Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden. Deel 93
(1978)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 207]
| |
Een overzicht van de bronnen met betrekking tot criminaliteit: 's-Hertogenbosch en Lier in de achttiende eeuw
| |
[pagina 208]
| |
I. De onuitgegeven bronnenA. De bronnen in verband met het eigenlijke procesBij het toelichten van deze groep bronnen moet onmiddellijk op twee beperkingen gewezen worden: Per jurisdictie kunnen deze bronnen onder andere namen in registers zijn verenigd, of juist niet. In het laatste geval behoren ze tot de niet nader gespecificeerde ‘processtukken’Ga naar voetnoot2.. Ook kan het voorkomen dat twee bronnen van dezelfde naam van inhoud verschillenGa naar voetnoot3.. Desondanks is het mogelijk om in grote lijnen een overzicht van deze categorie te geven. Hierbij is de volgorde aangehouden zoals die bij de procedure naar voren komt. | |
a) De vooronderzoekenAlvorens men tot een dagvaardiging of aanhouding overging, had er altijd een vooronderzoek of ‘informatie préparatoire’ plaats. De schout diende eerst zekerheid te hebben, dat hij bevoegd was om op te treden. Hij moest eveneens vaststellen of het misdrijf voldoende ernstig was om de tussenkomst van het gerecht te rechtvaardigen. Eenmaal hiervan overtuigd, was de schout verplicht onmiddellijk na het aan het licht treden van het misdrijf een onderzoek door de schepenen te vorderen. De schout en de twee, uit de schepenen gekozen, commissarissen begaven zich naar de plaats van het misdrijf. Zij schouwden de lijken en ondervroegen de slachtoffers en getuigen. Het vooronderzoek kon ofwel betrekking hebben op één of meer personen en diende dan vaak als basis op grond waarvan een aanhoudingsbevel werd uitgevaardigd ofwel het betrof een feit of de beschrijving van een gebeurtenis zonder meerGa naar voetnoot4.. Veelal bestond het vooronderzoek uit verklaringen afgelegd door de verschillende slachtoffers of getuigen ten overstaan van de schout en commissarissen. Deze werden dan door de commissarissen, de ‘deponent’ en vaak ook door de secretaris of griffier, die de acte opmaakte, ondertekend. Het leeuwedeel van de door vooronderzoeken verschafte inlichtingen zijn details die op zich van beperkte waarde zijn, maar die reliëf geven aan de gegevens uit de | |
[pagina 209]
| |
andere bronnen. Zij dienen dus in een groter kader te worden opgenomen. Afgezien van het eigenlijke misdrijf, kunnen zij ons ook informeren over de plaatselijke instellingen en het politieapparaat. | |
b) De ‘Provisiën van Justitie’Soms tekende de schout te Lier op de achterkant van het vooronderzoek zelf een maning aan de schepenen op om de dader van de feiten in hechtenis te laten nemen. Onmiddellijk daaronder volgde de toestemming van de schepenen. Dit gebeurde echter niet bij alle vooronderzoeken. Het kwam ook voor dat de Lierse schout in een afzonderlijk stuk toestemming vroeg om tot arrestatie over te gaan. Dit laatste was, wegens de veel grotere administratie, eveneens het geval te 's-Hertogenbosch, waar de ‘provisiën van justitie’ aparte registers vormen waarin de griffier een rechtsgeleerde, de decreten van apprehensie en andere provisiën van justitie die de schepenen aan het Hoog Officie toekenden, optekende. De formulering was vrij strak en stereotiep: steeds werd het verzoek van het Hoog Officie om een provisie van justitieGa naar voetnoot5. opgenomen met vermelding van de remonstrantie en het aantal door het Officie ingediende annexen op grond waarvan de schepenen tot een beslissing gemaand werden. In feite wijkt deze formulering nauwelijks af van de formulering van de ‘appointementen’ of vonnissen interlocutoir zoals die in de ciminele dicta zijn opgenomenGa naar voetnoot6.. Beide bronnen overlappen elkaar trouwens: soms werden de provisiën van justitie zonder enige aanwijsbare reden letterlijk in de criminele dicta opgenomen, waardoor één zelfde akte in twee van elkaar onafhankelijke bronnen voorkomt. De wijze van optekenen onderging een wijziging vanaf 17 juni 1791 daar men zich ging richten naar de criminele ordonnantie van 19 april 1791. Vanaf dat ogenblik werden onder andere het aantal en de afkomst van de getuigen vermeldGa naar voetnoot7.. In een aantal gevallen vroeg het Hoog Officie om een gedane gijzeling of arrestatie te decreteren, of toestemming om iemand nog een bepaalde tijd in gijzeling te houden. Onder deze titel rekende men ook een ontslag uit detentieGa naar voetnoot8.. In 's-Hertogenbosch werden soms de persoonlijke gegevensGa naar voetnoot9., soms ook de aard van het misdrijf en een enkele keer zelfs de datum van het eindvonnis vermeld. Steeds tekende men | |
[pagina 210]
| |
de datum op waarop de provisie van justitie werd toegekend, evenals de namen van de leden van het schepencollege die aan de beslissing hadden deelgenomen. | |
c) De criminele interrogatoriënEen van de belangrijkste bronnen niet alleen voor het verkrijgen van een zo volledig mogelijk beeld van de achterhaalbare criminaliteit in een bepaald gebied, maar ook voor het onderzoeken van de praktijk van de rechtspraak, zijn de criminele interrogatoriën. Zij bevatten voor 's-Hertogenbosch: de artikelen waarop de beschuldigde alleen gehoord wordt; de artikelen waarop de beschuldigde in aanwezigheid van getuigen gehoord wordt die hun versie van de feiten eveneens naar voren brengen. Dit zijn de zogenaamde ‘confrontaties’. Veel geringer in aantal echter zijn: de artikelen welke door de verdediging zijn opgesteld om getuigen à décharge te horenGa naar voetnoot10.; artikelen afkomstig uit andere jurisdicties of van andere instanties waarop getuigen uit 's-Hertogenbosch moesten worden gehoordGa naar voetnoot11.; bekentenissen van de beschuldigdenGa naar voetnoot12.; andere stukken die niets met de eigenlijke interrogatoriën te maken hebbenGa naar voetnoot13.. Ieder verhoor had plaats in aanwezigheid van minstens twee schepen-commissarissen en soms van het hele schepencollege, en werd door een griffier, of bij diens afwezigheid door een klerk of zelfs een schepen, opgetekend. Het is duidelijk dat de vragen die aan de verdachte gesteld werden vóór de ondervraging op schrift gesteld waren, terwijl de antwoorden haastig tijdens het eigenlijke verhoor werden neergekrabbeld. Het resultaat was dan ook slordig schrijven, doorhalen, vlekken, etc. De criminele interrogatoriën vormen een belangrijke bron voor het onderzoek naar de praktijk van de rechtspraak omdat deze bron ons inlicht over de formulering der vragen (meestal stelde men suggestieve of zelfs strikvragen)Ga naar voetnoot14., over de wijze van confrontatie tussen de beschuldigde en de getuigen (soms werden alle getuigen tegelijkertijd met de beschuldigde geconfronteerd, soms één voor één), en over de aard van de vragen die aan de getuigen gesteld werden (meestal letterlijk dezelfde vragen die al eerder aan de beschuldigde waren gesteld). Ook is het belangrijk te weten dat moordwapens en dergelijke werden beschreven en aan de beschuldigde werden voorgehouden tijdens de ondervragingGa naar voetnoot15.. Eveneens van belang zijn de ge- | |
[pagina 211]
| |
gevens over de tortuur: welke de toepassing, het verloop hiervan was en welke vragen er gesteld werden. Opvallend is dat een beschuldigde na een dergelijke zitting vaak niet meer in staat was zijn verklaring te ondertekenenGa naar voetnoot16.. Indien de verdachte niet naar volle tevredenheid van de schepenbank op de artikelen geantwoord - of bekend - had, werden hem later nog ‘nadere articulen’ voorgehouden die nieuwe elementen uit het onderzoek ter sprake brachten of reeds beantwoorde vragen herhaalden om op een bepaald aspect nog nader in te gaan. Na afloop van de ondervraging werden de artikelen met de antwoorden aan de verdachte en de eventuele getuigen voorgelezen. Soms wijzigden zij nog iets in hun verklaringen, maar meestal werden ‘dezelven met heyligen en plegtigen eed bekragtigt’ en door zowel de beschuldigde en de getuigen als de commissarissen en de griffier ondertekend. Geregeld staan er verwijzingen naar de datum waarop het decreet van apprehensie of het dagement in persoon ten laste van een bepaalde verdachte was toegekend evenals de naam en de functie van de gerechtsdienaar die de beschuldigde en/of de getuigen voor die zitting van het schepencollege had gedagvaardGa naar voetnoot17.. Opvallend is dat in deze registers ook integraal de interrogatoriën opgenomen zijn welke de hoofdofficier van Rotterdam naar zijn Bossche collega opstuurde met als doel een burger van 's-Hertogenbosch te ondervragen over diens rol in een economisch misdrijf dat in Rotterdam uitgezocht en vervolgd werdGa naar voetnoot18.. Omgekeerd nam men ook de interrogatoriën op waarop getuigen op verzoek van het schepencollege van 's-Hertogenbosch door schout en schepenen van Amsterdam werden ondervraagdGa naar voetnoot19.. Dit werpt licht op de onderlinge samenwerking tussen de verschillende jurisdicties. De studie van de criminaliteit wordt gediend door gegevens over woon- en geboorteplaats, ouderdom, geletterdheid, en soms het beroep van de beschuldigde. Sporadisch komen deze gegevens ook voor de getuigen voor. Vanzelfsprekend worden de aard van en de, al of niet relevante, omstandigheden rond het misdrijf uitvoerig uit de doeken gedaan. De antwoorden van de beschuldigden en de getuigen leveren een schat aan belangrijke gegevens op over hun houding ten opzichte van de rechtspraak, het schepencollege in het bijzonder en het dagelijks maatschappelijk gebeuren met zijn sociale rollen en intermenselijke relaties. | |
d) De criminele rolDe criminele rol bestaat uit met de hand geschreven registers die stapsgewijs het | |
[pagina 212]
| |
procedureverloop van een crimineel proces, van rechtsdag tot rechtsdag, weergeven, steeds onder de naam van de verdachte zodat men weet met welk proces men te doen heeft. De waarde van de criminele rol voor de studie van de criminaliteit op grond van de processen kan echter van jurisdictie tot jurisdictie verschillen. Voor het onderzoek over Lier bleek deze bron een onmisbare schakel: hieruit bleek de volgorde van de stukken en konden de verbale akten en pleidooien van de procureurs, de namen van de procureurs van de verschillende partijen, evenals het uiteindelijke vonnis, dat men te Lier slechts zeer zelden in de procesbundels zelf aantreft, achterhaald worden. Helaas treft men in deze bron ook een vrij groot aantal afgebroken processen aan. Het belang van de criminele rol voor de studie van de criminaliteit in deze middelbare jurisdictie is vooral hierin gelegen dat hij het mogelijk maakt het aantal strafrechtelijke processen te bepalen. De rollen bevatten misdrijven die belangrijk genoeg waren om strafrechtelijk te vervolgen. De namen van de beschuldigden zijn overgenomen en de bijbehorende processtukken en gegevens uit andere bronnen konden aan het frame van de criminele rol worden opgehangen. Het aldus verkregen overzicht van het aantal strafrechtelijke processen te Lier is vrij nauwkeurig: de andere bronnen die als aanvulling op de criminele rol zijn gebruikt leverden geen numerieke afwijking van betekenis op. Helemaal anders is de situatie in de hoge jurisdictie 's-Hertogenbosch: ook hier werd in de criminele rol het verloop van een strafrechtelijk proces aangegeven van rechtsdag tot rechtsdag. Soms gebeurde er in geen weken of maanden iets met een proces en ‘stond het over’, dat wil zeggen werd alleen de naam van de beschuldigde voor die dag aangetekendGa naar voetnoot20.. Na maanden van ‘overstaan’ werd soms een dergelijk proces zonder verdere opgave van redenen niet meer in de criminele rol opgenomen. Een onderzoek van de andere bronnen, zoals de criminele dicta, die mogelijk een verklaring (in de vorm van een vonnis bijvoorbeeld) hiervoor zouden kunnen bevatten, leverde in de meeste gevallen niets op. In 's-Hertogenbosch bevatten de criminele rollen geen verbale akten of pleidooien van de procureurs, evenmin als het eindvonnis. Wel is aangegeven wanneer een zaak ‘ten thoon geinterloqueerd’ was, dat wil zeggen wanneer het getuigenbewijs door een vonnis van de schepenen werd toegestaan. Dit vonnis interlocutoir is in vele gevallen eveneens terug te vinden in de criminele dicta. De aantekeningen in de Bossche criminele rollen gebeurden in telegramstijl met veel afkortingen. In uitzonderlijke gevallen, voornamelijk in het begin van de bestudeerde periode, zijn de antwoorden van een beschuldigde op de hem voorgehou- | |
[pagina 213]
| |
den aanklacht of ‘ticht’ opgetekend. De aanklacht zelf is niet in de rollen opgenomen. Evenals in de andere bronnen is de formulering doorgaans stereotiep. Persoonlijke gegevens over de verdachte worden nauwelijks vermeld: alleen de naam en soms de woon- of geboorteplaats zijn opgetekend. Over eventuele slachtoffers of over de aard van het misdrijf dat de beschuldigde ten laste werd gelegd komt men uit deze bron niets te weten. Van veel groter belang is het feit dat niet iedere strafzaak met een eindvonnis in de Bossche criminele rol is opgenomen. Dit verschijnsel kan slechts ten dele door een ‘de plano’ rechtspraak worden verklaardGa naar voetnoot21.. De veronderstelling dat een eventueel optekenen in de criminele rol verband zou houden met de ernst van het ten laste gelegde delict houdt geen steek: er is een groot aantal doodvonnissen teruggevonden in zaken die nooit in de criminele rol waren opgenomen. Andersom hebben niet alle zaken die in de Bossche criminele rollen vermeld staan een eindvonnis. Anders gezegd leverde het onderzoek voor 's-Hertogenbosch een aantal zaken mét een eindvonnis, maar zonder proces, en een aantal zaken mét een proces maar zonder eindvonnis op. Samenvattend kan men stellen dat de waarde van de criminele rol, nog afgezien van de onderlinge verschillen tussen de verschillende jurisdicties, als afzonderlijke eenheid altijd vrij beperkt is. De bron vermeldt het procedureverloop maar weinig van de eigenlijke zaak. Het gevolg is dan ook dat indien men, naast de criminele rol, niet over bijkomende inlichtingen beschikt, hetzij uit processtukken, hetzij uit de vooronderzoeken, hetzij uit de vonnissen, een strafzaak veel van haar betekenis voor de studie der criminaliteit verliest. | |
e) De criminele dictaDeze, te Lier onbekende, bron bevat de ‘appointementen’ en vonnissen die in een bepaald proces door het schepencollege zijn uitgesproken. Steeds als er zich tijdens een proces een bepaalde moeilijkheid van procedurele aard voordeed, waarvoor een oplossing door een beslissing van de rechtbank noodzakelijk was, werd een dergelijk ‘appointement’ of ‘vonnis interlocutoir’ in de criminele dicta registers opgetekendGa naar voetnoot22.. Naast dergelijke appointementen en vonnissen interlocutoir, waarvan het aantal per proces sterk kon wisselen afhankelijk van de moeilijkheden in het verloop van het proces, noteerde men ook de definitieve vonnissen met de strafmaat. Hierbij werd steeds, bij iedere aantekening, een vrij strakke steeds terugkerende formulering gebruikt met opgave van de remonstrantie en het aantal annexen, ingediend door het Hoog Officie, op grond waarvan de schepenen tot een beslissing werden ge- | |
[pagina 214]
| |
maand. In sommige gevallen vermeldde men ook de begindatum van het proces, de datum van het verlenen van het decreet van apprehensie of het dagement in persoon, het ‘appointement ten thoon’ (getuigenbewijs), de aard van het misdrijf - in mindere of meerdere mate gedetailleerd -, de strafmaat, de datum van het vaststellen van het vonnis en de aanwezige schepenen of gezworenen. In de loop van de bestudeerde periode is er in de wijze van optekening geen verandering van betekenis gekomen. Wel zijn er nogal wat slordigheden en onnauwkeurigheden ingeslopen, zoals bijvoorbeeld data die foutief uit andere bronnen werden overgenomen en die bij een vergelijkend onderzoek van de bronnen aan het licht komen, of fouten in de foliëring van de verschillende registers van de criminele dictaGa naar voetnoot23.. Deze bron is van onschatbare waarde voor het onderzoek naar de criminaliteit in het verleden vanwege de rijkdom aan gegevens die hij bevat. Grosso modo kan deze informatie in de volgende categorieën worden onderverdeeld: Persoonlijke gegevens: Afhankelijk van het geval kunnen de persoonlijke gegevens summier of vrij uitgebreid zijn en zowel de verdachte als diens eventuele slachtoffer betreffen. Van de beschuldigde worden naam, geboorte- of woonplaats en vaak leeftijd en beroep vermeld. Indien reeds eerder gevonnist noteert men ook de reden van zijn vroegere veroordeling, de strafmaat en de rechtbank die het vonnis heeft uitgesproken. Van het slachtoffer worden meestal alleen de naam en woonplaats opgetekend. De aard van het misdrijf: In het eindvonnis werd meestal wel iets genoteerd over de aard van het misdrijf waarvan de veroordeelde werd beschuldigd. Soms werden er echter uitgebreide verslagen gemaakt met vermelding van datum (een enkele keer zelfs het uur), en plaats van het misdrijf, de namen van het slachtoffer en eventuele medeplichtigen, hun rol, de grootte van de buit en wat ermee gebeurde. Deze bron is uiteraard eveneens belangrijk voor de studie van de procedure en van het strafrecht, maar ook voor de mentaliteitsgeschiedenis. Naast de strafmaat vermelden de vonnissen vaak ook een soort verantwoording die de rechters noodzakelijk achtten om de strengheid van een straf te rechtvaardigen. Hierin kwam in de loop van de bestudeerde periode enige verandering. In 1766 schreef men dat bepaalde misdrijven saaken zijn die in een land van justitie en goede politie niet en kunnen, nog mogen worden getolereert, maar om andere een exempel, en daarvan een affschrik te geven, ten hoogsten strafbaar zijn. | |
[pagina 215]
| |
Een tiental jaren later schreef men dat die misdrijven zaaken zijn, welken in een land daar regt en goeden burgerstand gehandhaaft en onderhouden word, niet kunnen geduld, maar anderen ten spiegele en tot afschrik, ten hoogsten gestraft moeten wordenGa naar voetnoot24.. Ook verzoekschriften, zogenaamde ‘requesten’ werden in de criminele dicta opgenomen. Zij waren zowel van het Hoog Officie als van de verdediging afkomstig. Doorgaans vroeg de schout in zijn requesten dat een bepaalde verdachte ‘sodanig mogte worden gecorrigeert, gemulcteert en gestraft, als naar exigentie van saeken, wetten en placaten van den lande soude bevonden worden te behooren’Ga naar voetnoot25.. Ook uitzonderingen deden zich voor: in het geval van zelfmoordenaar J.v. Boeckel eiste hij een voorbeeldige straf tegen diens lijkGa naar voetnoot26.. Op requesten van de beschuldigde of diens bloedverwanten namen de schepenen in overleg met het Hoog Officie een beslissing, die als appointement in de criminele dicta werd genoteerd. Het merendeel van deze requesten betrof een verzoek tot intrekken van het decreet van apprehensie en ontslag uit detentieGa naar voetnoot27.. Soms vroeg men om een procureur voor de verdediging, of om toestemming om de gevangene in zijn cel op te zoekenGa naar voetnoot28.. Een enkele keer ook verzochten familieleden het schepencollege om een lastige bloedverwant op het eerstvolgende schip naar Indië te zetten om de familie zo verdere schande te besparen. Dit laatste gebeurde doorgaans slechts na min of meer ernstige overtredingenGa naar voetnoot29.. Ook de, soms vermeende, krankzinnigheid van een verdachte gaf aanleiding tot verzoekschriften. Hierbij vroeg men toestemming om de verdachte voor diens leven veilig op te sluiten ofwel om clementie bij de strafbepaling wegens diens verminderde toerekeningsvatbaarheidGa naar voetnoot30.. Gratiebrieven werden eveneens in de criminele dicta opgenomen. Vooral in de tweede helft van de bestudeerde periode neemt hun aantal sterk toe. Ook hier is de formulering weer stereotiep en vervangen zij soms de eindvonnissen in bepaalde processen. Doorgaans bevatten zij geen nieuwe, voor de studie van de criminaliteit, belangrijke gegevens. Dit geldt eveneens voor de correspondentie tussen het Bossche schepencollege en de raad van Brabant of de staten-generaal en de schepencolleges van andere steden die in de criminele dicta is opgenomen voor zover | |
[pagina 216]
| |
die betrekking had op een bepaald proces. Zij heeft zeker waarde bij het bestuderen van het strafrechtGa naar voetnoot31.. | |
f) De eigenlijke processtukkenDeze processtuken zijn de schriftelijke voortbrengselen van de ‘inquisitoire’ procedure. Hierbij ging de vervolging van de overheid uit en was gericht op het verkrijgen van een bekentenis van de beklaagdeGa naar voetnoot32.. De weg naar een beter begrip van de lokale strafrechtelijke procedure ligt bezaaid met voetangels en klemmen, waarbij ook gegevens over hoe het bij andere rechtbanken toeging, slechts van secundaire waarde zijn: Dans les consistoires de justice des villes et des villages, on ne connaissait guère qu'une seule procédure en matière de poursuites criminellement intentées; mais chaque consistoire avait la sienne, divergente de celle des autres, sinon au point de vue des principes, du moins quant à certains détailsGa naar voetnoot33.. Het is dan ook vrijwel ondoenlijk om een volledige opsomming te geven van alle losse stukken die tot één proces konden behoren. De omvang van een proces was afhankelijk van de aard van het misdrijf, de behendigheid van de advokaten van beide partijen en het systeem van woord en weerwoord waardoor de pleidooien, niet in het minst door de zeer lange citaten uit juridische werken en vele herhalingen, soms tot ware boekwerken uitgroeidenGa naar voetnoot34.. Zowel te Lier als te 's-Hertogenbosch variëren de processen niet alleen in omvang maar ook in volledigheid. Dit is het gevolg van de procedure: nieuwe gegevens in de loop van het proces ontdekt, gaven aanleiding tot heel wat nieuwe stukken en slordigheid bij het opbergen, waardoor sommige stukken ontbreken of in heel andere fondsen of bundels zijn terechtgekomen. Het bewerken van de processen werd in beide steden bemoeilijkt door het feit dat burgerlijke en strafrechtelijke zaken door elkaar in bundels waren samengebracht. Het belang van de processen voor de studie van het strafrecht en de procedure spreekt voor zichzelf. Voor de studie van de criminaliteit zijn die gegevens uit de processen welke de aard en toedracht van het misdrijf, evenals die welke de situering van dader en slachtoffer in hun respectievelijk milieu mogelijk maken, van het grootste belang. Deze gegevens zijn voor 's-Hertogenbosch het duidelijkst en vol- | |
[pagina 217]
| |
ledigst terug te vinden in de criminele interrogatoriën en de criminele dicta, terwijl de eigenlijke processen, althans wat de studie van de criminaliteit betreft, weinig nieuws opleveren. Anders lag de situatie te Lier waar de beide genoemde bronnen ontbraken. Daar bewezen vooral de volgende stukken hun belang: | |
1) De beschuldigingDe schout diende binnen drie dagen na de arrestatie van een verdachte zijn aanklacht (tevens vragenlijst) te formuleren aan de hand van de verklaringen uit het vooronderzoek. Het stuk werd ‘poincten van betichtinge, aenspraeck ende conclusie’ genoemd, kortweg ‘ticht’. Indien de betichte niet voortvluchtig was, diende hij hierop persoonlijk en zonder ‘assistentie van raede’ te antwoorden voor de in rechtszitting bijeengeroepen schepenen. Vaak gaf dit aanleiding tot antwoorden als ‘ontkent’ of ‘bekent ut in textu’, maar soms gaf de betichte uitvoeriger antwoord. In 's-Hertogenbosch beperkte de ‘ticht’ zich tot de zuivere puntsgewijs opgestelde aanklacht. Een enkele keer werden de antwoorden van de betichte op de criminele rol genoteerd, in plaats van op de ticht zelf zoals te Lier. In uitzonderlijke gevallen werd er bij wijze van ‘conclusie’ een duidelijk bepaalde strafmaat geëistGa naar voetnoot35., meestal echter eiste de schout in beide steden dat de beklaagde gestraft zou worden ‘als Uedel Agtbaren in conformiteyt van de reghten, wetten en placaeten van den landen sullen oordeelen en bevinden te behooren’Ga naar voetnoot36.. | |
2) De ‘ampliatie van antwoorde’Met deze schriftelijk ingediende ampliatie van antwoorde kreeg de beklaagde de mogelijkheid om met behulp van zijn raadsman zijn antwoorden op de ticht toe te lichten, of zelfs te ontkennen en in te trekken. Dit gebeurde dan ook vaakGa naar voetnoot37.. Indien er tijdens het proces nieuwe feiten aan het licht kwamen legde het openbaar ministerie deze in ‘naerdere poincten van betichtinge’, of ‘ampliatie van ticht’ ten laste van de beklaagde. Het principe herhaalde zich: eerst moest de verdachte zonder hulp van zijn raadsman antwoorden, vervolgens werd er dan een schriftelijke ‘naerdere ampliatie van antwoorde’ opgesteld. | |
3) Het bewijs door getuigen of ‘thoon’Het bewijs door getuigen was een zeer belangrijk aspect van de procedure. De be- | |
[pagina 218]
| |
klaagde kreeg de gelegenheid bezwaar aan te tekenen tegen de door het openbaar ministerie voorgeleide getuigen waarna het openbaar ministerie de kans kreeg zijn getuigen te verdedigen. De verdediging mocht eigen getuigen voorleiden die de beklaagde konden ontlasten. Op zijn beurt mocht het openbaar ministerie deze getuigen wraken. De getuigen die door de schepenbank waren opgeroepen, dienden op straf van boete te verschijnen. Zij legden hun verklaringen onder ede af en hun getuigenissen bleven geheim totdat beide partijen hun bewijsvoering hadden afgerond. Het zou te ver leiden om in dit overzicht de verschillen in procedure en optekening tussen beide steden uitvoerig uiteen te zetten. Het zal aan de hand van de hierboven aangegeven aspecten duidelijk genoeg zijn dat er veel gegevens in verscholen liggen die kunnen bijdragen tot een beter begrip van hoe de rechtspraak in het ancien régime functioneerde. | |
B. Bronnen die voor de studie van de criminaliteit in ruimere zin belangrijk zijnDeze categorie bronnen geeft in ruimer verband inlichtingen over de criminaliteit, de werking van het politieapparaat, de houding van de magistraat ten opzichte van de misdaad en/of de vervolging ervan. Zij hebben niets te maken met het eigenlijke proces tegen een beschuldigde en kunnen soms gebruikt worden om het beeld van de rechtspraak, zoals dat uit de processtukken is ontstaan, te toetsen. Er zijn twee elkaar aanvullende bronnen die hierbij onmiddellijk in het oog springen, namelijk de rekeningen van de schout en de daarbijbehorende acquitten. | |
a) De rekeningen van de schoutGa naar voetnoot38.De in 1404 opgerichte rekenkamer van Brabant had als voornaamste bevoegdheid het afhoren van de rekeningen der vorstelijke officieren. Gecontroleerd werd of de vermelde inkomsten en uitgaven wel gewettigd waren, wat in de praktijk betekende dat vele uitgaven van de schout ongeldig werden verklaard omdat zij gerekend werden tot de onkosten van het schoutsambt en als zodanig niet ten laste van de vorst mochten worden gelegd. De rekeningen werden, althans te Lier, in principe door de schout zelf opgesteld en zijn onderverdeeld in twee rubrieken: de inkomsten en de uitgaven. Wat de inkomsten betreft diende de Lierse schout in de eerste post alle criminele | |
[pagina 219]
| |
gevallen op te geven die binnen het termijn van de rekening waren voorgekomen en onder de bevoegdheid van de markgraaf van Rijen vielen. De markgraaf van Rijen was de schout van Antwerpen die de ‘overste officier’ was voor alle ‘criminele saken den lijve oft leth aengaende’, dat wil zeggen de zwaarste misdaden, welke zich in de stad en bijvang van Lier mochten voordoen. De tweede post in de rekeningen van de Lierse schout betreft ‘de anderen ontfanck van criminele saeken binnen de stadt van Liere gevallen’. Hieronder werden de zaken gerekend die afliepen met verbanning, geseling of schavottering. Steeds diende er door middel van verklaringen van de stadssecretarissen te worden aangetoond dat er niet méér aan de confiscatie van de goederen der veroordeelden was verdiend, dan de schout had opgegeven. Eigenaardig genoeg werd maar een fractie van het totaal aantal uitgesproken vonnissen in deze rekeningen genoteerd. Dit maakt deze bron zeer ‘gevaarlijk’ als hij niet gelijktijdig met andere wordt gebruiktGa naar voetnoot39.. Waarom de Lierse schoutsrekeningen zo onvolledig zijn is een raadsel. Indien het de bedoeling was alleen die zaken te vermelden, waarin de schout inkomsten van verbeurdverklaringen opstreek, dan zouden de zaken waaraan hij niets verdiende niet vermeld worden. En toch vermeldt men ze wel, ze vormen zelfs de meerderheid der gevallen. Opmerkelijk is bovendien het feit dat in de Lierse acquitten méér vonnissen zijn opgenomen dan in de rekeningen. De constatering dat de acquitten meer vonnissen en dus meer criminele gevallen vermelden dan de rekeningen, zet de onderlinge samenhang van deze bronnen enigszins op losse schroeven. Ook de derde post van de Lierse schoutsrekeningen, namelijk de inkomsten uit de civiele zaken en van de ‘keuren en breuken’, dat wil zeggen de met boeten bestrafte overtredingen, levert soms interessante gegevens op. Getracht is om na te gaan hoeveel overtredingen onmiddellijk na het vooronderzoek door middel van boeten berecht werden, zonder dat er criminele processen uit evolueerden. Geen van de overige posten onder ‘ontfangsten’ gerangschikt, bleek voor mijn onderzoek van belang te zijn. De uitgaven leverden aanzienlijk minder bruikbare gegevens op. De vermelde ‘costen en misen van justitie’ zijn in te vage termen gesteld om nuttig te zijn. Het gaat steeds om uitgaven gedaan bij één van de hoger in de inkomsten vermelde criminele zaken of overtredingen. Tot op zekere hoogte kunnen de stadsrekeningen van 's-Hertogenbosch gegevens | |
[pagina 220]
| |
leveren die vergelijkbaar zijn met die uit de schoutsrekeningen en acquittenGa naar voetnoot40. maar hun aanvullend karakter moet worden beklemtoond. De rekeningen van de gerechtsofficieren kunnen een zeer belangrijke bron zijn voor de studie van de criminaliteit. F. Vanhemelryck slaagde erin door een statistische bewerking van deze bronnen voor de ammanie van Brussel het criminaliteitsbeeld van de vijftiende tot en met de zeventiende eeuw vast te leggenGa naar voetnoot41.. | |
b) De acquittenDe acquitten zijn de aanvullingen op de rekeningen van de schout waarmee deze zich verantwoordde voor zijn uitgaven en inkomsten. De rekenkamer eiste van de rendanten dat zij de nodige bewijsstukken aan hun rekeningen zouden toevoegen. Het is niet verantwoord de rekeningen van de acquitten te scheiden omdat zij één geheel vormen. Ook in de Lierse acquitten zijn belangrijke gegevens gevonden voor de studie van de criminaliteit: bij iedere rekening waren er steeds de verklaringen van de stadssecretarissen over het aantal criminele vonnissen en zaken die zij voor de termijn van de rekening in de criminele rollen hadden aangetroffenGa naar voetnoot42.. Ook de vonnissen zelf werden ingeleverd. Daarnaast stelden de secretarissen eveneens verklaringen op over de keuren en de breuken, waarin zij meldden dat er niet méér waren voorgekomen dan de schout in zijn rekening aangegeven had. Soms werd er een lijst bijgevoegd waarin alle keuren en breuken opnieuw werden opgesomdGa naar voetnoot43.. De in de acquitten opgenomen vonnissen dienden onder andere ter verantwoording van de inkomsten die aan verbeurdverklaringen van de goederen der criminelen werden opgestreken. Doch niet uitsluitend: ook de vonnissen van vagebonden en landlopers zijn in de acquitten aanwezig terwijl dezen geen eigendom bezaten. Dit laatste laat vermoeden dat het er de centrale overheid eveneens om ging een volledig beeld te krijgen van de criminaliteit in de geografische omschrijving waarover de rekening handelde. Hiertegen pleit dan weer dat de Lierse acquitten evenmin als de rekeningen van de schout kunnen bogen op volledigheid in de weergave van het totaal aantal criminele gevallen. Samenvattend mag men stellen dat de acquitten en de rekeningen van de schout wat de criminaliteit in de achttiende eeuw betreft, waardevolle aanvullende gegevens bieden. Uitsluitend afgaan op deze twee bronnen zou maar een heel beperkt deel van de criminaliteit opleveren. | |
[pagina 221]
| |
C. Bronnen noodzakelijk voor de situering van de criminaliteit van een bepaald gebiedOm het situeren van de criminaliteit in een kader van tijd en ruimte mogelijk te maken, moet een derde categorie bronnen worden geraadpleegd. Dit zijn de ‘keuren- en ordonnantieboeken’Ga naar voetnoot44.. De stedelijke ordonnanties zijn om drie redenen belangrijk voor de criminaliteit: Door de ordonnanties die betrekking hebben op het onderzoeksterrein (of er aan raken) in categorieën onder te verdelen, al naar gelang hun inhoud, is het mogelijk op te maken in hoeverre de stad zich bewust was van de omvang van een bepaalde sektor van de criminaliteit. Vervolgens is het mogelijk om het beeld dat de stadsoverheid van die bepaalde sektor had aan de werkelijkheid te toetsen zoals die spreekt uit de andere bronnen. De tweede reden ligt besloten in de vraag in hoeverre het uitvaardigen van ordonnanties in verband stond met een eventuele stijging of daling van de misdadigheid en in hoeverre de ordonnanties een reaktie waren op de criminaliteit. De derde - minstens even belangrijke - reden wordt gevormd door de vele nieuwe inlichtingen die in geen enkele andere bron werden aangetroffen. Zij zijn voornamelijk van kwalitatieve aardGa naar voetnoot45.. | |
VariaSoms kan men bij het uitdiepen van de gerechtelijke instellingen gebaat zijn bij het raadplegen van bronnen over de bestuurlijke instellingen van het te bestuderen gebied. Deze verschillen in aard, omvang en belang van streek tot streek en wisselen regionaal al even sterk in benaming. Bronnen als ‘vonnisboeken’ of ‘dictumboeken’ waarvan pas bij nader onderzoek blijkt dat zij burgerlijke processen behandelen, kunnen voor de leek verwarrend zijn. | |
II. De uitgegeven bronnenHet ligt voor de hand dat ook de uitgegeven bronnen niet onbelangrijk zijn voor de historische studie der criminaliteit, procedure en strafrecht in het algemeen. | |
[pagina 222]
| |
Daar zij echter regionaal sterk in aard en aantal kunnen verschillen en bovendien makkelijker toegankelijk zijn dan de onuitgegeven bronnen, wordt hier slechts een summier overzicht van enkele belangrijke onder hen gegeven bij wijze van richtlijn en zonder op volledigheid te bogen. | |
A. De niet-verhalende bronnenMen mag zich bij de bestudering van de criminaliteit in het verleden niet uitsluitend richten op de criminele praktijk. Ook de - theoretische - keerzijde van de medaille, namelijk het vaststellen van wat als misdadig beschouwd werd en welke maatregelen er tegen de criminaliteit getroffen dienden te worden, moet bij het onderzoek betrokken worden. De centrale overheid, hetzij de vorst, hetzij de staten-generaal, vaardigde ordonnanties en resoluties uit die belangrijke inlichtingen verschaffen over de verontrustende afmetingen van de misdadigheid. Zij vermelden de aard van de misdrijven, hun groeiende frequentie, maar ook aanduidingen over hun oorzaken. Ook de ondoeltreffend gebleken remedies worden opgesomd, om aan te geven waarom strengere maatregelen noodzakelijk zijn. Op lokaal vlak verdienen de stedelijke ordonnanties - al of niet uitgegeven - de aandacht omdat daarin de pogingen kunnen worden achterhaald die de stadsoverheid ondernam om de richtlijnen van het centraal gezag in praktische maatregelen om te zetten. Ook de costuimen, die samen met de stedelijke ordonnanties het geheel van de lokale wetgeving vormden, leveren niet te verwaarlozen inlichtingen. Zij kunnen de lokale procedure zowel in burgerlijke als strafrechtelijke processen en de gerechtelijke organisatie van de omschrijving verhelderen. Het belang van de uitgegeven juridische tractaten van de rechtsgeleerden uit het ancien régime spreekt voor zichzelf. | |
B. De verhalende bronnenVan veel minder waarde voor de studie van de criminaliteit en gerechtelijke organisatie zijn de meestal in aantal vrij beperkte verhalende bronnen zoals reisverhalen, en dergelijke. Observaties van gebeurtenissen in bewogen tijden, zoals bijvoorbeeld dagboeken, kunnen echter, zeker wat de algemene toestand van een bepaald gebied betreft, nuttige inlichtingen bevatten. Zij geven de visies van tijdgenoten op de omstandigheden waarin deze leefden in mindere of meerdere mate genuanceerd weer. | |
[pagina 223]
| |
ConclusieHet is onmogelijk om een voor alle jurisdicties sluitende opsomming te geven van de bronnen die van belang kunnen zijn voor de studie van de criminaliteit en de praktijk van de rechtspraak in het verleden. Zij verschillen, onuitgegeven en uitgegeven beide, hiervoor al te zeer in benaming, aard en inhoud, wat rechtstreeks verband houdt met de onderlinge verschillen in de procedure van de respectieve jurisdicties. Als belangrijkste conclusie dringt zich echter de noodzaak op om bij de studie van de criminaliteit in een bepaald gebied alle in aanmerking komende onuitgegeven bronnen gelijktijdig naast elkaar te gebruiken om een zo volledig mogelijk beeld van de criminaliteit te bereiken, daar versnippering door behandeling van slechts één bron, zoals bijvoorbeeld de criminele dicta, onherroepelijk moet leiden tot vertekening en zelfs ernstige leemten in het aldus verkregen resultaat. Ook moet worden beklemtoond dat andere bronnen, die ogenschijnlijk niet van onmiddellijke waarde zijn voor de studie van de criminaliteit, niet over het hoofd mogen worden gezien. Afhankelijk van de opzet van de studie, dat wil zeggen, of men de stof benadert vanuit het oogpunt van de rechtsgeschiedenis, de sociale of mentaliteitsgeschiedenis, kunnen naast de zuiver ‘criminele’ bronnen ook andere in aanmerking komen voor onderzoek: de mentaliteitsgeschiedenis bijvoorbeeld, zal zeker gediend zijn door de studie van de burgerlijke processen als aanvulling op de inlichtingen uit de strafzaken, daar zodoende veel meer gegevens over de opbouw en structurering der ancien régime-maatschappij, de sociale rollen en het dagelijks leven verkregen zullen worden. Het spreekt vanzelf dat de aard van het bronnenmateriaal en de opzet van de studie het uitwerken van een eigen en bruikbare aanpak en werkmethode noodzakelijk maken waarbij de gegevens gesitueerd worden in tijd en ruimte zodat rekening gehouden kan worden met de ontwikkeling van de periode en de politieke, sociale, economische en culturele structuren van het bestudeerde gebied. |
|