Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 64
(1943)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 45]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een kroniek van Medemblik
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geten en hier een greep, daar een snauw nemend, enkele tientallen bladzijden met feiten en mededeelingen over de geschiedenis van Medemblik heeft gevuld en de rest van zijn boek heeft volgestopt met verhalen, die op zeer vele onderwerpen, behalve op Medemblik, betrekking hebben. Toch verdient deze kroniek beschouwing, omdat bij vergelijking blijkt, dat deelen van den tekst van Burger van Schoorel letterlijk overeenstemmen met dien van Opperdoes. De veronderstelling ligt voor de hand, daar Opperdoes' geschrift ongeveer vijftig jaar ouder is dan dat van Burger van Schoorel, dat laatstgenoemde de kroniek van gene gebruikt heeft. Toch is dit zeer waarschijnlijk niet juist. Veeleer moet eraan gedacht worden, dat beide schrijvers uit een onbekende bron hebben geput, Burger van Schoorel bij uitsluiting, Opperdoes voor het eerste deel van zijn kroniek. De volgende punten pleiten ervoor, dit aan te nemen:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aan de beide ons bekende kronieken moet dus een ons onbekende kroniek ten grondslag liggen, die omstreeks het jaar 1610 geschreven zal zijn. Dit is namelijk het laatste jaar, waarover Burger van Schoorel mededeelingen doet.
Na een uitvoerigen titel op folio 1 geeft Opperdoes op folio 2 een ‘Tot den Leeser’, welke begint met: ‘zeer beminde Leser, alsoo mijn eenige oude schriften bij stucken ende gedeelten van dees en geene goede vrient ter handt sijn gekomen, zoo hebbe ick goet gedacht en ......’. Daarop worden de eerstvolgende folio's gevuld met weinig aannemelijke verklaringen van den naam Medemblik en de ge- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bruikelijke fantastische verhalen over de vroege middeleeuwen, b.v. dat er in 806 extra groote hagelsteenen vielen en meer van dergelijke zwaarwichtige berichten. Het eerst komt onze kroniekschrijver voor de Medemblikker geschiedenis op wat vasteren bodem, als hij het verleenen van het stadsrecht door Floris V op 25 Maart 1289 mededeelt. Hetgeen daarna volgt tot het gebeurde in 1517 is grootendeels ook door Burger van Schoorel overgenomenGa naar voetnoot1). Het is voornamelijk een opsomming van verkregen privileges en van de casteleins van het kasteel, die achtereenvolgens opgetreden zijn. Van 1517 af is de kroniek, op enkele kleine passages na, die in de noten zijn aangeduid, in zijn geheel medegedeeld. De hoofdgebeurtenis in de XVIe eeuw was voor Medemblik wel het beleg, een beleg, waarbij belegeraars en belegerden uit één kamp kwamen, maar dat, gelukkig maar, niet zeer bloedig is geweest. Behalve de in de noten genoemde literatuur geeft de onlangs uitgegeven correspondentie van Leicester een aardige kijk op de meening van den uiteindelijken aanstichter over het onheil, dat hij veroorzaakte. In een brief aan Walsingham dd. 10/20 October 1587 schrijft Leycester over Sonoy: ‘The coronell Snoy ys worth his weight of gold; he hath left all the States and the count Morryce and openly declareth himself for Hir Majesty’Ga naar voetnoot2). In een brief aan Burghley dd. 13/23 October 1587 biedt hij Medemblik, dat hij ‘marvellous strong and well fortyfied’ noemt, aan om door ‘Hir Majesty’ te worden overgenomen!Ga naar voetnoot3) Niettegenstaande de vele warme woorden die Leycester in zijn brieven naar Engeland aan Sonoy wijddeGa naar voetnoot4), viel | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dezen, toen hij tenslotte in Engeland aankwam, een vrij povere ontvangst ten deel. De koningin schonk hem een ‘ruined tower’ en ‘a swamp among the fens of Lincolnshire’. Hij is daar met landgenooten aan het bedijken gegaan, doch het niet verstaan van de taal deed Sonoy tenslotte besluiten, naar Oost-Friesland te vertrekken. Hier had hij een ‘morose and melancholy life’Ga naar voetnoot1) en stierf hij, half of geheel waanzinnig, in een vuur. Eenmaal uit zijn zoo actieve leven gehaald is de kolonel blijkbaar geheel aan het nietsdoen ten onder gegaan. Na het beleg vooral is de bloei van Medemblik gekomen. Dit blijkt nog uit de groote havens, waarin de huizen van het huidige stadje zich spiegelen en die zoo groot zijn, dat heel Medemblik er bijna in kan. Nog een groote haven, de Pekelharinghaven, is gedempt. Het blijkt ook uit de geweldige klokken van Hemony, die volgens onze kroniek op 19 Maart 1650 werden opgehangen en de stad, na het teruggeven van een oude klok, f 6720:13:0 kostten. De torenklokken vormen één van die maatstaven, waarnaar we de welvaart van onze XVIIe eeuwsche steden en dorpen kunnen meten, en als we dan voor de drie geweldenaren staan, die in Medemblik in de toren hangen, komen we wèl tot de slotsom, dat het haar in die jaren naar den vleeze ging. Vele geslachten van Medemblikkers zullen met vreugde het machtige geluid van deze drie klokken hebben gehoord. Maar gelijk de glorie van Medemblik is vergaan, zoo zwijgen thans ook bijna immer haar klokken. J.B. en R.K. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(fol. 19, onderaan).Ga naar margenoot+ In het jaer 1517, als wanneer Groote Pier met de Gelderse krijsknechten in 150 soo groote als kleyne schepen tot Werenfrits Hoeve, nu Werferts Hoof, gelant was, soo hebben sij daegs na Sint Jan, de clock omtrent 5 uyren, de stadt Medenblicq, alsoo die van de stat slappe wacht hielden, stor- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
merderhant ingenomen, verwoest ende geplundert ende veel borgers, die haer ter weer stelde, in de furie doodt geslagen. Andere, die haer op het casteel met de vlucht niet konde salveren noch bergen, tot een groot getal gevanckelijck weghgevoert, die naderhandt om groot gelt werden gerantsoeneert.Ga naar margenoot+ Ende van daer treckende na gedaene plunderinge, (was) haest den geheelen stadt totten grondt toe afgebrant, soodat niet een enckel huys staende bleeff, als alleenlyck het casteel, daer sy door den casteleyn Joost van Buuren mannelijck uytgeweert en gekeert werde. Waerdoor een onverwinlycke schade is comen te ontstaenGa naar voetnoot1). ---------Ga naar voetnoot2) Ga naar margenoot+ En is mede in het jaer 1563 by coninck Philips de stat verleent octroy van vroetschappen, hoe en dat geen vaederGa naar margenoot+ noch zoon, broeders noch swager en alle die na gemene rechten verbooden syn niet in vroetschappen mogen syn en in cas een van de leden van vroetschappen quame te sterven, dat in sulcken gevalle de resterende leden een ander lit uyt de gequalificeerste burgerij mogen kiezen tot haer als hierna volght: ---------Ga naar voetnoot3) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(fol. 21 vso.)Ga naar margenoot+ In het jaer 1564, als wanneer die van de stadt haer vonden -- bij de laetste clausulen van octroy, inhoudende, dat de schout bevonde de nieuw gecooren vroetschap tot hetselve ampt niet bequaem te syn, deselve weygeren en rejecteren om te eeden -- gegraveert, hebbe daerop ver- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
socht ampliatie en verkregen dese navolgende van woorde tot woord -------Ga naar voetnoot1) ---------Ga naar voetnoot2) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(fol. 22 vso., bovenaan).Ga naar margenoot+ In het jaer 1572, als wanneer Enchuysen van den prins Wilhelmus van Oranjen garnisoen hadde ingecregen, syn zy te rade geworden Medenblicq mede te verseeckeren en aen de voorschreven syde des princes te brengen en volgens die (is) derwaerts gesonden capiteyn Cabbeljauw, Ruychaver ende Dirck Brouwer met eenich volck, maer, voor Medenblicq komende, begeerden die van de stadt geen garnisoen in te hebben ende de poorte dicht houdende, conde doen niet attaceren; moesten derhalven onverechter saecke scheyden. Resolveerenden en stuerden andermael - maeckende een diversie - bedeckt uyt onder capiteyn Claes Croes ende Jacob int Hof twee vendelen burgeren en onder capiteyn Cabbeljauw, Ruyghaver twee vendelen soldaten ende hebben de eene langhs het oosten ende de voorschreven ander langhs westen de stadt behendich met verrassinge stormenderhandt ingenomen en namen de meeste burgeren de vlucht, die coste, op het casteel, daeruyt sy dapper flanckeerde op de inneemers, die de gevluchte mannen haer vrouwen ende kinderen namen en stelde se vooraen. En dwongen haer alsoo, het kasteel op te geven, hetwelck sy terstont dede. Hebbende de stadt alsoo in 7 uyren onder de gehoorsaemheyt des princes gebracht daer het onder is gebleven. Trocken doen vandaer voorts tot Hoorn, dat sy oock op haer sijde kregenGa naar voetnoot3).
Ga naar margenoot+ In het jaer 1574 hielt de meest man 2 a 3 koey binnen de stadt en bedroegen over de heele burgery achthondert en seven en seventich koebeesten. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ In het jaar 1575 is mede gebout het weeshuys, om daerin opvoet te werden arme schamele ende van ouderen ontbloote kinderen. Ga naar margenoot+ In het jaer 1576 is by prins Willem de eerste op het versoeck van burgermeesteren de stadt gegeven ende geschonken aen het nieuwe weeshuys alhier, om hetzelve beter voort te setten, alle de landen van de twee convente cloosters, genaemt Marya en Sint Catryna Clooster. In het zelve jaer is mede gemaeckt de ordonnantie in het weeshuys, om daerby de kinderen eerlyck opgevoet te werden, als volght, misgaders hoe jonck van jaeren deselve moeten zyn en waerna de moer haer moet reguleren. -------------Ga naar voetnoot1) Ga naar margenoot+ In het jaer 1577 is de stadt bij prins Wilhelmus geoctroyeert om op de verdroncken lande van Texel en Wieringen tot makinge van haeren sedyck wier te mogen vissen. Ga naar margenoot+ In het jaer 1581, op den 20 July, is die van Ens en Emeloort quytantie aen burgermeesteren gepasseert over het afhalen en ontvoeren van haer clock, die tot Lammerschaegh is gebracht, van dezelve voldaen te wesen. Ga naar margenoot+ In den jaere 1587, in den trouble van den coninck van Spanjen, als wanneer de lande in soberen staet waeren, sijn tot Hoorn staetsewyse vergadert geweest de drie steden van Westvrieslandt, te weten Hoorn, Enchuysen en Medenblicq. Op den 24 January anno 1587 is aldaer beslooten de unie ende nader verbondt met den anderen; en den coninck van Spanjen verclaert ontslagen van den eedt en plicht eertijtsGa naar margenoot+ bij hem als grave van Hollant en Westvrieslant gedaen en volgens dien hem verclaert vervallen van het voorschreven graefschap. Ende voorts (is besloten) malcanderen te helpen defenderen en het joch der Spaense en andre uytheemse regeeringe van de schouderen te schudden, tot den laetsten man en letsten bloetdruppel toe. Misgaders op het invoeren van de munt, henluyden geschoncken, om te slaen den OngersenGa naar voetnoot2) ducaet, den Hollantsen rycxdaelder, om de coophandel op oosten voor te zetten. En deselve acte met haere secreete segels besegelt, zijnde het secreet zegel van de stat Medenblicq, dat doe eerst uytquam, een wapen, dat men nu | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met geel in de mid en swarte aen de beyde syde schildert, met twee springende leeuwen daertegens op, met dese letteren: MEDENBLICK; dat noch huyden het secreet zegel van de stadt isGa naar voetnoot1). Luydende de acte van unie als hier volgth --Ga naar voetnoot2). Ga naar margenoot+ In het jaer 1588, als wanneer Diedrich SonoyGa naar voetnoot3) was gouverneurGa naar margenoot+ van het Noorderquartier ende de provincie van Westvrieslant, overste van een compagnie voetknechten uytten lande van Kleef, dewelcke ten wyve gehadt heeft de edele en eerbare vrouwe Maria van Malsson in den Haege, alwaer hij een dochter by gehouden heeft, genaempt Amerensie, die ten huwelijck besteet is aen den edelen Luwaert Manninger uit Oostvrieslandt en na het overlijden des selven Marija heeft (hij) getrouwt de edele vrouwe Johanna de Mepse van Groningen. En nadien de gemelte Sonoy dese lande lange getrouwelijcken gedient hadde, ten welgevallen van den hooghgebooren prince van Orangien, loflijcker memorie, zijn excellentie graef Maurituus van Nassouw en de heere Staten van deselve landen, etc., namaels van deselve heeren deses landts versocht omme eet te doen den grave van Lycester, capiteyn Gouverneur generael van de Nederlanden ofte Geunieerde Provincien, heeft volgens syne woonplaetse genomen op den huyse en casteele van Medenblicq, alwaer hem commissie is gepasseert van de reekeninge des graeflyckheyts van Hollandt; dan als hy ontrent vyf vierendeel jaers opten zelve huyse gewoont hadde, is den grave van Lycester in Engelant getrocken, voor de tweede mael latende het gouvernement aen de heeren staten van de lande, niettemin den oversten Sonoy bij missive belastende, dat hij hem, met alle syne capiteynen, volgende de gedaenen eet, soude passen ende letten op alle forten, sterckten ende steeden, die hij hem bevolen hadde, totdat hij hem anders adverteerden, versterckende hem niettemin met sooveel knechten als hem goedt dochte, alle twelcke de overste seyde hem alsoo belast | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te zijnGa naar voetnoot1). Maer alsoo daerna en oock wel te vooren eenige saken van veranderingh der eeden - bij den hooghgebooren heer graef Maurits van Nassouw, stadthouder, capiteyn, gouverneur generaell over Hollandt, Zeelant en Vrieslant, met de Staten des landts - den gemelten oversten voorgehouden waeren - deselve heeren verclaerden, niet tot nadeel van de lande geweest te sijn, maer genoechsaem eens met den voorigen eet, misgaders, dat de oversten den gemeltenGa naar margenoot+ heeren soude onderdaenich obedieren in het leggen van knechten en anders - heeft de voorschreven Sonoy met syn capiteynen ende knechten daerthoe niet willen noch connen verstaen, voor en alleer sy van den voorigen eet ende commissie van den grave van Lycester ontlast ende ontslagen waeren; waeruyt veel aan weder syden is gevolcht, mits dat Lycester tot Engelant vertoefde ende wegh bleef - daarvan oock veel misverstande en differentien geresen en gecomen zijn - waerdoor den oversten Sonoy hem gehaest heeft te verseeckeren en heeft daeromme veel knechten ontbooden binnen Medenblicq; namentlijck sijn luytenants Jaques CristalGa naar voetnoot2), Maerten WolfswinckellGa naar voetnoot3), eenige van het vendel | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Jaques MeursGa naar voetnoot1), Jan Thonesen van Amsterdam, hopman BrienenGa naar voetnoot2), Maerten CobbeGa naar voetnoot3), Roelant Voster; want Jaques Meurs lach in de Cuynder, Roelant Voster in Blocksyl, Brienen in Campen, Maerten Cobbe tot Stavoren en voorts de andere over zee; daertoe noch ontrent 150 man van syn eygen vendel, die binnen de stadt lagen, bedragende tesamen ontrent 550 man, behalven wyf en kinderen. Maer dewyl sy eenigen tyt in de stadt gelegen hadde en de heere Staten haer de betalinge ophielden, overmits sij weygerden den eedt aen de heeren Staten van de landen en het gebodt van syn Excellentie en deselve heeren naer te comen, ja, dat meer is, buyten wille, weten en believen in de stadt getrocken waeren, derhalven hem niet en begeerde te betalen, voor en alleer zij in haer voorige garnisoenen en plaetsen waeren getrocken, souden haer alsdan sonder vertoeven voldoen. Dit en hebben de knechten niet connen of willen overslaen en hen niet vertrouwt, maer sijn eenige metten anderen tesamen gerodt op den 30 January 1588 en in de kerck met haer wapenen vergadert. Namentlijck Jacob Houmes, cum sociis, die men seijde van de anderen daertoe geinduceert te zijn. Maer Cristal, overste luytenant, dat hoorende, datter eenige soldaten in de kerck in het geweer stonden, is flucx derwaerts gegaen en gevraecht wat syluyden in het geweer deeden en wie henGa naar margenoot+ sulcx graden had. En dewijl sij daer spytich op antwoorde, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heeft den overste luytenant met toornigen woede na hem geslagen; waerop deselve soldaten, onder hun vyf personen, op ten voornoemden Cristal toegelegt hebben met haer roers en loszgeschooten in de kerck. Voorts na Hans de Pry, Crystals luytenant, tot drie of vier roers op den straet na denselven Hans Prey heftigh geschooten. Eenige seyden, dattet met loos kruyt was. Chrystal, verbaest wesende, soo het scheen, is met een loop geloopen na den oversten Sonoy, die op de wal ginck wandelen ontrent het kasteel, dien Chrystal wenckte en toeriep, dat hij op het huys soude gaen; en de overste, verstaen hebbende haerGa naar voetnoot1) meninge, is stracx op het huys gegaen. En de andre soldaten, die het spel in de kerck gerockent hadden, syn interim de straeten met meer andere langsgeloopen, roepende en krytende in haer geweer als dulle honden en hebben stracx met een vaerde en loop het stadthuys ingenomen ende den vendrichs huys beset en het vendel benomen en op het stadthuys gebracht. Doch dwyl de soldaten van Jaques Meurs de wacht op het stadthuys hadden, die mogelijck den vonck niet gewoon waerenGa naar voetnoot2), stellen hen daer heftich tegens en wiste niet, wat sulcx soude wesen; gebruyckten haer geweer als soldaten, waerover dat een sarjant van Meurs, dat een exelent soldaat was, in de cop geschooten werd en stadthuys alsoo ingenomen, laetende stracx de trom slaen en meer soldaten vergaren en alsoo dapper geroepen, getiert en gecreten om haer betalinge en afreeckeninge, soo zy seyden, hem van het lant te komen - en baerden en schooten als verwoede menschen. Volgens hebben sij crysraet gestelt en soo het scheen, den oversten Sonoy niet gerecht, maer gehouden of hy gevangen waer, breeckende alle brieven, die aen hem quamen, open, alleer se den oversten gesonden werden; alles na haer eygen apetyt. Hebben oock hopman Wolffwinckel en Jan Aertsz van Edam gevanckelijck genomen, overmits syluyden haer watGa naar margenoot+ straften en de saecke anders gaern gesien hadde, alsoo sy met de mont liete blijcken. Den oversten, leggende boven op de galderije van het huys, heeft den crysluyden dapper vermaent, dat sy doch haer eer en eet soude bedencken en den borgers geen overlast doen: oock sulcke moeyten en swa- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
richeden niet souden beginnen, te meer sy eeten en drincken geen gebreck hadden, nochte gehad hadden. Dit riep den overste. En alhoewel sy dapper opgehest waeren van capiteyn Wolfwinckel, heeft hem daerna altyt in de dinck van soldaten gepresenteert, haer vermaent en gestild - ick meen, dattet met hem uytten roer was gewaytGa naar voetnoot1) -, hetwelck oock eensdeels een oorsaeck synder gevanckenis is geweest. Maer Crystal en presenteerde hem noyt. Maer dewyl sy dit alles niet en achten, syn voortgevaren en 's anderen daechs de borgeren haer geweer benomen en op het slodt gebracht en tot kosten van deselve gebilletteert. En sulcx gecomen wesende voor zyn exellentie graef Mauritio ende de heeren Staten, die tesamen binnen Hoorn gecomen waeren, hebben geseyt, dat sy de soldaten soo haest niet en conden betalen ten vollen en dat sulcx in het lants macht niet en waer; en dat omme de consequentie van de andere soldaten. Daerover seeckere commissien gemaeckt sijn omme met de soldaten te handelen, namentlijck monsieur de FamaGa naar voetnoot2), de heere Nicolaas Bruyninck, Mr. Willem Bersius en Mr. Adrijaen lantmeter, dewelcke den soldaten een maent presenteerden en paspoort en die wederomme begeerden te dienen noch een maent van nieuws op de handt, waertoe de soldaten hem niet wilde verstaen. Dirck Piet Jans, van Hoorn comende, is op het stadthuys by vroetschappen en soldaten gegaen en onderstont hem met de soldaten te handelen in sulcker voegen, sooverre de soldaten uyt woude trecken metten oversten Sonoy en de stadt in handen van de Staten leveren. Hij soude hen binnen 6 dagen aen haer betalinge helpen. Waerop aen wedersyden gysselaars en hostagiersGa naar voetnoota) gestelt worden, doch alsoo veel moeyten syn gedaen en de Staeten niet meer dan een maent begeerden te geven als vooren, is gysel gebroocken. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Ten laesten soo hoogh geloopen, dat den hooghgebooren vorste ende de heeren Staten den Stadt Medenblicq op den 27 February 1588 voor de WesterpoortGa naar voetnoot1) belegert hebben, met ruyters ende knechten en terstont schansen daervoor gemaeckt naer haer appetyt; alwaer ter selver tyt uyt de stadt een piekenier geschoten wert met een paert het been af met een ruyter. En is mede de lynbaen bewesten en de keet beoosten de stadt door order van den oversten Sonoy tot mishagen van veele verbrant. De eerste soldaten, die voor de stadt lagen, waeren de compagnien van Roomborgh, Neck, en de schutters van Alckmaer, Hoorn, Enchuysen, Edam, Monnickedam, Amsterdam, Leyden ende ter Gouwde; daarna quamen de Schotten. Sijn Excellentie was doen tot Wervershoof of daer ontrent met de gecommitteerde van de Staten, de magistraeten ende de schouwt van Hoorn, maer worden haestich in den Haegh ontboden. Den 28 February hebben de soldaten van binnen en buyten schutsgeweer gehouden op het ys op der Vliet en ontrent Jan Wouters weyd schooten die van binnen een soldaet van Naerden in het hooft; en slepende hem met een stick houts in de stadt en begroeven hem aen den dijck bewesten de poort aen de afreed en verkochten syn kleren op de Dam by trommelslach. Den 29en met een groot stuck geschooten uyt de stadt door een molen aen den ooster schans, tot twee malen toe, daer veel volcx buiten liep en over malkanderen vielen en twee doodtgeschooten en wel 24 gequetst. Den oversten heeft alle burgeren in den kerck doen roepen ende begeert, dat se hem souden helpen tengenstant doen tegens syn Excellentie en de heeren Staten, die quamen - soo hy seyd - om hem te verdryven, met diergelijcke redenen meer, staende met syn capiteyns en soldaten in den kerck geweest. Daerop hem Jelle Aryaensz Wienes, dijckgraef van Medenblick, uytten naem van alle burgeren present staende, voor antwoort gaf, dat de burgeren gesamenderhant in geener manniere hetselvige begeerden te doen, nochte nietGa naar margenoot+ en connen verstaen, dat syn Excellentie en de heeren Staten quamen om het lant of de stadt te verderven ofte yemandt te krencken. Item, dat syluyden deselve hiellen voor haer | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ingebooren en gebiedende heeren, dien syluyden gaerne wilden onderdaen syn. Derhalven liever den stadt uytgaen, verlatend goet en alles, dan sy yets tegens henluyden wilden doen. Maer hadde den oversten iet met de gemelte heeren uyt te staen, mochte hetselve met hem uytrechten en doen, soo hy het verstonde. Daerover den oversten dapperlijck gestoort was en liet den burgers wederomme op de merckt roepen, in de rinck, menende haer vrees aen te jagen. Maer alsoo sy persisteerden, worden het gestelt sy nutteraelGa naar voetnoot1) soude blijven ende in presentie van de predickanten stipulatie gedaen. Den 6 Martii syn der 2 karvielle voor de stadt gecomen; éen van Hoorn, éen van Enchuysen. Den 7 dito een oorloogsboot van Enchuysen gecomen en schoot drie mael met scherp in de stat. Doen begonnen de soldaten in de Wierdijck achter Medemblick te graven en schanssen, daerover dat se geresolveert waeren een manstal diep te delven, soo het hen by den dyckgraef niet waer belet, die hem in den hoop presenteerde, hen hevigh vragende, of sy uytwaren om het lant te verderven en soo doende dat het daertoe comen moeste. Item dat men de coste nauwelycx soude konnen betalen, die denselven wierdijck gekost, hetwelck in des overstens presentie geschieden, protest doende den dijckgraef wel expresselyck tegens den oversten en syn krysluyden. Waerover den crysluyden voornoemt resolveerden den dijckgrave buyten dyck in zee te werpen, overmits hij soo heftich de zaecke dreef; hetwelck Christal den dyckgrave quam aenseggen, hem vermanende, hij een ander pat soud aftreden om hetselve quaet te hoeden. Ten selven dage een tamboer uyt de stadt aen de Westerschans gesonden, dat sy souden verclaren vrient of vyant te zijn. Den 8 dito weder een karveel met een oorlooghsboodt voor de stadt van Enchuysen gekomen en schoten met koegels van 9 ℔ in de stadt geschooten. Ten selven dage hebben de Wale en andre de overste trugh ontbooden en hem in sijn voorgaende macht gestelt. En drie man uyt elck vendel bij hem tot lijfwacht. Ga naar margenoot+ Den 9 dito heeft provoost Kranckhooft, leggende onder Jaques Cristal, admirael van de vloot, maar leggende besuyden Medenblick, met een jacht uyt geweest en bracht 2 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Schotten gevangen. Is mede de Westerpoort met aerde gevult, omdat men seyde, de crysraet deselve meende op te slaen en het weste leger in te laten, daervooren haer seeckere penningen belooft waeren. En syn 's nachts brieven met de jachten na Twisch gesonden hetwelck Londen werden genaamptGa naar voetnoot1). Den 10 dito is den voorschreven admirael Crankhooft met 6 jachten uyt geweest en hielt tegens andre 4 jachten schutsgeweeren en rechte niet uyt; dus mede tromGa naar voetnoot2) gekomen om die gevangens, daerop die van binnen haar beraet namen om te antwoorden en schoot Kranckhooft 2 mannen van den dijck; éen in de buyck en éen in de schouweren en wierde eenige schooten uytte schepen in de huysen gedaen. En by de gouverneur Sonoy de soldaten laken, linnen en andere op haer betalinge afgesproocken, daerover deselve verblijt waeren. Den 11 dito weder eenige schooten in de stadt geschooten. En wilde admirael Jan Gerbrantsz de soldatewyven tot .........Ga naar voetnoota) niet laten trecken omdat ze uyt de stadt na haer vendell mosten. Den 12 dito heeft Job uyt de stadt twee mael door den Admirael geschooten. Den 14 dito geantwoort bij geschrift van binnen aen de ooster schans van de gevangens en sijn brieven aen de burgermeesteren en chrysluyden gecomen, darinne de soldaten 4 maenden werden gepresenteert; dewelcke gebracht hebben Syvert Pieter backers ende Gerbrant Jansz Hill, die beyde veel deede om de saake ten besten te helpen. Daerop stracx by de brengers des brief wederom antwoort gedaen is, dat de heeren Staeten eerst en alvoorens de stat van het belegh soude bevrijden en alsdan soude betalen de verloopen maenden, met het servys hetwelck den burgers meest resteerde en als hetselve gedaen was, soo wilden sy lichtelijcken van de naeste laten contenteeren. Vraechden oock, waerom de heeren Staten niet aen haer en schreven, dewylen sy heden haer betalingen van hen ontfingen en wilde met Mons. de Fama geen doen hebben, hem leelijck afmakende, doch sonder oorsaeckGa naar voetnoot3). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Den 15 dito heeft Monsieur de Fama syn trommel gesonden aen de WesterpoortGa naar voetnoot1), begeerende vier mannen van binnen, willende weder 4 mannen daerjegens sette, hostagieGa naar voetnoota) om seeckere brievenGa naar voetnootb) met hem te handelen en voorts te spreecken, welcke brievenGa naar voetnootb) van Staten van Hollant aldaer gesonden waren. Maer die van binnen hebben het geweygert, seggende, dat sy doen met Monsieur de Fama te hebbenGa naar voetnoot2) en derhalven hem niet en kenden, waerna Fama de brievenGa naar voetnootb) met een trom heeft gesonden, die qualijck wierde bejegent, omdat hij een slooten brief brocht, die aen geen gouverneurs of capiteijns hielt: soo hij in sulcken geval wederquam, souden hem de broeck opnestelen. De inhoud was van den briefGa naar voetnoot3), dat de heeren Staten de stadt niet belegt hadde om de crysluyden te krencken maer veel meer te beschermen, overmits het grotelijcx te besorgen was, dat den oversten haer op een vleesbanck soude brengen en henluyden verleyden; begeerende de Staten het krysvolck geerne haer afreeckeninge te doen. Item soo syluyden den overste commissie had willen verleenen, [indien] hij den grave van Lycester soo niet soude hebben voorgestaen. En sijn 3 soldaten door last van de oversten na Staveren gevaren. Tusschen den 16 en 17 dito is het groote schip voor de stadt weghgeseylt. Den 17 dito een burger, genaempt Adam Jansz, gevangen en uyt de Stat geleyt. Mede een trommel van binnen aen den admirael geweest uyt de naem van burgermeesteren om vrij pas voor de soldatewijven; creegh tot antwoort, datter noch geen volck, noch schepen, door mocht, want hij geen last | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hadde, maer willende sij te haeren peryckel doorseylen, dat mochten sy doen. En is mede van Clayenburgh in de borstweeringh van de schans bij westen geschooten, dat de aerde vloogh als stof. En is door den overste, wesende in de ringh op de marckt, gelesen syn commissien: eerst de commisise van de loffelijcke prince van Orangen, doen de commissie van de grave van Lycester, de commissie van syn excellentie graaf Mauritio, hem gesonden by Zemans hant, met een groodt roodt zegel, de commissie van het casteel, tot verscheyden lasten, met noch andere brieven meer van de voernoemde Lycester. Hierinne hadde de gemeene soldaten een goet gevallen, murmererende noch tegens de heeren Staten, recht of hijGa naar voetnoot1) nu sulck een bescheytGa naar margenoot+ gesien hadde van de oversten Sonoy, seggende, de Staten hebben ons contrary in brief geschreven. En is mede te antwoordt op den brief aen de Staten geschreven en voor het sluyten de crysluyden voorgelezen, groot eenige bladen papierGa naar voetnoot2). 's Nachts een bood met de jachten uytgebracht na Twisch. Den 18 dito een karviel van oorloogh voor de stadt weghgeseijlt na het Vlie ende het groote boodt weder op de rede gecomen. En een trommel aan de Wester schans geweest om de brief te laten passeren aen de heeren Staten in den Haegh. En is mede een crabschuyt met een gotelingh tegens de stat op de Vliet gecomen. En is snachs een meysken met de jachten van de Vliet ingebracht, dat heel neuswys scheen te wesen, dat tydinge bracht; 14 Engelse oorlooghsschepen in Selandt lagen tot assistentie van de overste SonoyGa naar voetnoot3) en dat de Cooninginne het belech wel wiste en hen haest soude ontsetten, daerover hy, Sonoij, met branden van picktonnen groote triumphe betoonden. En is een boode ingecomen die bij den oversten uytgesonden was. En zijn drie mannen na Staveren gevaren om zeep en botter, hetwelck begost te ontbreecken. En een boode na Zeelant gesonden om tijdinge van de Engelse schepen. Daer worde geseyt dat het oostende van Twisch Londen was of Engelant, alsoo de jachten altyt | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
derwaerts haer uytvlucht maeckte en wederom comende wat nieuws brachte. Den 19 dito van het Ooster bolwerck achter de stadt en de Suyder boom uyt de stat in de Ooster schans geschooten. Den 20 dito weder eenige schooten uyt de stadt geschooten en is een soldaet, die veel dartelheyts bedreef op het bolwerck, in sijn bil geschooten, daeraen hij stierf. En is een oorloghscarviel voor de stadt gecomen, die schildwacht bij den Admirael hielt. En syn snachs twee schuyten ingecomen die na Stavoren ende de Kuinder hadde geweest, oock na Blocksyl; de eene met zeep, botter en 7 cabbeljauwen en de ander met 4 cabbeljauwen en 2 swanen en een boode uyt Engelant, so men seyde, die goede tydinge aen den overste brachte. En hebben die van buyten seeckere slooten ende tochten toegepaelt en 2 soldaten gevangen, genoempt Duyt en Vriesken. Den 22 eenige borgeren gevangen, met namen:
Ga naar margenoot+ Ten selver dage is Remmert Nanninghsz, burgemeester, oock gesocht om te vangen, doch vonden hem niet. Hebbe die van buyten weder eenige slooten gedempt. Den 23 dito is de trom doen slaen, wie de voorschreven burgemeester geschuylt ofte gehooft hadde, diens goederen soude syn verbeurt. En syn van binnen eenige schooten in de Ooster schans gedaen en oock 2 mael na den Admirael. En syn by de burgers vendels genomen en op de wallen gebracht. Pieter Suymes heeft tot 2 mael in de stadt geschooten door de huysen met koegels van 8¾ ℔, doch het gebeurde gemeenlycxs als hy Engels bier had gedronken. En is van binnen door het carviel, leggende bij den Admirael, geschooten, daerop den Admirael weder in de stadt door 2 à 3 huysen heenschoot. En is 's avents alarm voor de Westerpoort geweest bij de schans, alsoo die van binnen het santenel op den dijck meenden te lichten. Den santenell buytten de Oosterpoort van die van binnen 2 spietse genomen, waervan een in het afloopen door sijn ribben wierden gestooten, waerop eenige schooten uytte schepen in de stadt en uyt de stad in de schepen wierde gedaen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 24 Martii eenige schooten uyt de stadt geschooten en uyt de schans in de stadt. En is snachs een bode over Stavoren op Medenblicq met brieven van de Coningine van Engelant en de gouverneur tot Vlissingen gecomen, alles tot versterckinge van den oversten met syn vrienden, die daerover groote vreuchde bedreven. Den 25 dito zijn eenige schooten uyt de Wester schans op de Westerpoort gedaen en op een schaloos stuck, dat op de poort lach. En is een soldaet uyt de Wester schans de mouw van syn rockjen geschooten. Den 26 dito eenige schooten uyt Ooster en Wester schans in de stadt gedaen en uyt de stadt weder beantwoort. En een trommelslager uyt de Wester schans aen de poort geweest, ofter eenige van binnen by 2 à 3 van de Staten in de schans wilden comen om met hem te spreecken raekende seeckeren brief met hen, die tot antwoort creegh van neen, maar dat hij den brief zelfs mocht brengen. Daerop den trom omme de brief gegaen is. Wederom comende vraeghde [hij] of sij een open [of] beslooten brief begeerde; gaven daerop tot antwoort, sy begeerden geen briefGa naar voetnoot1), alleen den trompetterGa naar voetnoot2) gesonden waer van de commissarissen van Engelant, die sy zeyden dat die van buyten in de schans opgehouden haddenGa naar voetnoot3). Tegens den daegh hebben die op het Zijdwerck een loose alarm gemaeckt, schietende al zuyd op, menende, soo het scheen, die van binnen uyt te locken. 's Nachs een boode van de overste uytgesonden. Ga naar margenoot+ Den 28 Martii de trom weder aen de Westerpoort geweest, die vraechd, of sy de brieven noch niet begeerde en daerby voeghde, de Staten tot Hoorn vergadert waren, om die van binnen te betalen. Die daerop tot antwoort gaven, dat sy persisteerden bij haar voorsegde antwoort, seggende met de Staten niet te doen te hebben, maar dat de Staten eerst en alvooren het bevell van haer majesteyt van Engelant souden nacomen ende de stadt openen, soo wilden sy doen wat | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
recht was. Menende alsoo noch hulp van Engelant te crygen, dat verdween. Ten selven dage is den admiraal Kranckhooft met 6 jachten op de Vliet getoogen omme te zien offer noch veel volck in de schansen was en die uyt te locken, makende soo een hortringeGa naar voetnoota) op de Vliet. Die op het Zijdwerck dat siende, hebben stracx 2 vendels laten vliegen en dapperlijck geschooten. Voorts 2 a 3 jachten toegemaeckt en daerin gevallen, daertoe noch een Uytersche turfschuyt, dat een grof stuck op hadde en vertuynt was; treckende alsoo na den admirael, die hem met sijn jachten het punt bood ende hem presenteerden. Maer als die van buyten haer grof stuck op den voorschreven turfschuyt losgeschooten hadde, sijn tot twee mael trugge geweecken onder hen schans, haer niet begeerende te presenteren. Syn onderhande eenige soldaten uyt de Westerschans gevallen en geloopen over de weyde, alle beslecht en behout tot aen de Vliet toe, om de voorschreven admirael en sijn jachten mede een afbreuck te doen met schieten, hetzelve den admirael merckende, is met de jachten en het volck daerinne aen het landt gevallen, hetwelck nevens de Wieringer cleyborgh leyt en tegens de soldaten geschermutseert langen tyt, soodat eenige van de jachten de clederen uyttrocken, heel naeckt en na malcanderen over de slooten geloopen en geswommen, oock eenige de broeck uyt zeer heftich, en heet die naeckt waren Duyt, jonge Jan van Hoorn en Vlodder de broeck uyt. Als nu die van de Oosterschans sagen de hevicheyt van de soldaten van binnen, hebben sy veel volcks in de turfschuyt met noch 2 a 3 jachten over de Vliet gebracht, daer die van de stadt 4 a 5 reysen na schooten met grof geschut, gelijck die van de Westerschans 3 a 4 malen na de jachten op de Vliet hadde geschooten [en] een reys na de zuyder boom, daer veel volcks was, maer niet geraeckt. Dan, dewijl de soldaten in het schermutseeren niet bij den anderen conde comen, synder uytgescheijden, nadat een soldaet van binnen door beyde sijn weersijden billen werde geschooten, welcke koegel wierde uytgesneden. Maer wat verlies aen de andre syde is onbekent. 's Nachs heeft den oversten een boode uytgesonden met de jachten en doen brengen tot Twisch en daer weder een boode ingenomen, dieGa naar margenoot+ van te vooren na Seelant was gesonden, dewelcke veel tydinge | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bracht van majesteyt van Engelant en de schepen van het ontset, oock van de grave van Hohenlo en Geertruytenbergh. Item dat graf Maurits den admirael van Engelant hadde belooft de belegeringe voor de stadt wegh te nemenGa naar voetnoot1). Sommige meenen het oostende van Twisch Engelant was; de brieven, alhier geschreven, worden aldaer gebracht en dan wederom inne, etc. Den 29 dito, 's morgens, 2 grove stuckjes in de Oosterschans gebracht en daermede 2 a 3 reysen in de stat geschooten en begosten doen de soldaten te murmereren en twijffelen, dat sy versierde bortGa naar voetnoota) vegGa naar voetnoota) kregen en dat Johannes Petri, grietman van Stellingwerf, deselve consipieerde, hetwelck hy negeerde en syn onschult daervan dede en heeft de voorschreven brieven stracx van het stathuys doen aflezen in het Duyts en Frans, alsof hij die spraeck niet konde. Den 30 dito hebben die van buyten op het Zydwerck dapperlyck met misquetten in de stadt geschooten na de arbeyders van de borstweringh aen de Suyderwal bywesten het slot, maer niet geraeckt. En hebben die van de Westerschans in den dyck begonnen te spitten en wierpen de aerde aen beyde syde op en af den dyck en daerna noch in zee, seggende, dat se wilden mynen. En hebben die uyt de Westerschans uit onbevijlt metalen stucken geschooten dattet gebroocken is. En is Allert Pieters Coster, een uyt vroetschappe, bij die van binnen gevangen genomen, omdat eenige soldaten seyde, dat hy geseyt hadde, datter geen ontset voorhande was en dat de boode sulcx tegens hem hadde geseyt, hetwelck hy ontkende; en was een vroom, vreetsaem man. Primo April 's nachs een schuyt gevaren na Stavoren. En syn eenige schooten bijwesten in de stadt geschooten, overmits die van binnen buyten de Westerpoort in den dyck begonnen te delven, vresende voor mijnen, laetende groote palen met yser beslaen en in de gedolven dijck heijen. 's Avonts een bood met brieven bij dyckgraef uytgesonden aen waerschappe en cogmeestersGa naar voetnoot2). Den 2 dito synder brieven aen den oversten gecomenGa naar voetnoot3). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En heeft den oversten 's avons laet in de nacht buytten de Westerpoort schendelijck in den dyck laeten delven totte wier dwarsdijcxGa naar voetnoot1), soo diep als het binnenwater hoogh is. Hierop heeft den oversten den dijckgraef doen roepen, willende noch meerder delven, soo hy verclaerde; vraeghde spotsewys consent. Maar bemoeyt van het voorige delven buyten sijnen wil en weten gedaen, gaf voor antwoordt, in gener manniereGa naar margenoot+ en dattet selve tegens syn eedt en eer street. En had de overste buyten hem begost, hy mochte doch, soo het hy verstonde, protesteren jegens denselven en allen anderen, in presentie van de heemraet - waerjegens de overste weder protesteerde - verclaerde dat het geschapen was, soo de wint uytten Noorwesten ontstack, het hele lant en de stadt te verliesen. Hierinne bewillichde Reynier Dircksz Boot of Brouwer, heemraet, met den dijckgraef, seggende, dat hij daerover niet wilde staen. In welcken geval den oversten gegaen is by Cornelis Claes Mans, coggemeester, die met eenige anderen willen en bereyt was; delvende alsoo met malcanderen in den dyck, dat een schendelijcken werck was. Den derden en vierden April hebben die van buyten haeren schans versterckt en in der dyck gedolven. De vissers, binnensteed noch sijnde, hebben haeren staake recht buyten den havent geset en daermede aes gevangen, daer sij mede gehaeckt hebben en veel vis gevangen. En hebben eenige burgeren haer geweer van het slot gehaelt en belooft met de soldaten te waecken ende te vechten. En hebben haer vendels binnen haer deuren gehaelt en van gelijcken belooft - Godt betert - alsoo een vendel opgerecht. En sijn eenige schooten na de vissers gedaen, die in de gracht visste en mede in het huys van Jop de constapel van binnen op zyn bed. Dat cloodt vloogh door deeckens, lakens ende syn broeck, en raakte niemant, dat groot wonder was. Den 5 dito noch buyten de Westerpoort gedolven en palen ingeslagen en eenige schooten van byoosten, bywesten en uyt de schepen in de stadt gedaen. Ten selven dage de trom doen slaen, dat alle burgers in de kerck soude komen die onder het burgersvendel niet gescheyden waren, waerdoor vreesden ende in den kerck niet | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te willen comen, houdende haer aen de voorgaende contract en de beloftenisse, in den kerck gemaeckt tegens den overst ende den soldaten, die begeerden, datte de burgers souddeGa naar margenoot+ schanssen, de burgemeesteren ende vroetschappen ontweldigen, hetwelck sy niet begeerden te doen, maer liever de stadt ledich uyttrecken en alles verlaten. Den 6 dito weder twee schooten gedaen uyt de Westerschans in de Wester meelmolen, hetwelck veel schade dede. En syn 's nachs 5 soldaten ingecomen van Harderwyck uyt Jan Theunisz vendel en brachten brieven van den gouverneur van Bergen op Zoom en tydinge, dat Leyden en Delf Engels waerenGa naar voetnoot1). Het scheen eenige soldaten de lucht in de neus hadden van het voornemen van Leyden (Godt betert). Den 7 dito van bijwesten een schot na de schildwachtssantenel aen het Westerheck gedaen en schoten datte spaenders de schilwacht om de ooren vlogen en wierde een weynich geraeckt. En is het burgersvendel gemonstert in de kerck, sterck ontrent min noch meer 60 mannen. En sijn met een vliegent vendel door de stadt gegaen en hebben aen handen van den oversten den eedt in den kerck gedaen. Den 8 dito een bosdragerGa naar voetnoot2) met een trom uytte Westerschans mett brieven van de heeren Staten aen de burgemeesteren en de regeerdersGa naar voetnoot3). De trom van binnen ginck buyten en ontfingh de brieven, dewelcke bij den chrysraet gelesen ende geopent werden. Het inhout was, dat alle steden, groodt en kleyn, worden tegens den bestelden dach beschreven om te handelen van vrede met haer majesteyt. Daer beneven, dat graef Lycester het gouvernement aen dese landen gelaten hadde en dat hem van haer majesteyt geboden was, niet wederomme uyt Engelant te treckenGa naar voetnoot4), laetende alsoo haar | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
majesteyt de Staten met de Nederlanden bewerden. Desen brief ofte acte was in het collegie der Staeten geexhibeert den 2 April anno 1588 en was de missive geschreven den 5 dito voornoemt. Daerna de Statenboode gehaelt en die geblinddoekt bij de trom van binnen in de stadt op het stadthuys gebracht, diewelcke met veele redenen van der burgery en soldaten leelijck toegesproocken worde en ten laesten de Oosterpoort uytgeleyt wierde. Ga naar margenoot+ Den 9 dito in de Oosterschans het bedde gemaeckt om het geschut daerop te leggen. En uytte stadt na de arbeyders geschooten. En sijn veel moeyten geweest om eenige segswoorden, daerom de soldaten in de burgershuysen syn geset en speelden schaf op LobbonsGa naar voetnoot1). Den 11 dito een trom aen de poort geweest. En een bootien en een karviel, dat eenige reysen in de stadt schoot, op de reed gekomen. Den 12 dito bij den schout, burgermeesteren en den gerechte een vaste biddedach gepubliceert van het stathuys, te houden op den 13 dito daeraenvolgende; alles om de Heere te voet te vallen, dat Hij doch door Sijn grondeloose barmhertichheyt die straffe van ons wil weren ende der herten der onenicheyt vereenigen. En is een jonghman, die langh buyten geweest was, binnengekomen, die veel tijdinge bracht van buyten en Enchuysen. Den 13 dito een trom voor den poort geweest met brieven van Kleyn Olbrants boot, dat tot Deenmarcken thuys hoorden. Dit was den 2den brief en quam oock om de 2 gevangen Schotten. Een jacht op de reede gecomen, smal en lanck, galeyse wyse, met 4 metalen stuckjens. En is de brugh over de Vliet begonnen te leggen van de Zuydermolen op de suyd werck, dwars over aen Stijnes Oort toe. Den 14 dito een trom van de Oosterschans aen de poort geweest om het voorschreven schip te halen. Den 15 dito drie brieven gekomen: een van graef Maurits, een van WillebeGa naar voetnoot2), een van KilgreGa naar voetnoot3); met vier persoo- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nen, namentlyck drie van de Staten en een van haer majesteyt, eenige commissarissen om te accordeeren, als namentlyck burgemeester van Haerlem Kies, mynheer Bruynningen, Bardesius van Amsterdam en den gouverneur van Bergen; en sijn den 16 dito ingecomenGa naar voetnoot1). 's Nachs 2 schepen voor de stadt gecomen, een boeyer en een hultgien. Is syn Excellentie in de Oosterschans geweest en 's avonts met syn adel wederom na Twisch gereyst, daerGa naar margenoot+ hij gelooyseert was. Hebben in de schans dapperlyck geschooten, oock uyt de schepen met scherp in de stadt geschooten. En is een bood te voet na Hoorn geloopen om wijn te halen. Den 17 dito is Pieter Suymes met een oorlooghsboot voor de stadt weghgeseylt. Den 18, 19, 20 ende 21 van de vrede gehandeltGa naar voetnoot2), daerop den 22 den forier van melort Willeby na de stadt vertrocken, op den 23 dito met vliegende vendel, soo van burgers als soldaten, heerlyck is ingehaelt. En syn 's avonts de heeren noch in den Twisk geweest, de crysluyden dapperlyck vermaenende ende henluyden seeckere maenden presenterende paspoort en afreeckeninge. Den 24 April melort Willeby, by den oversten op den huyse synde, heeft 's middaeghs door syn soldaten, als wanneer de andere soldaten aten, de poort en wacht van het huys inemen en hem, melort Willeby, aldaer soo van verseeckert. Hetwelck de soldaten ziende en wetende, dat het cruyt meest in den huyse was, dat sy nu quyt waren, hebben stracx daerna geaccordeert met den uytsprake van den voorschreven Willeby, alsdat se drie maenden soude ontfangen, daertoe paspoort ende afreeckeningeGa naar voetnoot3).
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
's Avonts de commissarissen met geld ingecomen, namentlijck:
Den 30 ditoGa naar voetnoot4) is syn Excelentie met syn adel in de stadt gecomen en hiete de burgeren, het geweer neer te leggen. En hebben aen handen van den prins gedaen eet. En is de vrede gepubliceert en een acte van amnistie gepasseert. Den 2 May heeft syn Excelentie den dijckgraef belast, de schanse te slechten en is millort Wilbey vertrocken. Den 22 dito syn de soldaten vertrocken uyt de stadt en stelden in het uyttrecken dit aen de poort: ‘Medenblick, syt dit gedachtich in 't jaer XVe acht en tachtig.
Neemt geen meerder soldaten in dan gy syt Mr. en deselve machtich.’
Ga naar margenoot+ In het jaer 1595, in de maent van Martio, is de stadt by octroij van keyser Karel verleent een vreye weeckmerck van 8 dagen langh geduurende, beginnende met den 10 Juny en eyndigende met den 18 dito; onder conditie, de incompste van de waegh aen hem soude komen. Ga naar margenoot+ In het jaer 1599 is de stadt, als weder opklimmend uijt der asse, nietjegenstaende haer menichvuldige ongelucke, vergroot en met een nieuwe havent voorsien, tot gerijf en accommoudatie van de varende luyden wyt 20 roeden, en heeft | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een schoon gat om daerin te comen, streckende noort-oost en suyd-west, diep met een ordinaris ty 11 à 11½ voet. En wert gestadigh diep gehouden, soodat de grootste schepen van het landt daer gemackelijck in en uyt cunnen comen. En is voorts deselve stadt wel betimmert van huysen en heeft bequame groote. ---------Ga naar voetnoot1) (fol. 36 vso.). En in het zelve jaer is by burgermeesteren versocht, alsoo de stadt nu vergroot was, daerdoor de last der regeringe haer te swaerder viel, noch een derde burgermeester bij haer te mogen hebben en die te kiesen uyt de afgaende by de twee nieuwgecoorene, die alsdan 2 jaeren soude blyven en out burgermeester zyn. En daerop vercregen dit navolgende octrooy ex authorisatie den 31 October 1601 ----------------Ga naar voetnoot2) Ga naar margenoot+ In het jaer 1608 is de stadt Medenblick geschonken en vereert als vry eygen opgedragen en getransporteert het casteel, eertyts toecomende de graeflycheyt en bewoont by eenen Hartoogh RyswyckGa naar voetnoot3), dien doen groote correspondentie met de prinsgesinden was houwende, oock doorginck stilswygende, misgaders de waegh, die eertyts was gegeven om een vrye weech, segge jaermaerckt; te gebruycken het casteel binnen een jaer te approprieren tot een doele ende de thuyn tot een drilplaets voor de schutters en de waegh tot proffyte van de stadt te gebruycken, in dato den 1 May 1608, volgens de teneur van dit navolgende geschenckGa naar voetnoot4). (fol. 40). Ga naar margenoot+ In het jaer 1615 is op het versoeck van burgermeesteren en raden bij de ridderschappen, edelen, steden van Hollant vergunt en gegeven de ordonnantie van weescamer en alsoo die gedruckt is, wyse den leser totte selve. Ga naar margenoot+ In het jaer 1617 is gemaeckt het groot school ofte stadtsschool, om daerin onderwesen te werden de jonge jeught in de Duytse tale. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ In het jaer 1618, nadat het provenhuys ten vollen tot een woningh voor oude luyden was geprepareert, is beraempt dese navolgende ordre op alle die geniet, sij mannen ofte vrouwen, die haer cost in provenhuys coopen, als volgt --------------Ga naar voetnoot1) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(fol. 43).Ga naar margenoot+ In het jaer 1619, als wanneer de wet verset wierde in het landt, quam alhier binnen de havent deser stede Medenblicq het jacht van syn Exellentie met prins Maurities van Orangen, treckend terstondt nae het stadthuys en ontsloegh de magistraet van haeren eedt en plicht, eertyts aen de stadt gedaen. En koos terstondt wederom andre in plaets die aen handen van syn Excellentie den behoorlycken eedt hebben gedaen. En gaf hun des navolgende ordre, waerna zylieden hun in het verkiesen van burgermeesteren ende schepenen souden hebben te reguleren voortaen als volght ----------------Ga naar voetnoot2) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(fol. 45).Ga naar margenoot+ In het jaer 1625, na de doodt van Gerrit Piersz, gewesen aventurier van Medenblicq, is den vermaerden zeeroover Claes CompaenGa naar voetnoot3), alvooren hebbende becomen commissie om te mogen capen op de Spaense, kocht het schip, bij Gerrit Piersz gevoert, van desselfs weduw, en was genaempt Walta, gemonteert met seventien gotelingen, groot 100 lasten. En voer Medenblicq uyt, nadat hij van de Gecommitteerde Raden ter Admiraliteyt vergast was, dien hy versocht het lach te willen betalen, deurdien de equipasie van het schip sooveel gelt coste, dat hy geen gelt mocht ontberen, want hy noch op het schip te quaet bleef 8000 gulden, dien hij beloofde te betalen, wanneer hy een goede buyt soude hebben opgedaen of beco- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
men. En is alsoo te zeijl gegaen met een voor de wint, bemant met 80 coppen, edoch kreegh noch naderhant tot Vlissingen in Zeelant 30 coppen, daer hy mee zee koos. En is voorts de geheele werelt syn roverije niet altemet bekent? Is meester geweest van 350 schepen, en naderhandt weder gepardonneert, welck pardoen hy tot Medenblick creegh. Ga naar margenoot+ In het jaer 1629 is by den chrysraet van de burgerij met advys van burgermeesteren geresolveert ende beslooten, alsoo de burgery nu in vier vendels was verdeelt en in kas van noodt haer rende-vous plaetsen behoorden te weten, geordonneert als volght te trecken en blijven in tyt van noot: het blauwe vendel oostert by het Claphuijs; het orangen vendel op den Dam voor het stadthuijs; het groene vendel op den zuijder boom ende het witte vendel by de Westerpoort. Ga naar margenoot+ In het jaer 1630 is op het versoeck van burgemeesteren byGa naar margenoot+ de ridderschappen, edelen, steden van Hollant en Westvrieslant geconsenteert te mogen bedycken seeckere meertgens, genaempt Braeckepoel, Wymers en het LichtewaterGa naar voetnoot1). Ga naar margenoot+s In het jaer 1631 is de stadt wederom vergroot en dat met 2 nieuwe groote havens, streckende langhs de stadt in het Zuyderzee; waervan de eene wyt is 35 roeden en de andere wijt 25 roeden. En is begonnen op den eersten Marcii, als burgemeesters waeren voor oud Pieter Nanninghsz, Pieter Pietersz Aaker en Dirck Reyndersz Brouwer. En is den dam, leggende in het gat bij Maerten van der Wolf, deur onversichtich toesien, harden storm en harden pars van water, omgekantelt, wesende de voorschreven havens noch niet ten vollen uytgewrocht, op den 26 October desselven jaers, waerdoor geheel Noorthollant groote noot leet van met water vervult te werden, soodat de clocken drie etmael in het ronde gingen. Ga naar margenoot+ In het jaer 1632 is de meertgens als Braeckpoel, Wijmers en Lichtewater drooghgemaeckt en bedijckt. Bevonden dieselve groot te syn in het geheel 173 mergen 523 roeden 3 voeten, daer naderhant afquam een somma 104 324 gulden 3 stuijvers. Waeren burgermeesteren out Pieter Pietersz Aaker en Cornelis Matthysz Schagen met Symon Maersz, dijckgraeff. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In het selve jaer zijn mede schansen om Medenblicq gemaeckt met twee ronduijten. In het selve jaer, den 21 Augustii, als wanneer de vyant op de Veluwe wasGa naar voetnoot1) en het lant mette uyterste swaricheyt wierd gedreyght en oock aenschrijvinge van Haer Ho Mo. heeren Staten Generael was gecomen en by burgermeesteren en de crysraet dienaengaende -- te weten, om met een compagnie burgeren uyt te trecken na Heusden -- geresolveert, deselve uyttocht ten dienst van het landt en ter eeren der prins van Orangen en de opbouwinge van Godes kercke te doen en trecken na Heusden, gelijck geschiet is, tegens een state croon daeghs de officier ende de slechteGa naar margenoot+ soldaten 25 stuyvers daeghs. In hetselve jaer, als wanneer de havens gemaeckt syn, bent er boven de ordinaris schepen, aldaer winterlaegh leggende, noch wel 100 schepen daerboven met ysganck daer incomen, die anders soude moeten hebben na menschenoogen vergaen, indien dese haven daer niet waere geweest, soodat de matroosen in tijt van noot hetselve achten voor haer eenigen asylum. Ga naar margenoot+ In het jaer 1633 is het wachthuys by de zuyder boom geset en bent weder door ysganck wel 200 schepen in de havent gecomen. Ga naar margenoot+ In het jaer 1634, als burgermeesteren waeren Heyndrick Claesy Verwey, out, Cornelis Mathijsz. Schagen en Pieter Nanninghsz, is de zuyder meelmolen op het buytenwerck gebrocht. Ga naar margenoot+ In het jaer 1635, als burgemeesteren waeren Cornelis Matthysz. Schagen, out, Pieter Pietersz. Aaker ende Dirck Reyndersz. brouwer, is gebeurt in de winter, in het voorjaer, als er noch ys in de sloote lach en het geweldich hadde geregent, dat suydert by de brouwery van Dirck Reyndersz brouwer twee mannen in een schuyt van Opperdoes over ys quam vaeren en oock een paer met een slees haer temoet quam, tot verwonderingh van veele. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In het selve jaer heeft burgemeester Nannigsz. een molen laten setten in de schoot achter Opperdoes en hetselve tot lant gemaeckt. Ga naar margenoot+ In het jaer 1636, als burgermeesteren waeren Dirck Reyndersz. brouwer, out, Pieter Nanninghsz. en Symon Maersz. Lievesen is het havenmeestershuysien op het oostend geboudt. Ga naar margenoot+ In het jaer 1637, als burgermeesteren waeren Symon Maersz. ende Heyndrick Verwer en Mr. Evert, is de brugh suydert over de Westerhavent geleyt. Ga naar margenoot+ In het jaer 1638 is Dirck Everharts huys gebout en Pieter Jacobsz. Houwiers oock. En is doen ontrent Alderheyligen groote schade geschiet in Texel en allenthalve veele schepen en menschen bleven. Ga naar margenoot+ In het jaer 1639 is de kerck tot Medenblick verhooght en de vloer met heele sarcken beleyt en bevonden doen inGa naar margenoot+ de kerck te zyn na gedaen belegginge 822 graven, te weten:
Uyt dese verlegginge hebben de magistraat voor de kerck verscheyden graven gewonnen, deurdien sy se smaller hebben gemaeckt als voor desen deselve syn geweest. In hetselve jaer isser by die van Medenblick door den admiraliteyt Cornelis Thymonsz. Opperdoes, alhier laete maken een oorloghsschip om te dienen onder de doggers ten dienst van het lant, dat dies tyt noch in zee ginck - daeraf de cappiteyn zieck synde thuys bleef - en onder commando van den luytenant Quickel, die altyt wenschte by de Duynckerckers te comen, uijtliep; en nadat hy drie dagen in zee was geweest, by 3 Duynckercker fregats quam en slaeghs raeckte en na weynige tegenstant het schip overgaf. Waeruyt staet te bespeuren, dat de grootste swetsers ‘van dus en soo syn vijant te doen’ aen lant, nietimedal in zee kunnen uijtrechten, maer ter contrarye haer meesters | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
goet verwaerloosen en door quaet beleyt, gelyck deze luijtenant hadde, anders niet doende dan vloecken, rasen en tieren, weghbrengen; tot groote schade haerer meesters en maetroosen, die daerdoor in gevanckenis raeckte tot Duynckercken en naderhant met de wissel gelost worden. In hetzelve jaer is tot doodtgraver en koster in de kerckgekooren Reynder Jansz. Ga naar margenoot+ In het jaer 1640, den vierden April, isser alhier een aerdtbevingh geweest en sijn veel schepen en menschen in Texel gebleven door een harden wint. Ga naar margenoot+ In het jaer 1641 is de straet op de nieuwe havent verhooght en is Dirck Tomasz. Puynders huys getimmert. Ga naar margenoot+ In het jaer 1645, den 10 Junii, is by de crysraet van de burgerij, met advys van burgermeesteren, geresolveert en besloote, dat, alsoo de stadt nu vergroot was en de rende-vous plaetsen der burgery verandert moesten wesen om in tyden van noodt niet in disordre te geraecken en door dat middel de stadt te verwaerloosen, de rendevous plaetse geordonneert syn als volgt:
sonder dat yemant van de voorseyde rende-vous plaetsen sal mogen trecken sonder behoorlycke order van de magistraet en haer capiteyns en minder officieren. Ga naar margenoot+ In het jaer 1648, als wanneer de eeuwiche vrede tusschen den conninck van Spangen ende dese landen was besloten, is deselve oock alhier gepubliceert in hetselve jaer, en dat met losbarstinge des canons en geluyd der clocken, mitsgaders aensteeckinge van vreughdevuuren. Ga naar margenoot+ In het jaer 1650, op den 19 Martii, zynder in de toorn gehangen een groote en een minder klock, gemaeckt by Mr. Francoys Hemeny, clockegieter tot Zutphen, wegende swaerGa naar margenoot+ deselve twee clocken tesamen 13471 ℔ tot 44 gulden het | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hondert ℔ en hebbe hem weder een clock in betalinge gelanckt van 4320 ℔, en voorts met hem gereeckent voor de resterende wicht, synde 9151 ℔ tegen 44 gulden, dat se be-
de stadt syn goetgedaen. Hangende nu in de toorn 3 clocke, waervan de cleynste de poortclock is en gaet des avonts ¾ quart van een half uijr. In hetselve jaer, den eersten Augustii, als capiteynen van de burgery waeren: Jan Jansz de Zee, Maerten Jansz. van der Wolf, Dirck Thomasz. Puynder ende Adriaen Albersz. Hauwert met haer onderhebbende officiers als crysraet door burgermeesteren op het stadthuys ontbooden en haer aengeseyt, de prins van Orangien de stadt Amsterdam had belegert; of, niet wetende wat hy vorder in den zin hadde, niet goet soude wesen, tot voorcominge van alle swarichheyt, men met vliegende vaendels en slaende trommels soude alle nachten en dagen waecken met een compagnie burgers. Daerop by den crysraet, met advys van burgermeesteren, werde vastgestelt met een compagnie in volle geweer 's daeghs en 's nachs te waken met slaende trommelen en vliegende vaendels ende met brandende lonten, dat terstont door trommelslach de burgerij wierde bekent gemaeckt; misgaders yder corperael soude voor syn roodtgesellen 20 ℔ kruyt ende een hondert ent sestich cogels met behoorlijck lonte daertoeGa naar margenoot+ haelen. En de crysraet geauthoriseert met burgermeesteren, de stadt met borstweringe en batterijen te voorsien tot haeren versterckinge. En zijn doen de borstweringe ooster en westert gemaeckt met verscheijden batteryen, met wier gevult, daer het geschut wierde opgeplant, misgaders mede de yseren kettingh over het gat van de havent gespannen en de vier metalen stucken, leggende in het claphuys, responderende op het gat geladen; somma, alles tot tegenweer in cas van noot veerdich gemaeckt. Den 5 dito is bij crysraet, met advys van burgermeesteren, verstaen de dachwacht onnodich te syn en dat men met halve compagnie zoude waecken. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 13 dito is bij den crysraet, met advys van burgermeesteren, verstaen, alzoo de zaeck met de prins van Orangien en de stat Amsterdam was bygeleyt en de soldaten weder in garnisoen waeren geleyt, men de nachtwacht van halve compagnie af soude stellen en waecken als voor desen met een rodt van thien man. Gelijck is geschiet. Ga naar margenoot+ In het jaer 1651, den 5 Maert, is het zulcken hoogen water geweest, dat de havens begosten over te loopen; dat men op de steege of overslage derselver dammeties van coestront leyde. En leden groot peryckel van uytgevallen dyckkosten, soodat de predickaetie, alsoo het op een Soondach was, wierde geschort en het volck liep na de dijcken om die te houden, gaende de clocken nacht en dagh een etmael in het ronde. Ga naar margenoot+ In het jaer 1653, den 28 Junii, als wanneer de Staten derGa naar margenoot+ Vereenighde Nederlanden pooghden, heymelijck met binnenschepe soldaten binnen Medenblicq te haerder verzeeckeringe te brengen, gelijck zij tot Enchuysen dede, dat de burgerij wijs wierde, die daerop veel spul toehaelde, vooreerst lopende met een getal en zoeckende de ketingh, die voor desen over het gadt was geweest en spannen hem weder daerover, zeggende, zij wilden geen zoldaten in de stadt hebben, sy konden haer eygen stadt wel bewaren; lopende daerop na de majoor, zeggende, sy wouden de sleutels van de cruyttoorn hebbe, die haer seijde: ‘burgermeester Verwer heeft ze’; daer toen een partij van desen hoop burgeren natoe liep, vinden hem, Verwer, op het Achterom, willende na zyn huys gaen. Randen hem aen en houwen hem by de mantel vast, seggende: ‘Douw souste ons de sleutels langen van 't cruythuys of toorn of wy bruije dy een sloechs in het water!’ Daerop hy terstondt ordre gaf en de burgers de sleutels bequamen, die doen terstont heenliepen en laden de stucken die in het claphuys stonden met dubbel scherp en planten een prinsevlagh op het Claphuys, seggende: ‘Dat is voor de Prins van Oranje! In 't jaer 1650 wouden burgermeesteren geen prinse soldaten in hebbe, nouw wille wy geen state soldaten in hebben!’ en alsoo bygeval Mr. Heyndrick Jansz. Prinz oostert was, liet sijn fluyt van huys haelen en speelden Wilhelmus van Nassouwen en soo voort. Daerop burgermeesteren boven ontbooden de crysraet der burgery, bestaende in dese Jan Jansz. de Zee, capiteyn, Jacob Fransz. Roosterman, capiteyn, Dirck Thomasz. Puynder, capiteyn en Adryaen Albersz. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hauwert, capiteyn, met haer onderhebbende en onderofficieren, als luytenants, vendrichs en serjanten[ers] haer voorgedragen, dewijl de burgery heel ontevreden was, wat middel het oproer weder in stilte te brengen. Waerop bij slodtvonnis van den crysraet, met advys van burgermeesteren, tot voorcominge van vordre onheylen, wierde vastgestelt,Ga naar margenoot+ de burgerij met een geheel compagnie in vol geweer soud waecken als in het jaer 1650, mits dat burgermeesteren soude beschaffen cruyt, coogels en lonten na behooren; dat dienselven dagh de burgery noch wierde bekentgemaeckt door trommelslach. En haer cruyt, cogels en lonte na behooren wierde verschaft door den stadtsmajoor, aen wien de sleutels na trommelslach weder waeren behandicht door ordre van de Heeren. Op den derden Julii is by den crysraet verstaen, met advys van burgermeesteren, dat alsoo de kettingh aen sticken was geseylt, deselve weder te maken en noch een dick touw tot securiteyt van deselve kettinge daervoor te spannen, gelyck doen oock geschiede. Op den elfden Julii is by de chrysraet verstaen, met advys van burgemeesteren, dat alsoo de onlusten weder begonnen af te wassen, de wachten te verminderen tot op twee rodt, oock de stucken te ontlossen die in het claphuys staen, gelyck is geschiet sonder ijemants tegenseggen. Op den 27 Augustis, als wanneer de burgery in volle rust weder waeren, syn de wachten vermindert tot op een rodt, als op den ouden voet. Ga naar margenoot+ In het jaer 1654 is de plaets van het casteel verhooght ende de groote harsteenen poort daervoor gemaeckt. In het selve jaer is mede klaer geraeckt het schip ‘'t Wapen van Medenblick’, gemaeckt by burgemeester Schellinger; wesende meester-timmerman Mr. Claes Thaemsz Moersvoocht. Is mede gemaeckt het schip ‘De drie Helden Davits’. In het selve jaer, den 17 May, is binnen Medenblicq mede gepubliceert de vrede tusschen Olivier Cromwel ende dese staet, met losbarninge van het canon, geluyd der clocken en onsteecken van veel vreughdevieren van veel burgers int particulier. Ga naar margenoot+ In het jaer 1655 is de munt van Westvrieslant voor deGa naar margenoot+ eerste reyse van Enchuysen alhier gecomen. En is daertoe geprepareert en tot een muntplaetse beregt en klaergemaeckt het provenhuis. En is aldaer den eersten rycxdaelder ge- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
slaegen door de soon van burgermeester De Zee, genaempt Jan Jansz. de Zee, die de geselle vereerde daervoor met een tonne bier. Ga naar margenoot+ In het jaer 1656 is 't Wapen van Medenblick, de eerste tocht onder commando van capiteyn Houttuijn, onder de vloot van den edelen heer admirael Opdam naar Dansick in zee gelopen. Ga naar margenoot+ In het jaer 1657, in 't laetste van October, is alhier door een nooroosten wint sulcken laegh waeter geweest, dat men wel beoosten Medenblicq een quartier uurs dwars in zee konde afgaen en van het zuyder hooft recht toe recht aen op de Gellerse hoeck; soodat de haventmeester niet cost vaeren de boomen te openen, alsoo syn schuyt droogh sat en de boomen op de gront neerlagen. En duurde ontrent zes a seven dagen. In het selve jaer, als wanneer de treserier Jan Cornelisz Hauwert op beyde syn graven, leggende in de middelkerck, had laeten setten sijn naem met kraenvogel, hebbende een steen in zyn poodt, met dese letteren daerom: ‘WACKER EN OPRECHT’; is daerby geschreven sonder te weten van wie ‘steel dat dyn dochter gouwen yserties drecht’; dat voor diegene, die het gesien hebbe een groot lachen veroorsaeckt heeft. Ga naar margenoot+ In het jaer 1658 is de kerck tot Medenblicq beschooten, als kerckmeesters waeren den E. dyckgraef Verwer ende Adryaen Alberts Hauwert, met greenen plancken, dick drievierendeele van een duym, by Cornelis Backer ende Jonge Jacob, beyde huystimmerluyden. Ga naar margenoot+ In het zelve jaer is het spits van de toorn een stuck weeghs afgebroocken, alsoo het gescheurt was en men bevreest was voor vallen. Had boven de dicte van 1½ voet en was hoog 36 vaem; is afgebroocken 39½ voet. In hetselve jaer zyn officianten geweest en gelt getrocken ter somma als bij ijders naem uytgetrocken staet. Eerst:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Werde dese bovenstaende officianten uyt de stadtsmiddelen betaelt; syn behalven:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In hetzelve jaer is de munt geconsenteert te mogen slaen bij de drie steden van Westvrieslandt 12000 marck cooper aen duyten, op dese voet hebbende op de eene zyde de 3 wapens van de 3 steden als Hoorn Enchuysen en Medenblicq, in het ronde met dese letteren: ‘Westfrisia 1658’ en aen de andere kant het wapen van Westvrieslandt met dese letteren daerom: Deus Fortitudo Et Spes Nos. Dewijl dit fatsoen van duyten veracht wierden, sijnde weder op den ouden voet geslagen. In hetzelve jaer omtrent Carstijd syn alhier gecomen door den schiedelijcken vorst alle de soldaten, die na de Zond zoude gaen, wesende 2800 man, die verdeelt syn in de steden van het Noorderquartier. En bleven alhier 7 compagnie. De rest trock hier en daer, volgens order en patente haer gegeven. En sijn de burgers voor servys toegeseyt voor yder capiteyn met syn jongens, 's maents gereeckent twee en dertich dagen voor een maent 6 guldens. Voor een
Ga naar margenoot+ In het jaer 1659, als burgemeesteren waeren Nicolaes Stellingwerf, out, Jan Jansz de Zee en Jan Cornelisz Hauwert item, 4 dagen nadat hy burgemeester was gecoosen, is gestorven. En is in desselfs plaetse gevolght Jan Jansz van der Wolf, ontvanger. En quam den 10 January alhier op Keeren tot Maerten Tayenhals te besien met de bode van Benninghbroeck een gemaeckt kint, laeter begraven met geluyd der clocken tot Sybecarspel by een Claes Niesoon en Aecht Germents, als vader en moeder, wonende in de Abbekercker Weren; welcke kint by de buuren niet moet werden gesien, en alsoo het derde was, dat soo was begraven, hebben de buuren met consent van de officier deselve weder opgraven en bevonden in het eerste kistien te wesen een gedaente of een verckensreusel, het tweede kistie een kattevel, gestopt met oude lappen, het derde kistie, dat alhier was te besien, was een kint, toegestelt het lichaem van een stockvis, de staert daer gespleten, als 2 voeties opgekromt, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de armen van twee met gort gevulde bloetbeulinghties, het hoof van een roode kool en een velletie daerover en gekapt als men de kinderen capt met dese letteren daerop A.G. Daerop de vrouw tot Abekerck is in het gat geset en haer proces gemaeckt. En omdat de schout Jan de Myst niet te harden party sou wesen, is hem by de man gestelt 320 rycxdaelders. En wierde leelijck van dit wijf gepraet. De een seyd: ‘Sy is hol’, de ander, ‘sy had haer kinders aen den satan overgegeven’. En is eyndelijck, na gehouden proceduren, haer sententie, na velen haer oordeel te swack ofGa naar margenoot+ licht uytgesproocken, zeggende: ‘Gelt dat stom is maeckt recht dat crom is,’ in deser vougen, gelyck geschiet is, staende het wijf met 3 poppen in den arm op een schavottie, gemaeckt by de bovendeur van het stadthuys omtrent een groot half uyr tot spectakel van de gansche werelt, en het aensien van veel menschen, die van alle kanten waeren gecomen tot Abbekerck, alwaer de executie geschiede. In hetzelve jaer, - als wanneer door Haer H.M. Heeren Staten Generael der Vereenichde Nederlanden geconsenteert waeren te slaen in alle de munten onder haer bescherming twe nieuwe penningen, de eene genaempt den zilveren Hollantsen rijder, ten pryse van 63 stuyvers en de ander den zilveren Hollantsen ducaet ten pryse van 50 stuyvers, synde de selve alhier in den munt geslagen, hebbende de zilveren rijder op de eene zyde een ruyter en paert, onder de voeten het wapen van Westvrieslant en dese letteren daerom: MO NO: ARG: PRO. CONFOE. BELG; WESTF: en op de andre syde het wapen van de Heeren Staten Generael met een croon waerop en tegensop 2 springende larven en dese letteren daerom: CONCORDIA RES PARVAE CRESCUNT 1659Ga naar voetnoot1); hebbende de silveren ducaet de gedaente op de eene zyde een yseren of geharnast man, voor syn slincker voet het wapen van Westvrieslant, met dese letteren daerom: MO NO: ARG: PRO CONFOE; BELG: WESTF:, staet aen de zyde van de man 1659 en op de andre zyde het wapen van de Staten Generael met een kroon daerop en dese letteren daerom: CONCORDIA RES PARVAE CRESCUNT -; omtrent dees tyt is mede gemaeckt een nieuwe craen, daermede de scheepsmasten | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uyt en in werden geset; en is geverft by den E. raat en schepen Maerten Bartelsz. Brisier. Ga naar margenoot+ Int jaer 1660, als burgermeesteren waeren Jan Cornelisz. Hauwert, oud, Evert van der Werve en Jan van de Wolf, is in het voorjaer het spits van de afgebroocken toorn weder begonnen opgebouwt te werden. En was fabryck en meester timmerman der selver Cornelis Pietersz. Int selve jaer sijnder in de kerck gehangen 3 nieuwe coperen croonen, swaar 800 ℔, gecomen van Amsterdam. Costen ontrent 700 gulden. Waeren kerckmeesters: dyckgraef Verwer en Adryaen Albersz Hauwert. Int selve jaer is mede alhier beroepen tot een tweede predikant in plaets van Do. Cornelis Cornelis Postumus, op den 2en November 1658 overleden, domine Wallendal van Schagen. Den 27 May synder binnen Medenblicq veel hagelstenen gevallen, soo groot als stuyters en kievitseyeren, daerdoor veel glaesen invielen. Int selve jaer is, mede voor één jaer, tot drilmeester gekoren, om de jonge schutters te onderwysen, Mr. Jan Cock, en hem toegeleyt eens 25 gulden. Int zelve jaer is mede groote quaestie geweest onder de magistraet op het octroy van vroetschappen, dat vader en schoonsoon niet in vroetschappen mogen wesen, schoon wettelijck gekooren. - Het is gebeurt, dat een Cornelis Jansz Boos en Jacob Jansz Lobs, malcanderen eerst vreemt, wettelijck in vroetschappe gekooren synde, daerna des voornoemden Lobs huysvrouw is comen te overlijden en hij Boos een dochter te vryen hebbende, hij Lobs daeraen is comen te trouwen. En door dat middel in vroetschappe is comen te wesen vader en schoonsoon - hoe haer in sulcken gevalle te dragen; beyde te tollereren, dan niet, of wie van beyden te verlaten. Daerop, na gehouden consultatiën van verscheyden advocaten, versocht is en becomen dese navolgendeGa naar margenoot+ ampliatie en interpretatie -- op octroy van vroetschappen, verleent bij coninck PhilipsGa naar voetnoot1) -- by Staeten van Hollant en Westvrieslandt: dat twee vroetschappen, malcander vreemt, wettelijck gecoren, daerna de een des anders dochter trouwende, geen plaets voor elckander | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
behoeven te verlaten; als volght ..............................Ga naar voetnoot1) Int selve jaer, op den 30 Augustus, hebben de E. heeren burgermeesteren besteet aen Jacob Jansz. steenhouder van Aemersfoort, te maecken een stenen heck op het vierkant van den toorn, van goede witte harsteen, om een somma van vyfhondert vyf ent zeventich gulden, met een vereeringe voor sijn vrouw van 25 gulden. Op den 18 September is de haen, die op de toorn staet, van Amsterdam gecomen en is tot een schilder, genaempt Scholman, gebracht en aldaer vergult. Int zelve jaer, op den 23 dito, als wanneer de toorn syn volcomen hooghte hadde, is de haen op de spil geset door den meester timmerman en fabryck der selver, genaempt Cornelis Pietersz, out sijnde 62 jaeren, met hulp een synder knechten, genaempt Daniel Rutsen. En is voorts met loodt het nieuw opgetimmerde becleet door Heyndrick de tinnegieter. En is aen loodt verbeesicht over de 22000 pondt, waeraf 1100 ℔ heeft gekost 11 gulden 2 stuyvers 8 penningen. En sijn mede de yseren crulle in de appel geset, swaer te zamen 1835 pondt, waeraf het pondt heeft gekostGa naar margenoot+ 5 stuyvers. En syn dezelve gemaeckt by vier smitsbasen, als bij Willem Claesz., Jacob Claesz., Jacob Willemsz. en Tieleman Reyndersz. Int zelve jaer is mede de Groote ofte Voorsael van het Casteel geapproprieert tot een twe(de) predickplaets. En tot beroepinge van een derde predikant geprocedeert ende daertoe voorgeslagen Do. Van de VeldeGa naar voetnoot2), eertyts gestaen hebbende tot Uytrecht, aldaer om eenige saecken, die hem te laste wierde geleyt, ontslagen; welck beroep in de ooren der magistraeten scheen eerst smaeckelijck te wesen, alsoo een oude burgermeester, Jan Cornelisz. Hauwert, daertoe heel genegen was, en volgens dien het beroep wierde geappro- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beert -- daer naderhant veel moeyten uyt quamen --. En syn doen daerop, met toestemminge van magistraeten ende kerckenraet, vier persoonen als gedeputeerde uytgesonden aen den voornoemden Do. Van de Velde, om hem tot aenneminge van het beroep te bewegen; die haer voor antwoort gaf, na veel redenen, pro en contra gevallen, om syn eer weder te vercrijgen, hij het beroep aennam. Maer moesten hem van de gemeynte tot Uytrecht, daeraf hy noch niet vrij en was, laten ontslaen. Met welck antwoort de gedeputeerden sijn vertrocken en dienden haer principale van advys, daerby doen wierde vastgestelt met de beroepinge voort te gaan ter eerster gelegentheyt. Int zelve jaer, tusschen den 18 en 19 December, 's nachs, heeft het, uyt den zuyd-westen schietend, tegens den dagh noor-west, zoo stijf gewayt als menschenmemorie niet can bereycken, waerdoor veel schepen en menschen sijn gebleven. En quamen zommige schepen, die te 5 a 6 uijren van hun anckers waeren gespilt, te 8 a 9 uyren alhier in het span dryven, tot 10 a 12 in den getalle, hebbende de meeste 's nacht niet een mast op. En is alhier mede de wester meelmolenGa naar margenoot+ onder de voet gewayt, en de zuyder molen de roeden af. Oock het toorentie van het stadthuys daeraen was er afgecomen is 600 pondt loodt, dat tot de tinnegieters is vercoft. En sijn voorts veel gevels en schoorsteenen omvergeraeckt door styven wijnt. En sijn oock mede, na het weer was bedaert, in de havent gecomen wel 40 masteloose schepen, die alhier weder sijn geprepareert en klaer gemaeckt. En sijn, na den storm een dach 2 a 3 tot voortsettinge van het beroep, andermael uytgesonden 6 gedeputeerde, te weten 3 na Uytrecht, om hem, Van de Velde, van de gemeente aldaer te laeten ontslaen en gelycke 3 na Middelburgh aen hem Do. Van de Velde, alsoo hy daer syn woonplaets hielt. Met een binnenschip, de schipper hiet Heyndrick Hackevoort, 2 a 3 dagen nae het vertrek, is aen Stellingwerf gecomen eenen brief van inhout, dat men doch met het beroepen van D. Van der Velde niet vorder wilde procederen, alsoo daer geen goet soud comen uyt te resulteren, en is gecomen uyt Den Haegh van de Raet van Staete. De opperatie derselver wierde Stellingwerf by de burgery toegeschreven. Daerop doen by burgermeesteren wierde afgeveerdicht haer beyder boode met 3 brieven, de eene aen de gedeputeerde na Uytrecht van inhout: sij haer begoste | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werck wilde opschorten en alhier comen; maer hebben hem, Van de Velde, evenwel laeten ontslaen, en een aen de gedeputeerde van Middelburgh van inhout sy cito thuys zoude comen sonder hem, Van de Velde, mede te brengen en aen de schipper, hy Van de Velde met syn goet niet soude medebrengen op de verbeurte van syn schip. En syn daerop de gedeputeerden, soo van Uytrecht als Middelburgh, met het binnenschip thuys gecomen sonder de voornoemde domine mede te brengen. Ga naar margenoot+ Int jaer 1661, als burgermeesteren waeren Oude Evert Jacobsz. van der Werf, Heyndrick Claesz Verwer ende Adryaen Albertsz. Hauwert, syn cort nae het verkiesen derselver onder de burgerij over de veelvoudige kosten, die tellekens int reysen om de predikant Van de Velde wierde gemaeckt en telckens vruchteloos uytvielen, murmereeringe ontstaen. En oock eenige passequillen gestroyt, luydende het eerste - gevonden by Cornelis Pietersz. Rhynenburch, een lit der magistraet, die voor de maecker daerna noch in rechte wierde betrocken, omdat hij Mr. Heyndrick Jansz. Prins een hadde uytgeschreven, die het de een en de ander wederom liet naschryven, streckende de selve pasquil tot laste der voornaempste magistraten - als volght: Wat spul is dit of syn het kintsche vlagen,
Of soeckt men meer de menschen te behagen,
Als Godt, Wiens oogh op alle dingen siet?
En haest de mensch vermorselt als een riet.
Sal hier de stadt in oproer comen stellen
En Van der Veld met nieuwe droefheijt quellen
Op Godes volck de tranen parssen uijt?
Een hoerevooght en een meyneedigen guijt,
Dat loopt te ver en staet ons niet te lijen!
Wij dencken noch des eets van oude tijen.
Had haer de Prins op Loevesteyn betaelt,
Zij hadden sooveel spels niet toegehaelt.
Ga naar margenoot+ Maer dat is voorby, die kans is nu verkeken
En daerom hier het hooft niet mee te breken.
Maer so zij Van der Veld niet toe en staen,
Soo sal het haer eerlange qualyck gaen.
Het is dan tyt, dat wij ons oock vermeren,
Haer huysen tot de grondt toe heel raseren.
En senden haer in de onderaersche kolck
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met Charon's boodt bij 't godvergeten volck.
Wij sweeren en sy zullen 't haer beclagen,
Haer beenen sullen haer niet lange dragen.
Maer trecken zy met ons dezelve lijn,
Wy sullen haer als onse overheeren
Gedurich staen ten dienst en respecteren
En stellen lijf en leven by haer op.
Maer mach 't niet syn, wy geven haer de schop!
Het tweede passequil, gespijckert aen het huys van den pensionaris Stellingwerf, was luydende als volght: Hier woont verraet van stadt en staet
Een verdrucker van Godes heylige kercke
Dat hy myneedich is blyckt wel aen al sijn wercke.
Nae het stroyen der voorschreven passequillen is echter weder geresolveert, alsoo de magistraet voor onheyl beducht was, den voornoemden Do. Van der Velde te beroepen. En syn tot dien eynde wederom uytgesonden vier gedeputeerde met een binnenschip, de schipper hiet Heyndrick Mun, om hem te halen. En hebben mede een huys van Jan Jansz Dasker gehuert om hem daerin te loyseeren en laten woonen.Ga naar margenoot+ En is by de burgery dienaengaende niet verder geattenteert, maer by de magistraet wat anders aengerecht, soo cort hierna is gebleecken. De gedeputeerde waeren Maerten Bartelsz. Busier, Symon Pietersz. Sluym, Claes Theunisz. boeckbinder en Symon Saskersz. Schagen, die met het binnenschip sijn vertrocken. Int zelve jaer, ontrent den 26 of 27 dagh der maent January is de groote sael volcomen geprepareert tot een predickplaets en de stoel daerin geset en gemaeckt by Claes Heyndricksz. Keetman. Int selve jaer, op den 9 Februarij, als wanneer de gedeputeerde ontrent 8 dagen waeren vertrocken geweest, zijn alhier in de havent gecomen met een oostewint, ses Amsterdamse lichters of binnenschepe met toegeleyde luycken. Vraeghden onder andre de havenmeester int ophaelen brugh: ‘manne wat heb je in’, daerop hy antwoorde en zeyde: ‘hoppe, stuckgoedren’, en soo gaven se het kint een naem. Schietende voorts inwerdanGa naar voetnoot1) tot voor Herck Cornelis Oly- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
can, briefombrenger van het Amsterdamse veer, makende haer schepen altsamen wel vast, lopende sonder achterdocht der burgeren een man tot advertentie na burgermeesteren; die seyde, sij soude daeromtrent comen en ordre geven, men soude de luycken soolange dicht houden. Comende burgermeester Evert van der Werf en Adryaen Albersz. Hauwert met den pensionaris Stellingwerf, omtrent de clock halfGa naar margenoot+ twaelf, omtrent de lichters, wel wetende, het volck nu meest aen de maeltyt saten om te eeten ende arbeytsluyden niet by der straeten waeren; gaven ordre, de luijcken van alle de schepen gelijck te openen, daer doen de hoppen en de stuckgoederen uytquamen en sprongen aen landt onder het commando van den capiteyn en overste commandeur Tack met capiteyn Pauw en capiteyn Geuits, driehondert en tsestich soldaten in volle geweer met vliegende vaendels, slaende trommelen, brandende lonten en elck 2 coegels op haer miscquetten en altermal gladde stormhoeden op en de pieckeniers gladde harnassen. Wesende dien dach heel moy sonneschyn weder. En burgermeester Verwer van huys getrocken, treckende terstondt met ordre en geslooten geleders soo de burgery haer ergens wilde soecken te stuyten, daerin te barnen, de nieuwe havent langhs en door het Waygat by Reynders brouwery neer en dat langhs de westkant van de Nieuwestraet tot op den Dam voor het Stadthuys, daer de heeren in de vensters lagen en haer verwellecomden, stellende haer in volle slachordre, alsof men in battalie soude gaen, in het aensien van menichte der burgeren, die haer ruste hielden, echter te min niet dochte, cloppende hy, Stellingwerf, syn buurman Olphert Jacobsz. blaeuwverwer op de schouder, doe de soldaten marcheerde en seggende:Ga naar margenoot+ ‘Wat dunckt u buurman, zal Van de Velde nu wel comen?’. Die daerop antwoorde en zeyd: ‘Wat souw mijn dunck; myn dunck is, dat je meester syt’. Seggende een burger, - soo myn, schryver deses, is geseyt - staende voor het huys van Stellingwerf, dese woorden in effecte: Hier woont verraet
Van stadt en staet,
Van landt en kercke.
Meyneedich man
Die niet en kan
Dan boosheyt werken.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En nadat de soldaten een wyl op den Dam hadde gestaen en de heeren sagen, de soldaten niet konde uytrechten na haer sin, dewyl de burgery stil bleef, gaven doen ordre en trocken doen de noortsyde langhs tot Oostert en doe op het casteel. En lieten burgermeesters omroepen, alle diegenen de soldaten begeerde te slapen leggen, die sou se van het casteel halen. Maer wilden de burgers daer niet aen, soodat alle diegeenen, die broodt van de arme halen, moesten de soldaten herbergen ofte souwe anders geen broodt meer hebben. En syn de soldaten doen soo bestelt in slaepsteede. En de lichters betaelt ijder met 28 gulden, is te samen 168 gulden, daeronder waeren 6 gulden aen deuijten. Uyt welcke bovenverhaelde actien, wel staet te bemercken dat hy StellingwerfGa naar margenoot+ hem Do. Van de Velde hier niet begeerde, als hebbende mede in het uytsetten derselver geconsenteert; en trock terstont een geheel compagnie op de wacht. En hadden dese wachtplaetsen op het casteel, de hooftwacht en op de Westerpoort, Oosterpoort en de Haerlemmerdijck, wesende het sterckste van de stadt. Ende zyn mede de gedeputeerde nagesonden te huys te comen zonder Do. Van de Velde mede te brengen. Den 10en dito is gelast, dat uyt ijder vendel een corporaelschap sal op de wacht trecken. En is mede door den majoor opgeschreven alle de stadtswapenen, berustende op het casteel, en behandicht, bestaende hierin:
Staende om de stadtswalle:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Noch by de stadt:
En is voorts het scherp gevisiteert en onder de craem en in de coggeschuur verdeelt. Ga naar margenoot+ Den 12 February syn de gedeputeerde doch sonder predikant wederom thuys gecomen, dat seer schandelyck stont, doch de schult wert by de burgery Stellingwerf toegeschreven. Den 13 dito is gelast, dat niemant van de burgery, na de clock 8 uijren, eenige wachten mach passeren en alle soldaten belast, zoo wanneer sy in der nach geport worden, datelijck op te staen en de naeste by haer porren en terstondt comen, sonder na eenige trommel te luysteren, want by nacht in cas van oproer geen trommel zoude slaen en haer datelijck na het oproer te transporteren en het selve soecken neer te leggen, oock in cas van quaetwillicheyt, daer in te barrennen en alsoo het quaet gespuys te verdrijven. Den 17 dito is het werck van de passequil begonnen opgeroot te worden. En is voor burgermeesteren ontbooden Mr. Heyndrick Jansz Prins, en hem gevraecht, wie hem de passequil hadde uytgeschreven en gelanckt, zeggende de heeren, hetselve wel te weten, oock wie die gemaeckt hadde. Daer op hy Mr. Heyndrick Prins antwoorde, nadat hij veel redenen hadde gebruyckt, hetzelve hem van Cornelis Pietersz. Rhynenburgh was gegeven op het hard aenstaen van hem Mr. Prins. Maer wist niet, wie het hadde gemaeckt, deurdien Rijnenburgh tegens hem hadde geseyt, hetselve passequil op zijn vloer gevonden te hebben. Daerop burgermeesteren hem aenseyde, hy het wel wiste, wie het gemaeckt hadde en zij hem noch tot het beken derselver wel soude brengen. En hietten hem uytgaen in boodtscamertie tot nader ordre. En nadat hij Heyndrick Prins daer ontrent een uyrtienGa naar margenoot+ hadde vertoeft, is hem door den schout, Mr. Albert Roosterman, aengeseyt door ordre van burgermeesteren, aldaer te verblijven tot nader order. En hebben de stoepiesGa naar voetnoot1) aen handen van burgermeesteren gedaen een eet van getrou- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wicheyt om in kas van oproer de soldaten mee en de burgery tegens te vallen. Den 23 February is Heyndrick Jansz. Prins weder ontslagen, sonder meer bekent te hebben als vooren. En is Reynder Jansz. van zyn dootgraver- en kosterschap gedeporteert; hebbende alhier in zijn tijt begraven 4499 dooden van den jaere 1639 tot desen dage toe. Den 26 dito is Mr. Heyndrick als orgelspeelder de sleutels derselver onthaelt en een ander by provisie in zyn plaets laeten speelen. Den 27 dito is het costerschap en doodtgraversschap begeven Louweris Jansz. Aken en Gerrit Jansz. Mayer. Omtrent dees tijt heeft de trommel geslagen, te dienen te water en te lande, voor de prins van Orangien, de Staten van de lande en de Geoctroyeerde Oostindische Compagnie ter camer van Hoorn na de caep BenespransieGa naar voetnoot1). Den 7 Marty is door burgermeesteren ontboden op het stadthuys de kerckenraet en haer aldaer behandicht zeecker geschrift, waerby Do. Van der Velde is gehouden wettelyckGa naar margenoot+ ontslagen te wesen van het beroep, voor desen wegens dese stadt op hem gedaen. En tot beroepinge van een ander predikant is gelast noch wat te wachten. Den 9 dito zijn alle soldaten op lijfstraf verbooden, geen gevogelte over veld te mogen schieten, omdat sy alle boereeenden schooten. Den 11 Marty zyn patenten gecomen, de soldaten eerdaeghs sullen vertrecken. En sijn tegens den avont alhier in 2 lichters gecomen, onder het commando van capitein Buijs, 80 soldaten, die gelast zijn om op het casteel in de kerck te trecken. Den 12 dito zijn de compagnie van capiteyn Pauw voor de middach betaelt haer leninghe en de soldaten aengeseyt, na de middach te vertrecken en te half eenen precys voor de vendrichs te wesen als wanneer de trommel soude slaen. En sijn de soldaten doen ontrent half twee met geslooten gelederen gemarcheert oostert voor Coster Zeylemakers en daer in 2 lichters gegaen, die terstont zeyl gingen. En sijn de andre soldaten in slaepsteden bestelt. Comen Haegsse soldaten. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 13 dito zyn alhier weder gekomen 5 kaeghies, daerna een compagnie van state, eertijts prince-guarde onder commando van den E. heer collonel Sterrenburgh, bestaende in 120 coppen, die dienzelven dach noch in slaepsteeden sijn bestelt. En oock mede betaelt de compagnien van capiteyn Tack en capiteyn Geuits, dien de clock over vyven vertrocken op mannier alsvooren in vier lichters. Den 5 April is het servys van de Amsterdamse soldaten betaelt aen de burgers, te weten voor een
Ga naar margenoot+ Hebbende dese soldaten de stadt wel gekost omtrent 8500 gulden, soo van lichterhuur, leeninghdagen, servysgelt, cortegaerdehuur, vier en licht. Den 26 Aprijl is Cornelis Pietersz. Rynnenburch geroepen om te antwoorden op zeeckere artyckele raeckende het stroyen der pasquil. Omtrent 14 dagen voor dees tyt heeft Willem Claesz. Smith in weerwil van de soldaten, nadat de poort al geslooten was over de gracht gevaren, daerover hij aen de magistraet is beclaecht, die de schuyt achter de schouts hebben laeten brengen en hem in boeten beslagen, doch niet nagecomen. En is mede bij de drilmeester burgemeesteren voorgestelt, de dagen weder begosten te langen en te wermen, of niet goet soude wesen, weder in het oefenen der jonge schutters voort te vaeren als voor desen. Waerop verstaen is van ja, maer dat yder schutter moest comen met eygen geweer, alsoo haer uyt magasyn geen geweer soude werden gelanckt. En is daerop niemant gecompareert. Den 3 May zyn de artyculen by den schout geexhibeert en by Rhynenburgh beantwoort, dat hij een copye van dat hij op syn vloer had gevonden, aen Mr. Heyndrick gegeven hadde, doch sonder achterdocht van quaet; maer tot het maecken derselver geen schult te hebben. Daerop voorts bij den schout wierd enen eysch gedaen, hy, Rynenburgh, soude werden verclaert inhabiel en voorts gecondemneert in een | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
amende van 1000 gulden, dat is niet bequaem in lants regeringe te wesen. Den 27 dito is hy, Rynenburgh, in het verrotten der burgery, gemaeckt van luytenant tot slecht soldaet. Oock mede van enige soldaten de dijckgraefs, Jan Keysers en Jan Vosses schaepen genomen en tot Keesses in de stal verdroncken, daer niet naquam. Ga naar margenoot+ Den 9 Juny, als wanneer men houten kruysies tot teecken van een vrije merckt aen de bruggen sloech, heeft men gesien 's morgens vrogh aan Stellingwerf's deur staen 3 houten kruysies, met een seshoeck op de drempel gespijckert, van hout, dat veelen, die het gesien hebben, groot lachgen heeft gebaertGa naar voetnoot1). Den 21 dito heeft men begonnen, het steenen heck op het vierkant van de toorn te maken. Dito is by de E. heeren besichticht om te maken een treckwegh op Hoorn langs de Vliets kant tot in Streeck, in de treckwech van Enchuysen uytkomende. Den 26 dito is by de selve heeren besichticht een treckwegh te maken langs de Braecken en Boerdijck, de Nieuwewegh op en achter Keeren op, wesende lanck omtrent 4445 roeden. Den 3 Augustus zynder 36 soldaten vertrocken en gegaen op het schip van den vice-admirael Meppelen. Den 6 dito zijn patente gecomen, dat de Haegsse zoldaten sullen vertrecken. Den 7 dito zijn de Haegsse soldate 's-morgens vroegh, de clock 5 uyren, vertrocken, blyft capiteyn Buijs leggen. En is tot nominatie en beroepinge van een derde predikant geprocedeert en ten dien eynde de magistraet voorgeslagen Do. Wilhelmus van Wassenbergh, tot vergenoeginge der magistraet. Den 11 dito is het zervijs den Haegsse soldaeten betaelt op de voet als voorgaende. En beliep 915:5:10 voor een en twintich weecken. Den 15 dito zyn de ysers in de appel geverft rood door Scholman. Den 24 dito syn de eerste mael gedeputeerde aen Do. Wassenbergh gesonden en na Enchuysen tot approbatie van haer beroep. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 28 dito syn de novo gedeputeerde gesonden aen domine Wassenbergh, het beroep te willen aennemen. En is bij hem, op het approbeerenGa naar voetnoota) van het classis tot Haerlem, het beroep aengenomen; die hetselve hebben geapprobeert en hem vandaer ontslagen. Ga naar margenoot+ Den 1 September synder weder stellinge op het achtkant geset om den hals van den appel met laijen te decken. Den 2 dito is het eerste lay daeraen gespijckert en heeft de Mr. daeghs 4 gulden. En is Moijckes Willem van de wattermolen het hooft meest weghgeslagen, na weynigh tijts daeraen gestorven. Den 4 dito is Do. Wilhelmus van Wassenbergh alhier voor de eerste mael de gemeente voorgestelt om te wesen derde predikant. Den 6 dito is het heck by de steenhouders ten vollen afgemaeckt en by Scholman wit geverft. Den 12 dito zyn 2 gedeputeerde van de magistraet, met namen Jan van der Wolf, out burgermeester, en Symon Pietersz. Sluysz., met 2 gedeputeerde van den kerckenraet, met namen Claes Theunisz. boeckbinder, ouderlingh, en Evert Ydtsen, diacon, gesonden om hem Do. Van Wassenbergh te halen. Den 13 dito is tot voorsanger in de nieuwe kerck gemaeckt Reynder Joosten metselaer. Den 14 dito zyn de gedeputeerde met domine Wassenbergh 's nachs te 12 uyren alhier gecomen en geloyseert in de Munt. Den 18 dito is domine Wilhelmus van Wassenberch alhier voor de middagh tot een derde predikant bevesticht door Do. Casparus Wallendal. En predickte Wassenberch na de middach syn eerste predicatie uyt de Handelinge der Appostelen, het 10 capittel, in het midden van 33 veers, dese woorden: ‘wy syn dan alle nu hier tegenwoordich voor Godt, om te hooren alle hetgene u van Godt bevolen is’. En is de traenkoockery van de Groenlantse Compagnie daeghs te vooren op het zuyder hooft klaer gemaeckt. En hebben voor de eerste reys over gekregen met het schip De Zalmander 150 kartelen speck en met het schip De halve Maen 140 kartele speck, welcke 2 schepen de compagnie selfs toe quamen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Den 21 September is in de kerck verkundicht, men by provisie alle achtermiddaegen te weten Soondaeghs op het casteel sullen predicken en dat de clock, geluyt hebbende Sondaeghs 's achtermiddaegs te half een uijren, nu voortaen sal luyden ten een uyren en de predickatie beginnen te half twee uijren. Den 22 dito syn de laetste soldaten van hier onder commando van den luytenant......Ga naar voetnoota) vertrocken na Hoorn en mede het zervys betaelt als op den ouden voet, voor 80 man 689:10:2. En is de groote eer der inhalinge der soldaten blijven hangen aen de heeren.........Ga naar voetnootb). Den 25 dito is de eerste predickatie op het casteel gedaen. Door den voorsanger eerst gelesen eerste Regium het 8 capittel, de wet of 10 geboden ende het geloof. Doen gesongen de 122 Psalm. En gepredickt by Cornelis Cornelisz. Curtius dese text uyt het Evangelium Johannis, het 4 capittel, het 21 veers, luydende: ‘Jesus zeyde tot haer: Vrouw, gelooft mij, de uyre compt, wanneer dat gylieden noch op desen bergh, noch te Jerusalem, den Vader sult aenbidden. En nagesongen het eerste veers uyt 34 Psalm. Den 18 October zijnde E. heeren schepenen collegyaliterGa naar voetnootc) vergadert geweest op het stadthuys om de sententie te besluyten tusschen Rynenburgh ende den officier Roosterman. En zijn mede op het versoeck van de heeren schepenen mede booven gecomen de E. heeren burgermeesters, om mede daerover te geven haer advys. Daerop den procureur Nierop als taelman van Rynenburgh is geprotesteert, seggende de E. heeren burgermeesteren waeren vermetel party, daerhalven mochten niet ter audijentie van schepenen zitten, veel min haer advisserend stemmingh daertoe geven; en begerende voor zyn meester de zaeck voor dees tijt niet bepleijten. En ginck de camer uyt, daer het doen by bleef. Den 23 dito zyn de gemeente voorgestelt tot ouderlingh in de Oosterkerck Joris Pietersz. Groenebroeck en CornelisGa naar margenoot+ Pietersz. Kockes en tot dyaconen Jan Schellinger goutsmith | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en Pieter Jansz. Langedyck, synde het dubbelgetal, in het voorjaer in de Westerkerck overgeschoten, dat nu sonder stemminge absoluyt de gemeente werde eens vooral bekent gemaeckt. Den 25 October zijnder stellinge op de kerck om het kleyne toorntie gemaakt om hetzelve te verstellen en de haen, die krom gewayt was, weder terdeegh te maaken. Den 26 dito is de haen van het toorntie genomen. Den 27 dito de knoppen, die op het achtkant van de toorn staen zullen, tot Maerten Jansz van der Meer, wieldrayer gebracht te drayen. En zijn voor Burgermeesteren gecompareert acht persoonen uyt de gemeente, met namen als volght:
Jan Cornelis Posthumis; alle burgeren en leden der gemeente Jesu Krijstij deser stede Medenblicq, klagende over het voorstellen der ouderlingen en dyaconen. Alsoo dezelve niet wettelijck als behoorde te wesen en waeren gekooren, versoeckende dat E. heeren burgermeesteren daerinne wilden voorsien opdat de goede ordre niet mocht werden gebroocken en de predikanten daerdoor al het bewint aen haer soude soecken te trecken. En namen aen daerinne te voorsien. Den 30 dito is door Do. Wassenbergh voor de middach afgekundicht, alsoo zy nu van haer voornemen van den 23 dito, heden 8 dagen verleden, desisteerde, omdat eenige broeders daerover swaericheyt maeckten, dat de broeders haer na de middach gelieven in de kerck te laeten vindenGa naar margenoot+ om dan uyt dat voorgestelde getal een enckeld te kiesen, opdat alles in goeden ordre in ruste ende vreede mocht blijven. En zyn daerop tot ouderlingh gekooren Cornelis Pietersz. Kockes en dijacon Jan Schellinger, goutsmith. Den 5 November syn de ouderling en dyacon bevesticht. Den 7 dito is de saeck van het pasquil tusschen den officier Albert Fransz. Roosterman ter eenre en Cornelis Pietterszoon Rynnenburgh, vroetschap en out schepen ter andere zijde te eenemael voldongen en bepleyt. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 10 dito syn alle de schepenen weder collegyaliter op het stadthuys vergadert om de sententie over het bovenverhaelde te beraemen en arresteeren. Is tusschen henlieden zeeckere groote twist ontstaen; willende de eene partij sententieeren, de andere niet, seggende: ‘Onse tyt is haest uijt, laet raden die na comt’. De andere zeyde wederom: ‘wy en by ons is kennisse van zaake, bente schuldich, hetzelve uyt te wysen na ons oordeel en verstandt’. En alsoo de E. heeren burgermeesteren diestyts mede daer present waeren, vielen der op in en zeyde: zij begeerde sententie en soude ook zententie hebben, het zy ten goeden of ten quaeden. Daerop eenige schepenen van het stadthuys liepen en is de saecke doen daerby steecken gebleven. Den 12 dito is de haen op het toorntie op de kerck weder geset. En is gemaakt by Cornelis Heyndricksz. cooperslager. En sijn de laetste stellinge van het toorntie gebroocken. Den 16 dito zijn de schepenen weder altsamen op het stadthuys vergadert geweest om het pasquil en hebben haer sententie beraemt, beslooten en gearresteert; doch malcanderen by hantastinghe belooft, totten 22 dito secreet te houden. Den 22 November anno 1661 zyn de schepenen weder op het stadthuys collegyaliter vergadert en hebben doen haer beraemde geslooten en gearresteerde sententie tusschen Mr.Ga naar margenoot+ Albert Roosterman, officier deser stad Medenblicq, ter eenre ende Cornelis Pietersz. Rynnenburgh, out schepen en raadt derselver stat, ter andere syde, wegens het stroyen van het passequill, door den secretaris Lobs laeten pronnunchieren, waerby hy, Rynnenburgh, is verclaart te wesen vervallen van zyn vroetschapsampt en noijt weder bequaem eenige functien raackende het landt of stadt oyt syn leven te mogen bedienen, misgaders gecondenneert in een amende van 1000 gulden en de rechtscosten daer af; terstondt wegens hem, Rynenburgh, is geappelleert. Dese waeren de schepenen, die het dus verstonden:
En verstonden dese, dat men behoorde moderater te gaen:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Doch alsoo de meeste stemmen altyt winnen, is het dus uytgevallen. Den 7 December is het mandament uyt Den Haegh gekomen en aen den officier geëxployteert. Hoe dit nu verder sal afloopen leert de tyt. Den 22 dito is Heyndrick Jansz. Prins te eenemael zyn dienst van het orgelspelen ontseyt, omdat hy het pasquil mede had helpen comen maaken. En Aefien in zyn plaets aengenomen om 125 gulden 's jaers. In dit jaer heeft Mr. Jacob Pomeren aen zyn huys doenGa naar margenoot+ zetten dit volgende advijs: De Fortuyn is van ons landt gewent
De Oranjenboom ter neer gestelt
Maer door Goodt's zegen
Kan de Oranjenboom weder leven
Ter eeren het huys vant Nassouw.
Hierover zyn by de magistraetspersoonen, het huys van Nassouw niet toegedaen, alleenige praeties en discoursjes gevallen, doch durfden niet bestaen, hetzelve uyt te laeten doen. God geve, dat onse overicheyt ende de burgery het aenstaende jaer 1662 onder malcanderen wat gerustiger mogen leven; daertoe de Heer zyn zegen wil geven en de verbittertheyt der gemoederen wegnemen. Ga naar margenoot+ Int jaer 1662, als burgermeesteren waeren out Adryaen Albertsz. Hauwert, Nicolaes Stellingwerf en Jan Jansz. van der Wolf, is in het dyakonenshuysien een banck vergroot. En by de Enchuysers beroep gedaen op Wassenbergh, dat by hem is geaccepteert, doch seer qualijck alhier werde opgenomen, gelijck bleeck, alsoo hy door de magistraadt wierde aengeseyt, syn geldt te mogen halen hoe eerder hoe liever en hem verbodt deede, niet meerder op de stoel te comen. En is weder in plaets beroepen ende gecomen Do. Christianus van Warmenhuysen. Den 3 July desselven jaers is het schip weder op het stathuys gelegt, dat 's winters daer af was gewayt in het jaer anno 1660. Ga naar margenoot+ 1662. Int selve jaer werde Jan Koy, casteleyn en Reynder Joosten, voorsinger in de Oosterkerck. Ga naar margenoot+ 1663, als burgermeesteren waaren Jan van der Wolf, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Heyndrick Verwer ende Cornelis Jansz. Boos, heeft men geresolveert, alsoo het stadthuys seer bouwvalligh werde, hetzelve te doen repareren en vermaacken op de avantagieuste en gevoechlijckste manier, ten dien eynde te doen maaken een project ende ontwerp van hetzelve, waerover tot commissarissen zijn gestelt de drie voornoemde heeren, nevens Evert van der Werf en Adryaen Albertsz. Hauwert. Ga naar margenoot+ 1664, als burgermeesteren waaren Heyndrick Claesz. Verwer, Evert van der Werf en Nicolaes Stellinghwerf, is de clock van de Oosterpoordt gebracht in de toorn op het casteel, daertoe geprepareert. Int zelve jaer is het stadthuys vermaeckt ende op de sael burgermeesterscamer becleet met gouwen leer endeGa naar voetnoot1) om de tafel staende rusleeren stoelen, voor de schoorsteen het beelt van den coninck Radboudt in een gulden lyst. De wacht, die tot desen dage toe hadde op de zael boven op het stadthuys geweest, is doen mede gebracht onder het stadthuys. Ga naar margenoot+ 1665 waaren burgermeesteren Evert van der Werf, Cornelis Jansz. Boos en Reynder Dircksz. Brouwer. En loopt de stadt groot prijckel van deur te breeken door het hooghe water op St. Claesnacht. By de Modderback en Westert spoelen Claes Woutersz. grutter en Kriekeboom wallen door het water, dat over de dam quam, een groodt gedeelte wech. En liepen alle overslagen over en stondt de kruyn van de schans gelicke water. Ga naar margenoot+ 1666, als burgermeesteren Reynder Dircksz. Brouwer, Jan Cornelisz. Hauwert en Jan van der Wolf, is de bruch byten over het ouderaers gadt alsmede de lange bruch verwijt. Int selve jaer bente rondom de stadtsvestingen borstweringe gemaeckt, de overslagen verhoocht, de reden, omdat 's winters het water soo hoogh hadde geweest. Int selve jaer is de boeyer ofte uytlegger van Medenblick door de Engelse uyt het Vlie gehaelt als sy de schepen verbranden; synde capiteyn Meyndert Oostwoud. Den 28 October wierde de burgerswacht afgeschaft, die wel 28 weeken had geloopen.Ga naar margenoot+ Als burgermeesteren waaren anno 1667 Jan Cornelisz. Hauwert, Heyndrick Verwer en Jan de Zee, wert geresol- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
veert, alsoo de burgery in de 60 pont ryckste swaricheyt maackte publicq en openbaer te stemmen burgermeesteren, alsoo hetselve dickmael de een en de ander lanisGa naar voetnoota) wierde gedacht en nagedraegen en daerdoor absoluyt geen stem en hadden, dat men van nu voortaen soude yder stemmer geven een geschreven lyst, alwaer de namen van de heeren, die burgermeesteren soude konnen worden, op souden staen en daermede gaen in de voorcamer alleen ende daer uyttrecken twee namen, die te samen rollende sal dan brengen in de achtercamer, leggende in een roo nap, staende op de tafel en oock mede de andere namen verbrand. En hebben mede in het selve jaer vercregen de electie van schepenen in conformite van de andere steden van Westvrieslandt by octroij van de heeren Staten van Hollant en Westvrieslant in dato den 23 February 1667, hierna volgende: -----------Ga naar voetnoot1) Ga naar margenoot+ 1668, als burgermeesteren waaren Cornelis Jansz. Boos en Jan van der Wolf, nieuwe ende Jan Jansz. de Zee, oude, is het straatie, bij de kerck neer te gaen, alsoo het heel nauw was, verwijt. In de maent May is Mr. Pieter Backer, organist tot Grootebroeck, alhier in plaets van den overleden organist Heyndrick Jansz. Prins gecooren tot organist op een tractement van driehondert gulden en vry huyshuijr ofte vijftich gulden in plaets. In de maent July is mede bij octroy van de heeren Staten van Hollandt en Westvrieslandt op het versoeck van de heeren burgermeesteren en vroetschappen alhier gegunt en geoctroyeert, dat de vroetschap, hebbende bestaen in 16 personen, voortaen sal bestaen in 14 personen als volchtGa naar voetnoot2) ------------- Int selve jaer is de Luyterse gesintheyt toegestaen te mogen preedicken, die tot haer predickplaets hebben gecocht het huysien van ......Ga naar voetnootb). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Is mede in de maent van December geresolveert bij burgermeesteren en vroetschappen om schepenen, die nu gecooren souden werden, te rangeren, omdat daerdoor de bequaemste mochte werden gestelt tot praesident en vordere leden, opdat de justitie te beter mocht werden gehanthaeft en gedirigeert. In dit jaer is mede gecocht van die van Munnikedam de moddermolen, daerby zijnde drie paerden, ter somma van elfduysent vijfhondert gulden. Oock zyn mede besteedt aen Jacob Claesz timmerman cum socys drie modderscheepies te maaken, yder tot 1100 gulden, zynde te samen drieduysent driehondert gulden. Int selve jaer werdt een yseren leeninck op deGa naar voetnoota) by de copersagers gemaackt, sijnde de eerste die in de stadt is opgerecht. Ga naar margenoot+ Int jaer anno 1669, als burgemeesteren waaren Cornelis Jansz. Boos, Jacob Lobs, Jelle Maarsz. de Jonge, is in het voorjaer geresolveert, om te doen oprechten een werckhuys voor vagabonden ende bedelaars en daerin te begrypen de dorpe, behoorende onder de rinck van de verpachtinch, als Hoochtwoud, Aerswoud, Abbekerck, Lambertschaegh, Sybekarspel, Benninchbroek, Midwoud, Oostwoud, Twisch, Opperdoes, Wervershoof, Lage, Swage en Hoogedyck, waeraf de regenten ten dien eynde ontboden zijnde, kleyne inclinatie hebben getoont en oock niet voort is gegaen. In April van het zelve jaer krycht de stadt octroy van de heeren Staten van Hollandt en Westvrieslant om te mogen innen en ontfangen van alle vaste goederen die werden vercocht, den 80 penninckGa naar voetnoot1) ------- Int selve jaer werdt het bidden ter begraeffenisse, dat tot desen dage was gedaen geweest door vrouwluyden, geordonneert te werden gedaen door manspersoonen, als in andere steden. En zijn voor eerst daertoe aengestelt de persoonen van Jan Croon ende Syvert Heyndricksz. Scheltes, die het resigneerde, met consent van burgermeesteren, op Reyer Woutersz. In Juny van het selve jaer is de yseren leennigh zuijdert | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op de bruch gestelt. En heeft de moddermolen voor de eerste mael begonnen te arbeyden zijnde daerop tot baes gestelt Claes Wouterse grutter. Ga naar margenoot+ Int jaer anno 1670, als burgermeesteren waaren Jacob Lobs, Jan van der Wolf ende Sijmon Pietersz. Sluym, sijn voor de eerste mael gestelt buurtvaders ofte aellemoesseniers ende buurtmoeders in de maent February, om daerdoor te weeren het omloopen van dees en gene, alsmede de bedelarije van de deuren. En zyn geweest voor de eerst mael tot buurtvaders geweesen in het oosterquartier: Heyndrick Hackervoordt, Cornelis Jansz. Kos, Symon Jansz. Blauw ende Joris Pietersz. Groenebroeck; in westeynde: Jan Hermensz. Swan, Cornelis Adryaensz. Houtthuyn, Adrijaen Jansz. Doodt en Jacob Coninck; dewelcke alle viertien dage eenmael ommegaen, dan bij malcanderen komen in de Munt in een camer, by burgermeesteren daertoe geordonneert. Ende comen dan de buurtmoeders daerby om gelt te halen voor de arme,Ga naar margenoot+ elck onder zyn opsicht zynde. En hooren vorders alle clachte der arme en zyn voor de eerste reys buurtmoeders geweest en verdeelt als volcht: van het stadthuys of noortsijde van de Oude haven lanchs tottet Oosteynde toe: (1) Griet Hermens en Griet Outgers; de zuydtzyde van de Oude haven mettet achterstraetien, item de Bamgert: (2) Elsien Pieters en Evere Heyndricks; de Nieuwe havent mettet Coninchoff: (3) Aeltien Jan Rooties ende Maertien Adryaens; het eylant achter en voor: (4) Maertien Jans en Annetien Jacobs; de Pekelharinckstraet van costers af mette Haerlemmerdyck: (5) Griet Alders en Maertien Pieters; de oostzijde van de Nieuwestraet met de Thuynstraet tot het suydeynde toe: (6) Jannetien Ursinus ende Tietie Douwes; de noortsyde van de Oude haven van het stadthuys af totte poort toe achter en voor: (7) Maertien Cornelis Kos ende Grietie Karbasius; de zuytsyde van de Oude haven mette achterstraeties mede tot de poort toe ende tot de dwarsstraeten van het bagynhof toe: (8) Maertien Dircks en Sara Heyndricks; de westzyde van de Nieuwestraet met de achterstraeties tot de brugenGa naar voetnoota) toe: (9) Aeltien Posthumus en Welmoet Jans; deGa naar margenoot+ wester Nieuwe havent, achter en voor, mettet bagynhof mette dwarsstraten voor en achter, item bij Joost Pottebackers | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lanchs west en zuyd op, oock buyten by de timmerwerven langhs, tot Keern incluis: (10) Aeltien Tjeerts ende Griet Cornelis de Zees; van welcke voorschreven aellemosseniers en buurtmoeders in de maent February alle jaaren de helft werdt verandert in elck quartier en de andere helft wert gecontinueert. In dit selve jaer is omtrent November oprecht een arme weeshuys en daertoe geëmployeert het sieckhuys, oock voor desen gebruijckt tot een latyns school om daerin opgevoedt te werden alle ouderloose kinderen, die in het andere weeshuys niet kunnen komen, zonder onderscheyt. En zyn ter eerster instantie daerin gecomen wel veertich kinderen, sonder dat daertoe yets in voorraedt was, maer mosten alles op schade en credit coopen. En zijn de eerste buytenvaders daervan geweest Jan Flodrop, raadt, Jan Schellinger, out schepen ende Pieter Lobs ende moeders Maertien Claes Schagens ende .........Ga naar voetnoota) En is dit huys onder Godes zegen zeer gefloreert door bespreeckenGa naar voetnoot1) en anders en by slodt van reeckeninge na anderhalf jaers regeringe een merckelijcke som te boven comen, siet folio 70 versoGa naar voetnootb), als wanneer de eerste reeckeninge is gedaen. In selve jaer, den 30 December, is de nieuwe gemaeckte orgel by Mr. Pieter Backer, organist, geformeert, nadat hyGa naar margenoot+ geduurende de tijt zyner woninge alhier continu eerlijcken daeraen hadde gearbeyt, synde styf twee jaaren; opgenomen en voor goedt verclaert door twee a drie andere organiste, daertoe ontboden zijnde. De kas en het andere werck, dependerende aen kistenmakery, gemaeckt door Jacob Dircksz. Laechlant de Jonge. Het sneedwerck op en aen de kas, die boven staet is gemaeckt by Jan Meegh; het onderste sneedwerck, alsoo Jan Meegh quam te overlyden, met de wapens is gemaeckt by Johannes Kinnema tot Alckmaer. Is de orgel voort geverft en vergult by Adryaan Spangjaert, memorie voochtGa naar voetnoot2). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Int jaer anno 1671, als burgermeesteren waaren Jan van der Wolf, Jan de Zee en Jelle Maersz. de Jonge in de maent........................Ga naar voetnoota) is een collecte gedaen door de gansche stadt voor het arme weeshuys met acht schaele, waerinne in de tyt van groote twee uyren wierde versamelt soo aen silvergelt als goudt in circa tweeduysent gulden, dat gebracht is boven by burgermeesteren om gedistrijbueert te werden aen de vaders van het arme weeshuys tot subsidie en sustentatie van het huys voorschreven. In dit jaer is wederom op tappyt gebracht om te haalen en becomen nader interpretatie over de clausule in de privilegie van vroedtschappen geinflugeert, dat vader, soon, broeders, swagers ofte anders namagen na gemene rechten verbooden van een colegie te wesen, hoe ver hetselve is lopende en streckende, waerop gevolcht is dit naervolgende ----------------Ga naar voetnoot1) Int laetste van het jaer is gedaen de eerste reekeninge van het arme weeshuys, hoeveel hetselve van den aenbouw hadde gecost en wat subsidien deselve hadde gehadt ende oock mede, wat de kinderen hadden ingebracht: De ontfang was:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|