Bijdragen en Mededelingen van het Historisch Genootschap. Deel 75
(1961)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
Bijdragen en mededelingen | |
[pagina 3]
| |
Bijdrage tot de geschiedenis van de betrekkingen tussen Gelre en Deventer
| |
[pagina 4]
| |
ook met het Utrechtse Domkapittel, dat goederen op de Veluwe bezat, over het contribueren aan beden, schattingen, enz.Ga naar voetnoot1 overeenkomstige questies als met wereldlijke niet-ingezetenen. Het mag derhalve niet verbazen, dat het stedelijk bestuur van Deventer er naar streefde een formele grondslag te verkrijgen voor de behartiging van de belangen harer burgers - zowel voor de kooplieden als voor de grondbezitters, twee groepen der bevolking van Deventer, die ten dele samenvielen. Dit streven leidde er toe, dat het stedelijk bestuur zich bij voorkomende gelegenheden de verkregen rechten of gewoonten liet bevestigen of de regeling van geschillen liet constateren. Het Deventer archief bevat verschillende oorkonden waarin zulks geschiedde, namelijk: een drietal acten van graaf Reinald II van Gelre, alle d.d. 12 april 1336, een acte van hertog Reinald IV van Gelre en Gulik, d.d. 7 september 1419Ga naar voetnoot2 alsmede een acte van hertog Adolf van Gelre, d.d. 7 maart 1466. De tweede acte (inv. nr. 7) houdt mede verband met de pandovereenkomst tussen graaf Reinald II en bisschop Jan van Diest. Laatstgenoemde verpandde op 27 Maart 1336 aan de gelderse graaf ‘onses ende ons gestichts huise, landt ende goet, alse dat huis to Vollenho ende mitten lande van Zallandt ende by der Vechte, dat huis to Gore mitten lande van Twente ende mit allen steden, porten, kerspelen ende dorpe, die in de voirscreven lande gelegen sijn mit ambachten ende allen weirlycken rechten hooge ende lege, cleyn ende groot, buiten steden ende binnen steden....’Ga naar voetnoot3 Deze kleine serie kan nog worden aangevuld met een niet in het Deventer archief aanwezige acte van hertog Karel van Gelre d.d. 6 Juli 1515. Deze acte treft men, tegelijk met afschriften van de evenbedoelde acten uit het Deventer-archief, in afschrift aan onder de papieren van Viglius ab Aytta, die in de handschriften-afdeling van de Universiteits-bibliotheek te Göttingen worden bewaard. Aldaar bevindt zich namelijk een collectie van 22 bandenGa naar voetnoot4 met originelen en afschriften van verdragen, brieven, acten | |
[pagina 5]
| |
en registers, afkomstig uit de schriftelijke nalatenschap van Viglius, die een groot deel van zijn leven in dienst geweest is van Karel V en Philips II. Deze papieren, die slechts een deel van de schriftelijke nalatenschap van de friese rechtsgeleerde vormen, zijn in 1737 voor de handschriften-collectie van de Universiteitsbibliotheek te Göttingen verworven uit de bibliotheek van J.H. von Bülow; hoe de verzameling in diens bezit gekomen is, wordt niet vermeld. Op de aanwezigheid van deze collectie is herhaaldelijk - zij het ook merendeels terloops en, zo mag men er wel bijvoegen, zonder veel resultaat - de aandacht der nederlandse historici gevestigd, laatstelijk - maar toen zeer nadrukkelijk en geadstrueerd met velerlei gegevens - door R. Feenstra, die zeer terecht sprak van verwaarlozing van ‘deze unieke verzameling’ door de nederlandse geschiedkundigenGa naar voetnoot1. De hier gepubliceerde acten zijn van belang voor de kennis van de interterritoriale, fiscale en financiele verhoudingen. Dit blijkt duidelijk uit de acte van 6 Juli 1515. Maar nog meer uit de omstandigheid, dat de hier gepubliceerde teksten, die in het Göttinger handschrift met dezelfde hand op een dubbel blad papier geschreven zijn - en dus blijkbaar voor één en hetzelfde doel gecopiëerd zijn - aldaar worden voorafgegaan door een ‘Extraict ut den tractaet bynnen den Graeve gemaickt anno etc. XXXVI’.Ga naar voetnoot2 Dit extractGa naar voetnoot3 luidt als volgt: Item is oick geaccordiert getracteert ende merckelick onderspraicken dat die goeden die die vassaelen ondersaeten ende dienaers van den eenen furst liggende hebben in den landen ende herlichheden van den ander furst voertaen niet zwaerder belast en sullen worden noch beswaert mit enige beden zettingen scattingen diensten tollen impositie.: offt andere lasten hoedanich oft uuyt wat saecken de selve geconsentiert oft ingestelt mogen worden offt mit wat naeme dat men de selve soude moegen noemen dan die gueden van den eygen vassaelen ondersaeten ende dienaers van den furst daer die goeden gelegen sijn. Sonder arglist. | |
[pagina 6]
| |
I12 April 1336.
Graaf Reinald II van Gelre verzekert aan de burgers van Deventer bescherming in en buiten Gelre. Orig., perk., Vidimus; Arch. Deventer; inv. nr. 6; nieuw inv. nr. 337x, M.A., charter, nr. 15, met bruin, vrijwel ongeschonden, zegel van Deventer. Afschr. van de orig. acte: U.B. Göttingen, Hist. 657, Bd. XIII, Bl. 360r. Gedr.: Dumbar, Kerkelijk en Wereltlijk Deventer, I, (1732), p. 500, 1ste kol. Deze acte is geïnsereerd in een door schepenen en raad van Deventer op 28 April 1336 afgegeven vidimus. Naar de tekst in dit vidimus is de acte hier afgedrukt. Het Göttinger afschr. is - behoudens de spelling - gelijkluidend met de originele oorkonde.
Wi Reinalt greve van Ghelre ende Zutphen maken cont ende doen verstaen allen luden ende verlien clarlike dat wi hebben geloeft ende gheloven ende sekeren in goeden trouwen dat wi ende onse erfnamen soelen die gemeine borghere van Deventer ende hoer goet bescermen ende gheleiden varen ende te coemen binnen onsen lande ende buten onsen lande alse verre als wi macht hebben ende na onser macht ghelijc anders onsen steden ende onsen luden si te sterken. Sonder arghelist. In oirkonde des briefs beseghelt mit onsen seghel ende deser brieve sint twee ghegeven. Int jaer ons Heren dusent drie hondert ses en dertich des Vridaechs na beloken Paschen alse men sinct Quasimodo geniti. | |
[pagina 7]
| |
II12 April 1336.
Graaf Reinald II van Gelre bevestigt de vrijheid, rechten en gewoonten van Deventer en verbindt zich de uitspraak in geschillen daaromtrent tussen hem en de stad Deventer of hare burgers aan de schepenen en raden van de stad over te laten. Orig., perk. vidimus: Arch. Deventer, inv. nr. 7; nieuw nr. 337x, M.A., Charter no. 15, met bruin vrijwel ongeschonden, zegel van Deventer. Afschr. van de orig. acte: U.B. Göttingen, Hist. 657, Bd. XIII, Bl. 360r. Gedr.: Dumbar, Kerkelijk en Wereltlijk Deventer, I (1732), pag. 499, 2de kol. Deze acte is geïnsereerd in een door schepenen en raad van Deventer op 28 April 1366 afgegeven vidimus. Naar de tekst van dit vidimus is de acte hier afgedrukt. Het Göttinger afschr. is - behoudens de spelling - daar mede gelijkluidend.
Wi Reynaut greve van Ghelre ende van Zutphen doen kont ende verstaen allen luden die desen brief sien sullen oft hoeren lesen ende verghien clarlike dat wi gheloeft hebben ende gheloeven ende sekeren in goeden trouwen mit desen brieve vor ons ende voer onse erfnamen die wi daer inne verbienden den.. scepenen.. den raet ende alle der ghemeynte der stat van Deventer dat wi se laten sullen ende halden in alle haere vriheyt in alle haren rechten besittinghe ende alde ghewoente die se van alts ende van allen bisscopen van Utrecht hiertoe als op desen dach toe ghehadt gebruyct ende ghebracht hebben. Ende weer dat sake dat tusschen ons onsen erfnamen oft yemants van onser wegen van der eenre syde ende den.. scepenen.. raidt ende der stat van Deventer vorgenoemt van der ander syde enich stoet oft enich bespreken van desen punten vorgenoemt gheviel des niet wesen en sal soe willen wi ende gheven over mit desen brieve soe wes die twelf scepenen ende die twelf raetslude van der stat van Deventer voirgheseeght in der tijt op den heyligen mit haren eeden behuiden willen van desen punten voirgenoemt als voer haer vriheyt recht besittinge oft alde ghewoente dat si daer in vrilike verbliven sulen ende besitten. Ende wi onse erfnamen offt yemant van onser wegen in negheenrehande manieren hem dat breken oft verminren en sulen. In orkonde ende vestenisse | |
[pagina 8]
| |
alle deser dinc voirscreven hebben wi desen brief besegelt mit onsen segele. Gheheven int jaer ons Heren dusent drie hondert ses ende dertich des Vridags na beloken Paschen als men singht Quasimodo geniti.
Er is nog een derde acte van graaf Reinald II van Gelre, eveneens van 12 April 1336, en eveneens vervat in een vidimus op 28 April 1336 afgegeven door schepenen en raad van Deventer. Deze derde acte is - afgezien van de spelling - woordelijk gelijk aan de laatste hiervoor afgedrukte acte, met dit verschil, dat de in de tekst van laatst bedoelde acte gecursiveerde woorden niet in de derde acte voorkomen. | |
[pagina 9]
| |
III7 Sept. 1417
Hertog Reinald IV van Gulik en Gelre verklaart, dat alle geschillen tussen hem en Deventer geregeld en alle vorderingen die hij op de stad en hare burgers heeft voldaan zijn, en voorts bevestigt hij de rechten, gewoonten en bezittingen van de stad Deventer en haar burgers. Orig., perk.: Arch. Deventer, inv. nr. 1483; nieuw inv. nr. 344 M.A., charter no. 100, met rood, beschadigd, zegel. Afschr.; U.B. Göttingen, Hist. 657, Bd. XIII, Bl. 360r et 360v. De acte is hier afgedrukt naar het origineel; het afschr. is daarmede - behoudens de spelling - gelijkluidend.
Wy Reynalt van der genaiden Goids hertoge van Gulich ende van Gelre ende greve van Zutphen voir ons onse erven ende nakomelingen doin kont allen luden mit desen apenen brieve ende bekennen dat die eirsame burgermeisters schepenen raide burgeren ende ingeseten der stat van Deventer up huden datum dis briefs guytlichen ende wale mit ons verleken geslicht ende gescheiden syn van allen gebreken ainspraken ende toeseggen die wy tot desen dage toe datum disselven briefs tot hoen off tot der selver stat the seggen hebben gehadt. Ende hebben dair omme sy ende die selve stat ende alle die ghene die des behoevent dair van gentsliken quyt loss ende ledich gescholden quyt loss ende ledich schelden mit desen brieve. Ende wy solen sy laiten blieven by horen rechten beseten ende heerkomen. Alle sonder argelist. In orkonde ende stedicheit alre punten voirscreven soe hebben wy onsen segel van onser rechter wetenheit an desen brieff doin ende heyten hangen. Gegeven in den jaeren onss Heren dusent vierhondert ende seventhein up onser liever Vrouwen avont nativitatis. Per dominum ducem presentibus de consilio domino Johanne Schelart de Obbendorp milite, magistro curie et Gisberto de Mekeren reddituario supremo ducatus Gelrensis | |
[pagina 10]
| |
IV7 Maart 1466.
Hertog Adolf van Gelre bevestigt de brief van Reinald IV van 7 Sept. 1417 en verklaart voorts zich te zullen houden aan de bepalingen van de door zijn vader hertog Arnold van Gelre gesloten vrede tussen het Sticht Utrecht en Gelre. Orig., perk: Arch. Deventer, inv. nr. 2; nieuw nr. 37 M.A., charter no. 195, met rood vrijwel ongeschonden, zegel. Afschr. U.B. Göttingen, Hist. 657, Bd. XIII, bl. 360v. De acte is hier afgedrukt naar het origineel; het afschr. is - behoudens de spelling - gelijkluidend met de originele oorkonde.
Wy Adolph van der gnaden Gaits hertoige van Gelre ind van Gulich ind greve van Zutphen bekennen in desen apenen brieve vur onss onse erven ende nakomelingen dat wy onse erve ende nakomelingen willen laten blijven burgermeistere scepenen raide burgeren ende ingesetenen der stat van Deventer by hoeren rechten beseten ende heerkomen gelijck hertoige Reynalt van Gelre onse voirvadere seligher gedachten hem sijnen besegelden brieff dairop gegeven heefft sonder enige gebreken voir datum dis brieffs geschiet op hem to halden. Oick gelaven wij hem onverbrekelick te halden ende te doin halden die swoene tusschen den lande van Gelre ende den stichte van Uytrecht gemaict die onse lieve heer ind vader hertoige Arnolt van Gelre etc. den stichte besegelt heefftGa naar voetnoot1. Sonder enigerkunne argelist. Ind hebben des to oirkonde onsen segell van onsser rechter wetenheit ain desen brieff doin ende heyten hangen. Gegeven in den jair onss Heeren dusent vyerhondert sess en tsestich des Vridaiges na den Sonnendach Reminiscere. | |
[pagina 11]
| |
V6 Juli 1515.
Hertog Karel van Gelre regelt zijn financiele verhouding tot Deventer en verleent de Deventer burgers zekere rechten met betrekking tot de belastingheffing in Gelre. Afschr. U.B. Göttingen, Hist. 657, Bd. XIII Bl. 361r et v. Wij Kaerlle van der genaeden Gaedes hertoige van Gelre ende van Gulick ende greve van Zutphen doen kondt also wij durch mennichvoldige lasten van oirloge ind veheden in desen verleden jaeren die erffenissen ende guederen in onssen lande ende gebiede gelegen mit schattinge ind onraetz pennongen doen besweeren hebn dair om die stadt van Deventer mitten oeren in sonderheit vermeynen gevriet twesen ende onss dan nu in onsen saicken guetlick aen gereeden gelde ind penninge opgebracht geleendt ende verschaten hebben soeven ende twintich hondert averlentsche rynse gulden van gewichte dair van wij die voirgenoemde stadt van Deventer mitten oeren dancken ende weder mit gunst ende gnaden bedencken willen. Bekennen wij hertoich voirscreven voir ons onse erven ind naekoemelingen dat wij tot onderholdinge gueder vrundtlicken nabuerschap geloifft hebn ind gelaven mit desen apenen brieve bij onser furstlicher eeren ende trouwen die stadt van Deventer hoer samentlicke burgere ind ingesetenen die sij aennemen voer tstaen ind tot verantworden benoempt ind gescreven in eenre cedulen bij onssen lieven raidt ind getrouwen Henrick heer tot Genth erffhaiffmeister onderteickent ut onsen sunderlingen bevele. Voirt alle andere bynnen der stadt ind vrijheit woenafftich die sus lange totten schattingen contribueert hebben ind dair schuldich sijn to contribueren na utwijsonge der schatboicken mit genen pondtschattongen stadtgelde perdegeldt offt enigen anderen ongelde offt onraetzpenningen woe int mit wat naeme dat men den naemen off bedencken sall moigen. Oick myt ghenen dienst int kleyn noch groet van oeren guederen die sij in onsse lande van Veluwen ind greesschappen van Zutphen liggende hebben woe die genoempt ind wair sij in onse lande gelegen moigen sijn belasten noch besweren sullen in egeenre wijs, wij onse erven ind naekoemelingen hedden oer yrst aen gereden penningen die gehele summe als zoeven ende twintich hondert enckell golde | |
[pagina 12]
| |
rijnsche golden van gewichte vurscreven tot hoeren wille wederom vernueght ind betailt. Ende sonderlinck sullen ende willen wij thien jaeren nestkoemende, wij doen der sommen vurscreven middeler tit betaelinge off niet, der stadt van Deventer mitten hoeren in onsen vurscreven geerfft vastlick (bl. 361v) halden ind doen halden also vurscreven staet onverbreckelick bij eeren ind gelaeven voirgenoemt. Ende so wij mit sunderlinge gunst totter vurscreven stadt van Deventer geneicht sijn ende sij bij hoerre vryheit ind privilegien halden willen mit allen den hoeren sullen sij ten irsten ind rechtevoirt van allen schattongen dit tegenwordich jair van vifthien gevriet sijn durende voirt aen as voirscreven staet. Behaltlick dat sij alle penningen die voir dit jair van viffthien utgesat sijn dair bewiss ende verscrivonge op geschiet is betaelen sullen ende off ymants van desen iair betailt hadde sullen wij hem voirt vergelden int versetten. Sullen ende willen oick tot onderhaldinge gueder naburschap hoere burgere ind ingeseten mit oeren hove ende guede gevriet hebben beschut ind alss onss selves ondersaeten beschermt aver all bynnen onsen lande ind stede ongelet. Beheltelick dat sij sich ingelicken wederom halden sullen. Bevelen hier omme allen onssen amptluyden drosten scholteten officieren dieneren ind ondersaeten dat sij dese tegenwordige onse vriheit onverbreckelick balden ind doen halden sonder dair yetzwess contrarie off tegen tdoen of tlaiten geschien in eniger manieren, dat is alsoe onsse gansse wille ind ernste meynonge. Sonder arglist. Dess torkonde ind gansser vaster stedicheit hebben wij hertoich vurscreven voer onss onse erven ind naekoemelinge onse zegell voir onse rechter wetenheit aen desen onsen brieve doen ind heiten hangen. Int jair ons Heren dusent viffhondert ende viff thien opten sesten dach in Julio. (alsuss stondt baven opter plicken): Per dominum ducem presentibus ibidem venerabilibus egregiis nobilibus ac honorabilibus viris consiliariis et amicis illustrissimi domini Caroli ducis Gelrie Julie comitis Zutphanie domino Jacobo de Apelteren decano maioris traiectensis ecclesie Henrico domino de Genth magistro curie hereditario, magistri Wilhelmo de Panck doctore utriusque iuris, cancellario etc. domino Johanne de Nyevelt, milite, Wilhelmo de Rossum, marchalco, Johanne de Leege, magistro curie domini, Henrico de Broickhuysen magistro stabuli, ac multis aliis de consilio. |
|