Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden. Deel 90
(1975)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 474]
| |
Biografisch Woordenboek van Nederland
| |
[pagina 475]
| |
werd het aantal auteurs minder, hetgeen valt af te leiden uit de gepubliceerde lijst van medewerkers. Waren er in het eerste deel 144 te tellen, in het laatste komen we nog niet op de helft, terwijl allerlei factoren als oorlog en crisis kennelijk invloed hadden op het tempo van publiceren; tussen deel 3 en 4 ligt bijvoorbeeld een periode van vier jaar. De ongunstige tijdsomstandigheden maakten een rijkssubsidie noodzakelijk om de voortzetting van het NNBW te waarborgenGa naar voetnoot7.. Uiteraard is ook Molhuysens werk niet aan kritiek ontsnapt. Gelukkig heeft hij de felle beoordeling van Verhellouw niet meer meegemaakt, want dan had hij een koekje van eigen deeg te proeven gekregen. In 1946 fulmineerde deze: ‘... terwijl aan vooraanstaande personen zeer korte artikelen zijn gewijd... vindt men ellenlange bijdragen over weinig beteekenenden...’ Verder ontbrak er volgens hem eenheid in de bewerking en lag er een te sterk accent op de theologie: aan deze rubriek werd 32% van het totaal gewijd, exclusief de joodse godgeleerden, terwijl vele kunstenaars en geleerden niet aan bod kwamenGa naar voetnoot8.. Zijn zwaarste geschut richtte hij op de genealogische tekortkomingen. In zestig bladzijden maakte hij aanmerkingen, stelde verbeteringen voor, gaf aanvullingen en dat alles sloeg dan nog alleen op hetgeen hij in het Nederland's Adelsboek en Nederland's Patriciaat opgezocht had. Hij besloot: ‘Indien men dus in Nederland weer zulk een werk zal uitgeven dan hoop ik dat en de medewerkers en de redactie met meer zorg de door hen aanvaarde taak zullen uitvoeren’Ga naar voetnoot9.. Zou deze waarschuwende vinger zoveel indruk hebben gemaakt dat het tot de jaren zestig heeft geduurd, alvorens de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde definitief voorstelde tot een vervolg op het NNBW te komen? Sijthoff heeft zich van die forse kritiek in ieder geval weinig aangetrokken en kwam in 1964 met een herdruk voor de dag, waarvan de prijs per deel op f. 60, - kwam, terwijl de firma Nico Israel in 1974 eveneens in een ongewijzigde herdruk brood zag. Het totaalbedrag was bij intekening f. 875, - en erna f. 990. - Hoe het ook zij, het was weer een latere bibliothecaris van de KB, prof. L. Brummel, die in de Historische Commissie van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde het initiatief nam tot de voortzetting van het NNBW, mede naar aanleiding van een plan van prof. J.M. RomeinGa naar voetnoot10.. Contact werd opgenomen met mr. H.F. Wijnman, de vroegere onderbibliothecaris van de Universiteitsbibliotheek te Amsterdam, aan wie een subsidie van ZWO werd verleend om de mogelijkheden te onderzoeken en met concrete voorstellen te komen. Zijn rapport leidde ertoe dat hij in mei 1962 als secretaris-redacteur zijn werkzaamheden begon. Zijn assistente, mevr. drs. M.G.N. Huizinga, stond hem in volledige dagtaak terzijde; hun werkkamer bevond zich in de UB te Amsterdam. Het honorarium zou tot 1964 naast andere kosten door ZWO worden betaald. Daarna diende O K en W bereid gevonden te worden deze bedragen voor zijn rekening te nemenGa naar voetnoot11.. Een inmiddels gevormde redactiecommissie, bestaande uit de hoogleraren Brummel, De la Fontaine Verwey en Schöffer, zou op dit werk toezicht uitoefenenGa naar voetnoot12.. Ondertussen was uit contact met de firma Sijthoff gebleken dat voor een supplementdeel een subsidiebedrag van f. 47.500, - nodig was om de kosten te dekken van zetten, drukken en papier voor 750 exemplaren en de bindkosten voor de eerste honderd. De verkoopprijs werd op c. f. 85, - geta- | |
[pagina 476]
| |
xeerd, waarvan per verkocht deel een bedrag van f. 30, - aan de redactie afgedragen zou wordenGa naar voetnoot13.. Op 18 oktober 1962 hield mr. Wijnman een lezing voor de Maatschappij waarin hij zijn denkbeelden over een voortzetting van het NNBW ontvouwdeGa naar voetnoot14.. Hoe interessant deze ook waren, kans van slagen had het project alleen wanneer subsidiëring verzekerd bleef. De voorzitter van de redactiecommissie, prof. Brummel, richtte daarom in februari 1963 een verzoek aan de toenmalige staatssecretaris van O.K. en W, mr. Scholten, om de kosten voor de voortzetting van dat Woordenboek op de begroting te brengen. Dit bleek voor 1964 onmogelijkGa naar voetnoot15.. Op 16 december 1963 verzocht hij opnieuw om f. 55.000, - voor hetzelfde werk op de begroting voor 1965 te plaatsenGa naar voetnoot16.. Ondertussen werd met het bestuur van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen contact opgenomen om het mogelijk te maken een bureau voor het NNBW in het gebouw van de Akademie onder te brengen, zulks om begroting-technische redenen. Men wilde daar wel medewerken, mits er geen geldelijke gevolgen aan verbonden zouden zijnGa naar voetnoot17.. Aangezien het ministerie niet bereid bleek bovengenoemde post uit te trekken, moest ZWO weer benaderd worden. Toen ook daar na verloop van tijd de kraan werd dichtgedraaid, heeft prof. H. de la Fontaine Verwey, om te voorkomen dat er een hiaat zou ontstaan in de opbouw van het fichebestand van mr. Wijnman en mevr. drs. Huizinga, de laatste in de gelegenheid gesteld die werkzaamheden in haar ambtelijke werktijd (halve dagen) voort te zetten. Hoeveel waardering men ook voor deze oplossing mocht hebben, meer dan een noodmaatregel kon het niet zijn, omdat het bijhouden van het fichemateriaal nog allerminst de uitgave van één of meer delen van een biografisch woordenboek op korte termijn mogelijk maakte, zoals prof. Schöffer in zijn Voorstel tot reorganisatie en uitbreiding van taak en werkzaamheid van het Bureau voor de Rijksgeschiedkundige Publicatiën opmerkteGa naar voetnoot18.. In dit plan entameerde Schöffer een vijftal taken die het Bureau der Rijkscommissie voor Vaderlandse Geschiedenis voor zijn rekening diende te nemen. Hieronder was ook een voortzetting van het NNBW begrepen. De tijd is voorbij, zo zegt hij in zijn conclusie, dat het historisch bedrijf een vriendelijk, bescheiden en beschaafd uithoekje is in de wereld van wetenschap en derhalve voor elk dubbeltje uit de schatkist moet vechten; het heeft recht op openbare steun en het kan alleen maatschappelijk functioneren en bijdragen leveren tot moderne maatschappijkennis als die maatschappij daar wat voor over heeftGa naar voetnoot19.. Zijn onophoudelijk ijveren voor supplementdelen op het NNBW vond gehoor bij de Rijkscommissie en via haar bij het departement van O en W, zodat na jaren van voorbereiding eindelijk een formatieplaats gecreëerd werd en ondergetekende als wetenschappelijk ambtenaar zich eind 1971 geheel kon inzetten om een infrastructuur voor vervolgdelen van de grond te krijgen. Momenteel heb ik na een inwerkperiode de beschikking over een competente assistente in volledige dagtaak. | |
[pagina 477]
| |
Als vestigingsplaats voor het bureau van het Woordenboek werd voor de Koninklijke Bibliotheek geopteerd. Dat heeft vele voordelen: de nabijheid van een uitgebreid boekenbestand, de centrale catalogus, de centrale catalogus van periodieken en de vele gekwalificeerde medewerkers op wie vaak en niet tevergeefs een beroep kan worden gedaan. Met het fichebestand Wijnman-Huizinga kon toen gestart worden. Als uitgangspunt nam ik de hoofdindeling van de Universele Decimale Classificatie (UDC). Dit betekende dat, met alle waardering voor het omvangrijke fichebestand met de daaraan ten grondslag liggende grote ijver, doorzettingsvermogen en acribie, na uitsplitsing bepaalde deelgebieden, met name op het terrein van de zuivere wetenschappen, ondervertegenwoordigd waren, terwijl ook rubrieken als sport en bedrijfsleven (overigens een heel moeilijk onderdeel) nog aanzienlijk aangevuld moesten worden. Derhalve heb ik contact gezocht met deskundigen en gespecialiseerde instituten op verschillend terrein; lijsten met namen werden voor aanvulling c.q. verbetering ingediend, met het verzoek zo mogelijk potentiële auteurs te noemen. Ook de overige hoofdrubrieken van de UDC werden geïnventariseerd en doorgesproken met de leden van de redactiecommissie, bestaande uit prof. dr. I. Schöffer (voorzitter), prof. dr. A.Th. van Deursen, mr. J.L. Heldring, prof. dr. M.G. Spiertz, drs. C.B. Wels, dr. J.J. Woltjer, en met dr. B.A. Vermaseren, directeur van het Bureau der Rijkscommissie voor Vaderlandse Geschiedenis, terwijl opnieuw een dankbaar gebruik gemaakt werd van de medewerking van specialisten. Uiteraard is de redactie zich ten volle bewust van het feit dat, hoe zorgvuldig men ook te werk gaat bij de afweging van wie wel en wie niet opgenomen moet worden, een zekere mate van willekeur onvermijdelijk zal zijn, al heeft ze bij bepaalde rubrieken na overleg met deskundigen een categorale aanpak noodzakelijk geoordeeld om het arbitraire zoveel mogelijk te elimineren; bovendien kunnen in de volgende delen, omdat gewerkt wordt volgens het A-Z principe per uit te geven deel, tekortkomingen aangevuld worden. Om genealogische aspecten zoveel mogelijk tot hun recht te doen komen, worden contacten met de hiervoor geschikte instellingen gelegd, teneinde de toekomstige gebruiker van het Biografisch Woordenboek van Nederland (BWN) een zo hoog mogelijke graad van betrouwbaarheid te waarborgen inzake gegevens van dergelijke aard, al zal een ‘waterdicht’ genealogisch kader een utopie blijken te zijn. De levensbeschrijving zal in haar opbouw kort, zakelijk en overzichtelijk moeten zijn en men dient te vermijden dat, zoals bijvoorbeeld bij het Nationaal Biografisch Woordenboek (Brussel, 1964), een overigens voortreffelijk naslagwerk, sommige artikelen een monografie-achtig karakter krijgen. Een sprekend voorbeeld in het eerste deel is wel de biografie betreffende Ruusbroeck die 108 kolommen teltGa naar voetnoot20.. Verder zal aan de carrièreopbouw, persoonlijkheid, levens- en wereldbeschouwing, invloed, waardering en betekenis, aandacht besteed moeten worden, al zal men bij evaluatie een grote mate van terughoudendheid moeten nastreven, zonder dat zulks tot verdoezeling leidtGa naar voetnoot21.. Ten slotte zal het artikel zo mogelijk afgerond dienen te worden met aanduiding van archief of collectie, verwijzing naar de belangrijkste publikaties van de beschrevene of een recente en volledige bibliografie, alsmede een kritische selectie van artikelen en boeken over de persoon. Slechts die algemene werken kunnen vermeld worden, waarin op zeer specifieke wijze de betrokken man of vrouw behandeld wordt. De artikelen worden met de auteursnaam gepubliceerd. Ten overvloede zij hier gewezen op het feit dat de redactionele werkzaamheden, als het | |
[pagina 478]
| |
aantrekken van auteurs, het controleren, keuren, aanvullen en persklaar maken van de kopij, een zeer arbeidsintensief karakter dragen. Uiteraard wordt de voortgang in belangrijke mate bepaald door de wijze waarop de auteurs hun medewerking verlenen. In eerste instantie zal gestreefd worden naar de uitgave van een biografisch woordenboek in verschillende delen, betrekking hebbend op de periode na 1910. Voor het eerste deel is reeds een aanzienlijke hoeveelheid artikelen klaar om gedrukt te worden. Hoewel de redactie streeft naar een evenwichtige rubriekenverdeling, zal dat in het eerste deel althans nog niet bereikt kunnen worden. Het ligt in de bedoeling dat met een zekere regelmaat vervolgdelen uitgegeven worden. In redactionele kring van het BWN wordt overwogen in de nabije toekomst ook een begin te maken met het aanvullen en verbeteren van het NNBW, maar dat zal afhankelijk zijn van voornamelijk financieel-technische en organisatorische mogelijkheden; gezien de hierboven geschetste voorgeschiedenis van het BWN, lijkt een zekere scepsis ten aanzien hiervan op zijn plaats. |
|