Het Bilderdijk-Museum. Jaargang 16
(1999)– [tijdschrift] Bilderdijk-Museum, Het– Auteursrechtelijk beschermdEen nieuw collegedictaat van Bilderdijks Leidse privatissimumSinds kort bezit de universiteitsbibliotheek van de Universiteit van Amsterdam een collegedictaat van Bilderdijk, vervaardigd door een van de studenten die te Leiden het privatissimum over de geschiedenis des vaderlands bijwoonden. Zoals bekend is Bilderdijk rond zijn zestigste met deze colleges begonnen, tot consternatie van de Leidse Akademie, die de belangstelling van de jeugd voor zijn tegendraads en eigenzinnig onderwijs met argwaan gadesloeg. Het thans ontdekte en nog niet openbaar gemaakte handschrift - een geschenk van ds. J.A. Heldring uit Heemstede, bestemd voor de collectie van de Stichting Réveil Archief - is niet uniek. Het Bilderdijk-Museum bezat al een collegedictaat van J.T. Bodel Nijenhuis. Dit dictaat beslaat maar liefst zo'n 750 beschreven bladzijden in drie banden, en loopt vanaf het jaar 843 tot en met 1811. H.W. Tydeman beschouwde de aantekeningen van Bodel Nijenhuis als een bijzonder welkome aanvulling op de papieren die hij van Bilderdijk zelf had gekregen. Een nauwlettende en kundige toehoorder, oordeelde Tydeman. Hij maakte voor de uitgave van Bilderdijks Geschiedenis des Vaderlands zelfs gebruik van de notities van Bodel Nijenhuis over het feodale stelsel, omdat Bilderdijk over dit volgens Tydeman belangrijke onderwerp slechts een schematisch opstel had nagelaten.Ga naar eind1. Het onlangs gevonden dictaat in de Amsterdams universiteitsbibliotheek is minder omvangrijk dan dat van Bodel Nijenhuis. Het omvat één deel en loopt vanaf het jaar 848 tot en met 1555. Wat is het belang van de Amsterdamse vondst? Ten eerste bevat het de aantekeningen van een andere, minder bekende toehoorder. Jhr. mr. P.J. Elout van Soeterwoude, die zelf Bilderdijks privatissimum tussen oktober 1824 en april 1827 had gevolgd, noemt in zijn autobiografie vijf medeleerlingen: W.A. Schimmelpenninck van der Oye, R.F. Groeninx van Zoelen, W. Boreel van Hogelanden, R. Boreel en G. Dedel.Ga naar eind2. Het dictaat is afkomstig van de laatste; ik neem aan dat het hier gaat om Gerrit Dedel, telg uit een aanzienlijk Haags geslacht. Hij werd aan het begin van de eeuw geboren, volgde het onderwijs van Jacob Geel, studeerde vervolgens aan de Leidse Akademie, promoveerde op 19 juni 1826 tot doctor in de beide rechten (op een dissertatie ‘De coloniis’), werd benoemd tot conservator van het Archief der Vijf Capittelen te Utrecht, en moet rond 1834 zijn gestorven.Ga naar eind3. Veel meer over het korte leven van Gerrit Dedel weten we niet. Zijn aantekeningen - en dit is de tweede reden waarom het handschrift voor het Bilderdijk-onderzoek van belang is- stammen uit 1825. Die van Bodel Nijenhuis werden veel eerder geschreven, tussen september 1817 en juni 1818. Duidelijk is verder dat Dedel nauwgezet de lessen heeft gevolgd. Ook daarom is zijn exemplaar van belang. Zijn aantekeningen zijn nauwkeurig en goed leesbaar. Elke bladzijde is verdeeld in twee kolommen. De rechter kolom bevat de hoofdtekst, de linker bevat aantekeningen, literatuurverwijzingen en vooral woordafleidingen. Bovendien streefde Dedel volledigheid na. Tegen het einde van het dictaat heeft hij enkele bladzijden onbeschreven gelaten, vermoedelijk omdat hij een door hem gemiste les alsnog van een van zijn medeleerlingen wilde overschrijven. En ook zijn dictaat bevat uitgebreide notities over het leenstelsel. Het Bilderdijk-onderzoek wacht nog altijd op een grondige analyse van de Geschiedenis des Vaderlands. Degene die ooit die taak op zich neemt, zal ook de dictaten van Bodel Nijenhuis en Dedel moeten raadplegen. Het zou bijvoorbeeld aardig zijn te weten of er in Bilderdijks colleges ontwikkelingen hebben plaatsgevonden, of dat hij jaar in, jaar uit zijn leerlingen dezelfde kost voorschotelde. Uit beide dictaten blijkt in elk geval dat de opbouw van de colleges in 1817 en 1825 ongeveer dezelfde was. De leermeester begon met een korte inleiding op de geschiedwetenschap en ging vervolgens in op een aantal geografische, demografische en linguïstische bijzonderheden betreffende zijn onderwerp. Daarna besprak hij een aantal thema's, zoals de aard en de oorsprong van het keizerlijk gezag. Tenslotte gaf hij een chronologische uiteenzetting van de vaderlandse geschiedenis aan de hand van de Hollandse graven, beginnend bij Dirk II. Bilderdijk had tevens de gewoonte af en toe zijn mening nog eens te verduidelijken, of over een en ander uit te weiden. Zo bevat het dictaat van Dedel terloopse opmerkingen (zoals ‘De Schurk!’), maar ook een passage over de invloed van de wil op het lichaam. Ook de bekende uiteenzetting over de invloed van het gnosticisme op de Duitse verlichting treft men aan: ‘In D[uitsland] is een Dr. Ba[hr]d[t] in mynen tyd opgestaan, wiens schriften afgryslyk zyn. 't Was toen nog n[iet] dat ieder mogt schryven wat hy goed vond, m[aar] m[en] stelde nog belang in h[et] Christendom.’ En in de uitweiding over de gruwelen van de vrijmetselarij staat ergens de intrigerende notitie: ‘Kinker verdedigde h[et] ombrengen v[an] h[et] kind v[an] zyn hoer.’ Het zou de moeite lonen, het dictaat van Dedel en dat van Bodel Nijenhuis eens grondig uit te spitten.
Joris van Eijnatten |