[Nummer 2]
Woord vooraf
Wij herdenken dit voorjaar hoe een halve eeuw eerder de Lage Landen door Duitse soldatenlaarzen onder de voet werden gelopen. Voor de redactie van dit tijdschrift was deze herdenking aanleiding een bijzondere aflevering samen te stellen over de gevolgen van oorlog en bezettingstijd voor Nederland en België. Een sterk accent is daarin gelegd op het historiografische aspect. Het lag voor de hand voor het Nederlandse aandeel het levenswerk van L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de tweede wereldoorlog centraal te stellen. Dit alleen al door zijn omvang monumentale werk beheerst immers evenzeer het landschap van de Nederlandse geschiedschrijving over de jaren 1940-1945 als de Mont Blanc, zelfs wanneer die soms in nevelen is gehuld, dit doet in de Alpen. Met de voltooiing van de delen XII en XIII was bovendien De Jongs werk in 1988 voltooid. Het gebouw was af; de vlag kon worden uitgestoken. De Jong dacht er echter anders over. Hij was zich ongetwijfeld bewust dat eerst nu de deur voor kritiek op zijn boeken pas goed was open gezet en beet zelf de spits af met een voordracht ‘Zelfkritiek’ op een in het najaar van 1988 door het Nederlands Historisch Genootschap gehouden congres waar hij, zeker publicitair, de belangrijkste spreker was. Goed voorbeeld doet goed volgen. Twee vertegenwoordigers van een jongere generatie historici, Houwink ten Cate en Trienekens, hebben kritisch bepaalde aspecten van zijn geschiedschrijving over de tweede wereldoorlog bestudeerd en lacunes daarin aangevuld. Het doet de redactie van de Bijdragen en mededelingen genoegen dat zij naast de hier genoemde studies een bespreking van de hand van Blom over de laatste twee delen van De Jongs magnum opus kan aanbieden. Het is immers vaak betreurd dat de met een regelmaat van de klok verschenen delen van Het Koninkrijk zo weinig reacties en recensies in de vakpers hebben uitgelokt. Misschien kwam het wel doordat de grote publiciteit bij de verschijning van elk deel - De Jong slaagde er telkens opnieuw in de media meesterlijk te bespelen - de lust tot het karwei van systematische bespreking deed afnemen. Behalve ettelijke andere Nederlandse boekrecensies is in deze aflevering verder de Belgische geschiedschrijving over de tweede wereldoorlog sedert 1970 door Meyers doorgelicht. Het comparatieve aspect vindt tenslotte uitdrukking in een studie van Mark van den Wijngaert over het bestuur van de Belgische secretarissen-generaal; een vorm van ambtelijk bestuur waarmee ook Nederland in de bezettingsjaren kennis maakte.
De redactie