Bijdragen en Mededelingen van het Historisch Genootschap. Deel 70
(1956)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 166]
| |
De oud-Gouverneur-Generaal Henrick Brouwer en de oud-Gouverneur Pieter Nuyts over in het Oosten te ondernemen ontdekkingstochten
| |
[pagina 167]
| |
1628 - en waarnaar Coen in zijn brief van dezelfde datum (Bescheiden V, p. 274) verwijst. Wat belangrijker is de copie van een ongedateerd stuk, ‘Poincten van Consideratie’ door Nuyts aan Heren Bewindhebberen aangeboden, sijnde ‘van U Ed. vermaant dat ick van mijn gevoelen U Ed. soude dienen wat tot U Ed. welstandt en de staat in India oordeelde eenichsints soude connen voirderlijck wesen’. Daar het stuk in Nederland is geschreven (N. schrijft nl. ergens ‘hier in Nederlandt’) en wel onder verwijzing naar wat ‘d' Ed. Hr. Brouwer op sijne thuijsreijse ondervonden heeft’, waarbij niet te denken valt aan B.'s thuisreis als commandeur van 27 Oct. 1615 tot 4 Juni 1616, nog minder aan die van 1610, maar aan die welke hij als afgetreden Gouverneur-Generaal 5 Januari 1636 aanving, terwijl voorts Nuyts zijn lang verblijf in Japan vermeldt, meen ik, dat Nuyts deze poincten eind 1638, kort na zijn terugkomst uit de Oost, 17 of 18 Juli 1638, heeft geschreven. Daarmee klopt niet geheel, dat Nuyts vermeldt, dat men ‘bij de 14 jaren met Bantam in oorloogh geweest is’, maar waar het hier een copie betreft, die niet vrij is van verschrijvingen, meen ik, dat ook het getal 14 er een is; bedoeld is 19, wat volkomen juist 1619 geeft voor het begin van de oorlog met Bantam. De poincten doen ons Nuyts weer kennen als een man, die met enig vertoon van eruditie en deftigheid, weinig belangrijks te berde brengt. Ik vermeld er slechts uit, dat Nuyts zich duidelijk uitspreekt tegen oorlogen met Aziaten, met wie men beter ‘lieftallig’ kan omgaan. Voorts volgt hier sub II het gedeelte van dat stuk, dat over te ondernemen ontdekkingsreizen handelt, omdat het enige aanvullingen geeft op het soortgelijke gedeelte, sub I afgedrukt, van een dadelijk te noemen brief van Brouwer. Mogelijk wordt onze kijk op Nuyts nog even aangevuld, doordat hij in het begin van I enige woorden, die zijn naam hebben weergegeven in minder prettig verband, heeft weggescheurd. Of mogen wij hem dit niet toeschrijven en is dit het werk van een van zijn erfgenamen geweest? Van meer gewicht is het terugvinden van de stukken, afkomstig van Nuyts, omdat er brieven - meest in copie - toe behoren, die hij, omdat hij ze belangrijk achtte, gedurende zijn verblijf in Azië, bewaarde. Het zijn grotendeels brievenGa naar voetnoota), | |
[pagina 168]
| |
die ons niet van elders bekend zijn - ook niet uit de Koloniale Afdeling van het Algemeen Rijksarchief - en die dus een welkome aanvulling geven. Zo is er van de hand van Lenardt Camps, na Specx hoofd van het Compagnieskantoor te Firando, een 15 Sept. 1622 gedateerd ‘Cort Verhael vant profijt, dienst en nutticheyt, dat de Heeren Bewinthebberen... in Japan souden genieten by soo verre haer E. den Chinesen handel bequamen volgens den voorslach van den E. Heer G.G. Jan Pietersz. Coen’ en een nota van Cornelis Gerritsz. Verloren Arbeyt (die als koopman 4 Mei 1618 op de Haerlem uitvoer, o.a. op Banda diende, 25 Januari 1625 repatrieerde op de Hollandia, als vice-commandeur van de vloot van Block op de Vianen eind 1627 weer uitvoer en 12 Mei 1628 aan de Kaap de Goede Hoop stierf) over de staat van Indië, met voorstellen tot redres; een exemplaar waarvan Abraham van Pere op last der hoofdparticipanten te Vlissingen 22 Mei 1626 aan Nuyts kort voor zijn vertrek naar Batavia overhandigde, zoals deze op het stuk aantekende. Een in het Nederlands vertaalde ongedateerde remonstrantie van een ongenoemden aanzienlijken Spanjaard dringt aan op het aanleggen van een Spaans fort op Formosa ‘soo tot versekeringe van den Chineesen handel als tot nootwendige behoudenisse’ van Manilla. Een stuk van omstreeks 1625, dunkt mij. Twee korte verhalen uit 1628 van ds. Candidius over de bewoners van Formosa en de kansen op kerstening kennen wij - maar ook alleen zo -, doordat ze zijn opgenomen in het tweede deel van het bekende werk Begin ende Voortgangh der O.I.C., 1645/46, en wel in het journael van Zeger van Rechteren en daaruit overgenomen in (Grote's) Archief voor de Geschiedenis der Oude Hollandsche Zending, III, Utrecht 1886, p. 1-35. Een belangwekkende verhandeling uit 1629 van Joost Schouten over de handel in Siam zal door mij onder de titel ‘Een Brief aan J.P. Coen teruggevonden’, worden afgedrukt in de Bijdragen voor Taal-, Land- en Volkenkunde. De memorie van den commissaris Jan Smit ‘van sommige puncten mijn in Persia voorgecomen in 1629’, gedateerd Batavia 24 Juni 1630, had verdiend in Dunlop's Bronnen tot de Geschiedenis der O.I.C. in Perzië te worden uitgegeven. Beter dan elders vindt men hier Smit's bevindingen op zijn inspectiereis samengevat. Een memorie van de goederen bij Wouter ten Haeff, ‘opper- | |
[pagina 169]
| |
coopman op syn vertreck met 't schip Brouwershaven naer Souratten’, waarvan ten Haeff op 18 December 1630 een copie aan Nuyts verstrekte, handelt over allerlei knoeierijen, die bij het bedrijf in de Westerkwartieren waren ingeslopen. Tenslotte een Advijs op de Regieringe ende Directie van Indien door Brouwer aan zijn opvolger van Diemen uitgebracht ‘op U E. versoeck, vruntlic ende ernstige aenmaninge’. Uit de inhoud blijkt, dat Brouwer het afsloot kort na zijn aankomst aan de Kaap de Goede Hoop op 8 Maart 1636. Het blijkt te zijn de brief van 31 Maart 1636, waarnaar Pieter van Dam in zijn Beschrijvinge (Tweede Boeck, deel I, p. 393 noot 4 van de editie Stapel) verwijst. Het Advijs is wel door het fluitschip Petten, dat de vloot van Brouwer daar ontmoette, van daar 15 April vertrok en 21 Juni te Batavia arriveerde, (Vgl. Daghregisters, 1636, p. 128-129) daarheen overgebracht. Het interessantste gedeelte is m.i. dat, hetwelk betrekking heeft op te ondernemen ontdekkingsreizen. Dat gedeelte wordt hieronder sub I afgedrukt. Er blijkt uit, dat Brouwer zich voor dgl. tochten niet minder interesseerde dan van Diemen. Dat was trouwens te verwachten, want was Brouwer niet de man, die, in Juli 1610 teruggekomen van een reis, die hij in 1606 als secretaris van de vlootraad onder van Caerden ondernam, een betere zeilroute dan de gebruikelijke meende te kunnen aanwijzen, die in December van datzelfde jaar in commandeursrang als eerste van bezuiden de Kaap de Goede Hoop recht naar het Oosten koerste om eerst naar het Noorden te varen, toen hij meende op de lengte van Straat Soenda te zijn, die de voordelen van deze route in een discours uiteenzette, zo (mede) aanleiding was tot de seynbrief van 15 Augustus 1617, waarin werd voorgeschreven van de Kaap minstens duizend mijlen met de Westelijke winden naar het Oosten te varen om eerst dan noordelijk aan te houden en die ook daarna steeds in dergelijke zaken belang was blijven stellen? Uit ons stuk blijkt, dat van Diemen bij zijn orders aan Quast en Tasman voor hun reis naar Rica de Oro acht heeft gegeven op Brouwer's adviezen. Het advijs geeft zo enkele aanvullingen op dr. J. Verseput's uitgave voor de Linschoten-Vereeniging van de reis van Matthijs Hendricksz. Quast en Abel Jansz. Tasman ter ontdekking van de Goud- en Zilvereilanden (dl. LVI, 1954). Op p. 83 vindt men daar in van Diemen's instructie voor Quast de mening van Brouwer over de te volgen route vermeld, mening, die deze laatste in ons | |
[pagina 170]
| |
Advijs had neergelegd. Brouwer's verdere voorstellen op het punt van de ontdekking kan men uit I leren kennen. | |
I......... Als [Pieter Nuyts] verlost ende tot Bata sal gecoomen weesen, het sal nodich sijn, dat sijn proces andermael voor den Raedt van Justitie werden gevideert, mits dat hij sijn saecken schriftelijcken beantwoorde ende debattere, ende naerder uytingh van deselve dient naer 't vaderlant gesonden, dewijle het in allen deele blijct dat hij door sijn vreemt naturel in Indien geen goede diensten sal connen doenGa naar voetnoot1). Om het gout ende silverrijck eijlandt beoosten Jappan te ontdecken can ick niet laten U E. ernstelick te raden, dewijle apparent is, dat daer meenichte lakenen ende andere Nederlantse manifacturen als oock specerijen souden connen vertierenGa naar voetnoot2), het diende te geschieden met een jacht als Santvoort, Seeburch ofte Koukercken ende een weergade van de Seeuse NachtegaelGa naar voetnoot3), met weynich doch cloeck ende wel gecourageert volck gemant maer insonderheijt bequame officieren, van vivres wel geprovideert ende een cargasoen slechte lakenen ende specerijen etc. Vincent Romeijn, dewijle hij het aenbiet, most beweecht werden om mede te varen ende daertoe tot Batavia te coomenGa naar voetnoot4), vanwaer de equipagie soude dienen te geschieden om- | |
[pagina 171]
| |
trent pmo Maij ende niet door Jappan, door dat gedebaucheert landt geen tijt ende occasie te verliesen, midtsgaders om niet beneden wints te weesen, [daerheen naer]Ga naar voetnoot1) mijn oordeel soude niet dienen te varen, scheijdende van Bata omtrent pmo MaijGa naar voetnoot2) bij Noorden Borneo heenen, item bij Noorden Celebes, de Molucos ende de Cust van Moro ofte GamcanorreGa naar voetnoot3) om soo bovens wints te coomen in de seeGa naar voetnoot4) ende dan om de Noort steken, ten naesten bij soo de AccopulcosvaerdersGa naar voetnoot5) doen om bij Oosten Jappan, de N.W. winden te soeckenGa naar voetnoot6), doch naer de gedane ontdeckinge soude naer gelegentheijt de vrunden Japan ofte Tayouan aen doen mogen, maer beter soude het sijn, dat weder recht op Batavia quamen, men dient oock alle de ondeckers met een groot premium naer de moeijten van de ondeckinge te animeren om te meerder hoope op effect te mogen hebben.
....................Ga naar voetnoot7) | |
[pagina 172]
| |
Tis seer considerabel ofte men niet en behoort te trachten om meerder kennis vant Suijderlant te becoomen omtrent de gelegentheijt van Houtmans AbrolosGa naar voetnoot1), daer binnen een schoon golff groot hooch lant ende dickwils veele vueren sijn gesien, alsoot niet qualick passen soude daer een ververschplaets te hebben om ter noot te gebruijcken bij degeene die de Cabo de Bona Esperance verbij seijlen, om datter alleen water ende geen verversinge te becoomen isGa naar voetnoot2), als vis te vangen, mosselen te haelen ende een weijnich groen cruijt, waervan in de droge maenden van December tot Maert niets te crijgen is, ende ooc eenige de minste gelegentheijt om eenich branthout te becoomen. Het mochte wel gebeuren, datter eenige negotie soude vallen, alsoo sich verthoont een heel groot lant te weesen, omtrent den tropicus capricornij ende suijdelicker gelegen, daer coele ende warme tijden vallen. Met hoe slechte opsoeckingen ende ontdeckingen de schatten van Peru gevonden sijn, getuijgen de historien. Dit is mede niet verre van de hant, het can spoedich beseijlt ende weder affgeseijlt werden, de wech is voor desen gebruijct ende met een jacht als Diemen genaemt ende met modest volck ende patientige ondersoeckers soude de eerste opdoeninge om ommegang met het volck te crijgen geschieden connen, daertoe eenige op Batavia ter doot gesententieerde persoonen mochten opgehouden werden om met een goede wil der inwoonderen daer aen lant te blijven tot een tweeden derwaerts te doenen tocht, item om de spraecke wat te leeren, de gelegentheijt te doorsien ende wijders te vernemen sulcx ende soo veel als in sijn vermogen soude weesen | |
[pagina 173]
| |
om daervan eenich rapport te mogen doen als weder op Batavia soude weesen gecoomenGa naar voetnoot1). Ick blijve noch van gevoelen dat men behoort int Westermousson, als het saijsoen sal weesen verloopen om naerGa naar voetnoot2) Batavia naer Tayouan ende Jappan te connen seijlen, dat is van halff August. tot ultimo Maert, dat men dan behoort een cleijn schip als Santvoort ofte diergelijck geballast met sappanGa naar voetnoot3) voorbij Banda door dat canael van NabaGa naar voetnoot4) ende voorts door de Suijtzee naer Japan te seijlen om de naervolgende reden. Ingevalle den een ofte den anderen tijt de vaderlantse cargasoenen, voor Jappan dienstich ende nodich, te spade op Batavia mochten aencoomen, soo soude men d'selve door desen middel een wech met een jaer tijt winnen, tot wedercominge vant retour in Tayouan derwaerts connen senden ende aldaer wederom aen Chinese waeren doen oversetten, want vertreckende op pmo. November van Batavia, soo soude ick verhopen, dat se voor ultmo. december in Jappan sullen connen weesen, omtrent welcke tijt men daer de stormen, teffons genaemt, niet en soude hebben te duchten, alsoo de vroege in Julio ende de spade gemeenlick in September waeijen, maer coude stijve N.O. winden souden se van daer veele bejegenen, daerom ooc met generale S.O. wint in de Suijtsee sooveel Oosten souden trachten te crijgen, dat se met N.O. wint tlant van Sadsuma ruijm souden connen beseijlen, van waer dan wel voort opcomen souden ende ben ick noch wijders van gevoelen, dat dit wel een seer gereet vaerwater bevonden sall mogen werden, item dat alsmen omtrent halff Augusto van Batavia soude comen te vertrecken, dat dan bij N. Borneo int | |
[pagina 174]
| |
gesichte van ParagoaGa naar voetnoot1), item bij Noorden Celebes, de Molucos ende de cust van Moro, Morotia ende Morotey wel spoedich ende voor wint in gemelte S. See soude connen coomen, tot wijder bevorderinge in voegen als vooren van de spoedige te vinden reijse door den gemelten nieuwen wech des S. zees. Door dese seijlaes benoorden Borneo, Celebes ende Moro soude de vaert het geheele jaer door geopent werden omme gestadich voor de wint uijt Batavia in de Molucos, Amboyna ende Banda te connen coomen, alleen soudet int canael van Moba wat mogen tegenhouden, daeromme de gelegentheijt van de stroomen, winden ende gronden, die daer gevonden sullen werden, aendachtelick dienen geobserveert, aengeteijckent ende in een perfect caertgen gesteltGa naar voetnoot2). De groote landen bij oosten Banda ende be S.,N. ende Oosten Keij ende Aru gelegen hoort men mede naerder den eenen ofte den anderen tijt te besoecken ende verder te ontdeckenGa naar voetnoot3), alsoo daer omtrent groote landen sijn gelegen, die sooverre om de O., S. ende Noorden strecken, soo als het joeurnael van Willem Corneliszen SchoutenGa naar voetnoot4) en de gedane reijse om de Z. door de S. See genoechsaem is te bespeuren wt het cesseren van dieningen wt den S.W., becominge van slechte water, steuijtinge ende ophoudinge van de genr.le Oostewinden, het bejegenen van variable winden ende de bevindinge der gepeupuleerde eijlanden bij hun met den naem van Hoorn etc. onderscheijden, ick vermoede oock vastelick dat daer eenigen handel | |
[pagina 175]
| |
soude werden opgedaen, het sij dan van specerije, cassia linguaGa naar voetnoot1) sappan, sandelen ende schilpatshoorn, gommen ofte andere waren ende jegens cramerijen, cleden ende andre goederen als yser etc. etc. gereuijlt soude mogen werden, de opsoeckers mosten mede, als hier vooren noch eens is verhaelt, patientiger ende lanckmoediger sijn dan Carstens is geweest, die naer becoomen aensprake met de inwoonderen om een geringe reden daeronder met musquetten heeft laten schieten, eenen doodende ende andere quetsende, waerdoor de vordre communicatie is verlooren gewordenGa naar voetnoot2). Het sal oock wel waerdich ende mijns bedunckens dienstich weesen om de vaert bij Noorden Borneo om bekent te maken, dat men in Junio ofte Julio, als een weijnich cargasoen ende advijsen naer Martapura sullen dienen te senden, dattet dan geschiede benoorden Borneo heenen; nu de wech geopent is ende ten aensien ontdect ende daervan een caertgen is gemaectGa naar voetnoot3), soo sal men naer geen doortocht en hebben te wachten ofte soecken. U Ed. is wel bekent, hoe ons de Borneowers hebben geraporteert, dat men vant borneouse lant, jae selffs middelwegen tusschen Borneo ende Paragoa het ruijmste ende diepste vaerwater heeft, daer oock de minste droochten bevonden werden, hetwelcke men mede behoort te ondersoecken om die vaert tot dese passagie te bequamer te gebruijcken en de frequentatie te maecken, minder droochten te bejegenen, te geruster te seijlen ende om des te spoediger voort te geraecken, wanneer ic dan oock vertrouwe, dat de Martapuerse reijse van Bata in een maent ofte ten minste 6 weecken wel gewonnen sal connen werden. Om eenige opsoeckinge te doen bij N. Jappan, Corre ende Tartarien tot ondeckinge van openinge ende wech om bij | |
[pagina 176]
| |
N. Asia ende Eropa in Nederlant te coomen, daer can ick in geender manieren toe raden, alsoo naer mijn advijs geen profijter noch bequamer wech naer Indien dienen te openen als die om de Cabo des Bona Esperance leijt, ten aensien de Compe selffs over ende door de passagie noch all contramineerders genoech becomen ende tis seecker dat door de sware ende costelicke equipagien andre, die noch volgen souden, tegenhouden, vorders die men, wanneer den wech corter ende gevonden ware, in geender manieren connen weeren, waertoe eenige des Comps ongenegene uijt het midden van ons vaderlant niet souden laten te woelen met patenten onser nabuerige princen etc. ende om te verdragen de coude climaet souden Schotten, Yeren, Deenen ende Noorwegers, somma Gotten ende Vandalen, genoech te vinden weesen, die see souden bouwen. Ick geve vorders de imagineerders van een Sunt ofte engte, die men soude mogen vinden om de passagie ter see te besluijten (die men alsnoch niet en weet, aldaer te weesen) tot antwoort, dat den staet der Verenichde Nederlanden anders is gecomposeert als die vant D'eenmarcxe rijck; alsoo dese materie wat hooch valt, soo sal ick met het geseijde darop genoech laten weesen. | |
II.Terwijle ick in die Noordelijcke gewesten van IndiaGa naar voetnoot1) gefrequenteert hebbe, soo hebbe ick naergespeurt, dat alle den peper, die de Chinesen uijt Patana ende Bantam plachten te haalen ende nu op Batavia incoopen, door U Ed. iaarlijckx naar Taijouan ende Japan gesonden ende daar aan haar geventet werdt, alle gelijck off t'meerderendeel om de Noordt boven China, Corea ende Japan naar het coude Tartarien soo wel door binnenlansche vaarden als via del mar tusschen China ende Corea door met cleyne i'oncken vervoert werdtGa naar voetnoot2); daar | |
[pagina 177]
| |
moeten seer groote profijten op loopen, die de tollen, risigo van der zee ende oncosten van sulcken langen voijagien mogen affsmaecken ofte andere onbekende commutativen ende handel in retour vallen; ende ick twijffele ofte oock niet dien wegh t' meerderendeel der laackenen, die U Ed. in Japan brengen, passeren. U Edt. gelieven te oordeelen, ofte ongeraaden waare met twee jachten de Noordtcust van Tartarien omtrendt het vermaarde Cathai, daar Marcus Paulus Venetius, een oculair getuijghe, soo veel gewaghs aff maackt, te doen besoucken; ick geloove, U Ed. groote quantiteijt laackenen, peper, andere specerijen ende waaren aldaar sullen connen slijten ende daarvoor costelijcke pelterijen ende voor als noch onbekende coopmanschappen retourneeren. Welcke jachten in passandt oock naar het Gouden Eijlandt, dat ontrent de 37½ graaden 400 mijlen buijten den wal van Japan in de Zuijtzee te liggen geseght werdt, souden mogen souckenGa naar voetnoot1). Terwijle ick in Japan ben geweest, hebbe ick groote neerstigheijt door mijn selven als door andere gedaen eenige seeckerheijt van desselffs waarheijt, situatie ende verdere gelegentheijt te becomen, maar niets anders connen achterhaalen als een generaal getuijgenisse van de Japanders, affirmerende t' selve aldaar te wesen, maar door de groote coude, hooghe zee, sober vaartuijgh midtsgaders weijnigh kennisse van de zeevaardt bij haar niet licht te onderleggen is. Ende wordt geseght veel volckx daar op te wesen ende haaren meesten huijsraat van potten, ketels etc. al van louter goudt te wesen. Eenen Vincent Romeijn, geboortigh van Brugge, die met de Castiliaanen door de Zuijtzee in Manilha ende van daar in Japan gecomen, aldaar getrouwt ende nedergeseten is, een oudt, fijn ende degelijck man heeft mij veel maal verclaardt, dat de Castilianen volcomen kennisse van dit eijlandt hebben, alsoo eens een schip t' selve heeft aangedaan ende naar men die voijages ten meermaal heeft hernieuwt, is noijt plausibel effect, ofte door storm, stroom ofte disordere | |
[pagina 178]
| |
daarop gevolght. Ick bekenne dat dit alles een swack fondament is om grooten staat op te maacken, nochte nauwelijckx te meriteeren U Ed. tot oncosten op onseeckere uijtvallen te animeren, maar alsoo sulcx int onderleggen van de vaart naar Tartarien ofte Cathai in passandt soo wel int gaan als keeren can geschieden, wat cant schaaden een proeve genomen, ofte mogelijck Godt de Heere voor U Ed. langhe lofflijcke deboiren geheele bergen van goudt daer gerecondeert hadde? T'sijn al slechter indicien ende foibelder zeehelden geweest, die Franciscum Pisarrum in de rijcke landen van Peru brachten. Dese selffde jachten souden verder oock connen om de Noordt naar Nova Sembla ofte Waijgats loopen om te sien ofte daar passagie te vinden waare, soo U Ed. hierbij eenigh voordeel, mij alsnoch onbekent ende oock genoughsaam ongelooffelijck, conden oirdeelen ofte speuren. Dit altijt houde ick seecker, dat het t'gene Plinius int' tweede bouck cap. 67 sijner naturale historien uijt Cornelio Nepote verhaalt, namentlijck dat aan Quinto Metello Celeri, geweest sijnde met Caio Afranio tot Roomen burgemeester, maar ter dier tijt Vranckerijck gouverneerende, van den Coninck der Sweeden eenige Indianen, die om haare over-zeesche negotie te drijven door tempeesten ende harde winden door de Noordt naar den Polo Arctico vervallen, geschoncken waaren, ende bij veele Chineesen geoordeelt werden geweest te sijn; ick segge voor seecker, Tartaren ofte immers uijt het Rijcke van Cathai ende niet uijt China, dat U Ed. present benavigeren ende door U Ed. commersien bekent is, moeten geweest hebbenGa naar voetnoot1). Soo U Ed. de caarte eens gelieven in der handt te doen nemen ende die examineren, ick achte U Ed. dit sullen advoijeeren, te meer nu wij bij experientie eenighsints seeckerlijck weten, dat de | |
[pagina 179]
| |
Chinesen om negotie te drijven beoosten Saatsuma noijt sijn geweest. Ende dit op de Samoijden ofte Russen te trecken, can den sin ende meyninghe Plinii niet lijden, die den Noordelijcxsten houck der Samoijden ofte naast aanpaalende Tartaren, bij d'onse Obij genaampt, bij hem oock al bekent is geweest ende Tabin (Plin. lib. 6 cap. 17) genoempt heeftGa naar voetnoot1). Niet verder buijten dit vaarwater sijn noch t'ontdecken alle die landen ende rijcken die benoorden California gelegen sijn, maar alsoo ons de nature ende reden leert t'apparenste eerst behoorde voor te gaan, can dit noch uijtgestelt worden.... (Mogelijkheid van walvisvaart vanuit Japan en Formosa). ........ U Edt. voor te draaghen de Zuijderquartieren ende landen naarder te ontdecken als tot noch toe bekent sijn, gelijck ick wete eenige van U Ed. gequalificeerste dienaars t'inclineren en can U Ed. daartoe niet seer animeren, gemerckt sooveel ick uijt de voijagie van Willem Schouten ende le Mair can bespeuren, die veele landen, beoosten de Mollucos ende Banda gelegen, door de Zuijtzee beseijlt hebben ende ick aan de Westsijde meer als oijt ijmant tot op heden ondeckt ende bevonden hebbeGa naar voetnoot2), sal maar tijt, moijte ende cost verloren sijn. T'schijndt dat Godt de Heere het noordelijcker deel des aartbodems naar den Polo Arctico fertijlder, getemperder ende gemitigeerder soo wel in hemel, dieren als menschen dan het ander deel, dat den Polo Antractico (sic) aensiet ende niet als austeriteijt ende brutaliteijt redoleert, op gelijcke parallelles hooghte geschaapen ende geordonneert heeft........’ |
|