| |
| |
| |
[Verslag]
Verslag van de Algemene Vergadering van de Leden van het Historisch Genootschap gehouden op zaterdag 2 november 1957 in Esplanade te Utrecht
Volgens de presentielijst zijn aanwezig de leden:
A. Alberts |
W. Jappe Alberts |
J.A. van Arkel |
P.J.W. Beltjes |
E. van Beusekom |
J.W. Bezemer |
M. de Block |
J.J. Boer |
J.C. Boogman |
W.J. de Boone |
J.W. Bosch |
C.A. Bouman |
C.D.J. Brandt |
E.A.B.J. ten Brink |
M.G. Buist |
A.E. Chavannes |
A.E. Cohen |
W.Ph. Coolhaas |
W.A.H. Crol |
F.H.J. Dieperink |
J.G. van Dillen |
Z.R. Dittrich |
J. Dommisse |
B. Dorsman |
E. van Dijk |
E.J. Dijksterhuis |
E.R. van Eibergen Santhagens |
J.L. van Essen |
C.N. Fehrmann |
W.J. Formsma |
W.J. Goslinga |
M.K.E. Gottschalk |
H.J. de Graaf |
D. Grosheide |
C.F. Gülcher |
B.U. Haagsma |
C. van de Haar |
H. Hardenberg |
S. Hart |
W.G. Heeres |
F.J. Heeris |
B.H.D. Hermesdorf |
F. van Heusden |
W.J. van Hoboken |
B. van 't Hoff |
J. Holleman |
D. de Hoop Scheffer |
T.S. Jansma |
M.J. Jochems |
A.G. Jongkees |
M.W. Jurriaanse |
D. Kalmijn |
J.H. Kernkamp |
F. Ketner |
N. Kolff |
E.H. Korvezee |
H. Kroeskamp |
J.R. van der Leeuw |
H.B.P.A. Letschert |
P. Leuven |
R. van Luttervelt |
A.F. Manning |
W.C. Mees |
L.S. Meihuizen |
| |
| |
P.B.A. Melief |
A.J. Meijer |
J.F.A. Modderman |
A.M.P. Mollema |
A.W.J. Mulder |
H.J. Mijjer |
H. Mijnssen |
J.L. Noest |
J.K. Oudendijk |
J.C.H. de Pater |
G.A.W. ter Pelkwijk |
F. Petri |
A.v.d. Poest Clement |
R.R. Post |
J.W. Postma |
H.J. Prakke |
E.C.M. Prins |
W.F. Prins |
R. Reinsma |
G.J.M. van het Reve |
A.E. Rientjes |
M. Roest |
L.J. Rogier |
L.J. Ruys |
H.H.P. Rijperman |
L.W.G. Scholten |
G. van Schravendijk-Berlage |
J. Sibinga Mulder |
J.T. de Smidt |
C. Smit |
F.C. Spits |
J.G. Stork-Penning |
J.E.A.L. Struick |
J.L. Struyk |
J.J. van Stuyvesant Meyen |
F.B.M. Tangelder |
J. den Tex |
W.S. Unger |
A.J. Veenendaal |
H.J. van der Vegt |
A.J. van de Ven |
B.A. Vermaseren |
P.J.H. Vermeeren |
J.H. de Vey Mestdagh |
W. Vinkhuyzen van Maerssen |
A.J. Vis |
J. Voerman |
C.W. van Voorst van Beest |
E.H. Waterbolk |
J.J. Westendorp Boerma |
P.A.C. Wieringa |
A.W. Willemsen |
H. Winkel-Rauws |
J.M. van Winter |
P.J. van Winter |
J.J. Woltjer |
F.W.R. Wttewaall |
J.W. Wijn |
S.B.J. Zilverberg |
A. Zijp |
Zeven handtekeningen waren onleesbaar.
De Voorzitter, Prof. Dr. C.D.J. Brandt, opent te kwart voor elf de vergadering met de volgende rede:
| |
| |
Dames en Heren,
Ik heet U hartelijk welkom op onze Algemene Vergadering. Dit welkom geldt als altijd in de eerste plaats de beide sprekers van vandaag, Prof. Dr. Petri uit Münster en ons mede-bestuurslid Mej. Dr. J.K. Oudendijk, die beiden onmiddellijk bereid zijn geweest een voordracht voor ons te houden.
Wanneer wij, zoals vóór de oorlog onze gewoonte was, een speciale bestuurstafel hadden opgesteld, dan zou het U onmiddellijk zijn opgevallen, dat het Utrechtse bestuur er een nieuw lid heeft bijgekregen. Nu dit niet het geval is, wil ik U toch even mededelen, dat Prof. Dr. E.J. Dijksterhuis op ons verzoek bereid is geweest om tot ons bestuur toe te treden. Het verheugt ons zeer, dat wij voortaan mogen steunen niet alleen op zijn grote kennis van zijn speciale gebied van wetenschap, maar ook - of liever vooral - op zijn grote algemene eruditie. Onze werkzaamheden kunnen bij het een zowel als bij het ander alleen maar wel varen.
Wij plegen op deze vergadering van de overledenen alleen hen te herdenken, die lid zijn geweest van het Utrechtse of het Algemene bestuur. Ik voel mij echter gedrongen op deze regel ditmaal een uitzondering te maken. Kort na de verschijning van de Fruin-correspondentie is Dr. H.J. Smit, die van het begin van deze uitgave af zo'n groot aandeel heeft gehad aan de bewerking ervan, van ons heengegaan. Ons Genootschap heeft in Dr. Smit een lid verloren, die zich bij vele gelegenheden grote verdiensten heeft verworven voor onze publicaties. Hij zal ook in onze kring blijven voortleven als een geleerde, die met grote kennis van zaken, met grote toewijding en opvallende nauwkeurigheid - allemaal eigenschappen, die aan een uitgever van bronnen bij uitstek eigen moeten zijn - zijn arbeid op het terrein van de historische wetenschap heeft verricht. Dr. Smit was geen gemakkelijk man voor zichzelf: hij tilde zwaar aan het leven, zwaar ook aan zijn wetenschappelijk werk.
Vele jaren heeft hij aan de Fruin-correspondentie gewerkt, enige malen heeft ons bestuur hem helaas door verschuiving van de datum van verschijning moeten teleurstellen. Maar gelukkig heeft Dr. Smit toch nog de verschijning van deze belangrijke publicatie mogen beleven, al heeft hij door de ziekte, die hem getroffen had, een deel van de afwerking ervan noodgedwongen moeten overlaten aan zijn medewerker Prof. Dr. W.J. Wieringa. Voor ons bestuur is het een voldoening te
| |
| |
weten, dat, mede door zijn tijdens de druk genomen besluit om de Fruin-correspondentie niet in twee delen over twee jaar verdeeld - zoals de opzet was - maar in één deel dit jaar te laten verschijnen, aan Dr. Smit nog juist deze vreugde kon worden bereid.
U zult mij wel willen toestaan, dat ik hierbij aanknopend een woord van welgemeende gelukwens richt tot Prof. Dr. W.J. Wieringa. Hij heeft na het overlijden van Prof. Dr. Z.W. Sneller, die deze uitgave had opgezet, Dr. Smit bij de voltooiing ervan trouw terzijde gestaan en het moet voor hem een grote voldoening, misschien ook wel een grote opluchting zijn, dat dit deel van onze werken is rondgezonden en bovendien door onze leden, zoals mij herhaaldelijk is gebleken, met zoveel waardering ontvangen is.
Behalve de Fruin-correspondentie is ook het 71ste deel van onze B. en M. aan de leden toegezonden. Ook ditmaal is het Verslag van onze vorige Algemene Vergadering hierin opgenomen. Gelukkig heeft het ons deze keer geen extra moeite gekost om de sprekers van vorig jaar zover te krijgen, dat zij hun tekst persklaar en op tijd instuurden.
Na deze korte terugblik wil ik wat langer Uw aandacht vragen voor wat vóór ons ligt: ons program van uitgaven. Maar daartoe dien ik allereerst stil te staan bij het heden: de financiële toestand en mogelijkheden van ons Genootschap, want daardoor wordt voor een groot gedeelte bepaald, wat wij van het vierjaren-plan, dat ik zo straks voor U zal uitstippelen, zullen kunnen verwerkelijken.
Het zal U niet verbazen, wanneer ik begin met te zeggen, dat de staat van onze financiën nog steeds niet gunstig is. Weliswaar is het ledental sinds het vorig jaar weer iets toegenomen - ons Genootschap telt 674 (659) leden in Nederland, 76 (67) buitenlandse leden en 10 (10) ereleden - en zijn onze inkomsten dus weer iets gestegen, maar ten eerste betekenen deze paar honderd gulden niets bij de stijging van de drukkosten en ten tweede is de situatie al jaren lang zo, dat ieder nieuw lid ons in feite geld kost, omdat wij de kosten van onze uitgaven met geen mogelijkheid meer uit de contributies alleen kunnen bestrijden, zoals vroeger altijd regel was. Laat ik van het laatste een voorbeeld geven, dat wel heel frappant is: aan contributies heeft ons Genootschap het afgelopen jaar ontvangen f 11.235, - terwijl de Fruin-correspondentie en het deel
| |
| |
van de B. en M. samen f 22.924,75 hebben gekost. Nu is de Fruin-uitgave wel extra omvangrijk en dus extra kostbaar geweest, zodat wij niet op een dergelijk groot tekort ook in de komende jaren behoeven te rekenen, maar daar staat tegenover, dat de zetkosten per 1 januari a.s. alweer gaan stijgen. Vast staat voor ons, dat wij voorlopig ieder jaar op een tekort van enige duizenden moeten rekenen.
Hoe moeten we dit opvangen? Want opgevangen moet het, wil ons Genootschap zijn werk kunnen blijven doen. Eén mogelijkheid is: bezuinigen op onze publicaties, b.v. door de B. en M. om de twee of om de drie jaar te laten verschijnen of wel slechts één deel van de Werken in twee jaren aan onze leden toe te zenden. Deze oplossing lokt ons voorlopig niet aan. Wij hebben de indruk, dat onze leden de jaarlijkse verschijning van de B. en M. zeer op prijs stellen, temeer nu het Verslag van onze Algemene Vergadering erin wordt opgenomen; de ervaring heeft ons bovendien geleerd, dat er in ons land werkelijk behoefte is aan een periodiek, waarin publikaties van kleine omvang kunnen worden opgenomen. En wat de Werken betreft, ook hiervoor lijkt ons uitdunning ongewenst, gezien het feit dat wij ten eerste verschillende reeksen van meerdere delen op stapel hebben staan en het toch niet goed is, dat er een al te grote tussenruimte tussen die delen komt, en ten tweede, dat wij toch ook zeer bepaald verplichtingen hebben tegenover onze bewerkers, voor wie het op zijn minst weinig animerend moet heten om het in het licht geven van het resultaat van hun vaak langdurige en moeizame wetenschappelijke arbeid van jaar tot jaar verschoven te zien.
Een tweede mogelijkheid zou natuurlijk zijn: verhoging van onze inkomsten door verhoging van de contributie. Ter Uwer geruststelling laat ik hier meteen op volgen, dat ons bestuur voor deze oplossing momenteel niets voelt, al moet het zich, zoals te begrijpen valt, ten aanzien van de toekomst een zekere vrijheid van handelen voorbehouden.
Maar hoe moeten wij dit tekort dan wel opvangen? In de eerste plaats door een program van uitgaven op te stellen, dat zo is ingedeeld, dat de beschikbare copij en de beschikbare middelen zo zorgvuldig mogelijk tegen elkaar worden afgewogen. In de tweede plaats door ons uiterste best te doen voor het verkrijgen van subsidies voor bepaalde uitgaven, waarbij wij de bewerkers zowel als de betrokken instanties van te voren heel duidelijk moeten zeggen, dat de uitgave in kwestie
| |
| |
zonder subsidie niet mogelijk is. En wat het acute tekort van dit jaar betreft, dit willen wij opvangen door een deel van ons kapitaal hiervoor op te offeren. Wij doen dit in het volle bewustzijn van de gevaren, die aan het inslaan van deze weg kunnen vastzitten. Wij zullen onze stappen op deze weg dan ook zoveel maar enigszins mogelijk is beperken. Aan de andere kant zijn wij er echter van overtuigd, dat ook het kapitaal aan het Genootschap geschonken is, respectievelijk door zuinig beheer van onze voorgangers bijeen is gebracht, om aan ons Genootschap het verrichten van zijn wetenschappelijke, dat is culturele taak mogelijk te maken.
Na deze in Uw ogen misschien wat lang uitgevallen, maar in de ogen van ons bestuur beslist noodzakelijke uiteenzetting van de financiële situatie van ons Genootschap rest mij alleen nog U mededeling te doen van het vierjarenplan voor onze Werken.
In 1958 willen wij U brengen Het Frensweger handschrift, dat ons medebestuurslid Dr. Jappe Alberts heeft bewerkt. Verder de Correspondentie van Minister van den Bosch met de Landvoogd de Eerens, ons aangeboden door Prof. Dr. F.C. Gerretson, waarover ik U in mijn overzicht van vorig jaar reeds heb gesproken. En tenslotte nog deel I van de Amsterdamse Kroniek over de jaren 1572-'78 bewerkt door Mej. Dr. I.H. van Eeghen, wanneer tenminste voldaan zal zijn aan de voorwaarde, die ons bestuur van het begin af voor deze uitgave heeft gesteld, dat de nodige subsidie hiervoor is toegezegd. Het handschrift van deze Kroniek als geheel is reeds volledig persklaar in ons bezit. Ons bestuur is Mej. van Eeghen zeer erkentelijk voor de wijze, waarop zij dit precies volgens afspraak heeft ingezonden. Minder verheugd zijn wij echter over de omvang van dit handschrift. Terwijl ons bestuur van het begin af gerekend had op een uitgave in twee normale delen van onze Werken, is ons thans gebleken dat de kans groot is, dat deze publikatie drie delen van normale omvang, respectievelijk twee zeer dikke delen zal moeten omvatten, dus dat de kosten hiervan met duizenden guldens zullen worden verhoogd.
Vandaar dat ik zo even zo nadrukkelijk heb herinnerd aan de indertijd door het bestuur gestelde voorwaarde van een zeer ruime subsidie. Overigens wil ik tegelijk de bewerkster nog eens met nadruk verzekeren, dat ons bestuur het bijzonder prettig zal vinden wanneer het een uitgave van deze interessante Kroniek in zeer afzienbare tijd zou kunnen brengen.
Voor 1959 staat op het programma het tweede deel van deze
| |
| |
zelfde Kroniek. In 1960 hoopt ons bestuur het tweede deel van het Thorbecke-archief aan U te kunnen rondzenden, terwijl wij tenslotte voor 1961 aan een nieuw deel van de Gouverneursrapporten hebben gedacht.
Ziet daar, Dames en Heren, het vierjarenplan van het bestuur, dat overigens - vrees ik - zoals met meer vierjarenplannen het geval is, nog wel weer eens een wijziging zal moeten ondergaan.
Wellicht hebt U bij deze opsomming een uitgave in voorbereiding smartelijk gemist, nl. het Archief van der Meulen. Inderdaad, dit zorgenkind van ons Bestuur is door ons voorlopig niet op het program geplaatst om de eenvoudige reden, dat wij er nog steeds niet in zijn geslaagd om een opvolger (ster) voor wijlen Mej. Dr. M. Simon Thomas te vinden. In de loop van dit jaar hebben wij alle papieren op deze uitgave betrekking hebbende successievelijk ontvangen van de familie Simon Thomas, het laatst de brieven met opmerkingen en aanwijzingen, die onze eerste secretaris bij zijn toezicht op de voorbereiding van deel I van deze uitgave aan de bewerkster had doen toekomen. Ons bestuur is dankbaar dat het eindelijk zover is. Intussen is ons uit een uitvoerig rapport, dat Prof. Dr. J.H. Kernkamp ons over de stand van zaken heeft doen toekomen, wel gebleken dat het een illusie van ons is geweest te denken, dat het mogelijk zou zijn om het manuscript van het eerste deel in de staat, waarin Mej. Simon Thomas het heeft nagelaten, met weinig moeite voor de druk gereed te maken. Er moet, integendeel, nog zeer veel aan gebeuren. Gezien de omstandigheid, dat ons nog niet duidelijk voor ogen staat, hoe dit moet gebeuren en het feit dat wij nog niemand hebben kunnen vinden om deze zware taak van de voortzetting van deze uitgave op zich te nemen, hebben wij het Archief van der Meulen voorlopig buiten ons eigenlijke program van uitgaven gehouden. Dit neemt niet weg, dat wij bij voortduring diligent zullen blijven - niets zou ons liever zijn dan deze uiterst belangrijke uitgave, die ons nu al zovele jaren bezighoudt, zo spoedig mogelijk te kunnen brengen - en dat wij, zodra wij maar enige zekerheid hebben, dat althans het eerste deel ter perse zal kunnen worden gelegd - ook onmiddellijk onze pogingen om hiervoor subsidie(s) te krijgen zullen hervatten.
Dames en Heren, uit wat ik U heb meegedeeld in dit beknopt gehouden overzicht van de werkzaamheden van ons bestuur
| |
| |
kunt U opmaken, dat het ook het afgelopen jaar niet stil heeft hoeven zitten, dat het een jaar is geweest met vele en soms grote zorgen. Het lidmaatschap van het Bestuur van het Historisch Genootschap is zeker geen sinecure. Wij weten ons bij ons werk echter gedragen door de belangstelling en het medeleven van de leden, een belangstelling en een medeleven, die o.a. tot uiting komen in Uw aanwezigheid op deze jaarlijkse bijeenkomst. Ieder jaar weer zijn wij verheugd over het rechtstreekse contact tussen het bestuur en de leden van het Historisch Genootschap, dat op deze samenkomst werkelijkheid kan worden. Met het uitspreken van de wens dat dit contact er ook deze keer weer moge zijn, verklaar ik deze Algemene Vergadering voor geopend.
Na de rede van de Voorzitter wordt de vergadering voor enkele ogenblikken geschorst.
Na de heropening doet de Voorzitter enkele mededelingen van huishoudelijke aard en geeft vervolgens het woord aan Prof. Dr. F. Petri uit Münster voor het houden van zijn voordracht over: Die Stellung der früheren Habsburger in der niederländischen Geschichte.
|
|