Het Bilderdijk-Museum. Jaargang 13
(1996)– [tijdschrift] Bilderdijk-Museum, Het– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
De man op het vale paard draaft steeds voort Bilderdijk en het einde der tijdenGa naar voetnoot*Ga naar eind1.Dat Bilderdijk zich intensief bemoeid heeft met de ondermaanse bezigheden van de antichrist, behoort niemand te verbazen. Apocalyptische speculaties en visioenen waren tijdens zijn leven in de mode. In de ban van de grote politieke omwentelingen, kondigde menigeen tussen 1790 en 1830 het aanstaande einde der tijden aan. Gedreven geestelijken, nauwgezette exegeten, romantische denkers, hoogvliegende barden en charismatische profeten vervaardigden in deze jaren een schier eindeloze reeks traktaten, preken, pamfletten en gedichten over de Apocalyps. In Engeland, Duitsland en Frankrijk, maar ook in Nederland werd door dominee en dichter gespeculeerd over het getal van het beest, de terugkeer van de joden naar Palestina en de vestiging van het duizendjarig rijk, en werd het einde der tijden verwacht en geprofeteerd.Ga naar eind2. Voorzover bekend, heeft Bilderdijk zes volledige opstellen over het einde der tijden aan deze internationale stortvloed toegevoegd. Vijf ervan werden na zijn dood gepubliceerd door Isaac da Costa, het zesde berust als handschrift in de bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam.Ga naar eind3. In deze verhandelingen, grotendeels geschreven vóór 1813 en binnen ‘een klein gezelschap’ van ingewijden besproken,Ga naar eind4. heeft de auteur zijn ideeën uiteengezet over de aardse heerschappij van Christus (1), over het aardse rijk van Christus (2), over de afval van Christus (3), over de tekenen der tijden (4) en over de zeven laatste bazuinen en plagen (5). Maar er zijn natuurlijk ook de nodige gedichten waarin Bilderdijk deze materie aan de orde heeft gesteld. In het volgende bied ik een nadere beschouwing van Bilderdijks ideeën over het einde der tijden, zoals hij deze rond 1813-1815 in geschrift en gedicht heeft uiteengezet. Na deze periode heeft hij zijn denkbeelden hoogstens op bepaalde punten genuanceerd. Ik zal hieronder vooral de achtergrond en het karakter van zijn visie trachten te schetsen. Daartoe ga ik achtereenvolgens in op de bronnen waaruit hij zijn ideeën heeft geput, op de inhoud van zijn visie en op enkele ‘geschiedfilosofische’ trekken ervan. | |
De bronnen1. Contemporaine geschriften. Een eerste belangrijke bron is de Engelse apocalyptische traditie. We weten dat Bilderdijk deze tussen 1795 en 1797 in Londen van dichtbij heeft meegemaakt. Met name toonde hij belangstelling voor Richard Brothers (1757-1824), een met visioenen begiftigde ex-matroos die in maart 1795 door de Engelse autoriteiten op verdenking van hoogverraad | |
[pagina 2]
| |
werd gearresteerd. Weldra werd deze volksprofeet krankzinnig en ontoerekeningsvatbaar verklaard.Ga naar eind5. Toen de Nederlandse balling later in 1795 in Engeland terecht kwam, moet hij Brothers' apocalyptisch manifest A Revealed Knowledge of the Prophecies and Times (1794) hebben aangeschaft. Voor profeten, visioenen en astrologische voorspellingen was hij toen al geporteerd - met de ziener Emanuel Swedenborg bijvoorbeeld was hij reeds bekend. Bovendien herkende hij in het boek van Brothers de thema's die hem eerder hadden bezig gehouden, waaronder de vestiging van de aardse monarchie van Christus.Ga naar eind6. Dat Bilderdijk de geestelijk gestoorde Engelsman, die zichzelf uitriep tot de vice-messias der joden, serieus nam, is waarschijnlijk deels te wijten aan het feit dat ook een man van aanzien, namelijk de parlementariër en oriëntalist Nathaniel Brassey Halhed (1751-1830), een overtuigde aanhanger van Brothers was.Ga naar eind7. Bilderdijks interesse voor het einde der tijden reikt dus op zijn minst terug tot de jaren negentig van de achttiende eeuw.Ga naar eind8. Maar ook ná zijn Engelse periode bleef hij zich bemoeien met Engelstalige geschriften. Zo moet hij na 1806 - we weten niet precies wanneer - een boek van de orthodoxe predikant Gerard Stanley Faber (1773-1854) hebben gekend, getiteld Dissertations on the Prophecies that have now been fulfilled, or will hereafter be fulfilled [...].Ga naar eind9. Een door een onbekende vervaardigde vertaling van dit geschrift komt voor tussen de bilderdijkiana in de bibliotheekcatalogus van H.W. Tydeman, maar is helaas zoekgeraakt.Ga naar eind10. Het boek van Faber toont echter nauwelijks overeenkomsten met het werk van Bilderdijk, afgezien van een zekere belangstelling voor Perzië, die mogelijk verband houdt met de tien verloren stammen van Israël.Ga naar eind11. Naast de Engelse apocalyptische traditie vormt de Duitse een voor de hand liggende categorie bronnen. Gezien Bilderdijks theosofische interesses zou men enige verwantschap kunnen veronderstellen met de piëtistische theoloog J.A. Bengel (1687-1752), de wijsgeertheoloog F.C. Oetinger (1702-1782) en de schrijver J.H. Jung Stilling (1740-1807). Maar Bilderdijk laat zijn vriend H.W. Tydeman weten dat hij zelfs de eindtijdverklaring van Bengel niet kent. Naar eigen zeggen was hij evenmin op de hoogte van de uitlegging van Jung Stilling. Natuurlijk wist hij wel van het bestaan af van de spraakmakende Siegsgeschichte der christlichen Religion (1799, in 1805 gevolgd door een aanvulling),Ga naar eind12. maar hij ontving het boek pas in 1813 van Tydeman.Ga naar eind13. Wèl weten we dat Bilderdijk zich verwant voelde met de in 1807 overleden, lutherse theoloog Herman Daniël Hermes (geb. ± 1731). Ook deze verwantschap stamt mogelijk uit de jaren negentig van de achttiende eeuw. De jurist Bilderdijk had toen namelijk contacten met het Deutsche Christentumgesellschaft, een genootschap van orthodoxe lutheranen waarin Hermes actief was.Ga naar eind14. Over mogelijke informele contacten van de jongere Bilderdijk met dergelijke eschatologisch gedreven, religieuze bewegingen, weten we verder zo goed als niets.Ga naar eind15. Hermes was een rechtzinnig man, die als Pruisisch Oberkonsistorial- und Oberschulrath veel stof had doen opwaaien met zijn streven naar het herstel van de orthodoxie aan de universiteit van Halle. In 1805 publiceerde hij nog een aantal brieven over geloofskwesties, geschreven door J.-A. de Luc,Ga naar eind16. de destijds vermaarde natuurwetenschapper voor wie Bilderdijk zoveel bewondering koesterde. De studie van Hermes over de bijbelse profetieën, Versuch zweckmässiger Betrachtungen über diebiblischen Weissagungen uit 1801, vond Bilderdijk uitstekend.Ga naar eind17. In dit geschrift toont Hermes, die zijn werk opdroeg aan de Evangelische Broedergemeente (de Hernhutters), zich een kritische aanhanger van Bengel. Tevens prijst hij in de voorrede de theoloog M.F. Roos (1726/7-1803), een leerling van Bengel,Ga naar eind18. en de Siegsgeschichte van Jung Stilling. Veel heeft Bilderdijk niet aan Hermes ontleend. Hij vond het boek, dat hij verschillende malen gelezen had, vooral de moeite waard omdat het zo weinig verklaarde.Ga naar eind19. Inderdaad bespreekt Hermes uiterst nauwgezet de structuur van de Openbaring van Johannes, en heeft hij weinig te zeggen over de concrete vervulling van profetieën. Bilderdijk zal het werk beschouwd hebben als een goede inleiding tot een uiterst ingewikkeld bijbelboek. Bovendien maakte Hermes in zijn uitlegging van de profetieën verstandig gebruik van de exegetische stelregel die Bilderdijk ook bij de oriëntalist Halhed had aangetroffen. Men dient ‘a posteriori’ te werk te gaan, want ‘Gods wijsheid’, zoals Bilderdijk het zijn vriend Tydeman uitlegt, ‘heft den sluier der profecijen niet op dan stuksgewijs’. De ‘gebeurtenis moet de uitlegging zijn van de voorspelling of de allusie’, zodat we de voorzegging pas kunnen verklaren wanneer ze vervuld is.Ga naar eind20. Geen wonder dat zo'n 1.700 jaar geleden Johannes niet alles begrepen had wat hem op Patmos te zien werd gegeven. Bilderdijk daarentegen leeft aan het einde der tijden. Een paard met een slangestaart, weet hij, moet wel de moderne ‘rijdende artillerie’ zijn; en onder rook en sulfer kan men moeilijk iets anders verstaan dan ‘karabijn- en pistoolschoten’ (Open 9:17-19).Ga naar eind21. De Nederlandse apocalyptische traditie is eveneens vertegenwoordigd in Bilderdijks denken over het einde der tijden. De catalogus van 1832 vermeldt bijvoorbeeld | |
[pagina 3]
| |
een oratie uit 1696 van de coccejaan Johannes van der Waeyen (1639-1701), over de indeling van de heilsgeschiedenis in zeven tijdperken.Ga naar eind22. Belangrijker voor Bilderdijks eindtijdverwachting is de remonstrantse jurist Hugo de Groot. Zo beweert Bilderdijk dat de zeven horens van het beest (Open 13 en 17) beschouwd moeten worden als zeven Romeinse keizers. Deze bewering is stellig ingegeven door De Groots Commentatio ad loca quaedam N. Testamenti quae de Antichristo agunt, aut agere putantur (1640). Bilderdijk en Grotius zijn het ook eens over het feit dat Johannes zijn boek niet tijdens de regering van Domitianus had geschreven. Met De Groots stelling dat de Apocalyps grotendeels het Romeinse verleden beschrijft, en dat keizer Trajanus de Antichrist moet zijn geweest, stemt Bilderdijk echter niet in. De Groot had de voornaam van Trajanus, Ουλπιος, herleid tot het mysterieuze getal 666. Volgens Bilderdijk had Trajanus bij zijn komst tot de troon de naam Caesar Nerva Trajanus aangenomen, en daarmee verviel het argument van De Groot.Ga naar eind23. 2. Oudere geleerden. Tot zover de indeling van Bilderdijks bronnen naar nationale apocalyptische tradities. Interessanter is een chronologische en thematische indeling. Het is in de eerste plaats opvallend dat hij bijzondere belangstelling koestert - het voorbeeld van Grotius gaf dat al aan - voor geschriften uit de zestiende en de zeventiende eeuw. Quasi terloops merkt hij ergens op dat hij zijn twijfels heeft over de oprechtheid van de bekering van Constantijn de Grote tot het christendom. Waarop baseert hij die twijfel? Uit enkele handschriften blijkt dat Bilderdijk de zogenaamde Scaligerana heeft gelezen - een verzameling op- en aanmerkingen van de zestiende-eeuwse classicus en chronoloog Josephus Justus Scaliger (1540-1609). Welnu, deze beweerde dat de opportunist Constantijn evenzeer christen was geweest als hij, Scaliger, een Tartaar.Ga naar eind24. Doordat hij zijn bronnen niet noemt, pronkt Bilderdijk wel vaker met de veren van andere geleerden. Aan Tydeman schrijft hij in 1813 dat zijns inziens de Apocalyps niet oorspronkelijk in het Grieks is geschreven. Waarom denkt hij dat? Scaliger biedt wederom uitkomst: ‘L'Apocalypse’, had deze geopperd, ‘a esté escrite en Hebreu’.Ga naar eind25. Ook in de interpretatie van de vermaarde jezuïet Robertus Bellarminus (1542-1621) was Bilderdijk geïnteresseerd. Niet dat hij al diens opvattingen onderschreef. Maar de overtuiging dat de paus de Antichrist niet kon zijn, deelde hij met zowel De Groot als Bellarminus. De door Johannes genoemde 1.260 dagen werden in het protestantse kamp doorgaans geïnterpreteerd als een periode van even zoveel jaar. Evenals Bellarminus, vat Bilderdijk de 3½ jaar van Open 11:9 letterlijk op als de 1.260 dagen vlak vóór het einde einde van het nieuwtestamentische tijdperk.Ga naar eind26. Een derde overeenkomst tenslotte betreft de duur van het Romeinse rijk. De oudere protestantse interpreten hielden vrijwel unaniem de pauselijke kerk voor de kwaadaardige opvolger van het Romeinse rijk. Bellarminus en Bilderdijk betogen juist dat het Romeinse rijk buiten de rooms-katholieke kerk voortduurt, een opvatting die gedurende de zeventiende en de achttiende eeuw in katholieke kring vaker voorkwam.Ga naar eind27. Ongetwijfeld heeft Bilderdijk ook andere zestiendeen zeventiende-eeuwse bronnen gebruikt om zich een beeld van de heilsgeschiedenis te vormen. Hij heeft bijvoorbeeld de onder Franciscus Junius in 1594 verdedigde Theses theologicae gelezen, voorzover die over de Antichrist handelen.Ga naar eind28. 3. Drie thema's. Tenslotte een indeling van Bilderdijks bronnen naar thema. Een eerste categorie zijn de natuurfilosofische schrijvers. Men denke hierbij aan de natuurwetenschapper Christian Bonnet, wiens Palingénesie zoveel invloed heeft gehad op het eschatologische ideeëngoed van de late achttiende eeuw. Bilderdijk kende het werk goed.Ga naar eind29. Tot de natuurfilosofische groep behoort echter vooral de anglicaanse hofprediker van de stadhouder-koning Willem III, Thomas Burnet (± 1635-1715). In diens Sacred Theory of the Earth (1684-1690),Ga naar eind30. een vierdelige, tamelijk eccentrieke en niet altijd even rechtzinnige verhandeling over het ontstaan, het verval en de wederoprichting van de aarde (Bilderdijk kende het werk in zowel de Engelse als de Latijnse versie), zijn de twee laatste delen volledig gewijd aan de verbranding van de wereld en de daaropvolgende vestiging van de duizendjarige heerschappij van Christus. Nu wordt er in de apocalyps à la Bilderdijk van een algehele verbranding van de wereld vóór de komst van het duizendjarig rijk geen gewag gemaakt. Toch was de Nederlandse dichter geboeid door Burnets ingenieuze natuurfilosofische theorieën - ik kom hier nog op terug. In de grillige studie van Burnet trof Bilderdijk tevens een aantal wetenswaardigheden uit de joodse messiaanse traditie aan - het jodendom is een tweede thematische categorie. Uit een handschrift blijkt dat Bilderdijk via de Sacred Theory kennis heeft genomen van het zogenoemde dictum Eliae, een invloedrijke joodse opvatting van de bijbelse chronologie.Ga naar eind31. Elia Doctor Rabbinicum, zoals Burnet hem noemt, stelde dat de wereld zesduizend jaar zou bestaan: tweeduizend vóór de wet, twee onder de wet en twee onder de Messias. Het typeert de werkwijze van Bilderdijk dat hij deze joodse traditie in één van zijn verhandelingen vermeldt en de christelijke interpretatie ervan vervolgens blijkt te aanvaarden, maar nergens verwijzingen geeft of kritische kanttekeningen plaatst.Ga naar eind32. Overigens genoot het dictum Eliae grote bekendheid onder zestiende- en zeventiende-eeuwse interpreten van de Openbaring van Johannes, nadat zij het in de Babylonische Talmud hadden ontdekt; Bilderdijk wist dat Ph. Melanchthon (1497-1560) en J.H. Alstedius (1588-1638) er enthousiaste aanhangers van waren.Ga naar eind33. Onder de gereformeerde orthodoxie was het niet-schriftuurlijke dictum Eliae echter omstreden; Bilderdijk zelf kende de bezwaren van de Engelse puritein William Perkins.Ga naar eind34. Weer een geheel andere joodse bron zijn de Sibyllijnse profetieën, de Oracula Sibyllina, die deels berusten op de heidens-Romeinse geschriften van dezelfde naam. Uit enkele gedichten, geschreven in de jaren tussen 1787 en 1793, blijkt dat Bilderdijk de Sibyllijnse profetieën heeft gekend. Zijn in profetische poëzie beleden verwachting van de komst van een alleenheersende vredeskeizer - die volgens hem uit het huis van Oranje zou stammen - is vermoedelijk mede ontleend aan profetieën als de Tiburtina en de Pseudo-Methodus.Ga naar eind35. In 1809 openbaarde hij gelijksoortige ideeën in 's Konings komst tot den throon.Ga naar eind36. Enkele jaren later, in 1813, zou Tydeman opmerken dat volgens de traditie de Antichrist afkomstig moet zijn uit de stam van Dan. De bedoelde traditie is alweer een joodse, ditmaal het Testament der Twaalf Patriarchen, een pseudepigrafisch geschrift uit de tweede eeuw voor Christus.Ga naar eind37. In Burnets Sacred Theory worden enkele kerkvaders genoemd die het dictum Eliae, dat wil zeggen de chronologie van zesduizend jaar, hebben aanvaard, al dan niet | |
[pagina 4]
| |
met de toevoeging van een chiliastisch sabbatsrijk van duizend jaar. Bilderdijk zèlf noemt in zijn verhandeling alleen de ‘eerste christenen’,Ga naar eind38. maar uit het eerder genoemde handschrift blijkt dat hij in navolging van Burnet doelde op onder andere de Brief van Barnabas en de werken van Irenaeus, Lactantius en Cyprianus.Ga naar eind39. Dergelijke kerkvaders vormen weer een categorie van bronnen. Bilderdijk, zo blijkt uit de verwijzingen en citaten die hij her en der heeft rondgestrooid, was vóór 1815 nogal gesteld op Justinus Martyr (± 100-165) en Lactantius (± 250-330). Beide kerkvaders waren chiliasten. Aan beiden kan hij de gedachte ontleend hebben dat reeds in het Oude Testament een tweevoudige verschijning van Christus aangekondigd wordt: eerst in vernedering, in lijden en dood, en vervolgens in heerlijkheid, als heerser over het godsrijk.Ga naar eind40. Tot zover de bronnen van Bilderdijks denken over het einde der tijden. Uit het vervolg zal duidelijk worden dat de geschriften van antieke, joodse dan wel vroegmoderne geleerden voor hem van groter inhoudelijk belang zijn geweest dan de contemporaine apocalyptische tradities in Engeland, Duitsland en Nederland. | |
De inhoudBilderdijks visie op het einde der tijden hangt nauw samen met zijn interpretatie van de boeken Daniël en Openbaring van Johannes. Dit zijn ingewikkelde boeken, vol symboliek, geheimtaal en profetische beelden. De Apocalyps alleen al vermeldt zeven zegels, zeven bazuinen en zeven fiolen, het getal 666, de 1.260 dagen van vervolging, de 42 maanden, de drieëneenhalve tijd, en een eerste, tweede en derde wee. Omdat volgens de christelijke traditie het Nieuwe Testament de vervulling is van het Oude, hebben de christelijke apocalyptici (vooral in protestantse kring, maar sinds de napoleontische tijd ook in rooms-katholiekeGa naar eind41.) zowel het profetische boek Daniël als de Openbaring van Johannes beschouwd als een cryptisch commentaar op de wereldgeschiedenis. Zo ook Bilderdijk. In het volgende zet ik zijn visie op deze twee bijbelboeken uiteen: achtereenvolgens komen aan bod zijn interpretatie van de Apocalyps, zijn vier-rijkenleer en zijn ideeën over het keizerlijk gezag. 1. De Openbaring van Johannes. Bilderdijks interpretatie van de Openbaring is gebaseerd op de eerste vier zegels (Open 6:2-8). Deze geven zijns inziens de gehele nieuwtestamentische geschiedenis in symbolische vorm weer. De ‘geheele oeconomie van de Apocalypsis’, zo schrijft hij aan Tydeman, is afhankelijk van ‘de tijdverdeeling der 4 eerste zegelen’. De verbreking van deze zegels leidt in het visioen van Johannes tot de verschijning van vier paarden, achtereenvolgens een wit, een rood, een zwart en een vaal paard. Op het vierde, vale paard zit de dood, die achtervolgd wordt door de hel. Dit laatste paard, aldus Bilderdijk, draaft voort tot aan het einde van de geschiedenis. Het einde der tijden vangt dus aan wanneer het vierde zegel volledig vervuld is. Bovendien versnellen onder het vierde zegel de gebeurtenissen zich volgens een geometrische reeks, waardoor het einde der tijden steeds sneller nadert. Deze laatste gedachte komt overigens vaker voor in de christelijke literatuur; men treft haar bijvoorbeeld aan bij Bengel en Jung Stilling.Ga naar eind42. De vier zegels bevatten volgens Bilderdijk dus een symbolische samenvatting van de geschiedenis sinds de eerste aardse verschijning van Christus. Het eerste zegel verwijst naar de triomftocht van het christendom tussen de Opstanding en de vestiging van het kruis als rijksteken omstreeks het jaar 550. Het tweede zegel wijst op de verdeeldheid binnen het christendom tussen ongeveer 530 en 1020, een periode van ketterij en scheuring. Het derde zegel symboliseert de periode tot ongeveer 1500. In deze derde periode vallen de hoge en late Middeleeuwen, volgens Bilderdijk een tijd van achteloosheid en weelde. Tenslotte vertegenwoordigt het vale paard oftewel het vierde zegel de periode ná 1500, die gekenmerkt wordt door het algehele verval van de mensheid. Merkwaardig genoeg werd dit verval in het bijzonder teweeggebracht door de ontdekking van West- en Oost-Indië. Door de koloniale expansie deden niet alleen de oosterse specerijen hun verderfelijke invloed in Europa gelden, maar veroorzaakten ook de koepokken, de venerische kwaal, de sterke drank en de aardappel het verderf van Europa.Ga naar eind43. De beperking van het verloop van de nieuwtestamentische geschiedenis tot de eerste vier zegels is ongebruikelijk, maar niet uitzonderlijk;Ga naar eind44. merkwaardig is echter de chronologische verdeling van deze zegels. Elk zegel verwijst namelijk naar een periode van ongeveer 490 jaar. Hoe is hij tot deze verdeling gekomen? Ongetwijfeld heeft hij haar gebaseerd op Dan 9:24-27, waar de engel Gabriël vertelt over de zeventig weken die over het volk van Israël zijn bestemd. Naar aanleiding van andere oudtestamentische passages (bijv. Lev 25:8) werden de zeventig weken doorgaans opgevat als zeventig jaarweken, dat wil zeggen als 7 × 70 ofwel 490 jaar. Deze profetie van Daniël werd traditioneel beschouwd als een toespeling op de periode tussen de tweede tempelbouw en de dood van Christus, hoewel de Statenvertaling ook andere variaties toelaat.Ga naar eind45. Bilderdijk heeft de uitgebreide verklaring van de predikant-dichter Rutger Schutte (1708-1784) gelezen, de Verhandeling over de zeventig weken van Jerusalems herbouwing en eene week van deszelfs verwoesting (1776-1779). Hierin wordt de traditionele interpretatie verdedigd.Ga naar eind46. Het interessante nu is dat Bilderdijk dezelfde tijdsindeling heeft geprojecteerd op de periode ná de dood en opstanding van Christus. Dat hij precies vier perioden van elk 490 jaar onderscheidt, heeft te maken met de eerste vier zegels, die hij zo belangrijk vindt, of wellicht met de vier dieren van Open 4 en 5, waarvan er bij het verbreken van een zegel telkens één uitroept: ‘Kom en zie’.Ga naar eind47. Zo komt hij tot een periode van 4 × 490, dat wil zeggen 1.960 jaar. Omdat hij echter het dictum Eliae aanvaardt, weet hij dat het Nieuwe Testament in totaal 2.000 jaar moet duren. Welnu, de eerste 40 jaar behelzen het leven van Christus, zodat het einde der tijden omstreeks het jaar 2.000 (40 + 1.960) moet plaatsvinden. Onder het vierde zegel raakt zoals gezegd de tijd in een stroomversnelling. Juist omstreeks 1813 doen zich meer en meer tekenen der tijden voor. Deze tekenen zijn vervat in het zevende zegel, waarvan Bilderdijk alweer een unieke interpretatie geeft. Met het verbreken van dit zegel verschijnen zeven engelen, die vervolgens op zeven bazuinen blazen (Open 8-11). Bilderdijk, die het waarschijnlijk acht dat de bazuinen overeenkomen met de zeven fiolen van Open 16, interpreteert de visionaire beelden als toespelingen op een reeks kosmologische en politiek-militaire fenomenen. Het merendeel hiervan heeft zich reeds geopenbaard.Ga naar eind48. De eerste bazuin bijvoorbeeld kondigt de geleidelijke vernietiging van de vege- | |
[pagina 5]
| |
tatie aan, een gevolg van veranderingen in de atmosfeer. Inderdaad constateert Bilderdijk dat de vruchtbare streken die eertijds Groenland en IJsland sierden, zijn verdwenen, en dat de poolcirkel thans met ijs is overdekt.Ga naar eind49. Ook de tweede, derde en vierde bazuinen kondigen allerlei natuurverschijnselen aan, die zich hier en daar reeds manifesteren.Ga naar eind50. Het is niet moeilijk om in deze kosmologische bespiegelingen de leerling van Thomas Burnet te herkennen. Evenals de cartesiaanse theoloog, laat Bilderdijk de hand van God nagenoeg opgaan in natuurlijke wetmatigheden. Waarschijnlijk heeft hij inspiratie gezocht in boek III, hoofdstuk xi van de Sacred Theory: ‘An Account of those extraordinary Phaenomena and Wonders in nature, that, according to Scripture, will precede the coming of Christ, and the Conflagration of the World.’ De vijfde bazuin, waarop eveneens reeds geblazen is, voorspelt een enorme toevloed van duivelen.Ga naar eind51. De zesde bazuin kondigt de ontbinding aan van de vier bij de Eufraat gebonden engelen. De meeste interpreten hebben de ‘Eufraat’ opgevat als een verwijzing naar de islam.Ga naar eind52. Volgens Bilderdijk echter is het ‘algemeene Mahometismus’ juist een belangrijk middel tegen de moderne afgoderij,Ga naar eind53. en dienen de vier ‘Verdelgëngelen’ te worden opgevat als figuren of typen. De Eufraat is de hoofdrivier van het oude Babel. Zoals Babel eertijds naar de universele monarchie haakte, zo is het huidige Frankrijk belust op de wereldheerschappij. Met ‘Babel’ doelde Johannes dus op Frankrijk.Ga naar eind54. De vier engelen die het contemporaine Babel bewaken zijn de Engelse, Pruisische, Oostenrijkse en Russische legers. Wanneer deze legers worden ontbonden, zal Frankrijk ‘met een gruwzame krijgsmacht’ haar grenzen te buiten treden. Drie leugengeesten (de zesde fiool) dragen aan dit laatste bij. Zij hebben het gemunt op de laatste overblijfselen van het christendom; zij zijn de publicisten, de filosofen en de afvalligen.Ga naar eind55. Tot zover de samenvatting van de geschiedenis van het Nieuwe Testament, gebaseerd op een eigenzinnige interpretatie van de vier zegels en zeven bazuinen van Johannes. Bilderdijks visie op de geschiedenis heeft nog een interessant aspect, en dat is zijn versie van de vierrijkenleer van Daniël. 2. De vier-rijkenleer. De vier-rijkenleer is gebaseerd op passages uit het boek Daniël (Dan 2:31-34 en 7:2-27), waarin dromen van koning Nebukadnezar worden beschreven. Traditioneel vatte men deze beschrijvingen op als een verwijzing naar vier grote monarchieën uit het verleden, meestal de Babylonische, de Perzische, de Macedonische en de Romeinse. Ofschoon de periodisering van de geschiedenis aan de hand van de vier rijken in de serieuze historiografie van Bilderdijks tijd volstrekt achterhaald was,Ga naar eind56. waren bepaalde Apocalyps-exegeten er nog aanhangers van. Sommige joodse geleerden (zoals Flavius Josephus) en enkele sektarische bewegingen uit de zeventiende eeuw waren van mening dat uit de puinhopen van het vierde rijk nog een vijfde zou oprijzen. Bilderdijk echter sluit zich bij de mening van de meerderheid aan. Het vierde rijk is het laatste, en zal door Christus worden verpletterd.Ga naar eind57. In 1813 bestond het vierde rijk nog. Er had namelijk een translatio imperii plaatsgevonden, een overdracht van het Romeinse rijk op de latere rijken van het avondland. De theorie van de overdracht van de Romeinse wereldheerschappij van het ene volk op het andere was gedurende zowel de Middeleeuwen als de Reformatie een geliefd topos.Ga naar eind58. Bilderdijk stond met zijn vier-rijkenleer dus in een oude traditie. Evenmin uitzonderlijk is zijn identificatie van het vierde rijk met enerzijds het vierde dier dat voorkomt in een droom van Nebukadnezar (Dan 7:7-8) en anderzijds het apocalyptische beest waarover Johannes in zijn dertiende hoofdstuk spreekt. Wat Bilderdijk wel van de traditie onderscheidt is de wijze waarop hij de translatio tracht te bewijzen. Volgens Bilderdijk is het vierde rijk, dat wil zeggen de Romeinse heerschappij, in de vijfde eeuw overgedragen op de Franken, en vervolgens overgegaan op het Duitse rijk en op Frankrijk.Ga naar eind59. In de loop van de geschiedenis is dit Romeinse beest diverse malen een dodelijke wond toegebracht (Open 13:3), waarvan het telkens weer genezen is. Nu stelt het beest volgens Bilderdijk een ‘collectivum’ voor, een dynastie van koningen. Deze koningen worden gesymboliseerd door de zeven hoofden van het beest. In de eerste plaats symboliseren de zeven hoofden (Open 13:1) de keizers van de eerste eeuw, Augustus tot en met Titus, terwijl Domitianus verbeeld wordt door het beest zèlf (Open 17:11). Van de twaalf door de geschiedschrijver Suetonius (± 77-140) genoemde heersers moet Bilderdijk er dus enkele hun keizerschap ontzeggen, met name de pretendenten Galba, Otho en Vitellius.Ga naar eind60. Hoe rechtvaardigt hij dit onconventionele standpunt? ‘God erkende ze niet’, meldt hij aan Tydeman, ‘en dus tellen zij niet mede’. Met andere woorden, omdat het imperium van goddelijke oorsprong is, kan het nooit door een senaat of een krijgsmacht worden verleendGa naar eind61. - een gedachte die Bilderdijk ongetwijfeld ontleend heeft aan De zes boeken over de Republiek van Jean Bodin.Ga naar eind62. De eerste wond die het beest toegebracht werd, was de val van de Romeinse keizer Augustulus in 476. Keizer Karel de Grote genas die wond, waardoor de Romeinse heerschappij overgedragen kon worden op de Franse monarchie. Het Rooms-Duitse rijk was niet meer dan een holle nabootsing van het Romeinse gezag: de werkelijke universele monarchie zou voortaan worden gedragen door het Franse vorstenhuis. Pas onder de regering van Hendrik IV van Bourbon (1589-1610) kwam het Franse streven naar de wereldheerschappij weer op gang.Ga naar eind63. Dat Hendrik IV naar de universele heerschappij haakte, wist Bilderdijk van de zestiende-eeuwse geschiedschrijver J.-A. de Thou (1553-1617),Ga naar eind64. maar een en ander bleek ook uit Hendriks actieve bevordering van de Franse cultuur. Weldra verdrong de Franse taal de Latijnse als voertaal van Europa en werden ‘allesverpestende Fransche zeden, ongeloof, en godlochening’ over het Westen uitgestort.Ga naar eind65. Met Hendrik IV was een tweede dynastie van acht opeenvolgende heersers begonnen, een recapitulatie van de acht Romeinse keizers. De zeven hoofdenGa naar eind66. van het antichristelijk beest symboliseren zeven Franse heersers van het huis van Bourbon, dat wil zeggen zes koningen (Hendrik IV, Lodewijk XIII, XIV, XV, XVI en XVII) en de regent Filips van Orléans (1715-1723). Dat de achtste koning Lodewijk XVIII moest zijn, kon Bilderdijk vaststellen op grond van een even ingenieuze als unieke interpretatie van het merkteken van het beest, het getal 666 (Open 13:17-18).Ga naar eind67. Dit getal is volgens hem een ‘naamcijfer’. In het Grieks wordt het cijfer aangeduid door de letters c, x en V, en dat zijn juist de voorletters van Lodewijk XVIII, wiens naam in het Grieks ‘χλοδαιος ξαουηριος ςανιςλαος’ luidt.Ga naar eind68. De antichristelijke monarchie zou echter niet voltooid | |
[pagina 6]
| |
worden door de achtste koning uit het huis van Bourbon. De Franse dynastie ontving in 1792 evenals eertijds de Romeinse een dodelijke wond, en bovendien was er een grootse taak weggelegd voor het beest dat volgens Open 13:11 opkomt uit de aarde. Dit beest zou een monarchie tot stand brengen, een ‘beeld’ of ‘afbeelding’ van zowel het rijk van Karel de Grote als het Romeinse imperium. Ongetwijfeld is dit beest Napoleon Bonaparte. Ook voor deze stelling levert Bilderdijk een knappe bewijsvoering, die overigens op een oude theorie is gebaseerd. Het beest, zegt Johannes, ‘had twee hoornen, des Lams hoornen gelijk’. Volgens Bilderdijk nu betekent het grondwoord ‘Kor’ in alle talen ‘hoorn’, in de oosterse talen bovendien ‘mannelijk lam’. Met andere woorden, Johannes heeft voorzegd dat de antichristelijke geweldenaar een ‘Kor-zikaan’ zou zijn. Bilderdijk wijst er ook op dat de Perzische vorst Cyrus (= ‘Cores’) en Alexander de Grote hun koninkrijken door respectievelijk een ram en een geitebok hadden laten afbeelden.Ga naar eind69. Het typeert overigens de door de klassieken gevormde dichter dat hij de gehoornde Napoleon in de poëzie van deze jaren laat optreden als de minotaurus, het monster van Knossos.Ga naar eind70. Napoleon krijgt van Bilderdijk op het wereldtoneel een belangrijke, maar niettemin ondergeschikte rol toebedeeld. Op korte termijn, voorspelt hij, zal een vereniging van de christelijke kerken plaatsvinden, waarin deïsten en atheïsten een hoofdrol spelen en het zoenoffer van Christus ter zijde wordt gesteld. Aan het hoofd van deze valse kerk zal een heerser van koninklijke huize staan (‘en die daartoe bestemd is, leeft thands’) die machtiger zal zijn dan ooit een vorst geweest is en die een kruistocht zal voeren tegen alle gelovigen. Deze grote heerser is niet Napoleon, al heeft dit werktuig van de draak (de duivel) zich het religieuze gezag van de paus aangemeten.Ga naar eind71. Bovendien moet de aanval van tien koningen op het antichristelijke rijk en de driedeling ervan (Open 17:16 en 16:19) nog plaatsvinden: Bilderdijk ziet vooralsnog alleen voorafschaduwingen van deze gebeurtenissen, hoewel de ‘Republiek der mogendheden’ van 1815 een laatste poging van de draak lijkt te zijn. Wanneer de gelovigen eenmaal onderdrukt zijn, zal Christus wederkeren om na de slag van Armageddon de wereldheerschappij te aanvaarden.Ga naar eind72. 3. Het keizerlijk gezag. Bilderdijk huldigt een opmerkelijke opvatting omtrent het geestelijk stadhouderschap. Hij draait namelijk de traditionele protestantse interpretatie om.Ga naar eind73. Niet de paus heeft in de eerste plaats het gezag over kerk en wereld geüsurpeerd, maar de overheden der aarde. Hij identificeert het zevenhoofdige beest van de Apocalyps dan ook heel bewust niet met het gezag van de bisschop van Rome.Ga naar eind74. Het in de vier rijken belichaamde imperium is een onwettige, maar door God gedulde vorm van heerschappij. Dit imperium is onwettig omdat alle gezag op aarde en in de hemel uitsluitend toekomt aan Jezus Christus. Ondanks het feit dat Christus zelf zijn ‘algemeen wareldrijk’ en ‘aanstaande wederkomst’ had aangekondigd, heeft men onder Constantijn de Grote het Romeinse rijk als wettig erkend en daarmee impliciet afstand gedaan van de directe godsregering. De bisschoppen regeerden niet in de eerste plaats in naam van Christus, maar in naam van de verkapte heiden Constantijn.Ga naar eind75. Uit de antichristelijke, Romeinse heerschappij stamt het staatsgezag van de huidige naties: van het Romeinse imperium, zegt Bilderdijk, is alle ‘tegenwoordige oppermacht werkelijk een afzetsel, deel, en voortzetting’.Ga naar eind76. De oppermacht in de kerk èn in de staat behoort dus toe aan de Gezalfde. Hoewel Bilderdijk het gezag van zowel de paus als de keizer in beginsel als onwettig beschouwt, verwerpt hij het pausdom niet. De gehele nieuwtestamentische periode tussen hemelvaart en wederkomst maakt deel uit van het rijk van Christus, zodat het zijns inziens niet onlogisch zou zijn indien in deze tussentijd de algemene heerschappij door een opperbisschop werd waargenomen.Ga naar eind77. Een dergelijk geestelijk stadhouderschap lag Bilderdijk na aan het hart. Dat een priester-koning, een soort Melchizedek, tijdens het duizendjarig vrederijk de middellijke heerschappij zou kunnen voeren, achtte hij een reële mogelijkheid.Ga naar eind78. De middeleeuwse paus echter beging de fout om zich het uit het heidendom afkomstige, keizerlijke gezag toe te eigenen, waardoor de alleenheerschappij van Christus werd miskend en misbruikt. Desalniettemin had de tweeledige heerschappij van de paus relatief gunstige gevolgen voor de christenheid in het algemeen.Ga naar eind79. Sinds de Reformatie, en vooral sinds de achttiende-eeuwse vervolging van de jezuïeten, is het gezag van de kerk sterk afgenomen. En nu, precies 1.000 jaar (vgl. Open 20:2, de binding van de draak) ná het herstel van het keizerlijke gezag door Karel de Grote, is de wereld volledig in de greep geraakt van het antichristendom (vgl. 2 Thess 2:3 en 1 Tim 4:1). De vijanden van het geloof zullen zich spoedig meester maken van de kerk, om zo ‘een volkomen politique, physique, en intellectuele dwinglandy’ te vestigen. Maar dit tijdperk van verdrukking en vervolging zal ophouden met de aanvaarding van de geestelijke en wereldlijke heerschappij door Jezus Christus, onder wiens gezag alle imperia verenigd zullen worden.Ga naar eind80. | |
De geschiedfilosofieHet wonderlijkste aspect van de Bilderdijkiaanse visie op heilshistorie en eindtijd is wel de intrigerende structuur die hij aan de nieuwtestamentische geschiedenis heeft gegeven. Om de een of andere reden was hij gefascineerd door de zeventig weken van Daniël. Niet alleen had hij de Jaarweken van Schutte gelezen, hij bezat tevens het erudiete Versuch über die siebenzig Wochen Daniels (1771) van de Duitse exegeet J.D. Michaelis.Ga naar eind81. En wellicht kende hij de chronologie van de laat-middeleeuwse exegeet Isaac Abarbanel (1447-1508), die eveneens veel werk maakte van de 70 weken van Dan 9.Ga naar eind82. Voorzover ik heb kunnen nagaan, heeft de verdeling van de nieuwtestamentische geschiedenis in vier perioden van elk 490 jaar geen enkel precedent in de apocalyptiek.Ga naar eind83. In zijn geschrift Over de Sebastianisten in Portugal (1810), een samenvatting van J.A. de Macedo's Os Sebastianistas (ook 1810), laat Bilderdijk weten dat men tot voor kort in Portugal 1808 als het jaar van vervulling beschouwde, en dat men deze berekening baseerde op een oud volksdeuntje en op de 70 weken van Daniël.Ga naar eind84. Zulke volkswijsjes komen in de Portugese apocalyptiek vaker voor; de theorie van de 70 weken echter lijkt ongrijpbaar.Ga naar eind85. Slechts één passage in de Geschiedenis des Vaderlands noemt dezelfde periodisering. Bilderdijk maakt daar een opmerking over de ‘Profeet daniel, wiens tijdbepalingen, indien zij wel verstaan worden, het lot van alle Volken bevatten’. Vervolgens deelt hij de geschiedenis van Holland in twee perioden van elk 490 jaar in, | |
[pagina 7]
| |
waarbij kennelijk de dood van graaf Willem IV in 1345 als scharnierpunt optreedt. Dit betekent dat de tweede periode, overigens een tijd van verval, moet eindigen omstreeks het jaar 1835 - een tijd waarvan Bilderdijks leerlingen wisten dat die de meester na aan het hart lag.Ga naar eind86. Maar wat bedoelde Bilderdijk in het aangehaalde citaat met de ‘tijdbepalingen’ van Daniël? Doelde hij in het algemeen op de berekeningen van Daniël met betrekking tot de wereldgeschiedenis? Dat lijkt niet het geval, want de andere door Daniël genoemde getallen - zoals de 1.290 en 1.335 dagen van Dan 12, waarover de meeste exegeten wel iets te zeggen haddenGa naar eind87. - spelen in Bilderdijks versie van de geschiedenis hoegenaamd geen rol. Doelde hij dan specifiek op de zeventig jaarweken en op zijn eigen interpretatie daarvan als een bij herhaling optredende periode van 4 × 70 ofwel 490 jaar? Meende hij dat juist en alleen deze tijdseenheid de ware structuur van de geschiedenis blootlegt? En zo ja, waarom dan? Bilderdijk geeft een aanwijzing in zijn Geschiedenis des Vaderlands, waar hij zegt dat de leer van het duizendjarig rijk niet alleen de joden en christenen verenigt - ze verwachten immers dezelfde Messias - maar ook het Oude en het Nieuwe Testament èn de pre- en postdiluviale wereld. Bilderdijk geeft hier een christelijke vertolking van de recentelijk door Engelfriet besprokenGa naar eind88. joods-messiaanse verwachting. De mens leeft sinds de paradijsbelofte (Gen 3:15) in verwachting van de Messias. Het volk van het Oude Verbond leeft in verwachting van Zijn komst, dat van het Nieuwe Verbond, dat wil zeggen de christenheid, in verwachting van Zijn wederkomst. De paradijselijke toestand waardoor de prediluviale wereld nog werd gekenmerkt, manifesteerde zich onder meer in de aanwezigheid van priester-koningen als Melchizedek. Nu is Melchizedek volgens Paulus een voorafschaduwing van Christus (Heb 5 en 6). Met andere woorden, de tijd van deze priester-koningen zal vervuld worden in de wereld van ná de zondvloed, wanneer Christus wedergekomen zal zijn. Op de schaduw volgt het licht, op de profetie de vervulling. Aan deze messiaanse geschiedvisie koppelt Bilderdijk een theosofisch-neoplatoonse leer. Typen en anti-typen, voorspellingen en vervullingen zijn naar zijn mening ‘monadische’ afspiegelingen van dezelfde heilshistorische waarheid. In een brief aan Tydeman heet het bijvoorbeeld dat de gehele schepping een spiegel is, een beeld van God, en dat alle delen van de schepping zich in elkaar weerspiegelen. Dit blijkt, vervolgt hij, duidelijk uit de ‘gebeurtenissen en de Historie toont het op de ontzettendste wijze [...]’.Ga naar eind89. Geheel in de trant van zijn theosofische invulling van de Monadologie van Leibniz,Ga naar eind90. spreekt Bilderdijk over historische handelingen en gebeurtenissen als wederzijdse reflecties in de tijd.Ga naar eind91. De opeenvolging van acht Romeinse keizers wordt bijvoorbeeld weerspiegeld in een reeks van acht Franse koningen, het beeld van de Corzicaan Napoleon weerkaatst in dat van Cyrus en Alexander. In deze verbinding van messianisme en monadologie ligt de kern van Bilderdijks eschatologische geschiedvisie besloten. In het duizendjarig rijk, betoogt hij, zou de middellijke heerschappij van geheiligde koningen als een ‘voorbeeld en schets’ vooraf kunnen gaan aan de onmiddellijke heerschappij van Christus. We weten immers ‘dat de eene gebeurtenis in de orde van Gods Voorzienigheid door de andere wordt voorgeschaduwd’.Ga naar eind92. Iedere voorspelling wordt ‘tot aan hare volkomene en eigenlijke vervulling toe, telkens op nieuw door gebeurtenissen afgebeeld en als vernieuwd’: elke definitieve vervulling wordt voorafgegaan door één of meer ‘provisioneele’ vervullingen, zodat elke profetie meer dan één verklaring heeft.Ga naar eind93. Dezelfde beelden in de Openbaring van Johannes hebben dan ook ‘meer dan ééne oplossing’. God legt de ene uitlegging ‘in het hart van de geloovige, dan de andere of derde in dat van een ander, naar de behoefte des tijds. Hoe kan het anders?’Ga naar eind94. Naarstig speurde Bilderdijk in de wereld om hem heen naar afschaduwingen van het godsrijk. Dat hij daarin wel erg ver kon gaan, bewijst een merkwaardig gedicht uit 1815, getiteld Oranjes wond. Geen rechtgeaarde Nederlander, roept de dichter hier uit, zal aarzelen om te sterven in de plaats van Oranje, opdat het kostbare bloed van de vorst behouden blijve. Hiermee draait hij de christelijke geloofswaarheid in feite om: het volk van Nederland zal gewillig lijden en sterven ter behoudenis van zijn vorst. Maar hij gaat nog verder. Het bloed dat op het napoleontische slagveld uit de wond van Oranje vloeide, is het zegel van de eed tussen vaderland en vorst, zoals het verbond tussen God en mensheid bezegeld werd in het bloed van Christus. Het schuldeloze bloed van Oranje, zingt de dichter, ‘schonk zich; de Almacht nam het aan; / De schuld van Holland is voldaan, / En aarde en hemel zijn bevredigd.’Ga naar eind95. Oranje heeft als afschaduwing van Christus geboet voor de tijdens de Bataafse Republiek gemanifesteerde afval van Gods wet. Tydeman meende dat zijn vriend zich op de rand van het toelaatbare had begeven. Met een Bilderdijkiaans beroep op de furor poeticus belijdt de dichter eerst zijn onschuld, om vervolgens toe te geven dat indien er van een ‘allusie’ sprake is, deze in de gebeurtenis zelf ligt: ‘Want alle geschiedenis en gebeurtenis is niets dan allegorie van Gods zijn, Gods scheppings- en verlossingswerk.’Ga naar eind96. Vormt deze monadische heilsverwachting ook de grondslag van Bilderdijks merkwaardige periodisering van de heilsgeschiedenis? Kennelijk heeft hij de 490 jaar opgevat als een ‘magisch’ of ‘heilig’ getal. Zoals de mensheid tussen de tweede Tempelbouw der joden en de Incarnatie leefde in de verwachting van de Messias, zo is elke periode van 490 jaar er één van verwachting, van voorafschaduwing, van gedeeltelijke vervulling. De vraag doet zich voor, of Bilderdijk de heilsgeschiedenis vóór het begin van de tweede Tempelbouw ook in eenheden van 490 jaar heeft willen indelen. Wellicht achtte hij het mogelijk om periodegewijs terug te rekenen tot aan de schepping van de wereld. Hij heeft zich nergens over deze kwestie uitgelaten, zodat we haar helaas in het midden moeten laten. | |
SlotBilderdijks visie op eindtijd, heilshistorie en christocratie moet worden gezien als de politiek-historische vertaling van een mystiek denken. Zijn opvatting over de godsregeringGa naar eind97. kan deze interpretatie illustreren. De gedachte dat het Romeinse rijk, en daarmee vrijwel elke bestaande overheid, de voortzetting is van het heidense dan wel het antichristelijke gezag, wijkt sterk af van het standpunt van vroeg-christelijke apologeten van het corpus christianum, als Eusebius en de door Bilderdijk veel gelezen en geprezen dichter Prudentius. In zekere zin treedt hij in het voetspoor van Augustinus, die evenals hij weinig op had met het heidense gezag van Rome.Ga naar eind98. Zijn afkeer van het antichristelijk gezag wortelt in de | |
[pagina 8]
| |
bijna-mystieke overtuiging dat de mens alleen naar de wil van God kan leven wanneer hij met de Schepper in een verhouding van directe afhankelijkheid verkeert. Voortbordurend op deze voor Bilderdijk belangrijke gedachte komen we tot een redelijk doortimmerd theologisch en wijsgerig vergezicht. De mens moet zich openstellen voor, en zich rechtstreeks laten beïnvloeden door, de Geest van God en de engelen die zich rondom de Heilige Troon bevinden. Alleen door lijdelijke, innerlijke verwerkelijking zal het Rijk zijn uitwendige gestalte kunnen aannemen.Ga naar eind99. In politieke zin zal er dan sprake zijn van een aardse middelaar tussen God en mens, van een met goddelijke majesteit beklede priester-koning en vredeskeizer die de aardse afschaduwing is van de Middelaar, Christus. De geschiedenis wordt zo in essentie tot een allegorie, een schaduw van de hemelse wereld of geestenwereld, die zich achter de onze verborgen houdt en deze in een reeks voorlopige vervullingen herhaaldelijk aankondigt. De zonderlinge literator heeft de prijs voor zijn eigengereidheid moeten betalen. Hij mag de geest van zijn verhandelingen over het einde der tijden hebben overgedragen op het Réveil, de letter ervan is al spoedig bekritiseerd en in de vergetelheid geraakt. De betekenis van zijn beschouwingen over de eindtijd ligt niet in zijn interpretatie van Daniël en ook niet zijn lezing van de tekenen der tijden. Zij ligt in de religieus-wijsgerige inslag van zijn denken in het algemeen. De paradox van zijn visie op het einde der tijden is dat hij ontegenzeggelijk in de orthodox-christelijke traditie wilde staan, maar tegelijk een voorliefde toonde voor de meer esoterische componenten van de westerse cultuur.
Joris van Eijnatten |
|