Het Bilderdijk-Museum. Jaargang 2
(1985)– [tijdschrift] Bilderdijk-Museum, Het– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vrouwe Bilderdijks KindergedichtjesGa naar voetnoot*Medio april 1812 bracht Bilderdijk een bezoek aan H.W. Tydeman. Diens tienjarig dochtertje Sophia Theodora herkende in de bezoeker niet de dichter, ‘anders’, schreef Tydeman op 18 april, ‘had ze U zeker om een versje geplaagd’. Deze veronderstelling door-trekkend schreef Tydeman verder: ‘Gij hebt zeker wel eens eene dagreeksGa naar eind1. gebedjes voor Uwe kinderen gedicht; die gij haar - en nog vier kleinere zoudt willen uitschrijven, - niet slechts; maar die in duizend huisgezinnen zouden kunnen nut doen, en Godsdienstig zaad verspreiden.’Ga naar eind2. Ruim een maand nadien, op 26 mei, antwoordde Bilderdijk hierop als volgt: ‘Ik heb mij nooit de bekwaamheid toevertrouwd, om voor kinderen te schrijven. Ik ben zelfs te weinig populair voor het gros der menschen, wat zou ik voor kinderen zijn? Doch mijne vrouw heeft veellicht nog eenige stukjens liggen, die zij voor onzen Julius maakte, en ik wil U gaarne mijn goeden wil toonen, met die voor U op te zamelen, zoo veel ik kan, en over te zenden. Haar ziel toch is de spiegel der mijne. De vraag is maar, of wij die verslingerde papieren weerom zullen vinden.’Ga naar eind3. Drie maanden later, 1 september, kwam Tydeman er op terug: ‘Ik hoop dat [...] uwe vrouw, op wier naam gij ze mij beloofde, hare Kinderversjes weder vindt, en gij mij die dan wilt mededeelen: ik weet dat die gedichtjes ware natuur, zuiver gevoel, eenvoudige Godsvrucht zullen ademen, en dus zouden ze voor kinderen onschatbaar zijn.’Ga naar eind4. Maar Bilderdijk reageerde geprikkeld met: ‘Ik lijde onbeschrijflijk, en van dag tot dag meer; van verdrieten en honger en gebrek aan 't noodzaaklijkste, zelfs van verschooning; uitgemergeld, en nabij aan de phrenesie. Mijne vrouw, die tot zoo lang door haar moed den mijnen schraagde, en mij alles daardoor vervulde, bezwijkt thans mede onder de uitwerksels van het verteerend gebrek. Wat spreekt gij mij des, van vaersjens, en dergelijke.’Ga naar eind5. Na weer drie maanden, 7 december 1812, schreef Tydeman dat hij bij z'n verblijf in Amsterdam hoopte de gedichtjes te kunnen meenemen, ‘waarvan ik terstond werk zal maken, om ze tot meest genoegen van Mevrouw te doen uitgeven’Ga naar eind6.. Met dat doel benaderde hij de Haarlemse uitgever François Bohn, bij wie de Bilderdijks van 1811 tot 1814 hun poëzie uitgavenGa naar eind7.. Reeds eerder had Bohn een drietal bundeltjes kindergedichtjes verzorgdGa naar eind8.. Mevrouw Bilderdijk kwam met hem een bedrag van f 100 overeen. Aangezien er echter nog zes extra exemplaren Winterbloemen te verrekenen stonden trok Bohn van die som direct f 30 af. Op 6 april 1813 deelde Bilderdijk de transactie aan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De dichtkunst wijst de weg ter deugd.
Tydeman mee en vroeg hem het manuscript aan Bohn te willen overgevenGa naar eind9.. Daarop kon Tydeman de 13de uit Leiden schrijven: ‘Bohn heeft mij het resultaat zijner reis tot UWE. en Mevrouw vertoond: ik feliciteer U beide, doch misschien hem in de eerste plaats, met den koop. [...] Bohn heeft contant betaald, en dat is zeker eenig rabat waardig: en 't kan zijn, dat hij 't Ms. nog lang bewaren moet, eer hij 't uit kan geven. Het oorlogsvuur komt nader.’Ga naar eind10. Bilderdijk hierop vier dagen later: ‘Ik hoop dat gij nu ook werk zult maken van de andere gedichten mijner vrouw en de lieden niet weer bij mij zenden, 't geen het rechte middel is om den boel, of in den war te helpen, of aan den wal te schuiven. Met de Kindergedichtjens kost ons dit zeker f 30. Had ik Bohn gesproken, ik had hem weggejaagd, en dat achtte mijne vrouw nog slimmer.’Ga naar eind11. Tydeman was, blijkens zijn brief van 28 april, ook ongelukkig met de situatie: ‘Ik had met mijn vorig schrijven gewacht, terwijl ik de Kinderdichtjes van Bohn terug wachtte met zijn bod. Ik vernam dan, dat hij, gelijk ik wel vreesde, mij ontdoken was en begrepen had de reiskosten er uit te zullen halen, als hij direct met Mevrouw handelde. [...] Ik hoop slechts dat hij eene goedkoope uitgave der kindergedichtjes levert, opdat niet de Nederl. kinderen verlangen moeten, dat zijn koopregt (10 jaren na den dood des auteurs) kome te cesseren.’Ga naar eind12. Pas eind 1813 was het bundeltje (zie bijlage I) voor 12 stuivers te koop zonder platenGa naar eind13. en enige maanden later met zes illustraties door de ruim 70-jarige Reinier Vinkeles voor 1 gulden en 4 stuiversGa naar eind14.. Voor zijn bemiddeling kreeg Tydeman zes exemplaren, waarvan er een paar naar Kaap de Goede Hoop zouden gaanGa naar eind15., schreef hij 29 december; voorts meende hij: ‘duizende kinderen zullen er HEd. voor zegenen.’Ga naar eind16. De oplage en de berekening van de verkoopprijs zijn onbekend. Archiefgegevens van de fa. Bohn zijn voor deze tijd nog niet voorhanden. Ook het jaar van uitgave van de tweede druk is niet bekend. Wel weten we dat er bij de verkoop van het fonds in 1820 nog 575 exemplaren onverkocht waren. Met de platen en het koper gingen zij over naar zoon Pieter FrançoisGa naar eind17. die, in 1824, besloot een derde, met zeven gedichtjes vermeerderde, druk in 1000 exemplaren op te leggen. Indien er 200 met en 450 zonder platen werden verkocht, berekende hij, ‘Zoo komen er de kosten uit’Ga naar eind18.. Buiten de normale onkosten kwamen er voor deze druk bij: f 12 voor de nieuwe gedichtjes en f 82 voor het opgraveren van de zes platen en het titeltje door Daniël Veelwaard. De post voor vergaderen, adverterenGa naar eind19. en diversen bedroeg f 16, 15, -. Op dezelfde bladzijde van zijn rekenboek moest Bohn in augustus 1825 constateren dat er van beide soorten uitgave nog slechts 111 resp. 109 exemplaren waren verkocht. Voor de vierde druk van 1838 - acht jaar na Vrouwe Bilderdijks overlijdenGa naar eind20. - werden elf nieuwe platen en een nieuwe titelpagina gegraveerd. Johannes Steyn ontving voor twaalf tekeningen f 60, Henricus Wilhelmus Couwenberg voor het graveren f 300. De titelpagina werd door Van Baarsel en Thym geletterd. Totale kosten voor maar liefst 3000 exemplaren: f 850. Bohn berekende: kostprijs 43 cent, bij verkoopprijs van 70 cent is de winst f 750, ‘dat voor een herdruk by zoo'n zware oplaag te weinig is, en toch mogt ik willen dat het er maar van kwam’Ga naar eind21.. Waarom mócht hij dat willen? Omdat, sinds Van Alphen in 1778 het kindergedichtje hier te lande had geïntroduceerd, de markt overspoeld was door navolgingen. Mogen we de voorwoorden van die boekjes geloven, dan werden alle gedichten uitsluitend door vaders en moeders voor huiselijk gebruik geschreven en pas na aandrang van vrienden aan de pers toevertrouwd. Dat lezen we ook in het voorberichtGa naar eind22. van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vrouwe Bilderdijks bundeltje. Doch hier weten we zeker, door de beide eerste geciteerde brieven, dat het waarheid behelst. Voor kinderen van circa vijf tot tien jaar vertonen de gedichtjes een wel wat moeilijke woordkeus en zinsbouw. Door dit op te merken hanteren we nog niet de logica van Daalder, waar deze in zijn boek Wormcruyt met suycker van de schrijfster beweert: ‘Als we niet wisten dat zij een lieve moeder was voor haar kinderen zouden we het uit de verre van kinderlijke gedichtjes niet lezen.’Ga naar eind23. Uit het voorwoord van het bundeltje: ‘Het zijn gedichtjens voor kinderen, Dat het daarom juist geen kinderlijke gedichtjens behoeven te zijn, zullen zy gevoelen, die weten, wat het is, de vatbaarheid en het verstand in een kind te ontwikkelen, en tot hooger op te leiden.’ In de Vaderlandsche Letteroefeningen werd hierop geantwoord: ‘Ja, gedichten voor kinderen moeten, behoeven juist niet kinderlijk te zijn, maar het is toch beter dat zij het zijn. Het spreekt immers van zelve, dat het kinderlijke eene behoefte des kinds, iets eigenaardigs en voegzaams voor de bevatting des kinderlijken verstands is.’Ga naar eind24. Teksten als: Bemint dan God met heel uw ziel;
En, hebt, om Jezus smarten,
Uw naasten als u-zelven lief
Met reine Kristen-harten! (3e dr., p. 5)
of als: Waar twee of drie in 's Heeren naam
Zich plegtig in 't gebed vereenen,
Daar zal Hy in hun midden zijn,
En aan hun beê gehoor verleenen. (p. 47)
zou het kind niet begrijpen. Bedenken we hierbij dat het in onze tijd vrijwel onmogelijk is te achterhalen wat kinderen in 1814 van zulke gedichtjes vondenGa naar eind25.! De recensent is verder zeer lovend: sommige gedichten kunnen naast die van Van Alphen staan of zijn enig in hun soort, zoals ‘Goede nacht’. ‘Geduld en lijdzaamheid’ heet een meesterstukje. Uit het slot van deze recensie: ‘Wij hebben de afgunst wel eens in twijfel hooren trekken, of de dichtstukken van Mevrouw Bilderdijk wel zoo geheel hare eigene werken waren. Hij, wien nog iets van dit valsch vermoeden mogt aanhangen, leze deze gedichtjes, vergelijke dezelve met hare overige gedichten, en hij zal overtuigd worden, hoe geheel eigenaardig haar vrouwelijke dichttrant is, en hoe deze van den stouten en mannelijken toon van haren nooit volprezen Echtgenoot verschilt.’Ga naar eind26. Twintig jaar later werd het boekje in een redevoeringGa naar eind27. nog steeds voor kinderen aanbevolen omdat het aan de volgende vier vereisten van kinderpoëzie tegemoet zou komen: ‘Wie gedichten voor kinderen wil zamenstellen, moet zich geheel in de kinderwereld weten te verplaatsen; - waar hij haar zelve niet ten tooneele voert, moeten de onderwerpen, die hij behandelt, toch altijd binnen den kring der kinderlijke bevatting blijven; - hij moet in taal en toon den kinderlijken geest weten uit te drukken; eindelijk - hij moet zijne poëzij aan zedelijke bedoelingen dienstbaar maken.’Ga naar eind28. Aan het cruciale derde punt zou Vrouwe Bilderdijk ‘dikwijls’ of ‘meestal’ hebben voldaanGa naar eind29.. De verhandelaar achtte de gevorderde eenvoud en natuurlijkheid niet in eerste instantie door kinderachtige taal te bereikenGa naar eind30.. Hij besloot dat we de dichteres uit deze gedichtjes leerden kennen ‘als teedere Moeder, als verstandige Kindervriendin, als vrome en liefderijke Christinne’ en wenste dat ‘velen, ook in rijperen leeftijd, harer en harer heilzame lessen zegenende gedachtig zijn’Ga naar eind31.. Tweederde van de omvang der derde en vierde vermeerderde druk wordt ingenomen door 34 min of meer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
korte gedichtjes (zie bijlage II), waaronder twee vertalingen (zie bijlage III). Gescheiden door een aparte titelpagina volgt in zes afdelingen van in totaal 108 vierregelige strofen de geschiedenis van Jacobs zoon Jozef. Men behoeft bij dit onderwerp niet te denken aan speciale invloed van Bilderdijks jeugdwerk ‘Beschouwing der vyf tafereelen van Josephs leeven, afgebeeld door den konstschilder J.V..D.....’Ga naar eind32.. Het Jozefverhaal komen we in vele achttiende-eeuwse boekjes voor kinderen tegen, sedert John Locke in zijn Some thoughts concerning education (1693) het had afgekeurd om kinderen de Bijbel cursorisch te laten lezen. Men moest er liever bepaalde geschikte gedeelten uit kiezen, zoals, aldus Locke, de geschiedenis van JozefGa naar eind33.. De recensie in de Vaderlandsche Letteroefeningen achtte Vrouwe Bilderdijks Jozefverhaal ‘juist naar de bevatting van kinderen geschikt; de maat zelve is zoo gemakkelijk, dat men het als van zelf bij 't lezen van buiten leert’Ga naar eind34.. Het was te wensen dat het bundeltje, alleen al om dit verhaal, op scholen werd ingevoerd, naast het geliefde leesboek van Willem van Oosterwijk Hulshoff: De geschiedenis van Jozef, voor kinderenGa naar eind35..
In 8 van de 34 eigenlijke kindergedichtjes wordt het kind rechtstreeks aangesproken: 1 × lieve Elise, 1 × mijn kind, 5 × mijn zoon of mijn knaapje, 1 × mijn eersteling. Kinderen zelf zijn betrekkelijk weinig aan het woord; de meeste gedichtjes worden door een oudere (de ouder, lees meestal: de moeder) uitgesproken: 11 × ouder, 9 × kind, 6 × ouder of kind, 5 × auteurGa naar eind36., 2 × dialoog kinderen - auteur en 1 × dialoog kind - ouder. Dit hangt samen met de relatief uitgebreide lengte van Vrouwe Bilderdijks gedichtjes, vergeleken bijvoorbeeld met die van Van AlphenGa naar eind37.. Van Alphen: 66 gedichtjes op 104 pagina's, gemiddelde lengte 19,5 regels, gemiddeld aantal pagina's 1,4; Vrouwe Bilderdijk: 34 gedichtjes op 90 pagina's, gemiddelde lengte 32,0 regels, gemiddeld aantal pagina's 2,6.
Regellengten, strofenbouw en rijmschema's komen in grote trekken met die van Van Alphen overeen. In metrische schakering blijft Vrouwe Bilderdijk bij het oudere voorbeeld ten achter; zij wendt uitsluitend jamben en trocheeën aan, hetgeen de levendigheid niet ten goede komt. Overgaand tot de thematiekGa naar eind38. der gedichtjes vinden we allereerst de verhouding van de kinderen onderling beschreven in het versje ‘Moedwil’. Ferdinand breekt zijn zweepje, ontrukt vervolgens die van zijn kleiner broertje doch wordt minzaam door het oudste broertje terecht gewezen: Bedenk (dus sprak hy) wat gy doet,
En vraag uw eigen harte!
Toen laatst een makker by u kwam,
Die met geweld uw speelgoed nam,
Of dit u toen niet smartte.
Gelukkig was de wilde knaap
Gevoelig voor 't vermanen:
Hy bloosde; zag met schaamte neêr,
En gaf zijn broeder 't zijne weêr,
Met de oogen vol van tranen. (pp. 33-34)
De verhouding kind - ouders wordt in de gedichtjes ‘Goede nacht’, ‘Liefde tot zijne ouders’ en ‘Het dankbare kind’ weerspiegeld. De grondtoon is de liefdevolle eerbied, de gehoorzaamheid, niet uit vrees voor straf maar uit liefde tot zijn ouders: God gebiedt, dat gy uwe Ouders
Eeren en beminnen moet;
En het kind moet wel ontaard zijn,
Dat dit niet van harte doet. (p. 45)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Als in de meeste gedichtjes voor kinderen van circa 1800Ga naar eind39., leren we ook in die van Vrouwe Bilderdijk heel traditionele gezinnen kennen. In elk geval weten de kinderen er van orde en regelmaat: 'k Wensch U goede nacht, Papaatjen!
'k Wensch U goede nacht, Mamaatjen!
Broertjens, Zusjens, goede nacht!
Henrietje
Gaat naar bedtje,
Want daar slaat de klok reeds acht.
'k Heb mijn speelgoed reeds geborgen,
En mijn boekjens; dat ik morgen
Alles weêr in orde vind.
Moest ik zoeken
Naar mijn boeken,
'k Heette vast een slordig kind. (p. 11)
Met zijn beschrijving van de verhouding der ouders tot elkaar roerde Van Alphen in de literatuur voor kinderen iets geheel nieuws aan. In het werk van Vrouwe Bilderdijk wordt impliciet een goede relatie aanwezig verondersteld.
Van Alphen introduceerde in zijn gedichtjes een enkele baker of klepperman; de eigenlijke rollen reserveerde hij voor de ouders en de kinderen zelf. Dit is bij Vrouwe Bilderdijk in nog veel sterkere mate het geval. Slechts vier gedichtjes raken de relatie van het kind met de wereld buiten het gezin. Van de gedichtjes ‘De armen’, ‘Geen arme te verachten’, ‘Den lasteraar geen geloof te geven’ en ‘De logen’ behandelen de beide eerstgenoemde een onderwerp dat in vrijwel alle bundeltjes kinderpoëzie uit die tijd aan de orde werd gesteld. Het eerste gedicht begint als volgt: Wanneer ik wandel langs den weg,
Ontmoet ik somtijds armen,
Die, hongrig en van koû verstijfd,
My bidden om ontfermen.
ô God, hoe dankbaar moest ik zijn
Voor al uw gunstbewijzen!
Hoe moest ik U voor 't geen ik heb,
Met hart en lippen prijzen! (p. 40)
‘De logen’ behelst het volgend verhaal:
Een onbedachte knaap verloor
Met langs de straat te spelen,
Een groot stuk geld, hem aanvertrouwd
Om armen uit te deelen. (p. 29)
Voor straf beducht zoekt hij raad:
Hy had gevoel noch menschlijkheid,
En, geen bedrog ontziende,
Betichtte hy een armen knecht
Die by zijne ouders diende. (p. 29)
Deze knecht vindt, weggezonden, nooit meer werk. Het gezin gaat te gronde, moeder is reeds gestorven en op zijn sterfbed spreekt de vader tot z'n kinderen: Eén leugen maakte u ouderloos,
(Die God gewis zal wreken.)
Bedenkt dit heel uw leven door,
En, beeft voor 't logenspreken! (p. 32)
De goede of slechte eigenschappen van het kind worden voorts vertolkt in gedichtjes met titels als ‘Lust en plicht’, ‘Het goede voornemen’, ‘Het verstandige kind’, ‘Het onverdraagzame kind’, ‘Gevolgen van de ongehoorzaamheid’, ‘Moedwil’ en ‘Begeerlijkheid’, waaruit geciteerd: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Strekt het kind slechts eens de handen
Naar den hem ontzegden peer;
Spoedig zal hy alles wagen,
Want het blijft niet by dien keer.
De ondeugd durft al meer en meerder;
En, begon hy met één duit;
Eenmaal mooglijk blaast hy d'adem
Als volslagen booswicht uit! (p. 36)
De eerste alinea van ‘Geduld en lijdzaamheid’ toont de volharding van een spin in het steeds opnieuw maken van haar webGa naar eind40.. De tweede en laatste alinea is een aansporing tot de ‘lieve kleine meid’ dit voorbeeld te volgen bij de ‘taakjens’Ga naar eind41. die zij van moeder krijgt, geen onwil te tonen wanneer het werk inderhaast is verbroddeld doch vol goede moed opnieuw te beginnen. De natuurlijke blijken van Gods almacht worden verwoord in ‘Het onweder’ en ‘Wasdom’, in de kinderpoëzie van circa 1800 geijkte thema's die de verhouding raken van de mens tot het Opperwezen als wijze schepper en onderhouder van al het bestaandeGa naar eind42.. Wel heel overheersend is dit thema in de kinderpoëzie juist van Vrouwe Bilderdijk. De helft van haar gedichtjes betreft de relatie van het mensenkind tot God, Jezus of de Bijbel. In zes gedichtjes wordt gebeden. Vier gedichtjes zijn gebeden. Hieruit (zie met name ‘Gerustheid’ en ‘De Bijbel’), maar natuurlijk ook uit andere bronnen, leren we de schrijfster kennen als een dichteres die boven het rationalisme van de meeste kinderdichters haar geloof stelde. Zij had iets te zeggen dat sterk en zuiver voor haar persoonlijk leefde en dat zij op haar geliefde kind moest overdragen. Nergens geschiedt dit zo duidelijk als in ‘Afscheid aan mijn zoontjen’, waarvan de eerste strofen luiden: Vergeefs is 't in dit afscheidsuur
Mijn bange zuchten op te kroppen:
Uw afreis treft my, ja, mijn zoon,
Zy doet mijn boezem angstig kloppen.
Ach! 't is dat tijdstip nu niet meer,
Dat ik u al mijn zorg mocht wijden,
En in uw kinderlijk vermaak
My onbekommerd mocht verblijden.
't Was altijd nog een vijverkom,
Waarin de golfjens zachtjens vloeiden;
Waarop de lachjens en de vreugd
U in een veilig hulkjen roeiden.
Geen steile rots verhief zich daar
Die soms de hechtste kiel doet gruizelen;
Geen stormwind joeg er golven op,
Wier hemelhoogte 't hoofd doet suizelen. (pp. 84-85)
De symboliek van de levenszee is weliswaar van alle tijden, maar treft te meer wanneer we ons Julius' einde op zee in herinnering brengen: Geen reiziger voleindt dien tocht
(Schoon weelde en rijkdom hem verzellen)
Of 't stormweêr geeft hem vroeg of spa
Ten speelpop aan de ontembre wellen. (p. 87)
[...]
Ach! zoo uw pad door droefheid leidt,
Vertrouw u Gods onfeilbre zorgen!
Zijn hand beveiligt in den nood,
Al is die Vaderhand verborgen.
Strek naar geen zwakke bies uw hand,
In 't worstlen met des levens golven.
Wie ooit aan 't vlotte wier zich hield,
Dien heeft de stroom in 't eind bedolven.
Geen rijkdom zij uw toeverzicht,
Noch wat een stormwind weg kan blazen!
't Verganklijk goed dat weelde geeft,
Zij 't voorwerp van de lust des dwazen.
Neen; als u soms de boezem bloedt,
Zie, zie dan op tot Gods ontfermen!
Hy, die uw Ouders nooit verliet,
Zal zich hun lievling ook erbarmen.
Hy zij uw heul en toeverlaat!
Hoe ook des levens vaartuig slinger',
De weg die door het leven leidt,
Is afgetekend door Gods vinger. (pp. 89-90)
Hoe Vrouwe Bilderdijk zich als moeder en dichteres heeft gekweten van ‘dit minder schitterende dan nuttige en voor een moederlijk hart zoo belangrijk vak’, zoals Da Costa het maken van kindergedichtjes noemdeGa naar eind43., moge gebleken zijn uit de slotstrofen van dit gedicht dat zij haar zoon in het leven meegaf.
M. van Hattum M. van Hattum werkte in 1976 en 1977 in het kader van de juridische ‘Werkgroep Grote Raad van Mechelen’ aan een glossarium van oude vaderlandse rechtstermen. In 1980 en 1981 maakte hij een catalogus oude drukken van de bibliotheek van het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. Voorts verzorgde hij een teksteditie van Rh. Feiths De Ouderdom en publiceerde hij in Vestdijk Kroniek, Documentatieblad Werkgroep 19e eeuw en Ons Erfdeel. Een dissertatie over J.F. Helmers is in voorbereiding. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage I
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GEDICHTEN / VOOR / KINDEREN, / DOOR VROUWE / KATHARINA WILHELMINA BILDERDIJK. / Derde, vermeerderde Druk. / [vignet als 1e dr.] / Te HAARLEM bij / DE ERVEN FRANÇOIS BOHN. / MDCCCXXIV.// 12o; A-E12, F6; [1-2] voorrede, 3-125 gedichten, 126-128 inhoud, [129-132] reclame; aanw. B.-M., UBA 1056 D 27, UBU Z oct 27622. N.B. In het ex. B.-M. zijn de ills. bij ‘Gevolgen der ongehoorzaamheid’ en ‘Jozef’ v.w.b. de paginanummers niet aan de nieuwe dr. aangepast.
GEDICHTEN / VOOR / Kinderen, / DOOR VROUWE / K.W. Bilderdijk. / MET NIEUWE PLATEN. / [vignet ‘J. Steyn del. H.W. Couwenberg sculp.’] / Haarlem. / ER EN F. BOHN/ [lijn] /Vierde Druk.// 12o; [*], 1-512, 64; pp. als 3e dr., echter zonder reclame; aanw. UBA 189 F 38. GEDICHTEN / VOOR / Kinderen. / DOOR / VROUWE / K.W. BILDERDIJK.// 8o; [1-28], 3-68 (laatste blad 6e katern ontbr.); [1] Franse titel, [2] blanco, [3-4] voorrede, 5-91 gedichten, [92] blanco, 93-94 inhoud; aanw. B.-M. N.B. Privé-druk (vlgs. hs. aant. voorin in slechts 7 exx.) op rose papier, ingeplakt de ills. van de 4e dr.
De dichtwerken van Vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk (ed. I. da Costa), 3 dln, Haarlem, A.C. Kruseman, 1859; dl. 2, 221-284 gedichten; dl. 3, 626 voorrede. N.B. In de Bibl. v.d. Ver. ter bev. v.d. belangen des boekhandels, Amsterdam, toestemming erven Bohn aan A.C. Kruseman (Haarlem, 7-9-1857) om de kindergedichtjes in de DW op te nemen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage II
|
‘Gebed’ / kind |
‘Geloof, hoop, en liefde’ / ouder |
‘Jezus liefde’Ga naar eind44. / ouder of kind |
‘Liefde tot God’ / kind |
‘Morgengebed’ / kind / ill. 4e dr. |
‘Gebed voor de maaltijd’ / ouder of kind |
‘Goede nacht’ / kind / ill. 4e dr. |
‘Het ontwaken’ / kind / niet in 1e-2e dr. |
‘Gerustheid’ / kind |
‘Geduld en lijdzaamheid’ / overgang van auteur naar ouder / ill. 1e-4e dr. |
‘Het goede voornemen’ / kind |
‘Het verstandige kind’ / auteur en dialoog kk. / niet in 1e-2e dr. |
‘Het onverdraagzame kind’ / auteur |
‘De gevolgen der ongehoorzaamheid’ / auteur / ill. 1e-4e dr. |
‘De logen’ / auteur |
‘Moedwil’ / auteur / ill. 1e-3e dr. |
‘Begeerlijkheid’ / ouder of kind / niet in 1e-2e dr. |
‘De dood’ / dialoog moeder-zoon |
‘De armen’ / kind / niet in 1e-2e dr. |
‘Den lasteraar geen geloof te geven’ / ouder tot ‘mijn kind’ |
‘Liefde tot zijne ouders’ / ouder tot ‘lieve Elise’ |
‘Aandacht bij Gods woord’ / ouder tot ‘mijn zoon’ / ill. 4e dr. |
‘Het dankbare kind’ /kind |
‘Geen arme te verachten’ / ouder of kind / ill. 4e dr. |
‘Rijkdom’ / ouder tot ‘mijn knaapje’ |
‘Op het nieuwe jaar’ (zie bijl. III) / ouder of kind / niet in 1e-2e dr. |
‘Het geweten’ / ouder tot ‘dierbaar knaapje’ |
‘Wasdom’ / ouder tot ‘dierbaar knaapje’ / ill. 4e dr. |
‘Lust en plicht’ / auteur en dialoog kk. /ill. 1e-3e dr. |
‘Het onweder’ / ouder tot ‘dierbaar knaapje’ / ill. 4e dr. |
‘Op de jeugd’ (zie bijl. III) / ouder / niet in 1e-2e dr. |
‘Aan mijn zoontjen’ / ouder tot ‘mijn eerstling’ |
‘Afscheid aan mijn zoontjen’ / ouder |
‘De Bijbel’ / ouder of kind / niet in 1e-2e dr. |
‘Jozef’ / auteur / 2 ills. 1e-3e dr.; 3 ills. 4e dr. |
Bijlage III
vertalingenGa naar eind45.
Op het nieuwe jaar. | Pour le premier jour de l'Année. |
God, laat my 't hart tot U verheffen, | Que l'an nouveau, que je commence, |
En wijde ik U dit feestgetij': | O mon Dieu! te soit consacré! |
Leer Gy my t'elken stond beseffen, | Du prix d'une courte existence |
Hoe kort de duur des levens zij. | Fais que mon coeur soit pénétré! |
Si je compte chaque journée | |
Indien ik elken dag mag tellen | Par mes progrès dans la vertu, |
Door vordring op de Hemelbaan, | Je verrai s'échapper l'année |
Dan mag dit jaar my zoo ontsnellen, | Sans qu'un instant en soit perdu. |
Dat niet een uur te loor zal gaan. | |
Op de jeugd. | Sur la jeunesse. |
De jeugd gaat als een bloem voorby: | La plus tendre jeunesse |
Dat zy zich vroeg den Heere wij'! | Passe comme une heur: |
Niet uitstell' Hem alleen te leven! | Hâtez-vous, le temps presse, |
Wie Jezus dient, wordt alles licht, | Donnez-vous au Seigneur. |
En 't moeilijkst offer aan den plicht, | Tout se change en délice |
Zal steeds het zoetst genoegen geven. | Quand on veut le servir, |
Le plus grand sacrifice | |
Devient un doux plaisir. |
Vertoef niet, wie tot Jezus kom', | N'attendez point cet age, |
Tot dat de lustlooze ouderdom | Où les hommes n'ont plus, |
Uw moed en krachten doet bezwijken! | Ni force, ni courage, |
Gewis, het offer kost hem niet, | Pour les grandes vertus: |
Die dan alleen van de ondeugd vliedt, | C'est faire un sacrifice, |
Als zy gereed staat, hem te ontwijken. | Qui doit peu nous coûter, |
Que de quitter le vice, | |
Quand il va nous quitter. | |
Zij de eerste vrucht der prille jeugd | Offrons-lui les prémices |
De reine Godgewijde deugd, | D'un âge florissant, |
En vlie zy 't lokaas van de zinnen! | En renonçant aux vices |
De aanbidbre God die 't Al regeert, | D'un monde séduisant. |
Wil, dat de jeugd Hem kennen leert, | Cet adorable Maître |
En schonk haar 't licht om Hem te minnen. | Ne nous donne le jour, |
Qu'afin de le connoître, | |
De vivre en son amour. |
- voetnoot*
- Lezing, gehouden tijdens de jaarvergadering op 15-12-1984.
- eind1.
- Een reeks gebedjes voor de opeenvolgende delen van de dag. Wrsch. een eigen vorming; geen overeenkomstig woord in de naburige talen (inf. Bureau WNT).
- eind2.
- Briefwisseling van Mr. W. Bilderdijk met de hoogleeraren en Mrs. M. en H.W. Tydeman. Gedurende de jaren 1807 tot 1831. (ed. H.W.T. Tydeman), dl. 1, Sneek 1866, p. 346.
- eind3.
- Briefw., p. 350.
- eind4.
- Briefw., p. 361.
- eind5.
- Briefw., p. 363 (4-9-1812).
- eind6.
- Briefw., p. 386; vgl. ook p. 389 (15-1-1813) waar reeds sprake van een afrekening tussen B. en Tyd.
- eind7.
- Winterbloemen, Hollands Verlossing en Affodillen.
- eind8.
- D.W.S., Zedelyke, nuttige en leerzaame verhalen, voorbeelden en gedichtjens voor kinderen (1800); C. Müller, De naarstigheid der kinderen beloond (18022) en anoniem, Voor kinderen (1805).
- eind9.
- Briefw., p. 392.
- eind10.
- Briefw., p. 393.
- eind11.
- Briefw., pp. 394-395.
- eind12.
- Briefw., p. 397.
- eind13.
- Recensie: Vaderlandsche Letteroefeningen 1814 I, pp. 359-364.
- eind14.
- Id. 1815 I, p. 424. De platen apart kostten ook 12 st. (Naamlijst van uitgekomen boeken etc. (1790-1848), dl. 6, p. 93). De ills. worden niet genoemd in de lijst van Vinkeles' werk door E. de la Fontaine Verwey, De illustratie van letterkundige werken in de XVIIIe eeuw, Amsterdam 1934, pp. 160-161.
- eind15.
- Geen exx. eerste dr. in City Libraries Cape Town en South African Library (schr. inf. dec. '84/jan. '85). Wel bevat laatstgen. bibl. een ex. vierde dr. met handtek. auteur (uit bezit fam. Malherbe).
- eind16.
- Briefw., p. 443.
- eind17.
- UB Leiden, arch.-Bohn, cat. ongebonden boeken, nr. A 1, p. 2.
- eind18.
- Id., kostenboek, B 8. Prijs: zonder ills. f 0,60; met ills. f 1,20; met gekleurde ills. f 1,50 (Alphabetische naamlijst van boeken etc. (1790-1831), p. 65).
- eind19.
- Eerste adv. in Opr. H'l. Crt, 2-12-1824.
- eind20.
- Lodewijk Willem B. in een brief van febr. of maart 1831 aan G.T.N. Suringar over Vrouwe B.'s Nagelaten Gedichten (1833): ‘Onder de gevondene versjens zijn nog eenige kindergedichtjens. Oordeeld UWEd. het gepast dezen in den bundel op te nemen?’ Negatief antwoord van 1 april (Bibl. v.d. Ver. ter bev. v.d. belangen des boekhandels, Amsterdam).
- eind21.
- UB Leiden, arch.-Bohn, kostenboek, B 9, f. 72. De prijs werd f 1,40 (Alphabetische naamlijst etc. (1833-1849), p. 73).
- eind22.
- Vlgs. N. Beets (Verscheidenheden meest op letterkundig gebied, dl. 3, Haarlem 1867, p. 63) schreef Bilderdijk het voorberichtje; Anne de Vries (‘Hieronymus van Alphen en de kinderen van zijn tijd’, Spektator 11 (1980-1981), pp. 142-170, hiervan p. 150) wijst Bohn als auteur aan; ik durf te suggereren: Tydeman.
- eind23.
- D.L. Daalder, Wormcruyt met suycker. Historisch-Critisch overzicht van de Nederlandse Kinderliteratuur met illustraties en portretten, Amsterdam 1950, p. 70.
- eind24.
- Vaderlandsche Letteroefeningen 1814 I, p. 360. Vgl. ook Anne de Vries, a.w., p. 150.
- eind25.
- Anne de Vries, a.w., pp. 144-145.
- eind26.
- Vaderlandsche Letteroefeningen 1814 I, p. 364.
- eind27.
- K. Sybrandi, ‘Verhandeling, over Vrouwe K.W. Bilderdijk, beschouwd als kinderdichteres’ (Nutslezing Nijmegen okt. 1833), Vaderlandsche Letteroefeningen 1834 II, pp. 49-67.
- eind28.
- Id., p. 52.
- eind29.
- Id., p. 62.
- eind30.
- Id., p. 60. Sybrandi interpreteert, m.i. terecht, Vrouwe B.'s ‘kinderlijk’ aldus.
- eind31.
- Id., p. 67.
- eind32.
- Johannes van Drecht. Vgl. Vaderlandsche Letteroefeningen 1772 I, pp. 32-35; De dichtwerken van Bilderdijk, dl. 12, Haarlem 1859, pp. 395-399; R.A. Kollewijn, Bilderdijk, zijn leven en zijn werken etc., dl. 1, Haarlem 1891, pp. 48-49.
- eind33.
- H. Pomes, Over Van Alphen's kindergedichtjes. Bijdrage tot de kennis van de opvoeding hier te lande in de achttiende eeuw. Rotterdam 1908, p. 4.
- eind34.
- Vaderlandsche Letteroefeningen 1814 I, p. 364.
- eind35.
- Leiden 1798, een uitg. van de Mij. tot Nut van 't Alg.
- eind36.
- In ‘Geduld en lijdzaamheid’ een overgang van auteur naar ouder.
- eind37.
- Vgl. P.J. Buijnsters, Hiëronymus van Alphen (1746-1803), Assen 1973, pp. 99-113.
- eind38.
- Vgl. Pomes, a.w., pp. 132-210; L.J.Th. Wirth, Een eeuw kinderpoëzie 1778-1878, Groningen-Den Haag 1925, pp. 75-160; B. Kruithof, ‘Opvoedingsadviezen van Cats tot Beets. Continuïteit en verscheidenheid’, Onderwijs & Opvoeding in de achttiende eeuw (Verslag symposium 1982 Werkgroep Achttiende Eeuw), Amsterdam-Maarssen (1983), pp. 169-178.
- eind39.
- Vgl. lijst in Wirth, a.w., pp. 219-241.
- eind40.
- De illustrering is vergelijkbaar met die van Cats' ‘Des menschen leven en bedrijf vergeleecken met een spinne’ uit Dootkiste voor de levendigen (Zedenkundig vermaan voor jong en oud. Uit de prentenboeken van Jacob Cats (ed. G.A. van Es), Culemborg 1977, p. 238). Het gedicht van Cats heeft, zich wankel baserend op Jesaia 59:5, een geheel andere moraal.
- eind41.
- Bilderdijk over ‘taak’ in zijn Geslachtlijst der Nederduitsche naamwoorden, op stellige taalgronden gevestigd, dl. 2, Amsterdam 1822, p. 186: ‘een woord, in mijn tijd, van uit de naaiwinkels weêr in algemeenen omloop gebracht, en waar men sedert mooi meê is’.
- eind42.
- Vgl. Pomes, a.w., pp. 132-144; Wirth, a.w., pp. 154-160.
- eind43.
- I. da Costa, Overzicht van het leven en de werken van Mr. Willem Bilderdijk en Vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk, Geb. Schweickhardt, Amsterdam 1844, p. 241.
- eind44.
- Zonder auteursvermelding overgenomen in J. Pieters, Gedichten over den goddelyken kindervriend Jezus, ten gebruike der jeugd ingerigt, Antwerpen 1861, p. 36.
- eind45.
- Cantiques XXXIV en LXXV uit de Cantiques pour le Culte Public, recueillis et imprimés par ordre du Synode Wallon, Dordrecht, A. Blussé & Fils, 1803.