Bilderdijk-Museum in tweevoud
In de ledenvergadering van de Vereniging ‘Het Bilderdijk-Museum’ in december 1983 - bijeenkomst waarin het vijfenzeventigjarig bestaan van deze Vereniging werd gevierd - riep het bestuursvoorstel om te komen tot de uitgave van een eigen ‘Bilderdijk-periodiek’ geen enkele tegenwerping wakker, ja het werd naar het mij voorkomt zelfs met voorzichtig enthousiasme begroet, en hoe dan ook aanvaard.
Reeds te lang ontbrak het de Vereniging aan een eigen orgaan, terwijl er toch geen twijfel over is dat zo'n aan Bilderdijk gewijd blad recht en reden van bestaan heeft. De jaarlijkse lezingen, die het substantiële gedeelte van de ledenvergaderingen uitmaken, vormen het bewijs, dat er voorshands nog geen einde dreigt te komen aan het onderzoek van de talloze facetten van des groten ongenietbaren leven en werken. Ook komen er met regelmaat nieuw bronnenmateriaal en nieuwe gegevens beschikbaar. Het is ten behoeve van een systematisch onderzoek ten zeerste gewenst, dat mededelingen daaromtrent zo veel mogelijk in één orgaan worden ondergebracht. Het Museum als verzamelplaats in de letterlijke zin, zoals het nu door de Vereniging al vele jaren wordt beheerd, vraagt om een verzamelplaats in oneigenlijke zin, een periodiek, waarin de onderzoeker van Bilderdijks woorden en daden,
iedere geïnteresseerde in die intrigerende ondoorgrondelijke figuur op de grens van de achttiende en de negentiende eeuw, zijn gading vinden kan.
Voor dit nieuwe blad is de naam ‘Het Bilderdijk-Museum’ gekozen. Daarmee is aansluiting beoogd bij de negentiende-eeuwse traditie, die het woord ‘museum’ als titel voor een tijdschrift geijkt heeft. Het is een toepassing die de oorspronkelijke betekenis ‘plaats waar de Muzen gediend worden’ op zinvolle wijze intact laat.
Wat door mij bij de opening van de feestelijke bijeenkomst op 16 december 1983 is betoogd met betrek-