| |
| |
| |
[Verslag]
Verslag van de Algemene Vergadering van de Leden van het Historisch Genootschap gehouden op zaterdag 3 november 1956 in Esplanade te Utrecht
Volgens de presentielijst zijn aanwezig de leden:
W. Jappe Alberts |
J.A.v. Arkel |
G.A.v. Asseldonk |
R.F.P. de Beaufort |
E.v. Beusekom |
M. de Block |
J.J. Boer |
M.Th. Uit den Bogaert |
W.J. de Boone |
J.W. Bosch |
C.D.J. Brandt |
J. Brandt-v.d. Veen |
P.H.N. Briët |
E.A.B.J. ten Brink |
L. Brummel |
C.A. de Bruyn |
M.G. Buist |
J.J. Buurman |
J.R. Clifford Kocq v. Breugel |
W.Ph. Coolhaas |
W.A.H. Crol |
F.H.J. Dieperink |
W.J. Diepeveen |
J.G.v. Dillen |
B. Dorsman |
E.v. Dijk |
H.F.J.M.v.d. Eerenbeemt |
E.R.v. Eibergen Santhagens |
C.N. Fehrmann |
H.A. Enno v. Gelder |
P. Geyl |
W.J. Goslinga |
M.K.E. Gottschalk |
H.J. de Graaf |
D. Grosheide |
C.F.G. Gülcher |
B.U. Haagsma |
C.v.d. Haar |
S. Hart |
M. Hartgerink-Koomans |
F.J. Heeris |
W.J.v. Hoboken |
H. Houwens Post |
C.A. Huygen |
P.W.A. Immink |
H. Jansen |
T.S. Jansma |
G.J.W. de Jongh |
A.G. Jongkees |
J.H. Jongkees |
M.W. Jurriaanse |
F.v. Kalken |
J.H. Kernkamp |
F. Ketner |
C.v.d. Kieft |
M.E. Kluit |
A.C.F. Koch |
R.J. Kolman |
E.H. Korvezee |
E. Kossmann |
J.A. Kossmann-Putto |
J.H. Kramer |
F.H.J. Lemmink |
R.v. Luttervelt |
| |
| |
L.S. Meihuizen |
A.W.J. Mulder |
H.J. Mijjer |
H. Mijnssen |
J.F. Niermeyer |
G.B. Ongena |
J.K. Oudendijk |
H.F.D. Oxenaar |
J.C.H. de Pater |
G.A.W. ter Pelkwijk |
L. Pirenne |
L.J. Plemp v. Duiveland |
A.v.d. Poest Clement |
R.R. Post |
C.J.A. de Ranitz |
R. Reinsma |
M.J.F. Robijns |
A.H.J. Rood-Sengers |
I. Schöffer |
J. Sibinga Mulder |
B.W. Siemens |
B.H. Slicher v. Bath |
C. Smit |
J.W. Smit |
H. Smitskamp |
F.C. Spits |
J.L. Struyk |
J.J.v. Stuyvesant Meijen |
M.J.L. Taets v. Amerongen |
H. Terpstra |
W.S. Unger |
A.J. Veenendaal |
W.A. Veenhoven |
A.J.v.d. Ven |
G.H. Verbist |
H.B.C.W. Vermeer |
W. Vinkhuyzen v. Maarssen |
C.W.v. Voorst v. Beest |
E.H. Waterbolk |
H.v. Werveke |
J.J. Westendorp Boerma |
P.A.C. Wieringa |
J.M.v. Winter |
P.J.v. Winter |
J.J. Woltjer |
J. Woltring |
F.W.R. Wttewaall |
J.W. Wijn |
C.A. Zaalberg |
S.B.J. Zilverberg |
W. Zwier |
A. Zijp |
Vijf handtekeningen waren onleesbaar.
De Voorzitter, Prof. Dr. C.D.J. Brandt, opent om half elf de vergadering met de volgende rede:
| |
| |
Dames en Heren,
Ik heet U hartelijk welkom op onze Algemene Vergadering. Dat dit deze keer gebeurt in een andere, voor ons Genootschap zelfs geheel nieuwe omgeving, is een gevolg van de op zichzelf alleen maar verheugende omstandigheid, dat het bezoek aan deze jaarlijkse bijeenkomst zo groot was geworden, dat de zaal in het Instituut voor Geschiedenis de belangstellenden nauwelijks meer kon bergen. Of de intimiteit, die de vergaderingen in ‘ons eigen huis’ altijd heeft gekenmerkt ondanks deze verandering van entourage zal gehandhaafd blijven, zal de ervaring van vandaag ons moeten leren. Ik hoop en vertrouw, dat dit het geval zal zijn.
Een speciaal woord van welkom zou ik willen richten tot onze sprekers van vandaag, Prof. Dr. F. Vercauteren en Prof. Dr. J.G. van Dillen. Het gebeurt de eerste secretaris maar zelden, dat hij op zijn eerste uitnodigingen voor het vervullen van een spreekbeurt onmiddellijk bevestigende antwoorden krijgt. Ditmaal was dit wel het geval. Het bestuur heeft dit zeer plezierig gevonden, zoals U begrijpen zult, omdat de voorbereiding van deze vergadering hierdoor zeer vereenvoudigd werd. Ik verzeker onze beide sprekers, dat wij hun bereidwilligheid zeer waarderen en hun voordrachten met grote belangstelling tegemoet zien.
Een afzonderlijk woord van welkom zou ik ook willen richten tot onze vrienden uit het Zuiden, Prof. Dr. H. van Werveke en Prof. Dr. Fr. van Kalken. Het verheugt ons allemaal zeer, dat zij ook dit jaar de gelegenheid hebben gevonden om de traditie van hun bezoek aan onze Algemene Vergadering voort te zetten.
Op onze vorige vergadering heb ik U kennis gegeven van het besluit van het bestuur, om de contributie te verhogen van 10 gulden op 15 gulden en ik heb daarbij uiting gegeven aan ons vertrouwen, dat onze leden de noodzaak zowel als de redelijkheid van dit besluit zouden inzien. Vandaag kan ik U tot mijn voldoening en vreugde mededelen, dat dit vertrouwen niet misplaatst is gebleken. Het aantal bedankjes, dat speciaal het gevolg was van de contributieverhoging, is werkelijk minimaal gebleven. Voor deze houding is het bestuur onze leden zeer erkentelijk.
Ondanks deze trouw van de leden aan ons Genootschap en
| |
| |
hun begrip voor onze financiële moeilijkheden is toch ons ledental een weinig teruggelopen. Momenteel telt ons Genootschap 659 (684) leden in Nederland, 67 (78) buitenlandse leden en 10 (10) ereleden. Op zichzelf is deze teruggang noch opvallend noch verontrustend - het aantal van hen, die ons door de dood ontvielen, was helaas het afgelopen jaar betrekkelijk groot. Het meest treft wellicht nog het feit, dat er 11 buitenlandse leden minder zijn dan vorig jaar. Ik betreur het zeer, dat de voornaamste verklaring van dit verschijnsel gezocht moet worden in de omstandigheid, dat wij ons genoodzaakt hebben gezien verschillenden hunner wegens wanbetaling van onze lijst te schrappen.
In het Algemene bestuur is dit jaar geen verandering gekomen. In het Utrechtse besuur moesten wij tot onze grote spijt dit jaar Prof. Dr. D.Th. Enklaar missen. Hij deelde ons mede, dat zijn gezondheidstoestand hem niet toeliet zoveel tijd, aandacht en energie aan de zaken van ons Genootschap te besteden als hij voor zijn lidmaatschap van ons bestuur noodzakelijk achtte. Hoewel deze aankondiging niet onverwacht kwam en wij zonder meer begrepen, dat wij dit besluit van ons medelid Enklaar hadden te eerbiedigen, deed zij ons veel leed, zowel om de oorzaak hiervan als vanwege de gevolgen voor het werk van ons bestuur. Prof. Enklaar heeft mij met nadruk gevraagd mijn vermelding van zijn heengaan als bestuurslid zo eenvoudig mogelijk te houden. Ik zal die wens natuurlijk eerbiedigen, maar ik kan toch niet nalaten, om collega Enklaar van deze plaats hartelijk dank te zeggen voor alles wat hij als lid van ons Genootschap, als medewerker aan onze uitgaven en als bestuurslid heeft gedaan en dat de laatste jaren onder fysieke omstandigheden, die wel het uiterste van hem vergden. Bij zijn vertrek uit ons bestuur heeft Prof. Enklaar zich sponte sua bereid verklaard om ons bestuur met raad en daad te blijven bijstaan, zo vaak wij een beroep op hem zouden willen doen. Ik geef hem vandaag nogmaals de verzekering, dat wij onzerzijds gaarne zoveel mogelijk van zijn medewerking achter de schermen willen blijven profiteren.
Onze tweede secretaris, de heer C.H. van Aken, heeft ons op onze laatste bestuursvergadering doen weten, dat het hem tot zijn grote spijt door drukke werkzaamheden niet langer mogelijk was om deel uit te maken van het Utrechtse bestuur. Wederom hadden wij geen andere keus dan ons neer te leggen bij dit besluit. Ook de heer van Aken breng ik de dank van bestuur
| |
| |
en leden voor het werk, dat hij in zijn bestuursfunctie voor ons Genootschap heeft verricht.
Ik kom thans tot het gebruikelijke overzicht van de stand van onze publicaties. Daarbij wil ik vooropstellen, dat wij dit jaar, zoals U zult hebben opgemerkt, van drukker en uitgever veranderd zijn. Dit moet voor onze leden een verrassing zijn geweest. Het heeft geen zin dunkt mij, hier nader op in te gaan. U zult mij wel willen geloven, wanneer ik zeg, dat werkelijk zeer dwingende redenen er ons toe gebracht hebben om de band van meer dan een eeuw met de drukkerij Kemink, Over den Dom, te verbreken. Wij hopen, verwachten en vertrouwen, dat onze samenwerking met de firma J.B. Wolters te Groningen in het belang van onze uitgaven een blijvende en aangename zal zijn.
In het afgelopen jaar hebben wij onze leden, behalve een deel van onze B. en M., kunnen doen toekomen de uitgave in twee deeltjes van de Briefwisseling van Van den Bosch. Zonder enige twijfel is dit een zeer belangwekkende publicatie geworden, waarmede wij de bewerker Dr. J. Westendorp Boerma van harte geluk kunnen wensen; hij zal hiervan zeker veel genoegen beleven.
Het doet mij deugd, dat ik U vandaag kan mededelen, dat de Fruin-correspondentie, deze interessante uitgave bewerkt, zoals U weet, door wijlen Prof. Sneller en door de heren Dr. H.J. Smit en Prof. Dr. W.J. Wieringa, thans ter perse is gelegd. De beide bewerkers zowel als ons bestuur hebben al zo lang naar dit ogenblik uitgezien. Wij verwachten, dat het eerste deel van deze publicatie - zij is te omvangrijk gebleken voor éen deel van onze Werken - in de voorzomer van het volgend jaar aan onze leden zal kunnen worden toegezonden.
Eveneens persklaar is het manuscript van een nieuwe uitgave, ons sinds onze vorige Algemene Vergadering aangeboden door ons medelid Dr. W. Jappe Alberts en door ons aanvaard. Het betreft een Kroniek uit het Klooster Frenswegen, die waardevolle gegevens bevat voor de geschiedenis van Overijsel en van de Moderne Devotie. Het is ons plan, om ook deze publikatie zo spoedig mogelijk ter perse te leggen, zij het dan ook, dat de Fruin-correspondentie in ieder opzicht de prioriteit zal houden, en haar eveneens nog in 1957 aan onze leden te doen toekomen.
Wanneer de Fruin-correspondentie I, de Kroniek van Frenswegen en een volgend deel van de B. en M. onze leden het
| |
| |
volgend jaar bereiken, dan mogen zij en wij bepaald tevreden zijn over de prestaties van bestuur, bewerkers en drukker op het terrein van onze publicaties. Ik wil hier nog aan toevoegen, dat het zelfs wel mogelijk is, dat er nog een deel van onze Werken in 1957 zal verschijnen. Prof. Dr. F.C. Gerretson heeft ons nl. zeer onlangs aangeboden de Correspondentie van minister Van den Bosch met de Landvoogd Eerens, die hij practisch voor een uitgave gereed had liggen. Deze uitgave leek ons bestuur op zichzelf zeer aantrekkelijk, omdat zij een waardevolle aanvulling kan vormen van de dit jaar verschenen publicatie van Dr. Westendorp Boerma. De moeilijkheid was echter, hoe haar in te passen in ons program van uitgaven - Prof. Gerretson stelde als voorwaarde een spoedige verschijning - en hoe haar te financieren. Dit laatste was in zekere zin het moeilijkste probleem. Gelukkig heeft dit vrijwel onmiddellijk een oplossing gevonden door de toezegging van een in verhouding tot de totale kosten belangrijke subsidie voor deze uitgave. Zodra het bestuur met Prof. Gerretson over een aantal andere punten volledige overeenstemming zal hebben bereikt, nadat het zich intussen van de inhoud en de vorm van deze uitgave op de hoogte zal hebben gesteld, is het dus denkbaar, dat ook deze publicatie in afzienbare tijd ter perse wordt gelegd.
Op onze vorige Algemene Vergadering moest ik U mededelen, dat Mej. Dr. M. Simon Thomas door ziekte genoodwas geweest haar werk aan de uitgave van het Archief van der Meulen gedurende maanden te laten rusten, maar dat zij goede hoop had haar arbeid voor het einde van het jaar te kunnen hervatten. Dit heeft, helaas, niet zo mogen zijn; kort na onze vergadering is Mej. Simon Thomas overleden. In haar heeft ons Genootschap een intelligente en toegewijde medewerkster verloren, die wij met grote waardering en dankbaarheid zullen blijven gedenken.
Door het overlijden van Mej. Simon Thomas diende ons bestuur zich te gaan bezighouden met het probleem van de voortzetting en voltooiing dezer in ons oog zo bijzonder belangrijke uitgave. Wij meenden daartoe allereerst te moeten kennisnemen van de staat, waarin het door Mej. Simon Thomas verzamelde, gecopieerde en geannoteerde materiaal zich bevond. In het bijzonder wensten wij na te gaan, of het door Mej. Simon Thomas op éen hoofdstuk na gereedgemaakte eerste deel, dat als het ware de sleutel moet vormen tot deze uitgave,
| |
| |
niet in de vorm, waarin het is nagelaten, zou kunnen worden uitgegeven. Wij vreesden immers, dat, als de nieuwe bewerker (bewerkster) zich eerst zo in het materiaal zou moeten inwerken dat hij (zij) in staat was dit laatste hoofdstuk alsnog toe te voegen, dit een uitstel van jaren voor de verschijning van dit eerste deel zou betekenen. Daartoe was het, gelijk reeds gezegd, allereerst nodig, dat de papieren van Mej. Simon Thomas betreffende deze uitgave aan ons ter hand werden gesteld. Om redenen, die ons niet helemaal helder zijn geworden heeft het tot nu toe geduurd, voordat de zuster en broers van Mej. Simon Thomas erin konden toestemmen ons deze papieren af te staan. Juist gisteren hebben wij van hen tot onze vreugde en voldoening de mededeling mogen ontvangen, dat zij instemmen met de behandeling van deze zaak, zoals wij ons die hadden voorgesteld en aan hen hebben uitgelegd. Wij hopen deze materie nu spoedig ter hand te kunnen nemen en meer speciaal op korte termijn een beslissing te kunnen nemen ten aanzien van het eerste deel. Daarnaast gaan wij nu ook op zoek naar iemand, die bereid is de omvangrijke en allesbehalve lichte taak van de voortzetting en voltooiing van deze uitgave op zich te nemen. Wij vleien ons daarbij niet met de hoop, dat op dit zoeken spoedig een vinden zal volgen. De economische historici zijn in ons land nu eenmaal dun gezaaid, helaas, terwijl het aantal van degenen, die bereid en in staat zijn om een groot gedeelte van hun vrije tijd op te offeren aan het langjarige wetenschappelijke werk van een grote bronnenuitgave zonder dat daar een ook maar in de verste verte voldoende financiële vergoeding tegenover gesteld kan worden, tegenwoordig ook bepaald niet groot is te noemen. Aan de andere kant zeg ik toch ook maar weer met zeker optimisme: wie weet, hoe goed wij plotseling hiermee zullen slagen.
De vorige maal heb ik U aangekondigd, dat ons bestuur in beginsel aanvaard had een uitgave van een Amsterdamse kroniek over de jaren 1572-78, voor ons verzorgd door Mej. Dr. J.H. van Eeghen. Volgens een mededeling van de bewerkster vordert deze uitgave naar wens, zodat zij de copij in het begin van het volgend jaar hoopt te kunnen inzenden. Mej. van Eeghen is, naar wij hebben begrepen, er ook nog steeds van overtuigd, dat zij zal slagen in haar pogingen om voldoende financiële steun voor deze uitgave in twee delen te vinden.
Mevrouw Dr. J. Brandt-van der Veen heeft dadelijk na de
| |
| |
verschijning van het eerste deel van het Archief-Thorbecke de bewerking van het tweede deel ter hand genomen. Doordat zij in de loop van dit jaar een betrekking als lerares aanvaardde is er echter een stagnatie van enkele maanden in haar arbeid gekomen. Zij hoopt en vertrouwt echter spoedig de tijd en de gelegenheid te vinden om de bewerking weer op te vatten.
Over de voortzetting van de uitgave der Goeverneursrapporten door Prof. Dr. A.J.C. Rüter is geen speciaal nieuws te melden. Dat ik haar desalniettemin toch even noem, geschiedt o.a. om ons lid van het Algemeen bestuur te laten merken, dat wij deze publicatie volstrekt niet vergeten temidden van de vele dingen, die momenteel op ons program staan. Het tegendeel is waar: onzerzijds zien wij de voortzetting van deze interessante uitgave met spanning tegemoet.
Dames en Heren, uit mijn droge relaas over de uitgaven, die voor de druk gereed zijn en gemaakt worden, zult U wel hebben opgemaakt, dat ons in de komende jaren een talrijke en gevarieerde reeks van publicaties te wachten staat. Ik moet zelfs bekennen, dat ik persoonlijk dit productieprogramma niet zonder zorg bekijk. Het volgend jaar is er kans, dat aan de leden drie delen alleen al van de Werken zullen worden toegezonden, terwijl dit aantal voor de jaren 1958 tot en met 1960 zeker twee per jaar zal kunnen bedragen. Ik vraag mij werkelijk af, of de financiën van ons Genootschap, ook met de versterking ervan door de contributieverhoging en door de in het uitzicht gestelde subsidies, een dergelijk zware belasting zullen kunnen dragen. Enfin, dit zal de toekomst leren, het heeft geen zin ons daar vandaag het hoofd over te breken. Dit is trouwens allereerst een kwestie van bestuursbeleid.
In ieder geval ziet U hieruit ook, dat ons bestuur voorlopig niet stil behoeft te zitten, dat er, in tegendeel, zeer veel werk aan de uitgavenwinkel is. Dit mag nu en dan zijn bezwaren hebben, vooral voor onze eerste secretaris, op wie de uiteindelijke verzorging van al onze publicaties tenslotte neerkomt, aan de andere kant is dit juist het werk, waarvoor Uw bestuur zich nu eenmaal gesteld ziet en dat aan elk onzer afzonderlijk zowel als aan ons allen gezamenlijk voldoening geeft.
Met de hoop, dat U tevreden zult kunnen zijn over de activiteit van Uw bestuur en met de wens, dat U vandaag een nuttige en aangename dag zult hebben, verklaar ik deze Algemene vergadering voor geopend.
| |
| |
Na de rede van de Voorzitter wordt de vergadering voor enkele ogenblikken geschorst.
Om ongeveer half twaalf wordt de vergadering heropend en geeft de Voorzitter het woord aan Prof. Dr. F. Vercauteren voor het houden van een voordracht over de wordingsgeschiedenis der Maassteden in de hoge Middeleeuwen.
|
|