| |
| |
| |
[Verslag]
Verslag van de Algemene Vergadering van de Leden van het Historisch Genootschap
Gehouden op maandag 29 oktober 1968 in Esplanade te Utrecht
Volgens de presentielijst zijn aanwezig de leden en introducé's:
J. Aalbers |
W. Jappe Alberts |
J.C. Andries |
J.A. van Arkel |
G. Bakker |
M.M. de Bakker |
A.E. van Balen-Chavannes |
A.J. Bemolt van Loghum Slaterus |
J.W. Bezemer |
J.G. de Bie Leuveling Tjeenk-Brands |
L. Blok |
J.C. Boogman |
J.W. Bosch |
J. Brandt-van der Veen |
A.H. Bredero |
W. van den Broeke |
E.A.B.J. ten Brink |
J.G. Bruggeman |
I.J. Brugmans |
J.R. Bruijn |
W.J.C. Buitendijk |
M.P. van Buijtenen |
W.A.H. Campfens |
H.P.H. Camps |
C.J. Canters |
W.Ph. Coolhaas |
J.D. Dorgelo |
B. Dorsman |
A.C. Duke |
H.W. von der Dunk |
B.G.J. Elias |
D. Engelen |
H.A. Enno van Gelder |
J.L. van Essen |
J.A. Faber |
C.N. Fehrman |
M.A.M. Franken |
C.E. Gerretson-Harmsen |
J. van Goor |
H.J. de Graaf |
J.P. Gribling |
D. Grosheide |
B.U. Haagsma |
J. Haak |
C. van de Haar |
E. Haas |
S. Hart |
P.D. 't Hart |
P. van Hees |
J.G. Hegeman |
J. van Herwaarden |
J.F. Heijbroek |
J. van Heijst |
W.J. van Hoboken |
C. Hoek |
J.H. van den Hoek Ostende |
T.J. Hoekstra |
J. Hof |
J. Holleman |
P. Hollenberg |
F.A.H. van den Hombergh |
D. de Hoop Scheffer |
G.J. Hooykaas |
F.W.N. Hugenholtz |
A.H. Hussen jr. |
H.K. s' Jacob |
H.P.H. Jansen |
| |
| |
J.C.G.M. Jansen |
M.J. Jochems |
G.M.A. Jongbloet-van Houtte |
C.M.J. de Jongh |
G.W.J. de Jongh |
J.A.F. de Jongste |
M.W. Jurriaanse |
J.H.P. Kemperink |
J.H. Kernkamp |
F. Ketner |
P.W. Klein |
H. Klompmaker |
J.A. de Kok |
E.H. Korvezee |
E.H. Kossmann |
J.A. Kossmann-Putto |
P.H.J. van der Laan |
G.W. Locher |
T.J.G. Locher |
J.W. van der Meulen |
P. van der Meulen |
W. Miltenburg-Racké |
H.J. Mijjer |
T.J. Minderaa |
C. Offringa |
M.E. van Opstall |
J.K. Oudendijk |
H.F.M. Peeters |
E. Pelinck |
J.F.R. Philips |
L.P.L. Pirenne |
J. Platteel |
L.J. Plemp van Duiveland |
E.P. Polak-de Booy |
J.W. Postma |
W.A. van Rappard |
H. Riemens |
J.H.A. Ringeling |
J. Rinzema |
E. Roebroeck |
J. Roelink |
C.G. Roelofsen |
H.K. Roessingh |
M. Roos |
A.L. van Schelven |
G. van Schravendijk-Berlage |
C.M. Schulten |
H.G. Schulte Nordholt |
G.J. Schutte |
J. Sibinga Mulder |
F.S. Sixma van Heemstra |
B.H. Slicher van Bath |
L.M.G.P. Smeets |
J.Th. de Smidt |
C. Smit |
M.C. Smit |
F. Snapper |
H. Snoek |
H.W. van Soest |
J. Steur |
J.E.A.L. Struick |
L.C. Suttorp |
F.B.M. Tangelder |
H.B. Teunis |
L. van Tongerloo |
A.J. Veenendaal |
A.J. Veenendaal jr. |
H.J. van der Vegt |
D. van Velden |
G.H. Verbist |
W.H. Vermeulen |
W. Vinkhuyzen van Maarssen |
J.C. Visser |
G.J. de Voogd |
A.C.J. de Vrankrijker |
E. Vroom |
G. Waalwijk |
S.L. van der Wal |
H. Wansink |
E.H. Waterbolk |
J. Waterval |
H. van der Wee |
J.M. Welcker |
C.B. Wels |
J.J. Westendorp Boerma |
J.M. van Winter |
P.J. van Winter |
J.J. Woltjer |
A.M. van der Woude |
W.M. Zappey |
C. de Zeeuw-Musterd |
R.J. Zoethout |
S.H.A.M. Zoetmulder |
A. Zijp |
7 handtekeningen waren onleesbaar.
In totaal hebben 168 personen de presentie-lijst getekend.
De voorzitter, prof. dr. J.H. Kernkamp, opent te half elf de vergadering met de volgende rede.
| |
| |
Dames en Heren,
Het zij mij vergund ditmaal op een enigszins ongebruikelijke wijze de vergadering te openen, omdat U in de loop van mijn verslag ingelicht zult worden over een aantal vèrstrekkende plannen van ons bestuur. Ik wil namelijk eerst beginnen met een jeugdherinnering op te halen, die nauw verbonden is met het gevoel voor traditie. In mijn jeugd, die ik in Hilversum doorbracht, genoot ik jaren achtereen het voorrecht met mijn vader op goede vrijdag mee te mogen naar de uitvoering van Bach's Mattheuspassion in de Naarderkerk. Het was een traditie, die ik niet graag zou hebben willen missen en die steeds weer grote indruk op me maakte. Het was ook een gelegenheid waarbij steeds weer een ontmoeting van vele goede bekenden plaats vond.
Mijn gedachten gaan nu verder uit naar de Algemene Ledenvergadering van het Historisch Genootschap, die telkenmale in de herfst bijeenkomt. Ook hier heeft zich een traditie gevestigd, die mij persoonlijk steeds weer een grote voldoening geeft. Ik hoop, dat U hier dezelfde gevoelens voor koestert. In ieder geval prijst ons bestuur zich gelukkig, dat elk jaar een grote vaste kern van onze leden zich de moeite getroost om aan de herfstvergadering deel te nemen. Het gedeeltelijk ongelijk vallen van de najaarsvakantie in 1968 zal ongetwijfeld leden, die de jaarvergadering trouw plegen te bezoeken, verhinderd hebben, vandaag hier aanwezig te zijn. Naar wij hopen, zullen deze moeilijkheden zich echter in de toekomst niet behoeven te herhalen. Het past mij thans U wederom hartelijk welkom te heten, in het bijzonder onze buitenlandse gasten en de sprekers. Ik zal over vernieuwingen komen te praten, waarvan enkele reeds ter sprake gebracht zullen worden in het gangbare overzicht van de verrichtingen gedurende dit bestuursjaar. Een innovatieplan voor de toekomst bewaar ik tot het laatst. Met de verwezenlijking zal naar ons gevoelen de geschiedeniswetenschap slechts gebaat zijn. De traditie van de herfstvergadering - die verzekering kan ik nu reeds geven - zal niet verbroken worden.
Wat de samenstelling van ons bestuur betreft kan ik het volgende mededelen. Het 1e en 2e secretariaat hebben we gecombineerd om efficiënter te kunnen werken. Daar voorzitter en secretaris elkaar bijna dagelijks moeten zien, is besloten het secretariaat geheel aan drs. C.B. Wels toe te vertrouwen. Hij
| |
| |
zetelt vlak bij mij in het Instituut voor Geschiedenis te Utrecht. Dit is gebeurd met volle instemming van dr. D. Grosheide, die als bibliothecaris van de Universiteitsbibliotheek een bijzonder drukke werkkring heeft en op deze wijze van de dagelijkse beslommeringen van het Historisch Genootschap verlost is. Hij blijft natuurlijk deel uitmaken van ons bestuur. Voor zijn werkzaamheden als le secretaris verricht passen hier zeer zeker woorden van dank. Als opvolger van prof. Van Winter begroeten we prof. dr. E.H. Kossmann in ons midden. Gelukkig is hij van een ernstige ziekte, waarmee hij in het begin van het jaar nog kampte, volledig hersteld. Dr. J.L. van der Gouw, die als algemeen rijksarchivaris in het bestuur van het Historisch Genootschap zitting had, deelde ons mede dat hij wegens zijn heengaan als algemeen rijksarchivaris zijn bestuurslidmaatschap wenste te beëindigen. Het spijt ons hem te moeten missen, maar hebben toch gemeend aan zijn verzoek te moeten voldoen. Dr. A.J. van de Ven wenste, toen zijn bestuursperiode volgens het rooster ten einde liep, niet meer voor herbenoeming in aanmerking te komen. De heer Van de Ven behoort nog tot de oude garde. Hij heeft het genootschap eerst als penningmeester en later als gewoon bestuurslid onnoemelijk veel diensten bewezen. Zelf bewaar ik de beste herinneringen aan de bijeenkomsten bij hem thuis en onze gesprekken op het archief. Naarstig hebben we soms gewikt en gewogen of we het nog eens een jaartje met een wanbetaler zouden proberen, in de hoop natuurlijk dat deze zijn leven zou beteren. Het geldelijk beheer was steeds voorzichtig en accuraat. Velen van onze leden kende hij persoonlijk. Van de Ven heeft dus zijn sporen bij ons verdiend en we hebben het een voorrecht gevonden met hem samen te werken. Heel veel dank dus aan dit oud-bestuurslid.
Bij het Historisch Genootschap wordt gewerkt met een dagelijks bestuur, een Utrechts bestuur en een buitenbestuur. Er is dit jaar meer dan ooit gecorrespondeerd en vergaderd, waarbij vooral de nauwe contacten met hen, die niet in Utrecht of omgeving wonen, bijzonder nuttig zijn geweest. Overigens is het voor een secretaris tegenwoordig geen sinecure om een volledig bestuur bijeen te krijgen voor een vergadering, maar het loont de moeite, dat is aan geen twijfel onderhevig.
Ook dit jaar moet ik helaas weer een gevoelig verlies melden, dat het Historisch Genootschap heeft geleden. Ons erelid prof. dr. Violet Barbour is naar ik van bevriende zijde heb vernomen
| |
| |
overleden. ‘In vroeger eeuwen leidden alle wegen naar Rome, in de 17e eeuw alle wegen naar Amsterdam’, aldus het begin van de aankondiging bij de oorspronkelijke Amerikaanse uitgave van haar boek Capitalism in Amsterdam in the seventeenth century. Zij zelf heeft meermalen de weg naar ons land gevonden. Daardoor zijn ook de contacten met het Historisch Genootschap ontstaan. We zijn haar dankbaar voor haar waardevolle onderzoek ten behoeve van de Nederlandse economische geschiedenis en gedenken haar met eerbied.
Afgelopen zaterdag is prof. dr. R.R. Post, oud-bestuurslid van het Historisch Genootschap na een langdurig lijden van ons heengegaan. Wij bewaren de beste herinneringen aan zijn werkzaamheden voor ons genootschap. Zijn welgefundeerd oordeel heeft steeds veel gewicht in de schaal geworpen bij onze besluiten. We verliezen in hem een goede belangstellende vriend en collega. Hij ruste in vrede.
Het erelid prof. dr. H. van Werveke moet zich in verband met zijn gezondheid nog steeds zeer in acht nemen en heeft daarom van de reis naar Utrecht af moeten zien. Wij groeten hem uit de verte en wensen hem het beste toe.
Ons erelid prof. dr. J.A. van Houtte heeft mij medegedeeld dat hij tot zijn spijt verhinderd is onze vergadering bij te wonen door zijn verblijf in Italië, waar hij meehelpt het centro internazionale di storia economica Francesco Datini te Prato op dreef te brengen.
Professor van der Wee, gelukkig bent U weer terug uit Bloomington om vandaag voor ons een spreekbeurt te vervullen. Wij zijn blij, dat U de uitnodiging om voor ons te komen spreken, hebt aanvaard. Het is wellicht geen toevallige coïncidentie, dat U in het voorjaar te Leiden voor het congres van het N.C.G.W. bent opgetreden. Ik leid daaruit af, dat U tot de categorie geliefde sprekers behoort. Vierhonderd jaar geleden begon de Tachtigjarige Oorlog. Toen we naar een spreker zochten, die zijn onderwerp omtrent dit tijdstip kon kiezen, dachten we direct aan U, omdat juist gij bij uitstek geïnteresseerd zijt in de zestiende eeuw, in het bijzonder met betrekking tot de sociaal-economische geschiedenis van de Nederlanden. Wat dat betreft, kunnen we op een zelfde liefde - overigens geheel ongevaarlijk - bogen. Het aangekondigde thema: De economie als factor bij het begin van de opstand in de Zuidelijke Nederlanden - weest U ervan verzekerd - heeft onze volle
| |
| |
aandacht. Even verheugd zijn wij over de komst van professor Locher, niet Theo maar Godfried zoals we in Leiden plegen onderscheid te maken, hier klinkt het - ik moet het toegeven - wat oneerbiedig, maar het is tegelijkertijd een introductie voor zijn onderwerp: Nieuwe relaties tussen de culturele antropologie en de geschiedenis. Immers collega G.W. Locher, die in Leiden sociale en culturele antropologie doceert, heeft een grote belangstelling voor de relatie van zijn vak met de geschiedenis. Gelukkig staan de meeste historici tegenwoordig open voor aanverwante vakken. Zij doen daar goed aan, omdat de eigen discipline hierbij slechts winst kan boeken. Ik heb de overtuiging, dat dit ons vanmiddag nog weer duidelijker zal worden.
De ledenstructuur ziet er momenteel als volgt uit: 13 bestuursleden, 8 buitenlandse ereleden, 804 binnenlandse leden, 94 buitenlandse leden, 48 ledeninstellingen binnenland en 13 ledeninstellingen buitenland, een totaal dus van 980 leden.
De Bijdragen en Mededelingen zijn dit jaar vroegtijdig in Uw bezit gekomen dank zij de goede zorgen van onze secretaris en de drukker. Bij de samenstelling van deel 83 zal een nieuw procédé toegepast worden. U was gewend in de B en M, het verslag en de voordrachten van de vorige vergadering aan te treffen, benevens een aantal kleinere bronnenuitgaven. Voortaan zullen ook artikelen met of zelfs zonder bijlagen, als zij geschikt zijn, opgenomen worden. Ons inziens zal dit de gevarieerdheid en aantrekkelijkheid ten goede komen.
Bovendien worden er besprekingen gevoerd met de redactie van de Bijdragen voor de Geschiedenis der Nederlanden, die vermoedelijk zullen ophouden te bestaan, om bepaalde delen van dit periodiek te gaan verzorgen. De onderhandelingen zijn in een vergevorderd stadium gekomen, maar nog niet definitief afgesloten. Een gunstig resultaat, U zult het begrijpen, kan slechts bereikt worden na volledige instemming van de redactie van de B.G.N. en het bestuur van het Historisch Genootschap.
Inzake de serie Werken van het Historisch Genootschap vallen vrij ingrijpende besluiten te vermelden. Laat ik beginnen met te memoreren, dat U kortgeleden de Herinneringen van jhr. mr. B.C. de Jonge, met brieven uit zijn nalatenschap, uitgegeven door prof. dr. S.L. van der Wal, hebt mogen ontvangen. Deze uitgave is vlot van de pers gekomen. Op vrijdag 13 september
| |
| |
jongstleden is in de z.g. Commissiekamer van het voormalige Departement van Koloniën te 's-Gravenhage het eerste exemplaar aan jhr. mr. A.J. de Jonge overhandigd. Hulde in de eerste plaats aan de bewerker maar ook aan Wolters-Noordhoff N.V., die in alle opzichten meewerkte, dat de publikatie nog vóór onze jaarvergadering kon geschieden. Onder dezelfde titel is tevens een handelseditie verschenen. Bij ons vormt het boek het eerste deel van een nieuwe serie commerciële uitgaven, waarmee het Historisch Genootschap beoogt zich aan te passen aan de tijdsomstandigheden. Het ligt in de bedoeling, dat ook het Dagboek van Heldring, dat ‘gepland’ is voor 1969, in deze reeks zal verschijnen. We hopen voorts dat de laatste delen van de Gouverneursrapporten in de jaren '70 zullen uitkomen, evenals de Kroniek van Melis Stoke en de Bentinck-papers, waarvan het lot overigens nog niet geheel zeker is.
Om financiële en organisatorische redenen zijn verder een aantal belangrijke maatregelen genomen ten aanzien van het Thorbecke-archief en het Archief Daniël van der Meulen.
Toen in de loop van het vorige jaar het derde deel van het Thorbecke-archief ter perse was, heeft ons bestuur zich beraden over de vraag of het niet noodzakelijk zou zijn in de opzet van deze uitgave verandering aan te brengen. De basis van de tot dusver verschenen delen van deze uitgave vormde de briefwisseling tussen J.R. Thorbecke enerzijds en zijn vader F.W. Thorbecke anderzijds. Na het overlijden van vader Thorbecke in 1832 krijgt de bewaard gebleven correspondentie echter een geheel ander karakter, aangezien dan door J.R. Thorbecke ontvangen brieven een veelvoud vormen van de door hem geschreven en in het archief bewaard gebleven brieven. Naar de mening van ons bestuur zou de publikatie van het Thorbecke-archief pas tot zijn recht komen - vooral voor de periode waarin Thorbecke aktief aan het politieke leven deelneemt - wanneer ook andere archieven in het onderzoek zouden worden betrokken. Hierbij moet niet alleen worden gedacht aan brieven van Thorbecke die zich in laatstgenoemde archieven bevinden, maar ook aan archivalia van andere aard, zoals notulen, dagboekfragmenten en nota's.
De publikatie van het Thorbecke-archief op bredere basis zou naar onze mening alleen in een redelijk tempo gerealiseerd kunnen worden, wanneer ten behoeve van dit projekt een wetenschappelijk medewerker zou kunnen worden aangetrokken wiens dagtaak uit archiefonderzoek zou bestaan. Ofschoon ons
| |
| |
bestuur in verschillende richtingen naar een uitweg zocht, bleek het niet mogelijk voor de volgende moeilijkheden een oplossing te vinden:
1. | het Historisch Genootschap beschikt niet over voldoende middelen om een wetenschappelijk medewerker aan te trekken; |
2. | zelfs indien deze medewerker door andere instanties zou worden betaald, zou het regelmatig publiceren van de gereedgekomen uitgaven de financiële draagkracht van het Historisch Genootschap ver te boven gaan; |
3. | ons Genootschap beschikt niet over een bureau dat de bewerk(st)er de noodzakelijke faciliteiten kan verlenen bij het kopiëren van de stukken en het persklaar maken van het manuscript. |
Wij zijn van mening dat de uitgave van het Thorbecke-archief van essentiële betekenis is voor de kennis van de 19e eeuw en dat het niet verantwoord is de voortzetting van deze uitgave in gevaar te brengen. Aangezien we geen mogelijkheid zien deze uitgave op langere termijn te continueren, hebben we ons tot de Rijkscommissie voor Vaderlandse Geschiedenis gewend met het verzoek de mogelijkheid te overwegen de uitgave van de Thorbecke-correspondentie in het programma van de Rijks Geschiedkundige Publikatiën op te nemen.
De familie Thorbecke, met name de heer W. Thorbecke, en de bewerkster van de huidige uitgave mevrouw dr. J. Brandtvan der Veen zijn hierover natuurlijk ingelicht. Intussen is van de zoëvengenoemde Rijkscommissie antwoord ontvangen, dat zij niet afwijzend tegenover ons verzoek staat, al zullen nog diverse moeilijkheden overwonnen moeten worden. Mevrouw Brandt zet inmiddels haar werk aan de voorbereiding van deel IV van het Thorbecke-archief voort. Aangezien het jaar 1832 (waarin de dood van vader Thorbecke valt) een caesuur oplevert in het archief, vormt het vierde deel (de periode van 1830 tot en met 1832) in de Werken van het Historisch Genootschap een verantwoorde afsluiting. Ons Genootschap beschikt nog over de middelen een dergelijke uitgave te financieren. Toezichthoudend bestuurslid blijft prof. dr. H. Smitskamp.
Met betrekking tot de publikatie van het archief Daniël van der Meulen ziet ons bestuur zich voor soortgelijke moeilijkheden gesteld. Dit archief, dat een schat aan gegevens bevat voor de economische geschiedenis van de laatste decennia van de 16e eeuw, bestaat uit brieven en rekeningen, die in het Ge- | |
| |
meentearchief te Leiden berusten, en journalen en grootboeken, die zich bevinden in de Bibliotheca Thysiana in dezelfde stad. Bijna alle brieven zijn afgeschreven door de achtereenvolgende bewerkers, wijlen dr. J.C. Westerman, wijlen mejuffrouw dr. M. Simon Thomas en prof. dr. J.H. Kernkamp (met assistentie van mevrouw drs. A.J. Klaassen-Meijer en drs. J. van Heijst). De huidige bewerkster, mevrouw drs. G.M.A. Jongbloetvan Houtte, die als wetenschappelijk medewerkster voor halve dagen in dienst is van de Rijksuniversiteit te Utrecht, houdt zich thans vooral bezig met het afschrijven, annoteren en registreren van de financiële bescheiden van Van der Meulen c.s., met als toezichthoudende leden Uw voorzitter en prof. dr. J.A. van Houtte. Ons bestuur is van oordeel dat de uitgave van het archief Daniël van der Meulen eveneens de financiële draagkracht van het Historisch Genootschap ver te boven gaat en heeft daarom aan de Rijkscommissie voor Vaderlandse Geschiedenis gevraagd de mogelijkheid te overwegen dit projekt in de R.G.P. onder te brengen. Ik kan U mededelen, dat genoemde commissie hiertoe in principe bereid is. Intussen werkt mevrouw Jongbloet gestaag door. Een regeling voor een Belgisch stipendium, dat de mogelijkheid inhield hele dagen aan het projekt te werken, is dit jaar nog niet gelukt. Ook Beneluxzaken lopen wel eens minder vlot dan men zou denken.
De Commissie voor bronnenpublicatie betreffende de Geschiedenis van Nederlands-Indië 1900-1942 heeft thans haar vijfde uitgave in bewerking. Deze zal zijn gewijd aan de financiële en economische betrekkingen van Nederlands-Indië met het moederland. De voorbereiding van deze uitgave is in dit verslagjaar vertraagd. Zoals bekend werd de bewerker dr. S.L. van der Wal in september vorig jaar benoemd tot hoogleraar, waardoor hij aan het werk voor de Commissie slechts een deel van zijn tijd heeft kunnen besteden, hetgeen uiteraard ook in de toekomst het geval zal zijn. Bovendien hebben de heer Van der Wal en zijn medewerksters het afgelopen jaar de uitgave De Jonge persklaar gemaakt.
Mevrouw drs. G. van Schravendijk-Berlage, die van de aanvang af aan de bronnenuitgaven van de Commissie heeft medegewerkt, heeft in verband met haar leeftijd haar werkzaamheden per 1 oktober 1968 moeten beëindigen. We brengen haar gaarne dank voor haar arbeid, die zij met zoveel kunde en toewijding heeft verricht.
| |
| |
Curatoren van de Rijksuniversiteit te Utrecht hebben de bibliotheek van het Historisch Genootschap gekocht. De vergoeding zal over een aantal jaren uitgestreken worden. Door verkoop van onze bibliotheek is ook de verhouding tot de universiteitsbibliotheek te Utrecht gewijzigd. Het Historisch Genootschap geeft nu alleen nog veertig ruilexemplaren van zijn publikaties aan de U.B. als tegemoetkoming voor de verlening van opslagruimte ten behoeve van het H.G.-fonds.
In het vorige verslagjaar kon enige verbetering in de financiële omstandigheden van het Genootschap worden aangekondigd. Het vervult het Bestuur met voldoening, dat deze verbetering zich in zoverre heeft doorgezet, dat de inkomsten ongeveer voldoende waren om de uitgaven te dekken. Onder deze uitgaven namen deel 82 van de Bijdragen en Mededelingen en deel 1 van de Nieuwe 5e serie, de Herinneringen van jhr. mr. B.C. de Jonge, de belangrijkste plaats in. Dit resultaat is te meer verheugend omdat de publikatie van deel 1 van de nieuwe 5e serie tot stand gebracht is zonder subsidie. Omtrent de financiële vooruitzichten voor 1969 kunnen nog geen concrete mededelingen gedaan worden omdat het editieprogramma voor dat jaar nog niet geheel vaststaat. Onvoorziene omstandigheden voorbehouden, zal in 1969 één deel Bijdragen en Mededelingen verschijnen en heel misschien ook één of twee delen der Werken. Indien de prijzen van drukwerk en de bijkomende kosten niet al te zeer stijgen - we denken aan de belasting op de toegevoegde waarde - bestaat de mogelijkheid, dat ook dit programma zonder ernstige tekorten kan worden uitgevoerd.
De in het vorige verslagjaar aangekondigde verkoop van de bibliotheek heeft, zoals U zo juist gehoord hebt, plaats gevonden. De daardoor beschikbaar komende gelden zijn bestemd voor fondsvorming en zullen afzonderlijk besteed worden. Alléén de rente van dit fonds zal beschikbaar zijn voor de bestrijding van de jaarlijkse uitgaven van het Genootschap.
Tenslotte wil ik U op de hoogte stellen van een aantal zeer belangrijke plannen met betrekking tot de toekomst van ons genootschap.
In het begin van augustus heeft er een bespreking plaats gevonden tussen het Nederlands Comité voor Geschiedkundige Wetenschappen en een delegatie uit ons bestuur. Op deze bijeenkomst in Amsterdam zijn wij tot de conclusie gekomen, dat wij
| |
| |
de geschiedbeoefening in Nederland een dienst zouden bewijzen indien wij tot samenwerking zouden kunnen besluiten.
Thans kan ik U, mede namens de voorzitter van het Nederlands Comité voor Geschiedkundige Wetenschappen, professor Brugmans, het volgende meedelen: de besturen van het N.C.G.W. en het H.G. hebben in principe tot fusie besloten. Een statutencommissie, waarin voor het H.G. professor Alberts en de heer Wels zitting hebben, is reeds gereed met een concept voor statuten en huishoudelijk reglement, dat waarschijnlijk begin 1969 ter goedkeuring aan de leden zal worden voorgelegd.
Wanneer de ontworpen statuten door de leden van beide instellingen worden goedgekeurd, zullen de aktiviteiten van het N.C.G.W. en het H.G. onder de naam Nederlands Historisch Genootschap worden voortgezet.
De belangrijkste kenmerken van de nieuwe vereniging zijn: de leden worden niet meer benoemd, maar kunnen zich aanmelden; een door de leden gekozen bestuur van 5 leden; een bestuurslid heeft vier jaar zitting en mag niet direct worden herkozen; het nieuwe bestuur kan een aantal taken delegeren aan vijf of meer commissies.
Aangezien de leden in de nieuwe vereniging een ruime inspraak zullen krijgen en bovendien een groter aantal personen dan tot nu toe het geval is, zal kunnen meewerken in de verschillende commissies, hopen wij dat het Nederlands Historisch Genootschap zich zal kunnen ontwikkelen tot een organisatie, waarin de Nederlandse historici en een groot aantal verenigingen op het gebied van de geschiedbeoefening doeltreffend zullen kunnen samenwerken.
Nu hoop ik maar dat deze toekomstmuziek U niet als dissonanten in de oren geklonken zal hebben. De besturen van het Historisch Genootschap en het Nederlands Comité voor Geschiedkundige Wetenschappen gaan niet over één nacht ijs. De nieuwe statuten worden zorgvuldig voorbereid en zullen - ik heb het reeds gezegd - te Uwer kennis gebracht worden. De huidige voorzitters van beide instellingen zijn geen ‘Draufgänger’, maar zij zijn met hun besturen wel van mening, dat aanpassing aan de tijdsomstandigheden noodzakelijk is. Wie zich niet aanpast, wie weigert de realiteit als werkelijkheid te zien, dreigt achterop te geraken met alle gevolgen van dien. Nieuwe mogelijkheden zijn er; we moeten het ijzer smeden,
| |
| |
terwijl het heet is. Professor Brugmans en ik hebben af en toe te maken met ondernemingsgeschiedenis. Daarom denk ik aan een uitspraak van Schumpeter: ‘Inventions’ worden eerst tot ‘innovations’, wanneer de ondernemer winstmogelijkheden ziet in de toepassing van nieuwe vindingen. De ondernemer is de motor van het economische leven. Hij is de ‘Durchsetzer neuer Kombinationen’. Hij verschaft de economie haar dynamisch karakter. Welnu, laat ons nu die dynamiek in de institutionalisering van de Nederlandse historische wereld brengen. We bereiden een fusie voor, die bijzonder sterk kan worden door afstoting van verouderde elementen en bundeling van levenskrachtige bestanddelen, met een groep specialisten, die als managers kunnen optreden en zodoende de taak van het algemene bestuur verlichten. De leden - de beeldspraak van aandeelhouders zou te ver gaan - van het nieuwe genootschap in verenigingsvorm, krijgen meer inspraak dan voorheen. Wat echter vooral van belang is, we zullen efficiënter kunnen werken en meer tot stand brengen door de aantrekking van een groter aantal betrokkenen onder de vakgenoten.
De sprekers van de voordrachten, welke heden gehouden zullen worden, waren reeds uitgenodigd, voordat de zo juist behandelde plannen vorm begonnen aan te nemen. We willen hun dan ook het volle pond geven en aan het tijdschema vasthouden. Nu denken we wel dat ge in principe met onze plannen akkoord gaat, maar we willen toch gaarne degenen onder U, die nog nadere informatie wensen, uitnodigen aan het einde van de vergadering na te blijven om met de dagelijkse besturen van het Historisch Genootschap en het Nederlands Comité voor Geschiedkundige Wetenschappen van gedachten te wisselen.
Dames en heren, hiermee ben ik aan het einde van mijn mededelingen gekomen, het is mij een genoegen thans deze vergadering te kunnen openen en het woord te geven aan de beide sprekers: vanmorgen professor Van der Wee en vanmiddag professor Locher.
|
|