Mededeling
De historisch-wetenschappelijke commissie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen
De Sectie Geschiedenis van de Academische Raad heeft in een nota over de beoefening van de wetenschap der geschiedenis in Nederland (d.d. dec. 1969) de wenselijkheid naar voren gebracht over te gaan tot de oprichting van een Historisch-Wetenschappelijke Raad, die onder de auspiciën van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen zou staan. Als eerste fase van een later te realiseren Historisch-Wetenschappelijke Raad ter bevordering van het historisch onderzoek in Nederland heeft de Voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen op 3 maart 1971 een Historisch-Wetenschappelijke Commissie geïnstalleerd. Tot leden van deze Commissie zijn benoemd de heren: dr. D.P. Blok, prof. dr. W. den Boer, prof. dr. J.A. Bornewasser, prof. dr. H.F.J.M. van den Eerenbeemt, prof. dr. F.W.N. Hugenholtz, prof. dr. J.A. de Jonge, prof. dr. E.H. Kossmann, prof. dr. I. Schöffer, prof. mr. J.Th. de Smidt, A.G. van der Steur, drs. C.B. Wels. Tot voorzitter is gekozen prof. dr. B.H. Slicher van Bath, het secretariaat wordt tijdelijk waargenomen door drs. C.B. Wels.
Tot de werkzaamheden van de Historisch-Wetenschappelijke Commissie kunnen worden gerekend:
1. | inventarisatie van het onderzoek, dat thans op historisch gebied wordt verricht; |
2. | het aanwijzen van lacunes in de terreinen van onderzoek; |
3. | planning van het in de toekomst te verrichten onderzoek op korte en langere termijn; |
4. | het vaststellen van prioriteiten; |
5. | het opstellen van een programma van onderzoek voor de komende 20 à 25 jaar, begroting van de kosten en van de mankracht en apparatuur voor de uitvoering benodigd; |
6. | eventueel de oprichting van een interuniversitair instituut voor historisch onderzoek, vooral voor de bestudering van onderwerpen, die een multidisciplinair karakter hebben. |
Ter bereiking van deze doeleinden zal regelmatig contact en intensief overleg moeten worden gepleegd met de organisaties, die het wetenschapsbeleid in het algemeen bepalen, zoals de Raad voor het Wetenschapsbeleid, de Academische Raad en ZWO, met de organen, die de geldelijke middelen voor de wetenschapsbeoefening ter beschikking stellen, i.c. het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, voorts met de reeds bestaande organisaties op historisch-wetenschappelijk gebied, zoals de Rijkscommissie voor Vaderlandse Geschiedenis, de Archiefraad, de Sectie Geschiedenis van de Academische Raad en het Nederlands Historisch Genootschap, en verder met de individuele wetenschappelijke onderzoekers.
Het is allerminst de bedoeling van de Commissie het historisch onderzoek te superviseren of te dirigeren; haar taak is veeleer inventariseren, coördineren en vooral stimuleren.
De Commissie zal zich bezig houden met het gehele terrein der geschiedenis, met allicht