Bijdragen en Mededelingen van het Historisch Genootschap. Deel 79
(1965)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 415]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een bron van het historische gedeelte van Hugo de Groots De Jure Praedae
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 416]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
In 1868 werd het werk door dr. H.G. Hamaker uitgegeven; een nederlandse vertaling door dr. Onno Damsté zag in 1934 het lichtGa naar voetnoot1, terwijl in 1950 een engelse vertaling verscheenGa naar voetnoot2. Voor Hamakers uitgave verrichtte Fruin navorsingen, die leidden tot het uitvoerige artikel in de Gids van 1868, ‘Een Onuitgegeven Werk van Hugo de Groot’Ga naar voetnoot3. Fruin geeft hier een prachtige historische inleiding tot het werk, waarbij hij echter twee belangrijke vragen onbeantwoord moest laten:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 417]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Enige tijd geleden werd bij het Algemeen Rijksarchief ter inventarisering aangeboden een verzameling stukken uit het bezit der familie Van Zuylen van Nyevelt. Grotendeels hebben ze betrekking op onderwerpen, die in ons verband van geen enkel belang zijn. Er is evenwel één manuscript bij, waarvan de ‘archivaris’ van dit familiearchief, mr. Hugo baron Van Zuylen van Nyevelt (1781-1853) in de door hem in december 1847 samengestelde ‘Catalogus’ van de stukken getuigde, dat het was ‘een dito (d.i. handschrift, Cs.), zeer oud, over de wreedheden der Portugezen in Oost-Indië’. Van bevriende zijde werd mijn aandacht op dit manuscript gevestigd. Het bleek te zijn een aan weerszijden in begin-17e-eeuwse hand geschreven manuscript van 142 foliobladzijden, dat de titel draagt: ‘Boeck, tracterende vande wreede, verradische ende hostile proceduren der Portugesen in Oostindien’. Dit ‘boeck’ bevat een vijftiental verklaringen, meestal van één, overigens van twee, drie of vier personen over hun ervaringen met de Portugezen op de reizen naar de Oost, d.w.z. reizen, ondernomen in de jaren 1597 tot 1602 door wat wij de Voorcompagnieën plegen te noemen. Ze zijn geordend naar de chronologische volgorde der reizen en niet naar de data, waarop ze werden afgelegd. Naar de formele kant zijn ze niet geheel gelijk. Nr. 1 is een ongedateerde verklaring, ondertekend door Jan Jansz. Karel en Simon Lambrechtsz. (Mau) en ze is ‘ghetoghen uyten Journal, uytghehouden in de versz. schepen bij mij ondergeschreven’, welke ‘mij’ Karel alleen is. Men heeft hier met een copie te doen. Nr. 2 is een eveneens ongedateerde verklaring, door Cornelis | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 418]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Heemskerck op verzoek van Heren Bewindhebberen (blijkbaar van de V.O.C.) opgemaakt en waarin o.a. wordt verklaard, dat de ondertekenaar het eens is met ‘al het ghene door den achtbaren Commys Jan Janssen Carel op schrifte (is) ghestelt’, wat op de voorafgaande verklaring slaat. In nr. 13, een vervolg op nr. 2, wordt dit als een ‘cladde’ aangeduid. Ook dit nummer is een copie. Nr. 3 is een door den bekenden admiraal Jacob van Neck 28 sept. 1604 gedateerde en ‘by mannewaerheyt’ ten verzoeke van de Bewindhebbers der V.O.C. te Amsterdam ten overstaan van notaris Jan Fransz. Bruyningh (wiens naam in het manuscript steeds weer op andere wijze wordt gespeld) afgelegde verklaring. Men heeft te doen met een copie, opgemaakt door notaris W. Kick op 10 october 1604. Nr. 4 is een 19 november 1603 gedateerde oorkonde van burgemeesters en raden van Rotterdam, inhoudende een beëdigde getuigenis ten verzoeke van de Bewindhebbers van de V.O.C. te dier stede afgelegd door Antheunis en Aert Antheunissen. Het betreft hier een copie, 7 october 1604 opgemaakt door notaris Kick. Nr. 5 is een verklaring van Hans Bouwer, waarin over veel meer dan alleen over de Portugezen wordt gehandeld; het is een kort journaal van de reis van Wolfert Hermansz. Op 27 september 1604 verklaarde Bouwer aan notaris Bruyningh, dat de door hem eigenhandig ondertekende verklaring waarachtig was. Hier heeft men een copie van notaris Kick, gedateerd 7 ocotober 1604. Nr. 6 is een dergelijke, op 5 october onder ede opgemaakte verklaring van Wolfert Hermansz., ook een man wiens naam telkens weer anders gespeld wordt. Deze verklaring werd voor notaris Bruyningh afgelegd en ook hier heeft men een copie van notaris Kick; ze werd 9 october opgemaakt. Nr. 7, 10, 11 en 12 zijn notariële verklaringen ten verzoeke van Bewindhebbers der V.O.C. te Amsterdam voor notaris Bruyningh afgelegd in tegenwoordigheid van twee, steeds dezelfde, getuigen, op resp. 21, 30, 23 en 11 september 1604 door Cornelis van Gein (nr. 7), David van Lochum (10), Dierick Breugel (11), Cornelis Claesz., Jan van Water en Hans van Hagen (12). De copieën van Kick zijn resp. gedateerd 10, 11, 10 en 12 october 1604. Nr. 8 is een dergelijke verklaring van Simon Lambertsz. (Mau, vgl. nr. 1) van 13 september 1604, echter voor notaris | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 419]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gerard Vreem en twee andere getuigen. Kicks copie is van 10 october 1604. Nr. 9a en 9b zijn verklaringen, opgemaakt aan boord van het schip Hoff van Holland op 26 januari 1601 en ondertekend, wat betreft nr. 9a deels door Abraham Stevens en Jan Heynssen, deels door den tweede alleen, wat betreft nr. 9b door Dirck Pietersz. Men heeft met niet ondertekende, ongedateerde copieën te doen. Nr. 13 is, zoals reeds werd vermeld, een vervolg op nr. 2. Nr. 14 is een 6 october 1604 te Alkmaar ondertekende verklaring van Adriaen van Veen en wel een niet ondertekenende, ongedateerde copie. Nr. 15 is een onder aanbod van ede op verzoek van de Bewindhebbers der V.O.C. te Amsterdam door Jacob (van) Heemskerck opgemaakte verklaring, die hij met notaris Bruyningh op 4 october 1604 ondertekende. De copie, van 11 october 1604, is van notaris Kick. Bij nr. 15 behoren vijf, in het nederlands vertaalde, brieven van Portugezen. De verschillende nummers volgen direct op elkaar, al wordt aan het eind van een bladzijde wel eens enige ruimte onbesteed gelaten. Ze zijn ongetwijfeld na elkaar in het boeck ingeschreven en voorzover het copieën zijn, waarvan notaris Kick verklaart, dat hij ze copieerde, door hem ondertekend. Kicks handtekening prijkt er met alle nodige en onnodige krullen, in tegenstelling tot die van Bruyningh, welke geen originele is. Het Boeck is door één hand geschreven, die m.i. slechts die van Kick, eventueel die van zijn schrijver, kan zijn. Wie was notaris Kick? Het kostte mij enige moeite iets naders over hem te weten te komen. Ik zocht hem nl. te Amsterdam in verband met zijn V.O.C.-relaties en omdat de naam Kick daar niet onbekend isGa naar voetnoot1. Een notaris van de naam Kick bleek er echter niet bekend te zijnGa naar voetnoot2. Ook in Den Haag bleek geen notaris Kick gewerkt te hebben. Wel trouwde daar Willem Willemsz. Kick, jongeman, notaris, wonende te Delft, op 8 december 1602 met Pietertgen Zijvertsdr.Ga naar voetnoot3. Te Delft wist men evenwel niets over dezen notarisGa naar voetnoot4. Wel bleek er bekend te zijn een Willem Kick, cramer en sydelaeckenvercooper, die 1619 stierf en, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 420]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
vermoed ik, Willem Anthonisz. Kick is, die ik kenGa naar voetnoot1 als de te Delft wonende vader van Cornelis Willemsz. Kick, zijdelakenkoper te Amsterdam. Zeker had Willem een zoon, de kunstschilder Simon Kick. Nu komt Willem Willemsz. Kick, de man van Pietertgen Zijvertsdr. op 13 november 1603 in Den Haag voor als plaatsnijder. En ten Algemeen Rijksarchieve wist men te melden, dat op 15 september door de Staten van Holland enz. tot notaris werd gecreëerd Willem Willemsz., burger van DelftGa naar voetnoot2, van wiens admissie door het Hof van Holland echter niets blijkt. Willem Willemsz. Kick is zeker in maart 1629 nog in leven, dan wordt hij met zijn vrouw in een Haagse acte nog vermeld. Mij dunkt, dat men, wanneer men dit alles combineert, mag concluderen, dat Willem Willemsz. Kick onze man is, een te Delft wonende notaris met Amsterdamse en Haagse relaties. De op verzoek der Amsterdamse Bewindhebbers opgemaakte verklaringen zijn gedateerd in de periode 11 september (nr. 12) tot 4 october 1604 (nr. 15); de door Kick gemaakte copieën dragen data van 7 (nr. 4 en 5) tot 12 october 1604 (nr. 12). Bij een eerste doorlezing van het Boeck kwam de feitelijke inhoud van de eerste verklaring, die van Karel en Mau en betrekking hebbend op de zgn. Eerste Schipvaart, mij bekend voor, d.w.z. er stond niets in, wat ik al niet gelezen had in de driedelige uitgave van de Linschoten-Vereeniging over die reis. Ze bleek daar voor te komen, deels wat uitvoeriger en soms wat afwijkend, in het derde gedeelte van dat werkGa naar voetnoot3, p. 1-58, waar het 24e hoofdstuk is afgedrukt van Pontanus' Historische Beschrijving van Amsterdam, naar de vertaling van Montanus, en, nagenoeg geheel naar de inhoud overeenstemmend, op p. 59-71, waar een gedeelte van Huig de Groots Over het Buitrecht, nl. dat hetwelk betrekking heeft op de Eerste Schipvaart, is te vinden. Nu verbaasde mij dat niet sterk, want ik wistGa naar voetnoot4, dat Fruin van mening was, dat zowel Pontanus als De Groot Karels journaal gebruikten. Wel deelde Rogge die mening nietGa naar voetnoot5, die aan een journaal van Cornelis de Houtman dacht, maar de uitgevers van Eerste SchipvaartGa naar voetnoot6 ondersteunden Fruin met krachtige argumenten. Maar nu bleek het mij mogelijk te | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 421]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
preciseren. Pontanus heeft vermoedelijk inderdaad dat journaal in handen gehad, maar De Groot geeft niets, of het staat in ons Boeck! Waar De Groot nl. wat meer geeft of iets anders dan Karel en Mau in ons nr. 1 verklaarden, dan kan men het in ons nr. 2 vinden. Niets lag nu natuurlijk meer voor de hand dan ook de verdere inhoud van het Boeck met het historische hoofdstuk van De Jure Praedae te vergelijken. En behoudens enkele uitzonderingen bleken De Groots mededelingen geheel overeen te komen met de onlangs in het archief-Van Zuylen van Nyevelt voor den dag gekomen verklaringen. De Groot nam in zijn vertoog op, wat hij daarvan kon gebruiken, zodat er in het Boeck wèl gegevens staan, die men niet bij De Groot vindt, maar behoudens dan de bedoelde uitzonderingen is het omgekeerde niet het geval. Natuurlijk gebruikte De Groot de gegevens als man van wetenschap, hij nam ze dus niet over in dezelfde volgorde als ze in het Boeck voorkomen, maar wel zoals ze in zijn vertoog passen. Er blijkt geen sprake van te zijn, dat, zoals Fruin meende, De Groot zelfstandig zijn gegevens bij elkaar bracht, hij geeft niets, wat hij niet in het Boeck kon vinden. Wel is De Groot sedert deze tijd als jurist bij allerlei aangelegenheiden de V.O.C. betreffende betrokken geweest. Men kan in een oogopslag in PapierenGa naar voetnoot1 zien, dat hij zich vanaf deze tijd zelfstandiger in deze stof is gaan inwerken, maar voor het schrijven van De Jure Praedae deed hij dat nog niet. Wat Fruin schrijft over het goedpraten van zekere gebeurtenissenGa naar voetnoot2, blijkt nu ook niet meer geheel houdbaar te zijn. De Groot wist veel minder, toen hij hoofdstuk XI van De Jure Praedae schreef dan Fruin vermoedde; hij was dus veel meer gebonden aan het betrekkelijk weinige, dat hij wel wist; zijn verantwoordelijkheid voor het eenzijdig voorstellen van de ontmoetingen met de Portugezen is dus maar gering. Toch blijft dat natuurlijk het werk van den advocaat en is het niet dat van den historicus, die zelfstandig tot een objectief oordeel tracht te komen. Thans iets over de bedoelde uitzonderingen, die van drieërlei aard zijn.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 422]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 423]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bekend isGa naar voetnoot3, dat Jan ten Grootenhuys uit Amsterdam op 15 october 1604 aan De Groot schreefGa naar voetnoot4: ‘Ik zend U eindelijk de lang verwachte Indische verslagen van de scheepskapiteins, welke nog beëdigd moeten worden, waaruit ge kunt zien, wat de Portugezen op elken tocht tot ons verderf beproefd hebben, en talloze bewijzen voor hun trouweloosheid, tyrannie en vijandigheid kunt putten, passend voor Uw apologie’, enz. De datum 15 october is volkomen duidelijk. Wij zagen evenwel, dat Kick de copieën voor zijn Boeck van 7 tot 12 october 1604 vervaardigde. Hij moet dus te Amsterdam gewerkt hebben en daar ook 18 october Apius' verklaring opgenomen hebben, die Ten Grootenhuys 20 october naar Den Haag zendt. Mogen wij aannemen, dat hij in opdracht van De Groot naar Amsterdam zal zijn gegaan? Dat is verre van onmogelijk, maar wij weten toch te weinig van Kick om hiertoe met zekerheid te kunnen concluderen. Wel mogen wij als zeker vaststellen, dat Kick zijn boek tussen 12 en 15 october heeft samengesteld. Apius' verklaring van de 18e vond er geen plaats meer in, zelfs niet de sub 3 bedoelde attestatie, die van de 13e was, maar te laat in Kicks handen zal zijn gekomen. Het is niet moeilijk een plausibele verklaring te vinden voor de omstandigheid, dat ons Boeck te voorschijn is gekomen in het archief-Van Zuylen van Nyevelt. De moeder van den reeds | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 424]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
genoemden baron Hugo toch was Adriana Maria Cornets de Groot; vandaar ook zijn vóórdien in de familie niet gebruikelijke voornaam. Adriana Maria (1746-1816) was een tante van den Cuiksen notaris, uit wiens nalatenschap de in 1864 geveilde Grotiana stammen. Maar waaròm dit manuscript nu juist van de andere werd afgescheiden, zou ik niet weten te zeggen. Baron Van Zuylen van Nyevelt stierf in 1853, dus lang voor de veiling van 1864; hij heeft nimmer weet gehad van De Jure Praedae en het is dus niet verwonderlijk, dat hij niet verder kwam dan tot de vermelding omtrent het Boeck, dan dat het tot zijn familiebezit behoorde en zeer oud was. Molhuysen toonde reeds aan, dat De Groot zijn De Jure Praedae schreef in opdracht van de Bewindhebbers van de V.O.C. Ik trachtte nog nader te bepalen onder welke omstandigheden de opdracht werd gegeven. Dat ze min of meer voortvloeide uit het geding over de buit behaald in de rijke karaak S. Catharina is bekend. En veel kan ik daar niet aan toevoegen. De Resolutiën van de Heren over de in aanmerking komende periode zijn verloren gegaan. Wel bleef bewaard het ‘Resolutieboec van de Vergadering van XVII, beginnende den 15en Aprill 1602 in Amstelredam tot 24 October 1603’Ga naar voetnoot1. En daaruit valt nog wel iets op te maken. Aanvankelijk was, schrijft Fruin terechtGa naar voetnoot2, het den schippers slechts toegestaan de wapenen tot zelfverdediging ter hand te nemen. Men hoopte, dat de Portugezen in het Oosten aanhangers zouden zijn van de pretendent Dom Antonio, wiens zoon Emanuel een zwager van prins Maurits was. Artikel 37 van het octrooi van de V.O.C.Ga naar voetnoot3 staat formeel nog op hetzelfde standpunt: ‘oft gebeurde, dat de Schepen van Spaignen, Portugael, ofte andere vyanden die Schepen van dese Compaignie vyantlycken aentasten, ende int vechten eenige der vyanden Schepen verovert werdden’ enz., maar in art. 35Ga naar voetnoot4 wordt, meer in overeenstemming met de realiteit, al gesproken over het oprichten van forteressen in het octrooigebied. Uit een resolutie van 22 april 1602, dus een maand na de totstandkoming van de V.O.C. blijkt, dat Heren XVII toen voor de onder hun administratie, maar niet voor hun rekening, uitvarende vloot van Van Warwyck bepaalden, dat ‘die van den Breeden Raedt sullen vermoghen des eernstelick | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 425]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
versocht synde ende sonder ongunst t'selve niet konnende excuseren, den Coninck van Terranate ende den Gouverneur van AmboynaGa naar voetnoot1 eenighe assistentie tegens de Portugesen te doen, mits dat geschiede sonder merckelick peryckel van schepen ende goederen, opdat men daerdoor te meerder gunst ende verseeckertheyt van handelinghe by den voorn. Coninck ende Gouverneur mach bekomen’. Hoe men hiertoe kwam, zal na lezing van het Boeck zonder meer duidelijk zijn. De verhouding tot de Portugezen blijft evenwel voor de Heren XVII een moeilijke zaak, totdat de Staten-Generaal hen tot actief optreden aanzetten. Van de Poincten, die ter vergadering van 5 augustus 1603 ter sprake zullen komen, is, nog vrij sterk op het zuiver defensieve standpunt staande, het tiende: ‘Oock mede dient geleth op de zeeckerheyt van de handelinge van dese Compe. in Oostindien, also de Portugesen niet op en houden alle middelen te practiseren omme ons van d'selve te frustreren’. Maar tot onze teleurstelling staat daar in het resolutieboek naast aangetekend: ‘Dit poinct is in state gestelt tot de laeste vergaderinge’, want van die vergadering zijn de resoluties niet bewaard. Maar wel is ons bekend, dat kort na die vergadering van 5 augustus 1603 de Staten-Generaal de Heren tot actief optreden gaan aanmanen. De resolutie van Hunne Hoog Mogenden van 1 november 1603 laat geen twijfel meer over: ‘Zyn die aenwesende gedeputeerde van de Oostindische Compaignie serieuselyck vermaent daerop te willen letten ende ordre stellen, dat de scepen, die alreede toegerust zijn ende voirder hierna noch toegerust sullen wordden, om te varen naer Oostindien, gelast ende geinstrueert wordden, om den vyant aldaer, derselver persoonen, scepen ende goederen, bij alle moegelycke wegen te beschadigen ende affbrueck te doen, daermede zy met reputatie heure trafficque niet alleene moegen mainteneren, maar veel meer voertsetten ende doen toenemen, die zy anderszins ende by gebreke van dien sekerlijck geschapen zijn te verliesen, alsoe tselve de principale oirsake is geweest, waerom d'heeren Staten Generael de vereeninge van de compaignien geprocureert, het octroy mitsgaders d'authorisatie totten affbrueck des vyants | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 426]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
verleent hebben’Ga naar voetnoot1. Heren XVII aarzelen dan niet langer; de eerste vloot, die zij voor eigen rekening uitzenden, welke onder Steven van der Hagen 18 december 1603 vertrekt, is in deze geest geïnstrueerdGa naar voetnoot2. Zie ik het juist, dan is het oudste van de papieren van Hugo de Groot, bewaard op het Algemeen Rijksarchief, na de reeds genoemde verklaring van Apius er een van de juist genoemde vloot, nl. een copie-brief van 14 januari 1605Ga naar voetnoot3. Noch van dit, noch van latere stukken maakte De Groot gebruik bij het schrijven van het historische hoofdstuk van De Jure Praedae. Dit bevestigt Fruins uitspraakGa naar voetnoot4, dat het boek is geschreven ‘in het najaar van 1604 en in de lente van 1605’; het was ‘althans in den zomer van 1605 voltooid’. Het historische hoofdstuk kan niet voor ongeveer 18 october 1604 begonnen zijn. Fruin gaat dan gissen naar wat de oorzaak van het niet publiceren kan zijn geweest. Ik voeg er een gissing - en bepaald niet meer - bij: toen De Groot zich na het voltooien van het bedoelde hoofdstuk bleef bezig houden met de uit het Oosten komende berichten en dat op een zelfstandiger wijze dan hij met zijn kennis van het Boeck alleen had kunnen doen, zal hem, wat hij reeds geschreven had, niet geheel meer bevredigd hebben. De Nederlanders hadden niet steeds de rol gespeeld van het brave lam, de Portugezen die van de boze wolf en publicatie van het geschrift zal hem niet meer wenselijk geleken hebben. Men heeft te doen met het werk van een ongetwijfeld geniaal man en het laat zich verstaan, dat juist een geniaal man de fouten van een jeugdwerk - De Groot was 21 à 22, toen hij De Jure Praedae schreef - het helderst heeft ingezien. Uit een door majoor Leupe in 1875 bekend gemaakte briefGa naar voetnoot5 van de Zeeuwse bewindhebbers van 4 november 1608 is ons bekend, dat zij, en ook hun Hollandse collega's, met het oog op de onderhandelingen met Spanje, wetende, dat De Groot ‘de stoffe hadde geprepareert’ voor een vertoog over het ‘recht van de Zeevaert over de vrije wijde weerelt’ hem uitnodigden dat te publiceren. Hieruit kwam in 1609 het beroemde aanvankelijk anoniem verschenen Mare Liberum, vroeger bedoeld als hoofdstuk XII van De Jure Praedae, voort. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 427]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Boeck, tracterende vande wreede, verradische ende hostile proceduren der Portugesen in OostindienGa naar voetnoot1[1] (1). Verhael van tgene ons beiegent is met de Portugysen opde eerste oostindische reiseNadat wij uijt Texel (met Godts hulpe) op den 2e aprillis anno XVcXCV geloopen waren met vier Schepen naer Oostindia, hebben wy op den 4 maey ghesien twee Craecken, deen in lij, doende alle vlydt om van ons te comen, dander te loever zynde ende ons niet connende ontseilen, heeft int afcomen een Schoot geschoten ende siende, dat wy met ghestreken vlaggen lagen, is dicht voor ons overgeloopen, welcken hoochmoet een tumulte onder de onse maeckte, te meer om dat strycken van onse vlaggen met miscontentement van eenige geschiede, seggende, sulx sal ons tot schande beduyt werdenGa naar voetnoot2. Ghelyck het ons oock geviel, namaels als wy tot Bantam quamen, daer ons vanden edelen verweten wirdt, dye seiden: Gij vreest het comen vande Portugisen niet ende hebt altesaemen moeten strycken voor eenen craeck. Wij nu dus liggende met onse Schepen dicht onder den craeck, is goet gevonden onse Schuijt aen boort te senden ende den Cappiteyn aen onse Schepen te doen comen, dwelck hij niet dervende weygheren ende staende om overteclimmen, sijn de onse ten versoecke vanden Aertbischop van GoaGa naar voetnoot3 wederom gecomen, biddende uyt synnen naem, dat den Cappiteyn mochte tscheep blijven, ons presenterende alle tghene, dat in syn Schip was, waermede donse haer hebben laeten vergenoegen. Ende | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 428]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
vervoorderende onse reyse, syn wy naer groote miserye, tegenspoet ende verlies van volck voor Bantam gecomen den 23 Juni ao. 1596, [2] alwaer de Portugisen ons eerst aen boort quaemen bewillecomen, waervan de principaelste geheeten waeren Francisco de Marez, Pierre de Taydo, Francisco de Batailla ende Francisco de PesoaGa naar voetnoot1. Ons vragende, van waer ende waerom wy tot Bantum quaemen als oock naer de namen der Cappiteynen, welcke naemen sy opgeteeckent hebbende, hebben wy gevraecht naer de gelegentheyt van Java ende insonderheyt van Bantam, waerop sy ons waerschouden, dat wy de Javanen int minste niet en soude betrouwen ende dat aldaer geen ladinghe en was, want haer eyghen gerieff eerst hebbende, twelck was naer haer calculatie vier ofte vyffhondert sacken pepers, en sal daer niet overblyven ende alsoo het laet in den avont was, syn sy vertrocken tot des anderen daechs ende wederom gecomen synde, hebben ons weder gesocht te persuaderen, dat wy met die van Bantam in geene vereeniginge en souden treden, dwelck ons seer perplex maeckte, hoorende, dat wy tot Bantam groote valscheyt ende weynich pepers souden vinden. In welcke bedroeftheyt wy bleven tot sanderen daechs, dat den Admiral TomagonGa naar voetnoot2 uyt des Gouverneurs naem ons quam bewillecomen, ons aenbiedende seer groote hulpe ende vrientschap, presenterende in plaets van 5 ofte 600 sacken 6 ofte 27000 sacken pepers tot 50 lb. yeder sackGa naar voetnoot3 ende onder veel propoosten versochten seer ernstelyck, dat wij tseggen vande Portugysen gheen ghelooff en souden geven, waerop hen geantwoordt wirdt, dat onsen last was met de heeren [3] van Bantam vrientschap ende alliantie te maecken ende met geene andere ende na des Admiraels vertreck tcollegieGa naar voetnoot4 dese waerschuwinge verstaen ende van weder- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 429]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
zyden overleggende, is voor goet gevonden ons teghen de Portugysen te simuleren ende beleeffdelyck tegen een yeder ons te thoonen. Soo hebben donse ten versoecke van den Gouverneur haer eerste lantgang gedaen op den 27 Juny, alwaer sy van alle de Edelen met groote vrientschap seer gecaresseert zyn ende den 29 is den GouverneurGa naar voetnoot1 met meest alle den Adel ons comen versoecken, alwaer ons groote beloffte van vrientschap gedaen syn, versoeckende, dat d'onse aen landt gelieffde te comen om te maecken een vast contract, gelyck op den 3 Juli volbrocht is ende bij den Gouverneur onderteykentGa naar voetnoot2, nadat wy hem ende syn Edelluyden begifticht hadden met seer groote geschencken. Wy nu meenende, dat onse saecke op het favorabelste was, te meer siende de vrientschap, die ons de Portugysen bewesen, de Commisen als Houtman ende CarelGa naar voetnoot3 met een maeltyt seer treffelyck onthalende, hoewel met sorge van vergift, (dan hebben tselve niet derven weygeren om ons mistrouwen niet te openbaren)Ga naar voetnoot4, soo is by tcollegie voor goet gevonden, siende de groot vrientschap, die ons bewesen wirt van den Gouverneur, eenige coopmanschappen aen [4] lant te brenghen, raetsaem vindende ons niet te seer te verhaesten, omdat het incomen van tgewas noch een wyle tyts van doen hadde, alsoock omdat wy saegen, dat den Gouverneur onversadelyck was met giften te voldoen ende alles wat hij sach naer hem nam, seggende, den peper in wesende, sal U dan betalen. Wy dan in de hope wesende om te negotieren, verwachtende het incomen van de peper ende is opten 6en des nachts den Gouverneurs tolck tscheep gecomenGa naar voetnoot5 wt bevel van syne Mr. om ons te waerschuwen, dat wij toch op onse hoede neerstelyck souden wesen, want den Keiser over | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 430]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
geheel JavaGa naar voetnoot1, door oorloge verarmt wesende, was van de Portugysen gecorrumpeert ende door groote beloften toegebrocht om een verraet op de Cappiteynen te attenteren, waervoor hem belooft was een groote somme gelts ende sal te werck gestelt worden in manieren, als volcht: Den Keyser sal syn Ambassade senden aen boort, versoeckende, dat de cappiteynen sullen gelieven tsanderen daechs te comen eten bij syn heer. Deselve hebbende, sullen de Portugyssen met den keyser ende alle haer volck des tsaevonts onder het dexel van u.l. te convoyeren aen boort comen ende overvallen u.l. Schepen, verclarende daerenboven, dat de Portugyssen [5] seer groote naersticheyt deden by sijnen Mr. hem te persuaderen om ons geen ladinge te gheven ende waerschouwende hem, soo hij nu aflaet, sult gij op een ander uer comen ende ontrecken hem syn landt ende houden hem oock voor, dat gij zeeroovers zyt ende Engelsche, welcke waerschuwinghe ghehoort hebbende, is gheordineert na het vertreck van den tolck eenen adelborst aen landt te senden by den Gouverneur om te ondersoecken de waerheyt van de saecke ende, wederom ghecomen zynde, dede syn rapport, in maniere alsboven verhaelt. Tcollegium in dese bedroefftheyt wesende, hebben sanderdaechs wederom eenen adelb. by den Gouvernr. gesonden; brocht voor rapport, dat den Keyser (sooals den Gouverneur hem verclaert hadde) hem aengeweest was, versoeckende van hem assistentie. Hierentusschen is ghecomen des Keijsers gecommitteerde, noodende, alsboven verhaelt, de Cappiteynen, schippers ende Adelborsten, mede brenggende de trompetters om des te vrolycker te wesen. Welcke noodiginge wy met beleeftht. geexcuseert hebben, seggende dat Sr. Houtman sieckkelyck wasGa naar voetnoot2, moesten tcomen uytstellen ter gelenderGa naar voetnoot3 tyt. Wij ons nu bevindende om te negotieren in dusdanige periculose staet ende alleen noch eenige hope hebbende op den [6] Gouverneur, (hebbende) die ons riet, dat wy ons een weynich tyts souden stil houden, twyffelende | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 431]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
niet, ofte den keyser soude vertrecken, synen aenslach sinde misluckt. Waerover by 't Collegie voor goet ghevonden is eenen adelborst ofte twee aen landt te sendenGa naar voetnoot1, aenbiedende den keyser onse vrientschap neffens eenige presenten (also wy wisten, hij seer gierichGa naar voetnoot2 was), welcke geschencken synde een fraeye rusting, stormhoet, laken ende andere diergelycke dinghen. Den keyser, siende, vant hem soo verblydt, dat hij bekende, dat het quaet ghevoelen, dat hij van ons hadde gehat (hadde), ghecomen was door oprokinghe van de Portugijsen, ons aenbiedende syne vrientschap ende na veel beloften is hy opten 11 july vertrocken naer syn woonplaets tot Jacatra. Wij nu wederom hope gecregen hebbende om te negotieren, hebben wij door de groote belofte ende versekeringe van den Gouverneur geordineert, dat den Commys Reinier van Hel aen landt soude gaen om opsicht te nemenGa naar voetnoot3, wat aldaer soude mogen voorkomen soo int coopen als vercoopen ende, daer gecomen synde, heeft den Gouverneur hem geexcuseert, seggende: den Keijser is nu vertrocken ende dat de verraderije tegen mijnen sin is geweest, hebt gy uyt de waerschuwinghe, door mijnen tolck gedaen, te oordeelen. Ick wil nu een vast verbont maken ende betoonen, dat de verraderye der [7] Portugijsen my leedt isGa naar voetnoot4. Onsen Commijs, dese goede hoop hebbende ende somtijts wat vercoopende van de Coopmanschappen in hope van haest den prys van de peper te maecken, doch altijts d'ooghe hebbende met misnoeginge op de Portugyssen, siende, dat haer credit ten hove was vermeerderende, dwelck soo groot wirt, dat den Commys Sr. Verhel tscheep ghecomen is ende voor 't Collegium verhalende, dat hij dagelycx was ghewaerschoudt van goede bekende, dat hij wel voor hem soude sien, want de portugijsen veel listicheyt ghebruyckten om den Gouverneur te corrumperen, seggende, dat hij tselve te meer was geloovende, omdat den Gouverneur dagelycx quam roepende: Gij moet meer goets aen landt brengen, nemende alles na hem van tghene hij sach sonder prys te maecken, twelck ons dede ghelooven, dat ons doen met die van Bantam was in sobere staet ende alsoo den Commys seyde, dat hij niet gaeren aen landt wederom gaen en soude, ende niet raetsaem en vont een commys derrewaerts te | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 432]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
senden, soo is nochtans sulx bij het Collegium hoochnoodich ende voor goet gevonden, waerover den Commys Jan Karel aen landt gegaen is in plaetse van Sr. Verhel op den 3 AugustiGa naar voetnoot1 ende, aen landt leggende, is onder andere dingen gebeurt, dat de Portugijsen in differentie ghekomen syn met een van haer gheselschap, gheheeten Pietro del TaidoGa naar voetnoot2, omdat hij gheseijt hadde, dat het goet van een ghestorven Portugijs den paep toebehoordeGa naar voetnoot3, waerover [8] sy hem waergenomen hebben om hem te vermoorden ende is haer door 't geluck ontkomen, ghekregen hebbende een quetsureGa naar voetnoot4. Ende is daernaer in ons huijs ghecomen, naer ons vragende; met welcken Portugijs wij groote vrientschap onderhielden, omdat wij door hem diversche saecken te weten quaemen, hiel oock groote gemeenschap met onsen Stierman Pieter DierxenGa naar voetnoot5, overmids hij seer ervaren was in alle de quartieren van Indien ende alsoo hij ons niet thuijs en vandt, overmidts wij by den gouverneur waren, is naer huys ghegaen, waer de Portugijsen des smorghens in gecomen syn ende hebben hem op syn bedde seer verraderlyck vermoort, met haer 5 ofte 6 starck syndeGa naar voetnoot6, om twelcke wij seer bedroefft waeren om den grooten dienst, die wij van hem verhoopten te trecken. Dit schelms moordadich feyt aldus volbrocht synde, is eenige daghen daernaer den dienaer van den voorn. Portugijs bij ons ghecomen als ook diversche andere, ons weder waerschuwende, dat den keijser tot Jacatra was toerustende om onse Schepen te comen overvallenGa naar voetnoot7, alsoock dat de Portugijsen den Gouverneur boden een groote somme gelts voor de oncosten van de schepen, welcke waerschuwinghe ons vreesachtich maeckte, te meer siende, dat wij geen affrekeninge van den Gouverneur [9] conde ghecryghen, dan ons altyts uijtstellende van den eenen dach tot den anderen. Tcollegium, siende de periculen, die dagelycx waeren aent landt vermeerende (ende nochtans niet raetsaem en vonden onse schulden aent landt te verlaeten), hebben geordon- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 433]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
neert, dat de twee commijsen Houtman ende Carel aen landt souden gaenGa naar voetnoot1, versoeckende affrekeninghe ende leverantie van peper, waerover wy veel verscheyden redenen metten gouverneur hadden, ons seer beclagende over tgroot tgehoor, twelck hij den Portugijsen gaff (strydende tegens tcontract), die niet anders en sochten dan ons te verdrijven, omdat sy de negotie van India alleen in haer servituyt mochten behouden. In fino na veel discoursen zyn wij in den prys gheacoordeert, soo wel in de aenneminge der realen als in den peper, waernaer wij versochten, dat den Gouvernr. ons gelieffde 5 ofte 600 sacken op rekeninghe te leverenGa naar voetnoot2, waerin hij 5 ofte 6 dagen excipierdeGa naar voetnoot3, dwelck ons groote presumptie gaff, te meer omdat donse ons quamen seggen, dat den Gouvernr. op den BazarGa naar voetnoot4 verboden hadde, dat men hen gheen rijs en soude vercopen, waerover, thuyscomende, hebben metten anderen overgheleyt de zwaericheyt, daer wij in waeren ende siende, dat wij seer sterck aent landt lagen van volck neffens twee commijsenGa naar voetnoot5, is voor goet ghevonden, dat dadelyck den commys Karel met een schuydt aen boort soude gaenGa naar voetnoot6 en soo haest niet vertrocken synde, ofte den tolck is gecomen om ons altsamen te houden, dan siende, dat wy vertrocken waren, heeft tselve naghelaten, meenende tselve [10] tsanderdaechs te effectueren (gelijck sij ons naemaels verclaert hebben), dan siende, dat wij hoe langer hoe scrupelooserGa naar voetnoot7 aen landt quamen, heeft den Gouvr. op den 29ste syn schelms voornemen (door inductie der Portugysen) te werck gestelt ende den CapitainGa naar voetnoot8 Sr. Houtman, Willem Lodewyckz ende Gilles ValckenierGa naar voetnoot9 neffens thien andere gasten aen landt gevanckelyck ghehouden ende alsoo wij onderstonden te weten, waeromme hij sulcx teghens synen eedt was doende, antwoorde, dat zulx geschiede ten versoecke van de Portugysen tot versekeringe van haer junckGa naar voetnoot10, dat gereet was om tseyl te gaen, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 434]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
dwelck ons docht, maer een versierde excusie en was, want hij wel versekert was, dat niemant door ons soude beschadicht werden, soo langhe wij soo veel volcx ende goet aen landt hadden. In welcke gevanckenisse donse veel swaricheden ende groote peryculen geleden ende over ghebracht hebben, soo om vergheven te werden van de portugijsen met het eten, als aen Houtman ende Valckenier was blyckende, die soo dick swollen om van een hoen ghegeten te hebben, dat se souden hebben moeten barsten, tenwaere den Sabandar haer geassisteert hadde met lapis besarGa naar voetnoot1. Ten anderen alsoo wij uyt noot ghedwonghen waren om varsch water te verseylen ende sy in 12 ofte 13 dagen gheen tydinghe van ons en vernamen, leden sy groot peryckel om aen de Portugysen vercocht te werden, waertoe de Portugysen groot neersticheydt deden, gelyck den Gouvr. Sr. Houtman voorhiel, seggende: en hebt gij niet liever MoorsGa naar voetnoot2 te werden (want u schepen en sullen doch niet weercomen), als van de Portugijsen naer Malacca gevoert [11] te wesen? D'onse in dese ende veel andere peryculen wesende, somtyts geketent ligghende, somtyts voor tgerechte ghebrocht synde, somtyts ghedreycht om aen een staeck gheset te werden ende soo om ghebrocht te werden, donse in dusdanige peryculen aen landt syndeGa naar voetnoot3, is ondertusschen geordineert onsen pinas op den 7 September te seylen ontrent de Bazar ende alsoo hij seer swack van volck was, hebben wij onse Salouppe van tschip Hollandia tot assistentie, wel ghemant zynde, hem aen boordt ghesonden om hem te helpen, ofte hij aen den grondt mochten comen, als oock gebeurde ende uytbrengende eenen ancker, zijn de Javanen schielycken ende onverwacht uijt de stadt ghecomen met 24 EbarkadosGa naar voetnoot4, dapperlyck wel gemant ende roeyden eens gancxGa naar voetnoot5 de pinas aen boordt, afhoudende de touwe, daermede de sloep vast was, stekende met haer spiessen in de poorten van de pynas. Donse, doort haestich overvallen ter nauwer noot haer gheschut opgheroetGa naar voetnoot6 hebbende, hebben seer dapperlyck daerin ghescho- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 435]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
ten, dat se de vlucht naemen met groot verlies van volck, als oock hebbende veel gequetsteGa naar voetnoot1. Dit aldus ghepasseert zynde ende wy ons water ghehaelt hebbende, heeft Houtman ons gheadviseert, dat Francisco de Marez bij nacht in haest met een roeyjacht naer Mallacca getoghen wasGa naar voetnoot2. Verhoopte nu haest haer verlossinghe, versoeckende daernevens, dat wij een brieff aen den Gouverneur souden schrijven, verhalende, dat wy voorseker hielden, dat al tquaet, dat donse over [12] komen was, was alleen door de Portugysen gekomen, alsoock dat niemant int water halen door ul. beschadicht was, ghelyck de Portugisen u te laste leggen, dwelck wy na gekomen syn ende na veel schryvens heen ende weder is het accoord met den Gouverneur ghetroffen, te weten den Gouvernr. sal zyn schult niet betalen ende houden alle de goederen, die hy in ons huys ghevonden heeft ende sal daerenboven noch ontfanghen 2000 Realen van achten. Hierteghens sal de Gouverneur tsynen laste nemen te betalen ende voldoen alle degene, die op ons yets hebben te seggen ende te eyschenGa naar voetnoot3. Naer welcke voldoeninge de onse wederom aen boort gecomen zyn, verlost wesende uyt duysent periculen. Wij nu wederom hoope ghekregen hebbende op met die van Bantan in vrientschap te contracteren ende om tselve te vervoorderen sonden donse wederom aen landt, gevende wederom geschencken aen den Gouverneur ende edelen, makende een nieu accord ende verbondtGa naar voetnoot4 ende begonsten daghelycx wat peper te senden, alsoo dat wy ontrent 160 sacken in weynich tyts bequaemenGa naar voetnoot5 ende, alhoewel hetselve weynich was, gaff ons nochtans hoop, dat het senden daghelycx soude vermeeren, welcke hope ons stracx wederom benomen wirt door de wreetheyt der Portugysen, die sy ghebruycte aen den dienaer des vermoorden Portugys (als boven verhaelt is), dewelcke Antony was gheheeten, zynde nu in onsen dienst. Welcken dienaer des morgens vroech uytgaende is in handen van de Portugysen gevallen door haer lagen, die sy hem geleyt [13] hadden ende hebben hem seer tirannelyck ende wreedelyck naemaels ge- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 436]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
tracteertGa naar voetnoot1. Over welck gewelt wy seer clachtich geweest syn aen den Gouvr., versoeckende, dat hem ghelieffde aen Portugysen te manderen, dat sy onsen dienaer los ende vrij wederom lieten gaen, alsoo wij hem op des sanderdaechs voort aen landt gesonden hebben en hebben hetselve niet alleenGa naar voetnoot2 connen te wegen brengen, dan werden noch van de Portugisen bespot, seggende: geeft ons vyftich realen van achten, wy sullen u segghen, waer hij isGa naar voetnoot3. Dese quade rencontre brocht het Collegie weder in groote suspitie ende te meer omdat wy saghen, der Portugysen credit daghelycx aennam, waerover wy voor goet vonden evenwel tondersoecken met beleeftheyt het coopen ende vercoopen te doen voortgaen ende den Gouvernr. aen donse eenige presentaedendeGa naar voetnoot4, belanghende den coophandel, is bij tcollegie Cornelis Heemskerck gheordineert bij den Gouvernr. te gaen om sulx aen te nemen, quam des avonts weder, anders als wij hem verwachten ende quam gheconvoyeert tscheep van onsen huysheer ende syn volck in een cano ende was uyt een boom gewrocht, overdeckt met mattenGa naar voetnoot5, verclarende, dat de Portugijsen eenen gheheelen dach op hem gewacht hadden. Waerover gheclaecht hebbende, antwoorde den Sabandor, in de stadt moecht gy vrij gaen, dan buyten comt u de sorch selffs toeGa naar voetnoot6. Wij nu gheen hope meer hebbende om in vrientschap met die van Bantam yets te doen door tcredit, dat de Portugysen [14] met haer overgroote geschencken maeckten, ghelyck wij oock verstonden uyt onses huysheers broeder, die ons aen boort quam en verclaerde, hij de voorleden nacht bij den gouverneur hadde sien comen den Ambassadeur van Malacca, den gouverneur vereerende een groot geschenk van Gout ende silver, daerbeneffens presenteerende een seer groote somme goets voor de cappiteynen van de schepenGa naar voetnoot7, seyde daerbeneffens, dat den Gouvr. aen den Sinesen verboden hadde niemandt aen ons soude eenich goet leverenGa naar voetnoot8. Welck rapport wij te sekerder hielden, omdat des Gouvrs. tolck aen de schepen geweest was, seggende: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 437]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Sabandar doet u weten (volgens syne belofte, aen u gedaen), dat het nu den rechten tyt is, dat de Cappiteynen aen landt mogen comen (ende dat op syn woordt), want u sal nu ladinge geworden, welcke rapport wy vreesden te wesen een laech der Portugysen. Sonden Heemskerck in plaets der cappiteynen, die ghetracteert wirt, als voren verhaelt is. Wy ons in desen soberen staet dus vindende voor Bantam door de valsheyt van de PortugijsenGa naar voetnoot1, is op den 6 november bij tcollegium gheresolveert een ander plaetse te versoecken, onsen cours nemende oostwaerts aen, hopende, dat Godt de Heer ons beter gheluck als voor Bantum soude verleenen, en soecken vooreerst een waterplaetse, die wy seer bequaem ontrent acht ofte negen mylen van Bantum vonden, alwaer by ons quam ons huysheers swager op den 11den ende verhaelden ons de preparatien, die tot Bantem [15] ghereet ghemaeckt waeren in meeninghe om ons opten 7en, sooals wy opten 6en seyl gegaen waren, te komen bevechten, waertoe de portugysen den gouvernr. met groote presenten toeghebrocht hadde, welck onse haer beclageden, dat syt niet eerder geweten hadden, want onse hope was, dat wij de portugysen soo wel souden affgerecht hebbenGa naar voetnoot2, dat wy daernaer tot beter handelinge souden ghecomen hebben met die van Bantam, dan ten heeft Godt niet beliefft op onse eerste reys daertoe te laeten comen. Wy nu dus vertrocken zynde, zonder yet sonders meer uytgherecht wesende, is een langhe tijt naer ons vertreck tot Bantam ghecomen darmade der portugysen, daer men ons altyt mede ghedreycht hadden. Sterck wesende 4 groote Schepen, drye heerlycke galeyen ende ontrent 30 fustenGa naar voetnoot3 ende alhoewel daer tyts ghenoech was ghepasseert om tweemael tot Malaca heen ende weder te adviseren van ons vertreck, was den Admyrael hem seer beclagende, dat wy hem ontcomen waeren als oock over den gouverneur, waerom hij ons hadde laeten wechvaeren. Begeerende daerover restitutie van haer ghegheven penninghen, alsoo de Gouverneur syn belofte niet naer gecomen en hadde, waerop den gouvernr. antwoorde (ghelyck de Gouvr. ende de Edelen my verclaerden, de 2e mael tot Bantem comende) aen de Portugysen, hij alle neersticheyt gebruyckt hadde om gereet te werden ende dat wy hem ontseylt | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 438]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
waren en hadde hij niet connen beteren, syn belofte en was niet om ons naetevolgen; hy hadde dies te min gheen oncosten ghehadt. De saecke dus in questie synde, is ghearriveert een van de Sinesse schepen, welck schip de Portugijsen naemen ende, alsoo den Gouverneur [16] hem daerover seer beclaechde, antwoorde, sy sulx tot afrekeninge naemen ende syn daerbeneffens des smorgens vroech met gewelt aen landt gecomen op de Bazar, vermoordende veel lieden ende schoffierden de vrouwen, alles medenemende, datter te merckt ghebracht was. Den gouverneur oversulx hem seer gheoffenceert vindende, heeft met syn raet eenen aenslach gevonden, siende disordre tusschen de galeyen ende de Schepen ende is in manieren als volcht te werck gheghaen. Den Gouverneur gheboot alle syn Edelen, dat sy hen souden gereet maken om met hem tot Jacatra te bruloft te varen, alwaer den Koninck brudegom was. Den tyt ghecomen synde, is smorghens vroech uytghevaren. De galeyen, die dicht aen de haven laghen, meenende, dat het den Gouvr. was om naer Jacatra te gaen, hebben gheen ghereetschap ghemaeckt tot vechten, voor ende alleer dat den Gouvr. syn cours recht na de galeyen toe nam, die hij alle drije flox aen boordt leyde ende nadat sij haer een wyle gheweert hadden, hebben deselve met ghewelt ingenomen ende altesamen doot ghesmeten, uijtghesondert weijnich persoonen, die haer verborghen, totdat de furye over was. Die schepen ende fusten, sulx siende, hebben haer ancker ghelicht ende syn wechgheseylt. Den gouvernr. victorieus met syn edelen thuysgecomen wesende, heeft elck begiftighet, naerdat sy haer wel ghequeten hadden, omdeelende alle den buydt, houdende alleenel. de Galeyen voor den koninck tot een eeuwige memoryeGa naar voetnoot1. Welcke galeyen op den eersten landtgange der tweede voyagie my vertoont wirden ende door den gouverneur gevraecht, wat oordeel wij gaven over zulck exploict, antwoorden wij, dat wij tselve hielden voor een heerlycke ende magnifique victorie, waerover wy Godt looffdenGa naar voetnoot2 [17], insonderheyt omdat de Portugysen valsheyt soo wel nu bij haer als bij ons bekent was ende dat wij nu versekert waren, wy een lanckdurende vereeniginge met malcanderen souden onderhouden. Wederom comende tot onse eerste voyagie, nadat wij van water versien waren ende volghens onse resolutie oost- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 439]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
waerts aen seylende, syn wy ghecomen voor CidaeijGa naar voetnoot1, synde een bemeurde stadtGa naar voetnoot2, seer cierlycken in zee vertoonende, waer dichtebij leydt een ander stadt, ghenaemt Tuban, alwaer den Commys Verhel verstontGa naar voetnoot2, dat tot Cidaj een goede partye macisGa naar voetnoot3 ende nagelen waren, waerover hij eenen aedelborst aen landt sondt, die tselve aprobeerde ende datse tot eenen redelycken prys ghehouden wirden ende op den 4 December 96 is den Sabandar bij Sr. Verhel aen tschip Amsterdam gecomen, aenbiedende groote vrientschap, versoeckende, dat den koninck des anderen daechs aen boordt mocht comen ende wilde alsdan den prys van de naghelen ende macis selffs maecken, welcke hen gheconsenteert wirdt en hebben op den vijffden des Coninx comste des morghens verwacht aent schip Amsterdam, alsoo Mauritius ende tschip Hollandia wat dieper in zee laghen ende ghereet staende om met onse sloepGa naar voetnoot4 aent schip Amsterdam te varen, ben verlet ende opghehouden geworden doort comen van eenen portugijs, sijnde een RenegadoGa naar voetnoot5 ende in dienst van den Coninck, waermede ick diversche propoosten hebbende, is ondertusschen ghecomen de Schuijdt van Mauritius vant schip Amsterdam, versoeckende, ofte ick eerst aen Mauritius wilde aencomen, als ick naer tschip Amsterdam voer ende dus metten Renegado in de Caiuijt wesende ende hem ondervraghende nade gelegentheyt van Cyday, waervan hij mij goede onderrechtinghe dede, soo is in de kaiuyt ghecomen syn dienaer, seggende: den koninck comt uyt de rieviere, waerover hij strax opghestaen [18] is, versoekende licentye om te mogen gaen, waerop ick hem antwoorde, hoe condt gij beter als met my in myn jacht gaen, dwelck hij excuseerde, seggende, ick sal ul. in u contract behulpich wesen ende den Koninck soude het qualyck nemen, dat ick alleen met u gesproken hadde, waermede den Schelm sijn wech naer tschip Amsterdam ende ick naer Mauritius nam ende, daer een weynich vertouvende ende ghereet synde om met Houtman naer tschip Amsterdam te varen, hebben wij onraet vernomen doort schieten als oock het over- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 440]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
boort springhen vant volck, alwaer wy, aen boort komendeGa naar voetnoot1, vonden, dat daer een deerlycke moordt ghedaen was, soo aen den commys Reijnier Verhel, den schipper Jan Schellingher ende Gilles Valckenier neffens noch acht andere persoonen, daerbeneffens noch den stierman ende twee andere zeer deerlyck ghequetst, alsoo datter maer derthien persoonen soo ghesonde als siecken waren gheweest, diet tschip hielden ende haer mannelycken geweert, dat met deghene, die overboort ghespronghen waren, ontrent 150 man was ghebleven, waeronder den Sabandar mede was. Onse Sloepen waren bynaer een uyre besich om die int water swommen na te jagen. Van welcken aenslach wij op onse tweede voyaghe tot Bantum goede onderrechtinghe cregen, welck verlies van donse beminde vrienden ons boven al swaricheden ende ongelucken was treffende, bevindende metterdaet de waerschuwinghe, die ons tot Bantum ghedaen was, waer te wesen, te weten dat de portugijsen de geheele cust van Java lanx haer advertissement ghedaen hadden, dat wij schelmen ende zeerovers waren. Ende nadat wij [19] van Cyday gheseylt waren, syn wij onder een eylandt ghecomen, alwaer bij t'Collegie geordineert wirt tschip Amsterdam te ontblootenGa naar voetnoot2 ende tvolck te verdelen op dandere schepen, dwelck ghedaen synde, ende na veel teghenheden tot Balij gecomen synde, verloren hebben onsen Schipper Jan Mollener, schipper vant Schip Mauritius ende maer hebbende van 249 man 7 ofte 88 man neffens alles ghebreck, syn wij weder naer huijs ghekeert buyten Java om ende in Texel gecomen den 14 augustij 1597. Aldus ghedaen ende ghetoghen uyten Journal, uytghehouden in de versz. schepen bij mij ondergheschreven op de voornoemde eerste ende tweede Oostindische reysen ende was ondert. Jan Janssen Karel, commijs ende by mij Simon Lambrechtsen, Schipper met het voorsz. commys op het schip HollandiaGa naar voetnoot3. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
(2). Attestatie van Cornelis van Heemskerck, op het Schip Hollandia Adelborst synde op de eerste voyage, geschiet in den Jare 1595.Alsoo ick ondergheschreven van de heeren bewinthebberen versocht synde om te verclaren tgene soo de gheheele voyage | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 441]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
als int particulier op eenighe plaetse ons gheschiet is door tbedryff der PortugysenGa naar voetnoot1, segghe ick, al het ghene door den achtbaren Commys Jan Janssen Carel de Jonghe op schrifte ghestelt, is in effecte alsoo bevonden, comende tot op den achtsten Julij, het Collegie vergadert zijnde, hebben voor goet gevonden mij Cornelis van EmskerckGa naar voetnoot2 aen den Keyser van Jacatra ende Coninck van Dama te senden met een geschenck (als een schoone rustingh, stormhoet, laecken ende andere cleyne parceelen), hebbe de keyser vergheselschapt ghevonden met dry portugijsen namelyck Francisco de Marez ende Francisco de Bataille ende Francisco de Pesoa, soo begeerde ick op haer, sy vertrecken souden, alsoo ick syne mat. alleen spreken wilde, hebben sulx gerefuseert ende lachten daerom. Soo hebbe ick nochtans in [20] haer presentie aldus begonnen te spreken: Mogende Keijser, de heeren cappiteinen der schepen hebben my aen uwe Mat. gesonden om hem te vereren met deze gifte, die uwe mat. sal ghelieven in dancke te accepteren ende presentere uwe Mat. voorts de vrientschap onses princes, verhopende, dat, alsoo sy verstaen hebbe uwe Mat. eenichsints op haer soude gegraveertGa naar voetnoot3 wesen, niet wetende, wat oorsaecke hem daertoe soude moghen ghemouveert hebben, dan alleene presumeren, dat de portugysen, onse vijanden, hem mochten met veel abusen onwarachtighe loghenen ons by hem vermaecken ende, soo wij verstaen hadden, als zeerooveren ende enghelscheGa naar voetnoot4 aenclaghen, dwelck nochtans inder daet soo niet bevonden sal worden, maar ter contrarie, dat wij onsen gerechtigen coophandel met Godt ende met eeren, trouwe ende vrientschap te dryven met alle Prinsen ende potentaten ende hare onderdanen, op wat plaetse wij arriveren mochten, als claerlijck blycken sal bij den Patentem, van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 442]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
onsen vermoghenden Prince tot dien eynde medegegevenGa naar voetnoot1. Soo ist, dat de heeren cappiteynen versoecken, u Mat. ghelieve soodanige valsche loghenen van onse vijanden ende de zijne geen ghelooff te gheven, want waert, dattet in haer macht was, sy souden met zyne Mat. ende syn landen doen, als sy metten Coninck van Calicute, ChochijnGa naar voetnoot2 ende tot Malacca gedaen hadde. Derhalven soo conde syne Mat. wel bemercken, wat soodanigheGa naar margenoot+ luyden haer intentie was. Waerop den keyser antwoorde, dat hij vreese ghehadt hadde, dat wij soodanige luyden waren, als hem de portugysen aenghedient hadden, namentlyck engelsche zeeroovers, die hem ende syn landt sochten onder te brengen ende aen haer te trecken. Maer dewyle hij door onse excusie gehoort ende metterdaet anders ziende, nu ghenoechsaem daervan versekert was, wilde met onsen prince ende den zynen goede vrientschap [21] t onderhouden ende de portugysen, die met soodanighe Leugenen ons beschadicht hadden, straffen. Dit gheschiede alles in presentie van de voorn. drye Portugysen, die op alles niet een woort en antwoorden ende ben soo wederom aen boordt gecomen ende myne overheyt de saecke aenghedient. Verhael dit wat breet, omdat de keijser in persoone sulx van haer ghetuijcht heeft, twelck mij oock den Gouverneur getuijcht heeft, dat sij (namentlyck de portugysen) den keyser soo verre ghebrocht hadde, dat hij met alle sijne macht van jachten ende schuyten ons souden overvallen en hadde den Gouverneur tot sulx oock versocht, die hem om in gheen mistrouwen bij haer te comen, toegeseijt hadde, sij souden de voortocht nemen. Hij wilde met hondert ParanenGa naar voetnoot3 ofte jachten achter aen volgen. Hadde sulx geseijt om te beter haer verraet te verstaen ende ons hetselve te ontdecken, alsoo hij oock ghedaen hadde. Onder de Portugysen, voren verhaelt, was eenen ghenaemt Petro de Taydo, die een ervaren piloot was op de Indische custe, soodat hij oock sochte vrientschap met onsen stuerman Pr. Dircxz. Ende meer conversatie met dien hielde, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 443]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
als sy wel gaerne saghen, waerdoor hij bij haer in misvertrouwen quam ende niet anders en sochten dan hem aen deen syde te brenghen. Ende is door ghevalle eene van haer gestorven ende quam geschille tusschen den paep ende eenighe andere om het erff van den overleden. Waerin desen Pieter de Taydo den paep voorstont ende hebben daerdoor actie genomen ende hem ter doot ghebracht, verradelyck, doch is mij ghetuijcht door eenen, genaemt Anthonij, die met de moorders zelve gedient hadden, dat sij dese excusie namen om hem te dooden, maer dattet alleen was, omdat hij indt verraet, by haer tegens ons gheconcipieert, niet deelachtich en wilde wesen, vreesde, hij het uijt soude brengenGa naar voetnoot1. [22] De portugysen haer aenslach misluckt zynde in desen, hebben van nieus ghesocht haer verraet int werck te stellen ende den Keyser tot Jacatra (die een lichtveerdich mensche was) daertoe wederomme versocht ende beweecht, dat hij een armade tegen ons soude toerusten. Ende wij, daervan ghewaerschout synde, hebben op ons hoede gheweest ende het verraet was op deser voeghen aengeleyt, dat de Portugysen metten Keyser soude comen leggen met haere Jachten onder de Eylanden, voor Bantum gelegen, ende als de wint uyt der zee was, soude een Junck uyt de voorste eylanden, genaemt Pulo PanianGa naar voetnoot2, laeten dryven, op hope als de onse dat saghen, dat sy haere jachten met volck wel ghemonteert souden naer het Jonck laeten loopen ende als sij tusschen beyde de eylanden in waeren, soude deerste affcomen ende de laeste oock ende alsoo int midden de onse besetten ende met cracht overvallen. Hetwelcke lichtelyck geschiet zoude hebben gheweest, ten waere wy bij eenige van onse goede vrienden niet en waeren ghewaerschuet gheweest, dewyle het de eenige oorsaecke was om de schepen van volcke te ontblooten ende die ontbloot zynde, laet ick een yeder considereren, wat een arme staet het voor ons soude geweest hebben, doch desen tweeden aenslach is door Godts ghenade mislucktGa naar voetnoot3. Onderwylen dit wat gheslist was, hebben de Portugysen haeren derden aenslach int werck ghestelt ende ghesocht den gouvernr. van Bantum (die sij kenden voor een seer geltgierich | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 444]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
man) door penninghen om te coopen, dat hij haer de Cappiteynen leveren soude, hetwelcke corts daernaer door den Gouvernr. int werck gestelt wirdt, als bleeck opten [23] 29 Julij 1596Ga naar voetnoot1, houdende in hechtenisse den Commys Houtman ofte Capiteijn mayor, met den ondercommis Willem Lodewycxzen ende Gilles Valckenier met noch thien andere bootsghesellen ende dry adelborsten, welcker eender hy aen boort sondt om te segghen, dat hy den cappiteyn met den synen in ghevanckenisse hielt door versoeck der portugysen. Nemende voor excusie, dat sij een Jonck hadden, met naghelen gheladen, omdat hetselve door ons niet beschadicht soude werden in zijn vertreck naer Mallacca. Hetwelcke een bloote excusie was, dewyle wij daghelijcx wel 20 persoonen aen landt hadden behalven alle de coopmanschappen. Dese saecke aldus staende, syn deselve ghevangenen verdeelt geworden ende de Portugysen hebben aengesocht aen den Gouverneur, dat hij haer wilde den cappiteyn met de andere ghevangenen overleveren voor de somme van 4000 Realen van achten. Den Gouverneur, overleggende de swaricheyt, die daeruyt soude hebben moghen comen te rijsen, heeft sulx in beraet genomen ende ten lesten ontslagen ende afgheset, waerdoor haer voornemen misluckt isGa naar voetnoot2. Nochtans dese Neronische Natie hebben hierdoor den moet niet laeten sincken, maer hebben van nieus een practijcke aengerecht ende hebben een Cappoen seer cierlyck doen bereijden ende datselve door eener der Sabander slaven (omdat het schynen soude, dat het van den Sabander was gecomen) den cappiteyn met den synen ghesonden, dwelck vergijfticht was met een fenijnige sausse. Soodat, ten waere Godt almachtich den Sabandar (op dat pas door sonderlinghe Sijne hulpe) daer gesonden hadde, dewelcke hen met lapis Besar te hulpe gecomen is, souden het geen van allen naer vertelt hebben, doch is haer door Gods gratie nede mislucktGa naar voetnoot3. [24] Wat onderwijlen ghepasseert is op den 28 octobris, is door den achtbaren Jan Janssen Carel ghenoechsaem verhaeltGa naar voetnoot4. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 445]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Volcht, dat ick op den 28 octobris door het collegie wederom aen landt ghesonden ben om te sien, wat den Gouverneurs Intentie mochte wesen aengaende onsen coophandel. Daer comende, hebbe ick bevonden, dat aldaer den ambassadeur van Mallacca gecomen was, die ick vont bij den Gouvr., waerdoor ick moste verwachten, totdat hij vertrocken was ende hebben mij op een plaetse gestelt, opdat ick van hem niet besichticht en soude moghen werden ende ick hem oock niet sien en soude. Daerop begeerde ick hem te sien. Soo ghedoochden sij, dat ick op een plaetse soude staen, daer ick hem sach, maer hij mij niet ende, vertrocken sijnde, vergheselschapt met Francisco Bataille met noch 2 ofte dry andere, ben ick bij den Gouverneur ontboden ende heeft mij seer vriendelyck gheweest ende op mij van nieus begeert, dat ick den cappiteyn aensegghen soude, dat hij met de sijne aen landt soude comen, wij souden nu pepers ghenoech becomen ende ben soo wederom ghescheijden ende hebbe myn rappoort aen boort ghedaen. Des anderen daechs ben ick wederom aen lant gesonden om te vernemen, wat de intentie der portugysen mochte wesen ende hebbe metten Gouverneur ghesproocken ende alsoo ick merckte, dat den gantschen Adel besich was om haere galeyen toe te rusten ende iachten, hebbe ick met subtylheytGa naar voetnoot1 begeert, dat den Gouvernr. ons wilde vrij pas verleenen ende dat den Cappiteyn morgen op sijn woordt mochte [25] aen landt comen, hetwelcke hij mij belooffdeGa naar voetnoot2. Dan, de portugijsen vermerckende, dat ick den aenslach gesien hadde, deden mij den gheheelen dach soecken, want ick mij tot den avont toe verborghen moste om niet in haere handen te vallen, soodat ick int huys van Lacmoijn, een Chijnees, alsoo ghenaemt, den gheheelen dach tot des avonts toe achter eenen grooten hoop rijsacken sadt, alwaer mij de portugisen drye mael met haer 5 ofte sessen sochten ende aen de ryssacken stieten. Onderwijlen is dat Jacht des Ambassadeurs van Mallacca aenghekomen ende de onse aen boort waren seer begeerich om hetselve te bestootenGa naar voetnoot3, dan omdat ick aen landt was, wirdt het achterghelaten. Des avonts, als het doncker was, heeft den Chynees sijn schuyt doen bereyden om mij aen boordt te brenghen ende cleede mij met sijne cleederen op het Chijnees en sette soo riet over mijn lijff ende nam 12 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 446]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
mannen met roers ende spiessen mede ende doen wij ontrent der portugyssen barck quamen, riepen die van den barck: waerhenen? Den Chijnees antwoorde: Ambil icanGa naar voetnoot1, dat is uijt visschen, soo dat se ons lieten varen ende ben des avonts soo aen boort ghecomen ende mijn wedervaeren aen mijne overheyt aenghedient. Ende verstont van onsen huijsheer, den Chijnees, dat daer een aen boordt geweest hadde, namelyck den Tolck van den Gouvernr. ende begheerde, de Cappiteijnen souden nu vrij aen landt gaen. Daer en was nu gheen vrees, want de portugysen wilden vertrecken ende het was alleen te doen, omdat de Portugijsen met den Gouvr. veraccordeert waren een sekere somme gelts van 6000 stucken van achtenGa naar voetnoot2, alsoock ander silver geschenck ende hetselve was door den Gouvernr. aenghenomen ende soude door hem volbrocht gheweest hebben, hadde ons Godt de Heer niet altijts vrienden [26] toegesonden, die ons de valsche aenslagen der portugysen ontdecte, soodat desen aenslach haer oock failleerde. Dese portugysen hadden voor haer ghenomen den Cappiteijn van de Schepen in handen te crygen door het ommekoopen des Gouvernrs. ende alsoo de Schepen van overheden te blooten, omdat sy alsdan te beter de Schepen mochten overvallen. Sulx nu misluct synde, hebben een nieu accord ghemaeckt met den Gouvr., die, siende, dat hij de cappiteijnen sonder perijckel niet crijghen en conde, wilde de Portugijsen laeten varen sonder yet meer te willen attenteren. Dan de portugysen antwoorden, dat sij begeerden restitutie van haer penninghen, die allreede getelt waren ende bijaldien den Gouvernr. de cappiteijnen niet en leverde, soo hij belooft hadde. Den Gouvernr. seyde, hij hadde sijn best ghedaen, in somma dat sij gheheel onneens wirden, soodat sij een nieu accord aennaemen metten anderen, namentl. dat den Gouvr. met alle syn macht soude aenvallen de schepen ende hij met sijn barck mede ende soo sij de schepen veroverde, soo soude des Gouvrs. buijt syn met de sijne de Schepen, tgheschut met alle de goederen ende sijluijden de persoonen ende bijaldien de Schepen mochten sneuvelen, verbranden ofte andersints in haere handen niet comen, souden boven de 6000 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 447]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
stucken van achten, die sij ontfanghen hadden, noch 10000Ga naar voetnoot1 daertoe gheven. Denwelcken denselven ambassadeur den Gouverneur dadelycken telde. Dit accoord is met eenen eede verbonden gheweest, namenlyck den Portugijs ende Javaen. Hebben dese gheconfedereerde, soveel hen moghelycken was, haer beste ghedaen om de armade te helpen bereyden, alsoo sij deden. Onderwylen, alsoo het water ons begonst te ontbreecken, heeft het collegie voor goet ghevonden, [27] dat wij een ander ververschplaets souden soecken ende hebben opten 6 Novembris 1596 onse anckers ghelicht ende naer een ververschplaets geloopen, alwaer wij, van water versien synde, onse anckers ghelicht hebben ende gheloopen naer Jacatra, alwaer wij verstonden, dat de portugijsen met den Gouvr. in gheschille waren. Den eenen seyde, den Gouvernr. moste ons volghen met de Armade ofte de penninghen restitueren, den anderen seyde, hij hadde de oncosten gedaen ende hij hadde belooft de Hollanderen op de reede te bevechten ende niet overal naer te volghen, wilde derhalven gheen restitutie van penninghen doen. Den ambassadeur is op dat pas onghecontenteert naer Mallacca ghetrocken, soo dat desen aenslach ghelyck alle de andere door Godts ghenadighe hulpe te niet gedaen syn. De portugijsen siende, dat haere aenslaghen soo op de cappiteijnen ende hooffden der Schepen als de Schepen selffsGa naar voetnoot2 ende hebben haer bloetgierich ende tirannich herte niet connen versaden met alle hare vorighe aenslaghen, dan hebben gepoocht, niet connende de overhooffden in handen cryghen, eenighe der onderdanen te cryghen, alsoo het bleeck, dat een edelman van Bantam, ghenaemt Tomaga JacatraGa naar voetnoot3, syn dienaer ghesonden aen de schepen op de reede van Jacatra ofte Sunda CalapaGa naar voetnoot4, den cappiteyn van de Schepen soude yemant aen landt senden op een plaetse, ghenaemt Tanhan JavaGa naar voetnoot5, ontrent een | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 448]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
mijle van Jacatra. Syn meester was daer en wilde den cappiteyn met eenighe ververssinghe verreeren, hetwelcke noch wel gheconsenteert soude gheweest hebben, dat wirt bij het Collegie noodichst bevonden eerst aen den Coninck van Jacatra te senden ende te sien, ofte daer oock eenighe coopmanschap viel ende syn daerover gecommitteert geweest [28] ick ende Arent LyntgesGa naar voetnoot1 ende hebben bij den coninck niet connen comen, dan hebben een Mijle weechs in gheweest de rieviere op ende doen wy wederom quamen, heeft den voorsz. dienaer gheweest tot Jacatra ende begeerde, wij souden bij sijnen heer comen, die was een mijle weechs van daer. Hij wilde ons ververschinghe met geven, dan daer waren Chinesen, die ons seyden, dat wij het niet en doen en souden ende dat daer wel 3 ofte 4 portugijsen waeren, die ons souden dooden ofte tenminsten ghevanckelyck nemen. Dit was goet om ghelooven, want denselvighen sijnen Mr., Tomagon Jacatra ghenaemt, was een groot vrient der portugysen binnen Bantum ende hadde ons noeyt eenighe ververschingheGa naar margenoot+ tot Bantem ghesonden, daer wy soo langhen tijt gelegen hadden. Veel minder hadde het apparentie, dat hij op dese plaetse ons wat senden soude ende hetselve is mij oock op mijne 2e voyagie door den Gouverneur selffs bevesticht, dye mij vraechde, ofte wij op Tanhan Java niet aen landt gheweest hadden bij Tomagon ende waerom niet. Soo verhaelde ick hem de reden, antwoorde mij, dat het alsoo was. Hebbe oock naderhandt denselven Tomagon ghesproken ende, hem vraeghende, waerom hij alsulck verraet op ons aenleyde, antwoorde mij, dat tselve was in illo tempore ende omdat wij een van syn Slaven dootgheschoten hadden, ten anderen soo hadde hij van de portugysen daertoe ghebrocht geweest ende alsoo hij een vrient van haer was, conde hij haer sulx niet weygheren. Dan dewyle wij nu goede vrienden waren met synen coninck ende vijant van de portugijsen, soude datselve nu oock metterdaet doen blycken. Bekende [29] mij oockGa naar voetnoot3, dat de Portugijssen hem dickwils hadden aengheweest om ons met onse vier en vijven op een banquet te nooden op syn SpeelhoffGa naar voetnoot4, denwelcken aen den oever van de zee stont. Souden dan met een sloep daer ghecomen heb- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 449]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
ben ende ons met henGa naar voetnoot1 ghevanghen ghenomen hebben, hem per forma met rantsoen lossende ende ons ghevanckelyck naer Mallacca ghevoert. Hetwelcke hij niet en hadde willen doen, omdat op dat pas wy noch gheen openbaere oorlooch met synen mr. den coninck hadden. Dan hetgene hij tot Tanhan Java gedaen hadde, was in tyde van oorloghe gheschiet ende cryssghebruijck. Moosten hem derhalven tselve ten quaetsten niet affnemen. Dit hebbe ick verhaelt tot desen tot bevestinghe, dat het verraet waer was van Tomagon, van de portugysen geconcipieert ende door hen te wercke gestelt ende van wien ick sulx naderhant verstaen hebbe. Soo come ick nu wederom tot het vorighe propoost, gelaten aen het cruijsken. Nu aen boort keerende van Jacatra, heeft ons den Sabandar veel gheschencken van hoenderen ende ververschinge mede gegeven ende hebben ons wedervaren aen onse overheyt verclaert, waerdoor bij het Collegie beslooten is geweest, dat men voortaen niemant meer aen landt senden soude, dan alleen ververschinghe voor eenen dach 3 ofte vier coopen aen Scheepsboordt, alsoo hier geen coophandel te becomen was voor dees tijt. Sijn van daer vertrocken om te versoecken een ander bequame plaetse, daer wy eenigen bequamen coophandel mochten dryven, hetwelck ons bitter is opghebroocken, wandt comende ontrent Sidaiou ende alsoo het eenen ondiepen gront was, hebben de twee schepen met het jacht ter zeewaert in ghewent ende het schip Amsterdam heeft sijnen ancker gheworpen ende blyven legghenGa naar voetnoot2. [30] Des smorgens hebben het onse Schepen wederom aen landtwaert ghewent ende quaemen ontrent middach op de Reede by het Schip Amsterdam, alwaer wij verstonden van den Commys Verhel, dat dien morghen vroech daer een portugijssche slaeff aen boordt geweest hadde ende hadde een cleyn munster mede ghebracht van naghelen ende folije, oock noten ende dat daer van alles genoech was te becomen. Dat oock den coninck sonderlinck daertoe gheneghen was om met ons te handelen. Soude derhalven een van sijn commijsen aen landt senden ende laeten hetselve besichtighen, hetwelcke den Commys Verhel ghedaen heeft ende een adelborst ghesonden, die, des avonts weder aen boordt comende, antwoordt brachte, dat het- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 450]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
selve altemael alsoo was, als de portugijssche Slave gheseyt hadde. Bracht met hem veel gheschencken. Op den naestcomenden dach is aen boort ghecomen een portugys, van AveroGa naar voetnoot1 gheboren, die seer veel quaets van die van Bantam seyde. Sijn eyghen naem ontkende hij onsGa naar voetnoot2, dan was ghenaemt onder alle de Javanen van de omleggende quartieren RagialalaGa naar voetnoot3. Dese bracht seer veel gheschencken met hem, alles van ververschinghe, oock een deel folye ende noten, segghende daerby, dat den Coninck op morghen de Schepen wilde comen besichtighen ende met den Cappiteyn Major vrientschap maecken ende handelen. Hetwelcke ons een seer blyde maere was ende is, naerdat wij hem wel gefeesteert hadden, (is) wederom van boordt ghetrocken. Op des anderen daechs des smorgens verwachten wij de comste van den Coninck met grooter blijschap. Hebben derhalven de vlaggen ontbonden, alle de stucken te boorde gestelt ende altemet een roer ofte musket gheclaert. Die van landt, dit siende, hebben gevreest, dat [31] ons den aenslach ontdeckt was, soodat sy haer stil hielden ende hebben vooruijtghesonden den voorsz. portugijs, denwelcken aen het boordt Mauritio ghecomen is ende, daer comende, heeft geseyt, dat den coninck al gereet lach om te komen, dan hij hoorde schieten ende sach de vlagghen waeyen ende hy en wiste niet, wat dat bediede. Waerop hem geantwoordt wirt, dat sulx onse costume was om daermede alle potentaten eere aen te doen ende heeft soo een langhe poose sitten couten, totdat het ontrent den middach geraeckte. Alsdoen is hij vertrocken aen het Schip Hollandia. Daer een wijle gheweest hebbende, heeft sien comen, alsoo hij seyde, met ontrent 60 van haere parauwen, yeder wel 60 ia 70 mannen ophebbende ende seyde, daer comt den Coninck, nu moet ick hem te gemoete gaen ende segghen, dat ul. hem verwacht. Daerop den Commys Carel antwoorde: hij soude by ons blijven ende | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 451]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
alsoo bij den Coninck comen. Antwoorde, dat hij dat niet doen en dorste ende dat hem den coninck dat (hem) niet wel soude affnemen ende is alsoo vertrocken. Syn voorts dese Parauwen alsoo aenghecomen ende hebben terstont met hen vijven aen gheroeyt op het Schip Amsterdam met noch 3 aen het jacht. Die cappiteyn Major heeft ons gheboden in de Schuyt te vallen om hem te brenghen bij t'schip Amsterdam. Onderwijlen sach hij eenen grooten roock opgaen int voorsz. schip ende corts daerop gheluijt van een stuck gheschuts ende sommighe der Indiaenen int water springhen, waerdoren wij onraet vermerckt hebben, terstont alle de sloepen ghereet ghemaeckt ende met alle man daer naer toe gheroeyt. Ondertusschen hebben die van het schip noch een stuck aengesteken, met haghel ende teerlinghenGa naar voetnoot1 gheladen [32] ende in een Jacht gheschoten; de Jacht in den gront met vele ghedoot. Immers naemen de Javanen de vlucht ende wij haer naer, soodat Sij datmael niet veel uijtrechten en conden. Doch aen boordt comende van het Schip Amsterdam, hebben bevonden, dat den commys Verhel, Schipper Schellinghen, Gilles Valckenier, die hen seer trouwelycken gheweert hadden ende noch 9 persoonen deerlyck ende verraderlyck vermoort waren. Ende was in deser manieren gheschiet: als den Commijs Verhel vernam, dat den Coninck, soo hij meynde, quam, is in persoone metten schipper ende sijnen adelborsten, die ghesont waren, boven gheghaen om te verwellecomen. Desen verraderGa naar voetnoot2 aen boort ghekomen zynde, hebben gheroepen: comt aff, hier is een beestGa naar voetnoot3, dat sult gij hebben, neemt dat over. Soo was het bootsvolck van meijninghe daer naertoe te loopen, doch wirt van den Commys Verhel belet ende onderwijlen is den Sabandor oock aenghecomen met den sijnen ende terstont seer heftelycken overgheklomen. Alsoo den Commijs Verhel de hant uijtstack om hem te grooten, heeft den anderen syn kris uijtghetoghen ende hem hartsteeck dootghesteken ende de andere voorts yeder de zijne tot 12 toe. Die van beneden, hoorende dese timulte ende voelende het bloet op haere cleeden druijpen, hebben terstont den afgang beset ende sooveel tewege ghebracht, dat sij een steenstuck hebben aengesteken ende daermet onder | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 452]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Javanen geschoten lanx het Schip, waerdoor den meerendeel buijten boordt spronghen. Voorts hebben die siecke, die beneden laghen, sooveel teweghe ghebracht, dat sij een goteling, met teerlingen gheladen, aengesteken hebben, schietende daermede in een Parauw, die wel met sestich man aen boort lach. Hierdoor verloren de Javanen den moet, [33] dat sij vluchteden ende, ten was Godes groote hulpe, het soude sonder twijffel de Javanen gheluckt hebben. Want haer meijninghe was het schip Amsterdam in te nemen ende met hetselve aen den Gront te drijven, alsoo den wint naer den wal toe was ende het iacht mede te overvallen, in hetwelcke niet meer als 6 mannen en waren. Dan deghene, die in het Schip Amsterdam waren overgheklommen, waeren te haestich, soodat deghene, die naer het Jacht toeliepen, den unraet vernaemen door den Schoot ende het buijten boort springhen der Javanen eer sij aen het Jacht quamen. Doch dit verraet was beter door den Portugysen aengheleijt, als door de Javanen int werck ghestelt, soodat het door haer quaet beleydt ende niet door der Portugysen list misluckte. Der Portugijsen aenleggen was, dat de Oversten souden naer ouder gewoonte met den Cappiteijn van het Schip inde cajuijte gegaen hebben ende metten anderen discourerende, als men tot Bantem gedaen hadde. Onderwylen soude het Schip van onderen ende van Boven met Javanen vervult gheweest hebben met fruijt ende andere dinghen, want ons volck daer seer begheerich na is ende dan haere persoonagie gespeelt. Ende soude in diervoeghen sonder twyffel tot haere voornemen ghecomen hebben sonder een man van de haere te laeten. Doch godt de Heere sij gheloofft ende ghedanckt in der eeuwicheyt, Die haren boosen wil voor desen mael haer belett heeft te volbrenghen ende tis mij voor seker geseyt, dat onder dese Javanen een van de portugijsen was, die tot Bantum mede geweest hadde in alle ons doen, ghenaemt Francisco de Pesoa, door denwelcken desen aenslach met die van Avero int werck ghestelt was. Ende noch daerbij, [34] dat soodrae wij van Bantum vertrocken waren, de Portugijsen oock vertrocken warenGa naar voetnoot1, haer spreyende op yeder plaetse, daer wat aen gheleghen was om ons alsoo, ofte wij daer quamen, te overvallen ofte tenminsten in de disgratie van de potentaten ofte regenten van dien te brenghen ende soo te beletten, dat wij gheen coophandel noch kennisse van dien crijghen konden. De plaetse, waer sij ghestelt waren te trecken, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 453]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
waren dese: tot Janhan JavaGa naar voetnoot1 was haer verraet beleyt gheweest door Tomagon Jacatra, tot Dama door den Keijser, die tot Bantem gheweest hadde, tot Japara was daer oock een gestelt, doch weet eyghentlyck syn naem niet, tot Sidaiou ende Tuban, welcke steden in eenen bocht leggen ende men teghelyck sien mach, Francisco Pesoa. Nu was daer noch een tot PanariecaGa naar voetnoot2 gesonden, die mij seydeGa naar voetnoot3 op mijn derde voyagieGa naar voetnoot4, ghenaemt was Francisco de Batailla, van eenighe van Passeruwan, die met ons tot AmbomiGa naar voetnoot5 laghen om aldaer naghelen te coopen ende oock een van BouquitGa naar voetnoot6, die de ComijckGa naar voetnoot7 terselver plaetssen als Stadthouder gesonden hadde. Soodat alle de plaetsen van Java door dese tirannische natije, waer wij yet hadden connen doen, beset waren met haer verraet. Dit is hetghene, dat ons principalyck bejeghent is op onse eerste voijaghe, dat meerendeel door mijn besichticht ende selffs in persoone bejeghent als van ghelooffweerdighe ghetuijghen ghehoort, alsoo daer noch wel veel dinghen syn, die ick niet en verhale, oorsaecke, ick gheen seker bescheijt van dien hebbe connen becomen. Godt verhoede alle haer boose aenslaghen, die sy voortaen sullen aennemen, als hij dese ghedaen heeft tot noch toe. Amen. Ende was onderteeckent Corn. van Heemskerck, Adelborst op de eerste Voyagie, gheschiet inden jare 1595, begonnenGa naar voetnoot8. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[35] (3). De verclaringe van Jacob van Neck, Admirael, zyne verclaringe van de hostiliteit der PortugysenGa naar voetnoot9.Ick Jacob van Neck verclare ende attestere midts desen bij | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 454]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
myne manne waerheyt, eere, trouwe ende vroomicheyt in plaets van solempnelen eede ten versoecke van de bewinthebberen van de Oostindische Compe. binnen Amsterdamme, hoe warachtich is, dat ick in den Jare Ons Heeren ende salichmaker Jesu Christij sestien hondert op den eersten dach van MeijGa naar voetnoot1 uyt de provintie van Hollandt ben geseijlt met 6 Schepen, daerover ick admirael was geordineert, naer de Oostindiens ende naerdien wij door de ghenadighe bestueringhe des Heeren op den dertichsten dach van de maent Martius Anno 1601 met drye van ons Schepen voor de Stadt van Bantam waren ghearriveert, heeft den Gouverneur van deselve plaetse mij vriendelyck in onse schepen doen verwellecomen, versoeckende, dat ick my doch metten eersten tot hem wilde voeghen, dwelck des anderen daechs gheschiede. Hij ontfinck mij seer blydelyck, claghende onder anderen hem seer leet te wesen, dat hij voor dien tyt niet meer als een van onse schepen mochte laden, vraghende oock, werwaerts ick die andere wilde zenden. Waerop bij mij wirt gheantwoort, dat ick selver in persoone van meyninghe was daermede naer Banda te zeylen. Dwelck verstaende, begon mij hetselve seer af te raden. Seggende, dat de Portugysen door veel geschencken ende ander listich voorgeven alle de Coningen van Java teghen [36] ons hadden opghemaeckt omme onder dexel van vrientschappe onse Schepen te overvallen ende ons die affhandich te maeckenGa naar voetnoot2. Hij verhaelde oock, dat een portugijs Cappiteijn, ghenaemt Rage LellaGa naar voetnoot3, tot hem gecomen was, versoeckende uyten naeme van den Coninck van Tuban licentie om twee hollantsche Schepen, die eenighe Maenden tevoren aldaerGa naar voetnoot4 op de reede hadde geleghen, te moghen overvallen, daertoe hij hadde veertich groote parauwen ofte roeyjachten, wel versien van volck, die tot Jacatra laghen, een stedeken niet verre van daer gheleghen, maer dat hij hem sulx in geenderley manieren hadde willen consenteren. Oock seijde hij, dat de Portugijsen Schepen toerusten omme die Hollanders uijt de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 455]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eylanden van Banda ende die Moluques te verdryven, mij ernstelyck radende, dat ick mijn reijse staken soude, want hij mijnenthalven vreesde voor ongheluck. Doch ick nam voorts oorloff aen hem, latende aldaer een van onse Schepen gerecommandeertGa naar voetnoot1 ende seijlde met dandere twee na de Molucse eijlanden. In TeranateGa naar voetnoot2 werden wij minnelyck van den Coninck ontfanghen. Wij vonden aldaer, dat de Portugijsen, die in Tidora (twelck het naeste eylandt is aen Terrenate) hun onthouden, seer moordadich met liste een Schip overvallen hadden, dwelck uijt die Zuijtzee was ghecomen, wesende een van de Schepen van den Admirael MahieuGa naar voetnoot3. Sij hadden den Cappiteyn van tselve Schip vriendelyck ontfangen ende soo verre [37] gebracht, dat hij met eenighe van syn cloeckste mannen te landen quam om een buffel te helpen binden, die sy hem tot ververschinghe toegheseyt hadden. Als hij daernaer weder aen boordt soude varen, hebben sij hem in de Schuyte vermoort ende als een hont int water gheworpen. Die Portugijsen, die hier en tusschen onder dexel van vrientschappe mette groote menichten int Schip waren ghecomen, aengesien den Cappiteyn aen landt was ghegaen, hebben sij al doot geslaghen, wat sij daer vonden ende haer alsoo Mr. vant Schip ende goet gemaeckt. Als sij nu verstonden, dat wij in Terranata waren gearriveert ende seer wel van den Coninck ontfanghen, schreven de portugysen hem eenen brieff, die deur onse coopman (die seer wel ervaren was in de portugijsche tale) ende een ander, seer wel verstaende de Malaise sprake, werde vertaeltGa naar voetnoot4. In denwelcke sy verhaelden seer verwondert te zijn, dat den Coninck ons soo lichtveerdich in syn landt ghedoochde, alsoo wy quade menschen waren sonder wet ofte gheloove ende conden daeromme niet naelaten hem te waerschouwen op syn hoede te zyn, dat wy hem den eenen dach ofte den anderen die forteresse niet affhendich en maeckten, want soo wy eenmael daerinne gheraeckten, hij soude ons weder qualyck daeruijt connen krijgen. Zeggende, dat sij hem dit alles adviseren, omdat sy hem alles goets wenschten ende dattet heur verdrieten soude, dat hem eenich ongheluck overquam. Het soude daeromme noodich syn, dat sij hem met alle haer vermoghen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 456]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
assisteerdenGa naar voetnoot1. Als nu den Coninck hoorde dese brieff vertalen, wert hij seer ontstelt ende vraechde, [38] off wij sulcke lieden waren, die soo met hem handelen soude, ghelyck dien brieff vermelde. Maer als men hem ghebeden hadde, dat hij acht wilde nemen, dat desen brieff gheschreven was van de luijden, die onse grootste vyanden waren ende daeromme dese valscheden versierden, gaff hij hem wat te vreden. Nevens tgene sij in den brieff verhaelt hadden, deden sij noch vele lasterlycke dinghen (deur den brenger van dien) van ons seggen, alsdat wij Godtloose menschen waren ende ons als Sodomyten metten anderen vermengdenGa naar voetnoot2, met meer andere onbetamelycke stucken, daermede sij onse natie deur alle de Orientaelsche Eylanden diffameren. Beloven ende gheven oock groote gheschencken aen diversche coninghen ende andere volckeren omme ons van ende in gheheel Oostindien vijanden te maecken, suspect ende verdacht ende, soo men recht nasoecken wil, men sal bevinden, dat alle moorderyen ende overvallinghe, die onse natie in Indien heeft gheleden, al door de Portugijsen ofte haerluyder toedoen gheschiet syn, als het vermoorden van Cornelis den HoutmanGa naar voetnoot3, van Cappiteyn de CordesGa naar voetnoot4 met alle syn volck, de aenslach van de Javanen op Adriaen de VeenGa naar voetnoot5 in Bandam ende veel andere leelycke stucken meer. Dese dinghen bij ons veel overgeleyt ende aenmerckt synde ende vindende, dat waer wy ons wenden ofte keerden, wij dese affgunstige moordadige ende nydighe menschen altyts tot dootsvijanden souden hebben, besloten wij onder ons hunlieden [39] (die in alle plaetsen naer ons leven, Schepen ende goederen trachteden) oock voor onse openbaere vyanden te houdenGa naar voetnoot6 ende mitsdien wij aldaer naer den tyt der vruchten moesten wachten onder TeluigamijGa naar voetnoot7 (een plaetse alsoo genaemt), daer wij van der vijanden aenslaghen niet seker laghen, alsoo men aldaer te wille niet ruijmen en mach, sulcx dat men ons lichtel. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 457]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
met brantschepen soude hebben connen valerenGa naar voetnoot1, vonden wij gheraden om sulck peryckel voor te comen met believen ende goeden wille van den Coninck van Terrenate henluijden te gaen bevechten, dewyle ons dagelycx gheseijt wirt, dat sy ghereetschap maecten omme ons met twee craecken, een schip ende twee galeyen te comen besoecken. Ontrent haere Schepen comendeGa naar voetnoot2, vanden wij, dat se die soo dicht aent landt ghebracht hadden, dat sy daer tot haer wille uijt ende in conden loopen, alsoo dat wij haer niet aen boordt conden comen sonder in al te groote perikel te staen ten eersten van teghens die wal te raecken ende oock dat sij int verbranden van haer eijghen schepen, daer sy tot haer believen uyt mochten, die onse oock het vier inghebracht souden hebben. Wij ginghen daeromme ontrent hondert schreden van haer legghen schieten omme te sien, ofte wij heur die Schepen conden doen ruijmen, maer wij conden tot ons voornemen niet geraecken. Zij waren mede seer wel voorsien van gheschudt, dwelck sy altemael op een zijde hadden ghebracht ende schoten sterckelyck tegen ons. Doch als wij saghen, dat wij niet en vorderden, [40] dreven wij aff sonder yet meerder te attenteren, mitsdien ick voorts een tyt lanck te lande most blyven om een wonde te ghenesenGa naar voetnoot3, die ick int schieten gekregen hadde. Als wy nu noch ontrent een maent landtGa naar voetnoot4 onder Terrenata hadden ghelegen ende van dat jaer tgewas niet voorts en quam, naemen wij oorloff van den ConinckGa naar voetnoot5 ende seijlden door die Phillipines na het groote Coninckryck van Chyna ende met eenen seer harden storm raecten wijGa naar voetnoot6 onder een eylandt bij de Stat Makau. Des anderen daechs quaemen wij op een myle nabij de Stadt, die wij voor een dorp aensagen, doordien men het grootste deel, dat achter een gheberchte lach, niet sien en conde. Ick sandt een wel ghemande schuijte derwaerts om te vernemen, waerontrent wij waeren, midts dat sij wel voor haer sien souden van overvallen te werden, hoewel wij weijnich wisten, dat dit die stadt van Macau was, daer de portugijsen met grooter menichten haer residentie hielden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 458]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Onse schuijte siende, liet men aldaer een vredevane vlieghen, totdat donse aen landt waren. Alsdoen syn de portugijsen voortghecomen ende hebbense als rebelle ondersaeten van haeren coninck ende quade zeerovers in de ghevanckenisse gestelt ende dat in een landt, daer sij niet te ghebieden en hebben als over haer eyghen natie. Des anderen daechsGa naar voetnoot1 stuerde ick onsen stierman met onse grootste Saluppe om naer de diepte te vernemen, [41] omdat wij voor de Stadt soude mogen comen. Maer dewijle hij hem alteverre innewaerts gaff, wirt hij met acht andere cloecke mannen oock ghevanghen. Dit volck, die altesaemen 21 int getal waren, hebben die portugijsen sommighe doen ophanghen ende die andere doen verdrencken, wtgenomen Martinus Apius, die selve alles breeder verhalen salGa naar voetnoot2. Als wij nu eenige daghen aldaer onse tyt gheconsumeert hadden in groot peryckel van storm ende onweder, sijn wij ten lesten naer de Stadt van Patanij gheseyltGa naar voetnoot3, daer wij weijnich aenstoots van de portugysen gheleden hebben, mitsdien seer luttel hen aldaer dorven begeven (hoewel sij aldaer wel eertyts groote handelinghe hebben ghedaen), om oorsake dat door haere moetwillighe Insolentie op een tyt alle, die daer woonden ende wel duijsent int ghetal waren, van de Inwoonders der Stat doot gheslaghen wirden, soo ons vertelt wirtGa naar voetnoot4. In dese Stadt quam tot mij een vlaming, gheboren van Brugghe, synde een Juwelier, die syn residentie hielt in Goa ende quam doen uijt de ManiliesGa naar voetnoot5, alwaer hij hadde ghesien (alsoo hij mij seyde), dat eenen Lambert BresmanGa naar voetnoot6, Cappiteyn van een van de Schepen van Olijvier van Noord, met eenige van syn volck ghevanghen ghebracht wirt, die hij in de ghevanckenisse oock ghesproken | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 459]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
hadde ende wirt aldaer met meest al syn volck acht daghen daernaer verworcht. Doch en is dat niet der Portugijsen maer der Spaignaerden doen gheweest. Dit is tgene, dat op mijn tweede oostindische voyagie [42] mette portugysen ervaren is. Wat belangt myn eerste voyagie van anno 1598Ga naar voetnoot1, en is mij van de portugijsijsenGa naar voetnoot2 niet ontmoet, dat weerdich is te verhalen, overmidts die cortheyt des tijts, die wij voor Bantum laghen, doch wij verstonden aldaer, dat sij een jaer daer te voren, te weten in den Jaere 1597, aldaer voor Bantum gecomen waren met een armade van drye groote galeyen, drye oorloochsepenGa naar voetnoot2 ende met een groote menichte van FustenGa naar voetnoot3 onder tgheleyt van eenen don Emmanuel, broeder van den viceroij van GoaGa naar voetnoot4 ende dat om te overweldighen de Schepen van Houtman, die een tytlanck tevoren van daer waeren ghescheyden. Ende oock om die van Bantem te straffen over tbedroch, dat sij teghen de Portugijsen ghepleecht hadden. Want bij den Gouverneur van Bantam waren eenighe duijsenden realen ontfanghen op soodanighe conditie, dat hij die Schepen van Houtman in de portugijsen handen soude leveren, welck niet gheschiet was. Daeromme quamen sy nu met dese armade omme die Hollanders te overweldighen ende die van Bantam te straffen ende onder heur ghehoorsaemheyt te brengen, hoewel het heel anders gheviel, als sy meenden. Want haer drye groote galeyen werden van de Javanen overvallen ende al doot gheslaghen, wat daer in was ende de reste van de Armade in de vlucht ghedreven. Alsoo heeft dese natie van begin aen ons volck (die int eerste niet tegens haer gheattenteert hebben) uyt die oostindien willen roeyen ende verdryven ende sullen moghelyck niet eer ophouden, totdat se selver verdreven syn van dengenen, die sy meenden te verderven ofte te vernielen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 460]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die Goede Godt gheve, [43] dat sulx haest gheschiede ende dat ten besten vandt vaderlandt. Aldus bij mij verclaert opten 28 septembris anno 1604 ende in teecken der waerheyt hebbe dese myne verclaringhe met myn signature onderteekent ende geconfirmeert ende was onderteekent Jacob van Neck ende Bruyning nots. publ. Gecollationneert iegens den principalen, gheschreven ende onderteeckent als boven, is de copie naer collatie, daerjegens ghedaen, daermede bevonden te accorderen, op huijden den Xen october anno XVIc vier. W. Kick. Nots. Publ. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
(4). Certificatie van Antheunis ende Aert Antheunissen van tgene hunlieden in Tiedore gemoet is in dato den 19 septemberGa naar voetnoot1 1603Ga naar voetnoot2Wij Burghemeesteren ende Raden der Stadt Rotterdam orconden, dat voor ons ghecomen ende gecompareert syn gheweest Anthonis Antheunissen, schipper oudt ontrent xxxvi jaren ende Aert AnthonissenGa naar voetnoot3, connestabel, oudt xxix jaren ofte elx daerontrent, beyde van Culenburch ende woonende binnen deser stede Rotterdam, rechtelyck ghedachvaert wesende omme ghetuyghenisse der waerheyt te geven ten versoecke van de bewinthebberen der oostindische Compe. binnen Rotterdam ende hebben, elx apart ghehoort hebbende, ghetuijcht ende verclaert bij solempnellen eede, die sy hier toe deden, als recht is, warachtich te syn, dat sy deposanten als schipper ende connestabel respective ghedient hebben opt tschip, ghenaemt de Trouwe, daer Cappiteyn op is geweest [44] eerst Joriaen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 461]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
van BocholtGa naar voetnoot1 ende daernaer Balthasar de CordesGa naar voetnoot2, dat sijluyden oversulx met hetselve schip in compie. van noch vier andere Schepen altemael onder tcommandement van Jaques Mahieu in Junio anno 1598 van Rotterdam ende daernaer uyt tgoereetsche Gadt tseyl gegaen syn naer de Strate van Magelanes, dat sijluijden na verscheyden avonturen op den derden Jannuario anno 1601, niet stercker wesende van volck als van 24 nederlanders ende vier wilde, die sij van de custe van Peru medegenomen hadden, met het voorsz. schip sijn ghearriveert int eylandt van Tidore, een van de Molucse eylanden, alwaer aen hunlieden boort ghecomen syn eenighe Portugijsen, vraghende, waer sijluyden van daen quamen ende wat hunlieden begheerte was, dat de voorn. Balthasar Cordes (midts toverlyden van den voorn. Joriaen alsdan cappiteyn op tvoorsz. Schip) daerop voor antwoort gaff, dat hij daer quam om syn coophandel te dryven, dat deselve portugijsen daerop vraechden ten aenhooren van hen deposanten, wat coopmanschappen dat sy aldaerGa naar voetnoot3 brachten, waerop de voorn. cappiteyn Cordes seyde, dat hij alderhande waren mede brachte, dat de voorn. portugijsen daerop seyden, dat aldaer gariophilnaghelenGa naar voetnoot4 genouch voor henluyden waren, dat sy deposanten ende henluyden mede-Scheepsvolck daernaer henluyden uijterste beste ghedaen hebben om haerluyden voorn. Schip aldaer aen landt te meeren, daerinne henluijden de voorn. Portugysen met alle dilligentie hebben gheholpen, dat daer terselven daghe seer veel ghewapende portugysen int voorn. Schip gecomen syn, sulx dat sy deposanten ende dander haere Scheepsvolck quade suspitie daervan kregen ende oversulx aen den voorn. Cappiteyn aenhielden, dat hij deselve uyt het voorn. Schip [45] soude doen gaen, twelck alsdoen dienvolghens alsoo gheschiede. Dat sanderdaechs den vierden Jannuarijo 1601Ga naar voetnoot5 de voorn. Cappiteyn Balthasar de Cordes met een root schaerlaken mantel ende eenige vergulde, met gegraveert been ingheleijde, vierroers aen landt gegaen is om daermede te verreeren den Coninck van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 462]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
TidoreGa naar voetnoot1 ende de cappiteynen Portugysen, dat de voorn. cappiteyn Balthasar de Cordes, tenselven daghe weder int voorn. Schip bij hen deposanten comende, seyde ieghens henluyden ende tandere scheepsvolck, dat alle saecken claer waren, dat hij daer vry mocht handelen, dat hij syn contract metten coninck van Tidore ende metten portugysen gemaeckt hadde, dat deselve hem sooveel naghelen hadden gheweesen, daer tvoorn. henluyden schip syn halve ladingh mede soude moghen hebben, dat den naest daeraen volgenden dach, wesende den vijffden Jannuaryo anno 1601Ga naar voetnoot2, den voorn. cappiteyn Balthasar de Coordes met noch 6 gasten vant voorn. syne Schip opt Eylandt Tidore aen landt ghegaen syn omme int voorn. Schip te halen eenen Ossche voor provisie van syn scheepsvolck, die hij seyde hem bij de Portugijsen belooft te wesen, dat terstont daernaer voort tvoorn. schip ghecomen is een portugys stuerman, versouckende, dat den voorn. Anthonijs Anthonissen, Schipper vant tselve Schip, bij hem aen landt comen ontbijten soude, dat de voorn. Antheunis Antheunis, mede deposant in desen, daer deur een tolck ofte vertaelder dede seggen, dat hij Anthonijs, wesende schipper vant voorn. Schip, niet uyt tselve tschip gaen en mochte, maer soo den portugyschen stierman sulx gelieffde, dat hij int voorn. Schip bij hem soude comen ontbyten, daerop den portugyssen Stierman [46] deur den vertaelder hem Schipper dede segghen, dat hij een oudt man synde en traech ende niet wel tscheep en mocht climmen ende midtsdien vriendel. versocht, dat den voorn. Schipper aldaer bij hem soude comen, dat hij ende de Schipper maer slechs int gras voor tschip nedersitten ende aldaer tsaemen ontbyten souden, waerover deselve schipper Anthonys, mede deposant in desen, dienvolghens uyt tvoorn. Schip gegaen is met eenen Geeraert Jacobsen, den sone van den speuijwachter alhier tot Rotterdam, ondertimmerman vant voorn. schip de Trouwe, die, als connende de Portugijsche sprake, hem vertalen soude ende, voort tselve Schip int gras sittende, met den voorn. portugijsschen stierman wat ontbeten heeft. De voorn. Antheunis Antheunissen verclaerde alleen, dat hij ontbijtende metten voorn. Stierman ende siende, dat sooveel portugijsen met hellebaerden ende ander gheweer ontrent hen luijden quamen, quaet vermoeden gekregen heeft ende mitsdien ieghens den voorn. Gerrit Jacobsen seyde, dat | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 463]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
hij begonste quaet achterdencken in de portugijsen te cryghen ende hoorende een crete int voorn. schip van de Trouwe, dat hij deposant opghespronghen ende naert water toegheloopen is om int tvoorn. Schip te comen ende int water ommesiende naer den voorn. Geeraert Jacobs, dat hij ghesien heeft, dat de voorn. portugijsen denselven Geeraert thooft affsneden ende tselve hooft lanx de strant wechwirpende waren ende bij tschip comende ende vernemende, dat de Portugysen tvoorn. schip van de Trouwe al in hadden, dat hij deposant weder aen landt bij de portugysen gegaen is, die hem deposant aldaer ghevanghen naemen ende in ghevanckenisse gestelt hebben. De voorn. Aert Anthonissen verclaerde mede alleen, dat terstont, nadat de voorn. Anthonys Anthonijsen, Schipper, als boven, met de voorn. Geeraert aen landt [47] gegaen was, een portugys aen Scheepsboort is ghekomen met diversche gecoockte spijsen, die bij den commysGa naar voetnoot1 vant voorn. schip in de cayuite ghesloten syn, soodatter niemant van en proeffde, dat daernaer terstont veel barquen met portugijsen aent tvoorn. Scheepsboort ghekomen syn, heijmelyck onder haer cleeders gewapent synde, dat hij deposant iegens voorn. Commys vant Schip van de Trouwe seyde, dat men deselve Portugysen uyt tselve schip houden soude, daerop den commys voorsz. seyde aldus in substantie: nu wij contract met de portugijsen hebben, laet se nu tscheep komen, dat dienvolgens de portugijsen, tscheep comende, deen en dander van tscheepsvolck om een hoeck gheroepen ende onder t'dexel van vriendelyck met haer te willen couten off spreken met henluyden geweer, dat sij, als voren, verborgen hadden, verraderlyck deursteken hebben, sulx dat al tscheepsvolck vant voorn. Schip van de Trouwe, dat alsdoen tscheep was, soo verraderlyck om den hals quam, uytgheseyt de Jongens, die onder int Schip liepen ende de voorn. Arent Antheunissen, deposant, met noch twee andere mannen van tselve scheepsvolck, die under tbouvenetGa naar voetnoot2 vant voorn. Schip henluyden iegens de Portugijsen ter were stelden, soo lange als sij eenige middel saegen van deffentie, met groff geschut ende musquetten onder de portugijsen ende haere schuijten schietende ende, niet langher hen connende deffenderen, syn omlaech int voorn. Schip gheloopen ende, daernaer opt ghelooff ende beloften [48] van de Portugijsen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 464]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
boven comende, syn van de portugijsen gheapprehendeert ende vast ghehouden ende den derden dach daeraen int ghevanckenisse tot Tidore ghebracht. Dat terwyle de voorsz. portugysen tscheep waren ghekomen, den voorsz. cappiteijn Balthasar de Cordes met een schuijt aent voorsz. scheepsboordt quam ende, overcomende, heeft in de cajuyte vant voorsz. schip een ander paer schoenen aenghetrocken ende, weder in de voorsz. schuijte gaende, seyde hij, deposant, teghens dieselve cappiteyn, datter sooveel portugysen scheep waren, dat het ghoet waere, dat hij, Cappiteyn, deselve weder dede uytgaen, dat den voorn. Cappiteyn, na de voorn. schuijte weder climmende, ieghens hem, deposant, seyde, dat hij deselve portugijsen soude doen uytgaen, waernaer terstont den voorn. verraderlycke moort als vooren ghevolcht is. Beyde de voorn. deposanten verclaerden wyders, dat sy daernaer uijt des cajuitsjonghen van 't voorn. schip, oock uijt de voorn. Portugijsen selve ende uyt andere persoonen wel ghehoort ende verstaen hebben, dat den voorn. Cappiteyn De Cordes, soo haest als hij in de voorn. Schuydt was, bij een van deselve portugysen deursteken ende bij een van de medegesellen der voorsz. portugijsen thooft affghesneden is gheworden. Dat sij naderhandt verstaen hebben uyt den hoochbootsman vant voorn. Schip, ghenaemt de Trouwe, die mede een was van de voorn. ses mannen, die uyt tvoorn. tschip opt Eylandt van Tidore om den voorn. os te halen ghegaen waren, dat, doen deselve[49] hoorden met groff gheschut schieten, sijluijden nae haer boot liepen om naer tvoorn. scheepsboort te roeyen, alwaer sij vermoeden, dat het qualyck mochte gaen, dat syluyden vervolcht waren van een CaracolaGa naar voetnoot1 met portugijsen ende andere, sulx dat sij geen middel saghen om te ontcomen. Waerover hen de portugijsen toeriepen, dat sy hen soude opgheven, dat de voorn. ses mannen daerop riepen, dat se hen wel wilden opgeven, midts dat sij van haer leven souden moghen versekert wesen. Dat tvoorn. volck in de Caracolle bij eede de voorn ses mannen vant voorn. schip van de Trouwe belooffde, dat sy aen haer lyff ofte leven niet beschadicht souden werden, sulx dat op deselve belofte de voorn. hoochbootsman met dandere vyff syne metgesellen in de voorn. Caracolla ghekomen zijn ende, daer wesende, syn deselve altesaemen op een rye neffens den anderen ghestelt. Dat den Cappiteyn op de voorn. Caracolle | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 465]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
een van syn volck, die een breede coutelasseGa naar voetnoot1 in syn hant hadde, bevolen heeft, de voorste van de voorn. ses gasten vant voorn. schip van de Trouwe syn armen ende beenen aff te houden in deser voegen, segghende eerst aldus: houdt dien man dien arm aff, twelck soo gheschiede, tselve ghedaen synde, hout hem nu den anderen arm aff, dwelck in ghelycker voegen wert gedaen. Daernaer belaste den voorn. Cappiteyn, dat men denselven man de beenen affhouden soude, welck oock volbrocht wirt ende daernaer is dvoorn. man door last van denselven cappiteyn thooft ghecloofft, dat van ghelycken noch dry anderen van de voorn. ses gasten de armen ende beenen affgehouwen ende thooft geclooft zyn, [50] maer dat dvoorn. hoochbootsman met noch een van deselve ses gasten uijt de Caracolle int water ghesprongen ende ontswommen syn, sulx dat hen de voorn. Caracolle niet mocht comenGa naar voetnoot2, dat den eenen van deselven verdroncken ende den voorn. hoochbootsman na lanck swemmen ontcomen is gheweest, dat deselve hoochbootsman, daernaer op seker eylandt onder subiectie van den Coninck van Tidore comendeGa naar voetnoot3, bij den Coninck van Tidore ontboden is (is) gheweest ende, daer comende, opt aenhouden van de portugijsen van weghen den selven coninc ghevanckelijck ghehouden is geweest, ter tyt toe sij, voorn. deposanten, bij de portugijsen in sekere schip opGa naar voetnoot4 in Oostindien na den vyceroy van Goa gevoert te werden gebracht syn gheweest, ten welcken daghe de voorn. hoochbootsman mede intselve Schip om met hen deposanten alsboven ghevoert te werden bij hen deposanten gecomen is, alwaer sij deposanten, altghene voorsz. is, vuijt hem verstonden. Dat sij deposanten gheduerende haere ghevanckenisse eerst uyt de Jonghens vant voorn. schip van de Trouwe ende daernaer vuyt de voorn. portugijsen selve ghehoort ende verstaen hebben, dat alle de gecoockte spijsen, die bij den voorn. portugijs, als boven, int selve schip ghebracht zyn gheweest, teenemale ghefenynt ende vergift waren ende dat oversulx de portugijsen, tvoorn. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 466]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Schip ingenomen hebbende, alle deselve spijsen overboordt gheworpen hebben. Alle tgunt voorsz. is, verclaerden sy ghetuyghen respective sulx warachtich te syn. Soo waerlyck most hen Godt Almachtich helpen [51], want men, des versocht synde, schuldich is getuijchenisse der waerheyt te gheven. Zoo hebben wij burghemrn. ende raden voorn. tseghel ten saecke der voorn. Stadt hijeronder opghedruckt opten XIX Novembris anno. XVI c. drye ende was onderteykent Van der HyenGa naar voetnoot1, met eenen seghel van groenen wassche daerop ghedruckt. Ghecollationneert ieghens den principalen, gheschreven ende onderteekent als boven ende na collatie, daerjeghens gedaen, is dese Copie daermede bevonden te accorderen. Op huijden desen VII Octobr. anno. XVI c vier. Ita attestor, W. Kick, Nots. Publ. 1604. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[52] (5). Hoe de portugysen gepoocht hebben Bantum te winnen ende hoe hetselve door den Admirael Wolfert Harmansz. is verhindertDen 24 aprillisGa naar voetnoot2 anno XVI c een sijn wij uyt het Texel gheseylt vyff schepen, toeghemaeckt synde van de oude oostindische Compe.Ga naar voetnoot3, daer Admirael op was Wolphert Harmansen ende vice Admirael Hans Bouwer de JongheGa naar voetnoot4 om met Godts hulpe te seylen na de Eylanden van de Molucquen. Den 29en PleymuijenGa naar voetnoot5 ghesien. Den 30 smorghens LesertGa naar voetnoot6 ghesien. Den 8 may de hoochste van BardeelsGa naar voetnoot7. Den 13 do. Porte SancteGa naar voetnoot8 ghesien. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 467]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 16 do. het Eylandt van de PalmeGa naar voetnoot1 gesien. Den 19 do. den Tropicus Cancer gepasseert. Den 23 dol Ilho de SalGa naar voetnoot2 ghesien. Den 15 July de AbrolhesGa naar voetnoot3 gepasseert. Den 12 Augustj sijn wij snachts de Cabo de bone Esperance gepasseert. Den 28 gesien Puncta PrimeraGa naar voetnoot4 bij oosten de Cap de Agulges. Den 15 September is het Jacht Duyffken van ons ghedwaelt. Den 19 do. het Eylant van Diego RodrigesGa naar voetnoot5 gesien, hetwelck met ons het Kermiseylant genaemt wort, doordien wij den 23 dach, synde Amsterdamsche kermisse, aldaer versche spijsen van Landt cregen als duijven, papegaeyen, ganssen, dodoerssenGa naar voetnoot6 ende voort ander gevoghelt ende vis planteytGa naar voetnoot7. [53] Den 23 syn wij weder naer MauritiusGa naar voetnoot8 gheseylt. Den 26 september het eylandt van Mauritius ghesien. Den 27 do. gheanckert aen de Zuytwestzyde. Den 28 September smorgens syn de schuyten aen landt ghevaren om bequaemheyt van water ende beter reede te soecken ende tsaevonts wederom ghecomen, ghevonden hebbende, tghene ghesocht wirdt, dan ghecomen synde, hebben ghevonden den vice Admirael Hans Bouwer, Jan BruijnGa naar voetnoot9, Jan | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 468]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Cornelisz.Ga naar voetnoot1 ende Arent WolphertGa naar voetnoot2, den Stierman van den Admirael ende noch sommige van de gasten totter doot toe cranck, dwelck ghekauseert hadde een seker visch, die aent lant ghevanghen ende ghegheten wirdt ende in den nacht soo is den Admirael ende Cornelis van GheijnGa naar voetnoot3 mede sieck gheworden, twelck groot iammer was om sien, want leden een onlydelycke pyn door tgheheele lijff, haer lichaem swellende als vergheven menschen. Dan sijn alle, Godt loff, door sijn vaderlycke hulpe mettertyt genesenGa naar voetnoot4, doch een tyt lanck seer swack ende debil synde. Den Almoghenden Godt wil ons allen voor soodanige onghelucken bewaeren ende tsalichste verleenen. Den 29 do. soo sijn wij van de BarhoeckGa naar voetnoot5 geseylt na een ghoede reede, die den naem gegeven wirdt van Hans BouwersGa naar voetnoot6, ghelegen aen de noordtwestzyde vant eylandt, alwaer wij tsnachts daeraen quamen, vindende ghoede gelentht.Ga naar voetnoot7 van wateren ende alderhande ververschinghe als menichte van vis, duijven, reijghers, koeten, gansen, eenden ende menichten van alderley voghels, bij ons onbekent, mede sommige groote vogels, die de Spaignaerts flamenersGa naar voetnoot8 noemen, met veel zee - ende landt-Schiltpadden ende oock menichten van dronten ofte dodersen ende seer vele palmitosGa naar voetnoot9, al [54] twelck zeer ghoede ververschinghe is. Den 23Ga naar voetnoot10 september zyn alle de siecken aen landt ghebracht om haer te verversschen. Den 4 october anno 1601 soo is het cleyne Jacht, ghenaemt | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 469]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
het Duyffken, door last van den Admirael en den breeden raet naer de haven gevaren, daer de Schepen, die hier aldereerst quamen, in laghenGa naar voetnoot1. Den 6 ditto soo isser aen landt, saterdach synde, den gantschen dach bedach ghehouden. Den 13Ga naar voetnoot2 Octobris anno. 1601 soo is het Duijffken wederom ghekomen, metbrengende uijt de haven sommige cocos ende een fransman gheboren, ghenaemt François, dewelcke gevaren was uijt Enghelandt over eenige jaren met eenen cappiteynGa naar voetnoot3 in compie. van de 2 schepen met een Jacht ende, soo den versz. Fransman vertelde, nadat sij op de custe van Melinde eenige schepen ende Joncken ghenomen hadden, waren veroorsaeckt doort groot verlies van volck ende daghelycsche sterffte, dat de voorsz. drije Schepen niet meer als een werde, want by de Cabo de bonne Sperance verloren sy haer JachtGa naar voetnoot4 ende omme tverlies vant volck soo verbranden sij haeren viceAdmiraelGa naar voetnoot5 ende door de continuatie van sieckten waren veroorsaeckt met het voorsz. derde Schip ontrent bij Malia op het Eijlandt Pulo BoutonGa naar voetnoot6 te stranden, alwaer het voorsz. schip bleeff ende alle het volck | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 470]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
stirff op seven mannen naer, te weten vier Engelsche ende desen fransman met twee swarten, welcke seven persoonen haer begaven in een Indiaense Jonck met sommige buydt omme [55] daermede naer Enghelandt te steecken. Dan in zee comende, soo hebben de twee zwarten, na hij seyde, eenich verraet gerockent, dan haer aenslach is hen misluckt, welck sij siende, van desperatie buyten boort gesprongen zijn, haerselven verdroncken ende de vier Enghelsche met desen fransman syn met het voorsz. jonck op deselve reede, daer wij gheleghen hebben, aenghekomen, alwaer sy acht daghen laeghen, in welcke tyt, soo het schynt, sij onneenen geworden zyn, want de Fransman wilde, dat men hier blijven soude, verwachtende de Gratie Godts ende mettertyt haer Jonck stercker ende grooter maecken, maer de enghelsche en wilden niet langer toeven, dan syn met haer vieren int voorsz. jonck in zee gesteken om naer Enghelant te peurenGa naar voetnoot1 ende desen armen mensch is alleen op t'Eylant ghebleven den tyt van 18 ofte 20 maenden, van dewelcke hij acht maenden sonder vier geweest hadde, al dien tyt naeckt loopende, hem onderhoudende met palmitos ende raeu schilpaddenvleys alleenelijck, nochtans was hij soo corpulent ende cloeck als yemant in de vloot soo int loopen als anders. Dan was seer yedel van hooffde, als men hem veel vraechde, dwelc niet te verwonderen en is, denckende de menigerleij ghedachten ende mimmeringhen, die soo een eenich mensch in soo langhen tyt hebben mach, alsmede de hitte der sonne, daer hij in geloopen heeft, want alsvoren hy altyts naeckt liep, doordien, soo hij seyt, in een groote sieckte, die hy ghehadt heeft, alle syn cleederen van syn lichaem scheurden. Den Almogenden Godt wil hem syn voorgaende ghesontheyt verleenen ende ons allen voor soodanich ongeluck behoeden. [56] Den 14 Octobris 1601, sondach synde, soo isser aent landt wederomme den gantschen dach predicatie gedaen. Den 20 snachts soo sijn wij vant eylant Mauritius geseylt, aent lant laetende een bort aen eenen boom, daerop gheschreven stont: soeckt hieronderGa naar voetnoot2. Den 26 october hebben wij op de droochte van Gra JaosGa naar voetnoot3 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 471]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
gheweest ende smorghens grondt ghehadt op 26, 30, 40 vademen. Den 19 november savonts soo hebben wij ghesien lant, twelck naer gissinghe was Ox Baixos de San MigilGa naar voetnoot1. Den 24en december Ao. 1601 voormiddach saghen wij Illa de EnganoGa naar voetnoot2 ende tsavonts de Drye BroersGa naar voetnoot3. Den 25 december smorghens, synde kersdach, hebben wij het landt van SinatraGa naar voetnoot4 ghesien. Den 26en het landt van Java ghesien ende des namiddachs isser een praeu met een ChineesGa naar voetnoot5 aen des ViceAdmiraels boort gekomen, ons waerschuwende, datter een heel Armade portugysen voor Bantum laghen, om datselve te veroveren. Hem ghevraecht zynde, hoe sterck, wist niet wel, dan zeyde van thien galioenen ende galeyen ende fusten tot 50 toe, waerop metten Syneesch aen des Admiraels boordt ghevaren synde ende raet tsaemen ghehouden hebbende, belanghende de saecke van de Armade ende overleyt hebbende, wat schade het vaderlandt ende de compie. daerdoor lyden souden, soo de portugijsen Bantum veroverden, hebben tsaemen raet ghehouden ende besloten, dat het oorbaerst was, dat de Compie. haer Schepen ende wij ons leven avonturen souden ende de Armade van de portugijsen bevechten, verwachtende de uytcoomste, die ons Godt daerin soude believen te verleenen; verhoopten, dat wij haer onversiens op den hals souden comen, ghelyckt naer ghebeurde. Soo isser besloten [57] van, den ViceAdmirael de voortocht soude hebben, daeraen den admirael, daernaer Uytrecht, daerna den Wachter, daernaer het Duyffgien ende hebben alsoo alle onse rae ghevanghen, ons gheschut claer ghemaeckt om ons te verweeren ofte voor tvaderlandt te sterven. Den 27 hebben wij onse anckers ghelicht ende den viceadmirael een ancker verloren ende syn op dito voor dach tseijl ghegaen naer Bantam ende hebben metten dach twee Gallioenen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 472]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
ghesien, legghende bij Polle PanganGa naar voetnoot1 op de wacht aent ancker. Hebben onsen cours daer naertoe geleydt om deselve met schieten te dwinghen ende, soot doenlyck was, voorts te abborderen. Daer naertoe loopende, vernaemen voorts de gheheele Armade met noch ses kraecken, laegen aent Ancker tusschen Polle Pangan ende het vastelandt van GouaGa naar voetnoot2, synde tsaemen acht craecken met eenighe fusten ende galioenen, soo wij natelden ontrent 15 fusten, soodat sy tsaemen sterck waeren 15 fusten, 8 kraecken met noch eenige roeyjachten ende 12Ga naar voetnoot3 joncken, dan de fusten en waren niet alle by de armade, doordien sij seer verscheijden laghen op de wacht om te beletten, dat gheen toevoer van Volck ofte victuaelij in Bantum soude ghebrocht werden, waerdoor datse malcanderen qualyck conden te hulp comen ende alsoo de saecke swaer was om te bestaen ende de bootsgesellen beter moet souden hebben, soo hebben wij haer saemen voor de compaige. doen comen ende aenGa naar voetnoot4 een ghoede vermaeninghe ghedaen, alsdat se haer vijanden aldaer saghen legghen, die naer haer leven stonden, dat het nu tyt was te vechten voor de Compe. ende voort Vaderlant, dat se ghedencken souden den eet, die se de Compe. ghedaen hadden, dat wy haer souden voorgaen ende, soo wy gheschootenGa naar voetnoot5 wirden, den Schipper ende elck na [58] sijnen graet te obedieren, off wij selffs present waren, datse ghedencken mosten te sterven ofte victorij te bevechten. Waert, dat se niet vromelyck en vochten, de galghe, soo se ghekreghen wirdenGa naar voetnoot6, haer voorlandt soude wesen ende dat wij vechten moesten, want soo langhe de portugysen aldaer waeren, en souden wy onse reys niet connen voorderen, noch gheenGa naar voetnoot7 ladinghe becomen. Waert, dat de portugysen Bantum veroverden, soo souden sij ons vervolghen ende wij souden nerghens sonder vreese wesen. Waerop de bootsghesellen in het gemeenGa naar voetnoot8 belooffden tsaemen met Godts hulpe victorye te bevechten ofte daervorens te sterven, waerop haer alle een schale wyns gheschoncken is ende tot meerder Coragie te maecken haer belooft den buijt, wtghesondert het Mitale gheschut en de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 473]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ammonitie van Oorloghe souden wesen voor de Compe., waerop de maets ons tsaemender handt bedanckt hebben ende riepen, dat het alreede te langhe was, wilden wel, dat sij daer al aen waren, hebben derhalven een ghemeen ghebet ghedaen, biddende Godt, dat Hij ons in desen periculeusen aenslach ons een ghoede uijtcomste wilde verleenenGa naar voetnoot1 ende alsoo elck in ordere ghestelt, daer hij bescheyden was ende 30 musquetiers boven ghehouden, de loeyenGa naar voetnoot2 met cleederen verultGa naar voetnoot3 om van beneden schootvrij te sijn, daer de muskettiers achter staen mochten ende hebben voort onsen aenslach vervolcht ende alsoo den wint uijter zee was, meenden wij die twee Schepen wech te cryghen, eerdat de andere haer te hulpe conden comen. Bij de twee Schepen comende, is den wint verrandert ende uijt de lande geloopen, alsoo dat de ses craecken onder seijl raeckten, soo dat wij veranderden van aen boordt te legghen, soo sijn wij dicht voor de eene craeck voorby gheloopen, dat wij effen met onse zaemGa naar voetnoot4 missen mochten, hebben hen sonder spreken [59] de boochstucken ingheleijtGa naar voetnoot5 ende voort de heele syde. Hij schoot wederom ontrent 6 schoten met groff gheschut, voorts met musquetten, dan schoot meest door onse zeylen. Voorts is den admirael daerop ghevolcht, daernaer Uijtrecht, daernaer den Wachter, daernaer het Duijffken, hebben tsaemen haer boochstucken met haer heele zyde daerin gheleyt, alsoo dat dien craeck gantsch schadeloos was ende alle syn seylen, die hij ghevelt hadde, gantsch in stucken gheschoten, voorGa naar voetnoot6 de zij met syn spiegel gantsch aen stucken geschoten, soodat wij anders niet wisten, ofte hij sonck, voorts onsen coers vervolgende na dat ander Schip, dat wat voorder lach, hebben datselve mede ingheleyt als het voorste ende gantsch schadeloos ghemaeckt ende den admirael is een van zyn achterstucken gheborsten ende alsoo de gantsche Armade op ons affquam, soo heeft den viceAdmirael den Admirael toegeroepen, niet wetende vant stuck, dat gheborsten was ende, soo hem docht, dat hij seyde, dat men weder onder de vloot souden wenden van de vyanden, soo heeft den viceAdmirael weder ghewent onder de portugijse Armade | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 474]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
ende dat Schip, dat se de tweede sorgheGa naar voetnoot1 ghedaen hadden, weder te loevert voorbij gheloopen dicht aen syn zijde ende de gantsche sijde ingheleyt ende hem gantsch schadeloos ghemaeckt, dan schoot weynich weder. Voort van meyningh wesende door de vloot te loopen om alsoo de loeff van de Armade te cryghen, dan siende, dat dander niet en volchden om tongheluck van den Admyrael, is den viceadmyrael oock ghenootsaeckt geweest om weder uijt de vloot te wenden ende den admijrael te volghen. Alsoo de Portugijssche Admyrael Andrye Forta de MendosaGa naar voetnoot2 met syn schip, groot zynde 800 lasten, met den viceAdmirael, groot synde ontrent 6 ofte 700 lasten, met voort de reste van de Schepen de loeff [60] van ons hadde ende alleen niet suffisant om tegen haer alle te vechten, hebben weder ghewent uijt de vlote ende hebben het schip, dat wij de laeste sorghen deden, weder dicht in lij voorby gheloopen ende hem soo schadeloos ghemaeckt, dat daer gheen vaem heele zeylen aen syn rae waren ende wesende ghelyck, ofte hij gheslopt was. Den vijceAdmijrael van den vijandt, ons alleen ziende, is op ons affghecomen met een groote fust aen syn syde vol volx, hem ghelatende, ofte hij ons aen boordt wilde legghen ende riep ons toe, dat wij strycken souden ende, alsoo ons Schip wat ranck was, hadden wij altyts ons groot zeyl inden bandt ende ons marsseijl ter halver stenge. Hebben ons marsseijl ghestreken ende aen den wint ghebracht, omdat ons Schip te beter rysen soude. Om gheen verloren schopGa naar voetnoot3 te doen, soo hebben wij hem de gheheele zijde ingheleyt, hij desghelycx syn gheheele sijde wederom mitsgaders den fust, dan schoot meest door onse seylen ende alsoo hij in de mars beschanst was ende hadde barssenGa naar voetnoot4 ende veel volcx in de mars, soo schoot hy ons een quartiermeester doot uijt de mars in syn hooft, ghenaemt Hans | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 475]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Janssen van SutzenGa naar voetnoot1. Godt wil sijn siel ghenadich wesen. Deet anders gheen schade, kreghen niet meer als een schoot voorin ende een schoot achter door de koeij. Dan schoot meest te hooch door de zeijlen. Is voorts achterom gedreven, meende ons met syn boochstucken in te legghen, lach bijnaest met syn boochspriet door onse Compange, dan syn boochstuck en wilden niet aen, gaven gheen vier, voorts leyde wij hem met de achterste stucken voorin, dat hij niet wiste, hoe hij van ons soude ontslaghen worden. Den Admirael van de portugysen, dat ziende, heeft een schoot gheschoten ende gheset bij de twee schepen, die wij schadeloos ghemaeckt hadden. Is hem voort de gheheele Armade [61] gevolcht. Dit spel duerde ontrent vier ofte vyff uren ende alsoo daer een harde kackGa naar voetnoot2 op stont, hebben wij bij onse Schepen gheseth ondere een eylant. Dese viceAdmirael dede meer weers, als de twee andere Schepen ghedaen hadde, hadde veel volx op. Wij schoten dien dach ontrent met groff gheschut uyt het schip van den viceadmirael ontrent 51 Schoten. Den 29sten do. hebben wij wederom zeijl ghemaeckt om den loeff van de portugijsen te crijgen, die te loeffwaert van ons laghen met de gantsche armade, dan dorste niet affcomen. Dan alsoo wy ons gereet maeckten om tseyl te gaen, soo saghen wij twee fusten onder een eylandt, meeneGa naar voetnoot3 naer haer Armade te zeylen, dan, wy die vernemende, hebben ons best ghedaen om die te vervolghen, waeren wel een mijle te loeffwaerts. Eer twee uren ten eynde gingen, soo cregen wij se alle beyde. Den eenen wirt ghenomen vant Schip Uijtrecht, op welck fust Cappiteyn was eenen ghenaemt Francisca de Sousa, wesende den Soon van Contador Maijor van LixboaGa naar voetnoot4, ophebbende 23 gheboren portugijsen, voorts Indiaenen tot 60 mannen toe. Dander worde ghenomen van de Wachter ende het Duijffken, op welcken fust was Cappiteyn eenen Andre Rodrigo PalhetaGa naar voetnoot5, een out Cappiteyn, die den coninck van Spaignen 32 ofte 33 iaren in de geweste van Indien ghedient hadde soo voor Gouverneur van de forteressen ende oock voor Cappiteyn; weerden hem seer vromelyck, dan is eyndelinge mede gebleven met sijn meeste volck; was | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 476]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Admirael van alle de fusten ende seer bemindt onder syn volck. Francisco de Soussa wirt ghevanghen met andere ontrent 20 portugijsen, dan waren meest gequetst. De Armade van de Portugijsen, siende, dat wij de twee fusten veroverden, hebben haer anckers ghelicht, meende deselve te ontsetten, dan quamen te laet. De fusten verovert synde, liepen wij soo langhe voor den wint, totdat die maets, die geplundert hadden, het schudt daeruijt ghenomen. De portugysen ons vervolchden, meende, dat wij vluchten. De fusten gheplondert [62] synde, hebben den eenen laeten dryven, den anderen aen brandt ghesteeckenGa naar voetnoot1, voorts bij de wint loopende om de loeff van de portugijsche armade te cryghen. De portugijsen, dat siende, hebben haere anckers laeten vallen. Desghelijcx hebben wij onse anckers mede laeten vallen door eenen gheweldighen stroom, dat wij de loeff niet cryghen en conden. Voorts hebben de portugijsen haere twee Schepen, die wij den eersten dach schadeloos ghemaeckt hadden, te loeffwaerts opgheroeyt met de fust, die sij noch hadden, vreesende, dat wij noch de loeff van haer cryghen souden. Alsoo laghen wij teghen malcanderen, sy costen bij ons comen, wij costen bij haer niet comen. Den 30 do. hebben de portugijsen het volck uyt eenighe fusten ghelicht, vreesende deselve niet te connen beschermen ende aen brandt ghesteken ende, alsoo sij de loeff van ons hadden ende wij in lij van haer laghen, al brandende naer ons toe ghesonden ende een boodt daervoor om die op ons rechtaen te boochsenden. Meenende ons alsoo van de reede aff te cryghen, dan dreeff, Ghodt loff, mis. Op do. na den middach hebben de portugijsen weder een fust aen brandt gesteken ende op ons affgesonden als met de voorste, dan is mis ghedreven. Voorts hebben de portugysen eenige fusten ghesoncken ende het volck in de Schepen ghenomen, alsoo wij naderhant den mast gesien hebben van een fust, die sij ghesoncken hadden. Den 31sten maeckten wij wederom zeyl om bij de portugysen te comen ende sij mede, dan syluijden, als swaere Schepen, hebben veel verlooren, dan door den grooten wintGa naar voetnoot2 moestent wij weder setten, want de portugijsen alreede weder gheset hadden ende wij gheen middel saghen om bij haer te comen. Den eersten Jannuaryo 1602 hebben wij weder zeijl ghemaeckt om bij de armade te comen, [63] desghelycx de portu- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 477]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
gijsen ende alsoo de portugysen veel verloren met seylen, hebben wij de loeff van haer ghekregen. De Portugijsen, dat siende, syn in malcanderen gheloopen ende naemen de vlucht in slachoorden, den Admirael int midden ende moesten Bantem verlaeten. Soo hebben wij geresolveert, wat wy doen souden, ofte wij darmade volghen soude ofte niet. Soo is ghoet gevonden de Armade te laten zeylen, nademael Bantum ontset was ende wij hebben onsen cours na Bantum ghenomen ende de portugyschen naer Ambona. Den 2 do. hebben wij de Portugijsche Armade noch ghesien ontrent Jacatra. Des middaechs syn wij naer Bantum gheloopen, doch is de Armade van de portugijsen oock voorts gheseylt naer Ambona. Den derden ditto Smorghens syn wij voor de Stadt van Bantum gecomen, Godt loff ende aldaer seer willecom gheweest met seer veel versoexGa naar voetnoot1, wilde niet ghelooven, dat de portugijsen gheslaghen waren, dan, daernaer hetselve vernemende, syn zeer verwondert ende verblyt geweest ende waren veel beter ghesien als oeyt te voren. De Portugysen Armade scheyde van Goa den 6 meij 1601, waren 8 maenden onderweghen geweest. Wij vonden eenige brieven van den Viceroy van Goa, vermeldende, dat haer Commissy was de stadt van Bantum te veroveren ende haer aldergrootste vyant, den Coninck van SindaGa naar voetnoot2, te straffen ende de Stat SGa naar voetnoot3 vast te maecken, ghelyck oock Francisca Sousa, een van de Cappiteynen van 't fust, die wij ghevanghen hadden, selffs oock verclaerde, dat se conspiratie hadde met eenighe groote Heeren van Bantem, die haer te hulpe souden comen ende haer meening was een aenslach te maeken op de groote BasarGa naar voetnoot4 om het volck aldaer te locken ende alsdan op de Sijneesche huijsen aen te vallen, deselve in te nemen ende twyffelden niet, haer voet opt landt hebbende, ofte souden de Stadt veroveren. Dan door comste van onse Schepen [64] is hetselve, Godt loff, verlet. Voort de Stadt verovert synde, was haer meening te loopen naer Ambona ende Ternatij om deselve mede tot ghehoorsaemheyt te dwinghen onder den Coninck van Spaegnien om ons alsoo uyt de Indis te verdryven. Dan Godt heeft haer | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 478]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
aenslach teniet ghemaeckt, alsoo dat haer gantsche armade te schande ghekomen is, daer sij al haer macht van Indien aen te coste gheleyt hadden. Dese armade hadde veel Gelts ende CanelijGa naar voetnoot1 mede om alsoo de Inwoonders met hetselve om te coopen. Dan is haer ghantsch naer haer meeningh misluckt. Alsoo ons Francisca de Sousa seyde, allreede grooten twist in de vloodt was onder de Jesuyten ende monnyckenGa naar voetnoot2, wije de beste plaets te Bantum besitten soude, conde alreede niet accorderen, twisteden om tvel, eer den beer ghevanghen wasGa naar voetnoot3.
Namen der Capiteinen van de craecken.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 479]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voorts de naemen van alle de fusten ende bargentinsGa naar voetnoot1, hoe groot, dat se waren, is mij onbekent, dan dat Andria Rodriga Palhota General was van alle de fusten. Alsoo Ons Francisca de Susa, capiteyn van de Galiote, die ons [65] ghevanghen was, verclaerde te zyn 800 gheboren portugijsen in de Armade, voort de reste Mestises ende portugijsen, die in Indien gheboren waren tot 1500 toeGa naar voetnoot2, soldaten behalven de Bootsgheselle. Den Admirael had op 16 metalen stucken, den viceAdmirael oock 16 stucken, voorts de reste 12 stucken behalven bassen ende steenstucken; de fusten hadden op elck een kokerstuckGa naar voetnoot3 van MetaelGa naar voetnoot4 ende elck twee bassen van metael.
De hollantsche Schepen waeren groot
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 480]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alsoo dat wij tsaemen sterck waren ontrent 315 mannen in onse heele vloote ende mochten sooveel lasten niet maecken altsaemen als haer Admirael alleenGa naar voetnoot1. Met dese cleene macht heeft Godt de geweldighe hoochmoet van de portugysen terneder gheleyt, waerover Hem sij loff, prijs ende danck van eeuwicheyt tot eeuwicheyt, Amen. Ende was onderteykent Hans Bouwer de Jonghe. Op huyden den XXVIIen September ao. 1604 [66] compareerde voor mij Notarius Publicus deersaeme Hans Bouwer de Jonghe, coopman binnen deser Stede, out ontrent 32 Jaren ende verclaerde den inhout deses (bij syn eyghen handt gheteekent) warachtich ende inderwaerheyt alsoo gheschiet te wesen. Actum ut supra ende was onderteekent Bruyningh, Nots. pus. Ghecollationneert iegens den principalen, gheschreven ende onderteekent als boven, is dese copie daermede bevonden te accorderen. Op huijden den VIIen Octobrij ao. XVIc. vier. Ita Attestor W. Kick, Nots. Pub. 1604. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[67] (6). Attestatie ende verclaringe van den Admirael Wulphert Harmansoon van de hostiliteyt ende tyrannique proceduren der PortugysenIk Wolfert Hermssen verclaere ende attestere midtsdesen op eere ende trouwe bij ware Christelijcke woorden in solempnellen eede waer te syn, dat ick in de Jaere sestienhondert ende een met vyff schepen (over welcke de bewinthebberen mij Admirael ghestelt hadden) van hier ghevaren ben na de Oostindiens ende ontrent Bantum ghekomen zijnde, hebben verstaen, dat aldaer gearriveert waren sekere portugijsche Schepen soo groote als cleyne ontrent 25 ofte 30 int ghetal om die Stadt Bantam voorsz. in te nemen ofte eenige forteressen te maecken, daermede sy de navigatie van de Hollanders souden moghen verhinderen ende, Godt Almachtich ons couragerende, hebben gheresolveert | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 481]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
deselve te besichtighen ende door Godts ghenade soo veel te weghen ghebracht, dat sij eyndelingh (na diversche aenvallen ende schermutsinghen) hebben moeten ruijmen ende Bantum verlaten, ingenomen hebbende twee van de portugijsche galioten ende daerin ghevonden eenighe portugijsen, die wij ghevanghen naemen. Dwelck alsoo gheschiet wesende, sijn gearriveert tot Bantam opten derden Jannuaryo XVIc dryeGa naar voetnoot1, alwaer wy van den Gouverneur ende Inwoonders wel ontfanghen wirden, die ons groote eere bewesen. Hebbende aldaer verstaen bij brieven van Franck VerdoesGa naar voetnoot2, die [68] groote tirannye ende leelycke moort, die de portugijsen onse nederlanders door haere schandelycke verraderyen ghedaen hadden ende voorts onse vloote verdeelt in tween byt Eylandt Bouton, namentlyck Tschip Zeelandt (zijnde ons viceadmiral) ende Uytrecht naer BandaGa naar voetnoot3, Gelderlandt, die Wachter ende 't Duyffgien naer Terrenata, alwaer wij ontrent int leste van februaryo ao. voorsz.Ga naar voetnoot4 arriveerden, hoewel teghen moson tot groote spijt ende leedt van de portugijsen ende verwonderinge van de Ternatanen, die ons in breede vertrockenGa naar voetnoot5, tgene de portugijsen verraderlyck op Tidor hadden geattenteert tegen eenen magellannesvaerder van RotterdammeGa naar voetnoot6, daervan sy noch eenige gevangenen bij hen hadden ende, naerdat wij vier ofte vijff daghen in Terranata waren ghearriveert, vont ick raetsaem (alsoo die portugijsen op Tidor haere ghevangens, bij ons voor Bantum verovert, niet en versochten) haer tselve door brieven te doen presenteeren ende requireerde (om periculen te verhoeden) aen den Coninck van Terranata convoij voor de onse, die den Sabandar met syn secretaris ende een van syn Caracolen ofte Schepen ons mede dedenGa naar voetnoot7 ende hebbe alsoo in Ambassaderie ghesonden een Jonckman van syn Excie.Ga naar voetnoot8, genaemt Pieter de Wale, als ghesant ende neffens hem | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 482]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
mijn Cosyn Aert Wolferts ende Willem VerhaaghenGa naar voetnoot1 als syn dienaers gheheel gedesguiseert in cleedinghe, sulx dat degene, die se tevoren ghesien hadden, hen niet en souden hebben ghekent, belastende henluijden [69] alle drye, dat zy alles wel scherpelyck zouden doorsien ende die ghelegentheyt te water ende te lande vernemen. Bij den brieff, henluijden medegheven, gheschreven aen den gouverneur vant casteel van Tidor, versochte ick wten naem van onsen prince ontslaginge van de ghevangens ende restitutie van Schip ende goet, bij henluijden (soo wij sekerlyck verstaen hadden) verraderlyck verrovert, haer aenbiedende gheleijde omme die portugische ghevanghens, bij ons voor Bantam vechtender handt ghekregen, alsdan te mogen lossen. Waerop den Gouverneur henluijden antwoorde met de syne te sullen spreecken, byet ons handelinge aen, soot wyt begeeren, ghelijck sy oock overbodichGa naar voetnoot2 waren met ons consent te doen, versochten mede vriendel. hem te willen senden een van de portugijsche soldaten, die wij ghevanghen hadden ende de onse, wedergekeert synde, hebben rapport ghedaen vant goet tractement ende heerlijckGa naar voetnoot3 ontfanghen groetenisse van verscheijden persoonen ende onder andere van een paep, gheboren van Vlissingen, out ontrent XXI ofte twee en twintich jaren, die mij expresselyck deden waerschuwen, dat ick doch geen Spijse van de portugijsen en soude nuttighen, want waren (als sy op haer beste schijnen te syn) Schelmen ende moordenaers. Vertrock oock aen Pieter de Wael, alle die spijsen, die sy de Magelanesvaerders gesonden hadden, met fenijn vergeven wasGa naar voetnoot4. Opt versoeck van den Gouverneur ende syne presentatie (die beneffens dien het schandelyck verraet verschoonde) hebbe hem ghesonden in plaets van een slecht soldaet een cappiteyn [70] gnalGa naar voetnoot5. Francisco del Susa de Teves, sone van den Contodor mayor van Portugael, die mij beloofde als Edelman ende Cappiteyn van (van) eeren weder te sullen comen ende daerbeneffens Pr. de Wale voorn. ende het geleyde van den Coninck van Terranata ende versochten aen Gouverneur van Tidor voorsz. my mede een gevanghen van de Nederlanders te willen zenden, hem oock vrye handelinge presenterende ende alsoo die weder- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 483]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
comste van den voorn. Pieter de Wael ende den Cappiteyn met het andere geselschap vertoeffde ende dat ick oock tydinghe tot meermaelen ontfinck, dat deselve Cappiteyn ende Die Wale aldaer ghehouden wirden, dede ick tegens den Avont alle de portugysche ghevangens (die tevorens los ghegaen hadden) sluijten, doch wy creghen op middernacht tydinghe, dat sy op comender weghe waren ende quamen des smorghens aen boorde met eenighe presenten, segghende noch meerder onder weghen te Zyn, oock den ghevanghen Magelanesvaerder met die pape, maer alsoo die pape noch die ghevanghen, die ick eyschte, bij de presenten (wesende eenige vruchten ende levendighe beesten) niet en quamen, was ick seer qualyck tevreden ende weygherde tontfanghen, tghene sy ons sonden, sonder te begheeren, dat daervan yets aen boorde soude comen. Doch door bidden van den Cappiteijn en de andere portugijsen verwillichde henluijden deselffde te genieten. Den Gouverneur van Tidor, door andere verstaende, tgene bij mij geschiet was ende dat hij gheen antwoort creech [71], beweechden den Coninck van Tidor om aen mij te schrijven, ghelijck geschiede. Welcken brieff ick beantwoorde (ghelyck hierachter bij de copien van deen ende dander te sien isGa naar voetnoot1), hem deselve met Pieter de Wael sendende. Den Cappiteyn ende andere gevangens weijgerde ick ende versochte ten derdenmael, tgene voorsz. is, met Pieter de Wael te willen senden ende presenteerde voor een gevanghen bootsman van den Magelanesvaerder henluijden te laeten volghen vier portughijsen soldaten. Alvoren deselve de Waele animerende ende hem belaste vrijmoedich te willen wesen int spreken, die haer onder andere propoosten (volghende syn relatie, aen mij gedaen) zeyde op haer hoede te willen zijn, want lange ghenoech met ons gespot hadden, dewijle sij zoodanighe deuchdelycke presentatie niet en wilden accepteren, welcke woorden sij in bedencken naemen ende allen 'tselve niet tegenstaende hebben evenwel den Bootsman, bij haer ghevangen van de Maghelanesvaerders, noch oock die pape (die verclaerde seer gaerne met mij te willen spreken, soot den Gouverneur hadde willen consenteren) niet begeeren te laten volghen ofte tot ons comen. Dan tgene haer beweechde mij met hope ende ghoede beloften te paeyen, was het verwachten van een scheepken met victualijen, ammunitie ende eenighe soldaten van de ManeliesGa naar voetnoot2, die tot assistentie van de Portugysen op Tidor souden comen, hoewel die van Manelies Spaignaerden | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 484]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
syn. Dwelck syGa naar voetnoot1 vier ofte vijff daghen naer de laeste brieven, bij ons aen haer gheschreven, vernamen gecommen te syn bij tlandt van GillolaGa naar voetnoot2. Die portugysen, als loos ende boos wesende, [72] gaven uijt, datter drye groote Schepen ghesien waren bij Makian, doch eer wij wisten, dattet haer vals uijtgheven was, sonde ick beyde de Jachten aff om zulcx te besichtighen. Dan en hebben niet gevonden. Maer in't wederkeeren door contrarienwint zijn iegens den avont wederghekomen ende hebben moeten laveren om de reede te kryghen. Ende int laveren siende, dat sy contrarien wech gheweest waren, hebben vernomen een zeijl ende, mij'tselve adverterende, versochten mijn wille, daerop ick henluyden dede weten, dat sij daer naer souden toeloopen. Maer alsoo den avont op de hant quam, vreesden tselve te missen door die donckerheijt des Nachts, soodat den eenen tzee liep ende den anderen naer Tidor om die incomste te verhinderen. Des nachts (alsoo mij van de Ternataenen gheseyt werde) hadden seer hooren schieten, sonden derhalven de Saloupe met seventhien mannen musquettiers omme de Jachten te soecken ende henluijden te seconderen ende, soot van doene waere, henluyden weder ten eersten by ons te voeghen omme, hen niet machtich vindende, deselve te assisteren ende, datter meerder Schepen mochten sijn, ons tselve te verwittighen. Des nachts gheseylt hebbende, is bij henluyden teghens den dagheraet een schip (wesende een prys) ghesien, meenden eerst, ons Jacht was. Daerbij synde, resolveerden de onse tselve van achteren aen te comen om hem op de zyde een Chargie te doen. Dwelck gheschiet synde, hebben hem geënteert, alsoo Pieter de Wale ende onsen hoochbootsman Dierick Janssen (die tcommandement hadden) sulx gheraetsaem vonden ende, tselve ghedaen wesende, saghen, dattet Schip verlaeten ende in den gront gehouwen was, soo leck, dattet sincken wilde, waerdeur [73] zyt met balienGa naar voetnoot3 aen ons boort brochten. Int welcke wy vonden twee metalen stucken geschuts, van de Magelanesvaerders ghenomenGa naar voetnoot4, mitsgaders eenige metalen Bassen ende steenstucken. Die ladinge was tmeerendeel rys, nat synde, AraqueGa naar voetnoot5, eenighe vaetgens bosskruijt, porcheleijn ende sommighe rollekens syde (dewelcke daernaer de maets tot buijt ghegheven wirt). Die natte Rys | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 485]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
gaven wij den armen ende die se begeerden, de drooghe hielden voor provisie van de Schepen ende de koeyen, bocken, herten ende hoenderen werden verschoncken ende gegheten ende, naerdat wij ontrent drye weken hiermede doorghebracht hadden ende dat het ghewas, oock die betalinge van den Coninck, onghereet was, naemen wij afscheijt ende oorloff, latende twee portugijsche ghevanghens op Ternate teghens den voorsz. ghevanghen Magelanesvaerder, in plaetse van de vier, die wij daer eerst voor ghepresenteert hadden ende bij henluyden niet aenghenomen was ende hebbe verstaen, dat deselve twee portugijsen daernaer door hulpe van eenen verrader wechgheloopen ende ontcomen syn. Ende voorts syn wij vertrocken naer Banda, alwaer wy arriveerden int leste van meertGa naar voetnoot1, daer wij onse ladinghe verwachten tot in Junio. Middelertyt liet ick de portugijse gevangens, die ick soolanghe bij mij ghehouden hadden op hope als voren, vrijgaen naer Amboynne by de haere met gheleyde, Victualie ende wapenenGa naar voetnoot2, die sij ons wedersonden met eenen Jongen van ontrent 16 ofte 17 Jaren, gheboren van Rotterdam, ghekomen van de ghenomen Magelanesvaerder in Tidor ende hebben deselve ghevangen portugijsen als voren onder diversche andere redenen ende propoosten vermaent, die beloften, tot Bantum geschiet ende dat my niet onbewust was haere groote moordadicheyt ende tirannye, tot Tidor ghedaen, Item het ophanghen ende ombrenghen vant volck [74] van den Admirael Jacob van Neck tot Maccau als andersints meer, voor ende naer bij henluyden gepleecht, sulx dat sy wel verdient hadden een ghelycke straffe, maer dat ick nochtans myn woort ende belofte soude houden op vaste hope, dat ick met deucht deucht soude winnen ende haer valsch verradershert ende ondeucht doen veranderen, soo se winnelyck waren. Ende soo sy evenwel contineerden in haer boos ende Godloos voornemen, dat wijluijden naemaels ghenootsaeckt souden wesen henluyden niet alleen teghen te staen, maer oock die groote tijrannye, aen de onnoosele gedaen, te wreecken, als wesende een volck, die den Orloch langhen tyt hadden gepleegt ende door sulcken doen ons niet en vervaerden, maer veeleer daerdoor te dapperder souden werden geanimeert om ons over soodanighe wreede tyrannijen te wreecken. Door welcke ende meer andere diergelycke waerschuwinghen als oock uijt vreese, dat sij noch meenden, dat | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 486]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
henluijden eenich leet souden werden aenghedaen, sij beweecht sijn gheworden tot tranen te laten. Ende hebben voorts ten proffyte van de Compe. onse twee Schepen, Utrecht ende den Wachter genaemt, ghesonden naer Terranata neffens het verlaten schipken ofte die prijse, als voren bij ons ghevonden, dwelck wij den Coninck van Ternata hebben geschoncken. Naer desen syn eenige van de principaelste van Amboijna, te weten den Gouverneur van ItuGa naar voetnoot1 ende andere gequalificeerde persoonen ghevlucht tot opt Eijlant Ceran, alwaer zyluyden ons Jacht het Duyfken vonden ende syn daermede tot ons ghekomen tot Banda, doende haer beclach over de portugysen, die sy seyden [75] seer moordalyck int innemen van verscheyden plaetsen ghehandelt te hebben, vrouwen ende kinderen vermoordende, in stucken houdende, die buijck opsnydende ende meer andere tirannie naer haerluyder aert bedryvende ende alsoo sy te kennen gaven, dat dit ongheval henluyden was overghekomen, door faveur aen onse natie bethoont, versochten daeromme aen mij assistentie ende dat met een heftich bedroeft ghelaet. Sulx dat hetselve moyelyck om te sien was ende seer verdrietich om hooren. Ick werde uijt Mededooghentheyt seer beweecht ende ontsteken, maer de macht ontbrack mij henluyden te helpen. Doch ick belooffde den haren mede te nemen ende aen syn princelycke Excie. ende de moghende Ed. Heeren Staten te recommanderen ende mede aen de Admiraels haere dienaers. Tghene voorsz. is, verclaere ick warachtich te wesen, seggende uyt redene van wetenschap, ten deele selfs ghesien, ghehoort, present om ende by gheweest te hebben ende eensdeels uyt andere vernomen ende sekerlyck verstaen, ghelyck die verclaringhe sulx mede brengt. In teeken van waerheyt hebbe ick desen met myn gewoonelycke signature gheconfirmeert. In Amstelredamme den vyffden Octobris an.XVIc vier. Ende was onderteykent W. Harmans ende mij present Brunings Nots. Pub. Gecollationneert jeghens den principalen, gheschreven ende onderteeckent als boven, is dese copie daermede bevonden te accorderen. Op huijden den IX Octobris. Ita attestor, W. Kick, Nots. Publs. 1604. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 487]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[76] (7). Attestatie van Cornelis van Gein, van Tiel, oppercoopman vant Schip GeldrantOp huyden den 21 September ao. XVIc vier compareerde voor my Jan Franssen Bruijnick, Openbaer Notaris, tot Amstelredamme residerende, bij den hove van Hollandt geadmitteert, ter presentie van de ondergheschreven ghetuijghen d'eersaeme Cornelis van der Geyn, van Tiel, out ontrent 31 Jaeren ende heeft op eere ende trouwe bij ware Christelyke woorden in plaetse van solempnellen eede ter Instantie ende versoecke van de bewinthebberen van de Oostindische Compie. deser voorsz. stede Amstelredamme verclaert, ghetuijcht ende gheaffirmeert, hoe warachtich is, dat hij deposant tot twee verscheyden reyse is gheweest in OostindienGa naar voetnoot1, synde deerste reijse voor onder-Coopman op den Schepe, ghenaemt Mauritius, uytghevaren in den Jaere XVc acht ende tnegentich onder tcommandement van den Admirael Jacob van Neck ende, tot Bantem ghearriveert wesende, is hij deposant door ordere van den admirael overghetreden vant Schip Mauritius op tschip ghenaemt Utrecht ende met hetselve van daer ghevaeren naer Ambon omme voorts te loopen naer de MaluccasGa naar voetnoot2 ende, synde opt voorsz. eylant Ambon in den Jaere XVc negen ende negentich, hebben bevonden, dat de portugijsen (die aldaer meester waren) vant Casteel onneenich gheweest zijn mette Inwoonders vant voorsz. eylandt ende, naerdat syluyden aldaer waeren ghekomen, hebben deselve portugijsen bij alle middelen gesocht mette voorsz. inwoonders te accorderen omme henluyden te bedrieghenGa naar voetnoot3, suspect te maecken ende soo verre te wege te brenghen, dat sij aldaer [77] gheen acces souden vinden omme te moghen handelen, dwelck henluijden soo door den Gouverneur als andere vant principale volck vant voorsz. eylant daghelijcx wirt gheopenbaert ende te kennen gegheven, die oock verclaerden, dat de voorsz. portugijsen tot dien eynde vrouwen hadden uytgesondenGa naar voetnoot4 ende, naerdien syluijden aldaer ontrent 2 maenden ende een halff vertoufft hadden, syn voorts gheseylt naer Tarranade, alwaer comende, hebben syluyden mede die van Taranade teghen die van Tidor (een plaetse, daer die portugijsen oock | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 488]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
meester syn) onneenich ghevonden ende naer haerluijden arrivement is bij deselve portugijsen alle naersticheyt ende vlydt aengewendt omme metten coninck van Tarranade t'accorderen, hem doende groote beloften van schenckagie ende verreeringhen, teneijnde hij met haere schepen niet en soude handelen, soekende de portugysen henluyden suspect te maecken bij den voorsz. Coninck, alsoo sy te kennen gaven, dat sijluijden waren boos, quaet volck, seeroovers ende piraten, die anders niet en quamen dan om henluyden te beschadighen ende sijn landt te verraden ende hebben die voorsz. portugijsen tenselven tijde twee schepen affgheveerdicht, teene naer Mallacca ende dander naer de Phillipinen, versoeckende assistentie omme die hollantsche Schepen, die aldaer weder soude moghen comen, te resisteren ende teghens te staen ende naerdien sij met haere Schepen naer Malucas tot Bantum weder waren aengheloopen, syn voorts gheseylt endeGa naar voetnoot1 ghecomen aent eylandt van Sta. Helena ontrent in de maendt mayus ao. 1600, hebbende aldaer ghevonden vier portugijsche caraecken, waerdeur sy haere Schepen, als wesende maer met hen twee, hebben gheset te wintwaerts onder tvoorsz. eylandt ontrent een quartier mijls van de vier Caraecken, hebbende den admyrael Wybrant [78] Warwyck hem, deposant, gesonden met een brieff aen den oversten van de voorsz. Caraecken, ghenaemt naer zyn best onthouden Don Jeronimo ofte Don Francisco ContinioGa naar voetnoot2, met versoeck, dat syluyden wilden toelaeten om hen aldaer van versch water te versien ende te refrescheren, twelck de voorsz. overste henluyden belooffde, bijaldien sy haer wilden begheven onder syn vlagge ofte Admiraelschap. Ende alsoo den admirael d'selve niet en wilde betrouwen, syn sij aldaer blyven legghen, sulx dan ieghens den avont noch een Caraeck hem verthoont heeft by tvoorsz. Eijlandt, die syluijden hebben toegheroepen, datter noch vier Caraecken van syn compie. laghen ende, deselve henluijden niet vertrouwende uijt oorsaecke, dat sij hollanders waren, is weder naer zee gheloopen, nietteghenstaende de portugijsen selffs uijt haer Schepen hem toeriepen. Ende alsoo eenich van hen volckGa naar voetnoot3 door last van den Admiral twee daghen daernaer aen landt wilde varen, ghelijck sij ghewoon waren om vervarschinge te halen, hebben bevonden sekere portugijsen, sterck wesende met gheweer, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 489]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
aen lande, die ghenoechsaem bethoonden, dat sij aldaer ghekomen waren om henluyden te crencken, alsoo sy nacht ende dach aldaer bleven legghen, waerdeur sijluijden ghedrongen syn gheworden van daer te scheyden met veele siecken ende ghebreck van water. Verclaert voorder, dat hy deposant in den Jaere XVIc ende een wederom van hier is ghevaren na de Oostindien voor oppercoopman opt Schip ghenaemt Gelderlandt onder tbeleyt van den Admirael Wolffert Harmanssen endeGa naar voetnoot1, onder de linije ghekomen zynde ontrent vijf graden bij Noorden, hebben ghevonden een portugysche Carveel, geladen met wynen, [79] Olije, meel ende amandelen, die ghedestineert was op Pernambucquo in bresil, welcke Caraveel syluyden met twee schuijten hebben overmandt ende, alsoo de Bootsgesellen uyt haer selffs auctoriteyt buijten last van den Admyrael eenige moetwille ende Insolentie daerin hadde bedreven, heeft dvoorn. Admirael haer daerover rigoureuselyck doen straffen ende beneffens dien dvoorn. Bootsghesellen aen de voorn. portugysen doen restitueren alles, wes sy uijte voorsz. Carveel ghedraghen hadden ende deselve Caraveel onbeschadicht van hem laeten gaen. Ende, voorder zeylende, syn ghecomen ontrent Bantum, alwaer henluijden verwitticht wirde, dat aldaer laegen portugysche schepen, soo groot als cleyne tot ontrent vyffendetwintich ofte dertich in ghetal, die aldaer waren ghekomen om de Stadt van Bantum in te nemen ende tinvaderen, sulx dat sij hoochnoodich hebben ghevonden tot conservatie van de neeringhe ende Oostindische Navigatie die portugijsen te besichtighen op hope van henluyden door Godts genade te resisteren ende zyluijden, zeylende ende haer Cours houdende, alsofte sij naer Bantam wilden, hebben twee portugysche Schepen gevonden, die gesepareert laghen, waerover, zyluijden na deselve toelopende, syn ses andere van de voorsz. portugysche schepen na henluyden toeghekomen om henluijden vijantlyck te rescontreren, waerdeur sij genootsaeckt waren de voorsz. twee schepen aen te tasten ende daerop te schietenGa naar voetnoot2 ende, door storm ende onweder van den anderen raeckende, hebben sijluijden twee daghen daernaer twee van de portugijsche galyaten ghenomen, [80] in dewelcke sy ghevonden hebben sekere portugijsen ende | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 490]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
swerten ende ontrent twaelff ende derthien portugysen ghevanghen, die henluijden verclaerden, dat sij aldaer ghekomen waren met vaste resolutie om Bantum in te nemen ende een fort te maecken ende mede alle dandere plaetsen, daer die nederlanders trafiqueerden ende acces hadden als Ambon, Banda ende Terranada. Ende naedien sij haere saecke tot Bantam voorsz. hadden uytgerecht, syn drye schepen naer Terranada ende twee na Banda gheloopen ende, die Schepen in Terranada gecommen synde, hebben verstaen, dat by de portugijsen ghevanghen was een Bootsman van Rotterdam, die deselve portugijsen seer rigoureuselyck tracteerden, zulx dat sij uijt mededooghentheyt denselven gesocht hebben uijt haer handen te ghekryghen ende daervoren ghepresenteert te laeten uijtgaen drye portugijsenGa naar voetnoot1 ende tot meerder versekeringe die cappiteyn van een Galiotte op sijn woort derwaerts ghesonden, die henluijden rapporteerden, dat sij den ghevanghen niet en wilde loslaeten. Dienvolgende is den Admijrael met twee van sijn schepen gheloopen van Terranado naer Banda voorsz., latende op Terranado drie portugijsche ghevangenen, met dewelcke hij verhoopte den voorsz. ghevanghen van Rotterdam te rançonneren, die door hulpe van een duyts verrader bij nachte ontcomen ende na Tidor ghekomen syn. Ende nietteghenstaende dies hebben evenwel den voorsz. Rotterdammer niet willen laeten gaen. Den Admirael, in Banda ghekomen synde, heeft verstaen, dat de armade van de portugysen in Ambon lach, alwaer sij met gewelt ende groote Tirannye inghenomen ende overweldicht hebben diversche cleyne stedekens [81] ende dorpen ende de Inwoonders seer wreedelyck ende rigoureuselijck ghetracteert, overmits sij met de nederlanders ghehandelt ende hunlieden vrientschap bewesen hadden. Alle tselve nietteghenstaende heeft den admirael voornt. den Cappiteyn van de Galiote met de reste van dander ghevanghens vrij passeren ende naer Ambon passeren laeten, hen medeghevende gheweer, spys ende dranck, op hope dat sij door alsoodanighe weldaet haer herten souden beweghen omme de voorgaende vyantschap ende ghepleechde tirannye na te laten. Daernaer heeft den Admirael wederom twee schepen met namen Utrecht ende den Wachter ghesonden naer Terranata om aldaer te handelen ende haer ladinghe te becomen. Middelertyt is de Portugijsche Armade aldaer weder gearriveert met hun seven schepen ende vier Galiotten net sekere | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 491]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Caracoren ende gaen ligghen onder t'eijlandt MakianGa naar voetnoot1 ende, naerdien sij aldaer gheleghen hadden ontrent acht ofte thien daghen, hebben de Inwoonders vantselve eylandt ghesocht hulpe ende assistentie van den Coninck van Terranada omme te moghen met schepen ofte schuijten vluchten ende hen berghen in Terranada, waerover den Coninck henluydenGa naar voetnoot2 daertoe versocht ende haer hulpe begheert heeft, belovende met syn Caracoren te volghen ende teghens den avont sijn sij ghekomen byt voorsz. eylandt, Makian ghenoemt, alwaer sij de portugysen gheset vonden ende ghesien, dat sij aen brandt hadden ghesteken het principaelste stedeken vant voorsz. eylant, ghenaemt TavosoGa naar voetnoot3, ende des smorgens syn de portugysen met twee van haer beste schepen, wel gemant, ende vier galioten naer haer Schepen toegecomen omme haer te Invaderen [82] ofte beschadighen ende, na den Noen bij hen ghekomen sijnde, hebben ieghens den andere tot een stuck in den avont doende gheweest ende treffelyck gheschoten ende, op henluijden door Godes ghenade niet connende te wege brenghen, syn weder naer haer vlote ghekeert. Ontrent een maent daernaer heeft den voorsz. Coninck van Terranata henluyden weder versocht om hem te willen convoyeren naer het voorsz. eylandt van Makian, alwaer die portugijse armade noch was leggende, die vast continueerden dvoorsz. inwoonders groot leet ende hinder te doen ende niet anders sochten dan tvoorsz. eylandt te overmeesteren ende in te nemen, welck sij oock hebben gedaen ende, den coninck selffs in persoone met 20 Carracoren derrewaerts roeyende ende teijlandt Tidor ghepasseert zynde, syn hem bejegent ende aenghekomen 15 portugijsche Caracoren, die de voorsz. Caracoren van den Coninck hebben aenghevallen ende int eerst, de Coninck seer stil synde, heeft henluyden laeten begaen, ter tyt toe eenige van syn volck ghequetst ende doot waren ende, alsdoen henluyden mannelyck weerende, heeft een van de Caracoren van de portugijsen overweldicht ende alle de witte ende | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 492]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
swerte persoonen, daerin vindende, ghedoot. Met welcke victorye den Coninck wederghekeert is naer Terranada, ghelyck sij met haere Schepen oock hebben ghedaen ende syluijden, legghende totten 19 September 1602 onder tvoorsz. eylandt op hope van haere voordere ladinghe te becomen, syn wederom na hen toeghekomen vijff portugijsche Schepen ende vier Galioten in [83]. Meyninghe om haer Schepen te overweldighen, waerdoor sij ghenootsaeckt waren haere anckers te lichten ende onder zeijl te blijven sonder haere Schepen weder te setten, houdende vast aff ende aen landt om met beleeftheyt ende vrientschap haer affscheyt van den coninck ende Inwoonders te nemen ende die portugijsen sijn gheanckert onder t'Eylandt van Terranade, alwaer sy hen op landt hebben begheven, hoewel den Coninck henluyden sochte te resisteren ende alle de stedekens, daer d'Inwoonders uijtghevlucht waeren, ghespolieert ende gheruijneert ende ontrent drye daghen daernaer syn sijluijden tseyl gheghaen, laetende de portugijsen mette inwoonders begaen, hebbende den Coninck tot assistentie ghelaten om de vrientschap tonderhouden sekere DuijtsenGa naar voetnoot1 ende mede omdat haer Commisen te vryer aldaer souden moghen blyven ende handelen. Ende, int wederkeeren aen Helena comende in den Jaere XVIc drije, hebben wederom sekere portugysche caraecken aent eylant gevonden, waervan eenen een schoot heeft geschoten, sulx dat sij niet en hebben derven bestaen aldaer te anckeren ofte aen lande te gaen, maer sijn genootsaeckt gheweest voorts te loopenGa naar voetnoot2. Presenterende hij, deposant, tgunt voorsz. is in cas van recollementGa naar voetnoot3 breede bij eede corporel te verifieren. Versoeckende d'voorn. producenten hiervan te hebben acten een ofte meer in debita forme. Ghedaen binnen de voorsz. stede Amstelredamme ten huijse mijns Notaris ter presentie van Palm Matyssen ende Pieter Dirxsen, ghetuyghen, hiertoe versocht, ende was onderteeckent Bruijninx, Nots. Publ. Ghecollationneert ieghen den principalen, gheschreven ende onderteeckent als boven, is dese copie daermede bevonden te accorderen. Op huijden den X Octobris XVIc vier. Ita attestor W. Kick Nots. Pub. 1604. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 493]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[84] (8). Attestatie, dat den oppercoopman Lambrecht Biesman van Nimwegen in de Manelies in de gevankenisse verworcht is, etc.Ga naar voetnoot1Compareerde voor mij Geeraert Vreem, publicq Notarius bij den hove van Hollandt, op Nominatie van de Stadt Amstelredamme gheadmitteert, ende der na beschreven ghetuijghen schipper Simon Lambertsz.Ga naar voetnoot2, nu drymael gereyst hebbende op Oostindien, out XLVI Jaren ende heeft ten versoecke van de Ed. bewinthebberen van de Oost Indische compie. deser Stede verclaert, ghetuijcht ende ghedeposeert, hoe waer is, dat Olivier van Noort, met syn schip ende Jacht van Rotterdam zeijlende, volghens ghearriveert is in de Manielges ontrent de Phillippinen. Alwaer sijn ghekomen seylen twee Schepen ofte galeoenen om de voorsz. Olivier te aborderen, sulx dat bij Olivier ende sijne Scheepsvolck deen Schip ofte Galioen in de gront gheschoten, volghens dat Jacht van Olivier van de andere Schepen ofte gailloenen genomen is, op welck Jacht Lambrecht BiesmanGa naar voetnoot3 Cappiteyn was, dewelcke in de Manielgies ghevanghen ghebrocht is. Verclaert mede, dat hij ghetuijghe ghesproocken heeft een persoonGa naar voetnoot4, denwelcken ghestadelyck in Oostindien hadde ghewoont, verclarende, dat hij Bij Lambert Biesman in de ghevanckenisse hadde gheweest, seggende, dat Lambrecht Biesman in de ghevanckenisse gheworcht was. Alle twelcke, nadat hij ghetuijghe verclaert hadde te zijn de waerheyt, tallen tyde ende, in Cas van recollement versocht, bij eede bereyt [85] is te stercken, Consenteerende oversulx den producenten acte van mij Notario ghepasseert te werden. In Forma ghedaen den XIIIen September ao. XVIcvier ter presentie van Gilles Michielsen ende Mathys Claessen, ghetuijghen hiertoe versocht, ende was onderteekent Quod attestor ragatus Vreemd Nots.publ. Ghecollationneert ieghen den principaelen, gheschreven ende onderteeckent alsboven ende naer collatie ghedaen, is dese | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 494]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
copie daermede bevonden te accorderen Op huyden den Xen October ao. XVIc vier. Ita attestor, W. Kick, Nots. Pub. 1604. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
(9a). Laus Deo adi. 1 Jannu. voor Atchen 1601Ga naar voetnoot1Alsoo Jacob DierixenGa naar voetnoot2 op ditto ons op het Schip de Vereenichde Provintyen gheopenbaert heeft, dat Dierick Pieterssen, Stuurman, hem te kennen ghegheven heeft, dat Abraham Stevens, quartiermr. ende Jan Hemsen ConnestapelGa naar voetnoot3, aenghesocht sijn van eenen Hamborgher, ghenaemt Matheeus NieuGa naar voetnoot4, varende voor Connestabel op de portugysche schepen, heeft versocht eenich verraet op ons te doen, soo hebben wij ghoet gevonden dvoorn. persoonen te verhooren, die verclaerden, als hiernaer volcht, dat ontrent 12 ofte vijftien daghen ombegrepenGa naar voetnoot5 gheleden is, dat sy alsdoen aen lant sijn geweest ten huijse van eenen [86] Borgher van Atcheen, ghenaemt KaijGa naar voetnoot6, alwaer sy saten en droncken. Aldaer is Mathieus Nieu tot haer ghecomen, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 495]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Hamborch, die tot haerluijden seyde: LantsluijdenGa naar voetnoot1, ick wil u wat raden ende segghen, maer gij moestet metten anderen secreet houden, Ick sie, dat gyluyden wercken moet als slaven, hetwelcke mij verdriet te sien. Daerop sij hem vraechden, wat hij segghen wilde ende belooffden hem tselve secreet te houden. Daerop heeft hij haer gheraden haere overicheden vant Schip dot te slaen ende de hoofden op eenen staeck te setten ende dat sij daernaer mettet Schip naer Mallacca souden loopen, alwaer hij seyde, een yeder wel 2000 ducaten vereert soude worden, daer se gantsch quaet om wirden, soo se seyden ende hebben hem ghevraecht ofte hij se voor alsulcke schelmen ende verraders aensach ende alsoo hij sach, dat sy er niet hooren en wilden ende tselve niet en wilden doen, heeft haerluijden ghebeden, dat sijt secreet wilden houden ende in haer herte bewaeren, als sij hem beloofft hadden. Daernaer, als sij Scheep ghekomen syn, hebben tselve aen Dierick Pieterssen gheopenbaert, als voren verhaelt, opdat hij 't den Schipper de VlaminckGa naar voetnoot2 mochte aenseggen, soot hem goet docht. Alsoo wij dit voorsz. verstaen hebben, hebben wij ons ghehouden, off wij er niet van en wisten om reden, tot op den 26 Jannuaryo hebben wyt in geschrift laeten stellen ende die voorsz. persoonen laeten onderteeckenen. Alsoo ghedaen int schip Thoff van Hollant adi. 26 do. ao. 1601 ende was onderteekent Ick Abraham Stevens bekenne dit waer te wesen. Jan Heijnsen bekenne dit waer te wesen. [87] Adi 9do. is Jan Heijnssen, Constapel, aen landt gheweest ende, alsoo hij opten avont Tscheep ghekomen is, heeft hij ons te kennen ghegheven, dat Mathieus Nieu aen landt bij hem gecomen is ende heeft hem gevraecht, ofte hij daer niet op ghedacht en hadde, op tghene hijGa naar voetnoot3 hem eens vermaent hadde, dat was om syn overheyt den hals aff te snijden ende vraechde hem, ofte hij der hem noch niet toe en soude willen verstaen om sulx te doen, segghende, dat hyGa naar voetnoot3 er den Stierman Dierick Pieterssen al toe ghebracht hadde ende op syn handt hadde om sulx te doen met noch vier ofte vijff andere tot hem als den hoochbootsman, den Trompetter ende andere. Daer hijGa naar voetnoot4 hem ter antwoorde op | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 496]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
gaff, dat hijt niet en ghelooffde, dat hij den Stierman voor sulck een man niet aen en sach. Alsoo hem de voorsz. Nieu harde aenviel, heeft hijGa naar voetnoot1 hem bedacht, segghende, den man can wel anders in syn harte syn, als hij voor de menschen laet blycken ende syn overheyt niet ghetrouw en is, als hij wel schuldich is. HijGa naar voetnoot2 dit hoorende, was seer verbaest, segghende: soude den Stierman wel soo vals van herte zyn, dat hij mij sulx toeseggen soude ende niet meijnen, dat en hadde ick hem niet toebetrout. Daerop seyde hijGa naar voetnoot1 hem: ick wil stracx bij den Cappiteyn van Carden gaen ende hem dit te kennen gheven, alsoo hij nu aen landt is. Daerop hijGa naar voetnoot2 hem gheantwoort heeft: dat hyGa naar voetnoot1 dit niet doen en (wilde) soude, opdat hij syn selven ende den Stierman in gheen lyden en bracht. Daernaer heeft hijGa naar voetnoot2 hem andermael [88] ghevraecht, ofte hij den Stuerman dan niet ghelooven en soude. Daerop hijGa naar voetnoot1 hem gheantwoort heeft: wacht, totdat ick weder aen landt sal comen. Alsdan soo woude hij hem de rechte waerheyt segghen, maer soo den stierman voor hem aen landt quam ende soo sij daer metten anderen wederom aff quamen te spreecken ende dat den stierman bij syn voorgaende woorden bleeff, alsdan mochte hijGa naar voetnoot2 hem vrij ghelooven ende op hem wel betrouwen, daer hijGa naar voetnoot1 seer wel in tevreden was. Daerop hij hem vraechde, off hijGa naar voetnoot1 niet met aenhouden en wilde, daerop hij hemGa naar voetnoot2 geantwoordt heeft, dat hij wel een ghoet geselle wilde wesen, maer dat hij niemant dooden en wilde. Daerop antwoorde hijGa naar voetnoot3, dat hij t wel doen wilde, als namentlyck aen Vlaeming ende den Schipper, soo se waren ghoede vrienden metten anderen. HijGa naar voetnoot2 seyde, als wij dit ghedaen sullen hebben, soo sullen wij ryck ghenoech wesen ende hijGa naar voetnoot2 presenteerde hemGa naar voetnoot1 eenighe VenetsyandersGa naar voetnoot4 te gheven ende seyde tot hem, soo gij mede by den CappiteynGa naar voetnoot5 wilde ghaen, hij wilde hem sooveel gelt doen gheven, als hij selve begeeren soude. Dwelck hij niet en heeft begheeren te nemen, noch oock niet met hem heeft willen gaen om sulx tontfanghen ende syn soo van den anderen ghoede vrienden gescheyden. Daernaer hebben wy 't goet ghevonden tselve te laten | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 497]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
beschrijven ende den voorsz. Jan Heijnssen te laeten onderteeckenen. Aldus ghedaen op ons Schip Thoff van Hollandt, adij 26 Jannuaryo ao. XVICI. Ende was onderteekent Ick Jan Heijnssen bekenne dit voorsz. waer te wesen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[89] (9b). Laus Deo Anno primo Jannuario 1601 voor AtjehAlsoo Commijsen, schippers op ditto op het schip de Vereenichde Provintien by den anderen syn gheweest, heeft Jacob Diericxz. ons gheopenbaert, dat Dierick Pieterssen, stierman opt Schip Thoff van Hollant, hem te kennen ghegheven heeft, dat Abraham Stevensz. quartiermr. ende Jan Heijnssen, Constabel, varende allebeijde opt voorsz. schip, hem te kennen ghegheven hebben, dat eenen met Naemen Matheus Nieu van Hamborch, varende op de portugijsche schepen voor Connestanel, denselven die heeft versocht aende beyde voorsz. persoonen, dat sijluijden souden willen haer overheyt vant voorsz. Schip den hals affsnyden ende daernaer met het schip naer Mallacca toeloopen, dat doende, soo waren sij haer leeffdaghe rijck ghenoech. Alsoo wij dit voorsz. verstaen hadden, vonden metten anderen gheraden daer beter naer te vernemen ende is goet ghevonden, dat wy er Dierick Pieterssen den last van souden gheven, alsoo hij ghoet vrient metten voorsz. Nieu is. Dit hebben wij den voorsz. Dierick voorghehouden, die der hem niet wel toe verstaen en wilde. Maer alsoo wij hem voorhielden, dat het grootelycx tot dienste van de compie. was ende dat wijt niet en deden om yemant te achterhalen, dan alleen om te weten, off hijt maer alleen ghedaen en hadde om ons volck te beproeven, want soot tselve sijn rechte meyninghe was, laten wij ons duncken, dat hyt aen ul. oock wel sal openbaren, alsoo gij ghoet vrient met hem zyt ende soo hij sulx in den sin heeft, soo presumeren wij, dat hetselve met raet van den koninckGa naar voetnoot1 moet toegaen. Soo sulx wesen soude, soo mosten [90] wy er ons intyts op voorsien, opdattet met ons niet vergaen en soude, als met de Schepen van Zeelandt gheschiedt isGa naar voetnoot2. Hierop heeft den voorsz. Dierick dit aenghenomen om hiervan trechte bescheet te weten, niet met in- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 498]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
tentie om yemant hiermede int lyden te brenghen, dan alleen om de compie. dienst te doen. Adij 3 Jannuario is Dierick Pietersen aen landt ghevaren ende opten avond tscheep ghecomen, die ons dit naervolghende rapport ghedaen heeft. Soo hij aen landt is gheweest, is Mathieu tot hem ghekomen, die hem vraechde, waer hij soo lanck gheweest hadde, daer ick hem op antwoorde, dat ick niet aen landt en mochte comen als met consent, hetwelcke mij wel verdriet, dat ick soo ghedwonghen ben, hoewel ick teghens u wel anders bekendt hebbe, maer nu leerde ick myn overheyt eerst kennen, daer den voorsz. Nieu mij op antwoorde, ofte Ick daertoe gheenen raet en wiste. Waertoe ick neen seyde, midts dat wij soo verre van huijs waren, daerop hij mij gheantwoordt heeft, datter wel raet toe was, als ick maer Swyghen en wilde. Dat was, dat men het Schip lichtelyck soude hebben connen overvallen met syn thien ofte 12 ende daernaer de overheyt den hals affsnyden ende daernaer met het Schip naer Mallacca te loopen, alwaer hij seijde, wij groote heeren ghemaeckt souden werden ende tgelt ende tghoet ons dan gheschoncken souden werden, maer tschip ende geschudt soude den Coninck voor hem behouden, daerop ick hem voor antwoorde gaff, dat het een swaer stuck was ende dat ick er mij wat op wilde beraden. daernaer soo souden ick wel eens bij hem comen. Daermet ben ick van hem affghescheyden met beloften tselve secreet te houden. [91] Alsoo wij dit voorsz. verstaen hebben, Soo hebben wij goet ghevonden daer breeder na te vernemen door den voorsz. Dierick Pieterssen. Den 5 do. is Dierick Pieterssen wederom aen (aen) landt ghegaen, die op den avont weder Scheep ghekomen is ende heeft ons dit Rapport ghedaen. Alsoo ick aen landt ghekomen was, soo is Mathieus Nieu bij mij ghekomen, die mij vraechde, off ickt oock secreet hiel, tghene hij mij gheseijdt hadde, daer Ick ia toe seyde, ten anderen, dat ick er mij op bedacht hadde ende bevont, dattet een swaer stuck was om aen te gaen. Daerop hij my antwoorde, dattet wel om doen was, maer moeste daer noch eenighe andere officiers daertoe sien te bewillighen. Hij seyde, ick wilder myn leven bij op stellen. Hij verhoopte den quartiermeester ende den Connestabel ende den SchimmanGa naar voetnoot1 daertoe te verwillighen met noch twee ofte drye andere. Daer ick hem op antwoorde, dat ick er oock den hoochbootsmanGa naar voetnoot2 dachte toe te brenghen. Daerop hij mij antwoorde, dat syluijden soo sterck | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 499]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
mosten wesen om het schip in Mallacca te brenghen. Daer ick hem op antwoorde, dat ick dat mijnGa naar voetnoot1 10 wel wiste te doen, dat hem seer wel behaechde. Hij seyde, wij moesten vooreerst de overheyt dootslaen ende daernaer partie van dander volck ende de reste alsdan voor den dach te roepen ende daeruyt te nemen, die haer ghoet docht ende dander oock voorts dootslaen. Tot deghene, die wij laeten leven, sullen wij segghen: Maets, daer is buijt voorhanden, wildijer oock toe verstaen ende daernaer, als wy tSchip in Mallacca sullen hebben, sullen wij haer niet gheven, alsoo wij se hebben laeten leven. Daernae seijde ick hem, dattet een swaere saecke was, daer wel op diende ghelet te worden ende dat men aen niemant en behoorde te openbaren, alleer wy der metten anderen wel op beraden souden syn, hoe wy t aenvanghen souden. Daermet ben ick van [92] hem gescheyden, segghende, dat ick sal sien wederomme metten eersten aen landt te comen ende alsdan daer wyder van spreken, hoe wij t aengaen sullen. Alsoo wij dit voorsz. verstaen hebben, hebben wij ghoet ghevonden, den voorsz. Dierick metten eersten weder aen lant soude gaen om hier van den rechten grondt te weten, waer dit vandaen comt ende wye der den inventeur van was. Op den 6 ofte 7 do. is Dierick Pieterssen wederom aen landt gheghaen ende, na hij schip ghekomen is, heeft ons dit rapport ghedaen. Alsoo ick aen landt ghekomen ben, is Mathieus Nieu bij mij ghekomen, die my vraechde, hoe ick mij bedacht hadde, daer ick hem op antwoorde, dattet een swaer stuck was onder ons beyden aen te gaen. Daeromme soo vinde ickt goet, dat wyt den paepGa naar voetnoot2 ende den Cappiteyn aengheven souden, opdat sij ons hierinne ten besten soude moghen raden, hoe wijt best aengaen souden. Ten anderen vinde ick gheraden, dat wij aen den Paep ende cappiteyn brieven versoecken souden van adres aenden viceroijGa naar voetnoot3 van Mallacca om daer mede te bethoonen, dat wij ghoede Christenen syn ende dat wij dit gedaen hebben met raet van den Cappiteyn om den Coninck van Spaignen dienst te | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 500]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
doen, om als wij in Mallaca souden comen, dat sij dan den buijdt selffs niet aentasten en souden. Hij en vont gantsch niet geraden den paep te kennen te geven, segghende, dat hij noch Jonck was ende niet soude konnen swijghen, maer hij vont wel gheraden den Cappiteijn alles te kennen te gheven, alsoo hij een man van verstant was ende secreet. Ten anderen soo bekende hij mij, dat den voorsz. tot hem over drye ofte vier daghen gheseyt hadde: Matheus, ick sorghe nacht ende dach voor u ende nu is den tijt ghekomen om voor u toe te sien, ofte gy met dese Schepen wat [93] uytrechten condt. Hierdoor sout ghij tot eenen grooten staet connen komen. Waerop hij seyde gheantwoort te hebben, wat can ick alleen uijtrechten, daerop scheyde hij vanden Cappiteijn. Daerop ick hem gheantwoort hebbe, ofte het nu quaeme, dat den aenslach failleerde, alsoo allen dinghen onseker syn, totdat se ghedaen syn, wat ick alsdan doen soude, ofte ick alsdan int landt liep, sout gij mij alsdan wel willen besorghen, van tghene ick van doen soude moghen hebben, want soo Vlaminck mij alsdan konde kryghen, soude hij mij doen ophanghen. Daerop hij my voor Antwoorde gaff, dat ick dat niet en mooste doen, want Hans DeckerGa naar voetnoot1 was te slimmen dieff, die soude u met haest weten wederomme te crijghen. Daerop vraechde hij aen mij: duncket u, dattet niet voorts en soude connen gaen, soo laetet ons liever laeten blyven. Daerop ick hem antwoorde, dat icker wel moet toe hadde, maer tquaetste moest oock bedacht worden. Daerop hij antwoorde, Dierick, ick gheve mij gantsch op u, myn leven staet nu in uwe handen. Want soot den coninckGa naar voetnoot2 te weten quame, hij liet mij handen ende voeten afhoudenGa naar voetnoot3, daer ick hem op antwoorde: voor mij en behoeft gij gheen sorghe te hebben, soo gij tselve niet uyt en brengt, daerop hij antwoorde, wat weet ick, off Vlaminck u niet vuytghemaecktGa naar voetnoot4 en heeft, alsoo hij eenen arghen schelm is. Soo hij u uytghemaeckt heeft, soo behoorde ghij mij wel te waerschuwen. Waer ick hem op vraechde, off hij mij sulx toe- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 501]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
betroude. Daermede was hij wederom tevreden ende scheyden alsoo hiermet van hem aff. Alsoo ick dien nacht aen landt bleeff, heb ickt aen van Caerden het voorsz. vertelt, die mij seyde, dat ick al met hem voortvaren soude, omdat ick den Cappiteyn selve soude moghen spreken met noch eenen tot mij, vont daertoe gheraden den hoochbootsman. [94] Des sanderdaechs is wederomme tot mij ghekomen ende begon wederomme vant voorige aen te spreken. Soo vraechde ick hem, wat hem docht, off ickt teghen den hoochbootsman te kennen gaff, die icker wel wiste toe te brenghen, ten anderen dattet een seer ghoet ende ghetrouw man was ende onder tvolck wel bemindt, daerop hij oock antwoorde, dat hij oock ghoet vrient met hem was ende dacht hem selven daer wel toe te brengen. Daer ick hem op antwoorde, dat het beste was, dat icker hem eerst op schip aff soude spreken. Soo hij hem alsdan daertoe verstaen wilde, soo sal ick hem een loosGa naar voetnoot1 gheven, opdat ghij hem dan alles vrij moocht openbaren, dat hem seer wel behaechde. De loos, die soude wesen: Lantsman, den stuerman, den stuerman heeft mij geseyt, ghij sout hem dat goet senden, dat sal beduijden, dat hy met ons eens is. Daerop hij eenen vergulden syneetschenGa naar voetnoot2 waeyer koft, die hij met mij aen den hoochbootsman sondt Om, als hij aen landt quam, beter oorsaeck te hebben om tot hem te gaen. Daernaer besloten wij metten anderen, al soo haest, als wij den hoochbootsman op ons syde ghebracht hadden, soo souden wij dan tsaemen by den Cappiteyn gaen om aen hem onsen aenslach te kennen te gheven ende raet hierop aen hem te versoecken. Dat dede ick om te weten, off den cappiteyn van dit verraet oock wiste, ten anderen om te sien, ofte ick schriften ofte brieven van hem hadde konnen kryghen, dat desen voorsz. aenslach met raet ende advys van hem gheschiet was. Den voorsz. Matheus liet hem duncken, dat den cappiteyn ons hier wel ten besten in souden raden ende dat hij ons wel schriften van syn handt soude gheven, daer ick hem op vraechde, ofte den Cappiteijn hiervan oock yet wiste. Daer hij neen toe seyde, hoewel ick uijt sijn daghelyxe reden wel anders conde bemercken. Daernaer soo vraechden hij mij, ofte [95] het my gheraden dochte, datter noch eenighe portugijsen hier oock souden moghen toe ghebruijct worden, soot hem noodich dochte. Hij wister wel twee, die hy betroude als syn eyghen broeders. Daerop ick hem antwoorde, soot hem niet goet en dochte, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 502]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
soo en dochtet mij oock niet goet. Daerop hij seyden, soo wijlieden moet hebben sonder haerlieden te claren, het soude veel beter wesen, want de portugijsen, als sij tot Mallacca souden comen, die souden d'Ere hiervan willen hebben, ten anderen soo souden sy willen mededeylen van de buijdt, alsdan soo souden wij sooveel te minder moeten hebben, met meer andere dierghel. redenen, die wij tsaemen hadden. Daernaer soo maeckten wij bespreck van onsen aenslach, als den tyt comen soude, dat het aenghaen soude. Alsdan soo wilde hij Tscheep comen met een CannokenGa naar voetnoot1 ende dat op den tyt, als Vlaming tschepe soude wesen ende makender alsoo een loose bootschap aen hem en den schipper ende alsoo soude hij sien met hem in de cayuuyt te comen. Daernaer wast bestemt, dat ick oock in de kajuijt soude comen, dat soude die loos syn, dat een yder wel op sijn hoede soude wesen (ende makende alsoo een loose bootschap) ende alle dinghen wel bestelt waren, alsdan soo wilde hij eerst aenvanghen ende Vlaminck vooreerst doorstooten. Daer ick hem op antwoorde (opdat hij mij te beter betrouwen soude), dat ick Vlaming wilde ombrenghen. Daerop hij antwoorde: welaen, soo sal ick op den Schipper passen ende om hem vallen ende die vermoorden, daernaer willen wij stracx opt dander volck oock vallen ende die dan van ghelycken doen. Daernaer als wij heer ende meester syn vant Schip, soo willen wij tsaemen naer Mallacca seylen ende op den wech willen wij een yeder een root carmoysynen cleedt laeten maecken [96] ende daermet naer Mallacca comen, hetwelcke een groote eere voor Ons allen soude wesen daer alsoo aen te comen met eenen trompetter, die hij besprack, in alle manieren int leven moesten blijven. Hierinne was ick alles wel tevreden ende scheijden alsoo hiermet van den anderen. Ende, tscheep comende, hebbe ick Vlaming ende den Schipper allen dit voorgaende vertelt, die ghoet vonden, dat den hoochbootsman sanderdaechs aen landt souden gaen, die ick in presentie van Vlaminck ende den Schipper alles vertelt hebbe, watter ghepasseert is, opdat hij weten soude, wat hij antwoorde soude, als den voorsz. Matheus Nieu bij hem soude comen. Dit hebben wy laeten doen om het rechte fondament te weten van dit verraet ende wije den Inventeur daervan soude moghen wesen. Den hoochbootsman is op do. aen landt ghevaren, die ons seyde, bij den voorsz. Nieu gheweest is, maer hem niet geopenbaert en heeft, alsoo sy nimmer alleen en waren, maer hij | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 503]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
liet hem duncken, datGa naar voetnoot1 den Connestabel yet gheopenbaert moeste wesen, alsoo hij langhe bij den voorsz. Nieu bij den anderen is gheweest. Den 10 do. ben ick wederom aen landt gheweest met Vlaminck ende den hoochbootsman met commissie om metten cappiteyn selve te moghen spreken ende dat om te sien, ofte ick eenighe schriften van hem hadde connen cryghen. Aen landt comendeGa naar voetnoot2, heeft Vlaminck onraet vermerckt ende is aen landt gheghaen ende heeft de Schuijte wederomme tscheep ghesonden ende en heeft niet willen lyden, dat ick ofte den hoochbootsman aen landt souden comen ende daernaer ben ick noeyt weder aen landt gheweestGa naar voetnoot3. Ende alsoot tvoorsz. alles alsoo in der waerheyt gheschiet is, hebbe ick door begheerte van Vlaming ende den Schipper dit laeten beschrijven ende selffs onderteekent; int schip Thoff van Hollandt den 26 Jannuario ao. XVIc een ende was onder teeckent Ick Dirck Pietersen bekenne dit voorsz. waer te wesen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[97] (10). Attestatie van David van LochumGa naar voetnoot4 van de hostiliteyt der portugysenOp huyden den laesten September ao. XVIc vier compareerde voor mij Jan Francen Bruijning, Openbaer Notaris, tot Amsterdam residerende, bij den hove van Hollandt gheadmitteert synde, ter presentie van de ondergheschreven getuyghen, deersaeme David van Lochum, woonende binnen deser Stede, out ontrent XXVI Jaren ende heeft op eere ende trouwe bij waere Christelijcke woorden in plaets van zolemnellen eede ter instantie ende versoecke van de bewinthebberen der oostindische compe. binnen deser voorsz. Stede Amstelredamme verclaert, getuycht ende geaffirmeert, hoe waerachtich is, dat hij deposant in den Jaere vyftienhondert ende negen ende tneghentich inde maent van december voor ondercoopman uijt desen lande ghevaren is op den schepe, ghenaemt die Vereenichde Provintien, onder tbeleyt van den Admirael Pieter de Bot met hun vier Schepen in | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 504]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
gheselschap, bij de nieuwe Compie.Ga naar voetnoot1 toegherust, naer de Oostindiens ende, in Achijn ghecomen synde met hun twee schepen, hebben aldaer ghevonden een portugijse Ambassadeur van Malacca, wesende een munninck van de Secte van St. Franciso, gheaccompaigneert met een portugijs Cappiteyn, ghenaemt Rodorigo da Costa Matamore ende dat d'selve portugijsen alle vlydt ende naersticheyt aenghewent ende ghetracht hebben om henluijden aldaer suspect te maecken ende te verhinderen, dat sy tot gheen handelinghe souden comen. Hebben wyder de voorsz. portugijsen door tbeleyt van eenen Hamburgher, ghenaemt Matheus Mieu (die voor Connestabel mette portugysen was [98] varende) ghepoocht ende gesocht henluyden Officianten van de schepen daer toe te brenghen, dat sy de Overicheyt van deselve haer schepen zouden vermoorden en die schepen in haerluyder handen leveren om naer Mallacca te brenghen, henluijden daervoren belovende sekere merckelycke somme van penninghen, ghelyck sulx alles breeder ende claerlijcker blyckt bij de Certificatien ende documenten daervan ghepasseert, onder de Bewinthebberen der Nieuwe Oostindische Compe. berustende, daertoe hij hem refereert ende alsoo hijGa naar voetnoot2 sulcx niet en conde teweghe brenghen, hebben daghelycx ghetracht ende ghepoocht henluijden meer ende meer swaricheyt aen te doen soo om te beletten, dat die ghevangens tot AchijnGa naar voetnoot3 niet en souden vrij komen als andersints. VerclaertGa naar voetnoot4 voorts, dat hij In den Jaere XVIc twee op den 17 Junij wederom ghevaren is voor coopman opt Schip, die Sterre ghenaemt, onder tbeleyt van den Admijrael Wijbrant Warwijck in Compie. van 14 schepenGa naar voetnoot5, gheseijlt uijt de Vereenichde provintien na de Oostindiens voorsz. ende gecomen wesende in Compie. van den vice admiral Sibolt de Waert ondert eijlant Chelon opten 27 ofte 28 mayGa naar voetnoot6 ao. XVIc drye, syn hen aldaer | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 505]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
bejeghent op de reede van Matacalau vier cleyne portugijsche Scheepkens, van dewelcke sijluijden meester werdende, daerinne bevonden hebben brieven van den Viceroy van de portugijsen, residerende tot Goa, daerinne hij den Cappiteyn van Mallacca adverteerde Don Andrea Fortado, Admirael van de Armade van Indien, te waerschuwen hem in alder dilligentie te voeghen naer Achyn ofte eenighe andere plaetsen, daer hij de nederlanders soude moghen vinden om henluijden schade ende afbreck te doen, soo veel hy door syn macht souden connen tewege brenghen ende dat nietteghenstaende dies die viceAdmirael ende den raet van henluyden Schepen evenwel goedertierlyck ontslaghen ende vry ghegheven hebben sekere portugyse ghevanghens, over de twee hondert [99] persoonen, die sy in handen hadden. Waerover opten eersten Junij XVIc. drye die Coninck van ChiloGa naar voetnoot1 (die verclaert te wesen dootvijant van de portugijsen) van haerluijder commijsen ende andre op een tyt heeft doen dootslaen een ende vijftich persoonenGa naar voetnoot2 (onder twelck den vice Admirael oock was). Verclarende dvoornoemde ConinckGa naar voetnoot3, dat hij dit om gheen ander oorsaecke en dede, dan doordien sy de portugijsen hadden vry gegheven, segghende ende in syn brieven schrijvende, hoe dat sij sijn vrienden souden connen syn, dewyle zy de portugijsen, sijne vijanden, vrientschap bethoonden. Verclaert voorts, dat zyluijden met haerluijder Schip voorts gevaren syn naer Bantam om aldaer haer ladingh in te nemen ende, aldaer synde, heeft den Admyrael Wybrant Warwijck brieven ontfanghen vanden vice Admirael Jacob PieterssenGa naar voetnoot4, gheschreven uyt de Strate van Malacca, met brenghende onder andere, dat sij ghecomen waeren ontrent JorGa naar voetnoot5, alwaer hen ontmoete een Galeye van denselven Coninck, daer des voorn. Coninx broederGa naar voetnoot6 inne was, diewelcke verclaerden, dat die portu- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 506]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
gijsen Jor belegert hadden ende dat met de resteerende Scheepen van de Armade van don Andrea Fortado, ghekomen uyt de Maluccos, daerbij voeghende, dat bij hen die oude Stadt van Jor meest was inghenomen. Sulx dat sy aen denzelven vice Admirael versochten assistentie om henluijden te ontsetten, want sonder tselve hadden vreese, dat Jor soude verloren gaen, waerop den viceAdmirael met 2 schepen ende een Jacht naer voorgaende deliberatie met syn raet gheresolveert is denselven Coninck te hulpe te comen ende is gheloopen in de rivier van Jor ende die portugijse Armade, sterck wesende twee galioens ofte groote Schepen, ses galeyen ende vierentwintich bantins ofte fustenGa naar voetnoot1, henlieden siende, syn affgheseylt ende na hen toeghecomen ende twee daghen jeghens den anderen gevochtenGa naar voetnoot2. Sulx dat sy eyndelyck door Godts ghenade die [100] portugijsche Schepen ghematteert ende Jor ontset hebben ende die Coninck heeft alsoo die oude Stadt, die verloren was, weder in syn ghewelt gekreghen. Presenteerende hij deposant, tgunt voorsz. is, in cas van recollement breede bij eede corporeel te verifieeren. Versoeckende dvoornoemde producent hiervan te hebben acten een ende meer in debita forma. Ghedaen binnen de versz. Stede ten huijse mynes Notarij ter presentie van Palm Matyssen ende Pr. Dierixen, ghetuijghen, hiertoe versocht ende was onderteeckent Ita attestor rogatus est requisitus. Bruijning, Nots. pub. Gecollationneert teghens den principalen, gheschreven ende onderteekent als boven ende naer Collatie bevonden te accorderen op huijden den Xen October 1604. Ita Attestor, W.Kick Nots. Publ. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[101] (11). Attestatie by Dierick BeugelGa naar voetnoot3 verclaert, Hoedat die Portugysen in alle manieren hebben soecken te beletten, omdat sy in geender manieren op China en soude comen te handelen.Op huyden den XXIIIen September ao. XVIcvier compareerde voor mij Jan Francen Bruijninck, Openbaer Notaris, tot | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 507]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Amsterdam residerende, bij den hove van Hollandt gheadmitteert, ter presentie vande ondergheschreven ghetuijghen deersame Dierick Beugel van Alckmaer, oudt ontrent XXVII jaeren ende heeft bij eere ende trouwe ende bij ware Christelycke woorden in plaetse van solempnellen eede ter Instantie vande bewinthebberen van de Oostindische Compie. binnen deser voorsz. Stede van Amsterdamme, verclaert, ghetuycht ende gheaffirmeert, hoe warachtich is, dat hij deposandt inden Jaere XVc negen ende tnegentich op den 20 decembris voor Coopman opt Schip, ghenaemt Vrieslant, uytghevaren is onder tcommandement van Admirael Jacob WillekesGa naar voetnoot1 naer de Oostindiens ende met hen vier Schepen. Ghekomen zijnde voor Achijn in Sumatra den 1en augusto ao. XVIc., hebben aldaer ghesocht ende oock ghevonden vrientschap bij den Coninck ende syn onderdanen ende voorder begeert ghetrouwe handelinghe te doen, dan van dach tot dach hebben vernomen ende vastelyck bespeurt, dat de vrientschappen ende tgoet acces (twelck sij hadden ghevonden) ghemindert ende affghenomen heeft ende eijndelyck in vyantschap verandert is, zulx dat sy gants tot gheen handelinghe ofte trafique hebben [102] connen comen, niettegenstaende wat devoir ende vriendelycke prestatien haerluijder admirael daertoe heeft ghedaen, dwelck henluijden alles is toeghekomen door de portugijsche Natie, die aldaer verkeerden, die henluijden seer leelijcken afschilderden ende bij den coninck suspecteerden, ghevende te kennen, dat sy waren vrijbuijters, roovers ende dronckaerts ende fielenGa naar voetnoot2, die niet waerdich en waren met sulcken coninck te handelen ende dat haer voornemen nieuwers anders toe en strecte ofte tendeerde als om den Coninck te verraden ende leedt te doen ende alhoewel hy deposant (die tot meermaelen aen landt by den Coninck geweest is) seer neerstelyck insisteerde om haer te moghen verantwoorden met verclaringhe, dat soodanige Calumnien niet anders en gheschieden als uijt haet ende nijdt, dewyle de portugijsen haere vyanden waren, soo en heeft nochtans al tselve niet moghen helpen, deurdien sij den coninck daghelycx hoe langer hoe meerder abuseerden ende eyndelyck door het vals aengheven van de versz. portugijsen heeft hij deposant, als hij de leste reijse aen landt was, hem ghevonden in ghroot perijckGa naar voetnoot3 ende swaricheyt, vreesende vanden Coninck | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 508]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
aen landt ghevanckelyck ghehouden ofte omghebracht te werden ende alsoo sy haer ladinghe door verhinderinge vande voorsz. portugijsen aldaer niet en conden bekomen, syn voorts ghevaren naer BantamGa naar voetnoot1, alwaer sy arriveerden den eersten september ao. voorsz. ende, naerdien sy aldaer ontrent twee maenden hadden gelegen, sijn aldaer ghearriveert 36 scheepkensGa naar voetnoot2, van denwelcken overste was [103] een portugijs, gheboren van Avero, ghenaemt Ragio LellaGa naar voetnoot3, beteekende in duyts een hooft van de zeeroversGa naar voetnoot4, ophebbende tubanesenGa naar voetnoot5, waermede hy geweest was in de Maluccas met twintich portugijsche ghesantenGa naar voetnoot6 omme die nederlantsche cooplieden, die aldaer aen lande waeren ghebleven, te lichten ende hadde deselve Ragio Lella (soo sij vanden Gouverneur van Bantam en eenen Sarcio Malucca, edelman tot Bantam, verstonden) ghesworen, dat hij een van haer Schepen ofte tenminsten een schuijt met volck soude sien te cryghen ende synen wille daermede doen, dwelck hij, deposant, ende dandere vande Schepen te lichter ghelooffden, overmidts hy denghenen was, die tot SurbaijoGa naar voetnoot7 de aldererste Schepen, uyt dese landen naer oostindien gevaren, gevarenGa naar voetnoot8 ende schandelijcke wreede tirannye ende moordt onder ons volck ghedaen hadde, dwelck hij in haer Teghenwoordicheyt oock heeft bekent, naerdien syluijden hem sulx voorhielden, overmits eenighe hem kenden ende hebben syluijden soo wel tscheep als aen lande door vreese vande portugijsen continuelyck soo lange, als sij daer laghen, stercke wacht moeten houden met assistentie vande Javanen ende, eyndelyck haer ladinghe becomen hebbende, syn naer Hollandt gekeert. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 509]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verclaert voorts, dat hij deposant opten 17 Juny ao. XVIc ende twee wederomme is uytghevaren voor cappiteyn ende oppercoopman opt Schip, Nassauw genaemt, onder tcommandement van den Admirael Wybrant Warwyck in gheselschap van hun veerthien schepen voor rekeninge [104] vande vereenichde CompieGa naar voetnoot1., ghehadt hebbende binnen haerluyden Scheepsboort ontrent seventich duijsent Realen van achten Behalven noch een groot cargasoen van verscheyden manifacturen om daermede in China (soot doenlyck ende moghelyck waere) in vrientschap te handelenGa naar voetnoot2. Synde ghearriveert in de maent van October ao. versz. onder Annabon, ghelegen ontrent twee graden besydenGa naar voetnoot3 de lynie equinoctial west van de Capo Lopo GonsalvesGa naar voetnoot4, alwaer zij seker volck in een boodt met een witte vane hebben ghesonden om in vrientschappe vervarschinghe te moghen bekomen ende, in plaetse dat tselve volck wederomme vrientschappe verhoopte te ghenieten, hebben de portugysen, die aldaer waren, ter eerster instantie een assistentGa naar voetnoot5 vant Schip, genaempt den Hollandschen Thuijn, door syn arm geschoten, eer sij aen landt waeren ghekomen ende is alsoo tvolck seer verbaestGa naar voetnoot6 wederom ghekeert, waerover de gheheele vloote tsavonts onder tvoorsz. eylandt op de reede ghekomen syn ende bij den Admirael ende syn breede raet geresolveert is een ghenerale landttocht te doen met elff boots vol volck, dwelck daechs daeraen volgende gheschiede, hebbende dapperlyck teghen de portugysen (die hen sochten te beschadighen) geschoten, ter tyt toe sy ghenootsaeckt waren haere schantsen te verlaeten ende syn syluijden aldaer acht daghen lanck geweest. Binnen welcken tijt die voorsz. portugijsen verraderlyck vermoort hebben acht persoonen van haer volckGa naar voetnoot7 ende behalven dien noch diversche andere gequetst, waervan eenighe [105] naderhant mede overleden syn ende op sekeren tyt, als hij, deposant, als Cappiteyn selffs mede aen landt was ende eenich volck uytghehoudenGa naar voetnoot8 hebbende met een vreedvane om met de portugysen ende swerte | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 510]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
te spreeken, hebben Sijluijden mede een vreedvane opghesteken ende alsoo malcanderen te spraecke ghestaen ende terwyle sij doende waren int spreecken, hebben de portegysen seer onvoorsiens ende verradelyck haer vreedvaen omgestooten ende terstont onder haer volck gheschoten, Waerdeur den fortificatymeester doot is geraectGa naar voetnoot1 ende sijluijden, van daer scheydende, syn voortsghevaren naer Indien ende eerst ghekomen tot Bantum, alwaer sy arriveerden inde maent aprillis ao. XVIc. drye ende hebben aldaer verstaen haer voyage na China seer periculoos ende ghevaerl. te wesen, overmidts die portugijsen hen overal in den wech waren ende bij allen middelen sochten te beschadighen, ghelyck henluijden door de Chineesen werde aenghedient ende onder andere is hen, deposant, van eenen seer treffelycken Chinees, ghenaemt Jurbassa LaomonijGa naar voetnoot2, te kennen ghegheven int sekreet, dat hij op een periculoose voyagie soude gaen, daerbij segghende sekerlyck verstaen te hebben uijte vier Chineese Schippers, die alsdoen tot Bantum waeren ghekomen, datter twee schepen voor Maccau in China waren gheweest, die seker volck met een vredevane aen lant hadden ghesonden ende dat niettegensstaende dies die [106] Portugijsen tselve zeer vijantlyck aenghetast ende dadelyck opghehanghen haddenGa naar voetnoot3, hebbende oock uijten selven Chijnees ende diversche Indiaenen verstaen, dat de voorsz. persoonen, die tot Maccau opghehanghen waren, begheert hadden, dat men haer doot soude wreken ende dat oversulx de Indiaenen ende Chijneesen henlieden hen daertoe seer dickmael vermaenden ende aenporden. Niettegenstaende soodanighe waerschouwinge syn evenwel op hope van acces te vinden voortghevaren naer ChijnaGa naar voetnoot4 met het voorsz. Schip Nassau ende een ander Schip, ghenaemt Erasmus van Rotterdam, geseylt, dwelck mede in hadde tseven- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 511]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
tich duijsent ende ontrent 600 Realen van achten met noch eenighe Roosenobels ende diversche Manifacturen ende coopmanschappen ende eerst aengheloopen op de custe van Malacca aen een stadt, ghenaemt PahanGa naar voetnoot1, daer sy seer feestelyck wirden ontfanghen, overmidts sy verclaerden, dat de portugijsen haere vijanden waren ende syn voorts van daer geseylt naer PataneGa naar voetnoot2 ende aldaer ghevonden een treffelycken Chinees, ghenaemt Dato ChoronarijGa naar voetnoot3, haerluijder natie seer toeghedaen, die henluijden verclaerden bijnae onmoghelyck te syn door verhinderinghe vande Portugijsen, dat sy in Chyna acces souden vinden ofte eenighe vrye handelinghe becomen, tenware sy alvoren over lande by den Coninck reijsden ende van hem sulx vercreghen, daerbij segghende, dat die particuliere Gouverneurs door den Rijcdom vande portugijsen hen altyts lieten corrumperenGa naar voetnoot4 ende vertelde [107] deselve Chinees onder andere historiale saecken hem, deposant, mede, datter alsdoen ses Castiliaenders in Cantum ghevanghen saten, die ghekomen waeren uijten Phillipinen, alwaer te voren ghedot waren bij de Spaignaerts ontrent thienduijsent ChinesenGa naar voetnoot5, die sonder weten vanden Coninck van China hen aldaer begheven haddenGa naar voetnoot6. Waerover den TheijcamGa naar voetnoot7, wesende den Gouverneur van Cantum, henluijden gheen letsel en dorste doen, dan begeerde deselve los ende vry te laeten gaen, maer hebben de portugysen seer hert aenghedronghen ende gheincisteert met Schenckagien ende andersints, geen gelt sparende, dat men deselve mochte om den hals helpen ende siende, dat syluijden daertoe niet en conden comen, doordien de Gouverneur deselve favorabel was ende de Castilliaenders als portugijsen wilde tracteren, hebben sy den Gouverneur verclaert, datse wel onder éénen prins ofte Coninck saten, maer by een oudt contract verboden was, dat de Spaignaerts in China ofte doost- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 512]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
indische eylanden niet moghten commen op lijffstraffe om eenighe handelinghe te doen, segghende tot meerder vilennie, soo sij alhier niet en werden ghestrafft, dat sy, by haeren eyghen prins comende, daerover ghestrafft souden worden. Niettegenstaende deselve waerschuwinghe ende swaere voorstellinghen ende onderrechtinghen syn syluijdenGa naar voetnoot1 evenwel voortghevaren ende den tiensten Julij gheseylt van Patana naer Chyna ende ghekommen den 25en ditto in een have ofte Baey, ghenaemt HasuwanGa naar voetnoot2, ende, aldaer vertoefft hebbende twee daghen, syn vandaer noch oostelycker gheseylt totten 29 do. ontrent middaghe [108] ende siende seer groote menichten van cleyne schepen ende schuijten, hebben haer beste ghedaen om een aen boort te cryghen, ten eijnde sij souden moghen verstaen, waerontrent zij waren, overmits haeren ghehuerden Chyneetsen piloot aldaer zeer onervaren ende onbekent was ende, een vischer aen boort cryghende, heeft hij, deposant, door den Chineesschen piloot den visscher doen afvraghen, ofte hij een man met een brieff naer Cantum soude willen brenghen ende de visscher, tselve qualyck verstaende, antwoorde hij: Ja, waerover hy, deposant, als synde president over de voorsz. twee schepen den breeden raet aen boort ontboodt omme te resolveren, hoe men met den visscher soude handelen ende middelertyt ziende, dat den piloot seer veranderde ende deen alteratie op dander Chreech, heeft van hem doorsaecke van dien willen weten, twelck den piloot seer ongaern dede, henluijden altyts radende bijna recht inde wint, dwelck onmoghelyck is, vant landt aff te varen. Middelertyt den raet aen boort ghekomen zijnde, hebben hem herder affgevoordert de voorsz. oorsaecke, die alsdoen verclaerde, dat den visscher zeyde, dat sij dicht bij Maccau waren ende dat aldaer een Schip op de reede volladen lach, dwelck sanderdaechs naer Japan soude varen ende noch een ander schip ledich aen den caeij, waerover syluijden altesamen seer perplex waren, niet wetende, wat sy souden doen, overmidts den wint ende stroom henluijden al naer de wal dreeff, doch metten anderen discourerende, wat hen te doen soude staen, [109] soo haer Schepen int ghesicht vande Stat vervielen, syn (eer by henluijden resolutie was ghenomen, om een hoeck lants komende) gheraeckt int ghesichte vande Stadt ende het voorsz. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 513]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
schipGa naar voetnoot1 ende tselve verovert met tweentwintich portugijsen, die sij in Caraecke vonden, waeronder die schipper was. Twee daghen daernaer haerlieder iachtGa naar voetnoot2, een weynich boven stroom van haer sijnde, is van twee portugijsche schuijten, genaemt LantinensGa naar voetnoot3, gheaccompaigneert met ontrent 200 cleyne schuijten, onderschept gheweest ende dapperlyck bevochten, sulx dat zij tot twee verscheijden reysen toe den vyandt treffelyck hebben afgheslaghen ende die derde reyse, weder geabordeert synde, syn verovert geworden. Hebbende die portugijsen int gevecht dootgheslaghen neghen persoonen van haer volck ende dandere twee zyn overboort ghespronghen ende int water van de portugijsen mede ghedot, ghelyck henluijden door een visscher sekerlyck verclaert is, hebbende met hen ooghen aengesien tvoorsz. ghevecht ende mede dat sy den brandt int cruyt hebben ghesteken ende voorts tjacht mede met hen na de Stadt ghenomen ende allen tselve nietteghenstaende en wel wetende die wreetheyt, aent voorsz. volck bewesen, hebben syluyden evenwel die voorsz. ghevanghen portugijsen, sterck wesende 22 portugijsen, opten 13 augustijs 1603 met haer eyghen scheepsschuijt, begifticht met | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 514]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
quantiteyt zyde ende laken, aen landt gesonden ende verclaerden die ghevanghen portugysen, soo sy henluijden meester gheworden ende verovert hadden, dat se hen soo wel [110] niet en souden hebben ghetracteertGa naar voetnoot1. Presenterende hij, deposant, tgunt voorsz. is, in cas van recollement breeder by eede corporeel te verifieeren, versoeckende de voorn. producenten hiervan te hebben acte een ofte meer in debita forma, Ghedaen binnen de voorsz. Stede ten huyse myns Notary ter presentie van Palm Matyssen ende Pieter Diricxsen, ghetuyghen, hiertoe versocht ende was ondertekent Ita attestor rogatus et requisitus J. Bruyningh. GhecollanionneertGa naar voetnoot2 jegens den principalen, gheschreven ende onderteekent als boven ende naer Collatie daer iegens ghedaen, is dese copie daermede bevonden te accorderen op huyden den Xen October ao. XVIc vier. Ita attestor, W. Kick, Nots. Publ. 1604. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[111] (12). Attestatie van Cornelis Claessen, Jan van Water ende Hans van Hagen van 23 persoonen, die in Sincher dootgeslagen ende 6 gevangen zyn geweestOp huyden den XI september ao. XVIc vier compareerde voor mij Jan Franssen Bruininck, Openbaer Notaris, tot Amstelredamme residerende, bij den hove van Hollant geadmitteert, ter presentie vande ondergheschreven ghetuijghen deersame Cornelis ClaessenGa naar voetnoot3, poorter deser Stede, out ontrent LVI Jaren, Schipper geweest zynde opt Schip, ghenaemt Haerlem, Jan de Water van Edam, out ontrent LIII Jaren, Schipper gheweest zynde opt Schip, ghenaemt Leyden, ende Hans van Haghen, onderCoopman, ghevaren hebbende opt voorsz. Schip Leyden, mede van Amstelredamme voorsz., out ontrent XXIII Jaeren, ende hebben op eere ende trouwe by waere Christelycke woorden in plaetse van solempnellen eede ter Instantie ende versoecke vande bewinthebberen vande Oostindische Compie. binnen Amstelredamme versz., eendrachtelyck verclaert, ghetuijcht ende geattesteert, hoe warachtich is, dat sy depo- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 515]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
santen elx in bedieninghe ende Offitie alsboven inden Jaere XVIc op den XXVIIIen Junij gheseylt syn uyt Texel in Compe. van hun ses schepen (alle resorterende onder tghebiet ende commandement vanden Admyrael Jacob van NeckGa naar voetnoot1) naer Oostindien ende, als syluijden leggende waren mette voorsz. SchepenGa naar voetnoot2 [112] in Sinceo, anders ghenaemt de Rieviere van Polo CambierGa naar voetnoot3, zyn opten XIIen Jannuaryo ao. XVIctwee dootgheslaghen bij de Sinceonesen vant volck van haer voorsz. twee Schepen drye ende twintich persoonen, Namentl. vant Schip Haerlem Twaelff ende vant Schip Leijden elff persoonen ende dat oock de voorsz. Sinceonnesen van haerluijder volck ghevanghen hebben ghenomen ses persoonen, daeronder waren drye vande hoofden van haer voorn. SchepenGa naar voetnoot4. Behalven dien hadden noch deselve Sinceonnesen met Aracq vergheven 12 ofte 13 persoonen vant voorsz. Schip Haerlem, sulx dat deselve voor dul ende mal op handen ende knijen over Tschip kroopenGa naar voetnoot5 ende dat de voorsz. Sinceonesen niet anders sochten bij alle middelen als omme de voorsz. twee schepen te invaderen, overvallen ende overmeesteren. Segghen noch sy deposanten vastelyck te presumeren, dat alle tvoorsz. leedt, hinder ende swaricheyt, hen by de voorsz. Sinceonesen aenghedaen, toeghekomen is door Inductie, Raet ende in gheven vande twee portugysche Monnicken vande Augustijner secteGa naar voetnoot6, dan tselve niet vastelyck ofte affirmativelyck wetende. Verclaren voorts, dat de voorsz. 6 gheapprehendeerde persoonen gheredimeert ende gheranchionneert syn gheworden | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 516]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor twee metalen stucken gheschuts ende eenighe CoopmanschappenGa naar voetnoot1, dan niet wetende de juste weerde ofte quantiteyt. Presenteerende sij deposanten respective, tgunt voorsz. is, in cas van Recollement breeder by eede Corporel te [113] verifieeren. Versoeckende hiervan acte een ofte meer in debita forma. Ghedan binnen de voorsz. Stede Amstelredamme ten huijse myns Notarys ter presentie van Palm Matyssen ende Pieter Dierixsen, hiertoe versocht als ghetuyghen. Ende was onderteyckent Ita attestor Rogatus et requisitus J. Bruining. Ghecollationneert iegen den principaelen, gheschreven ende onderteekent als boven, is dese copie daermede bevonden te accorderen. Op huyden den XIIen October ao. 1604. Ita attestor W. Kick, Nots. Publs. 1604. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[114] (13). Verclaringe van Cornelis van Heemskerck vande hostiliteyt der PortugysenAlsoo ick in een cladde verhaelt hebbeGa naar voetnoot2 alle tghene ick door eenighe beieginghe als door warachtighe gelooffweerdighe ghetuijghen ghesien ende ghehoort hebbe aengaende de loose valsche practiquen deser marranischerGa naar voetnoot3 Natie der Portugijsen teghen ons aengheleydt ende ten deele uytgherecht, Soo ist, dat sij, ziende, dat zij haer voornemen niet conde te weghe brenghen, op ons luijden hebben eenen anderen middel voorghenomen om ons den Coophandel, sooveel als mogelyck is, te beletten, hebben tot dien eynde een Armade toegheleydt ende gherust om, soo sij voorgaven, onse Schepen daermede te overvallenGa naar voetnoot4. Dan haer voornemen was om Bantum daermede te veroveren ende ons alsoo een bequaeme haven te benemen. Zijn dan Ontrent vier maenden naer ons vertreck tot Bantum ghekomen met drye galeyen, 28 fusten, 4 schepen, in welck ghetal sommighe differeren. Dan den ghemeenen man seyde, dat sij 32 sterck gheweest waren, behalven de Galeyen ende haer aen landt begeven, metten | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 517]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gouverneur gesproken, segghende, sy waren ghekomen om Bantum te ontsetten ende de Javanen van onse handen te verlossen, dan soo sy ons misten, dat waer haer leedt. Syn soo op het propoost ghevallen vande penninghen, die sij ghetelt hadden aenden Gouverneur tot de assistentye, die sy bewijsen souden voor [115] ons vertreck ende van deselvige restitutie geeijscht, waerdoor, den eenen weijgerende ende den anderen eijschende, den eijscher niet verworven en heeft. Dan alsoo dit meest tegens de Javanen geweest is ende den commys Carel de Jonghen dat Breet ghenoech verhaelt heeft, sal hetselve laeten berusten ende sal comen op onse derde voyagieGa naar voetnoot1, gheschiet inden Jaere 1600. Comende dan tot Achijn in Sumatra, een Stadt, alwaer wij aen landt ghevaren syn ende vonden opten oever staen 3 ofte 4 portugysen, die, ons siende, spottelycken riepen: willecom, int portugijsch, daerbij voegende int portugijsch: wat doet gyluijden hier? Dan, wij haer niet willende antwoorden, sijn voorbij ghepasseert ende naer den Coninck gheghaen. Hebben om cort te maecken wel verstaen vanden Sabandar aldaer, dat de portugijsen haer best gedaen hadden om den coninck (bij denwelcken sij soo heel veel gelooffs niet en hadden) teghens ons op te rockenen, als oock die van Arabien, doch, sulx van ons ghemerckt wordende, sijn vertrocken naer Bantam, alsoo dat sy tghene sy aen ons niet conden uijtrechten, naermaels aende schepen van Pauwels van CaerdenGa naar voetnoot2 bewesen, alsoo mij tot Bantam vande Sumatresen gheseyt is. Alsoo wij nu aen onse ladinghe niet conden becomen tot Bantam, is voor ghoet ghevonden, Ick als admirael met de twee Schepen Hollandia ende overysel vertrecken souden naer Amboino, als waer wij op den tweeden Jannuaryo 1601Ga naar voetnoot3 gheraeckten ende verstonden vanden Cappiteyn SonnenberchGa naar voetnoot4, dat de portugysen hem dickmaels hadden ghesocht te overvallen, [116] Doch dat hij se door Godes hulpe van hem gheweert hadden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 518]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Onderwijlen wij aldus negotieerden, hebben de twee AmgobeyGa naar voetnoot1 aen ons Boort ghekomen, mij segghende, dat de portugijsen hadden yeder op anderGa naar voetnoot2 hooft ghesett 10 realen van achten vande slechte persoonen ende wye eender der Angobej hooft brachte, soude hebben hondert realen van achten ofte wije des Cappiteijns hooft vant Casteel ofte het myne brachte, soude hebben 1000 realen van achtenGa naar voetnoot3 ende dat sy wederom soo ghedaen hadden ende niet met gelt, maer dat wie soodanighen hooft der portugijsen ofte die het met haer hielde, brachte, die soude men met een banquet vereeren ende deselve soude tot een eere met syn swaert in syn handt boven de andere staen ende alsoo voorbij de Schepen gevoert werden. Ghelyck als oock corts daernaer geschiede, dat daer 2 Carracorren, op haer spraecke soo ghenaemt, welck syn van haer galeyen, die ontrent 300 mannen voeren, voorbij onse Schepen quaemen ende songhen, ons toonende ons de hooffden, die sij tot vier int ghetalle gekreghen hadden ende die het feyt gedaen hadden, stonden met haer beyden boven op in triomphe met het bloedighe sweert inde handen ende dit is tot verscheyden reysen ghebeurt, dat sij soo de hooffden haerder vyanden verovert hadden. Tot welck Banquet, dat sy daer op hielden, ick haer tot tweemael een potgien met AracqGa naar voetnoot4 gheschoncken hebbe. Op den 25 april is daer op het casteel Allarm geroepen vande schiltwacht, soodat alhet volck van het casteel [117] in roere was ende, den Cappiteyn aen ons boort sijnde, hebben wij met een deel volcx aen landt gheset ende terstont dede Ick een gotelynck 2 ofte drye henen schieten naer de plaetse toe, daer wij vermoeden, dat sij vandaen moesten comen. Hadde oock sooveel daermet uytgherecht, dat zij de vlucht naemen. Des anderen daechs verstonden wij, dat het de portugijsen gheweest waren, die soo bij nachte het casteel meenden te overvallen ende dat sij ontrent hondert hadden sterck gheweestGa naar voetnoot5. De portugijsen, desen aenslach misluckt zynde, hebben haer | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 519]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
wat stil ghehouden, doch altemet met een caracore ofte twee ons aenghekomen om de Saloupen te verrasschen, die daer wel teghen voorsien waren. Onderwijlen is ons tijdinghe ghecomen, dat daer twee craecken van TidorGa naar voetnoot1 ghekomen waeren, die naghelen in hadden ende de reste tot Ambonijo souden inhalen. De portugijsen, desen aenslach siende, hebben van nieus aenghevanghen om ons gheheel te beletten, dat wij gheen coophandel op dese landen soude dryven, hebben toegherust 22 Corrocoren ende 3 fustenGa naar voetnoot2, meenende ons daermede te overvallen. Dan, haer den moet ontvallende, hebben een stedeken onvoorsiens, ghenaemt LusitelloGa naar voetnoot3, bespronghenGa naar voetnoot4, hetwelcke bemeurt zynde, doch syn vande Inwoonderen affgheslagen. Hebben het voorts naeu belegert, soodat daer groot ghebreck was van eten ende souden het moeten opgheven hebben. Onder dese belegeringe ist ghebeurt op eenen morghen, synde den 27 aprillis, dat ontrent 2 uren voor dach 5 corocoren om een hoeck, die ontrent een [118] gotelinckschoot van ons was, syn seer stil aen comen roeijen, ons meenende te overvallen ofte ten minsten met vierwercken de Schepen te besmijten, doch, alsoo onse dat ghewaer wirden ende derhalven veel rumoer maeckten, zyn wat affgheweken ende teghens mijn verbot hebben de onse een schoodt gheschoten, doch niet gheraeckt ende, sy sulx siende, terstont wederom vertrocken naer Lusitello. Syn op den anderen dach aen ons boort ghekomen de angobeij, welcke syn de overste van Hito ende versochten seer ootmoedelyck assistentie, die ick haer niet en conde ontsegghen, alsoo wij niet handelen en costen op de andere plaetsen, sonderdat de portugijsen vertrocken waren. Hebben soo Lusitello met onse schepen ontsett. Op den derden maij 1601 heeft Sr. Adriaen van VeenGa naar voetnoot5 drie van syn volck aen mij ghesonden, dewelcke vande portugijsen overvallen waren ende dese twee, die tot mij quaemen, waren het ontswommen ende den ander, omdat hij niet swemmen con- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 520]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
de, hadden sy den Strodt affghesneden als een schaep ende alsoo deerlycken vermoort. Dese waren van een eylant affghekomen, dat dicht bij Ambonijo leydt ontrent een myl van daer. Dit is hetghene, dat mij bejegent is op mijn derde voijagie ao. 1601 ende op 1602 weder tehuijs ghekomen, ende was onderteykent Cornelis van Heemskerck. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[119] (14). Verclaringe van Adriaen van VeenGa naar voetnoot1 vande hostiliteyt ende proceduren der PortugysenAnno 1599 Ben ick ondergeschreven met 20 personen neffens mij inde MolucseGa naar voetnoot2 eylanden van Banda ghebleven ende, nadat onse Schepen vertrocken waren, hebben de Portugijsen, die aldaer quamen Negocieren, ghestadich aenghehouden d'inwoonderen te persuaderen ende te Induceren, sijluijden ons doch quijt maecken soudenGa naar voetnoot3. Want de portugijsen seyden wel te weten, wij daeruijt gheen ander eynde en laeghen als om het landt te verspyen ende alsoo haer mr. vant landt te maecken, als sy weder souden comen, welck sy haer nu waerschuden ende Tavont ofte merghen Banda haer eerst beclaghen sal, als het te laet is. Ao. 1600 hebben de portugijsen soo door gheschencken als anders teweghe ghebracht bij den Coninck van Tuban, dat den Coninck in Aprillo ao. gesz. veertien Javaensche Joncken ofte schepen met ontrent 1500 man in Banda ghesonden heeft om ons met gewelt vant landt te cryghen ofte om het leven te brenghenGa naar voetnoot4. Dan door de comste van twee van ons Mrs. Schepen als met naemen de Maen ende de morgensterreGa naar voetnoot5 hebben sij Godt | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 521]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
loff haer voornemen niet volbracht ende syn met schanden uijt banda vertrocken. Ao. 1601 in Martio ofte daerontrent hebbe ick ons barbier Mr. Jacob Waterman naer Amboijna in een praeuw ofte Indiaensche [120] Sloep ghesonden met een brieff aenden Vice Admirael Cornelis van Heemskerc, welcke bij onghelucke bij Amboine in handen vande portugijsen ghekomen is, die hem dadelyck seer leelycken vermoort hebbenGa naar voetnoot1. Ende daernaer het hooft afghehouden, tselve langhen tijt op een Cora Corre ofte galeye ghevoert, soo wij van eenighe, diet gesien hadden, verstaen hebben. Dit aldus attestere warachtig te zyn ende derhalven onderteykent desen 6 october uijt Alckmaer ao. 1604 ende was onderteykent Per me Adriaen van Veen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[121] (15). Verclaringe van Jacob van Heemskerck van de hostile Proceduren der portugysen mitsgaders translat van eenige portugyse brievenIck Jacob van Heemskerck verclaere op eere ende trouwe bij waere Christelycke woorden in plaets van solempnellen eede ten versoeke vande bewinthebberen vande Oostindische Compie. binnen Amstelredamme, dat ick op den 23 april ao. XVIc een met een vloote van acht SchepenGa naar voetnoot2 (over dewelcke de bewinthebberen mij Admijrael gestelt hadden) gheseijlt ben uijt het texel om onse voorghenomen reijse naer de oostindiens te vervolghen ende, eenighe daghen gheseylt hebbende ende onsen cours houdende rechtdoor de zee, ghepasseert zynde de Canarische eijlanden, is ons bejegentGa naar voetnoot3 een vlote van derthien Schepen, wesende spaignaerts, wel ghemonteert ende vol volck, die ons vijantlyck hebben aenghetast ende een van mijne Schepen, ghenaemt den rooden leeu, dapper met groff gheschutt ghetreft, daernaer aen boort gheklamt ende verscheyden persoonen als den Schipper ende andere doot gheschoten ende noch eenighe verwondt, sulcx dat het voorsz. schip heeft moeten de vlote ende syn reyse verlaten tot seer groote schade ende nadeel van myne | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 522]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
versz. vlote, met perijckel van in des vyants handen gevallen te hebben, ten waere dat hij van mij ende andere ontset hadde gheworden ende alsoo ick met myn Schepen den vyant aen boort clamte, hebben mij oock thien ofte twaelff man affgheschoten, daeraff vijff ofte 6 manGa naar voetnoot1 sijn doot ghebleven ende die reste meest ten deele verlemt, sulx dat wij oock [122] in seer grooten peryckel syn gheweest om onsen costelycken Schepe, volck ende ghoet te verliesen, ghelyck het vechten sulx in veel verscheyden saecken is onderworpenGa naar voetnoot2. Op den 23 februario ao. XVIc twee Ben ick tot Bantam aenghekommen met ses schepen van mijne vlote ende hebbe verstaen, dat een maent ofte 6 weken voorleden aldaer waren gearriveert ende voorbij ghepasseert een vlote van acht soo Caracquen als Schepen met noch 25 soo fusten als RoeyiachtenGa naar voetnoot3, tot Goa ende andere plaetsen in Oostindien toegerust onder tbeleyt van haeren General Andrea Furtado met expressen last om alle de hollanders ende haere Schepen te dempen ende gantsch uytroyen mitsgaders oock alle dinwoonders van Oostindien, die ons eenighen handel, vrientschap ofte trafficque ghetoont ofte verleent hebben. Want naerdat dvoorn. vlote ghefailleert is zijn voornemen tot Bantam uijterechten door het beiegenen vande vijff Schepen onder tbeleijdt vanden Admirael Wolffert Harmans, die henluijden met merckelycke schade heeft ghedronghen hun voornemen op Bantam te verlaten, is den voorsz. Andrea Fortade met syne vlote gheloopen naer AmboinaGa naar voetnoot4. Hoe qualijcken die aldaer heeft ghehandelt met die van Itu ende andere, die ons handelinge ende vrientschappe toegelaten hadden, is een yeghelyck ghenoech bekent, sulx dat die schamele luijden (om het moorden ende dootslaen van de portugysen te verhoeden) syn ghedronghen gheweest om haere huijsen ende goederen tot een roof te laeten, de vlucht in de wildernisse ende op het gheberchte nemende. Naerdat den voorsz. Generael Andrea [123] Furtado tot Amboina alle syn saecken uijtgherecht heeft ghehadt, is met syne vloote gheseylt naer de Mollucques om alle de voorn. eijlanden (staende onder tghebiet vanden Coninck van Terranate) te ruijneren ende over den voorsz. Coninck te tiranniseren, ghe- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 523]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
lyck sij in voorleden tyden over de voorsaeten vanden voorn. Coninck van Terranate ghedaen hadden ende hem van syn Rycke te berooven, daertoe den voorsz. gnal. heeft ghebruijct alle macht, middelen ende hulp, die hij heeft connen teweghe brenghen, oock geassisteert zynde met een schip ofte 2, dat de Spaignaerts vande Manilles hem tot hulpe hebben ghesonden, die toch anders van Naturen malcanderen vyandt zyn ende daerinne wel overeencomen, dat se ons mochten met gewelt, bedroch ofte andersints uyt de Oostindien verdryven. Souden gheen soo snoode Middelen, alsmen soude connen bedencken, nalaten, soo sij anders tot haer voornemen mochten comen, doch is door Godes hant haer voornemen gebroken ende die gantsche Armade verdwenen sonder yets Notabels uijterechten ende, soo ick verstaen hebbe recht voor myn vertreck van Bantam, soude den Generael Andrea Furtade ende den cappiteijn van de Manilles in een aenval op Ternate beyde doot ghebleven synGa naar voetnoot1 ende alsoo door Godes handt meest al in haer quaet voornemen omghekomen. Is noch by my verstaen het quade feyt, dwelc de portugijsen hebben begaen tot Maccauw aen 20 persoonen, die sy vande Schepen vanden Admirael Jacob van Neck ten dele door teyken van vreede hebben laeten aen landt comen ende nadat men dvoorn. 20 persoonen bij de Chinesen ghetracht heeft verdacht te maecken, met alle boose, leelycke ende onredelycke stucken haer ende onse natie beschuldighende, hetwelcke doch (nietteghenstaende de Chinesen heydenen ende sonder kennisse van Christum syn) niet [124] hebben connen ghelooven ende ghesocht donse te beschermen ende te trecken uijt de handen vande portugysen. Hetselve de portugijsen bekent synde, hebben met alder haest bij forma (ofte om beter te seggen bij difforma) van Justitie donse haer proces ghemaeckt ende 17 mannen soo ghehanghen als verworcht, Twee Jonghers ende eenen man, namentlyck den fiscael, ghevanckelyck naer Goa ghesondenGa naar voetnoot2. Noch bij sekere brieven van eenen portugijschen Monninck (tot Cochin China residerende) verstaen, dat denselven monninck alle behulp ende raet den coninck van Cochin China heeft voorghewendt ende hem beweecht donse (die met twee schepen aldaer gheanckert laghen om te handelen onder tbeleyt van eenen Groosberghen) te overvallen, om te brengen ende die Schepen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 524]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
tot hem te trecken. Den coninck, door het quaet ingheven vanden Monnick versterckt zynde, heeft het stuck int werck ghestelt, 20 ofte 22 van donse dootgesmeten ende verscheyden hooffden ghevangen, dwelcke naderhant ghelost zyn voor een ofte twee metalen stucken geschutsGa naar voetnoot1. Hebben noch verstaen, dat drye vande persoonen, die ick de voorleden reyse tot Banda hadde ghelaten, van haer commandeur Adriaen van Veen zyn gesonden naer Ambojna om haeren handel aldaer te drijven ende syn vanden portugysen heftich vervolcht, den eenen, wesende een Chirurgyn, achterhaelt, gevanghen ende met vier galeyen vaneen ghetrocken; dander twee, de vlucht nemende, syn met groote moeyten op een eylandt gheraeckt ende haer inde wildernissen ghesalveertGa naar voetnoot2. Ende terwylen ick tot Bantam [125] leggende was, heeft mij den Coninck van DaumaGa naar voetnoot3 (gheleghen op de custe van Java) vrientschappe doen aenbieden. Sulx dat Ick met vier schepen derrewaerts ben geseylt, overmidts ick verstont, dattet een landt vol rys was ende, aldaer ghekomen zynde, heeft die Coninck vanden eersten aen sonder eenighe oorsaeke daertoe te hebben (onder dexel van vrientschappen) verscheyden laghen gheleijdt om een ofte meer van myne Schepen te overvallen ende daervan meester te werden ende, hem sulx mislockende, heeft vastghehouden ende ghevanckelyck ghenomen twintich mannen van myn volck, die aen lant waeren met coopmanschappen, die sy bij hen hadden om te verhandelen, dewelcke ick met egene Redenen en hebbe connen ontslaghen cryghen off becommen, waerdoor ick ghenootsaeckt was naert verloop van eenighe daghen ranchioen te maecken ende voor de helfte van het ghemaeckte ranchioen acht mannen ghelibereert. Maer die andere | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 525]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
twaelff persoonenGa naar voetnoot1 heeft hij behouden, henluijden inde oorloghe tegens syn vyanden ghebruijckende sonder opt voorgaende accoordt ofte eenighe andere behoorlycke middelen deselve te hebben willen ontslaen, waerdeur ick ghoet vonde syn reviere onvry te maecken ende alles aen te halen, wat daer in ende uijt wilde omme alsoo volck met volck ende goet met goet te ranchionneren. Synde ghebeurt, datter onder andere Joncken een Jonck van JorGa naar voetnoot2 is ghecommen, die mede inde riviere van Dauma wilde, dwelck wij aenghehaelt ende eenighe daghen lanck, gheladen [126] zynde, aen ons Schip ghehouden hebben ende verscheijden persoonen daeraff aen landt bij den coninck ghesonden met versoeck, dat hij soude believen onse twaelve mannen te relaxeren ende dat wy alsdan overbodichGa naar voetnoot3 waren datelyck die gheladen Jonck met het volck in sulcker voeghen, als wy die hadden becommen, weder over te gheven met presentatie hem ende den zynen voortaen alle vrientschap ende eere te bewysen, daerop niet anders en volchde, dan dat deselve coninck voorgenomen hadde d'selve Jonck met ghewelt van onse schepen te halen niet sonder verlies van vele vande zijne ende, alsoo wy vreesden, dat de voorn. Coninck andermael yets op de voorn. Jonck mochte attenteren ende van onse geschut inden grondt gheschoten werden, hebben ghoet ghevonden die ghoederen daeruijt te lossen ende in onse schepen te bergen. Eenighe daghen daerna (alsoo wy saghen, dat den coninck gheen werck van syn volck en maeckten, niettegenstaende dat wy vande Zyne wel hondert Zielen gevanghen hadden) hebben die ledighe Jonck met Cappiteijn ende ontrent 70 Zielen aen landt ghesonden met belofte, aenden Cappiteyn ghedaen, soo verre hij aen den coninck conde intercideren ende te wege brenghen, dat ons ghevanghen volck mochten werden gherelaxeert, hem alsdan alle syn ghoederen te restitueren ofte vyff catyGa naar voetnoot4 gout daervoren, die hij seyde, dat deselve ghecost hadden. Dan heeft allen tselve niet moghen helpen ende alsoo den tyt vast (tot onse groote verachteringhe) verliep, dagelycx vele siecken in onse schepen ende, ghebreck van versch water kryghende, hebben goet [127] | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 526]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
ghevonden onse anckers te lichten ende naer JurtanGa naar voetnoot1 te loopen, wesende een ander haven, opt Oosteynde van Java ghelegen, alwaer wij oock naer weynich daghen ghecomen syn ende van daer de resterende Javanen, die wij ghevangen hadden, met een praeuw voorts naer Dauma voorsz. ghesonden ende twee malayen (die ick vande Jonck van Jor hadde bij mij ghehouden) ende met brieven ende gheschencken afghevaerdicht aenden Coninck van Jor voorsz. met een Jonck, ghereet leggende ende op Jor ghedestineert zynde, hem biddende, dat hij mij tghene aen syn ondersaeten gheschiet was int nemen van het Jonck tegoede wilde houden ende dat dselve twee persoonen hem doorsaecke daervan wel verhaelen soude. Item dat ick van meijninghe waere (soot doennelyck waere) naer Jor te loopen. Tot welcken eynde ick alreede een piloot hadde aenghenomen ende, soo niet, dat ick sonder faute met myn Schepen soude zeijlen naer Patanj, Alwaer hij yemanden soude believen afte veerdighen met procuratie. Denwelcken ick overbodich ben te betaelen die vyff catij gouts, die de voorsz. cappiteyn seyde de voorn. ghoederen ghecost te hebben. Daerop de voorn. Coninck mij (als ick tot Patanij was ghearriveert) bij twee verscheyde brieven (noch in bewaringhe zynde) heeft gheantwoort, dat ick wel ghedaen hadde. Seijde noeijt ghehoort te hebben, dat die hollanders yemant (die hen met vrientschappen bejegenden) beschadicht haddenGa naar voetnoot2, dat het pryselyck is hemselven vande gheleden overlast te bevryden ende, soo hij ofte eenighe van zyn ondersaten daerbij waren beschadicht, was dies wel getroost [128], begeerde anders gheen restitutie als mijn ende des hollanders vrientschappe. Versoeckt oock vrientdelycken, dat ick doch met mijn Schepen op sijn havens doch souden willen comen laden ende dat dieselve tot de speceryen bequaemer waren als eenige andere. Item dat ick een geheel ander man aen hem souden vinden als aen andere coningen, daer wij handelinghe sochten. Dienvolgende hebbe ick metten broeder vanden voorn. coninckGa naar voetnoot3, ghenaemt Rage SyackGa naar voetnoot4, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 527]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
(die tot Patanj ghekommen was om een vrouw te trouwen) ghesproocken ende denselven in onse schepen wel ontfanghen. Heeft mij ernstelyck gherecommandeert de vrientschap vanden Coninck voornt., oock gheclaecht den overlast, vande Portugijsen gheleden, ons aengheport op de carracque van Maccau te wachten ende dat syn broeder ons ieghen de portugijsen soude assisteren, van ghelycken oock die groote tot Patanij, als den Sabandar ende den Tresorier, die mij veel ghelegentheyt vande Caracque van Maccau seyden ende waerdat ick deselve soude verwachten, oock dat wij de portugijsen niet te veel afbreckGa naar voetnoot1 en souden connen doen, als wij haer maer onbeschadicht op de reede laten liggen ende buijten gaets mochten wij se wel nemen, seijde mede, dat sij de portugysen gheen vrienden zijn, dan ghedoochden hen alleenelyck om die cleeden, die de portugijsen (van Mallacca halende) aldaer brenghen ende die zyluyden niet en moghen ontbeeren ende tot welcken tyde wy cleeden brachten, souden alsdan die portugysen affsnijden ende soo wy met machte quamen om Mallacca [129] te conquesteren, wilde ons alsdan assisteren met rys ende proviande. Daernaer, als wij onder Pula TyamaoGa naar voetnoot2 legghende waren, is aldaer aenghecomen een Bantyn ofte anders by ons ghenaemt een roeij Jacht, met verscheyden persoonen van qualiteyt, waervan mij de voornaemste overleverde eenen gouden kris met eenen besloten brieff, noch voorhanden synde ende, alsoo ick noch niemant vande myne dieGa naar voetnoot3 deselve lesen veelmin verstaen conde, hebbe die brieff gheopent ende een vande principaelste onder haer (een seer discreten ende verstandich man) doen lesen, verclarende die substantiele Inhout van dien te wesen, als volcht: Dat bij de Portugijsen tot Jortan verstaen was, dat ick aenden Coninck tot Jor gheschreven ende presenten ghesonden hadde, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 528]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
oock vrientschappe versocht omme aldaer te moghen handelen. Twelck sij aenden gouverneur tot Mallacca hebben overgheschreven, die oock alreede wetentschap hadde, dat myn schrijven ende presenten aldaer waeren ghearriveert ende dat den Coninck tot Jor wederomme verscheyden brieven aen mij tot Patanj heeft ghesonden, syn vrientschap aenbiedende ende versoeckende op syn havenen te willen comen, waerdeur den Gouverneur voornt. oorsaecke hadde ghenomen een ambassadeur aenden Coninck tot Jor te zenden, hem doende aensegghen, dat hij het voorverhaelde sekerlyck verstaen hadde, verclarende hem leedt te wesen, dat den coninck alsoo soude werden bedroghen, Item dat die Hollanders dieven waren ende niet anders en sochten als syn landt te verspieden onder t'dexel van vrientschappe [130] ende dat wij naderhant souden komen met groote macht (alsoo wij een landt vol Schepen hebben) des coninckx gheheele landt afflopen ende, soo dye koninck vrientschappe met ons maeckte, dat hij alsdan de portugijsen tot erffvyant souden hebben, Oock dat die coninck wel wiste, hoe lastich dattet hem soude vallen die portugysen tot vijanden te hebben. Daerop bij den Coninck geantwoordt soude zyn, dat hij noeyt ghehoort hadde, dat die hollanders sulx waren, als de portugysen haer nagheven, maer dat deselve hen wel hefftich stellen tegen deghene, die haer soecken overlast te doen, daerom niet bevreest en is ons zyn landt aen te bieden. Soo de portugysen eenige questie mette hollanders hebben, dat hem sulx niet aen en gingh. Item dat de portugysen geensints reden hadden hem wetten in syn landt te stellen, wat hij doen ofte met wije hij handelen soude. Maer dat de portugijsen van Mallacca hem veeleer behoorde te reguleren naer syne wetten, nademael zij in syn (des Coninx van Jors) landt sittenGa naar voetnoot1. Omme welcke voorverhaelde oorsaecken wille ende om te beletten, dat gij met uwe schepen tot Jor niet en sout comen, die portugijse voor myn rieviereGa naar voetnoot2 hebben gheleydt drye oorloochschepen ende vijff fusten, die niet anders doen dan daghelycx myn ondersaeten te beschadighen ende, alsoo ick verstaen hebbe, dat gij legt onder Teijlandt van Teyama omme te bejegenen die Caracquen van China, soo bidde Ick u vriendelyck, dat u ghelieft ue die plaetse te verlaeten ende alhier voor myne riviere comen legghen met uwe [131] | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 529]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Schepen, alwaer die Caracquen om die strate te passeren dicht voorbij moeten ende veel beter ghelegentheyt sult hebben als ter plaetse, daer gij ienwoordich syt leggende. Sult oock met eenen my helpen wreecken die overlast, die de portugijsen (ter oorsaecke vant faveur u bethoont) de mijne aendoen ende een eeuwighe vrientschap tusschen mij ende de uwe verkryghen. Dese ende veel meer andere redenen syn mij door den Ambassadeur overtoltGa naar voetnoot1. Ende is de waerheyt van dien naderhant ghebleecken int veroveren vande caracqueGa naar voetnoot2, ghelyck breeder verthoont soude hebben geweest, bijaldien een vande vier Ambassadeurs vanden voorn. coninck hadde moghen overcomenGa naar voetnoot3. Doch is de goede genegentheyt ende meyninghe vanden voorn. Coninck van Jor ghenoechsaem bespeurt uijten brieff, bij hem aen sijne princelycke Excie. geschrevenGa naar voetnoot4, daertoe ick my wyders referere. Die ghoederen, uijte voorverhaelde Jonck gekomen zijnde, hebbe ick, tot Jor zynde, aenden Cappiteyn, by ons ghenaemt Raga Duta, (bij toelatinghe vanden Coninck op myn versoeck ende begheeren gheschiet) betaelt ende in plaetse van vijff catij gout ghetelt 1200 realen van achten, hoewel die ghoederen boven de sevenhondert Realen van achten niet en hebben uytghebracht. Alle tghene voorverhaelt is, is mij ofte mijne mededienaerts, onder den bewint tot Amsterdamme sorterende, ons vande spaignaerts ofte [132] portugijsen beiegent op ofte ontrent dese mijne laeste oostindische reyse ende nadat ick nu vyff van myne schepen tot Bantam afgheveerdicht haddeGa naar voetnoot5, van alles dat | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 530]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
sy tot haer volle ladinghe van doen waren, ben ick den 3en meert met twee welghemonteerde Schepen van Bantam ghescheijden, mijnen cours Oostwaerts opnemende om bequaeme ladinghe te soeckenGa naar voetnoot1. Soo ist middelertijt ghebeurt, dat ons al het voorverhaelde ter ooren is ghekomen. Ende tselve altesaemen met mynen byghevoechden raet wel overdacht ende op de consequentie vandien goet acht nemende, bevonden wij seer noodich den vijant niet alleen te resisteren, als inden uytersten het mes op de keel staet, maer hen in tijts het hooft te bieden ende tot onse minste verhinderinghe ofte peryckel hen alle moghelycken affbreuck te doenGa naar voetnoot2, waer wij souden connen ofte moghen tot behoudinghe ende vermeerderinghe van desen onsen begonnen Oostindischen handel ende zeevaert, die anders nootlyck soude moeten verloren ghegaen hebben, alsoock mede om die eere ende reputatie van onsen vaderlande ende syne princelycke Excie. Stadthouder ende Admirael Gen. deser vereenichde nederlanden, wiens artykelen ende Commissie wij beedicht hebbenGa naar voetnoot3, sulx dat wij met goede conscientie, int gene wij ghedaen hebben, gherust vinden ende niet ghevreest alle onse middelen, beloopende onderGa naar voetnoot4 de vierduysent ponden vls., alsmede onse persoonen te verpanden ten eijsche vande heeren bewinthebberen, soo onse saecke qualyck hadde ghesuccedeertGa naar voetnoot5. Ende syn alsnoch willich ende bereyt tallen tyden voor hooghe ende leeghe overheden onse verhandelde saecke gheduijrende dese onse reyse te verantwoorden-Segghende uijt redene van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 531]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
wetenschappe, [133] dat ick tghene voorsz. is, selve ten deele ghesien ende ghehoort hebbe, present om ende by gheweest ben ende eensdeels van andere verstaen ende vernomen. In oirconden der waerheyt hebbe dese verclaringhe met myn ghewoonelycke signature onderteekent, In Amstelredamme den vierden Octobris ao. 1604 ende was onderteekent Jaques van Heemskerck ende mij present Bruyninck Nots. Publ. Gecollationneert iegens den principalen, gheschreven ende ondergheteekent als boven, is dese copie daermede bevonden te accorderen. Op huyden den XIen October ao. XVIc vier. Ita Attestor, W. Kick, Nots Publ. 1604. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[134] Translaet van Een missive vanden Raet van Malacca Aende gedeputeerde vande Hollantsche Schepen, die tot versekeringe vande veroverde portugysen aen seker Eylant (voor Mallacca gelegen) waeren afgesondenGa naar voetnoot1Het is gebruickelyck onder Coninghen ende potentaten, dat zij verscheijden zijn in haer wille ende meijninghen ende dat haere ondersaten schade lyden in haere persoonen ende ghoederen, sulx dat de fortuin ende den tyt hunnen generael zoo ghoeden voorspoet heeft willen gheven, dat sich dat Chineese SchipGa naar voetnoot2 heeft opghegheven, maer het zyn saecken, die dor Godts secreete oordeelen veroorsaeckt syn. Wij senden dese ververschinghe aen ul. opdat se eene vereeringhe moghen hebben tot danckbaerheyt vant hooghe woort ende waerheyt, die haeren generael ende ul. ghebruijct hebben tegen die portugijsen. Hetwelcke ons in vaster ghedachtenisse sal blyven om in dierghelycken onghelucken ons te bepalen ende daer en valt niet voor Godt almachtich etc. Inde kamer gheschreven door mij Paulo Mendes de Vascola, schryver in derselver, huijden den 9 dach der maent Marty 1603, onderteeckent Ruijs Lestaomante, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 532]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
André frz., Pero de Carvalhaets, Domingos Domonte, Jhane de Gusgae. Superscriptum: Aen de vier hollanders, ghekomen in Compe. der portugijsen, dien Godt bewaere, vande Stadt Mallacca. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[135] Translaet vande missive, vanden Gouverneur van Mallacca geschreven aenden Admirael Jacob HeemskerckGa naar voetnoot1Die uytcoomsten der oorlooghen sijn divers ende gode alleen staet het toe dezelve oft goede ofte quade te gheven, want vanden menschen en is niet met allen. Ul. heeft het gheluck ghehadt te ontmoeten een seer ryck Schip vol coopluijden, die niet en vechten ende vol vrouwen ende ander onnut volck, die inden weghe syn in tyt van moeyte. UE. gheniete tselve, nademael hij tselve genomen heeft in rechter oorloghe. Tghene mij moeyt, is, dat gij niet en zyt ontmoetet myne Schip, want dan soudt ghij sien donderscheyt, datter ware tusschen deene ende tusschen dandere. Belangende tghene wedervaren is den hollanderen in ChinaGa naar voetnoot2, dat heeft mij seer ghemoeyt om de kleijne oorsaecken, die men hadde tot soo groote straffinghe ende Ick versekere ul. dat den Auditeur, die tselve ghedaen heeft, ghevanghen sit in de ysers om hem te straffen ende daervorens te sterven. Die hollanders, die hier ghearriveert syn soo van China als van Mallucco, hebbe Ick hen swarigheyt affghenomen, die sy hadden ende ben haer goet vriendt gheweest. Daeromme en ist gheen ghenoechsaeme redene, die ul. [136] gheeft om oorsaecke te wesen van quaet te doenGa naar voetnoot3. Ick sende daer dit Schip in compie. vande Hollanders, die ul. ghesonden heeft tot bewaringe ende gheleijde vant overwonnen volck van dat Schip. Ick sal ul. die handen kussen, soo ul. mij daerinne belieft te senden den pater Broer Anthonio ende den Cappiteyn vant Schip ende alle dandere portugijsen, die daer ghebleven sijn onder ul. bescherminghe. Ende oock mij de vrientschappe te doenGa naar voetnoot4, dat Ick mochte weder cryghen het | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 533]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
volck vande Junck van China, die de Mallayen ghenomen hebbenGa naar voetnoot1 ende datse moghen commen inde versekeringhe, dat het niet en ghebeure, dat men hun yets quaets doe, overwegeGa naar voetnoot2 ende daerinne sal u E. bewijsen, dat zijne wercken overeencomen met de vromicheyt syns persoons. Onse heere bewaere ul. etc. Vuijt Malacca den 9 marty 1603. Ferna. dalbuquercque. Dopschrift: aen Jacob Heemskerck, opper Cappiteyn vande hollantsche vlote vanden Cappiteyn ende Gouverneur tot Mallacca. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Copie vanden tweeden brief desselfsGa naar voetnoot3Uwer E. brieff hebbe met grooter vreuchde ontfanghen, omdat ick daer inne ghesien hebbe tgenoegen, dat u E. hadde te vernemen, dat behouden overghekomen waren al het volck vant overwonnen schip, want sulx verwacht men van oppercappiteyns als u E. ende [137] gelycke Corospondentie sal ick houden, bijaldien teenigen tijde in deze forteresse quaeme eenich hollants volck. Ende belanghende tvolck, welck u E. segt te wesen in Indien ende in Japan, de heere Viceroey is ghewoone alle goet tractement te doen ende heeft seer verfoeyt die ordere vanden Auditor van China ende heeft hem ghedaen vanghen om met al rigueur hem te straffenGa naar voetnoot4. Derhalven en behoort sich u E. niet te argeren int generael aen alle de portugijsen, want allen dunckt, hetghene in China gebeurt is, quaet te syne. Ende overmidts den yverGa naar voetnoot5, die u E. heeft in sorghe te draghen voor alle ghevanghenen ende bedructe Christenen, soo hebbe ick | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 534]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
opt t'vertrouwen van dien u E. willen bidden mij die faveur te doen ende handelen metten Coninck van Jor ende met synen broederGa naar voetnoot1. Dat hy mij loslate die Portugysen ende Christenen, die hij ghevanghen hout ende dat onder ende met bedroch van vrede ende belangende die goederen vande Juncke, daer handele ick niet van, noch eijsche die niet, want die sal al gherepartisseert syn ende verdeelt onder de soldaten van syne armade, alleenelyck versoeck ick de portugijsen ende Christenen, die van cleijnder importantien syn voor de Malayen ende tot dien effecte sende ick Philippe Lobo ende Pero Mascarenhas, welcke ul. sal believen onder zyne bescherminge aen te nemen, omdat sy versekert [138] met de portugysen moghen comen ende dat henluyden niet en moge failleren u E. faveur ende hulpe. Onse Heere Godt bewaere u E. ende brenge deselve in hollant naer syn wensche. Vuijt Mallacca den 26Ga naar voetnoot2 Martij ao. XVIdry ende was onderteyckent Fernao Dalbuquerque. AlleGa naar voetnoot3 dese goede heeren blijven met groote bekentenisse vande weldaden ende vrientschappe, die u E. ons ghedaen heeft, want van zoodanige, als u E. is, en can men minder niet verwachten. Dat de ghoede heeren de hollanders, die u E. met ons ghesonden hadde, niet ghetracteert en syn gheweest, alsoo sy waerdich syn, daervan ontschuldicht ons den tijt ende den staet, in welcken sy ons ghenomen hebben, ghelyck sijselve goede getuijghen syn. Het en is niet moghelyck gheweest, datter eer soude ghekommen syn. U E. wil ons allen de vrientschap doen, dewylle gij die tot noch toe tegens ons ghebruyct hebt met soo ghoede reputatie. Ende wilt doch, dat die goede heeren, die daer syn, moghen seker overkommen, want dewyle het heur beurte ghevallen is van u E. verwonnen te syn, sy oock mogen de beschuttinge vinden, die men van u E. is verhopende, wiens persoone Godt almachtich wil bewaren; uyt dit groote eylandtGa naar voetnoot4 den 11 marty 1603. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 535]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[139] Een Missive vanden Cappitein vanhet veroverde galioenGa naar voetnoot1 Aenden Admirael Jacob HeemskerckGa naar voetnoot2Het heeft Godt belieft mij hier tot Mallacca behouden laeten overkommen onder de goede bewaernisse ende faveur van uwer E., dewelcke ick roemen sal alle myn leefdaghe als mede tpunct van u woordt ende waerheyt ende de vrientschappen, die ick ontfanghen hebbe, als Ick syn ghevanghen was alsmede alle dander, die met my waren. Ick hebbe verlanckt om een cleyn goet beetken ververschinghe te hebben omme in eenighen deele dancbaer te syn aen u E. over de ontfangene weldaden. Maer alsoo de armoede my is nu verselschappende in een vreemt landt, en hebbe ick mynen wille niet connen ten effecte brengen, want ick oock niet een cleedt hebbe om my mede te cleeden, wandt tgene ick aen hadde, vont ick soo doorhackelt door de vreeselycke scheuten van u E., dat het niet en is om mij mede te cleeden. Derhalven bidde u E. mij de vrientschap te willen doen ende te vereeren met een stuck flueel om my een cleed te doen maecken, want ick sal het alles houden voor groote weldaet ende als een almoesse van uwe E., sich ersinnende des staets, in welcken hy my [140] nam ende my liete ende daer ick in syn mach ende Uwe E. mach brenger deses wel metgeven, tgene hem believen sal mij te gheven, hij sal het mij wel Brengen. Ende Ick sal het erkennen, alsoo uwer E. dinghen weerdich syn, Die onsen Heere bewaere ende behouden in Hollandt brenghe. Wt Mallacca den 24 marty 1603 ende was onderteeckent Sebastiaen Serram. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Translat van een Missive, tot Jortan afgeworpen uyt een fragate, aldaer van de portugysen becomenGa naar voetnoot3Sinao Serao is in dese haven aenghekomen den 17 Juny, vergeselschapt metten vader Fraey Paulo de Mesquito, by wien ick desen schryve ende seynde by hem aen ul. een pampier, daerin uytghetrocken syn d'Eylanden van Banda, ghelyck ick al voor desen aen ul. gheschreven hebbe deselve by myn verkregen te syn uijt handen vande Javanen, die daervan ghoede wetent- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 536]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
schap hebben ende is verbetert in afcontrefeyting door Manuel Godinyo, die ul. in syn gheselschap heeft ende door andere, die daer selfs gheweest zijn, insonderheyt Francisco Mareez. Als ick daer was [141] met Diogo de Sambuya, was hij oock aldaer. Het besonderste ende daer de meeste specerien vervallen, is LontorGa naar voetnoot1 ende daernaer Nera ende Lapatra ende die twee, die buijtenaff legghen, Pauloron ende Pauloaij. Rosangij licht achter Lontoor. Pulo Picao begrypt in sich eenighe van haere hooffkens, daer sy haere Bannanes ende andere vruchten hebben. Pulo Capal is een steen in forma van een schip, dat aende strandt is ghedreven. Den Brandenden Berch heeft aende noortzyde mede eenighe hooffkens, daer vruchtdragende boomen staen. Ick soude my seer verblyden, dat ul. dit pampier mochte behandicht werden, opdat het ul. sien mochte, eer dat gy daer aencomptGa naar voetnoot2. De Stede ofte plaetse bequaemst om een sterckte te leggen, is in Nera, dat beschutten soude die comstenGa naar voetnoot3 (dwelck tprincipaelste is), want aen doostzyde en comt anders niemant in dan die van SeraoGa naar voetnoot4, dwelck men haer oock beletten can. Ick sy van meyninge mij te avonturen (soo my Godt het leven geeft) tnaeste Jaer naer Banda te gaen in een Jonck van hier ofte van Tubon om te sien, ofte ick onder ul. schaduwe in desen mynen laesten Oogst conde vercryghen eenich behulp op te seynden ofte te brenghen myne vrouwe ende kinderen, uwe dienaerenGa naar voetnoot5. Den 27en mayus zyn in dese haven ghearriveert twee hollantsche schepen ende hebben terstont volck aen landt gestelt | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 537]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
met veel goederen ende dese selfde hebben die van Damma willen haere Schepen affloopen ende merckelycke schade gheleden, [142] want het volck, dat sij aen landt hadden, dat over de vijftich mannen waeren, syn haer met alle de goederen, die sy by hen hadden om te vercoopen, afghenomen. Van dese mannen sijn de principaelste geranchionneert ende andere doot ghesmeten ende ontrent twaelff daer ghevangen ghelaten. Ick hebbe den vader fraeij Paulo in een derselver schepen ghebracht, dat hier tegenwoordich was, opdat hij ul. soude moghen reden gheven, hoe wel deselffde voorsien syn. Insonderheyt vraghen sy, ofte de armade van ul. oock gheschut dicht aent water heeft. Roemen oock seer ende segghen, dat uyt haer landt herrewaerts een groote Armade met veel volcx van Oorloghe comen sal. Beclagen haer, dat se coopluijden syn ende omdat se gheen gheleghentheyt en hebben haeren coste te winnen, Omdat die havens in Spaignien gheslooten syn, soo comen sy in dese delenGa naar voetnoot1. Godt verbetere het alles, ghelyck hij vermach ende ul. geschiede tot dien eynde veel voorspoed, victorie tot bescherminghe van uwen Catholycken gheloove, ghelyck hij vermach etc. Vuyt GreteGa naar voetnoot2 den 20 Junij ao. 1602, onderstont Criado de V.M. Nicolai de Monte Alegro etc. Het opschrift was: Andre furtado de mendoca Capitao moor et geral. de sull'de sua conquesta. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 538]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alfabetische lijst van afkortingen, waarmee geraadpleegde werken zijn aangeduid
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 539]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 540]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|