Het Bilderdijk-Museum. Jaargang 10
(1993)– [tijdschrift] Bilderdijk-Museum, Het– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
Bilderdijk en zijn weldoener
| |
Wie was Valckenaer en hoe kende Bilderdijk hem?Johan Valckenaer is geboren in 1759, hij was dus drie jaar jonger dan Bilderdijk. Hij volgde de rechtenstudie in Leiden, waar zijn vader hoogleraar Grieks was. Daar leerde hij Bilderdijk kennen, die sinds 1780 ook rechten studeerde. Valckenaer was een briljant student en in 1782, spoedig na zijn promotie, werd hij benoemd tot hoogleraar in zijn geboortestad Franeker. Bilderdijk stuurde hem nog een afscheidsgedicht, maar merkte al snel dat zijn vriend andere bezigheden had. Valckenaer raakte in Franeker namelijk steeds meer betrokken bij het patriottisme en dat is de voornaamste oorzaak geweest van de bekoeling van hun relatie. Bilderdijk merkte daar in 1785 over op dat Valckenaer hem ‘reeds voorlang om des Nieuwen Patriotismus wille de | |
[pagina 2]
| |
vriendschap heeft opgezegd’.Ga naar eind2. Valckenaers politieke voorkeur kostte hem overigens wel zijn wetenschappelijke carrière. Het feit dat hij als voorzitter van de Burgersociëteit Franeker op een stoel klom en revolutionaire toespraken hield, leidde in 1787 tot zijn ontslag aan de universiteit. Na de inval van het Pruisische leger, dat stadhouder Willem V te hulp kwam, zat er voor hem niets anders op dan naar Frankrijk te vluchten. Hij zou er acht jaar blijven. Aanvankelijk wierp hij zich op als leider van de refugiés in Normandië, later in Parijs maakte hij de Franse revolutie mee en werkte hij aan de voorbereidingen van de Bataafse omwenteling in Nederland.
In 1795 was het tij gekeerd en kon Valckenaer met de patriottische revolutionairen naar Nederland terugkeren. Zoals bekend was het toen Bilderdijks beurt om als balling het land te verlaten, omdat hij weigerde als advocaat de eed van trouw aan de nieuwe patriottische machthebbers af te leggen. Over dit stuivertje wisselen schreef Bilderdijk later aan Valckenaer: ‘Ik wilde graâg dat de wareld ons attachement kende. Ik vind het piquant van 2 lieden, die beurt om beurt in ballingschap gezworven hebben, naar de polityke weerhaan draaide’.Ga naar eind3. Terwijl Bilderdijk dus naar Duitsland vluchtte nam Valckenaer plaats in het nieuwe landsbestuur, de Nationale Vergadering. Hij was bovendien pas benoemd tot hoogleraar in Leiden toen hij voor een nieuwe uitdaging gevraagd werd. Hij vertrok voor vijf jaar als ambassadeur van de Republiek naar Spanje, met in zijn kielzog zijn trouwe secretaris Theodorus van Kooten. In 1801 vestigde Valckenaer zich weer in Nederland, waar hij zich 's winters in zijn Amsterdamse grachtenpand bezighield met beleggingen, verschillende bestuursfuncties en met zijn juridische praktijk. 's Zomers vertrok hij, zoals alle gegoede stedelingen, naar zijn landgoederen. Hij bezat achtereenvolgens buitenhuizen in Noordwijkerhout, Heemstede en Bennebroek. Daar genoot hij van het buitenleven en hij ontving er zijn vrienden. Hij zeilde op het Haarlemmermeer, joeg op wild en was regelmatig te vinden op de vinkenbaan. Daarnaast had hij het ook druk met de exploitatie van zijn landgoederen, die hij steeds verder verfraaide. Valckenaer hield zich ook bezig met financiële adviezen aan koning Lodewijk Napoleon. Na diens val in 1810 vertrok hij naar Parijs om daar de zaken van het gewezen koninkrijk Holland te behartigen en inlijving van Holland bij Frankrijk te voorkomen. In 1812 vestigde hij zich permanent als rentenier op zijn Bennebroekse buitengoed Huis te Bijweg. Zijn gezondheid ging echter steeds verder achteruit en hij overleed in 1821 op 62-jarige leeftijd. | |
De briefwisseling en andere bronnenVoor informatie over de relatie tussen Bilderdijk en Valckenaer kunnen we putten uit diverse bronnen. Ten eerste de briefwisseling tussen Bilderdijk en Valckenaer, die bestaat uit 153 nagelaten brieven. Daarvan zijn er 139 geschreven door Bilderdijk, 6 door zijn vrouw en slechts 8 door Valckenaer. De meeste brieven bevinden zich in de Universiteitsbibliotheek Leiden, om precies te zijn in de Collectie Luzac, waarin Valckenaers archief is opgeborgen.Ga naar eind4. Daarnaast zijn enkele brieven te vinden in de Collectie van de Maatschappij der Nederlandsche LetterkundeJohan Valckenaer. Physionotrace door Quenedey (Academisch Historisch Museum, Leiden).
in dezelfde bibliotheek en in het Bilderdijk Museum.Ga naar eind5. Helaas is de nagelaten correspondentie nogal eenzijdig. Zij bestaat voor het overgrote deel uit brieven geschreven door Bilderdijk. De brieven die hij van Valckenaer ontving zijn waarschijnlijk door Bilderdijks vele verhuizingen niet bewaard gebleven. Dat we wel kunnen beschikken over de brieven van Bilderdijk en zijn vrouw, komt doordat Valckenaer beschikte over een persoonlijk secretaris die zijn correspondentie verzorgde, eerst Theodorus van Kooten en later zijn neef Louis Luzac. Valckenaer liet door hen veel brieven kopiëren in zijn brievenboeken, voordat hij ze verzond. Ik had de hoop dat van zijn brieven aan Bilderdijk nog kladschriften in deze brievenboeken zouden staan, maar helaas stopt Valckenaers laatste brievenboek uitgerekend in maart 1806, enkele weken voordat Bilderdijk voet op Nederlandse bodem zette. Het is overigens opmerkelijk dat Valckenaer helemaal geen brieven aan Bilderdijk in zijn brievenboeken kopieerde, ook niet uit de tijd dat ze wel met elkaar correspondeerden. Dat is vreemd omdat allerlei andere brieven, zoals aan zijn Leidse familieleden, wel zijn overgeschreven voordat hij ze verzond. Het eenzijdige beeld uit de correspondentie kon ik echter wel aanvullen met andere bronnen: de biografieën van Bilderdijk (door Kollewijn uit 1891)Ga naar eind6. en Valckenaer (door Sillem uit 1876)Ga naar eind7. en de correspondenties van Bilderdijk met zijn vrouw Katharina Wilhelmina Schweickhardt en met wederzijdse vrienden van hem en Johan Valckenaer, zoals Samuel Wiselius, Theodorus van Kooten en Jeronimo de Vries. Ook de briefwisselingen met de Leidse hoogleraren Tydeman, Valckenaers neef Louis Luzac en Bilderdijks uitgevers bieden inzicht. Daardoor is toch een goed beeld ontstaan van allerlei facetten van hun vriendschap. | |
[pagina 3]
| |
Hoe verliep de vriendschap?Op grond van de briefwisseling kunnen we drie perioden in de vriendschap tussen Bilderdijk en Valckenaer onderscheiden. Ten eerste is dat hun studietijd, waaruit maar één brief is overgeleverd. Vanuit Franeker informeert Valckenaer bij zijn Leidse familieleden nog enkele keren naar Bilderdijk, die hij brieven had geschreven, die onbeantwoord bleven. Bilderdijk schreef hem pas in juni 1782, de enige brief die uit die periode bewaard is gebleven.Ga naar eind8. De volgende brief dateert pas weer van april 1806. Ik heb op geen enkele manier kunnen ontdekken dat de twee vrienden in de periode van 1782 tot 1806 nog contact met elkaar gehad hebben.Ga naar eind9. Ze moeten elkaar die vierentwintig jaar dus totaal uit het oog verloren zijn. De tweede periode loopt van Bilderdijks terugkeer in Nederland in maart 1806 tot de zomer van 1810. Vervolgens valt er een gat in de correspondentie tot april 1812, omdat Valckenaer toen in het buitenland verbleef. De laatste periode, waaruit de meeste brieven bewaard zijn gebleven, loopt van 1812 tot Valckenaers dood in 1821. Vanaf 1813 gingen ze ook weer regelmatig bij elkaar op bezoek. Bovendien waren ze beiden lid van het Koninklijk Instituut en van enkele genootschappen, zodat ze elkaar in de stad ontmoetten.
In 1806 keerde Bilderdijk dus na elf jaar ballingschap terug naar Nederland. Hij en Valckenaer waren inmiddels beiden rond de vijftig. Ondanks hun grote politieke verschillen vertonen hun levens opmerkelijke parallellen: beiden hadden een periode in het buitenland in ballingschap achter de rug. Bovendien hadden ze allebei in 1795 na tien jaar huwelijk hun eerste echtgenote achtergelaten en leefden ze inmiddels ongehuwd samen met een veel jongere vrouw: Bilderdijk met de twintig jaar jongere Katharina Wilhelmina Schweickhardt en Valckenaer met de achttien jaar jongere Marie Françoise Gervais. Maar het was vooral de liefde voor de klassieke letterkunde die de beide studievrienden weer bij elkaar bracht. In april 1806 spreekt uit hun brieven weer volop vertrouwen in hun vriendschap. Uit de briefwisseling blijkt helaas niet wie van beiden het initiatief heeft genomen tot nieuw contact. In de zomer correspondeerden Bilderdijk en Valckenaer meer dan in de winter, eenvoudig omdat ze elkaar 's winters in Amsterdam of Leiden konden ontmoeten, terwijl Valckenaer 's zomers meestal op zijn landgoed verbleef. Bilderdijk logeerde 's zomers vaak bij hem in Heemstede en Bennebroek. Op Huis te Bijweg had Valckenaer een kring van dichters, wetenschappers en zakenlieden om zich heen verzameld, voor wie hij zich een gulle gastheer toonde. Hij genoot van hun poëzie en van de gesprekken op niveau. Soms vond Bilderdijk er de rust om gedichten te maken. Zo wordt van de Ode op Napoleon verteld dat Bilderdijk dit gedicht tijdens een slapeloze nacht schreef, nadat hij daartoe was uitgedaagd door de Vrienden van Bijweg. Het betrof echter niet de Ode op Napoleon, maar het gedicht Zegefeest, maar dat doet geen afbreuk aan het verhaal op zich. Het had overigens heel wat voeten in de aarde voordat Bilderdijk, die een ongelooflijke hekel aan reizen had, ook werkelijk op Valckenaers buitenplaatsen arriveerde. Als hij zich ziek voelde, of teveel tegen de reis per koets of trekschuit opzag bleef hij allerlei bezwaren opperen. Valckenaer greep dan in, stuurde een koets naar Leiden en liet Bilderdijk ophalen. Meestal verbleef Bilderdijk een paar weken bij Valckenaer om in de buitenlucht wat op te knappen. Ze wandelden veel, dineerden en maakten rijtoertjes in de omgeving. Aan het eind van de logeerpartij gaf Valckenaer zijn vriend steevast wat wild, vis en groenten mee naar huis. Meestal reisde Bilderdijk alleen naar Valckenaers buitenhuis; zijn vrouw had het in Leiden te druk met de kinderen. In 1807 liet Valckenaer de negenjarige Julius ophalen, een list van Valckenaer om ervoor te zorgen dat Bilderdijk zich verplicht voelde nog een paar dagen te blijven. Julius vermaakte zich uitstekend in Bennebroek en kreeg van Oom Valckenaer nog een mooie timmerdoos cadeau. | |
De relatie op maatschappelijk gebiedValckenaer heeft in Bilderdijks leven op allerlei manieren een rol gespeeld, zowel op het persoonlijke en maatschappelijke vlak, als bij zijn literaire werk. Op dit laatste kom ik straks terug, ik zal eerst een aantal maatschappelijke zaken aan de orde stellen. Daarvoor gaan we terug naar 1806. Jeronimo de Vries, vrijwel de enige persoon met wie Bilderdijk vanuit Duitsland contact had gehouden, had al sinds 1805 moeite gedaan om werk voor hem te vinden. Het was Bilderdijks grootste wens om als hoogleraar aan een universiteit benoemd te worden. Jeronimo de Vries spande zich in om Bilderdijk aan een baan bij een van de hogescholen te helpen. Toen dat niet lukte probeerden zijn oude vrienden hem op allerlei manieren aan een inkomen te helpen, zodat hij in Nederland kon blijven. Ook Valckenaer liet zich daarbij niet onbetuigd. Zodra Bilderdijk in 1806 over een paspoort beschikte en naar Nederland afreisde, begon Valckenaer met het zoeken naar geschikt werk voor Bilderdijk. Hij bemiddelde tussen Bilderdijk en W.A. Ockerse over het schrijven van artikelen voor het blad De Recensent. Dat duurde echter niet lang: Bilderdijks eerste kritische recensie viel zo slecht dat het daarmee direct afgelopen was. Valckenaer begon na een paar maanden ongerust te worden over Bilderdijks toekomst: ‘Nu wenschte ik tog wel eens nader met u te overleggen, wat gij worden of beginnen zal’, schreef hij zijn vriend in november 1806: ‘Daar ik u stellig aangeraden heb, in Holland te blijven [...] zoo hangd mijn hart over u, uw lot, uw bestaan, uw huijsgezin’.Ga naar eind10. Valckenaer was voor de wereldvreemde, onpraktische Bilderdijk een ware weldoener. Hij probeerde zijn geldzorgen te verlichten door hem geld te lenen en zijn schulden te betalen en stuurde hem alles wat op huishoudelijk gebied nodig was. Jaarlijkse wintervoorraden aardappelen en turf, vaatjes boter en manden groenten, snippen en hazen van zijn landgoed, kaarsen en kleding. Bilderdijk bedankte Valckenaer elke keer weer voor zijn gulle gaven: ‘Want waar ik rondzie of zelfs wat ik aan 't lijf heb, 't is alles van U.’Ga naar eind11. Desondanks was niet te voorkomen dat Bilderdijk in 1811 failliet werd verklaard. Helaas zat Valckenaer onbereikbaar in het buitenland, juist toen Bilderdijk hem het hardst nodig had. Hij liet zich echter via zijn zakenrelaties op de hoogte stellen van de ontwikkelingen rond Bilderdijks faillissement. En het was ook Valckenaer die | |
[pagina 4]
| |
Bilderdijk ontvangt regelmatig aardappelen van Valckenaer en stuurt de lege zakken per trekschuit retour. Brief van 13 oktober 1818, UBL BPL 1039.
ervoor zorgde dat Bilderdijk vanaf 1814 een vast pensioen van koning Willem I kreeg. Valckenaer zelf bleef hem ook royaal steunen met leningen van honderden guldens, die nooit terugbetaald werden. In zijn archief zijn tientallen briefjes met rekensommen te vinden over de geldzaken van Bilderdijk. Vanaf 1817 liet Valckenaer Louis Luzac Bilderdijks geld beheren, want daar was de dichter volstrekt onbekwaam in. Omdat Valckenaer er borg voor stond, kon het gezin Bilderdijk levensmiddelen op rekening kopen bij de kruidenier, de slager, de turfboer en de apotheker.
Ook bij het vinden van woonruimte is Bilderdijk steeds door Valckenaer geholpen. Haast een onmogelijk opgave, want de melancholieke wispelturige dichter kon nergens aarden. Hij verhuisde bijna elk jaar maar hield overal last van zijn kwalen. Als Bilderdijk niet zo'n afkeer van grondeigendom had gehad zou Valckenaer hem zeker aan een aardig huis geholpen hebben. Hij wist via zijn relaties huurhuizen voor Bilderdijk te bemachtigen en bood zelfs aan om een buitenhuis te huren. Maar na ruggespraak met Bilderdijks echtgenote werd dat plan afgeblazen, want Bilderdijk zou er niet gelukkiger op geworden zijn. Voortdurend beklaagde deze zich bij Valckenaer over zijn slechte gezondheid. Hoewel hij vreesde elk moment te kunnen sterven, is hij niettemin vijfenzeventig jaar geworden. De meeste klachten kwamen dan ook voort uit Bilderdijks melancholieke geest en overgevoelig zenuwgestel. Ook de rest van het gezin was veel ziek. Bilderdijks vrouw kreeg een aantal miskramen te verduren en van de acht kinderen die uit dit huwelijk geboren werden, zijn er slechts twee ouder dan drie jaar geworden. Valckenaer nam Bilderdijks geweeklaag meestal luchtig op. Hij woof de bezwaren weg en beantwoordde het gezucht met een vrolijke opmerking. Bovendien steunde hij Bilderdijks vrouw, die met veel problemen niet bij haar man terecht kon.
Over Bilderdijks opiumgebruik is in verband met Valckenaer ook iets bijzonders op te merken. Bilderdijk schreef zijn eigen recepten voor opium en liet daar door de apotheek pillen van maken. Op zich was dat in die tijd niet bijzonder: opium was een gewoon medicijn. Valckenaer gebruikte het middel zelf ook: hij had als gevolg van een geslachtsziekte last van podagra, een soort jicht. Bovendien importeerde hij het middel. Uit zijn brieven naar huis blijkt dat Bilderdijk opium gebruikte als hij bij Valckenaer logeerde. In dat verband valt het op dat Bilderdijks opiumrecepten van voor 1821, het jaar dat Valckenaer overleed, niet bewaard zijn gebleven. Zijn de recepten zoekgeraakt? Of zijn ze er nooit geweest omdat Valckenaer hem in die periode van opium voorzag? Verdere studie zou hier antwoord op kunnen geven. | |
Genootschappen en het InstituutOok het genootschapsleven speelt een rol in de relatie van Valckenaer en Bilderdijk. Beiden waren lid van de Hollandsche Maatschappij van Fraaije Kunsten en Wetenschappen en van de Koninklijke Maatschappij der Wetenschappen in Haarlem. In 1806 was het Valckenaer die bij de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde in Leiden probeerde Bilderdijk aan een baan te helpen. Hij regelde met raadspensionaris Schimmelpenninck dat Bilderdijk tweede secretaris van de Maatschappij zou worden voor een vast jaarloon. De zaak was bijna rond, maar op het allerlaatst mislukte het plan, door het plotselinge aftreden van Schimmelpenninck na de benoeming van Lodewijk Napoleon tot koning van Holland. Diens komst bood echter nieuwe perspectieven voor Bilderdijk. Hij kwam in 1806 in contact met de koning toen hij in de complimentcommissie zat die Lodewijk Napoleon moest verwelkomen namens de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. De koning gaf Bilderdijk opdracht voor het schrijven van een Hollandse spraakkunst en Bilderdijk werd spoedig benoemd tot zijn privéleraar Nederlands. Zo verwierf Bilderdijk een vast inkomen. Ook Valckenaer kwam met de koning in contact. Hoewel hij een overtuigd republikein was, was alles hem liever dan de terugkeer van Oranje of inlijving bij Frankrijk. Valckenaer gaf de koning doorlopend allerlei adviezen over het staatsbeleid en de rijksfinanciën. Tot minister heeft hij het echter nooit gebracht. Valckenaer bemiddelde ook regelmatig tussen Bilderdijk en zijn al even nerveuze werkgever, die er alles voor over had om het de dichter naar de zin te maken. Het zou echter meer studie vergen om de precieze details van de relatie tussen deze drie mensen te onderzoeken.
Voor Bilderdijk was het in elk geval van groot belang dat hij benoemd werd tot lid van het Koninklijk Instituut van Wetenschappen, Letteren en Schoone Kunsten, dat in 1808 door Lodewijk Napoleon werd opgericht. Bilderdijk werd lid van de Tweede Klasse, Valckenaer van de Derde. Aanvankelijk was Bilderdijk furieus over die benoeming omdat hij er niets voor voelde ‘in een Collegie te hassebassen [...] waar alles op pijpjesroken en indolent bij malkaâr zitten neerkomt’.Ga naar eind12. Valckenaer, die wel inzag dat Bilderdijk deze benoeming beter niet kon weigeren, bemiddelde en Bilderdijk legde zich erbij neer. Al spoedig ontwikkelde hij zich tot een van de ijverigste leden. Niet alleen in zijn eigen Tweede Klasse, maar ook op ander gebied spande hij zich in voor het Instituut. Zo bemoeide hij zich met de | |
[pagina 5]
| |
Valckenaer ging na hoeveel exemplaren van Bilderdijks werken bij uitgevers in voorraad waren. Hij maakte aantekeningen op een brief van Bilderdijk van 28 januari 1818, UBL BPL 1039.
prijsvragen en boog hij zich in 1809 met Valckenaer over het ontwerpen van zegels voor het Instituut. Hierover is vorig jaar door Ton Geerts het een en ander verteld.Ga naar eind13. Het bleef altijd Valckenaers voornaamste zorg de opvliegerige Bilderdijk te behoeden voor herhaaldelijk oplaaiende ruzies met andere Instituuts-leden. Overigens was het Valckenaer die ervoor zorgde dat Bilderdijk en Wiselius hun politieke meningsverschillen lieten varen.
Ook bij zijn eigen juridische praktijk betrok Valckenaer Bilderdijk. Hij liet hem pleitredes opstellen zodat hij wat kon bijverdienen. Soms werkte Bilderdijk voor Valckenaer tijdens een van zijn logeerpartijen. Vooral rond 1812, toen Bilderdijk zwaar in financiële problemen zat, deed hij veel juridisch werk voor Valckenaer. Het bekendst is echter de verdedigingsrede geworden die hij in 1806, in opdracht van Valckenaer, voor de patriotte Maria Aletta Hulshoff schreef. Deze pleitrede is echter nooit uitgesproken of gedrukt. | |
De inhoud van Bilderdijks literaire werkValckenaer heeft altijd veel belangstelling gehad voor Bilderdijks dichtwerk. Als zoon van een hoogleraar Grieks wist hij al tijdens zijn studietijd Bilderdijks dichtwerk op waarde te schatten. Hij las zijn gedichten graag en verzamelde de uitgaven ervan. Valckenaer kreeg bovendien bijna altijd een presentexemplaar, zodat hij over een complete verzameling van Bilderdijks werken beschikte. Dat hij bij Bilderdijk een streepje voor had, blijkt wel uit het feit dat hij de boeken eerder kreeg dan andere vrienden; vaak ontving Valckenaer het boek op de dag van verschijnen. Bilderdijk hechtte grote waarde aan Valckenaers mening en vroeg hem vaak een oordeel over de inhoud van zijn werk. Valckenaer wees hem daarbij vaak op vreemde constructies en fouten in de grammatica en argumentatie. Niet alleen de juridische en taalkundige werken onderwierp Bilderdijk aan zijn oordeel, ook zijn verzen liet hij door Valckenaer becommentariëren. | |
[pagina 6]
| |
Waar Bilderdijk met anderen ruzie kreeg over hun kritiek, kon hij Valckenaers commentaar wel waarderen. Het is echter moeilijk hier conclusies te trekken, omdat de antwoorden van Valckenaer op Bilderdijks brieven ontbreken. Als Bilderdijk vraagt wat Valckenaer van een gedicht vindt, dan moeten we naar het antwoord meestal raden. Concrete bewijzen van veranderingen die Bilderdijk op aanwijzing van Valckenaer heeft aangebracht, zijn dan ook in hun brieven moeilijk te vinden. Toch blijkt uit andere bronnen dat Valckenaer wel degelijk invloed had op Bilderdijks werk. Zo haalde hij in 1806, nog voordat het werk gedrukt was, ‘twee kapitale verkeerdheden in zin en uitdrukking’ uit Bilderdijks Ziekte der Geleerden.Ga naar eind14. Bilderdijk was hem dankbaar voor zijn onomwonden kritiek en schreef hem: ‘omdat ge nooit zoo blind vooringenomen zijt, of Gy zegt my altijd ronduit, dat vers van U staat my niet aan, dat bevalt my niet’.Ga naar eind15. Toen Valckenaer twee jaar later de losse gedrukte vellen voor het treurspel Floris V ter lezing kreeg, wees hij hem op zinsnedes die Lodewijk Napoleon, aan wie het stuk was opgedragen, onwelgevallig zouden kunnen zijn. Aanvankelijk stribbelde Bilderdijk tegen, maar een paar dagen later gaf hij Valckenaer gelijk: ‘Nu ja, het mag wel zijn, dat ik hier en daar een sottise in mijn Floris gezet heb. Maar ik ben aan myzelf overgelaten, en diep vervallen. [...] Als gy zoo ten minste eens of 2 maal 's maands mijn werk kwaamt resumeeren, zou het beter gaan.’Ga naar eind16. In 1813 verscheen de anonieme brochure Brieven van A. aan Z, bedoeld als aanval op het benoemingsbeleid van hoge ambtenaren door koning Willem I. Er is in die dagen veel gespeculeerd over de auteur van het stuk, dat binnen een week werd verboden. Hoewel Valckenaer en Bilderdijk er met geen woord over reppen in hun brieven, was Bilderdijk de auteur en heeft Valckenaer ervoor gezorgd dat het werk werd uitgegeven. Dit werd in 1876 onthuld door Valckenaers biograaf Sillem, die zich baseerde op concepten van de brieven in Bilderdijks handschrift, die zich bevonden in Valckenaers archief.Ga naar eind17. In 1819 ontstond er een nieuw conflict met de leden van het Instituut. Bilderdijk was woedend omdat het treurspel Dargo, dat door zijn vrouw was ingezonden voor een prijsvraag, openbaar afgekeurd was. Hij wilde het stuk uitgeven met een voorrede waarin hij de Tweede Klasse van het Instituut, de Amsterdamse ‘clique’ die hem al zolang tegenwerkte, eens goed de waarheid zou zeggen. Wiselius, die in de commissie zat, onderschepte de voorrede en vroeg Valckenaer te bemiddelen. Die bewoog Bilderdijk de voorrede direct in het vuur te werpen, of in elk geval de scherpste uitdrukkingen te verzachten. Bovendien wees hij hem op enkele fouten in de grammatica en argumentatie. Dat maakte diepe indruk op Bilderdijk en het lijkt erop alsof hij serieus van plan is geweest de tekst aan te passen. Het was echter te laat om de Voorrede nog bij de drukker vandaan te halen. | |
Valckenaer en de uitgave van Bilderdijks werkValckenaer heeft niet alleen een rol gespeeld bij de inhoud van Bilderdijks werk, als rechtgeaard zakenman was hij ook geïnteresseerd in de uitgave en financiering van Bilderdijks werken. Vooral na diens faillissement inValckenaer betaalde voor Bilderdijk allerlei dagelijkse onkosten. Dit lijstje met aantekeningen van hen beiden stamt uit januari 1814, UBL BPL 1039 Varia.
1811 hield Valckenaer zich meer bezig met de behartiging van zijn financiële zaken. Bilderdijk hield hem nauwkeurig op de hoogte van problemen, ze bespraken de verkoopcijfers van zijn werken en Valckenaer bemiddelde tussen de dichter en zijn uitgevers. In 1818 bijvoorbeeld ging Valckenaer bij de verkoop van het fonds van Allart na hoeveel werken van Bilderdijk nog niet verkocht waren. Hij liet Louis Luzac uitzoeken welke uitgevers rechten op Bilderdijks werk hadden. In de correspondentie treffen we daarover allerlei aantekeningen en berekeningen van Valckenaer aan. Als het nodig was stelde Valckenaer zelf ook geld beschikbaar om de publikatie van Bilderdijks werk mogelijk te maken. Dit is bijvoorbeeld het geval geweest bij de herdruk van de Verhandeling over de Geslachten der Naamwoorden in de Nederduitsche Taal. Nadat Hendrik Tydeman jarenlang had onderhandeld met uitgever Doll duurde het nog tot 1817 voordat Bilderdijk Valckenaer inschakelde. Die kocht de tweede druk van hem en | |
[pagina 7]
| |
liet het werk uitgeven, waardoor Bilderdijks lang gekoesterde wens eindelijk in vervulling kon gaan. Bij ruzie met zijn uitgevers kon Bilderdijk ook altijd weer op bemiddeling door Valckenaer rekenen. Het is echter wel vreemd dat de zakenman Valckenaer Bilderdijk kennelijk niet heeft behoed voor het overvoeren van zijn eigen markt.
Tot slot zijn er nog de gedichten die Bilderdijk voor Valckenaer schreef. Bilderdijk schroomde niet om de buitenwereld openlijk te tonen wat hij voor zijn weldoener voelde. Ik heb twaalf gedichten aan Valckenaer kunnen vinden, tien van Bilderdijk en twee van zijn vrouw. Het betreffen vooral gelegenheidsgedichten, bijvoorbeeld ter ere van Valckenaers verjaardag, bij zijn dood, of zelfs als opschrift voor Valckenaers nieuwe tuinkoepel op Bijweg.Ga naar eind18. Het leuke daarvan is dat het Opschrift ook daadwerkelijk op de dakrand van het theekoepeltje heeft gestaan. Op tekeningen is dat duidelijk te zien en Valckenaers buurman Van Lennep heeft het gedicht met eigen ogen gezien. De twee gedichten van Willem en Katharina Wilhelmina Bilderdijk voor Valckenaers verjaardag in januari 1814 die ik vond in het Leidse gemeentearchief, zijn nooit eerder uitgegeven. Tenslotte zijn er de gedichten die Bilderdijk aan Valckenaer richtte als hij een boek aan hem opdroeg. In de opdracht bij Kallimachus Lofzangen uit 1808 beschreef Bilderdijk hoe hun vriendschap door ‘Staats- en Oorlogsveten’ verbroken werd, en hoe zij ‘Vereend door 't Kunstbeminnen’ en door ‘'t heilig Dichtvuur’ weer vrienden werden.Ga naar eind19. | |
ConclusiesWe kunnen gerust stellen dat Valckenaer een van Bilderdijks belangrijkste vrienden was. In zijn brieven en gedichten zijn talloze dankbetuigingen aan het adres van Valckenaer te vinden. Bilderdijk was hem dankbaar voor de vele geschenken en weldaden, voor zijn zorgvuldige optreden en voor het begrip voor zijn grillige karakter. Maar dat gold voor meer vrienden. Ook de Tydemans, Jeronimo de Vries en later Isaäc da Costa hebben hem op allerlei manieren geholpen. Valckenaer was ook niet de enige met wie Bilderdijk over zijn werk sprak. Tijdens zijn afwezigheid of buitenlandse reizen kon Bilderdijk bij Theodorus van Kooten terecht. Ook met Jeronimo de Vries en met de hoogleraren Tydeman en later met Wiselius had Bilderdijk veel contact over zijn werk, zowel over de inhoud als over de uitgave ervan. Het bijzondere aan Valckenaer was echter dat hij een van de weinigen was, die zich niet liet meeslepen door Bilderdijks hypochondrische buien. Hij zei hem eerlijk wat hij ervan vond, zowel over zijn dichtwerken als bij maatschappelijke problemen. Anderen durfden hem niet tegen te spreken, zwaaiden hem alleen maar lof toe of plaatsten hem op een voetstuk. De optimistische Valckenaer deed dat niet; hij woof Bilderdijks klachten lachend weg en dat waardeerde Bilderdijk: ‘Doch gij moogt lachen, Uw belachen heeft my nooit zeer gedaan’.Ga naar eind20. En in 1819, toen hij zich kwaad maakte over uitgever Sepp, schreef hij Valckenaer: ‘Lach my nu ten slotte vry uit! Want ik gevoel zelf dat het ridicul is.’Ga naar eind21. Omgekeerd kunnen we de vraag stellen welke waarde de vriendschap met Bilderdijk had voor Valckenaer. HijHuis te Bijweg (Gemeentearchief, Bennebroek).
verzamelde literaire vrienden om zich heen en was er ongetwijfeld trots op dat hij zo'n beroemde dichter onder zijn vrienden had, voor wie hij zich een ware Mecenas toonde.
Valckenaers biograaf Sillem trekt de volgende conclusie: ‘Valckenaer dorst hem aan, en 't komt mij voor, dat zoo er onder de tijdgenooten meer geweest waren, die dat gedurfd hadden, Bilderdijk een gelukkiger leven geleid zou hebben, dan hem te beurt viel.’Ga naar eind22. Kollewijn was het daarmee eens: ‘Valckenaer had den juisten slag om met Bilderdijk om te gaan. Hij praatte hem nooit naar den mond, lachte om zijn paradoxen en spotte met zijn grillen [...].’Ga naar eind23. En Bilderdijk zelf schreef aan Jeronimo de Vries: ‘gy en Valckenaer zijt de eenige ware vrienden die ik ooit gekend heb.’Ga naar eind24. Dat blijkt het best uit het gedicht ‘Weldadigheid’, dat Katharina Wilhelmina Bilderdijk in 1815 opdroeg aan Valckenaer. Hieruit citeer ik tot slot enkele regels: Nooit wordt by 't later Nageslacht
Den naam van Bilderdijk herdacht,
Of 't zal uw Vriendentrouw herhalen,
En strenglen door Zijn Dichttrofeên
Uw Naam als Nederlands Meceen,
In Febus kunstgewijde zalen!Ga naar eind25.
Marca Bultink
Marca Bultink is neerlandicus en studeerde in 1988 op dit onderwerp af aan de RU Leiden. Zij werkt sindsdien als voorlichter en freelance journalist. |
|