Bijdragen en Mededelingen van het Historisch Genootschap. Deel 70
(1956)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 31*]
| |
William Temple als schrijver, denker en historicus.De titel van mijn lezing zou de indruk kunnen wekken, dat ik, sprekende over William Temple's geschriften, over de diplomatieke werkzaamheid van deze voor de Republiek zo belangrijke figuur het stilzwijgen bewaren zal. Dat is natuurlijk niet mogelijk: Temple's activiteit als schrijver is zó nauw vervlochten met zijn menselijk en ambtelijk leven, dat ik daarvan wel de hoofdfeiten vermelden moet om aldus de achtergrond te geven aan hetgeen het eigenlijke onderwerp van mijn betoog vormt. Het is met Temple in onze geschiedenis een ietwat wonderlijk geval. Hij is bij de totstandkoming van de Triple Alliantie in 1668 even sterk op de voorgrond getreden en heeft daarna tot 1671 en in de jaren 1674 tot 1679 zijn land nog enige keren in de Republiek en bij de vredesonderhandelingen te Nijmegen vertegenwoordigd. Toen hij zich in de tussenliggende periode noodgedwongen in Engeland ophouden moest, verscheen het boek, waarmede hij misschien nog wel de grootste dienst aan de Republiek bewees en zijn eigen naam als schrijver vestigde, de ‘Observations upon the United Provinces in the Netherlands’. Na 1679 heeft Temple nog enige jaren een weinig belangrijke politieke rol in eigen land gespeeld om zich daarna definitief uit het staatsbedrijf terug te trekken. Zijn gehele diplomatieke carrière heeft zich in of in verband met de Nederlanden afgewikkeld. Veel meer echter dan de diplomaat is het de schrijver en de mens Temple, die van belang is en aan wie men, zomin in de Republiek als in Engeland veel aandacht geschonken heeft. In de 17e en de 18e eeuw was dat anders. Van de ‘Observations’ alleen al zijn in de 17e eeuw zes edities verschenen, terwijl tal van Franse en Nederlandse vertalingen in ons land het licht zagen. De verzamelde werken zijn in de 18e eeuw niet minder dan zevenmaal gedrukt. Andere werken, met name de mémoires en de brieven werden herhaaldelijk afzonderlijk en in vertaalde vorm andermaal in verschillende edities (alle in de Republiek) gepubliceerd. Eerst in 1836 krijgt Temple zijn moderne biografie in het tweedelige werk van Thomas Peregrine CourtenayGa naar voetnoot1). Het is | |
[pagina 32*]
| |
een voor die tijd opmerkelijk boek, dat zeer veel ongepubliceerd materiaal brengt en daardoor een enigszins hybridisch karakter vertoont. Het werk heeft nog steeds waarde en ontleent bovendien nog een zijdelings belang aan het feit, dat het de aanleiding werd voor Macaulay's weinig vriendelijk essay van 1838. Dan valt er lange tijd een stilte, totdat in het begin van onze eeuw de belangstelling in Engeland herleeft. Er verschijnen enige beknopte, weinig nieuws brengende biografieënGa naar voetnoot1), de langzamerhand klassiek geworden brieven van Dorothy Osborne beleven een aantal edities, waarvan de wetenschappelijke uitgave van Moore Smith de afsluiting vormtGa naar voetnoot2). Dezelfde geleerde bezorgde twee jaren later de editie van de vroege essays en romancesGa naar voetnoot3). Merkwaardig echter is, dat de belangrijkste moderne publicaties over Temple in de Verenigde Staten zijn verschenen. Clara Marburg publiceerde in 1932 haar studie over de ‘libertijn’ TempleGa naar voetnoot4) en in 1940 zag de levensbeschrijving van Homer E. Woodbridge het licht, een voortreffelijk werk, waarop men hoogstens kan aanmerken, dat de auteur al te zeer ingenomen is met zijn held en dat zekere onderdelen er bij gewonnen zouden hebben als het in Europa geschreven geweest wasGa naar voetnoot5). Zowel Marburg als Woodbridge besteden zeer veel aandacht aan Temple's geschriften en ik heb dan ook voor het volgende aan deze boeken veel te danken. Dat ik intussen op een aantal punten een ander licht doe vallen, is niet verwonderlijk: daarvoor is men als Nederlander te nauw bij deze merkwaardige figuur betrokken.
William Temple werd geboren op 25 April 1628, dat is dus een maand voor de aanneming van de Petition of Right in Karel's derde parlement. Aan zijn lotgevallen, maar ook aan de grondtoon van zijn leven bemerkt men duidelijk, hoe sterk de beroering der tijden haar invloed doet gelden in het per- | |
[pagina 33*]
| |
soonlijke bestaan van de Engelse burger, die gelijk Temple door afkomst, milieu en werkzaamheid het staatkundig gebeuren van zeer nabij meemaakte. William behoorde tot een jongere tak van de Temple's, die nauw verbonden was met Ierland. Grootvader William was provoost van Trinity College te Dublin geweest. Zijn zoon John Temple was in dit college opgevoed, later in persoonlijke dienst van de koning gekomen en in 1640 tot Master of the Rolls en Privy Councillor in Ierland benoemd. In 1641 brak de grote Ierse opstand uit, waarbij Sir John zeer fel tegen de rebellen partij koos. Toen dan ook Karel, die de troepen in Engeland nodig had, in 1643 op matiging aandrong en wapenstilstand was Sir John in de oppositie en moest zijn houding boeten met gevangenisstraf. Ook in de familie van William's moeder speelt de politiek van deze jaren een grote rol. Sir John was gehuwd met Mary Hammond. Een broer, Henry Hammond, was een beroemd geestelijke in 's konings dienst, een andere broer, Thomas, was een van zijn rechters, een neef, colonel Robert Hammond, was gouverneur van Wight tijdens Karel's gevangenschap daar. Sir John, die in 1644 uit de gevangenis ontslagen werd, was ondanks zijn felheid bij de Ierse opstand een middenman en moest ook daarvoor zijn tol betalen. Van 1646-1648 lid van het Lagerhuis werd hij met ‘Pride's Purge’ uitgesloten. In 1655 kon hij zijn oude ambt van Master of the Rolls in Ierland, thans op aanbeveling van Cromwell, weer aanvaarden en hij bleef als zodanig bij de Restauratie gehandhaafd. Dat had zijn gematigdheid in ieder geval ten gevolge, dat hij ondanks alles onder de elkaar afwisselende regeringsvormen zijn post behield. William was de oudste van zeven kinderen, waarvan zijn zuster Martha voor hem het belangrijkste geweest is, aangezien zij na in 1662 slechts één maand met Sir Thomas Giffard getrouwd te zijn geweest als weduwe in het gezin van de Temple's werd opgenomen en tot zijn dood zijn vertrouwde gebleven is. In 1638, op 11-jarige leeftijd, verloor hij zijn moeder, was gedurende enige tijd in huis bij zijn oom, de predikant Dr. Henry Hammond, bezocht daarna de grammar-school, om in 1644 als fellow commoner zijn intrede te doen op Emmanuel College te Cambridge. Als studie schijnt de universiteitsperiode geen succes te zijn geweest: dat hij er aangename herinneringen aan bewaarde, zal wel eerder door het tennissen zijn geweest dan door de studie der humaniora. | |
[pagina 34*]
| |
Op zijn twintigste jaar, dus in 1648, begon Temple zijn Grand Tour. Op zijn weg naar Frankrijk bleef hij enige tijd op Wight bij een familielid. Zijn neef, colonel Robert Hammond, was toen gouverneur van Carisbrook Castle, waar Karel I gevangen zat en het is niet onmogelijk, dat Temple deze nog gezien heeft. Hij ontmoette daar verder Dorothy Osborne en haar broer, die op weg waren naar St. Malo, waar hun vader vertoefde. Sir Peter Osborne was deputy governor van Guernsey en had als fel royalist in zijn kasteel gedurende een aantal jaren de strijd tegen een met het parlement sympathiserende bevolking vol gehouden. In 1646 had hij het commando aan een zijner officieren overgedragen en zich naar St. Malo teruggetrokken, waar hij tot 1649 bleef om het kasteel te approvianderen. Hij had zich vrijwel geruïneerd, had zijn vrouw en kinderen naar Engeland gestuurd en het is niet onwaarschijnlijk, dat de laatsten nu naar hem reisden om hem te bewegen zijn hopeloze taak op te geven en naar Engeland terug te gaan. Temple schijnt nog met hen naar Saint Malo te zijn gereisd, maar, toen hij daar te lang bleef, bevel van zijn vader te hebben gekregen verder te reizen. Het kwaad was toen echter al geschied: hij was verliefd geworden op Dorothy en de wederwaardigheden van zijn verdere reis hebben daarin geen verandering gebracht. Omtrent deze reis weten wij niet veel. Hij schijnt twee jaar in Frankrijk doorgebracht te hebben, in 1650 naar Engeland teruggekeerd te zijn, om daarna opnieuw een reis te ondernemen naar de Republiek, de Zuidelijke Nederlanden en Duitsland. In Frankrijk heeft hij Frans, in Brussel Spaans geleerd. In November 1652 keerde hij naar Engeland terug. Het is op de tweede reis, tijdens het verblijf te Brussel, dat Temple begonnen is met literair werk. Merkwaardigerwijze waren het twee geheel verschillende genres, waarop hij zijn krachten beproefde: romantische verhalen en essays. Beide berustten onder de familiepapieren, totdat zij eerst in 1930 door Moore Smith in een uitstekende editie werden gepubliceerd. De verhalen waren opgedragen ‘To my Lady’, ongetwijfeld Dorothy, die blijkens haar brieven een grote voorliefde voor dit soort literatuur had. Het waren bewerkingen van de ‘Histoires tragiques’ van François de Rosset, maar vervat in een veel natuurlijker toon dan het marinisme van zijn origineel. Slechts vijf van de negen door Temple bewerkte verhalen zijn overgebleven. Het was oorspronkelijk zeker wel zijn bedoeling ze als bundel te publiceren. | |
[pagina 35*]
| |
Van de essays waren wij iets beter op de hoogte, doordat in 1836 Courtenay in zijn biografie het een en ander daaruit als appendix had gepubliceerd. ‘The specimen’, zo luidt Macaulay's oordeel, ‘which Mr. Courtenay has preserved of these early compositions is by no means contemptible. Indeed, there is one passage on “Like” and “Dislike” which could have been produced only by a mind habituated carefully to reflect on its own operations, and which reminds us of the best things of Montaigne’Ga naar voetnoot1). Het is niet verwonderlijk, dat een vergelijking met Montaigne zich onwillekeurig opdringt bij deze essays. Verschil is er natuurlijk genoeg: Temple heeft zeker minder psychologie dan Montaigne, hij mist diens puntigheid en in kennis is hij verreweg de mindere. Maar anderzijds zien wij bij Temple eenzelfde meeslepend vagebonderen van de geest, waardoor de bouw van zijn essays zo los mogelijk is, eenzelfde gemeenzame toon met voorliefde voor het anecdotische, eenzelfde belangstelling voor eigen zieleleven. ‘I put my selfe’ zo heet het in een dezer essays, ‘upon this taske of writing not out of a desire to preserve my fancyes but to destroy them, weeds wither as soone as they are gather'd, though corne lasts the longer by it. My resveryes dread paper as another element knowing they have nothing to doe in a place which is intended onely for the best of thoughts’Ga naar voetnoot2). Toch verhindert deze overigens sterk aan Montaigne herinnerende verklaring niet, dat wij in deze opstellen een voortdurend overglijden van de ene gedachte in de andere zien, waarbij de fantasie in al haar grilligheid geregistreerd wordt, zonder dat er een poging tot verdieping van de gedachten wordt gedaan. ‘Tis a quarrel’, getuigt Temple, ‘I have to our common Philosophy that a greate part of it is meere childs play or rather playing wth words, wch 1 take to bee occasion'd by a vicious inclination in most mens natures more diligent to seeke doubts then to resolve them, to start the game rather then take it, and as I find it very much my selfe, rather to search what is false then what is true, contenting our selves to know what is to bee shunn'd, wthout examining what is to bee follow'd’Ga naar voetnoot3). Zo is | |
[pagina 36*]
| |
het een flaneren van de geest, dat dikwijls niet zonder een zekere bravoure is, maar tegelijkertijd in hoge mate amusant en boeiend voor de lezer. Ik wil daarvan nog gaarne een voorbeeld geven in een passage, waar Temple zich uitspreekt over onze taal. ‘Indeed the AllmaneGa naar voetnoot1) is a language I should never learne unless twere to fright children when they cry, yet methinks it should bee good to cleare a mans throat that were hoarse with a cold. I have heard some speak it soe as has made mee expect theire words should breake downe theire teeth as they rush'd out of theire mouth .... Flemmish is a lower yet to my eare a worse sound, I never could esteeme any woman hansome whilst shee spoke, and I beleeve the Ladyes are generally conscious of it, for in company none of them will ever use it. The tone is the more displeasing because it sounds as if they who speake it were allwayes displeas'd, and something arrogant withall, they talke as if a man ow'd them mony and would not pay them. To conclude with ill sounds if I were to make a consort of Musick to entertaine the Divell it should bee compos'd of a child, a catt, a scritch-owle, an ass and Minheer Vandenberg’Ga naar voetnoot2). Dat wij door deze essays aan Montaigne herinnerd worden zal overigens wel zijn goede reden hebben. In een dezer essays noemt Temple zelf Montaigne op een wijze, die blijk geeft, dat hij met diens werk bekend is. Woodbridge wijst ook op enige parallelle plaatsen, die moeilijk toevallig kunnen zijnGa naar voetnoot3). Dit doet echter niets af aan de waarde van Temple's werk, dat een zo duidelijke weerspiegeling van eigen gevoels- en denkleven is, dat het zelfs een aantal elementen bevat, die van biografisch belang zijn. De stijl van de latere essays is hier al duidelijk aanwezig. Macaulay heeft er destijds reeds op gewezen, dat de lange zinnen, die zo kenmerkend voor Temple zijn, grammaticaal niet zo kunnen worden genoemd, omdat het eigenlijk niet meer is dan een kwestie van interpunctie. In de vroege essays zien we hetzelfde verschijnsel, maar in onderscheid met de welluidende cadans en de wat gepolijste reserve van later is er hier een openheid en directe zeggingswijs, die het contact tussen auteur en lezer sneller tot stand brengt. Er lagen in Temple's vroege werk beloften, die de latere man van de wereld niet geheel heeft ingelost.Ga naar voetnoot4) | |
[pagina 37*]
| |
Nadat Temple in 1652 in Engeland was teruggekeerd, ontwikkelde zich een geregelde briefwisseling met Dorothy Osborne, welke tot zijn huwelijk op Kerstdag 1654 voortduurde. Op zijn reizen schijnt Temple vrijwel geen contact met haar te hebben gehad en zij was van zijn tweede reis, die misschien wel een door Temple's vader verordonneerde strafexpeditie was, nauwelijks op de hoogte. Beider families waren namelijk tegen het huwelijk en het was maar bij hoge uitzondering, dat in de jaren van de briefwisseling de twee gelieven de kans kregen elkaar voor korte tijd te zien. Maar zo dit voor hen een beproeving betekende, het was een winst voor de geschiedenis der Engelse letterkunde en cultuur. Deze eenzijdige correspondentie (Temple's brieven zijn op één na verloren gegaan) geeft ons een gedetailleerd beeld van een Engels meisjesleven in de 17e eeuw: haar bezigheden, haar vermaken, haar lectuur, haar conversatie, haar smaak, haar gedachtenleven. Het geluk wil daarbij, dat Dorothy beschikte over een buitengewoon levendige en persoonlijke stijl, die op onnavolgbare wijze elke nuance van haar gemoedsleven onder woorden bracht. En hoezeer verdiende haar innerlijk bestaan een dergelijke vormgeving! Deze jonge vrouw, die ondanks alle tegenwerking van haar omgeving haar liefde zeven jaar lang trouw gebleven is, onderscheidt zich bij haar vastheid van wil door een grote zachtheid, weet de warmte van haar gevoelens te kleden in de meest ingetogen bewoordingen, doch tegelijkertijd zo onbezorgd en openhartig, dat wij telkens weer vergeten hier klanken van drie eeuwen her te horen. Ik moet, hoe node ook, aan de verleiding weerstand bieden uit deze brieven te citeren. Wat voor U zeer stellig een winst betekenen zou, kon voor mij toch niet anders zijn dan een tekort schieten in de taak, die ik nu eenmaal op mij genomen heb. En zo laten wij dan op Kerstdag 1654 het huwelijk van Temple plaats vinden, dat in een tijd van grote morele verwording een hecht verbond is geweest. De periode van 1655 tot 1665, voordat Temple zijn eerste schreden zou zetten op het pad der diplomatie, valt uiteen in twee tijdperken van vijf jaren. In de eerste periode leefde Temple geheel teruggetrokken in zijn gezin, in de tweede begon hij zich op politiek gebied te bewegen. Van 1656 af heeft het gezin ruim zeven jaar in Ierland geleefd, hoofdzakelijk in een country house op een landgoed van Sir John: het landleven dus, waarvoor Temple altijd zulk een voorliefde had. Waarschijnlijk heeft hij in deze tijd dat voor zijn tolerantie zo merkwaardige stuk | |
[pagina 38*]
| |
vervaardigd: ‘Family Prayer, made in the Fanatic Times, when our Servants were of so many different Sects; and composed with the Design that all might join in it, and so as to contain what was necessary for any to know or to do’Ga naar voetnoot1). Het was overigens niet alles idylle. Lady Giffard vertelt in de biografie van haar broer, hoe in deze Ierse jaren vijf kinderen geboren werden, die alle in hun eerste levenstijd stierven. Alleen de oudste, John, reeds in 1655, toen de Temple's nog in Engeland waren, geboren, bereikte de volwassen leeftijd. Misschien is het wel zijn huiselijk leed geweest, dat Temple er toe gebracht heeft in het begin van 1660 deel te nemen aan het Ierse politieke leven. Vooral toen zijn vader en hij voor de county of Carlow gekozen werden in het Ierse parlement, kreeg hij politieke relaties w.o. de Secretary of State Henry Bennet, de latere Earl of Arlington. Na enige tijd in Londen vertoefd te hebben, vestigde, waarschijnlijk in 1665, het gezin zich te Sheen, bij Richmond in Surrey, waar Temple zich een buitenhuis met tuin kocht aan de oever van de Theems, naast de bezitting van zijn oude vrienden, de Sidney's. Het jaar 1665 dan zag zijn eerste optreden in de diplomatieke dienst. Woodbridge kenmerkt de onderhandelingen, die hij tijdens zijn loopbaan voerde en waarmede hij zich naam maakte, als ‘splendid failures’. We kunnen daarbij natuurlijk in aanmerking nemen, dat de schuld daarvan voor een belangrijk gedeelte bij de omstandigheden lag. Maar een geslepen diplomaat was Temple allerminst. Wat hem typeert is een snelheid van optreden, een gemak, waarmede hij alle hinderlijke formaliteiten op zij wist te zetten, een voor zijn tijd opvallende eerlijkheid en integriteit, een onvermoeide energie en vooral een enigszins onthutsende en recht op het doel afgaande openhartigheid. Daarmede boekte hij ongetwijfeld wel een tijdelijk succes, maar deze eigenschappen brachten ook een zekere neiging mee om de politieke situatie te eenvoudig te zien, een onvermogen om mensen te beoordelen, waardoor hij in het diplomatieke gevecht gemakkelijk op een zijspoor kwam te staan, zonder zich bewust te maken, dat hij uitgeschakeld was. Macaulay, stellig eenzijdig in zijn beoordeling, verwijt Temple zijn al te grote voorzichtigheid: ‘If the circumstances of the country became such that it was impossible to take any part in politics without some danger, he retired to his library and | |
[pagina 39*]
| |
his orchard, and, while the nation groaned under oppression, or resounded with tumult and with the din of civil arms, amused himself by writing memoirs and tying up apricots’Ga naar voetnoot1). Wij kunnen met Woodbridge Macaulay's standpunt in hoge mate bevooroordeeld en onbillijk achten, zonder toch te kunnen ontkennen, dat teleurstelling en gekwetste ijdelheid Temple wel al te spoedig de stilte van het buitenleven deden opzoeken. Maar met groter waardering voor Temple's geschriften dan Macaulay kon opbrengen, mogen wij ons verheugen, dat de door hem gezochte retraite Temple in staat heeft gesteld een aantal verhandelingen te schrijven, die, hoewel van zeer ongelijke waarde, tezamen toch wel een merkwaardig geestelijk portret van onze man vormen. Gezien zijn latere carrière is het wel merkwaardig, dat Temple deze aanving met een tegen de Republiek gerichte activiteit. Hij werd n.l. naar Munster gezonden om Bernard van Galen om te kopen tot een inval op ons grondgebied. Inderdaad gelukte dat en Temple kreeg ter beloning een residentspost in Brussel. Door het optreden van Frankrijk was de bisschop echter vrij spoedig genoodzaakt bakzeil te halen en in April 1666 moest Temple andermaal naar Munster om het sluiten van een vrede met de Republiek te verhinderen. Toen hij daar aankwam, was de vrede echter al gesloten. Reeds voor die tijd had hij voor zijn goede diensten de baronetstitel ontvangen. In datzelfde jaar kreeg hij van Arlington opdracht een pamflet in het Frans te schrijven, waarin de Republiek tot vrede sluiten wordt aangespoord. Inderdaad heeft Temple dit pamflet onder de titel ‘Lettre d'un marchand de Londres à son amy d'Amsterdam depuis la dernière bataille de mer’ in Augustus 1666, dus kort na de Tweedaagse zeeslag het licht doen zien. Ik heb het zeldzame geschrift enige jaren geleden gepubliceerd. Voor ons is het in dit verband van belang, dat een enkele passage over de zware belastingen in Holland aan de latere ‘Observations’ herinnertGa naar voetnoot2). Dat Temple de opdracht tot het schrijven van dit pamflet had ontvangen, was waarschijnlijk geen toeval. Op zijn tweede | |
[pagina 40*]
| |
reis in het begin van de vijftiger jaren had hij lang in de Republiek vertoefd blijkens een uitlating van Dorothy in een brief van 1652Ga naar voetnoot1) en het is niet onmogelijk, dat een avontuurlijk plan om de Prins van Oranje een soort Zeeuwse opstand te doen ontketenen, door Temple in Maart 1666 aan Arlington voorgelegdGa naar voetnoot2), de aanleiding tot de opdracht van enige maanden later geweest is. Nauwelijks waren in 1667 de vredesonderhandelingen te Breda aangevangen, of Lodewijk XIV begon met het binnenrukken in de Zuidelijke Nederlanden de devolutie-oorlog. Daarmede kreeg Temple zijn grote kans voor de verwezenlijking van zijn denkbeelden over een samengaan van Engeland en de Republiek tegen Frankrijk. Dat deze denkbeelden niet alleen van hem kwamen, gelijk Woodbridge, te uitsluitend zich op Temple's briefwisseling baserende, zou doen geloven, is wel bekend. Clarendon had er in 1663, Arlington in 1665 al op gezinspeeldGa naar voetnoot3). Maar het is ook onjuist om de ideeën, door de Oostenrijkse diplomaat de Lisola in zijn geschrift ‘Bouclier d'Estat et de Justice’ (1667) ontvouwd, als de bron van Temple's denkbeelden te zienGa naar voetnoot4). Reeds in 1664, dus een jaar voordat hij in diplomatieke dienst trad, had Temple aan Ormond geschreven: ‘If his Majesty think it advisable to make a strict league with the Dutch, I know he has it now in his power, and will not then have reason to fear any ill influence from the aspect of this great comet that is risen of late, the French king, who expects not only to be gazed at but adored by the whole world’Ga naar voetnoot5). Na de vrede van Breda was het klimaat gunstig om dit plan te realiseren. De Triple Alliantie van 1668 was het resultaat. Temple heeft bij deze gelegenheid zijn gaven ten volle ontplooid: zijn eenvoud, zijn doorzettingsvermogen, zijn openhartigheid, zijn gemak om mensen voor zich te winnen. De Witt, die al bij een officieus bezoek van Temple aan Amsterdam en Den Haag in 1667 door hem was voorbereid, was voor Temple's eigenschappen, die ten dele ook de zijne waren, toegankelijk. Hoewel De Witt door de omstandigheden gedwongen dit pad opging en veel meer dan Temple de bezwaren zag van | |
[pagina 41*]
| |
een samengaan met Engeland, kon hij toch ook geen oog hebben voor de volkomen onbetrouwbaarheid van Karel. Temple heeft in die dagen, overtuigd, dat hij het was die de koning tot zijn inzichten had bekeerd, in een soort paradijsstemming geleefd. Lang heeft dat niet geduurd. De jaren 1668 tot 1671 van Temple's ambassadeurschap in Den Haag zijn een periode van bittere ontgoocheling geworden. Formeel gezonden om de door hem gesloten alliantie thans ten uitvoer te leggen heeft hij in de praktijk zijn tijd moeten zoek brengen met vruchteloze onderhandelingen over hinderlijke kwesties en moeilijkheden, die door Engeland werden opgeworpen. In 1670 was het geheim verdrag van Dover gesloten en de positie van Temple, die natuurlijk van niets wist was onmogelijk geworden. Hij kreeg in dat jaar opdracht ‘to come privately into England’ met het voorwendsel, dat de koning hem over bepaalde zaken wilde raadplegen en hem dan spoedig terugzenden. Inplaats daarvan bleef Temple maandenlang werkeloos in Engeland, totdat hij in Juli 1671 verlof kreeg zijn ambassade te beëindigen en zijn familie te laten overkomen. In een brief van 14 September 1671 aan zijn vader beschrijft Temple deze overtocht, waarbij het jacht, een Nederlandse vloot tegenkomende, nog een vlagincident uitlokte, en zijn afscheidsaudiëntie bij Karel. ‘And thus an adventure has ended in smoke, which had for almost three years made so much noise in the world, restored and preserved so long the general peace, and left his Majesty the arbitrage of all affairs among our neighbours, by the Emperor and Spain's resolutions, as well as Sweden and Holland's to follow his measures, for the common safety and peace of Christendom’Ga naar voetnoot1). Temple kon van geen nut meer zijn en het is begrijpelijk, dat hij zich in de jaren 1671-1674 in het landelijke te Sheen teruggetrokken heeft. Hij volgde echter daar de politieke gebeurtenissen met grote aandacht en toen in 1673 het Cabalministerie zijn einde naderde, was Temple herhaaldelijk in Londen om zich nader op de hoogte te stellen. Hij schreef in deze periode twee vertogen van onmiddellijk politieke strekking, die aan de regering ter hand gesteld werden. Op verzoek van Essex, Lord-Lieutenant of Ireland schreef hij ‘An essay upon the advancement of trade in Ireland’. Van meer algemene aard | |
[pagina 42*]
| |
was ‘An essay upon the original and nature of government’ en de bekende ‘Observations upon the United Provinces of the Netherlands’, hoewel met de publicatie van het laatste misschien ook een politiek oogmerk beoogd werdGa naar voetnoot1). Het geschrift over Ierland, dat in zekere zin aansluit bij een vroeger opstel over dat land, in 1668 geschreven, kunnen wij, als zijnde van te beperkt belang, met stilzwijgen voorbijgaan. Anders is het met de twee politieke geschriften. Onder de langademige titel ‘A survey of the constitutions and interests of the Empire, Sweden, Denmark, Spain, Holland, France and Flanders, with their relation to England in the year 1671’ bood Temple bij het neerleggen van zijn missie in Juli 1671 een memorie aan een der Secretaries of State aan. Hij gaat daarin na, wat de politieke en militaire macht van de genoemde landen is, vooral natuurlijk uit het Engelse oogpunt gezien en komt tot de conclusie, dat het voor Engeland alleen gaat om Frankrijk, de Republiek en Zweden. Frankrijk zal zeker willen trachten de Triple Alliantie te breken en alles hangt dus af van het standpunt van de Engelse koning. Er staan, zo betoogt Temple, drie wegen voor Engeland open: handhaving van de alliantie; Frankrijk aanmoedigen tot een inval in de Republiek, terwijl het zelf neutraal blijft; of zich met Frankrijk verbinden om de Republiek te vernietigen. Bij elk van deze mogelijkheden somt Temple een aantal punten op, welke z.i. onder ogen gezien moeten worden, alvorens een beslissing te nemenGa naar voetnoot2). Het is op het eerste gezicht een vreemde redenering van de grote man van de Triple Alliantie, maar wij zullen hierin wel, met Woodbridge, een laatste poging moeten zien om, zich quasi vereenzelvigende met de regeringspolitiek, de voordelen van het verbond nog eens te laten zien. Naïef was Temple wel om onder deze omstandigheden van zulk een stuk nog iets te verwachtenGa naar voetnoot3). Duidelijker, maar dan ook in 1673 geschreven, was de brief aan de Duke of Ormond ‘written in October 1673, upon his Grace's desiring the author to give him his opinion, what was | |
[pagina 43*]
| |
to be done in that conjuncture’Ga naar voetnoot1). Ormond was vóór de alliantie met de Republiek, de regering was een andere, het vredesverlangen in Engeland was sterk. Het was voor Temple niet moeilijk te betogen, dat men tot alle prijs oorlog met Spanje moest vermijden en een afzonderlijke vrede met de Republiek sluiten. Beide stukken waren gelegenheidsgeschriften, waarin noodzakelijkerwijs vrij veel aandacht aan de Republiek geschonken werd. Zij vertonen dus een zekere samenhang met de ‘Observations’, dat op zijn beurt weer in verband met ‘An essay upon the original and nature of government’ beschouwd moet worden. Deze opstellen behoren tot het belangrijkste, wat Temple geschreven heeft. Het theoretische stuk over ontstaan en aard van de regering omvat slechts dertig bladzijden, maar is voor de kennis van Temple's gedachten op het gebied van de politieke theorie uiterst belangrijk. Zoals Bodin het vóór hem had gedaan en Montesquieu het later veel uitvoeriger zou formuleren zag Temple de verschillen tussen de volkeren vooral als een gevolg van omgeving en klimaat. ‘The nature of man seems to be the same in all times and places, but varied, like their statures, complexions, and features, by the force and influence of the several climates where they are born and bred; which produce in them, by a different mixture of the humours, and operation of the air, a different and unequal course of imaginations and passions, and consequently of discourses and actions. These differences incline men to several customs, educations, opinions, and laws, which form and govern the several nations of the world...’Ga naar voetnoot2). Hij beschouwt deze verschillen ook als de oorzaak van het verschil in regeringsvorm, waarbij hij alle nuances terugbrengt tot twee hoofdvormen: de willekeur van de enkeling of de binding aan wetten, die slechts bij gemeen goedvinden gewijzigd mogen worden. Elke regering is een onderwerpen van macht aan gezag. ‘For power, arising from strength, is always in those that are governed, who are many; but authority, arising from opinion, is in those that govern, who are few’Ga naar voetnoot3). Gezag kan voortkomen uit de reputatie van wijsheid, goedheid en moed, die de gezagsdragers genieten en ook de roep van | |
[pagina 44*]
| |
goddelijkheid kan hiertoe bijdragen. En niets is voor de handhaving van gezag zo belangrijk als de gewoonte. ‘For no man easily distrusts the persons, or disputes the things, which he and all men that he knows of have been always bred up to observe and believe’Ga naar voetnoot1). Deze denkbeelden, waarbij dus de nadruk valt op het natuurlijk of historisch gewordene brengen Temple er toe zich te distanciëren van de gangbare politieke theorieën van zijn tijd, gelijk deze o.a. door Hooker en Hobbes waren geformuleerd en deze te vervangen door wat hij als historicus de meest aannemelijke oorsprong achtte van staat en regering n.l. het gezin. Begrippen als ‘natuurstaat’ en ‘maatschappelijk contract’ leven niet voor Temple en steeds weer tracht hij uit de bestudering van de geschiedenis de conclusies te trekken, waarvoor de philosophische constructies hem niet voldoende zijn. ‘Nor do I know, if men are like sheep, why they need any government; or, if they are like wolves, how they can suffer it. Nor have I read where the orders of any state have been agreed on by mutual contract among great numbers of men, meeting together in that natural state of war, where every man takes himself to have equal right to every thing. But often, where such orders have been invented by the wisdom, and received by the authority, of some one man, under the name of a lawgiver; and where this has not happened, the original of government lies as undiscovered in story, as that of time: all nations appearing, upon the first records that are left us, under the authority of kings, or princes, or some other magistrates’Ga naar voetnoot2). Temple werkt deze gedachte van het belang van gezin en familie voor de vorming van de staat dan verder uit, hetgeen hem een natie doet definiëren als ‘a great number of families, derived from the same blood, born in the same country, and living under the same government and civil constitutions’Ga naar voetnoot3) - een definitie, die Herriot's lof van te zijn ‘an exceedingly comprehensive one’ zeker wel verdientGa naar voetnoot4). Hij schetst het ontstaan van de steden en de verschillende regeringsvormen en | |
[pagina 45*]
| |
eindigt zijn stuk dan met het bekende beeld van de pyramide, die in normale stand de in brede kringen hecht gefundeerde regering voorstelt, maar, op zijn punt geplaatst, het gouvernement - soms zelfs van velen -, dat slechts bij weinigen steun vindt. En als het karakteristieke voorbeeld van het laatste geval haalt hij de Republiek aan, waar in 1672 de opstand van het volk een regering had doen vallen, die al vele jaren op al te smalle basis had bestaan, zodat bij de eerste stoot de pyramide haar wankel evenwicht verliezen moest. Men kan de ‘Observations upon the United Provinces’ in dit verband beschouwen als de uitwerking van het bovenstaande, - (ik ben mij bewust dat hier van geen chronologische volgorde sprake is) - welke de merkwaardige denkbeelden van dit stuk nader toetst aan de geschiedenis van en toestanden in het land, waarmede Temple zich al sinds lang vertrouwd had gemaakt. Doch dit zal zeker voor hem niet de enige reden voor het schrijven van deze studie zijn geweest. Clarke heeft er op gewezen, dat Temple hier deel had aan de algemene mode van vergelijkende studie van politieke verschijnselen, waaraan wij o.a. de reeks van Elzeviers, die als Respublica bekend is, te danken hebbenGa naar voetnoot1). Verder is het bekend, dat over de Republiek in Engeland vrij veel beschrijvingen - en lovende beschrijvingen - uitkomen, juist in perioden, dat de verhoudingen gespannen of slecht zijn. Zo verscheen in 1664 het boekje ‘The Dutch drawn to the Life’, zo in 1669 (en in 1671 in een tweede druk) William Aglionby's ‘The present State of the United Provinces of the Low-Countries’Ga naar voetnoot2). Het is op grond van dergelijke geschriften, dat Fruin zijn opstel schreef ‘De Nederlanders der zeventiende eeuw door Engelschen geschetst’, waarin hij trachtte aan te tonen, hoe hoog de Nederlanders bij de Engelsen stonden aangeschreven of, hetgeen op hetzelfde neerkomt, hoezeer zij door de Engelsen werden benijd.Ga naar voetnoot3) Zo er één boekje deze stelling had kunnen bewijzen, dan is het wel Temple's ‘Observations’, dat eigenlijk één voortdurende lofzang vormt op de Republiek, haar regering, haar bevolking, haar handel, en het maatschappelijk leven harer be- | |
[pagina 46*]
| |
wonersGa naar voetnoot1). Het is dan ook wel zeer aannemelijk, gelijk Woodbridge betoogt, dat Temple met de publicatie van dit geschrift een politieke bedoeling had, n.l. invloed uit te oefenen op de publieke opinie in Engeland, nu de ongelukkige oorlog een feit geworden was. Woodbridge somt voor zijn mening verschillende redenen op, waarvan ik behalve de toon van het boekje en het bijna volkomen ontbreken van verwijten vooral belangrijk vind de haast, die met de publicatie gemaakt werd. In November 1672 zendt Temple de tekst van de laatste drie hoofdstukken aan Cosimo de Medici onder mededeling, dat wanneer hij het besluit zou nemen het geheel te publiceren, hij het eerste exemplaar aan hem, Cosimo, zal zenden. Als hij 20 Mei 1673 andermaal aan deze schrijft, is hij al sinds drie maanden bij zijn vader in Ierland. Hij excuseert zich zijn belofte niet nagekomen te zijn ‘mais la précipitation d'un libraire l'ayant fait sortir à Londres en mon absence, j'ay trouvé qu'il y avoit tant de fautes de l'impression, que j'avais honte de l'avouer pour mien... Mais par le bonheur du dit libraire, et l'humeur du tems curieux à présent sur le sujet de la Hollande, il s'est trouvé au bout de la première impression dans si peu de tems, qu'il va déjà achever une seconde, à la correction de laquelle j'ay donné la main’. De eerste exemplaren zullen thans naar Florence gezonden wordenGa naar voetnoot2). Hetgeen Temple hier aan Cosimo schrijft, werpt misschien ook enig licht op de wijze van totstandkoming van de ‘Observations’. Het laatste hoofdstuk ‘The causes of their fall in 1672’ is blijkbaar geschreven, toen de gebeurtenissen een dieptepunt hadden bereikt. Ondanks de bekende, lovende karakterisering van de Prins wordt van zijn verheffing tot stadhouder niet gesproken, doch alleen van zijn benoeming tot Kapiteingeneraal vóór het uitbreken van de oorlog in Februari 1672. De conclusie ligt voor de hand, dat de drie hoofdstukken, die in November naar Florence werden gezonden vóór Juli 1672 voltooid waren. In het vierde hoofdstuk echter, dat handelt ‘Of | |
[pagina 47*]
| |
their people and dispositions’ wordt naar aanleiding van vermeende wreedheid van het volk de vermoording van de Raadpensionaris genoemd aan wie dan de beroemde passage gewijd wordt, die het merkwaardige tegenstuk vormt van het portret van Willem. Blijkbaar is dit gedeelte van het werkje dus iets later gereed gekomen, zodat er nog gelegenheid was dit persoonlijk herdenkingswoord van Temple aan zijn vriend Johan de Witt in te voegen. Dat overigens met dit omvangrijkste en stellig ook beste geschrift van Temple reeds in vroeger jaren een begin moet zijn gemaakt ligt voor de hand en wordt ook bevestigd door een zin in het voorbericht, waarin hij te kennen geeft een na zijn ambassade in 1670 opgesteld ambtelijk rapport te hebben omgewerkt voor gemeen gebruik nu het voor de koning geen waarde meer had. Dit verklaart ook, dat behalve in voorbericht en laatste hoofdstuk (en de later ingevoegde passage over De Witt) nergens over de gebeurtenissen van 1672 sprake is. Het ietwat onverwachte hoofdstuk over ‘de val’ is dan later toegevoegd, mogelijk als een tegenwicht bij de in oorlogstijd wat al te hooggestemde lof in de overige hoofdstukken. Onwillekeurig zoekt men naar geschriften, die voor Temple bij het samenstellen van zijn werkje voorbeelden kunnen zijn geweest. Zelf geeft hij hiervoor geen enkele aanwijzing. Alleen in het eerste, lange hoofdstuk over ‘Rise and progress of the United Provinces’ gewaagt hij even van de Spaanse en Italiaanse auteurs, die de oorzaken van onze opstand zoeken in de godsdienst, de weerspannigheid van het volk en de eerzucht van de Oranje's - een opvatting, waarmede Temple het oneens is. Wanneer men echter de ‘Observations’ nauwkeurig leest, dan bemerkt men al spoedig, dat hier een zeer persoonlijke visie gegeven wordt, waarbij anderen hoogstens voor de ontlening van een enkel feit betrokken zijn, doch die verder op eigen ervaring bouwt. Hetgeen zijn werk van andere soortgelijke publicaties onderscheidt is, dat het hem niet alleen om het geven van informatie te doen is, maar ook om de verschijnselen, die hij ziet, te verklaren. En zelfs gaat hij verder en tracht dikwijls door algemene beschouwingen zijn typisch historische belangstelling voor wat zich in de Republiek afspeelt een achtergrond te geven. Zoals Clark het in de inleiding tot zijn uitgave van de ‘Observations’ uitdrukt: ‘What holds the book together is a method of interpreting history, a method which is summed up in the dictum: Most national customs are the | |
[pagina 48*]
| |
effect of some unseen, or unobserved, natural causes or necessities’Ga naar voetnoot1). Niet alle hoofdstukken in Temple's werkje zijn, in dit licht beschouwd, even belangrijk, doch het derde tot zesde hoofdstuk - Of their scituation, Of their People and Dispositions, Of their Religion, Of their Trade - munten uit door een dikwijls verrassend eigen visie en een nimmer aflatende drang naar het waarom te vragen van de beschreven toestanden en verschijnselen. Wanneer Temple het over onze rivieren, de werking der getijden en de verzanding van de Rijn heeft, dan wijst hij er op, dat veel toegeschreven moet worden aan de Westenwinden, die zoveel constanter en heviger zijn dan die uit het Oosten. ‘And I have had occasion’, zo gaat hij dan voort, ‘to make experiment of the Sands rising and sinking before a Haven, by two Fits of these contrary winds, above four Foot. This, I presume, is likewise the natural reason of so many deep and commodious Havens found upon all the English side of the Channel, and so few, (or indeed none) upon the French and Dutch’Ga naar voetnoot2). Getrouw aan zijn opvatting omtrent de invloed van het klimaat schrijft Temple de helderheid in de huizen en de netheid van de steden toe aan de vochtigheid van de lucht. Want was deze gewoonte er niet, dan zou het land niet door zulk een dichte bevolking bewoond kunnen worden, zonder in het warme jaargetijde de lucht te bederven en de bewoners aan epidemieën bloot te stellenGa naar voetnoot3). Het is deze bevolkingsdichtheid, die Temple als de oorzaak van de handel in de Republiek beschouwt. Zijn redenering hier is te typerend om er niet een passage van te citeren. ‘Since the ground of Trade’, - zo heet het -, ‘cannot be deduced from Havens, or Native Commodities, (as may well be concluded from the survey of Holland, which has the least and the worst; and of Ireland, which has the most and the best, of both;) it were not amiss to consider, from what other source it may be more naturally and certainly derived; For if we talk of Industry, we are still as much to seek, what it is that makes people industrious in one Country, and idle in another. I conceive the true original and ground of Trade, to be, great mul- | |
[pagina 49*]
| |
titude of people crowded into small compass of Land, whereby all things necessary to life become dear, and all Men, who have possessions, are induced to Parsimony; but those who have none, are forced to industry and labour, or else to want’Ga naar voetnoot1). Met deze verklaring echter nog niet tevreden vraagt de schrijver zich af, waaraan deze ongewone dichtheid van bevolking toe te schrijven is. Hij wijst dan op de velen, die door de burgeroorlogen in Frankrijk, Duitsland en Engeland de wijk genomen hebben en aangetrokken werden door de sterke steden, de rechtszekerheid, de tolerantie, de schoonheid van het landGa naar voetnoot2). ‘Holland is a country’, - zo vat hij elders een hoofdstuk samen -, where the Earth is better than the Air, and Profit more in request than Honour; Where there is more Sense than Wit; More good Nature than good Humor; and more Wealth than Pleasure; Where a Man would chuse rather to Travel, than to Live; Shall find more things to observe than desire; And more Persons to esteem than to love’Ga naar voetnoot3). Naar dit Holland ging Temple in 1674, toen hij weer in diplomatieke dienst trad, nog voor een vrij lange periode terug. Driemaal zal hij zijn land in de komende jaren in de Republiek vertegenwoordigen: eerst van 1674-1676, dan op het Congres van Nijmegen van 1676-1678 en tenslotte nog één keer in Den Haag van 1678-1679. Na de 2e vrede van Westminster had Temple achtereenvolgens een aanbod voor een ambassadeurspost in Spanje en voor de plaats van Secretary of State afgeslagen. In April wordt hem dan de ambassade in de Republiek aangeboden, die hij dadelijk accepteert. Er is geen reden, om over Temple's diplomatieke werkzaamheid tijdens zijn eerste afvaardiging uit te weiden: misschien is zijn hoofdverdienste wel zijn hartelijke verhouding tot Willem III, wiens vertrouwen hij volkomen gewonnen had. Van midden 1676 tot midden 1677 bevond hij zich vrijwel voortdurend te Nijmegen voor het vredescongres, waar de rol van Engeland als bemiddelaar weinig te betekenen had. Dan wordt hij in 1677 naar Engeland ontboden, waar andermaal sprake was van een benoeming tot Secretary of State. Hij kon toen zijn goede diensten verlenen bij de onderhandelingen over 's Prinsen huwelijk, dat op 14 November gesloten werd. In diezelfde maand stierf | |
[pagina 50*]
| |
Temple's vader, wat voor hem een grote vermeerdering van inkomsten betekende, vooral, omdat hij nu Master of the Rolls werd. Een overeenkomst tussen Karel en Willem betreffende het sluiten van de vrede werd in Januari 1678 nader gestipuleerd in een verdrag, waarbij men zich verbond de voorwaarden aan Frankrijk en Spanje op te leggen. In Engeland werd de politiek weer eens meer anti-Frans en ook in de Republiek scheen men weer met de voortzetting van de oorlog rekening te houden. Zo was het een gunstige atmosfeer voor Temple toen hij in het midden van 1678 andermaal naar de Republiek werd afgevaardigd nu om een defensieve alliantie aan te gaan. En zoals het tien jaar geleden was gegaan, ging het ook nu: in 10 dagen was het verdrag ondertekend. De overhaaste vrede van 10 Augustus was ook voor hem een grote teleurstelling. Reeds in Februari 1679 werd Temple naar Londen terug geroepen in verband met de altijd nog hangende benoeming tot Secretary of State. Hij nam daarmede definitief afscheid van ons land en vond bij zijn aankomst in Maart zijn land in beroering door de Popish plot. De op zichzelf wel merkwaardige activiteit, die Temple in 1679 en 1680 op het gebied van de binnenlandse politiek ontwikkelde - vooral door zijn plan van een gereorganiseerde Privy Council - kan hier, temeer, waar zij geen gevolgen van belang had, verder onbesproken blijven. Het einde voor Temple was, dat, toen de koning op 10 Januari 1681 het Parlement ontbond, hij definitief besloot zich niet meer met de publieke zaak in te laten. In zijn Memoirs, het z.g. derde deel, dat de jaren na 1679 behandelt, schrijft Temple over dit besluit o.a. het volgende: ‘Upon the survey of all these circumstances, conjunctures and dispositions, both at home and abroad, I concluded in cold blood, that I could be of no further use or service to the King my master and my country, whose true interests I always thought were the same, and would be in danger, when they came to be divided... Besides all these public circumstances, I considered myself in my own humour, temper, and dispositions, which a man may disguise to others, though very hardly, but cannot to himself. I had learned by living long in Courts and public affairs, that I was fit to live no longer in either. I found the arts of a Court were contrary to the frankness and openness of my nature; and the constraints of public business too great for the liberty of my humour and my life... And so I take leave of all those airy visions which have so long busied my head about mending the | |
[pagina 51*]
| |
world; and at the same time, of all those shining toys and follies that employ the thoughts of busy men; and shall turn mine wholly to mend myself’Ga naar voetnoot1). Temple had in de laatste jaren voortdurend aanbiedingen voor de post van Secretary of State afgeslagen en men krijgt wel de indruk, dat hij in Engeland niet tegen de situatie opgewassen was. Onwillekeurig komt ons Macaulay's misprijzen weer voor de geest, maar het is waarschijnlijk, dat met het verwijt van gebrek aan moed toch niet alles is gezegd. Temple had een ijdel karakter en overgevoelig temperament. De reuk van Londen maakte hem een kort verblijf daar al tot een kwelling; nat en mistig weer gaf hem een depressie; hij kon het niet uitstaan, als men hem liet wachten, kon het geluid van kerkklokken niet verdragen, was sterk aan stemmingen onderhevig. In haar karakterschets zegt Lady Giffard, die haar broer altijd aanbeden heeft: ‘His humor naturally gay, but a great deal unequal, sometimes by cruel fits of spleen and melancholy, often upon great damps in the weather, but most from the cross and surpriseing turns in his business’Ga naar voetnoot2). Een onrechtvaardige behandeling verdroeg hij slecht en vergat hij nooit. In 1671 had hij een dergelijke behandeling van zijn koning ondergaan; die thans voor de tweede maal te verdragen was te veel voor hem. Er waren ook betere motieven dan gekwetste ijdelheid. Inderdaad mag wel gezegd worden, dat Temple in de wereld van het hof en de politiek niet het klimaat vond, dat hem paste. Zijn normen waren te verschillend. Maar verder is het niet onmogelijk, dat Temple wist voor de taak, die men hem wilde opdragen, niet de eigenschappen te hebben. Hij mag als man van de wereld en door zijn onmiskenbare gaven in de diplomatie successen hebben geboekt, voor politiek in grote stijl zal hij waarschijnlijk niet genoeg wijdheid van visie, niet genoeg mensenkennis en niet genoeg soepelheid en geduld hebben gehad. Ten slotte is daar, nauw samenhangend met aanleg en karakter zijn levensphilosophie. Temple was in zijn hart een levensgenieter, maar wist zijn neigingen doorgaans wel in toom te houden ‘giveing liberty’, zoals zijn zuster getuigt, ‘only to those he did not thinke worth the care and pains it must cost | |
[pagina 52*]
| |
to restrain them’Ga naar voetnoot1). Het uiteindelijke doel van alle levensphilosophie moest, volgens Temple, geluk zijn: hij voelde meer voor Epicurus dan voor de Stoa, al vervloeiden de grenzen tussen deze beide wel voor hem. ‘Every man will be happy; and none, by the constitution of nature, is capable of doing so. We are capable of few pleasures; and reason and reflection cut off many of those’Ga naar voetnoot2). Gezondheid betekende hierbij veel. De schrijver van het vertoog ‘Of health and long life’ verhaalt ons, hoe hij als jonge man in een gezelschap, waar iedereen zou zeggen, wat zijn drie liefste wensen waren, als de zijne formuleerde ‘health, and peace, and fair weather’Ga naar voetnoot3). Sceptisch staande tegenover de uitkomsten der moderne wetenschap, zag deze ‘honnête homme’ de wereld met een vermoeide glimlach aan. Voor hem was het leven buiten in zijn tuin, in zijn studeervertrek, ver van het gewoel der menigte het enige middel om zoveel mogelijk het aardse geluk deelachtig te worden. Bisschop Burnet, geen vriend van hem, drukte het anders uit: ‘He was a corrupter of all that came near him... he delivered himself up wholly to study, ease and pleasure’Ga naar voetnoot4). ‘Health, peace and fair weather’! Hij heeft het in zijn afzondering lang niet altijd gehad. Van de negen kinderen, die hem geboren waren, had hij er twee behouden. Daarvan ontviel hem in 1679 zijn veertienjarig dochtertje Diana, terwijl zijn zoon, die onder Willem III in 1689 tot Secretary of War benoemd was, binnen een week daarna zelfmoord pleegde. ‘With this load of his affliction’, zegt Lady Giffard, ‘and my owne, and all of us with our hearts broken, we return'd at ye end of ye year with him and his desolate famely to More Parke’Ga naar voetnoot5). Op Sheen en op Moore Park by Farnham in Surrey, waarheen hij in 1686 verhuisd was, schreef Temple tot enkele jaren voor zijn dood in begin 1699 zijn mémoires en essays, een productie die zijn vroegere in omvang verre overtrof, maar naar den inhoud slechts in enkele opstellen het peil daarvan kon benaderen. Enige essays, die een zeer speciaal en practisch doel hadden, kunnen wij, daar de algemene beschouwingen, die zij bevatten, van weinig belang zijn en geheel op de achtergrond | |
[pagina 53*]
| |
blijven bij de feitelijke informatie, wel onbesproken laten. Eén daarvan ‘Upon the Cure of the Gout by Moxa’, dat blijkens de titel over Temple's ervaringen gaat bij de behandeling van zijn jicht met een hem door Constantijn Huygens aangeraden Indisch middel, dateert van 1677, dus nog uit een vroegere periode. Het hangt echter samen met het latere, uit de tachtiger jaren daterende ‘Of Health and Long Life’, waarin Temple vooral over de mode in ziekten en geneeswijzen uitweidt en zelf een groot aantal planten als geneesmiddelen opsomt. Een dergelijke opsomming van allerlei vruchten treffen wij aan in het uit 1685 stammende ‘Upon the Gardens of Epicurus’, dat na een korte philosophische en historische inleiding aanwijzingen over de aanleg en het onderhoud van tuinen geeft. Een afzonderlijke groep vormen nog de mémoires. Temple is dadelijk begonnen met het schrijven van zijn gedenkschriften over de jaren 1679-1681, blijkbaar om zijn gedrag en zijn besluit zich terug te trekken, te rechtvaardigen. ‘Written for the satisfaction of my friends hereafter, upon the grounds of my retirement, and resolution never to meddle again with any public affairs’, zo leest men aan het hoofd van deze gedenkschriften, die als Memoirs, Part III. bekend staanGa naar voetnoot1). Met het schrijven van de Memoirs, Part II maakte Temple hoogstwaarschijnlijk een aanvang in 1683. Zij omvatten de periode 1672-1679 en zijn opgedragen aan zijn zoon, die hem blijkbaar tot het schrijven van deze mémoires had aangespoordGa naar voetnoot2). Misschien was er voor Temple nog een andere reden geweest. Immers, het kan nooit zijn bedoeling geweest zijn zichzelf ook voor zijn handelingen in deze periode te rechtvaardigen en er heerst in dit relaas dan ook een geheel andere, levendiger toon. De held van dit tweede deel is niet Temple, maar de Prins. Het merkwaardige nu is, dat dit gedeelte al in 1691 en Part III eerst na Temple's dood is gepubliceerd. De veronderstelling is geopperd, dat het Temple te doen was, om in een tijd, dat Willem in Engeland met grote moeilijkheden te kampen had, deze herinneringen te publiceren, waarin op zo onopzettelijke wijze een zeer aantrekkelijk beeld van de Prins en zijn strijd gegeven werd. Onmogelijk is het niet. Het publiceren met politieke bijbedoelingen is in ieder geval Temple wel niet vreemd geweest. Dit gedeelte der mémoires vangt aldus aan: ‘Having ended | |
[pagina 54*]
| |
the first part of these Memoirs with my retirement from all public business in the year 1671, which was soon followed by the second Dutch war; I shall begin this with the approaches of the peace in the year 1673’. Dit eerste deel der Memoirs is nooit teruggevonden en het is best mogelijk, dat het nimmer geschreven werd. Het gemis daarvan wordt ons in ieder geval vergoed door de publicatie van de brieven van en aan Temple uit de jaren 1665-1672. Van Temple's verdere geschriften is er nog één ‘An Introduction to the History of England’, dat hoofdzakelijk aan Samuel Daniels' werk ontleend is, de geschiedenis van Engeland niet verder brengt dan tot het einde van de regering van Willem de Veroveraar en waarvan de bedoeling mysterieus blijft. Bepalen wij ons voor dit werk tot een vermelding, dan resteren er vier, die voor ons van belang zijn. Het zijn in chronologische volgorde de verhandelingen ‘Of Popular Discontents’, ‘Of Heroic Virtue’, ‘Of Poetry’ en ‘Upon the Ancient and Modern Learning’. Van deze kunnen de laatste drie beter tezamen besproken worden, omdat zij éénzelfde denkwereld vertegenwoordigen, welke echter in de afzonderlijke geschriften soms achter de weinig duidelijke redeneringen verloren dreigt te gaan. Het opstel ‘Of Popular Discontents’ is in sommige opzichten een soort aanvulling van dat over ontstaan en wezen van de regering. Temple wijst als de grondoorzaak van ontevredenheid bij het volk aan ‘a certain restlessnes of mind and thought which seems universally and inseparably annexed to our very natures and constitutions, unsatisfied with what we are, or what we at present possess and enjoy’Ga naar voetnoot1). Hij bespreekt dan verder de gevaren, waaraan een regering bloot staat, om daarna als richtlijnen voor een wijs regeringsbeleid te geven: geen wijzigingen te brengen in wetten, die de vrijheid, eigendom en godsdienst betreffen, het belang van de natie boven het partijbelang te stellen, vlijt en spaarzaamheid bij de bevolking aan te moedigen, gevaren van buiten zoveel mogelijk te voorkomen. Wordt men hierbij sterk herinnerd aan hetgeen hij in zijn ‘Observations’ bij de Republiek prees, in het tweede gedeelte van zijn essay bepaalt hij zich uitsluitend tot de Engelse toestanden. Hij doet hier ook een aantal aanbevelingen, waarvan enige op korte termijn zouden ingevoerd kunnen worden, ter- | |
[pagina 55*]
| |
wijl hij van andere zich bewust is, dat ze meer in een ‘Utopean scheme’ passen. Toch zijn deze nog wel merkwaardig genoeg om ze niet geheel onvermeld te laten. Temple dan verklaart zich tegen het bekleden van meer dan een ambt in overheidsdienst, hij bepleit maatregelen om de bevolking te vermeerderen, als immigratie, premie op grote gezinnen, extra-belasting voor ongehuwden, hij wil de geldhuwelijken bij de adel tegengaan o.a. door het bedrag van de bruidschat te limiteren en hoopt aldus de naar zijn mening optredende degeneratie bij gentry en nobility te verminderenGa naar voetnoot1). Dit alles klinkt zeer modern en pleit wel voor de ruime kijk, die Temple op toestanden had. Hetgeen de drie verhandelingen ‘Of Heroic Virtue’, ‘Of Poetry’ en ‘Upon the Ancient and Modern Learning’ verbindt is zijn zicht op wereld en geschiedenis dat ongetwijfeld opmerkelijke kanten vertoont, maar dat Temple dikwijls door een zeer onvoldoende feitenkennis ongelukkig verdedigd heeft. Zijn ‘moral philosophy’ ziet de geschiedenis als een afwisselen van beschavingen, zonder dat er van een vooruitgang gesproken kan worden. Men kan niet doorgaan met het accumuleren van kennis: wat men enerzijds wint, verliest men weer op andere wijze. Zonder te willen zeggen, dat de Ouden hoger stonden dan de modernen, gelooft hij toch ook niet in de superioriteit van de laatsten. In zijn essay ‘Of Heroic Virtue’ bespreekt hij op grond van een omvangrijke lectuur de beschavingen van China, Peru, Arabië en het Oude IJsland om tot de conclusie te komen, dat telkens in andere delen van de wereld toppen bereikt worden. Hij geeft daarbij blijk van zijn belangstelling voor zaken, die toen nog nieuw waren en waarmede hij de weg wees aan anderen als het regeringssysteem in China en de invloed van de Oudnoorse literatuur. Ongelukkigerwijze is Temple door zijn houding betrokken in de ‘Querelle des anciens et des modernes’ op Engelse bodem, waarin hij o.a. in Bentley een opponent vond, tegen wie hij zeker niet opgewassen was. Hij had een geringschatting voor de vooruitgang van de natuurwetenschap, waarvan hij niet op de hoogte was en werd zo met een onvoldoend pleidooi een advocaat der Ouden, terwijl hij in wezen moderne denkbeelden had. Hoe modern hij kon zijn heeft Temple nog eens aangetoond in zijn verhandeling ‘Of Poetry’. Het zegt wel iets in deze tijd | |
[pagina 56*]
| |
van vaste regels te verklaren: ‘The truth is, there is something in the genius of poetry too libertine to be confined to so many rules: and whoever goes about to subject it to such constraints, loses both its spirit and grace, which are ever native, and never learned, even of the best masters’Ga naar voetnoot1). En later heet het nog eens: ‘After all, the utmost that can be atchieved, or I think pretended, by any rules in this art, is but to hinder some men from being very ill poets, but not to make any man a very good one’Ga naar voetnoot2). Hij had belangstelling voor oud-Germaanse poëzie, en geloofde, dat de laat-middeleeuwse Latijnse rijmende poëzie daardoor beinvloed was. Hij betoogt, dat de poëzie aan het proza is voorafgegaan en weet ook de noodzaak van het memoriseren daarvoor als grond aan te geven. Hij spreekt uitvoerig over het verband van poëzie en volksgeloof en haalt daarbij Ierse herinneringen op. En ten slotte tracht hij aan te tonen, hoe de rijke schakering van de Engelse maatschappij ook het drama beïnvloed heeft en de oorzaak is van dit kostelijke Engelse bezit: de humorGa naar voetnoot3). Ik heb in het vorenstaande Temple dikwijls aan het woord gelaten, om op deze wijze U niet alleen van zijn denkbeelden te doen horen, maar ook van zijn taal. In de 18e eeuw zag men ook hiervoor hoog tegen hem op. Swift, zijn uitgever, meent, dat hij de Engelse taal tot de hoogste perfectie heeft opgevoerd en Dr. Johnson verklaart: ‘Temple was the first writer who gave cadence to English prose’. Zover gaan wij thans niet meer. Maar dat hij de conversatietoon tot een literaire stijl heeft weten op te voeren is zeker. Met hun klare, eenvoudige zegging, de symmetrie van zijn toch nimmer eentonige zinnen, die dikwijls een grote welluidendheid bezitten, zijn Temple's essays voorbeelden van een voortreffelijk proza met een eigen karakter. Zo heeft dan Temple misschien ten slotte zelf het antwoord gegeven op de vraag, waarom hij zich zo plotseling afgekeerd heeft van een politieke carrière. In zijn literaire nalatenschap heeft hij ons stellig meer gegeven, dan hij het in de politiek had kunnen doen. Zeker, ook zó is hij een man van het tweede plan. Evenmin als in zijn leven zet hij in zijn denken door. Maar ook | |
[pagina 57*]
| |
al behoort het bij zijn levensstijl aan de oppervlakte te blijven, hij verrast telkens met zijn onbevangen kijk, zijn originele zeggingskracht, zijn moderne inslag en - soms - zijn diepte. Er is hier ten slotte toch wel een grote eenheid in leven en werk, die beide onder het gladde en verzorgde uiterlijk dezelfde reserve vertonen ten aanzien van eigen gezins- en gemoedsleven en - daaraan valt niet te twijfelen - ten aanzien van eigen leed. Wij kunnen misschien niet beter eindigen, dan met die vermaarde slotzin van zijn essay ‘Of Poetry’, die zo sterk de stemming van eigen leven weergeeft: ‘When all is done, human life is, at the greatest and the best, but like a froward child, that must be played with and humoured a little to keep it quiet till it falls asleep, and then the care is over’Ga naar voetnoot1). | |
[pagina 58*]
| |
Van de gelegenheid tot discussie, die na de lezing gegeven wordt, wordt allereerst gebruik gemaakt door Prof. Geyl. Deze noemt William Temple een belangwekkende figuur in de geschiedenis van het Europese denken. Zijn ‘Observations’ zijn merkwaardig niet door kennis, maar door de philosophische geest, die ze vertonen. Temple's kennis was niet zo groot, getuige o.a. zijn uitlating over de Nederlandse taal. Heeft hij Nederlands gekend? Nederlandse litteratuur gebruikt? Is er, vraagt Prof. Geyl verder, in ons land notitie van Temple's werk genomen? Zijn er vertalingen van verschenen en beschouwingen over geleverd? Dr. Brummel antwoordt, dat van kennis van het Nederlands bij Temple niet veel blijkt. Toch moet hij het gekend hebben: zo nu en dan vermeldt hij een gesprek met iemand uit het volk. Spr. herinnert zich niet, dat Temple een Nederlandse bron noemt. De ‘Observations’ zijn enige malen vertaald. De Clercq heeft er later aanvullingen bij gegeven. Mevr. Regtdoorzee Greup-Roldanus informeert naar de invoering van Nederlandse spinmethoden in Ierland door William Temple. Dit zou onder Willem III gebeurd moeten zijn, die veel voor de Ierse industrie gedaan heeft. Dr. Brummel gelooft niet, dat Temple aan deze invoering debet is geweest. Er zijn van hem twee adviezen over Ierland bewaard. Deze zijn tamelijk conservatief, al geeft de schrijver wel blijk van tolerantie. Onder Willem III heeft hij zich volkomen teruggetrokken. In Ierland is hij toen niet meer geweest.
Nadat Dr. Brummel zijn beantwoording van de hem gestelde vragen beëindigd had, brengt de Voorzitter ook hem dank voor zijn voordracht. Hij spreekt daarna een kort slotwoord, waarin hij de leden dank zegt niet slechts voor het medeleven, dat uit hun aanwezigheid blijkt, maar ook voor het begrip, dat zij getoond hebben voor de contributieverhoging. Hij eindigt met een: tot ziens, en sluit te 3.45 de vergadering. |
|