| |
| |
| |
Een kamerheer en disgrâce (Mr. AE. baron Mackay van Ophemert, 1845/46)
door J.P. Duyverman
Ter gelegenheid van de inwijding van het standbeeld van prins Willem I op maandag 17 november 1845 houdt prof. A. des Amorie van der Hoeven een redevoering in de grote danszaal van het paleis.Ga naar voetnoot1 De heren Mackay en NoordwijkGa naar voetnoot2 hadden van de Koning opdracht gekregen de plaatsing van de gasten te regelen.
Na de onthulling door de Koning en het zingen van het Wilhelmus defileren de troepen met Z.M. aan het hoofd en bewijzen het beeld militaire honneurs. Volgens Mackay, wiens dagboek hier wordt gevolgd,Ga naar voetnoot3 ergert dit vele mensen, die daarin iets Russisch zien. De Koning is zeer tevreden en koningin Anna Paulowna allerliefst; voor o.a. NieuwerkerkeGa naar voetnoot4 geeft zij Mackay een snuifdoos.
Na het diner, waar Van der Hoeven mee aanzit, is er ‘de thé’. Daar verwondert het Mackay dat de Koningin hem vreemd behandelt, niet eens aanziet en hem ‘zeer significatief koel salueert’.
De Koning licht hem in: ‘de Koningin is boos op je omdat je de parapluie niet hebt vastgehouden.’
Op het balcon deed dit een lakei en fr. van OmphalGa naar voetnoot5 vertelde Mackay dat enige dames ‘daarop reflectie hadden gemaakt’.
Mackay - Maar Sire het is een ongewone dienst; daarenboven was ik in de andere zalen aan het arrangeren en was ik niet bij H.M. en er was geen kamerdienaar; die heeft mij ook niets gezegd.
| |
| |
Z.M. - Neen, dat weet ik wel, maar nu weet je waar de wind vandaan komt en je hebt er al meer van gehad.
Mackay - Ja Sire, er is reeds zeer veel op mij neer gekomen.
Z.M. - Nu ja, steek dan dit ook nog maar in je zak.
Tevens gaf hij mij een vriendschappelijke klap op mijn oor.
Mackay vraagt zich af, of dit zo kan blijven. Intussen ziet hij hier al weer een vernedering ‘waarmede de Heer gewis Zijne bedoelingen heeft.’ Hij vindt het onrechtvaardig; Van Brienen had de dienstGa naar voetnoot6 en zelf had H.M. het niet opgemerkt. Er moet dus zijn ‘gesupporteerd’.
Donderdag 20 november komt Van Tuijll praten.Ga naar voetnoot7 H.M. had gezegd, hij (Mackay) was ‘un singulier mélange, donnant de bons avis, mais si fier.’ Op zijn advies gaat Mackay er de Koningin een woordje over zeggen, maar nu lopen de zaken eerst goed verkeerd.
H.M. ontving mij eerst nog al wel. Maar toen ik even dat punt had aangeroerd en gezegd ‘que je regrettais que cela était arrivé et que je savais à Lui expliquer la chose moimême’ of daar brak de bom los.
- ‘Vous m'avez insulté, vous manquez d'égards pour votre Reine, la femme de votre Souverain. Le Roi voulait que je fus sur le balcon, aussi près de Lui que possible; là j'étais Reine. Vous avez manqué à la Reine, à une personne sacrée, au Roi, à l'Etat.
Cela retentit à La Haye. Le Roi Lui-même m'en a parlé. On en parlera à Vienne, à Londres, à Petersbourg, même à Berlin.
C'est un honneur pour vous monsieur si le Roi vous charge de placer le Corps Diplomatique; mais l'intention du Roi n'était pas que vous me négligerez. Selon le programme vous deviez rester auprès de moi.
C'est un honneur pour vous si je vous charge de porter une tabatière avec mon chiffre au Comte Nieuwerkerke. Mon chiffre monsieur, qu'ai-je de plus précieux que mon chiffre.
C'est un honneur pour vous si je vous prie dans ma voiture comme l'autre jour à Ter Heide. Je sais très bien apprécier vos mérites, mais j'exige des égards; vous me les devez, vous me les
| |
| |
devez monsieur comme femme, comme Reine. Est-ce une honte d'être femme? Vous doublerez et redoublerez vos égards en public. Jene tiens pas à ce pays et que ne fais-je pour le pays dont je ne tire rien. Vous savez tout ce que je fais. C'est un honneur pour le pays que d'avoir une Granduchesse pour Reine. Le Roi était flatté de pouvoir m'obtenir. J'ai droit à des égards. Vous rendrez à César ce que revient à César. Ma religion n'est pas une religion de forme et je ne suis pas élevée dans un pays où règne la fierté. L'empereur Alexandre a Lui-même défendu qu'on s'agenouille devant Lui comme on fait même en Angleterre.
Je n'exige pas des politesses. C'est trop peu, mais les égards dû à mon rang. Vous savez combien on me blesse souvent et je ne désire que de mourir et alors vous verrez ce que vous avez eu et ce que vous avez perdu. C'est là mon opinion.’
Mackay, die deze conversatie bijna niet had geïnterrumpeerd zei eindelijk: ‘Madame, il vaut mieux que je m'en aille.’
Er volgde nog meer. Niet alles kon hij onthouden, maar wel deze slotwoorden:
‘J'apprécie votre démarche et elle me fait plaisir, mais vous me la deviez; vous me la deviez et je m'étonne que vous la faisiez si tard. Si vous ne l'aviez pas fait, les conséquences auraient été différents. Comment feu la Reine traitait-Elle Ses chambellans et comment je vous traite.’
De stap is mislukt en Mackay vraagt raad aan zijn vrouw, zijn schoonvaderGa naar voetnoot8, zijn vader en aan Elout.Ga naar voetnoot9 Zaterdag komt de laatste bij hem met het advies aan de Koningin te schrijven en met de Koning te spreken, maar in elk geval demissie te vragen, terwijl GevaertsGa naar voetnoot10 raadt een ambt te vragen.
Mackay besluit tot twee brieven, een aan de Koningin die hij zaterdag en een aan de Koning die hij zondag schrijft. Groen van Prinsterer, staatsraad in buitengewone dienst en directeur van het koninklijk Huis-Archief, vindt de stap wel kras omdat de Koningin toch ook zo vele bewijzen van vertrouwen geeft en vreest dat de Koning niet zal helpen als Mackay het hof verlaat. Maandag, als Groen de brieven met een kleine wijziging heeft
| |
| |
goedgekeurd, komen de heren Elout en Gevaerts nog weer praten, want de démarche moet worden gedaan uit volle overtuiging. Mackay gevoelt ‘die convictie niet’ en gaat ten paleize dineren om te zien of H.M. beter gestemd is. Daar zegt fr. van Omphal hem dat de excuses niet wel zijn opgenomen en dat de visite beter niet was gemaakt.
Als dan Anna Paulowna binnenkomt, veinst Zij Haar kamerheer niet te zien en na den eten spreekt Zij met anderen, Mackay zo goed als de rug toedraaiend. Op de thé spreekt hij even met fr. van TuijllGa naar voetnoot11 maar dan roept H.M. met luide stem: ‘Mademoiselle Ottoline, placez-vous sur le canapé,’ en daarop volgt een schreeuwende uitroep: ‘l'orgueil est affreux. Voyez Mr. van der DuynGa naar voetnoot12 si nous devions encore un exemple d'humilité.’
Dan noteert Mackay: ‘Ik bad den Heer mij eene indicatie te geven of ik weg moest en duidelijker indicatie konde ik wel niet ontvangen. Nu gaan morgen mijne brieven in zee en nu ga ik henen, gebeure wat wille. Den Bijbel 's avonds opslaande valt hij open op 1 Petri 2.Ga naar voetnoot13
Dinsdag 25 november. - Mackay schrijft zijn brieven en brengt die om twaalf uur weg. ‘Juist wilde ik uitgaan toen ik een briefje van de fr. Omphal kreeg om mij op last van H.M. de Koningin te vragen naar het resultaat der deux commissions honorables dont Elle m'avait chargé. Het was blijkbaar chercher noise; nu, Zij ontving mijn brief, die Haar toonen kon dat men mij wel vervolgen en harceleren kan, maar dat er eindelijk een einde aan is.’
De brief aan H.M., gedateerd 25 november 1845, luidt als volgt:
Madame,
Le mécontentement, que Votre Majesté m'a témoigné non seulement par rapport à un fait isolé mais au sujet de toute ma manière d'être à la cour, m'autorise à Lui exposer en peu de mots l'impression que j'en ai conservé et la démarche à la quelle elle m'oblige. J'avais espéré que la haute estime et le profond respect que j'ose porter à Votre Majesté, aussi bien que les principes qui me font agir m'auraient mis à l'abri d'être accusé de manque d'égards et d'insolence volontaire.
| |
| |
Votre Majesté comprendra que ces accusations qui se sont réitérées à différentes époques me font entrevoir que ma place auprès de Votre Majesté pourrait être remplie plus dignement par un autre.
Ma reconnaissance de toute la confiance, que Votre Majesté a daigné m'accorder, dès qu'il s'agissait de La seconder dans Ses oeuvres de bienfaisance restera toujours la même, mais la disgrâce répétée que mon service me fait essuyer, m'oblige à soumettre à S.M. le Roi de prendre des mesures pourque mes fonctions puissent être remplies par quelqu'un qui s'en acquittera mieux que moi.
Je regrette d'avoir si souvent et bien involontairement causé des désagréments à Votre Majesté, mais les conséquences qui en résultent, ont une influence trop directe sur mon repos pourque je ne croie de mon devoir de faire cette démarche.
J'ose prier Votre Majesté de vouloir être persuadée que mon respectueux dévouement et ma fidélité à Son Auguste personne et à Sa maison n'en souffriront point et que mes sincères prières ne cesseront d'accompagner Votre Majesté et tout ce qui Lui est cher.
Il ne me reste que de me recommander à la précieuse bienveillance de Votre Majesté et de La prier de bien vouloir agréer l'assurance de mon plus profond respect, avec lequel j'ai l'honneur d'être
Madame
de Votre Majesté le plus humble et le plus obéissant serviteur
Mackay.Ga naar voetnoot14
Aan de Koning schrijft hij ‘pour obtenir la permission de me retirer honorablement.’ Als gewoonlijk gaat hij die dinsdag dineren aan het hof, waar fr. van Tuijll hem moest zeggen dat zelfs Lady Disbrowe - de vrouw van de Engelse gezant, Sir Edward Cromwell Disbrowe - gevonden had dat het inconvenant was dat geen kamerheer de parapluie had gehouden. De Koning laat hem door een kamerdienaar zeggen hem morgen te zullen ontvangen.
Alvorens woensdag op pad te gaan, slaat hij met zijn vrouw - Marie Fagel - ‘juweel der juwelen’, ‘een waar geschenk
| |
| |
Gods’ zijn bijbel op, die open valt op Psalm 72Ga naar voetnoot15 en door gebed gesterkt gaat hij naar het paleis, waar de Koning hem ‘zeer hupsch’ ontvangt. Dan ontwikkelt zich het volgende gesprek.
Z.M. - Ik laat je komen om over je brief te spreken. Je weet de Koningin emporteert zich en zij heeft reeds berouw dat zij zoo ver is gegaan.
M. - Sire, als 't de eerste keer was zoude ik niets zeggen, maar het dateert van zeer lang. Wat de laatste zaak aangaat, ik kom er ongelukkig af. De Heer Van Tuijll was van dienst maar absent. Van Brienen deed de dienst en krijgt niets. Ik deed de honneurs en deed mijn best om de eer van 't huis op te houden en ieder tevreden te stellen.
Z.M. - Ja, dat is waar, Je deed je zaken best.
M. - Ik was niet in de kamer. H.M. had mij ook gene orders gegeven. Ik heb dus niet geweigerd. De voorgaande gevallen zal ik niet alle opnoemen, alleen dat van Soestdijk. Wij dineerden buiten. Wij verzamelden ons bij de tafel. H.M. wachtte ons in de zaal. Het was mijne schuld. Ik zoude met H.M. rijden. Maar men zendt mij ten aanzien der domestiques naar huis. Ik heb ook dit en zooveel andere dingen verdragen, maar eindelijk is er een term en mag men niet meer verdragen. On se doit quelque chose à soi-même en dit zeg ik zonder fierheid, ofschoon H.M. mij van hoogmoed beschuldigt.
Z.M. - Neen neen, je hebt groot gelijk. Maar 't is een vrouw die het doet; als ik nog zulke dingen deed. Kun je 't nu dan niet dragen?
M. - Sire, ik heb genoeg gedragen. Ik heb niets overhaast noch met irritatie gedaan. Dat blijkt immers ook uit mijn brief.
Z.M. - Neen, je brief is excellent.
M. - Neen Sire, mijn besluit is genomen, maar ook vast genomen. Het gaat niet langer. H.M. vertrouwt mij wel en dat apprecieer ik hoog, maar dat neemt niet weg dat mijn leven bitter en ondraaglijk is.
Z.M. - Ik begrijp het zeer wel.
M. - Ik heb mijn excuses aangeboden en kreeg daarop eene geweldige remontrance. Nog zoude ik misschien niets gedaan hebben. Althans ik heb Maandag afgewacht om te zien of H.M.
| |
| |
ook beter gestemd was. Maar de receptie was allernaarst. 's Avonds spreek ik met de freule Van Tuijll, zeer zacht, en de Koningin gebiedt de freule op de canapé te gaan zitten en spreekt zeer hard over orgeuil.
Z.M. - Daar wist ik niets van.
M. - Och Sire, houd het ook maar voor U, want ik kom mij niet beklagen over de Koningin. Ik eerbiedig al haar doen. Ik erken dat ik gebreken heb. Ja, wie heeft die niet, maar men moet die dragen. Al wat ik verlang is zonder éclat heen te gaan; daarom sprak ik met niemand en wilde ik wel met promotie, als 't kon Commissaris.
Z.M. - Ja maar ik kan niet creëeren.
M. - Ik weet het Sire en als het niet kan dan kan het niet. Ik heb den stap overwogen en neem er al de consequenties van op mij, ofschoon het voor mij een importante pas is.
Z.M. - Neen, maar ik zal je helpen. Ik ben tevreden over je geweest, ik hou van je en je verdient iets. Ik zal voor je zoeken, maar zoek ook maar van jouw kant en zeg dan maar wat je gevonden hebt.
Daarop nam hij mij bij de hand en zeide: - Het spijt mij zeer dat je gaat; ik zal de Koningin ook groeten. Je bent geen prater; wij kennen je.
M. - Sire, ik heb mijn gedrag open gelegd. Uwe Majesteit kent mij van A - Z, heeft altijd veel goedheid voor mij gehad. Ik heb gemeend dat ik de Koningin wezenlijke diensten kon bewijzen en dat er...Ga naar voetnoota) eens een parapluie bij kon overschieten. Uwe Majesteit kan ook op mij rekenen.
Z.M. - Dat weet ik. Het spijt mij ook dat je gaat. Maar houd je dienst dan maar vooreerst totdat wij wat hebben en zoek maar van jouw kant.
Mackay noteert: ‘Biddend kwam ik de kamer binnen, dankend ging ik die uit.’
Nu zijn besluit heen te gaan vaststond, moest naar een andere functie worden omgezien. Veertig jaar oud meende hij niet veel langer referendaris bij de Raad van State te kunnen blijven. Hij dacht aan lid van de Raad of aan gouverneur des Konings; Drenthe kwam nl. vacant. Daarover spreekt hij met SchimmelpenninckGa naar voetnoot16, die zegt als minister niet te willen blijven, tegen de
| |
| |
zin van de Koning. ‘Ik scheidde mij met ruzie.’ Maar ‘Drenthe komt in geen jaar vakant, want indien ik Gelderland niet neem blijft de Heer Van Kell nog aan en neem ik Gelderland, dan komt er niets vrij.’Ga naar voetnoot17 Van Kell in Gelderland en Mackay in Drenthe zou betekenen twee Schotten gouverneur en dat ontmoette bezwaar.
Mackay blijft dienst doen, door H.M. wisselend bejegend. De diakonessen protegerend, werd hij onaangenaam getroffen, op de thé van zondag 30 november, door ‘een geweldige sortie tegen Kaiserswerth’.Ga naar voetnoot18
Les oeuvres de charité doivent se faire lentement et doucement et sans éclat. On veut mettre ceci de suite sur une grande échelle et...Ga naar voetnootb suffisante. Je ne protège pas ces oeuvres. Ma mère a voulu l'essayer et cela ne réussissait pas. Cela ne peut pas réussir. D'ailleurs, qu'est-ce qu'elles savent, ces personnes? Rien.
Mais aussi en Allemagne on s'occupe moins du physique que du moral. On veut convertir les malades et c'est au point qu'un Allemand distingué m'a raconté cet été qu'on avait tellement tourmenté un malade, qu'on l'avait rendu fou et s'était jeté hors de sa fenêtre. Il me parait qu'on doit exclusivement s'occuper du physique et de l'âme quand on vous le demande. Quand on serait venu me parler de consolations au moment de la fièvre mais j'aurais fait sortir cette personne de ma chambre et ne plus jamais y rentrer.
Maandag 8 december bemerkt hij dat zijn aanstaande demissie ruchtbaar is geworden; het doet hem besluiten weer naar de Koning te gaan, waar hij zondag 14 december wordt ontvangen.
| |
| |
Z.M. - Wel mijnheer Mackay, wat is het nu weer.
M. - Het geheim is publiek. Nu kan ik niet blijven.
Z.M. - Waarom niet? Het is een praatje dat de schuld van Schimmelpenninck is, die er tot mijn groote verwondering van wist.
M. - Het is geen praatje maar waarheid. Laat mij nu nog deze week dienst doen.
Z.M. - Natuurlijk, het is je werk.
M. - En dan met Januarij eindigen. Ik sprak met Schimmelpenninck alleen in dien geest dat hij mij waarschuwen zoude als er iets was.
Z.M. - Ik kan je uit mijn huis niet stoten; wacht tot dat ik iets heb.
M. - Ik heb eens rondgezien. Gevonden heb ik niet. Kan vragen lid van den Raad van State. Indien Van PallandtGa naar voetnoot19 mij niet voorgegaan was, zoude ik er nooit over gedacht hebben; en moet ik op mijne collega's wachten, dan kan het lang duren. Van TetsGa naar voetnoot20 is jong en Van der Goes zal 't niet kunnen verlangen.Ga naar voetnoot21 Ik ben bij den Raad extraordinair.
Z.M. - Dat was je verlangen.
M. - Ja, om kennis van zaken te krijgen, maar ik vroeg ook niets. Ik heb deze protecteurs en geef mij geheel aan U.M. over. Mijn vader zegt ook dat ik op U.M. vertrouwen moet.
Z.M. - Ik wil je ook goed helpen en zal met Schimmelpenninck spreken. Maar waarom die haast? Het is wel de goede époque maar er moet iets zijn. Ik wil niet dat men zegt dat ik je wegzond noch dat je met onaangenaamheden henen gaat.
M. - Neen, ik ook niet en ben bereid om te wachten maar beveel mij aan U.M.
Z.M. - Ik zal stellig voor je zorgen, want ik wil dat je goed henen gaat en begrijp klaar dat het je verveelt langer kamerheertje te spelen. Je bent in de kracht van je leven. Ik zal voor je zorgen.
M. - Best U.M., ik ben tevreden. Ik sprak met niemand van 't voorgevallene en zal dat ook niet doen, want ik heb te veel goeds genoten en wil niet ondankbaar zijn.
| |
| |
Ondanks alles blijven Hunne Majesteiten geloven dat Mackay zal blijven. Schriftelijk en mondeling herinnert hij de Koning aan zijn zaak maar hij blijft dienst doen. Zo kan hij zaterdag 21 februari in zijn dagboek noteren:
De Koningin verhaalt mij dat de Hertog du Berry haar vier malen gevraagd hadGa naar voetnoot22 maar altijd met verzoek om verandering van Godsdienst, of om Grècque UnieGa naar voetnoot23 te worden, of om te verklaren dat zij niets tegen de R.K. leer had. H.M. had tegen het R.K. son exclusivité. C'est insulter la Providence que de mettre des bornes à Sa charité. Quelle confiance pour-rais-je inspirer au pays si je ne restais pas fidèle à mes principes? C'est là dedans où je trouvais une garantie. Zij kon du Berry niet nemen nadat hij zich laf had gedragen. Je ne pouvais pas prendre quelqu'un qui ne savait pas défendre son pays. H.M. vertelde verder dat de Prins van Oranje in 1812 aan den Grootvorst Constantijn uit Madrid had geschreven, ofschoon de zaak met de Prinses Charlotte toen reeds aan de gang was.Ga naar voetnoot24 Constantijn kwam bij de oude Keizerin op de thé en zeide: devinez de qui j'ai une lettre et d'où. Niemand kon het raden en men scheen verwonderd. De brief is bewaard.
De bataille van Waterloo decideerde de zaak, want toen ijlde de Prins naar Parijs en vroeg de hand van de Grootvorstin aan de Keizer. C'était un coup de foudre. Ce n'est pas peu de chose qu'on épouse quelqu'un qu'on ne connait pas.
Maandag en dinsdag, 23 en 24 februari, zijn dagen van druk beraad. Maandag ter audiëntie bij de Koning wordt er dit op gevonden: Mackay doet geen dienst omdat hij zo vaak naar zijn zieke broer in Nijmegen moet en de Koning zal Eugène van Bijlandt, ‘die toch nog al en faveur is’Ga naar voetnoot25 dienst laten doen.
De audiëntie bij H.M. van dinsdag duurt van 11.30 tot 1 uur.
H.M. - Le Roi m'a parlé de vos intentions, mais voulezvous nous quitter pour tout de bon?
| |
| |
M. - Oui Madame, c'est la conséquence de ma démarche.
H.M. - Et comment ferez-vous avec l'administration des requêtes?Ga naar voetnoot26
M. - Je la remettrai à M. de Tuijll qui est initié en tout et qui s'en acquittera très bien.
H.M. - Mais les motifs, ont-ils été assez graves pour une démarche pareille?
M. - Oui Madame et depuis longtemps j'ai déjà voulu demander ma demission.
H.M. - Je vous avoue que j'en ai été frappée et d'abord très mécontente.
M. - Je savais d'avance que Votre Majesté le serait et que je..Ga naar voetnootc tout, mais mon devoir et mon caractère m'y obligèrent.
H.M. - Mais j'ai des droits d'être mécontente de ce qui était arrivé.
M. - Je respecte cette opinion mais je croyais de mon côté de ne pas devoir m'y soumettre et là dessus j'ai pris ma démission.
H.M. - Est-ce de vous-même ou par instigation?
M. - Non, de moi-même. J'ai fortement ressenti car l'accusation était forte.
H.M. - Quant à l'accusation elle reste, et je ne change pas d'idée à cet égard mais je passe l'éponge par dessus tout cela.
M. - J'en suis très reconnaissant mais le mal est fait et le public s'en est mêlé.
H.M. - Le public songe mal et verra dans votre service un démenti formel.
M. - Votre Majesté en a parlé à Mr. de NagellGa naar voetnoot27 et d'autres savaient aussi l'opinion de V.M. et je me sens innocent de manière que je dois sauver mon honneur en prenant mon congé. Je l'ai fait sans humeur, mais avec calme, dignement et humblement mais aussi fermement.
H.M. - Mais si je vous dis que je l'oublie, ne pourrez-vous pas aussi oublier?
M. - Si Votre Majesté m'avait dit un mot le premier jour que je Lui en ai parlé, tout aurait été oublié, mais maintenant la chose est faite et je ne puis y revenir.
H.M. - Mais est-ce que dans une relation comme la nôtre il n'y a pas des désagréments qu'on pardonne?
| |
| |
M. - Ah bien, mais il y a des cas ou l'on ne peut pas tout supporter et la chose a ébruité. D'ailleurs je le dois à moimême de me tenir à ma résolution. Je n'ai pas joué la comédie. Un homme de caractère ne peut pas revenir.
H.M. - Mais j'apprécie votr'administration.
M. - Je ne suis pas seulement aumonier mais aussi chambellan et si je fais mal service, un autre le fera mieux. V.M. y gagnera.
H.M. - Vous connaissez ma manière de voir et vous pourriez bien y entrer et c'est justement pourquoi j'apprécie d'être servi par un chambellan, que je ne souffrais pas de le voir remplacé par un domestique.
M. - Madame, je n'étais pas de service ce jour-là et j'ai encore accompagné Votre Majesté en sortant.
H.M. - Mais n'oubliez pas qui je suis.
M. - Je l'oubliais si peu que j'ai fait plus que je ne devais faire.
H.M. - Mais ne pourriez-vous pas rester?
M. - Cela serait une inconséquence et une faiblesse.
H.M. - Mais vous avez demandé votre démission de manière que votre conscience est nette.
M. - Non, car je reviendrai sur une démarche que j'ai pris après de mûres délibérations.
H.M. - Mais si je vous prie au nom du Roi et du mien de rester?
M. - Je voudrais tout faire et je suis prêt à rendre tous les services possibles. Mon attachement, mon respect, mon...Ga naar voetnootd n'ont rien perdu de leur force, mais en un cas qui est trop avancé pour pouvoir reculer je dois en porter les conséquences et avoir le courage de ma conviction.
H.M. - Mais comment pourriez-vous m'être utile en étant loin?
M. - Je ne laisse V.M. pas dans l'embarras car d'autres me remplaceront.
H.M. - Mr. de Tuijll vous regrettera et il a toujours pris votre parti et a le courage de s'expliquer. Même (si j'ai trouvé?) que c'est contre ma manière de voir. Je l'estime pour cela.
M. - J'admire Mr. de Tuijll et je ne lui ai jamais montré que de l'amitié. Je déteste toute jalousie et envie.
H.M. - Oubliez-vous les preuves de confiance que je vous ai
| |
| |
donné? Ne pèsent-elles pas dans la balance? Lors que le Roi m'a dit que vous nous restiez j'ai de suite recommencé à vous charger de requêtes et à revenir à l'ancien pied.
M. - J'y suis très sensible, mais ma démarche était prise et je ne pouvais rien y changer et c'est impossible d'en revenir.
H.M. - Mais je vous prie au nom du Roi et du mien de rester; si je vous dis que cela nous est désagréable que vous partirez?
M. - Mais un autre me remplacera et fort mieux que moi.
H.M. - Pas du tout et si vous avez quelque oubli comme chambellan, je vous prouve que j'apprécie les autres services que vous me rendez.
M. - Mais je reste chambellan et si j'ai péché le suivant, je n'ai aucune garantie que Votre Majesté ne sera pas encore une fois mécontente de moi.
H.M. - Oui. Je sais que vous avez été blessé de ce que je vous en ai voulu d'avoir fait annoncer PeltzerGa naar voetnoot28 par le chambellan de service, mais vous auriez dû comprendre que cela ne le regardait pas.
Avez-vous dit lors de l'Inauguration à Van Brienen qu'il devait avoir soin de moi?
M. - Je lui ai remis le service. Mais si je lui ai dit d'avoir soin de Votre Majesté je ne pourrai plus l'assurer.
H.M. - Van Brienen aurait donc dû avoir soin de moi quoique le Roi m'ait dit qu'il me laissa deux chambellans pour avoir soin de moi et tout le public a vu que j'étais sans chambellan.
M. - Je ne reviens plus sur le fait car cela mènerait trop loin, d'ailleurs il y a d'autres motifs déjà depuis Soestdijk.
H.M. - Mais vous me faites rire, car ces désagréments n'ont rien d'extraordinaires. Mais il y a je crois d'autres circonstances qui vous obligent.
M. - Oui. La situation de mon frère.
H.M. - Mais vous pouvez donc vous absenter.
M. - Ces circonstances ne sont pas les motifs de ma démarche.
H.M. - Mais soumettez la chose aux membres de votre famille, s'il y en a qui jugent sagement et avec calme et demandez leur s'il y a de l'inconséquence dans votre conduite. J'ai là votre lettre; je vous la remettrai.
| |
| |
M. - Je crois que je perdrai l'estime de Votre Majesté en revenant si facilement sur une démarche aussi sérieuse que grave.
H.M. - Mais n'est-ce pas une épreuve de considération et d'estime en vous demandant de rester? N'ai-je pas saisi toute occasion pour vous relever? Je vous rendrai seulement votre lettre et je vous promets que dorénavant s'il y a quelque chose je vous ferai venir et je ne vous accuserai plus de mauvais vouloir.
M. - Votre Majesté comprend que je ne demanderai pas mieux que de me rendre à Ses désirs mais que je ne le puis pas.
H.M. - Mettez donc à côté de cela Notre demande et votre honneur est sauvé en restant pour nous faire plaisir.
M. - J'en parlerai au Roi.
H.M. - Voulez-vous que je demande une audience pour vous?
M. - Je pourrai la demander par l'aide de camp.
H.M. - Faites le alors de votre côté et je le ferai du mien. Apres m'avoir remis des petitions en partant la Reine me dit: Vous avez l'air peiné.
M. - Je crois bien Madame; d'un côté je voudrais me rendre aux ordres de Votre Majesté et d'un autre mon devoir me le défend.
Mackay verzucht: ‘Het bleek uit alles dat H.M. haar meening op de parapluie vasthield, mij als kamerheer en défaut vindt en alleen als aumonier waardeert. Het was een moeijelijke strijd. Ik bad telkens den Heer in stilte en hoop niet tegen Zijn wil gehandeld te hebben.’
Mevrouw Mackay is boos dat het zo afliep, had liever heengaan met ruzie gezien. Schoonpapa meent, evenals Willem Boreel, dat Mackay satisfactie moet hebbenGa naar voetnoot29, maar Groen vindt de verklaringen van de Koningin zo sterk, dat er tenminste andere argumenten voor de demissie moeten worden aangevoerd, terwijl mevrouw Groen oordeelt dat Mackay alleen na bepaalde tijd (dus niet terstond) moet dienen en het chapiter parapluie moet vergeten. Van Tuijll adviseert niet alles te verwerpen, vooral niet als H.M. vraagt om te blijven.
Woensdag gaat Mackay naar Rotterdam om met zijn vader te spreken, die rehabilitatie, promotie of anderszins vereist acht en afraadt naar de Koning te gaan. In dezelfde geest schrijft de heer
| |
| |
Fagel; de Koning zal zeggen: het was met mij gearrangeerd en met de Koningin ga je alles dérangeren.
Dezelfde dag schrijft Mackay weer een brief aan de Koningin en brengt die donderdag weg. Wil hij zaterdag op bezoek gaan dan blijkt H.M. ziek. Maar over die ziekte zei de Prinses van Oranje een paar dagen later tegen de heer de SmethGa naar voetnoot30: ‘Mr. Mackay quitte enfin. La Reine le regrette. Sa dernière maladie n'a d'autre cause que celle-là; et aussi: Elle n'aura plus jamais un chambellan comme Mr. Mackay.’
De laatste conferentie vindt dinsdag 3 maart plaats.
H.M. - Vous avez été plusieurs fois ici. Mais j'ai été malade. Cependant mes maux de tête vont mieux, quoique mon mal (en mettant la main sur le coeur) reste. Je vous avoue que j'ai été très surprise de votre lettre. Vous m'aviez dit que vous parleriez au Roi et au lieu de cela je reçois une lettre. J'en ai été bien étonnée.
M. - Madame, comme je ne pouvais pas revenir sur ma démarche, j'ai cru qu'il valait mieux m'adresser directement à Votre Majesté. Le Roi avait déjà donné ses ordres.
H.M. - Comment, ses ordres? (avec vue à côté) Est-ce que le Roi a donné des ordres?
M. - Non Madame, je veux dire que le Roi avait fait un arrangement.
H.M. - Oui, pour qu'un autre vous remplacera pour le moment.
J'ai ici votre lettre, mais je n'y trouve pas les deux sociétés Caecilia et Arti et Amicitiae. Je vous prie de les ajouter à votre liste, quoique alors les numéros doivent être changés. L'école de Ter Heide n'y est également pas. Quelle est votre idée au sujet de l'école de Ter Heide, qui est votre création?
M. - Madame, je suis prêt à en garder l'administration et je ne demande pas mieux que de rendre tous les services possibles.
H.M. - Qui, mais si vous n'y êtes pas, à qui s'adressera-t-on? Monsieur SchultzGa naar voetnoot31 ne peut pas s'en occuper. Il se charge déjà des Sociétés maternelles et pour un étranger il s'en acquitte à merveille. Il n'y a donc que Mr. de Tuijll et j'avais pensé qu'il
| |
| |
pourrait bien s'en charger aussi (avec un peu d'aigreur et les yeux en l'air).
M. - Parfaitement Votre Majesté, je remettrai les papiers à Mr. de Tuijll.
H.M. - Oui, mais le règlement y est-il auprès?
M. - Oui Votre Majesté, tout est réuni.
(J'avoue que cela me fit de la peine, car S.M. aurait pû et dû me laisser cette administration. Mais Elle me dépouille de tout et je trouve beaucoup d'aigreur en tout ceci.)
Je Lui remettrais mon portefeuille. Elle paraissait très contente de mon ouvrage et disait de temps en temps:
H.M. - Je dois dire que tout est extrèmement bien arrangé et avec tant d'ordre.
(Le ton devenait beaucoup plus doux. La Reine me demanda comment faire avec les Récidivistes, nom de mon invention. Je Lui conseillais de leur donner annuellement mais irrégulièrement.)
De discussie duurde anderhalf uur. Eindelijk stond de Koningin op en zei (plus ou moins pâle):
H.M. - Je vous remercie de tout ce que vous avez fait et des soins que vous avez eu de ces petitions et s'il y a des avis à donner ou si l'on voulait encore une fois vous consulter n'estce pas qu'on peut toujours s'adresser à vous?
M. - Toujours Madame! et Votre Majesté trouvera de bien meilleurs serviteurs mais de plus fidèles jamais.
Je fis une révérence et je m'en allais car je sentais que j'étais ému.
Ik kwam capot thuis. Men verlaat na elf jaren 't hof niet zonder emotie en het gaf mij een schok.
Op maandag 9 maart had Mackay weer dienst moeten doen, maar die wordt nu waargenomen door Van Bijlandt. De kamerheer en disgrâce overdenkt:
Intusschen is het hof mij eene groote leerschool geweest en daar heeft de Heer mij vernedering geleerd zooals ik het misschien nergens anders had kunnen leeren. Ik deed er menschenkennis op en zag er de groote wereld van nabij.
| |
| |
| |
Huis van H.M. de Koningin
1845
Grootmeester
H.J. baron van Doorn van Westcapelle |
Kamerheren
Mr. AE. baron Mackay |
Mr. W.R. baron van Tuijll van Serooskerken |
W.D.A.M. baron van Brienen |
Grootmeesteresse
Mevrouw de gravin van Wassenaer |
Honoraire Dames van het Paleis
Mevrouw de barones van der Capellen van Berkenwoude |
Mevrouw de barones van Zuijlen van Nijevelt |
Mevrouw de barones van Doorn van Westcapelle |
Mevrouw de barones Huijssen van Kattendijke |
Mevrouw de barones van Brienen van de Groote Lindt |
Mevrouw Backer |
Mevrouw de barones van Nagell |
Staatsdames (Dames d'atour)
Barones van Omphal |
Gravin van Hogendorp van Hofwegen |
Barones O. van Tuijll van Serooskerken en IJzendoorn |
Barones J. van Lijnden |
Secretaris van H.M.
Geneesheer van H.M.
Aalmoezenier van H.M.
|
-
voetnoot1
- Hoogleraar aan het Seminarium van de Remonstrantse Broederschap. De rede verscheen bij Suringar te Leeuwarden.
-
voetnoot2
- De eerste was kamerheer, sinds 1835 bij prins Willem en Anna Paulowna, na 1840 alleen bij de Koningin. (Zie B.M.H.G. 82, p. 228). De tweede, W.A.W. graaf van Limburg Stirum Noordwijk, was kamerheer-ceremoniemeester des Konings.
-
voetnoot3
- Archief Mackay van Ophemert, inv.nrs. 409 en 410; Alg. Rijksarchief.
-
voetnoot4
- Graaf de Nieuwerkerke had het standbeeld vervaardigd.
-
voetnoot6
- W.D.A.M. baron van Brienen, Kamerheer bij de Koningin.
-
voetnoot7
- Mr. W.R. baron van Tuijll van Serooskerken, Kamerheer.
-
voetnoot9
- Jhr. mr. P. Elout van Soeterwoude, lid van de Tweede Kamer.
-
voetnoot10
- Jhr. L.D. Gevaerts, lid van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland.
-
voetnoot11
- Barones O. van Tuijll van Serooskerken en IJzendoorn, staatsdame.
-
voetnoot12
- Mr. A.F.J.A. graaf van der Duyn van Maasdam, Opperhofmaarschalk bij het Huis des Konings, minister van Staat.
-
voetnoot13
- Legt dan af alle boosheid en valschheid, geveinsdheid, afgunst en allen achterklap.
-
voetnoot15
- Geef, o God, uw recht den koning, den koningszoon uwe gerechtigheid: oordeele hij uw volk naar gerechtigheid, uwe ellendigen naar recht.
-
voetnoot16
- W.A. baron Schimmelpenninck van der Oije van de Poll, minister van Binnenlandse Zaken.
-
voetnoot17
- Deze plaats ontging Mackay. Schimmelpenninck ‘neemt’ Gelderland; W.H.A.C. baron van Heeckeren tot Kell wordt in 1846 minister van Staat; de gouverneur van Drenthe, mr. L.N. graaf van Randwijck wordt minister van Binnenlandse Zaken en mr. J.A.G. baron de Vos van Steenwijk tot den Havixkorst wordt gouverneur van Drenthe.
-
voetnoot18
- In Kaiserwerth (a.d. Rijn) heeft Theodor Fliedner (1800-1864), geïnspireerd door het diakonessenwerk der Ned. Doopsgezinde gemeenten, in 1836 het Diakonessenhuis gevestigd. Tal van Kaiserwerther instellingen verrezen ook elders, in Nederland eerst in Utrecht (1844). Het is werk van opvoeding, onderwijs en verpleging, met het doel de mensen voor Christus te winnen, waarom het is gericht op de gehele mens naar lichaam en ziel. - Chr. Encyclopedie.
-
voetnoot19
- H.W. baron van Pallandt van Waardenburg en Neerijnen.
-
voetnoot20
- Jhr. mr. J.G.H. van Tets, referendaris 1e klasse bij den Raad van State.
-
voetnoot21
- Jhr. mr. A. van der Goes en Mackay waren ook referendaris 1e kl.
-
voetnoot22
- Charles Ferdinand, hertog van Berry (1778-1820), tweede zoon van de graaf van Artois (Karel X), emigreerde tijdens de Franse revolutie, huwde in 1816 Caroline Louise van Napels en werd in 1820 vermoord.
-
voetnoot24
- Prinses Charlotte van Wales, dochter van Georges IV, met wie Willem II verloofd was.
-
voetnoot25
- Mr. E.J.A. graaf van Bijlandt, dienstdoend kamerheer des Konings.
-
voetnoot26
- Hier blijkbaar verzoeken om ondersteuning.
-
voetnoot27
- A.W.C. baron van Nagell van Ampsen, Minister van Staat.
-
voetnoot28
- W.F. Peltzer, adjunct-commies bij de Duitsche Kanselarij van wijlen koning Willem I, graaf van Nassau.
-
voetnoot29
- Jhr. mr. W. Boreel, referendaris 2e klasse bij de Raad van State.
-
voetnoot30
- Aldus de schoondochter, de latere koningin Sophie, tegen waarschijnlijk Th. baron de Smeth, heer van Deurne en Liesvelt, kamerheer i.b.d.
-
voetnoot31
- C.J. Schultz, werkelijke staatsraad in Russ.-Keizerlijke dienst, secretaris van H.M.
|