| |
| |
| |
[Verslag]
Verslag van de Algemene Vergadering van de Leden van het Historisch Genootschap, gehouden op vrijdag 2 november 1962 in Esplanade te Utrecht
Volgens de presentielijst zijn aanwezig de leden en introducé's:
H. Aa |
W. Jappe Alberts |
J.A. van Arkel |
G.A.M. Beekelaar |
E. van Beusekom |
K.W.L. Bezemer |
M. de Block |
M.J. Boerendonk |
N.A. Bootsma |
J.A. Bornewasser |
J.W. Bosch |
C.D.J. Brandt |
J. Brandt-van der Veen |
E.A.B.J. ten Brink |
F.G.M. Broeyer (intr.) |
I.J. Brugmans |
M.G. Buist |
J.J. Buurman |
M. van der Bijl |
J.W.C. van Campen |
J.A. ten Cate |
W.Ph. Coolhaas |
W.A.H. Crol |
C. Dekker |
A.Th. van Deursen |
F.L. Diekerhoff |
J.G. van Dillen |
Z.R. Dittrich |
J.A. van Dorsten (intr.) |
J.L. van Essen |
J.A. Faber |
H.A. Enno van Gelder |
G.J. Gerbscheid |
P.C.A. Geyl |
W.J. Goslinga |
J.H.G. de Graaf |
J.R. de Groot |
C.F. Gülcher |
C.C. ter Haar |
H. Hardenberg |
S. Hart |
M. Hartgerink-Koomans |
J.G. Hegeman |
J.F. Heijbroek |
J. van Heijst (intr.) |
W.J. van Hoboken |
J.H. van den Hoek Ostende |
J. Holleman |
J. Hollestelle |
J.A. van Houtte |
L. Jansen |
T.S. Jansma |
Fr. de Jong |
C.M.J. de Jongh |
G.J.W. de Jongh |
M.W. Jurriaanse |
J.H. Kernkamp |
F. Ketner |
A.C.F. Koch |
N. Kolff |
E.H. Kossmann |
H. Kroeskamp |
J. van Lohuizen |
J.C. Mallinckrodt |
L.S. Meihuizen |
M.A.P. Meilink-Roelofsz |
W.J.F. Meiners |
J.H. Meter (intr.) |
F.E.J. Milo-van Everdingen |
A.M.P. Mollema |
H.J. Mijjer |
H.J. Nannen |
J.K. Oudendijk |
P. van Overzee |
L.P.L. Pirenne |
J. Platteel |
E.P. Polak-de Booy |
P. Polman O.F.M. |
| |
| |
J.W. Postma |
E. van Raalte |
C. Riekwel |
H.K. Roessingh |
M.P.H. Roessingh |
A.J.C. Rüter |
P. Sarolea |
I. Schöffer |
G. van Schravendijk-Berlage |
R.L. Schuursma |
J. Sibinga Mulder |
F.S. Sixma baron van Heemstra |
B.H. Slicher van Bath |
A. Smits (intr.) |
M.P.G. Spiertz |
J. Steur |
Th.H.J. Stoelinga |
J.G. Stork-Penning |
P.J.Th. Tammes |
J.J. Temminck |
J. den Tex |
L. van Tongerloo |
W.S. Unger |
A.J. van de Ven |
G.H. Verbist C.J. |
H.B.C.W. Vermeer |
W.H. Vermeulen |
J.H. de Vey Mestdagh |
W. Vinkhuyzen van Maarssen |
A.J. Vis |
H. de Vries |
Joh. de Vries |
M. de Vroede |
E. Vroom |
E.L. Waardenburg |
S.L. van der Wal |
H. Wansink |
E.H. Waterbolk |
A.G. Weiler |
J.M. Welcker |
C.B. Wels |
C. van Wermeskerken |
A.W. Willemsen |
J.M. van Winter |
P.J. van Winter |
C. Wiskerke |
A.M. van de Woude |
J.W. Wijn |
S.B.J. Zilverberg |
S.H.A.M. Zoetmulder |
A. Zijp |
De voorzitter, prof. dr. C.D.J. Brandt, opent te kwart voor elf de vergadering met de volgende rede:
Dames en Heren,
Ik heet U welkom op onze Algemene Vergadering. Dit welkom geldt in de eerste plaats de beide sprekers van deze dag, die bijna een Engelse dag is geworden. Ik behoef, dunkt mij, geen van beiden bij U in te leiden; ik neem aan, dat de meesten Uwer hetzij hun werk, hetzij hen persoonlijk kennen. Het heeft het bestuur verheugd, dat zij zo prompt onze uitnodiging om vandaag voor ons een voordracht te houden, hebben aangenomen; ik wil hun gaarne verzekeren, dat wij hun voordracht met verwachting tegemoet zien.
Een vaste gast op onze Algemene Vergadering, ons erelid prof. dr. H. van Werveke, heeft ons dit jaar tot onze en zijn spijt moeten berichten, dat het hem wegens drukke bezigheden
| |
| |
niet mogelijk was naar Utrecht over te komen. Het verheugt ons, dat wij in de persoon van prof. dr. J.A. van Houtte een plaatsvervangend vertegenwoordiger uit het zuiden voor ons mogen zien.
Een week geleden dacht ik nog te kunnen zeggen, dat in de samenstelling van ons bestuur dit jaar geen verandering was gekomen. Sindsdien echter heeft ons het bericht bereikt, dat prof. dr. E. Dijksterhuis zich wegens gezondheidsredenen genoodzaakt heeft gezien uit ons bestuur te treden. Dit bericht is voor ons niet onverwacht gekomen; collega Dijksterhuis heeft al geruime tijd niet meer actief aan onze werkzaamheden kunnen deelnemen, al was zijn belangstelling voor ons Genootschap nog onverflauwd. Ik behoef U wel niet te zeggen, hoezeer ons bestuur het betreurt, dat het de vriendschap van de persoon en de adviezen van de geleerde Dijksterhuis in zijn kring voortaan zal moeten missen.
Niet minder dan drie van de oud-bestuursleden van ons Genootschap zijn in het jaar, dat achter ons ligt, overleden, te weten prof. dr. D.Th. Enklaar, prof. dr. J.M. Romein en de heer G.A. Evers. Elk hunner heeft in zijn tijd en op zijn wijze de belangen van ons Genootschap behartigd: prof. Romein als lid van ons algemeen bestuur gedurende de jaren 1940-1946, prof. Enklaar en de heer Evers als leden van het Utrechts bestuur, respectievelijk gedurende de jaren 1946-1956 en 1929-1952. Toen zij ons bestuur verlieten, is hun reeds de dank van het Genootschap betuigd voor het vele werk, dat zij in het belang ervan verzet hebben. Vandaag volsta ik met een herhaling van deze dank en met de verzekering aan hun nabestaanden, dat hun naam in de kring van ons bestuur zowel als in die van het Genootschap als geheel zal blijven voortleven.
Het aantal gewone leden van ons Genootschap bedraagt momenteel 734 (657) gewone leden, een aanzienlijke uitbreiding dus, 23 leden-instellingen en 72 buitenlandse leden. Hierbij komen dan nog de 11 ereleden, die ons Genootschap rijk is.
Thans wil ik overgaan tot het verslag betreffende de stand van de uitgaven van ons Genootschap. Een jaar geleden zei ik op deze zelfde plaats, dat, als zich geen bijzondere omstandigheden voordeden, het tweede deel van het Thorbecke-archief in januari van dit jaar zou kunnen verschijnen. Kort na onze vorige Algemene Vergadering bleek het, dat ik er goed aan had gedaan om deze voorwaardelijke bijzin in te lassen - de er- | |
| |
varing van nu bijna vijfendertig jaar met de publikaties van ons Genootschap heeft mij dit wel geleerd -, want er deed zich inderdaad een onverwachte omstandigheid voor, nl. dat de bewerking van het register niet zover gevorderd was als gedacht was. De bewerkster van deze uitgave zag zich daarom genoodzaakt, zoals U in haar Verantwoording hebt kunnen lezen, om de voltooiing van het register zelf ter hand te nemen, wat haar met hulp van verschillende kanten in betrekkelijk korte tijd is mogen gelukken, zodat dit deel toch nog in het voorjaar kon verschijnen. Er is alle aanleiding om de bewerkster, mevrouw dr. J. Brandt-van der Veen geluk te wensen met de verschijning van dit tweede deel van een uitgave, die haar en het Genootschap zo zeer ter harte gaat. Op deze felicitatie laat ik gaarne een wens volgen, nl. dat zij in haar drukke bestaan, dat ik uit anderen hoofde dan als voorzitter van het Genootschap van nabij ken, de energie en de tijd mag vinden om met de bewerking van het derde deel, waarmede zij reeds een flink stuk op weg is, eind 1963 gereed te komen, zodat het op de tijd, die ik vorig jaar gewenst heb genoemd, eind 1964 of begin 1965, zal kunnen verschijnen.
Voor 1963 staat, zoals ik in mijn vorig verslag heb vermeld, de uitgave van de Kroniek van Melis Stoke in drie delen op het programma. Dit zal nog hoge eisen stellen zowel aan de bewerker, ons medebestuurslid prof. dr. F.W.N. Hugenholtz, als aan de uitgever, de firma Wolters. Wij hebben echter goede hoop, dat het zal lukken, dat de door ons gedachte termijn van eind 1963 in ieder geval niet ver zal worden overschreden.
Wat het Archief-Van der Meulen betreft kan ik U tot mijn vreugde mededelen, dat de lichtschijn in de duisternis, die ik vorig jaar meende te bespeuren, werkelijkheid is gebleken. Onze eerste secretaris heeft de wetenschappelijke assistentie, de conditio sine qua non voor zijn bereidheid deze uitgave op zich te nemen, van 1 oktober af gekregen. Een extra voordeel is, dat deze wetenschappelijke assistente, mevrouw A.J. Klaassen-Meijer het door wijlen mej. dr. M. Simon Thomas nagelaten materiaal reeds van nabij kent uit de tijd, dat zij assistente was van prof. dr. J.H. Kernkamp op het Instituut voor Geschiedenis. Het ziet er dus werkelijk naar uit, dat deze in onze ogen zo bijzonder belangrijke uitgave toch nog eens tot stand zal kunnen komen, al kan ik op dit moment zelfs nog geen verwachting uitspreken over het tijdstip, waarop het eerste deel op tafel zal liggen.
| |
| |
Over de uitgave van het tweede deel van de Bentinckpapieren, waarover ik verleden jaar een voorzichtig optimistisch geluid heb laten horen, heb ik, helaas, geen nieuws te vermelden.
Hetzelfde geldt ook voor de uitgave van de Gouverneursrapporten. Prof. dr. A.J.C. Rüter heeft ons meegedeeld, dat hij mede door de wisseling van leerstoel geen mogelijkheid ziet om enige toezegging inzake de voltooiing van deze uitgave te doen, maar dat hij wel zint op middelen om deze publikatie weer op gang te brengen. Ik kan in deze niet anders doen dan de hoop uitspreken, dat het hem lukken zal deze middelen binnen afzienbare tijd te vinden.
U zult zich misschien herinneren, dat ik in de vorige Algemene Vergadering melding heb gemaakt van een uitgave van Bescheiden betreffende het regeringsbeleid in Nederlands-Indië uit de jaren 1900-1942, een publikatie, die niet rechtstreeks van ons Genootschap uitgaat, maar die ons bestuur wel onder zijn wetenschappelijke hoede heeft genomen. Met de bewerking hiervan is belast dr. S.L. van der Wal, terwijl een door ons bestuur aangewezen commissie onder voorzitterschap van prof. dr. I.J. Brugmans, waarin twee van onze bestuursleden, nl. onze eerste secretaris en prof. dr. W. Jappe Alberts, zitting hebben, het toezicht hierop houdt. Deze commissie heeft ons bestuur onlangs meegedeeld dat de bewerker het eerste deel, dat de bescheiden het onderwijs betreffende bevat, persklaar gereed heeft. Momenteel zijn onderhandelingen gaande over een uitgever, want het is nooit de bedoeling geweest om deze uitgave in de reeks van de Werken van het Genootschap te laten verschijnen.
Een van de zaken, van direct belang niet slechts voor onze eigen publikaties maar voor bronnenuitgaven in het algemeen, waarmee het bestuur zich het afgelopen jaar heeft beziggehouden, is een herziening van de bekende Regels voor het uitgeven van bronnen. Wij hebben deze materie ditmaal grondig aangepakt en een commissie benoemd van deskundigen op de verschillende gebieden van de historie en haar bronnen, bestaande uit dr. A.J. Veenendaal, prof. dr. P. Gerbenzon, en onze medebestuursleden prof. dr. J.C. Boogman, prof. dr. F.W.N. Hugenholtz en prof. dr. W. Jappe Alberts, waaraan drs. C. Wels als secretaris is toegevoegd. Deze commissie is met haar werk zo goed als gereed; zij hoopt het resultaat binnenkort aan het bestuur te kunnen voorleggen. Wanneer alles normaal gaat, zullen de Regels dus in de loop van 1963 in druk
| |
| |
verschijnen. Ik wil aan deze mededeling reeds nu een woord van hartelijke dank verbinden aan de leden van deze commissie voor de grote moeite, die zij zich gegeven hebben, om onze Regels in overeenstemming te brengen met de eisen, die de moderne wijze van het uitgeven van historische bronnen stelt.
Al refererend heb ik U reeds enige malen verwezen naar het verslag, dat ik vorig jaar op onze Algemene Vergadering heb uitgebracht. Maar daarbij heb ik uit het oog verloren, dat U dit verslag niet in gedrukte vorm onder de ogen hebt gehad. Het is inderdaad dit jaar niet mogelijk geweest om de Bijdragen en Mededelingen vóór deze Algemene Vergadering gereed en de deur uit te krijgen. Verschillende omstandigheden zijn hiervan de oorzaak geweest, die ik U niet ga uiteenzetten; ik wil alleen met nadruk naar voren brengen, dat deze vertraging ditmaal zeker niet gelegen heeft aan de beide sprekers op onze vorige Algemene Vergadering, die de tekst van hun voordracht juist keurig op tijd hebben ingezonden. Hoe het ook zij, het bestuur betreurt het, dat de Bijdragen en Mededelingen later zullen verschijnen dan gewoonlijk.
Bij wijze van kleine troost kan ik U zeggen, dat U ditmaal een betrekkelijk omvangrijk deel als Sinterklaas- of als Kerstverrassing zult ontvangen. Tot slot in verband met onze Bijdragen en Mededelingen nog een kleine mededeling van bibliografische aard; te beginnen met dit, het 76ste deel, is de titel ervan weer geworden zoals hij vroeger was: Bijdragen en Mededelingen van het Historisch Genootschap. Het verslag van de Algemene Vergadering blijft in de Bijdragen en Mededelingen opgenomen, maar komt niet meer in de titel voor.
Hoewel ons programma van uitgaven voor de eerstkomende jaren reeds zwaar bezet is, heeft het bestuur het toch aangedurfd om althans in beginsel een nieuwe uitgave op touw te zetten. Het betreft hier het Dagboek van J.L. Heldring, dat loopt over de jaren 1917-1948 en dat tal van zeer interessante gegevens over het politieke, economische en sociale gebeuren in Nederland en daarbuiten omvat, afkomstig als het is van een man, die middenin dit gebeuren heeft gestaan en die een zeer persoonlijke kijk op dit gebeuren heeft gehad. Als bewerker hiervan heeft het bestuur aangezocht dr. Joh. de Vries, die zich in beginsel hiertoe bereid heeft verklaard. Er zullen nog vele zaken geregeld moeten worden voordat deze uitgave definitief op ons program staat, o.a. de kwestie van subsidie, want uit de eigen middelen alleen kan het Genootschap deze uitgave
| |
| |
niet bekostigen. Ik vond het echter de moeite waard, U nu reeds van het beginselbesluit van het bestuur op de hoogte te brengen.
Dames en Heren, hiermee ben ik aan het eind van mijn jaarverslag gekomen. Mij rest niet anders dan onder het uitspreken van de wens, dat het weer een geslaagde bijeenkomst zal zijn, deze Algemene Vergadering van het Historisch Genootschap, gevestigd te Utrecht, voor geopend te verklaren, hetgeen ik met deze hamerslag doe.
Nadat de vergadering enige tijd is onderbroken voor een koffiepauze, geeft de voorzitter het woord aan de heer Charles Wilson, M.A. (Cambridge) voor het houden van een voordracht over: Taxation and the decline of empires, an unfashionable theme.
|
|