester was
En trouw aan God en eed met vloek en hoon belaadde,
Lag eer, gezond verstand, en vriendentrouw in de asch,
En geen Oranje-naam in de Albums vond genade.
Ach, arme Bondels, fraai geschildpad en verguld,
Verscheurd moest ge en verbrand, geen deernis kon hier baten!
By Vrijheidszonen kon geen slavennaam geduld;
Gezuiverd moest het boek van alzulke onverlaten.
Toen bleek, dat vriendschap juist geen burchtslot was van steen,
Maar losgespannen tent, die m'inpakt naar genoegen;
En beter was 't, naar tijd en tijdsgelegenheên
Zijn vrienden by elkaâr of van elkaâr te voegen.
Zie daar Voorzichtigheid! men weet niet wat gebeurt;
Het losse blaadtjen wordt gants kostloos uitgeschoten;
En, zonder dat men 't boek beschadigt of verscheurt
Wordt vriend voor vriend erkend en wederom verstooten.
Wel nu dan! wilt ge ook my vereeren in dien rang,
Zie hier mijn naam gespeld. Maar - kort is 't menschlijk leven,
En mooglijk blijft die plaats my nog niet half zoo lang.
Moet dit een Album zijn? - Een bloot Sybillenblad
Dat, schoon het zeker geen orakelspreuk bevat,
Toch op den wind vervliegt, verband heeft noch betrekking!
Een vriendenrol was heel wat anders in mijn tijd;
En, onveranderbaar, die 't inhield, toegewijd,
Beschaamde 't wuften wind en laffe trouwbevlekking.
Maar 't zij zoo! By een stoet van vrienden, ras gemaakt,
Raakt mooglijk menig een, die 't beter waar verzaakt,
En Vriendschap dient zoo wel als Staatsvorm en Geweten
Nu brandend voorgestaan en dan weêr weggesmeten.
Ja deugd en waarheid-zelv' verandert naar 't belang;
En onverwrikbre trouw ware al te harde dwang.
Het gistren immers moet verwisslen met het heden;
Een thands ons dierbre naam en lieve vriendenhand
Moet morgen afgekeurd en met den voet vertreden,
En zonder schade of breuk aan d'overfraaien Band!
Ook heeft die 't blaadtjen vult zich menigte van namen
Waarby hy pronken zal in geenen deel te schamen,
| |
| |
Afb. 1.
Ook Bilderdijks jongere broer Izaak (1773-1851) legde - in 1803 - zo'n losbladig album aan,Ga naar eind11. maar Bilderdijks gedicht ‘Aan mijn' broeder, in zijne vriendenrol’ (1804) komt er niet in voor. Die tekst is trouwens weinig vriendschappelijk, eerder belerend en geheel in overeenstemming met de vele kritiek op zijn broer die we uit de brieven kennen:
Wat wenscht gy, op dit blad ten afscheid meê te dragen?
Een afdruk van mijn hart? een teeken van mijn hand?
Ach! 't een verdiende ik niet dat gy my af zoudt vragen:
Het ander is voor u een nutloos onderpand.
Waar afkomst, eer, en plicht, waar hart en inborst spreken,
Daar verg' men aan de pen geen borgtocht voor 't gemoed!
By andren voer' zy 't woord, waar eer en deugd ontbreken;
Wel bevat dit album een andere bijdrage door Bilderdijk: een tekening van een vliet met ophaalbrug en huisjes (afb. 1). Er onder staat: ‘C. Pronk ad vivum delin[eavit]. W. Bilderdyk fecit post J. Spaen.’ Nu voegde Cornelis Pronk (1691-1759) inderdaad steeds aan zijn tekeningen toe: ‘ad viv. del.’,Ga naar eind13. en bracht Jan Spaan (ca. 1742-1828) verreweg de meeste van Pronks tekeningen in gravure ten behoeve van het meerdelig prachtwerk Het Verheerlykt Nederland of Kabinet van Hedendaagsche Gezigten, maar van Bilderdijks voorbeeld waren zíj niet de auteurs. De dichter moet zijn albumbijdrage hebben getekend naar een gravure waarvan het onderschrift was afgeknipt, want anders had hij gezien dat zijn voorbeeld van andere kunstenaars was. Bilderdijk immers gaf zijn visie op ‘De Eembrug, Siende op Amersfoort’ (afb. 2), gesigneerd ‘I.d.B. del.’ en ‘H.S. f[ecit].’dus van Jan de Beijer (1703-1785) en Hendrik Spilman (1721-1784).Ga naar eind14. Indertijd had Bilderdijk een exemplaar bezeten, maar het was in 1797 geveild.Ga naar eind15.
De bijdragen in Izaaks album zijn in twee perioden te groeperen. De eerste loopt van 1803 tot 1807, eindigend in de aanloop naar de sluiting van zijn huwelijk, te Lingen 27 mei 1807, met Dorothea Christina Wilhelmina Remmert (Lingen 1783 - Amsterdam 1817), dochter van Johan Caspar Remmert en Dorothea Elisabeth Denerlich. De connectie met Duitsland kan zijn gelegd via zuster en zwager Wentholt-Bilderdijk. Na 1807 werd het album naar het schijnt enige jaren opgeborgen, tot
Afb. 2.
er met name tussen 1833 en 1839 weer gebruik van werd gemaakt. Inmiddels was Izaak op 27 oktober 1819 te Amsterdam hertrouwd met Adriana Louisa Gey (Venlo 1781 - Utrecht 1854), dochter van Adriaan Gey en L.F.J. von Pittius. Het album is als volgt samengesteld:
1. | Daniel Binnius Campen, Nederlands |
2. | Louis Wichers, Nederlands |
3. | twee ongesigneerde aquarellen (scheepjes) |
4. | W. Bilderdijk (broer), tekening in sepia (afb. 1) |
5. | C.W. Bilderdijk-Schweickhardt (schoonzuster), niet bewaard gebleven tekening |
6. | C.W. Texier, née Schweickhardt (nicht), tekening (mandje met vruchten) |
7. | Jaqs Rietveld Texier J[uris].U[trius].Dr (neef), Amsterdam 16 juli 1803, Frans |
8. | Daniel Jacob Chabanel, Amsterdam 17 november 1803, Frans |
9. | I.D. Wentholt geb: Bilderdijk (zuster), Dortmund 3 augustus 1804, Duits |
10. | Edouard de Charon de St Germain, 17 januari 1805, Duits |
11. | Q. de Flines, 20 januari 1805, Frans |
12. | H. de Vries Hag[ae]: Bat[avae]: I[uris]c[onsul]tus, Amsterdam 13 juni 1805, tekening (muziekboek en -instrumenten, bloemen), Frans |
13. | J.M. Wentholt (zwager), Lunen 26 augustus 1806, Duits |
14. | Ch: Remmert aus Lingen (a.s. schoonzuster), Wesel 2 september 1806, Duits |
15. | A.J. van der Burg J.U.Doctor, Emmerich 4 september 1806, Duits (tekst van Herder) |
16. | Carl Remmert (a.s. zwager), Lingen 25 mei 1807, Duits |
17. | Wilhelmine Remmert (a.s. schoonzuster), Lingen 26 mei 1807, Duits |
18. | R.H. Toussaint Juris Doctor, Lingen 26 mei 1807, Nederlands |
19. | F.W. Grootveldt, 5 juni 1812, Frans |
20. | J.M. van Beyma, Amsterdam 20 augustus 1820, Nederlands (‘Met dit weinige moogt gij geduurig onze spoedig gemaakte vriendschap herrinneren, waer mede ik mij bij U Neef Bilderdijk aanbeveele.’; motto: ‘It is meij ziszen naet to dwaen’)Ga naar eind16. |
| |
| |
Afb. 3.
21. | Jan-J.F. Wap, Breda 1 oktober 1833, Nederlands (‘In het Album van den Heer J. Bilderdijk, des grooten Dichters waardigen Broeder’: ‘Die ooit mijn kleinen naam zijne aandacht waardig keurt,/ Geef Bilderdijk den lof, wiens geest den mijnen boeide,/ Wiens vriendschap my de ziel in kennislust ontgloeide,/ En om wiens droef gemis nooit hart als 't mijne treurt.’) |
22. | W:C:A:M: Rietveld Texier (kind van nrs. 6-7), Amsterdam 18 december 1834, Frans |
23. | L. Schipper (zie ook album A.W. Bilderdijk nr. 7), Amsterdam 2 maart 1837, Nederlands |
24. | A.M.F.C. Bilderdyk (dochter), Utrecht 13 augustus 1837, borduurwerk |
25. | C. Geij (schoonzuster), 1838, borduurwerk |
26. | C.L.A. Geij (nicht van echtgenote), 1838, borduurwerk |
27. | Prediger Belmans [?] (zie ook album A.W. Bilderdijk nr. 8), Amsterdam 20 augustus 1839, Duits |
28. | S.D.E. Bilderdijk (dochter), 5 oktober 1839, tekening (bloemen) |
29. | C.W.M.C.C. Wyborgh (‘amie’), Nijmegen 30 augustus 1848, Wiener Kunstbillett, Frans |
Bijdrage 28 in Izaaks album was vervaardigd door zijn dochter Sibilla Dorothea Elisabeth Bilderdijk (19 mei 1809Ga naar eind17. - 1856), die, mogelijk in de aanloop naar haar 26ste verjaardag (zie bijdragen 6, 13 en 14), ook een album (BM G 46) had aangelegd.Ga naar eind18. De inhoud ervan is als volgt:
1. | Jan. Rom Kraijenhoff, tekening (huisje aan water) |
2. | W.C.A.M. Rietveld Texier (zie ook vorig album nr. 22), Frans |
3. | Visser, tekening (portret: afb. 3)Ga naar eind19. |
4. | Anna Maria Immerzeel, Amsterdam 15 mei 1835, Frans |
5. | Cornelia Immerzeel, Amsterdam 15 mei 1835, Nederlands |
6. | I. Bilderdijk (vader), 19 mei 1835, Nederlands |
7. | S.H.M. Kraijenhoff née Rom, L. Boenel [?], 15 februari 1836, Frans |
8. | C.A.J.R.T.G. Kraijenhoff (dochter van nr. 7), 1836, tekening (bloemen) |
9. | A.R. Willem BilderdijkGa naar eind20. (halfbroer), 1837, tekening (stadsgezicht: afb. 4, naar Schelfhout in de Muzenalmanak 1837: afb. 5), Frans |
10. | [A.R.W.] Bilderdyk (halfbroer), 1841, tekening (paar in schouwburgloge: afb. 6) |
11. | E.J. Mecima (oud-burgemeester, notaris te Vianen), juli 1842, Nederlands |
12. | R. Kraijenhoff, 8 april 1843, tekening (strand) |
13. | I. da Costa, 19 mei 1844, Nederlands (‘Leef, trouwe Elise! leef voor elke plicht, voor God!/ En Hy, wiens Vaderhand den loop stiert van ons lot,/ Sluit', by gezondheids schat en stille vreugd op aarde,/ De parel in Uw hart van eenig ware waarde!’) |
14. | L.W. Bilderdijk (neef), 19 mei 1849, Nederlands (bijlage 2) |
Ook het tweede kind uit Izaaks tweede huwelijk, Agatha Wilhelmina (5 november 1823 - 1903)Ga naar eind21. legde een album (BM G 45) aan,Ga naar eind22. waarschijnlijk niet ter gelegenheid van een verjaardag (zie nrs. 5-6 en 14), maar op 15 mei 1835, toen twee zusjes Immerzeel het album van haar oudere zuster bedachten (zie vorig album nrs. 4-5) en een derde zusje iets voor háár schreef (zie dit album nr. 4).Ga naar eind23. Het is als volgt gevuld:
1. | C.L.A. Gey (nicht van moeder), borduurwerk |
2. | C.W. Schweickhardt veuveGa naar eind24. Rietveld Texier (nicht van vader), Frans |
3. | Constance (‘amie’), tekening (bloemen) |
4. | Sophie Charlotte Immerzeel, Amsterdam 15 mei 1835, Frans |
5. | A.L. Bilderdijk-Geij (moeder), 5 november 1835, Nederlands |
6. | I. Bilderdijk (vader), Amsterdam 5 november 1836, Nederlands |
7. | L. Schipper (zie ook album Izaak Bilderdijk nr. 23), Amsterdam 2 maart 1837, Nederlands (bijgevoegd: identieke tekst op blaadje van 65 × 125 mm) |
8. | Prediger Belmans [?] (zie ook album Izaak Bilderdijk nr. 27), Amsterdam 20 augustus 1839, Duits |
9. | P.Js Huët, Amsterdam 26 juli 1841, Frans |
10. | L.L.B. Vaillant, Roermond 24 maart 1844, Frans |
11. | M.G.J. Vaillant née De Rechteren van Hemert (‘amie’), Roermond 24 maart 1844, Frans |
12. | L.W. Bilderdijk (neef), Venlo 15 december 1844, Nederlands (bijlage 3) |
13. | J[ohan Vriemoet] Drabbe, Hees bij Nijmegen 6 juni 1847, Nederlands (tekst van Relstab) |
14. | S.D.E. Bilderdijk (halfzuster), 5 november 1847, borduurwerk, Nederlands |
15. | C.D. Nieuwenhuizen (‘amie’), Nijmegen 12 oktober 1848, Frans |
16. | A.A.E.H. Ampt, Nijmegen 16 april 1851, Frans |
Bij dit album BM G 45 behoort nóg een document (bijlage 4), dat ooit, mogelijk wegens gelijk formaat, in album BM G 46 werd gearchiveerd. Het is een wilsbeschikking, opgesteld door Gilles de Meijer (1790-1867),
| |
| |
Afb. 4.
met wie Agatha Wilhelmina in 1854 was gehuwd. Erin genoemd zijn W.J. de Meijer, een zoon uit een eerder huwelijk, en hun beider kinderen Adriaan Lodewijk Rudolph Ga naar eind25. (zich noemende Bilderdijk de Meijer) en Agatha Wilhelmina Maria de Meijer. Ga naar eind26.
M. van Hattum
| |
Bijlagen
1. Bilderdijks bij leven gepubliceerde albumbijdragen, geselecteerd op het woord ‘vriendenrol’, ‘album’ of ‘stamboek’ in de titelGa naar eind27. (ongedateerde gedichten geplaatst naar jaartal van de bundel; na bundeltitel volgt verwijzing naar de Dichtwerken)
1777 |
L. van Santen; Nalez. I, 2; X, 213 |
|
F. Dobbrauski; Nalez. I, 3; X, 214 |
1779 |
een schilder; Mijn verl. 99-100; X, 218 |
|
J. de Stopelaar; Nalez. I, 8-9; X, 221 |
1781 |
R. van Spaan; Nalez. I, 10-11; X, 240 |
1782 |
J.H. de Lannoy; Nalez. I, 11-12; X, 256 |
|
J.W. Bussingh; Nalez. I, 12; X, 257 |
|
J.W. Bussingh; Nalez. I, 13; X, 257 |
|
J. de Kruijff; Nalez. I, 14; X, 258 |
|
J.H. van der Palm; Nalez. I, 15-16; X, 259 |
1783 |
J. Scharp (10 aug.); Nalez. I, 23; X, 277 |
1784 |
onbekend; Mengel. III, 132-133; X, 279 |
1786 |
onbekend; Nalez. I, 31; X, 303 |
1804 |
een Hollandse dame; Mengel. III, 130-131; X, 412 |
|
I. Bilderdijk; Nw mengel. II, 297; X, 418 |
1806 |
K.F.F. Pestel; Poëzij IV, 167; X, 456 |
1807 |
Th. van Kooten; Affod. II, 112-113; XI, 23-24 |
|
Jer. de Vries; Mengel. IV, 101-104; X, 469-470 |
1808 |
Jer. de Bosch; Najaarsbl. II, 76; XI, 40 |
|
M. Tydeman; Najaarsbl. II, 77; XI, 41 |
|
Jer. de Vries; Najaarsbl. II, 78; XI, 41 |
|
H.W. Tydeman; Najaarsbl. II, 79; XI, 42 |
Afb. 5.
1810 |
onbekend; Wit en rood I, 200; XI, 94 |
1812 |
Wilmet; Wit en rood I, 201; XI, 124-125 |
|
een jong meisje; Nw uitspr. 191; XI, 132 |
|
[G.-J. Meijer]; Nw dichtsch. II, 111-112; XI, 121 |
1813 |
Rh. Feith; Affod. II, 106; XI, 139 |
|
A. de Vries; Nalez. II, 48; XI, 140 |
1816 |
onbekend; Nw uitspr. 190; XI, 168 |
1818 |
H. Tollens; Nw dichtsch. II, 162; XI, 193 |
|
onbekend; Nalez. II, 103; XI, 199 |
|
Kemper; Nalez. II, 104; XI, 200 |
|
Blume; Krekelz. II, 178; XI, 202 |
1819 |
Abr. Faure J.z.; Krekelz. II, 177; XI, 213 |
|
J.F. Bodel Nyenhuis; Krekelz. II, 179; XI, 214 |
1820 |
Chr. de Haan; Sprokkel. 159; XI, 238 |
1821 |
onbekend; Krekelz. II, 167; XI, 268 |
|
G. Outhuys; Krekelz. II, 183-184; XI, 272 |
1822 |
De Weth; Nalez. II, 129; XI, 277 |
|
F.C.C. Tydeman; Krekelz. II, 180; XI, 319 |
|
P. Moens; Krekelz. III, 83-84; XI, 313 |
1823 |
W.A. Schimmelpenninck van der Oije; Rotsg. II, 128; XI, 356-357 |
1824 |
R.Fr. Groeninx van Zoelen; Rotsg. II, 96; XI, 364 |
1825 |
A. Andersen Feldborg; Oprak. 185; XI, 424 |
1826 |
R. van Olden; Nw verm. 159; XI, 450 |
|
Aletta...; Avondsch. 52; XI, 468 |
|
een zeeman; Avondsch. 63; XI, 470 |
1827 |
onbekend; Naklank 181-182; XIV, 263 |
|
onbekend; Avondsch. 34; XIV, 274 |
|
onbekend; Schemerschijn 137; XIV, 326 |
1828 |
[J. Pluim de Jaager]; Naklank 180; XI, 508 |
|
J.J.F. Wap; Nasprokk. 88; XI, 502 |
|
onbekend; Avondsch. 103; XII, 362 |
|
J. van Walré; Nw verm. 175; niet in DW |
|
een dichter; Nw verm. 189; XI, 499 |
| |
| |
Afb. 6.
|
onbekend; Nw verm. 195; XI, 501 |
|
onbekend (3 okt.); Keur Ned. Lett. 57; XI, 504 |
1829 |
A.W. Engelen (14 juli); Naspr. 130; XI, 514 |
|
onbekend; Ned. muzen-alm. 1838, 40; XI, 515 |
1830 |
H.P. Scholte (10 nov.); Nalez. II, 163; XI, 520 |
| |
2. Bijdrage door Lodewijk Willem Bilderdijk voor Sibilla Dorothea Elisabeth Bilderdijk, 19 mei 1849 (hs. BM G 46, nr. 14)
Heeft 't leven geen waarde;
't Ontvangt dit door 't uitzicht op 's Hemels genot,
Die eens voor ons stierf,
En thands voor ons leeft, en beschikt van ons lot.
Onstoorbre vreugd aan het einde onzer baan;
Vergoeding der blydschap zoo ras ons ontgaan.
Gedenkt men der wissling niet meer van den tyd;
Die ons ondersteund', en er van heeft bevrijd.
Zal leiden door 't leven, by vreugd of by smart;
Zyn gunst heeft getoond aan 't Hem zoekende hart.
Zoo worden U rampen en smarten gespaard;
Uw leven - een voorsmaak des hemels op aard!
| |
3. Bijdrage door Lodewijk Willem Bilderdijk voor Agatha
Wilhelmina Bilderdijk, 15 december 1844 (hs. BM G 45, nr. 12)
Als, in dit verblyf van tranen,
't Soms de wysheid Gods gehengt
U een effen pad te banen,
Dat het eind U nader brengt,
Zy dan, lieve Vreemdelinge!
U Gods woord ten pelgrimstaf.
Denk, schoon voorspoed U omringe,
Dat Gy zyt op reis naar 't graf.
En, mogt 't pad soms doornig worden,
Ook, de reistocht duurt niet lang;
Opgevoed voor hoger orden,
Word dit stof van lofgezang,
En belagt Gy de ydelheden
Met de tegenspoed der aard,
Die Uw harte hier beneden
Soms geboeid hield en bezwaard.
Doch... wat Toekomst U moog beiden,
Alles staat in 't naauwst verband,
En strekt om ons op te leiden
Voor het hemelsch vaderland.
Niet, om onzen voet te keeren
By 't bewandelen der baan,
Maar, om steeds op nieuw, te leeren,
In den g'loofsstryd pal te staan;
Jesus heel ons hart te geven.
O, dat zoo bedrieglyk hart,
Waar de uitgangen ten leven
Uit ontspruiten! Hoeveel smart
Kost het ons dat hart te hoeden
Om de hoop te kunnen voeden
Maar, is ééns den stryd gestreden
En de loopbaan wèl volbracht,
En des levens smart geleden
In Gods heilgenadekracht,
Is 't Geloof dan slechts behoûwen,
O, voor 's Heilands gloriethroon,
Wien we ons veilig toevertrouwen,
Wacht ons het genadeloon.
Laat die hoop de ziel dan sterken,
Alles zal HIJ meê doen werken
Tot Uws zielen zaligheid.
| |
4. Wilsbeschikking door Gilles de Meijer (hs. BM G 46)
Aan mijn' innig beminden jongsten Zoon Adriaan, Lodewijk, Rudolph de Meijer, op zijnen achtsten Geboortedag den 23 Januarij 1863. heb ik ondergeteekende - bij hartelijken wensch en bede voor zijn lang en gelukkig leven - de hierbijgevoegde Zilveren Eerepenning met het inschrift van mijn voor- en toenaam en de vermelding van het Jaartal 1805, waarin ik dien bij het Kunstgenootschap Hierdoor tot Hooger te Rotterdam tegen 15 oudere mededingers in de 4de Klasse voor eene teekening naar het pleisterhoofd Adonis behaalde - tot een blijvend aandenken geschonken, als eene belooning voor zijn betoonde vlijt en gemaakte vorderingen in de eerste Schoolwetenschap- | |
| |
pen en ter zijner aanmoediging om zich met gelijken ijver en lust verder op de beoefening van alle mogelijke Kunsten en Wetenschappen toeteleggen, ten einde zich ook daardoor, bij een allezins braaf gedrag, tot een nuttig en bruikbaar Lid der menschelijke Maatschappij te vormen; zijnde tevens mijn verlangen dat deze Gedenkpennning in het bezit zal blijven zijner geliefde Moeder - mijne Echtgenoote Agatha Wilhelmina Bilderdijk - tot aan zijne meerderjarigheid, en bij onverhoopt vroeger overlijden van HaarEdele of hij zelve en zijne jongere zuster Agatha Wilhelmina Maria de Meijer, dit gedenkstuk in mijne Familie zal verblijven en alsdan zal behooren aan mijn' oudsten Zoon Doctor W.J. de Meijer of bij vóóroverlijden of ontstentenis van dezen in dat geval aan eenen zijner in ouderdom opvolgende Broeders
van zijnen hem hartelijk liefhebbende vader
G. de Meijer
|
-
eind1.
- Met dank aan Philip Breuker, Robert-Jan te Rijdt en Burkhard Schwering.
-
eind2.
- M. van Hattum, ‘“ô Reik my, naar den ouden trant,/ Een' vast in leêr gevatten” band.’ Bilderdijks bijdrage in het album amicorum van Gerrit Joan Meijer, Het Bilderdijk-Museum 17 (2000), 10-13.
-
eind3.
-
Dichterlijk Album. Poëzij van Nederlandsche dichters dezer eeuw. Bijeenverzameld uit het nationaal pantheon door W.J. Hofdijk II (Haarlem 1856), 142-143.
-
eind4.
- ‘Bilderdijk herdacht’ (Haarlem 7.7.1885), gepubliceerd door Veni-Vidi in: De leeswijzer. Nieuws- en advertentieblad ter bevordering van kunst en letteren jg. 2 nr. 5 (15.7.1885), 66-67. De Nederlandse tekst en het Latijnse motto bevatten enige fouten.
-
eind5.
-
Nieuwe Dichtschakeering II (Rotterdam 1819), 111-112; DW XI, 121; net-hs. Koninklijke Akademie nr. 118, na 112.
-
eind6.
- ‘Quatrain tot afsluiting van Bilderdijks Album Amicorum’, Alg. Konst- en Letterbode april 1851, nr. 15; DW XII, 434.
-
eind7.
- In 1828 aan J. Pluim de Jaager; Naklank 180; DW XI, 508.
-
eind8.
- In 1808 aan Jer. de Vries; Najaarsbladen II, 78; DW XI, 41.
-
eind9.
-
Naklank 181-182; DW XIV, 263.
-
eind10.
-
Schemerschijn 137; DW XIV, 326.
-
eind11.
- Part. coll., 185 × 115 mm, goudbestempeld rood-lederen omslag, waarop aan voorzijde: ‘I: Bilderdijk’, aan achterzijde: ‘Semper idem/ 1803’.
-
eind12.
-
Nieuwe Mengelingen II, 297; DW X, 418.
-
eind13.
-
Pronk met pen en penseel. Cornelis Pronk (1691-1759) tekent Noord-Holland (tent. cat. Amsterdam 1997).
-
eind14.
-
Verheerlykt Nederland VIII (Amsterdam 1773), nr. 132. De tekening is afgebeeld in H. Romers, Achttiende-eeuwse gezichten van steden, dorpen en huizen naar het leven getekend door J. de Beijer II (Provincie Utrecht) (Alphen/Rijn 1994), nr. 396.
-
eind15.
- Veilingcat.-1797, 74/1274. Blijkens 24/530 van die catalogus is hij ook de bezitter geweest van ‘Agt stuks fraaije Gezichten der Stede Vlaardingen, na C. Pronk, door J. Philips’.
-
eind16.
- Julius Mathijs van Beyma (1781-1847). In een dankbrief voor een lening van f 100 (Amsterdam 24.2.1823; Tresoar/RAF, Leeuwarden, tg. 319, nr. 314) refereerde Izaak nog aan de bijdrage: ‘Waarlyk dit is in deze dagen boven verwachting - meer dan broederlyk! en de aloude Vriesche zinspreuk uwer geëerde familie, op het blaadje in myn album geplaatst, niet gelogenstraft, maar met er daad bevestigd.’ De betekenis van de zinspreuk is zoveel als: praatjes vullen geen gaatjes, letterlijk: het is met zeggen niet te doen.
-
eind17.
- Volgens GA Amsterdam, DTB 296/587 (Hersteld Luthers). Het Gedenkboek-1906, 37, noemt als geboortejaar abusievelijk 1811.
-
eind18.
- Hs. BM G 46; 93 × 138 mm, in doosje.
-
eind19.
- Misschien Harmanus Visser (1772-1843): P.A. Scheen, Lexicon der Nederlandse beeldende kunstenaars 1750-1950 II (Den Haag 1981), 517.
-
eind20.
- Zie voor zijn schilderwerk: Ton Geerts, Het Bilderdijk-Museum. Catalogus van kunstvoorwerpen (Leiden 1994), nr. 166.
-
eind21.
- Haar portret en schilderwerk: Geerts, a.w., nrs. 73 en 167-177.
-
eind22.
- Hs. BM G 45, 106 × 170 mm, in doosje.
-
eind23.
- De twee jongere zusjes waren geboren in 1817 en 1819, maar Sophie Charlotte al in 1806 (B.P.M. Dongelmans, Johannes Immerzeel Junior (1776-1841). Het bedrijf van een uitgeverboekhandelaar in de eerste helft van de negentiende eeuw (Amstelveen 1992), 33 en 26). In alle gevallen is er een aanzienlijk leeftijdsverschil tussen de houdsters van en de bijdraagsters tot de alba: S.D.E. Bilderdijk was zo'n tien jaar ouder, A.W. Bilderdijk zo'n zeventien jaar jonger dan de respectieve meisjes Immerzeel.
-
eind24.
- Sedert 5.2.1823: GA Amsterdam akte 1/175v.
-
eind25.
- Zijn portret in Geerts, a.w., nr. 74.
-
eind27.
- Gedichten als b.v. het blad voor Joost Halbertsma (4.11.1826; De Lapekoer 1834: Ph.H. Breuker, ‘De vriendschap tussen Bilderdijk en Halbertsma’, Het Bilderdijk-Museum 11 (1994), 1-14: 10) vallen dus buiten deze, ongetwijfeld voor uitbreiding vatbare, lijst.
|