[Necrologieën]
In memoriam Mr. A.M. De Jong 1893-1969
Zéér gaarne voldeed ik aan het verzoek een schets van het leven van de heer De Jong te schrijven, al realiseerde ik mij van stonde af aan een vrij zware taak op mij te nemen.
Wie met mij eens is, dat de sleutel tot de persoon ligt in bepaalde disharmonieën, ziet dat direct in. Hoe aantrekkelijk bijvoorbeeld ware het zich verdiepen in de structuur van de persoonlijkheid van een directeur van de Nederlandsche Bank N.V., die maatschappelijk struikelde over particuliere extravaganties! Het zijn de vlekjes op het karakter van de Staatsman Kuyper, de onvolkomenheden in het oordeelsvermogen van Dr. Colijn en een enkele brief uit de correspondentie van de grote Thorbecke die ons dat inzicht geven, wat wij posthuum zo gaarne hebben.
Bij de heer De Jong was wel niets van dien aard te bespeuren. Een hypercorrect leven in noeste plichtsbetrachting vervuld en met groot succes voltooid. Geen schaduw valt over het beeld en eigenlijk ontbreekt iedere scherpere belichting. Een voornaam man, terughoudend, eerlijk, zonder enige ostentatie, zelfs zonder intellectuele hoogmoed. Een voortreffelijkheid waar de meesten onzer beschaamd bij zullen worden en dat terecht. Velen sprak ik over hem en niemand had anders dan goeds over hem te vertellen.
Mijn eigen herinneringen aan Prof. De Jong gaan circa veertig jaren terug.
De heer Vissering had mij, toen 25 jaar oud, bij hem aanbevolen en ik mocht komen solliciteren bij de Nederlandsche Bank N.V.
Na een zakelijk gesprek van zowat een half uur werd mij plotseling de vraag gesteld, op allervoorkomendste wijze, of ik misschien ambities had - ook naar buiten iets wilde betekenen in de wereld - of dat ik tevreden zou zijn, op de langere duur wel te verstaan, met een interessante taak die goed gehonoreerd werd, maar waaraan niets spectaculairs te ontdekken viel. Tot voordeel van mijzelf en de Nederlandsche Bank antwoordde ik eerlijk; het onderhoud werd daarna beëindigd met de goede raad mijn sollicitatie dan in te trekken.
Zo was de Jong en zo is hij gebleven. Oprecht, in het belang van een ander, bijzonder constructief. Ik behoud namelijk aan die afwijzing de indruk van één van de meest opbouwende ontmoetingen die ik in mijn leven had.
Dertig jaar later leerde ik de heer De Jong weder kennen. Hij was lid van het Dagelijks Bestuur van het Nederlandsch Economisch Historisch Archief en ik voorzitter. De Hoogleraar - in 1932 Chef Afdeling Buitenland der bank - was het gesprek vergeten, ik gelukkig niet en dat bepaalde mede waarom ik steeds met eerbied en vertrouwen naar zijn uiteenzettingen luisterde.
Tenslotte is ieders wetenschappelijk werk niet alleen een projectie van zijn verstandelijke gaven en zijn kennis van zaken maar ook van zijn persoonlijkheid en zo ligt het in sterke mate bij de geschriften van Prof. De Jong op het terrein der historie.
Zijn Geschiedenis van de Nederlandsche Bank, beschreven in opdracht van de Directie, is meer dan een meesterwerk: een monument. Eén van die boeken die niets te wensen over laten. Uitnemende nauwkeurigheid gecombineerd met begrip voor den nabijen en verren samenhang.