Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 64
(1943)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina XII]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Memorie aangaande de vervolguitgave der Correspondance Francaise de Marguerite d'AutricheZo wijd als de verschijningsjaren der onderscheiden delen van de uitgave der Correspondance française de Marguérite d'Autriche uiteenliggen (het eerste deel draagt het jaartal 1867, het laatst verschenen, maar volstrekt nog niet het laatste deel dat van 1941), zo ver lopen ook opzet en uitvoering van de bewerking dier delen uiteen. Gachard's uitgesproken doel was met deze uitgave een aanvulling te leveren op de door hem voorbereide publicatie der Spaanse briefwisseling van Philips II in zake de Nederlanden, waarvan hij echter nimmer zelfs maar aan het begin toe gekomen is, aangezien de als zodanig doorgaande publicatie in 5 delen slechts de Précis, dus een algemene inhoudsopgaaf biedt, van meetaf aan dusdanig uitgebreid met allerlei stukken zowel betreffende zijn onderzoek in Spaanse bibliotheken en archieven zelf als aangaande het door hem onderzochte tijdvak aldaar en elders, vooral natuurlijk in het onder zijn beheer staande Brusselse Rijksarchief, hem onder de ogen gekomen, dat de vlag de lading niet meer dekte en het als geheel op een mislukking is uitgelopen. Tot op heden is het meest waardevolle materiaal voor de kennis van de regering van Philips II in de Nederlanden nog altijd niet gepubliceerd. Toen Gachard na het verschijnen van het voorlaatste deel der Précis met zijn uitgave der Correspondance française tot de meer spannende eerste jaren van het verzet tegen de Spaanse overheersing terugkeerde, vermeed hij doelbewust de wijdlopigheid, die zijn hoofdopzet in het zand had doen lopen en gaf hij tussen de voorhanden zijnde brieven, die op naam van Margaretha en den Koning staan, slechts hier en daar nog enkele stukken ter toelichting, maar lang niet in die mate als waartoe de hem intussen verstrekte afschriften van Bakhuizen v.d. Brink en zijn eigen materiaal hem in staat hadden gesteld. Desondanks mocht hij ook deze uit- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina XIII]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gave niet voltooien, zodat er niet meer dan 3 delen van verschenen met een tussenliggende ruimte van 3 jaar voor het tweede, van niet minder dan 11 jaar, alvorens het derde en laatste deel der Belgische uitgave dezer Correspondance verscheen. Gaven Gachard en zijn bijstand v. Rossum, beiden ervaren in het lezen van 16de-eeuwse teksten zowel in minuut als origineel (en cler heette dit destijds), van de ter plaatse voorhanden stukken betrouwbare afdrukken, met dezelfde gerustheid plaatste hij ook de kopieën, die zijn geleerde ambtgenoot uit Den Haag in vroeger jaren te Weenen had gemaakt, zonder op de gedachte te komen van de noodzakelijkheid ener collationnering. Dat dit de eerste bewerker der vervolguitgave evenmin heeft gedaan en tot welke grove tekortkomingen dit geleid heeft, temeer daar er nu ook op Bakhuizen's afschriften uit het Brussels archief werd afgegaan, staat sinds jaren vast en niemand heeft daarvan groter teleurstelling ondervonden dan wijlen prof. Theissen zelf, wien daarom alle lust tot voortzetting van dit wetenschappelijk werk was vergaan. Dat zijn opvolger, Dr. H.A. Enno van Gelder, niet op dezelfde klip zou stranden, lag dus wel voor de hand: alle afschriften van Bakhuizen dienden nogmaals nagegaan en naar de sindsdien in ruimer mate bekend geworden stukken verbeterd en aangevuld te worden. Het was een harde les, dat geen wetenschappelijke nalatenschap, op welke naam ook, anders dan onder beneficie van inventaris mag worden aanvaard. Het Bestuur van het Historisch Genootschap, dat de voortzetting dezer uitgave op zich had genomen, terwijl de Commission royale d'histoire reeds in 1910 besloten had tot voltooiing van Gachard's eerste grote publicatie (Bull. C.R.H. 79, p. XXII), spaarde van zijn kant geen kosten om den bewerker in staat te stellen met het nieuwe deel en wat hierop verder volgen zou, goed te maken wat er vroeger was tekort geschoten, al zou er dan ook kwalijk meer sprake kunnen zijn van een kroon op dit werk te zetten. Maar dit voor onze vaderlandse geschiedenis zo belangrijk arsenaal diende toch te worden afgemaakt en behoorlijk onder de kap gebracht! Wat hiervan het resultaat is geweest, ligt voor ons in het in 1941 aan de leden van het Genootschap toegezonden deel en in de lof, die den bewerker van de zijde van het Bestuur in de daarop volgende bundel der Bijdragen en Mededeelin- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina XIV]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gen (deel 63, blz. VII) is toegezwaaid. Het vervolg dezer memorie beoogt den lezer aan te tonen, dat gelijk dit meer voorkomt, een dergelijke officiële loftrompet veiliger niet was opgestoken, daar de kritiek haar recht van spreken behoudt trots alle lofgebazuin, hoe begrijpelijk ook van een zijde, waar men blij was dat de meiboom eindelijk op het dak kon worden gezet. Dat bij deze uitgave het verband met de Spaanse en wat het onderhavige tijdperk betreft, ook Italiaanse correspondentie op een enkele plaats na, waar het zelfs misplaatst was (blz. 56 nr. 3, uit een brief van 10 April, wat niet terugslaan kan op een van den 3den derzelfde maand uit Madrid), geheel is losgelaten, moet als een tekort in de doelstelling dezer publicatie worden aangerekend. Dit verband komt immers in de briefwisseling zelf herhaaldelijk naar voren en mocht daarom door den bewerker niet over het hoofd zijn gezien. Zeker niet na het verschijnen van Ludwig Pfandl's boek over Philips II (1938), dat ons zoveel inzicht heeft gegeven omtrent het karakter en de werkwijze der beide hoofdpersonen dezer brieven. In die van Margaretha's eigen hand, de Italiaanse derhalve, wordt geregeld gewag gemaakt van haar Franse correspondentie of uitdrukkelijk daarnaar verwezen (Corr. de Philippe II, nr. 261, 279, 329, 345, 365, 369, 411, 437, 452, 467, 469 en 476 om niet verder dan dit deel te gaan); een paar maal is een Franse brief blijkbaar ter behandeling in de Consejo de Estado in het Spaans vertaald (nml. nr. CCCLXXXV = nr. 301 bij Gachard, nr. CDVI = nr. 330 en nr. CDXVIII = Mss. divers 187 B II fol.....). Ook in de Spaanse brieven des Konings worden zulke verwijzingen, waaruit dit verband met de Franse correspondentie blijkt, zij het niet zo veelvuldig, aangetroffen (Corr. de Philippe II, nr. 383 en Corr. de Marg., t. II p. XXVII, XXIX en XXXIII, de laatste met merkwaardig postscriptum). Omgekeerd is er in de Franse briefwisseling soms sprake van de brieven en castillan of langue espagnolle (Theissen p. 15 en 65; v. Gelder p. 27 en 38). Vermeldt het biljet ener dépêche een eigenhandige brief des Konings (v. Gelder p. 311), dan moet dit naar de bewerker terecht opmerkt, eveneens een Spaanse brief wezen (wat op p. 351 noot 4 weer over 't hoofd werd gezien), al is het uitgesloten dat het de door hem ter sprake gebrachte zou zijn, daar deze al met een vroegere gelegenheid werd verzonden. Let | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina XV]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
men bovendien op het feit, dat ook in de notulen van de Raad van State bij wijlen opzettelijk melding gemaakt wordt van het lezen van 's Konings brieven in het Spaans, dan zal er wel geen twijfel aan bestaan, of ter verkrijging van een volledig inzicht omtrent de gang van zaken de ene correspondentie niet bij de andere mag achterliggen, terwijl het geheel onjuist is het voor te stellen, alsof de Spaanse en Italiaanse brieven op persoonlijke en familieaangelegenheden betrekking hebben (v. Gelder p. VI). In dit verband naar Gachard te verwijzen is den lezer op een dwaalspoor leiden, daar Gachard er uitdrukkelijk op gewezen heeft, dat er geen grond bestaat om beiderlei correspondentie gescheiden te houden, wat hij dan ook niet heeft gedaan, en dat met name in de Italiaanse brieven van Margaretha haar oordeel over personen en zaken vrijer uit gezegd is dan in die, door een of meer van haar staatssecretarissen opgesteld of in cijfer gebracht (Corr. de Marg., t. I p. III). Dat dit laatste ook voor de correspondentie uit Spanje geldt, bewijst het feit, dat van de dépêche waarmee Egmont terugkeerde, noch Tisnacq, die als raadsman voor de Nederlandse zaken den Koning bijstond, noch Courtewille, secretaris van staat, iets af wisten, maar dat hierin uitsluitend Ruy Gomez als adviseur en Gonçalo Perez als secretaris gemoeid waren, terwijl dezen weer niets wisten van de vermaarde dépêche van Valladolid (Corr. de Philippe II, nr. 296). Van hoeveel gewicht voor de staatszaken de eigenhandige correspondentie geacht werd, bewijst een brief kort voor de aanbieding van het rekest der Edelen door de Landvoogdes geschreven, waarin zij uitdrukkelijk den Koning vraagt de geheime gegevens door Gonçalo Perez te laten ontcijferen (Corr. de Philippe II, nr. 365) en na diens kort daarop gevolgde dood verzoekt zij met aandrang een cijferbrief van Juni 1566 slechts een vertrouwd persoon in handen te geven (l.c. nr. 397): zij vermoedde dus al de onbetrouwbaarheid der geheimhouding in 's Konings naaste omgeving, die later in het verraad van Antonio Perez zo duidelijk blijken zou. Het voornaamste argument voor de kennisname van beiderlei correspondentie is wel het feit, dat in de ene soms geheel iets anders voorgeschreven wordt dan in de andere, waarvan Gachard al een voorbeeld heeft aangetoond (Corr. de Philippe II, t. I p. CLXI) en waarvan een tweede in een schrijven van 29 Aug. 1566 is te vinden (Corr. de Marg., t. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina XVI]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II p. XXXV). Op deze en dergelijke afwijkingen diende derhalve bij de uitgave stellig gewezen te zijn om de inhoud der publicatie voor de vorming van onze voorstelling van het verloop van zaken op de juiste wijze te kunnen waarderen. Wij vernemen toch uit een brief van Courtewille (v. Gelder p. 312) dat de Koning vooral uit Margaretha's eigen brieven, dus niet uit haar Franse correspondentie, zich een oordeel vormt over de Nederlandse aangelegenheden. Zij zelf verzoekt op een andere plaats (Corr. de Philippe II, nr. 378) den Koning geen uitvoering te geven aan wat zij op aandringen van de Conseil geschreven heeft, dus in de Franse correspondentie, alvorens hierover nader bij monde van haar vertrouweling, den Napolitaan Fabio Lembo, haar eigen gevoelen te hebben gehoord (zie voor een volgende vertrouwelijke zending t.a.p. nr. 488). Niet alleen dat de bewerker dezer vervolguitgave zich van deze afwijkingen geen rekenschap gegeven heeft, hij heeft er den lezer niet eens op gewezen, ofschoon hij toch in ander opzicht met het nieuwe deel een eigen weg is ingeslagen. Zo heeft hij in de volgorde der gepubliceerde brieven de oorspronkelijke toestand der uit Brussel of Spanje verzonden pakketten trachten te herstellen en deze onder groepsnummers gebracht ter onderscheiding van de afzonderlijke briefnummers, zoals zijn voorgangers alleen gaven. Maar hoe heeft hij dan brief CCCLXXXII onder hetzelfde nummer kunnen brengen als de andere stukken dezer dépêche, daar het biljet van begeleiding toch opgeeft, dat die in een afzonderlijk pakket verzonden werd? Blijkens de inhoud doet zich een zelfde bezwaar voor op blz. 288 en ook is er in biljet 53a en een paar brieven van Courtewille (blz. 276 en 352) van twee of meer pakketten sprake, terwijl de bewerker deze toch onder een en hetzelfde groepsnummer stelt. Zijn opzet van de pakketten in hun oorspronkelijke vorm te herstellen in de uitgave der brieven is een ondoenlijke taak en uit historisch oogpunt ook van geen betekenis: iets anders is het vaststellen der afzonderlijke dépêches, welke de officiële correspondentie tussen de beide besturen uitmaken. Maar dat geeft een geheel ander beeld dan ons hier wordt geboden! Van de 55 nummers, waaronder de bewerker de voorhanden correspondentie heeft ingedeeld, vallen er dan verschillende af, die stellig op zichzelf geen dépêche hebben uitgemaakt: nr. 2 niet, daar dit slechts een geleibriefje is | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina XVII]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van een zending valken, dat eigenlijk in een uitgaaf van particuliere, niet van officiële correspondentie als deze is, thuis behoort; nr. 3, 10, 15, 22, 24, 31, 34 en 42 evenmin als op zichzelf staande lettres de consulte, wellicht als aanbevelingsschrijven aan belanghebbenden of hun pleitbezorgers meegegeven, maar waarvoor zeker geen koerier als voor een dépêche in den regel gebruikelijk was, last gekregen heeft. Verschillende malen maken dergelijke brieven wel een onderdeel ener dépêche uit en worden dan ook op het bijbehorend geleibiljet als zodanig vermeld. Aanvankelijk was er een vaste regeling getroffen voor de koerierpost: er bestaat nml. een besluit van 13 Sept. 1560 (Audience nr. 1683), volgens hetwelk er een van de eerste dagen van iedere maand een koerier met de briefwisseling voor Frankrijk, de Nederlanden, Duitsland en Engeland uit Spanje zou afreizen, waaraan de voor deze zaken dienstdoende secretarissen Z.M. 8 dagen tevoren te herinneren hadden en wanneer deze zou vinden dat er niets te behandelen viel, zouden zij of andere ministers toch enig bericht zenden ter geruststelling der onderscheiden instanties hetzij over 's Konings gezondheid of vermeldenswaardige voorvallen of eenvoudig dat er niets te berichten viel; welke koerier dan de eerste der opvolgende maand uit Brussel zou worden afgezonden en tegelijk de officiële post uit Engeland en Duitsland zou meenemen. Wat er in de praktijk van deze regeling geworden is, moge blijken uit het overzicht der dépêches, dat ik in bijlage A van de in dit deel voorkomende heb gegeven. Daarvoor was het natuurlijk ook nodig na te gaan, in hoeverre de hier geboden correspondentie volledig is, een punt dat de bewerker niet behandeld heeft. Wanneer in een brief van Margaretha van 24 Maart 1566 (Theissen p. 129) herinnerd wordt aan haar schrijven van 11 Jan. d.a.v. met bericht over een missive aan de gewestelijke gouverneurs en Hoven betreffende het naleven der godsdienstplakkaten, de inquisitie en de voorschriften van het Concilie van Trente, terwijl ook de Koning in een naschrift op zijn brief van 2 Maart van dat jaar van een voorlopig uitstel van antwoord op het schrijven omtrent godsdienstaangelegenheden gewaagt, maar overigens wel op de dépêche van 11 Jan. antwoordt, ligt het voor de hand, waar een brief van deze inhoud op genoemde datum ontbreekt, aan een lacune in deze uitgave te denken. Inderdaad behoeven wij naar het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina XVIII]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
afdoend bewijs hiervan niet lang te zoeken, daar het veel gebruikte register der Audience, dat van ouds onder de titel sur le fait des hérésies et inquisitions bekend is, een uittreksel van deze inhoud uit een ons onbekende brief van die datum geeft (Audience nr. 1177 fol. 106). Een Spaanse vertaling van deze brief uit het Simancas-archief (Flandes Lego 529 fol. 87) vindt men te Brussel (AGR. Mss. divers 187B t. II). Wellicht had voor dit doel een lijst van brieven van dezen aard kunnen dienen, die in een hs. der Kon. Bibl. te Brussel voorkomt (cat. VII nr. 4959, fol. 15-19), welke thans echter niet tot mijn beschikking staat. Een alleszins betrouwbaar getuigenis verschaft ons een ander Brussels hs., dit in het Rijksarchief, nml. Audience nr. 1188, dat wel geen origineel register is, maar samengebonden is uit een bundel eigenhandige notities van Tisnacq, 's Konings zegelbewaarder en raadsman in die jaren voor de Nederlandse zaken gelijk we weten, in hoofdzaak bestaande uit min of meer uitvoerige inhoudsopgaven van de uit Brussel ontvangen correspondentie, waarvan hij verslag aan den Koning moest uitbrengen, met beschouwingen over de voornaamste daarin voorkomende aangelegenheden. Deze resumpties vangen pas aan met de dépêche van 4 Mei 1566 (v. Gelder nr. 37) en verschaffen derhalve voor de in dit deel voorkomende stukken maar weinig licht: wel blijkt hier, dat de bewerker ten onrechte in de dépêche van 21 Juni 1566 (nr. 43) de brieven c en d niet als één brief heeft opgenomen gelijk het officiële register Audience nr. 160 dit ook heeft, maar afgegaan is op de minuut, waarin beide stukken nog afzonderlijk voorkomen. Maar ook zonder Tisnacq's aantekeningen valt het gemis der omvangrijke en zeer belangrijke instructie op, die voor den Markies van Bergen en den Heer van Montigny was opgemaakt en aan laatstgenoemde naar Spanje werd meegegeven: deze zou tegenover die van Armenteros van 10 Mei 1563 en die van Egmont van 23 Jan. 1565, beide door Gachard in de voorgaande delen opgenomen, een gewenste aanvulling in dit deel zijn geweest. Deze instructie, waarvan hier sprake is op blz. 189 en 327, was al door Gachard in Simancas opgediept (Corr. de Philippe II, nr. 392) en komt in minuut voor in een register te Brussel (Audience nr. 800); ook de daarbij behorende memorie van Montigny van 27 April met de beschikkingen der Landvoogdes van 29 Mei d.o.v. vindt men terzelfder | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina XIX]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
plaatse en in dezelfde lias te Simancas, door Gachard opgenomen in Mss. divers 187B, t. II. Was de bewerker dezer uitgave van deze stukken op de hoogte geweest, dan had hij in hetzelfde register der Audience zowel de minuut als de schone kopie van het bij deze dépêche behorende geleibiljet aangetroffen, dat natuurlijk niet het simpele blaadje met de kopieën van enkele bijgaande stukken kon wezen, dat hij onder nr. 41a als biljet heeft laten afdrukken (zie bijlage B). En ofschoon Montigny's geloofsbrief bij de dépêche van 29 Mei aanwezig is, er ontbreekt de eigenhandige van Margaretha, in het Italiaans dus, welke hem ook werd meegegeven en die onder de Simancas-papieren te Brussel is te vinden (Corr. de Philippe II, nr. 390), zo ook de latere memorie door Montigny op verzoek des Konings in Segovia over de toestand in de Nederlanden opgesteld (l.c. nr. 413). Hoe ongelijkmatig de bewerker in dezen te werk is gegaan, beoordele men, wanneer hij wel een gelijksoortige memorie van Egmont, en deze nog wel in Spaanse tekst met vertaling, heeft opgenomen (v. Gelder p. 51), maar weer niet de instructie, die Egmont van den Koning bij zijn terugkeer uit Spanje meekreeg en die ook in de Simancas-afschriften was te vinden (Corr. de Philippe II, nr. 271-274). Bij de veel minder belangrijke zending van den Heer van Zweveghem naar den Hertog van Kleef, ook veel minder belangrijk uit historisch oogpunt, zien we in dit deel juist het omgekeerde van wat er over Montigny's missie werd opgenomen, nml. hier wel een uittreksel uit zijn instructie (v. Gelder p. 421), maar geen geloofsbrief, te vinden in Audience nr. 242 fol. 171, noch diens rapport, dat onder de Simancaskopieën schuilt (Corr. de Philippe II, nr. 478). Zal het thans nog bevreemden, dat er een hele lijst van stukken, die de bewerker verklaart dat ontbreken, thans reeds valt op te geven (zie bijlage C) zonder dat hiernaar enig opzettelijk onderzoek werd ingesteld? En dat bij ondergetekende bij het lezen van de zo herhaaldelijk voorkomende noot, dat er een of ander stuk gemist wordt, meermalen de gedachte opkwam: zou er wel op de goede plaats gezocht zijn of is het juiste register wel geraadpleegd? En dit te meer, omdat er anderzijds stukken opgenomen werden zonder dat de bewerker wist, althans aanwees dat deze reeds elders zijn afgedrukt zoals de brief van Gilles le Clercq aan Lod. van Nassau op blz. 290, die al bij De Reiffenberg p. 148 voorkomt, brief | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina XX]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CDXXVII en CDXXVIII, die beide ook in de Annales de la Sociëté d'Emulation van 1897 zijn afgedrukt, de brief op blz. 296 II ook bij De Coussemaker, Troubles religieux etc., t. IV p. 75, die van Aremberg op blz. 422 door De Hullu in N. Archief voor Kerkgesch. N.S., d. I blz. 215 al gegeven en de brief aan de Bisschoppen en hun kapittels reeds bij Gachard, Corr. de Philippe II, t. II p. 577 naar een aldaar onvermelde kopie in AGR., fonds Grand Conseil de Malines nr. 149 fol. 29 vo, enz. Dergelijke onvolledigheid sluit geheel aan bij die der beschrijving en waardering der handschriften, waarin kopieën der briefteksten voorkomen. Niet alleen in philologische publicaties, ook in historische, bijzonder als deze op de Middeleeuwen of vroeger tijd betrekking hebben, wordt steeds met de grootste nauwgezetheid een dusdanige beschrijving geleverd en worden bij de tekstlezing de afwijkende lezingen aan de voet der bladzijden geregeld aangegeven. Van hoeveel waarde dit is bij het uitgeven van minuten als hier dikwijls het geval is, voor de kennis van het tot stand komen ener definitieve tekst, vooral wanneer hierbij aangegeven kan worden met welke hand de wijzigingen en aanvullingen zijn aangebracht, ligt toch voor de hand. Wat is in deze brieven van Margaretha's eigen hand, wat van Viglius, van Assonleville, v.d. Aa, Berty of wie hieraan verder gewerkt mag hebben? Reeds 30 jaar geleden zijn voor de Kommission für Neuere Geschichte Österreichs door Bauer en Bibl op zulk een wijze de brieven van Ferdinand I, respectievelijk van Maximiliaan II gepubliceerd. Het kan worden vastgesteld, dat deze gelijksoortige Nederlandse uitgave zich tot zodanig wetenschappelijk peil niet heeft kunnen opwerken. Zij is integendeel een voorbeeld van een uitgave, die buiten de aangeduide onvolledigheid met een in deze Werken zelden voorkomende vast doorlopende onnauwkeurigheid is tot stand gebracht. En dat ofschoon het niet aan waarschuwing heeft ontbroken! Ten bewijze de bronnen en het gebruik daarvan. Voorlopig sluit ik hiervan de tekstlezing, weergave daarvan en toelichting nog uit. Maar het was de taak van den bewerker geweest niet alleen de 3 handschriften, waarnaar De Reiffenberg indertijd de voornaamste der hier gepubliceerde brieven uitgegeven heeft, te identificeren onder de diverse nummers, welke de Brusselse bibliotheek aan afschriften | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina XXI]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dezer briefwisseling bezit, maar deze alle voor zover ze althans uit eigen tijd stammen in onderlinge verhouding vast te stellen. Wat hebben wij er aan te vernemen, dat de bewerker te Parijs een register met afschriften is gaan opnemen, als een dergelijk uit Parijs herkomstig hs. te Brussel (Bibl. R. ms. 9429/30) onopgemerkt bleef? Tot in Napels toe kreeg de bewerker gelegenheid nasporingen te doen, ja hij heeft er blijkens de voorrede nog over gedacht om ook naar Simancas te gaan, al heeft Gachard al bijna een eeuw geleden verklaard, dat daar geen correspondentie van den Koning met zijn Landvoogdes meer te vinden is, maar een drietal hss. met kopieën dicht bij huis, in de Nationale Bibliotheek te 's-Gravenhage, de plaats zijner inwoning, bleef hem onbekend. Zelfs bevinden er zich, en dit kan een veel groter tekortkoming wezen, in de door hem gebruikte portefeuilles der Audience verschillende tot dusver nog in het geheel niet ontcijferde brieven tot deze correspondentie behorende, die met de daar aanwezige sleutels waren op te lossen geweest en welke zolang zij niet ontcijferd zijn, de twijfel laten, of deze geen nieuwe gegevens kunnen brengen. Een uitgave als deze moet in elk geval onaf blijven heten, wanneer bedoelde brieven voor ons geheimschrift zijn. Ook kan onmogelijk juist wezen, wat de bewerker van zijn voornaamste bron uit het Weense staatsarchief bericht (v. Gelder p. IX): hij haalt hierbij het rapport van J. Laenen aan, waarvan ieder ingewijde weet dat er heel wat aan ontbreekt, en dat, terwijl er sinds een officiële inventaris van de zgn. Belgica door Dr. O. Schmid verschenen is 'die op s. 222 een afwijkende beschrijving van het in deze uitgave veel geciteerde register PC 70 geeft. Volgens een aantekening door mij eertijds te Weenen gemaakt, moet er daar buiten de Belgica nog een reeks registers aanwezig zijn, waarvan een viertal uit een oorspronkelijk 8 delen tellende serie behouden bleef (nr. 333) van welke het laatste deel brieven van 24 April 1564 tot Nov. 1566 zou bevatten, een verzameling die niet onbenut had mogen blijven. Behalve de eigenlijke regeringscorrespondentie heeft de bewerker tevens gebruik gemaakt van een paar registers der Audience, die Margaretha's correspondentie met de beide functionarissen, die voor de Nederlandse zaken in Spanje waren, Charles de Tisnacq en Josse de Courtewille, later ook Joachim Hopperus, bevatten en van Tisnacq's correspon- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina XXII]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dentie met den Koning over de afdoening der ontvangen dépêche en het opmaken ener nieuwe. Dat dit echter de gehele daarin voorkomende briefwisseling zou zijn gelijk de voorrede vermeldt (v. Gelder p. VIII) is onjuist; soms is de behandelde brief niet eens volledig naar zijn inhoud weergegeven, vaak ontbreekt die ook geheel. Het register Audience nr. 239, dat liefst uit een viervoudige verzameling bestaat, verdiende toch stellig beschreven te zijn met aangifte der daarin voorkomende opvallende gapingen. Het trok mijn aandacht dat steeds dit register voor de briefwisseling met genoemde functionarissen wordt aangehaald: leverde zijn pendant, Audience nr. 240, dan niets op? En werd deze correspondentie mee in de uitgave betrokken, waarom dan niet die van Tisnacq met Viglius, den President van den Raad van State, wiens opvolger hij worden zou (Audience nr. 476)?Ga naar voetnoot1) Een enkele maal zag ik uit de bekende dozen der Audience brieven van dit drietal staatslieden opgediept; dat ook dit onderzoek niet afdoende is geweest, blijkt uit het gemis van een minuut-schrijven der Landvoogdes aan elk van hun drieën van 29 Mei 1566 (Audience nr. 1692), dat dus met Montigny's dépêche werd meegegeven. Ook brief CDXVI, door Bakhuizen gecopieerd, maar waarvan de bewerker ondanks alle nasporingen te Weenen en Brussel het oorspronkelijk niet heeft kunnen terugvinden, bevindt zich als ongetekend schrijven in doos 1690 der Audience. De instructie op blz. 179, die eveneens nergens terug te vinden was, staat in minuut van Berty's hand in het register Audience nr. 798 fol. 31. Ook leveren 2 registers met moderne afschriften, die Gachard te Weenen heeft laten nemen (Mss. divers nr. 2816 en 2830) voor de in brief CCCLVIII aan de orde zijnde correspondentie met den Keizer de gewenste stukken. Op blz. 404 aant. 2 komt een verwijzing naar de Mémoires van Granvelle voor, maar vergeten is er bij te vermelden, dat dit stuk in deel XXIII fol. 151 is te vinden. Blz. 141 vlg. is er een verslag betreffende de onderhandelingen met de Engelsen te Brugge, welke overigens buiten beschouwing gelaten zijn voor de publicatie van Dr. Smit, naar een kopie afgedrukt, terwijl het origineel van Hopperus' hand in Audience nr. 161A wordt aangetroffen, een bundel die den bewerker | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina XXIII]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
door en door bekend is geweest. Het op blz. 121 nr. 18 aangegeven stuk vindt men ook in de Mémoires van Granvelle, t. XX fol. 206, de brief CDI in het register Audience nr. 1177 fol. 123 en 129. Verder zij voor ontbrekende correspondentie met den Prins van Oranje gedurende de tijd dat deze te Antwerpen was ingezet om daar de troebelen te doen bedaren, gewezen op een register der Nat. Bibl. met de wijdlopige titel: Copies auctenticques des lettres originalles que Madame la Duchesse de Parme Régente at escript à l'Excellence de Monsr le Prince d'Orenges conte de Nassau commis au gouvernement d'Anvers, ensemble les extraitz hors des minutes des lettres que Son Excellence en at escript et respondu à Son Altesse délivrées à l'ordonnance expresse de Son Excellence par son secrétaire de Pennantes (sic!) au Magistrat de ladicte ville d'Anvers à leur grande instance (hs. 129 C 22), welke brieven lopen over het tijdvak 14 Juli tot 10 Oct. 1566. Wat nu die bronnen betreft, welke de bewerker wel benut heeft, daarbij vallen allerlei beweringen op, die met zichzelf in tegenspraak of anderszins geheel onjuist zijn. Zo heet het in de inleiding (blz. IX) van een 16de-eeuws register, dat de brieven des Konings er in chronologische volgorde in voorkomen, maar die der Landvoogdes aansluiten bij degene, waarop zij het antwoord zijn; op blz. 110 nr. 10 wordt precies het omgekeerde beweerd. Blz. 76 nr. 22 wordt als reden waarom een brief niet op het biljet ener dépêche voorkomt, opgegeven dat het een lettre de consulte is, maar op verschillende dezer biljetten (nr. 16, 30, 41, 55) komen ze niettemin met name voor. In nr. 51 B III wordt gesproken van een brief met bijlagen voor de Landvoogdes bestemd, waar in werkelijkheid sprake is van het doorzenden der daags tevoren aangekomen dépêche uit de Nederlanden aan den Koning. Op blz. 337/8 komt een brief van Egmont van 12 Aug. 1566 uit Brussel voor, terwijl vlak daaronder een brief der Landvoogdes van de 13de dierzelfde maand staat, waarin zij uit Brussel antwoordt op Egmont's brieven van 10 en 11 uit Brugge (blz. 335/6); ofwel is de eerste plaatsbepaling foutief of het is, wat ik vermoed, geen brief van Egmont, maar van Margaretha. Volgens een aantekening op blz. 356 (noot 6) zou zeker stuk niet zijn aangekomen met verwijzing naar de brief, die daarvan melding maakt; inderdaad staat er daar, dat het betreffende memoriaal niet ontvangen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina XXIV]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
is (blz. 374, al. 2), maar in dezelfde brief wordt in een postdata (blz. 376, l. al.) kennis gegeven, dat het stuk met de juist ontvangen dépêche is aangekomen en deze is net degene, waarop de aantekening slaat! Meerdere staaltjes van deze aard vindt men in bijlage D. Thans tot de beoordeling komende van de wijze, waarop de tekst is uitgegeven, verwacht wel niemand na te zijn ingelicht over de wijze van voorbereiding en het gebruik der bronnen een wetenschappelijke uitgave, die aan hoge eisen zou beantwoorden. Evenals bij Theissen (p. 59) is er ook hier (p. 23) als uitzondering eens een aanvankelijke redactie ener minuut opgenomen, maar dat is metterdaad een witte raaf en een tweede voorbeeld valt er niet van aan te tonen. Maar dit nog daargelaten, is het nog een uitzondering als de brieven ener dépêche in de volgorde, waarin zij gelezen werden, hier zijn afgedrukt, daar de bewerker deze meestal heeft verbroken om de een of meer dagen, dat de ene vroeger dan de andere is gedagtekend. Nochtans doet het weinig ter zake, of het ene bureau een paar dagen eerder of later dan het andere met zijn opdracht klaar was, daar er toch gewacht moest worden, tot alles in gereedheid was, tenzij er, en dit dan uit Spanje natuurlijk, bij bericht werd, dat Z.M. over een of andere zaak nog geen besluit had kunnen nemen of dat dit of dat stuk nog niet mee kon verzonden worden. Wanneer de juiste volgorde hier behouden is, tekent de bewerker dit opzettelijk aan (v. Gelder p. 312 noot 3) of de brieven dragen gelijk bij nr. 49 en de laatste dépêche zelf in minuut de nummering. Terecht wordt hier in nr. 16 van Theissen's volgorde afgeweken door omzetting van de brieven b en c, daar de eerste om zijn inhoud dient voor te gaan, maar de voor nr. 18 gekozen volgorde is onjuist, aangezien deze hele dépêche van één datum is, waarom nr. CCCXCV als lettre d'état voorop hoort en de rest in aflopende nummering. Nr. 41, Montigny's dépêche, staat geheel door elkaar, daar e de introductiebrief is, dan d als lettre d'état moet volgen, dan f als lettre de consulte, daarop b als lettre en finances en tenslotte c van dezelfde aard; aldus heeft Tisnacq ze in zijn resumpties ook behandeld, achtereenvolgens e d f c b (Audience nr. 1188 fol. 40). In nr. 9, waar het biljet de goede volgorde aangaf, is deze om een dagverschil overhoop gestoten en is de tegenwoordige bewerker daarin zijn voorganger gevolgd, die echter van dit biljet geen kennis droeg. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina XXV]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het voorgaande betreft om zo te zeggen slechts de buitenkant der teksten. Beschouwen wij die wat van nabij, dan nemen we verschillende foutieve lezingen waar, die alleen uit onbedrevenheid in het lezen van dergelijke teksten zijn te verklaren. (1) Zo op blz. 299, waar sprake is van een Sr. de Carondelet, aangaande wiens identiteit een uitvoerige noot wordt toegevoegd, wat echter volstrekt overbodig was, daar er in het oorspronkelijke niet Sr., maar b met dwarsbalk staat, wat de gebruikelijke schrijfwijze is voor bâtard; over hem vindt men gegevens in Audience nr. 321 fol. 152 (= Paillard, Mém. t. V p. 280). Een andere leesfout ziet men (2) blz. 19 nr. 1 waar niet stile de Bruxelles, maar stil de Brabant is te lezen, die elders ook wel stil du of des Paysbas heet, maar geen Brusselse jaarstijl. (3) Blz. 84 nr. 57 staat in de minuut niet Const, wat totaal geen zin heeft, maar Espan met een tilde boven de n; (4) blz. 183 is het tweemaal voorkomende onleesbare woord blijkbaar de gewone afkorting van de vormen faict en faire; (5) blz. 208 nr. 27 moet pactions, wat onverstaanbaar is, als exactions met een haal van de x naar beneden gelezen worden, juist het tegenovergestelde van blz. 235, waar blijkbaar de haal naar boven achter de c over het hoofd is gezien, zodat er niet Volcinchove staat, maar Volckerinchove, gelijk de plaats heet; (6) blz. 291 niet se nomme, maar surnommé (vgl. op de volgende blz. r. 8); (7) blz. 313 niet Waldersinger, maar Walderfinger met de gewone verwarring van de lange s en f, ofschoon de vorm bij Theissen, zij het in de tekst (p. 220) verkeerd, in de inhoudsopgave (p. 464) goed voorkomt; (8) blz. 412 nr. 15 waar gouverneur i.p.v. gouvernement moet staan en (9) blz. 439 r. 3 v.o. waar la qualité gelezen is voor la généralité du peuple, een term die meermalen voor de massa en in verband met een dgl. synonieme uitdrukking (bijv. blz. 441 la généralité et multitude) gebezigd wordt. Andere fouten zouden vermeden zijn, als de bewerker en diens trouwe hulp (zie de inl. p. VI) (10) de tekst beter onder de knie hadden gehad. Hij had dan op blz. 42 niet iemand onbekend genoemd, die op blz.24 al met zijn functie en familie vermeld is. Dit gemis aan vertrouwdheid met de eigen tekst komt vooral uit, wanneer de bewerker zich op het gladde ijs der conjecturen waagt, zoals hij dit doet op blz. 319 (11) in nr. 49 i. Had hij zich daar de hiermee corresponderende passage op blz. 188 herinnerd en deze nog eens opgeslagen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina XXVI]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dan had hij gezien dat de door hem voorgeslagen lezing van le faict du cha(pitre) de l'archevesque de Malines niet de ware is, maar dat deze moet luiden le faict du changement des dotz de l'archeveschié de Malines, en dat van de laatste regel van die blz. de tekst dient te worden: ce que se po(ulroit) considérée la disposition etc. jusques à (mon allée, c.q. ma venue) au plaisir de Dieu pardelà. Toutesfois s'il vous se(mble) etc. en quelque (office à) Rome etc., terwijl er in de volgende alinea niet van de abdij van Dunes, maar van Doest sprake is noch van een proostdij van Wakene, die trouwens niet bestond, maar van Watene. Evenzo acht ik de plank glad misgeslagen, (12) als de bewerker op blz. 83 nr. 50 bij enkele namen, die op de rand van een minuut staan opgetekend bij die van Bervliet de vraag stelt of er hier van de bekende tol van Biervliet sprake kan wezen. In de gehele samenhang is daar echter geen melding van gemaakt; wel wordt er binnen het jaar over het vacante dekenaat van de Lieve-Vrouwenkerk te Geervliet gesproken (v. Gelder p. 182), waarom ik eerder vermoed dat dit Bervliet als Gervliet gelezen moet worden. (13) Het ‘onleesbare’ woord op blz. 290 is niet armes, maar uns. Hoe weinig de bewerker in deze briefteksten is ingegroeid, blijkt ook wel hieruit, dat hem volstrekt niet is opgevallen, hoe verschillende passages uit nr. 50 d woordelijk overeenkomen met de akte, die door Berty de 30ste Sept. 1566 op last van de Landvoogdes om zich jegens den Koning te verantwoorden werd opgemaakt en ondertekend (Corr. de Philippe II, t. II p. 588). Een reeks vergissingen in de u of n-lezing had ook met behulp van de contekst gemakkelijk vermeden kunnen worden. Klinkklare onzin is op (14) blz. 258 nr. 3 de vorm désavenne i.p.v. de sa venue, waarvan op de tegenovergestelde blz. sprake is. (15) Op blz. 232 lezen wij van gens desnoiés de nostre saincte religion, wat natuurlijk desvoiés, nfr. dévoyées moet wezen. (16) Op blz. 409 wordt Léaus, waarin de bewerker blijkbaar een eigennaam ziet, liefst voorzien van twee vraagtekens, maar blz. 134 nr. 29 staat als verbeterde lezing léans, een oudfranse term voor ginder. Een typische verlezing is op (17) blz. 317 r. 7 van g de vorm mené, die daar in het vr. had moeten staan, waarvoor de juiste vorm hier is meue, die herhaaldelijk voorkomt en blz. 169 nr. 4 goed hersteld is; van gelijke soort is (18) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina XXVII]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
blz. 222 A I se résolue voor se résolve en (19) blz. 260 r. 10 une salue voor une salve. Eigennamen zijn van dezelfde verlezingen ook niet uitgesloten: (20) p. 163 Chaulve, dat p. 128 in juiste vorm voorkomt; (21) p. 79 nr. 14 Martius i.p.v. Martins; (22) p. 235 Blaugy voor Blangy (dép. Pas de Calais); (23) p. 340 Stieuwert, dat bij Theissen p. 151 in de betere vorm Steenwerck voorkomt; (24) p. 430 Ensse i.p.v. Eusse, welke naam elders ook Ewse geschreven wordt, waaruit de juiste vorm blijkt. Het valt te vrezen dat deze namen met al van andere mislukkelingen straks ook in de Index opgenomen worden en kwalijk te verklaren zullen zijn. Wat dunkt u bijv. van (25) de op blz. 16 voorkomende oiseaulx de Loire, wat niet anders dan lokvogels zijn, in het Mnl. Wdb. uit Stallaert en Kiliaen aangehaald als verouderd voor valk en in het oudfr. als oiseau à leurre ook bekend? De bewerker had met vrucht over deze en andere valkenbenamingen in dit briefje voorkomende prof. Swaen's valkenboek kunnen raadplegen. (De Valkerij in de Nederlanden, 1937). (26) Blz. 32 Merson dat misschien maar een zetfout voor Mersen is en dat in elk geval ons Meersen beduidt. Voor (27) Vellorgues op blz. 19 komt Audience nr. 261 fol. 138 de vorm Vallorgues voor. (28) Calamca op blz. 107 (ook een zetfout?) dat op blz. 194 Calamea heet, zal wel Çalamea moeten wezen, tegenwoordig Zalamea de la Serena, een kommanderij van de orde van Calatrava, bij Gachard, Corr. de Philippe II, t. I p. LXXXI in laatstgenoemde vorm voorkomend. Op (29) blz. 133 staat Douvervin, dat een paar blz. vroeger op blz. 126 in de juiste vorm Douvrin voorkomt, een naam in de jeugdgeschiedenis van Margaretha welbekend. En dan nog enkele zet- of leesfouten als (30) p. 163 Malpery voor Malperg, (31) p. 168 Hamericourt voor Havrincourt, waarmee de noot op die blz. vervalt, (33) blz. 181 Claude Bolin voor Bélin, (32) p. 207, nr. 11 la Gergie voor la Gorgue (dép. du Nord), (34) blz. 215 aant. 7 Chastelex en blz. 388 Chasteler, wat geen van beide goed is, daar de naam Chastelet luidt; (35) blz. 226 Pierro Leli, waar ik las P. Celi; (36) p. 231 IX r. 8 Mepe voor Nieppe (dép. du Nord); (37) blz. 243 aant. 1 Franquemont voor Fauquemont, ons Valkenberg; (38) blz. 339 III Bevelghem voor Wevelghem, dat ook bij Theissen p. 151 verminkt is en een eveneens (39) bij Theissen p. 161 foutieve vorm Grandmort voor Grandmont, die hier ook werd overgenomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina XXVIII]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lang niet alles, wat als verbetering van Theissen's tekst is aangegeven, is dit ook inderdaad. Onjuist is bijv. het opgemerkte op (40) blz. 44 aant. 2, daar Theissen's correctie hier de ware lezing is. De verbetering op (41) blz. 28 nr. 47 van florins de rhyn in florins d'or klopt niet met de tekst op blz. 77 r. 5 waar gesproken wordt van florins de Rhin in gelijk verband. Een verandering op (42) blz. 75 nr. 10 van militent en militoient in mélitent en mélitoient is evenmin verbetering te noemen. En zeker is dit ook niet de op (43) blz. 372 nr. 18 voorgestelde wijziging van d'accreue in d'ancien, daar het eerste juist de term is voor zulk krijgsvolk als in waardgeld gehouden werd om te gelegener tijd tot den dienst te worden opgeroepen, terwijl het laatste geen zin heeft. Ook de (44) blz. 84 nr. 68 voorgestelde wijziging is onaanvaardbaar, vooreerst omdat het voorgestelde geen gebruikelijke term is, vervolgens omdat het geen tegenstelling vormt met het voorafgaande, wat wordt gevraagd, en tenslotte omdat de juiste lezing veel dichterbij en grafisch beter te verklaren is, wanneer men het varla van de tekst wijzigt in valia, het Spaanse woord voor fr. valeur, zodat de uitdrukking: ‘in realen of in waarden’ een goede zin oplevert. (45) Blz. 85 nr. 75 is de verbetering van Bourboing in Bourgbourg niet geheel juist, daar dit Bourbourg moet zijn. Op (46) blz. 164 nr. 10 is de uitdrukking sans riens flocher door den bewerker niet verstaan, die daarom voorstelt deze geheel te wijzigen, doch ten onrechte, daar flocher een veel voorkomend hispanisme was, waarnaast ook flocheté = flojedad meermalen voorkomt in deze jaren. Op dezelfde blz. nr. 13 wordt een volstrekt onbegrijpelijke lezing voorgesteld. Op (47) blz. 324 nr. 4 is de tekst in orde en deze uitdrukking staat lang niet op zichzelf; enkele blz. verder (blz. 329) treft men ze al aan. Ook schrappe men (48) nr. 15 dezer blz., daar Womene terroir du Francq (het Vrije van Brugge nml.) een goede zin geeft. Dit zijn correcties op de correcties zoals blijkt: verbeteringen op de door den bewerker voorgestelde tekst en deze dan beperkt tot woordveranderingen of misvattingen, daar het ondoenlijk wezen zou alle letteronjuistheden of drukfouten te willen aangeven, die er naar ik over verschillende tekstdelen oordelen kon, niet weinig in deze uitgave voorkomen. Een aantal hiervan vindt men in bijlage E bijeen, waaraan een niet minder uitvoerige lijst van onnauwkeurigheden van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina XXIX]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
allerlei aard als verkeerde datums, onjuiste titels, verwisselde namen enz. valt toe te voegen (bijlage F). Een eis van volledigheid, als aan deze uitgave gesteld werd, stelle men niet aan deze critiek: zij zou alle perken te buiten gaan, gesteld dat zij mogelijk ware in de tijdsomstandigheden waaronder wij leven. Hier zij integendeel uitdrukkelijk opgemerkt, dat de aanmerkingen, die hiervóór op het nieuwe deel dezer Correspondance gemaakt konden worden, niet de vrucht waren van een opzettelijk onderzoek, maar naar voren kwamen uit toevallig mij ten dienste staand verzameld materiaal. Dat zou tenslotte een nog veel uitgebreider lijst van emendaties ter toelichting van de hier voorliggende teksten of ter verbetering van de door den bewerker geleverde mogelijk maken, doch hiervan zie ik geheel afGa naar voetnoot1). Voor een drietal, die niet zonder humor zijn, zij een uitzondering gemaakt. Vooreerst de (49) op blz. 391 voorkomende aantekening over Haulx, welk dorp of vlek de bewerker niet heeft kunnen ontdekken! Dit doet denken aan den boer, die naar Rijssel moest en daarom in Lille bleef zitten. Halle had destijds een zeer bekende naam als bedevaartplaats, waarheen Margaretha o.m. in Oct. 1566 trok, waarvan de aan haar Huis verbonden kap. Marchi uitvoerig bescheid gaf (Corr. de Marg., t. III p. XVIII). Het heeft trouwens in de geschiedenis der Verbonden Edelen ook een rol vervuld als plaats van samenkomst der tegenpartij. Niet minder naief is het zoeken naar een andere plaatsnaam in de (50) op blz. 354 voorkomende persoonsnaam van Josse de Wint. Maar de meest vermakelijke noot van het hele boekdeel is ongetwijfeld de op (51) blz. 76 l.r. voorkomende vraag, of zekere tekst soms een aantekening is van Bakhuizen, die dus ondersteld wordt zijn notities in het oud-frans te hebben gemaakt! Ook de critiek mist haar vermakelijke momenten niet! Maar het geheel is toch allerminst vermakelijk, daar het noch tot eer van het Genootschap, dat er zoveel aan ten koste heeft gelegd, noch tot nut van den gebruiker, die nog altijd moet blijven uitzien naar een vertrouwbare uitgave dezer op zichzelf zo belangrijke correspondentie, kan strekken dat een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina XXX]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uitgave met zoveel hulp van anderen, maar zo weinig eigen acribie tot stand gebracht, dientengevolge mank gaande aan velerlei tekortkomingen, in dit tijdperk der historische wetenschap nog in het licht verschijnt.
's-Hertogenbosch, Juni 1943. H. VAN ALFEN | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina XXXI]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage A
|
nieuw | oud | datum | drager | aantekening |
---|---|---|---|---|
1 | 1 | 15/2 1565 | Moron | Deze was door Hopperus opgesteld en werd 6/2 in de Conseil d'état gelezen, nadat 22/1 een voorbespreking er had plaats gehad. In Mei nog geen beslissing daarop (v. Gelder p. 4 noot). |
2 | 4 | 29/2 | La Thieuloye | Drager dezer dépêche, die maitre d'hôtel van Margaretha was, ging meermalen voor haar naar Spanje. Aanvankelijk was deze dépêche voor een handelskoerier bestemd (Theissen p. 7). Intussen kwam kap. Mondragon, gouverneur van Damvillers, uit Spanje met 's Konings brieven van 3/2 terug (volgens schrijven van Tisnacq (Audience nr. 239 fol. 56) kwam hij 11/2 te Madrid), aan wien de beide laatste brieven van het biljet nr. 4a blijkbaar werden toevertrouwd (v. Gelder p. 19). Deze dépêche werd pas begin Mei te Madrid ontvangen (Theissen p. 40). |
3 | 5 | 13/3 | Waarschijnlijk werd deze dépêche, waarvan geen drager is vermeld, maar die uitsluitend uit financiële brieven bestaat, door voornoemden handelskoerier meegenomen. |
nieuw | oud | datum | drager | aantekening |
---|---|---|---|---|
4 | 6 | 16/3 | Ofschoon de brief geen datum draagt, staat het vast uit Tisnacq's correspondentie (Audience nr. 239 fol. 58) en uit de brieven bij Theissen (p. 24, 27 en 41) dat er een dépêche van deze datum is geweest, waarvoor dit schrijven het meest geëigend is. De door v. Gelder p. 41 opgeworpen moeilijkheid dat de vermelding van een brief van de 13de dier maand in dit schrijven betrekking moet hebben op een brief uit Brussel van diezelfde maand, zodat er aangenomen moet worden, dat die uit Spanje pas begin April met de dépêche van de 3de verzonden is, lost de zaak niet op, daar er dan de 10de nog niet op geantwoord had kunnen zijn. Volgens mij slaan de woorden voz lettres du xiiime de ce mois terug op de vorige alinea, waar sprake is van de dépêche van 29 Febr. Blijft echter het bezwaar dat er geen financieel schrijven van die datum is, wel van 13 Maart, zodat met de thans bekende gegevens de kwestie niet opgelost kan worden. | |
5 | 7 | 25/3 | Deze dépêche is onvolledig blijkens een passage in een latere brief (v. Gelder p. 140), die van een ons onbekend schrijven gewag maakt. | |
6 | 8 | 3/4 | Egmont | Ook deze dépêche is onvolledig blijkens Tisnacq's schrijven over de aanvulling daarvan, na Egmont's vertrek uit Madrid pas door den Koning beantwoord. |
nieuw | oud | datum | drager | aantekening |
---|---|---|---|---|
(v. Gelder p. 54 noot). Daar Egmont de 9de nog te Valladolid was (Corr. de Philippe II nr. 278), kon hij nog worden achterhaald voor de post naar Duitsland, die de 7de uit Aranjuez werd nagezonden. | ||||
7 | 9 | 10,11,12/4 | Op 10 April werden in de Conseil d'état de minuten van de hoofdbrieven (nr. CCCLXXIII en de 2 volgende) gelezen. | |
8 | 11 | 13/5 | De laatste brief van deze dépêche (h) staat niet vermeld op het biljet; niet omdat het een lettre de consulte is, gelijk v. Gelder beweert, maar het is een lettre à part (Theissen p. 42 al. 2). | |
De dépêche was de 16de nog niet verzonden, daar er op 's Konings komst gewacht werd, die dien dag nog te Cigales zich bevond, vanwaar de Koningin daags te voren naar Burgos was vertrokken (Corr. de Marg., t. II p. XXVI). Z.M. werd de 17de te Valladolid verwacht. Op 30 Mei werd deze dépêche in de Conseil d'état gelezen. | ||||
9 | 12 | 13/5 | raadsheer van Deensen koning | Deze was in de morgen van de 14de vertrokken en de 6de Juli reeds te Brussel terug (Theissen p. 51 en 65) wegens de samenkomst van Bayonne zo spoedig weggeholpen. Phinsing, secretaris voor de Duitse zaken aan het Spaanse Hof, moest er voor uit Pampelona naar Madrid komen, maar kwam te laat, zodat |
nieuw | oud | datum | drager | aantekening |
---|---|---|---|---|
Vargas zijn taak maar overnam (Audience nr. 239 fol. 78 en v. Gelder p. 77 noot). | ||||
10 | 13,14 | 14 en 15/5 | handelskoerier | Met deze dépêche werd een duplicaat der voorgaande verzonden (Theissen p. 51 l. al.) |
11 | ontbr. | 18/5 | Moron | Over een dépêche van die datum met Moron meegegeven, schrijft Tisnacq (Audience nr. 239 fol. 70). |
12 | ontbr. | 18/6 | raadsheer van Deensen koning | Een door dezen meegebrachte dépêche werd de 7de Juli in de Conseil d'état gelezen. |
13 | 16 | 22/7 | Van deze dépêche zijn de letters d en e met elkander verwisseld, zodat de brieven niet overeenstemmen met het bijbehorend biljet. Op 18 en 20 Juli waren alle brieven in minuut in de Conseil d'état behandeld. Tegelijk met deze dépêche werd een zeer belangrijke eigenhandige brief van Margaretha verzonden (Corr. de Marg., t. II p. XXVII). | |
14 | 17 | 19/8 | De uitvoerige brief en matière d'état werd 17 Aug. in minuut in de Conseil gelezen. | |
15 | 18,19,20 | 17,22?,26/9 | Luxemb. edelman | Daar er sinds de dépêche uit Valladolid (half Mei) geen meer gezonden was vanwege de bijeenkomst te Bayonne, gaf Tisnacq hiervan verklaring in een bericht van 14 Aug. (Audience 239 fol. 86). |
Op grond van de kopie te Weenen, waarnaar deze gehele dépêche uitgegeven is, wijzigde v. Gelder de datum van brief CCCXCIII, wat echter meebrengt |
nieuw | oud | datum | drager | aantekening |
---|---|---|---|---|
dat ook de voorgaande en volgende brief deze datum moeten hebben, daar in de laatste van gelijktijdigheid dezer gesproken wordt. Bovendien wijst brief 27 d (v. Gelder p. 134) voor de eerste deze datum aan, wat de bewerker niet heeft opgemerkt. Er is dus geen grond voor zijn slotopmerking op p. 111 nr. 11, aangezien er geen van 7 Sept. zijn geweest. | ||||
In de Notulen van de Conseil d'état wordt echter op 12 Okt. gesproken van lezing van 's Konings brieven uit Segovia van 16, 17 en 26 Sept. Van een van 22 (nr. 19) wordt niet gesproken, waarom ik mij afvraag, of ook deze niet van de 17de is, verwarring van XVII en XXII misschien, te eer omdat deze brief al de 14de gereed was (v. Gelder p. 114). Een brief van de 26ste hebben wij in nr. 20, die gelijk Theissen al opmerkte (p. 111 noot) de daar bedoelde moet zijn. Nr. 18 e kan wegens zijn inhoud, die terugslaat op de onmiddellijk voorafgaande van de 17de, maar enige dagen later is geschreven, wat den Koning van besluit heeft doen veranderen, dus niet van dezelfde datum zijn gelijk Theissen en v. Gelder aangeven, maar is veilig op de 26ste ook te stellen. | ||||
Een van de 16de, als in de Notulen vermeld, bezitten wij niet. |
nieuw | oud | datum | drager | aantekening |
---|---|---|---|---|
Voor de gezamenlijke verzending dezer brieven van verschillende datum per koerier, die op 27 Sept. uit Segovia vertrok (Theissen p. 105), pleit niet alleen de vermelding in genoemde notulen, maar ook de aanwezigheid van een brief van Tisnacq aan Viglius van 25 Sept., die daarin antwoordt op brieven van Juli en Aug., waarvoor dus niet eer gelegenheid was (Audience 476 fol. 117) en zijn beide brieven aan de Landvoogdes van 25 en 27 (v. Gelder p. 119). | ||||
16 | 21,23 | 27/9 17/10 | Luxemb. edelman | Deze dépêche, die evenals de vorige door een uit het gevolg van den Graaf van Mansfeldt werd overgebracht (Theissen p. 105), werd op 14 Nov. in de Conseil gelezen, maar was al de 27ste Okt. ontvangen (bericht in brief nr. 365 Corr. de Philippe II). Bij deze dépêche was ook een brief over de Duitse pensioentrekkers, welke die van 27 Sept. moet wezen, wat dan ook verklaart, waarom hiervan bij de lezing der vorige dépêche niet gesproken wordt. |
17 | 25 | 5/11 | koerier des Keizers | Dit is een gelegenheidsdépêche van weinig omvang geweest. |
18 | 26 | 31/12 | De hoofdbrief dezer dépêche, die die van 17 Okt. beantwoordt, heeft vnl. betrekking op de brief van 27 Sept., die in de Conseil van 15 Dec. opnieuw besproken was en waarvan de minuut van antwoord de 22ste werd gelezen. |
nieuw | oud | datum | drager | aantekening |
---|---|---|---|---|
1566 | Aan het hoofd van nr. 27 plaatst v. Gelder alleen de eerste datum, ofschoon hij 3 brieven van de 12de geeft. Aan deze dépêche ontbreekt de brief over de godsdienstzaken, waarvan elders een uittreksel voorkomt. Brieven van 6 en 7 Jan. als in brieven van Tisnacq vermeld heten (v. Gelder p. 182 en 157) zijn uit geen andere plaats bekend. | |||
19 | 27 | 11,12/1 | ||
20 | 28 | 18/1 | Ofschoon deze brief en matière de consulte geheel op zich staat en dus niet als dépêche diende te gelden, komt het mij toch voor, dat hij niet vervallen kan, aangezien hij op 14 Jan. in de Conseil is behandeld en de Koning er op terugkomt (Theissen p. 126). Maar de Landvoogdes spreekt er in haar volgende aangaande deze zaken niet van (Theissen p. 126), wel van die van 11 Jan. | |
21 | 29 | 22/1 | Deze brief komt in de Conseil van 9 Febr. ter sprake. Deze dépêche met brieven van 2 Mrt., terwijl het biljet der stukken op de 3de staat, was blijkens het schrijven van Courtewille (v. Gelder p. 157) nog de 4de niet verzonden. Op de 17de kwam deze te Brussel aan (Theissen p. 128). | |
22 | 30 | 2/3 | ||
23 | 32 | 20/3 | Deze brief vormt een onderdeel ener dépêche, waartoe ook een Spaanse van 21 Mrt. behoort, die op 17 April in de Conseil werd gelezen. |
nieuw | oud | datum | drager | aantekening |
---|---|---|---|---|
24 | 33 | 24/3 | snelkoerier | Dezelfde dag afgereisd (Theissen p. 132). |
25 | 35 | 3/4 | Een dubbel dezer dépêche werd langs andere route verzonden (Theissen p. 138). Tevens ging er een eigenhandig schrijven der Landvoogdes mee. | |
26 | 36 | 13/4 | koerier van den gezant bij den Keizer | |
27 | 37 | 4/5 | Deze dépêche was voor Bergen en Montigny bestemd, maar werd wegens het ongeval aan eerstgenoemde overkomen per koerier verzonden, die de 16de aankwam. | |
28 | 38,39 | 6 en 11/5 | Mendivil? | Van deze dépêche is 38b een geheimschrijven voor de Landvoogdes alleen verzonden. Daar deze dépêche eerst op 6 Juni aankomt (v. Gelder p. 209), moet aangenomen worden dat ze pas later uit Spanje verzonden is en kan Mendivil, die ook Spaanse brieven overbracht (Corr. de Marg. t. II p. XXIX), hiervan de drager zijn geweest. |
29 | 40 | 15,16/5 | handelskoerier | Uitsluitend financiële zaken. |
30 | 41 | 28,29/5 | Montigny | Deze was 4 Juni te Parijs, 17 Juni te Madrid. |
31 | 43 | 21/6 | speciale koerier | Tegelijk met deze dépêche gingen er 2 Italiaanse brieven naar den Koning. Op 5 Juli zendt Tisnacq enige brieven en documenten dezer dépêche aan den Koning (v. Gelder p. 222). |
nieuw | oud | datum | drager | aantekening |
---|---|---|---|---|
32 | 44 | 4/7 | Bergen | Daar de Markies al op 1 Juli uit Brussel was afgereisd (zijn geloofsbrief van dezelfde datum wordt Corr. de Philippe II nr. 402 genoemd), werd hem de dépêche nagezonden, tijdens zijn oponthoud te Mons, Valenciennes of Cambray, waar hij zijn broer den Aartsbisschop eerst bezocht (t.a.p. I p. 428). Hij kwam 17 Aug. te Segovia aan, waar de Koning zich bevond (v. Gelder p. 363). |
33 | 45 | 7/7 | Deze dépêche werd met een dubbel van de vorige afgezonden, nadat de hoofdbrief daags tevoren op last der Landvoogdes door Assonleville met Oranje en Hoorne besproken was (Corr. de Philippe II nr. 405). Een eigenhandige brief van Margaretha ging er weer bij. | |
34 | 46 | 19/7 | Met een dubbel der vorige uit vrees van onderschepping (v. Gelder p. 258). De minuut was de 15de in de Conseil behandeld. Zij was de 31ste in 's Konings handen (v. Gelder p. 274). | |
35 | 47 | 31/7 2/8 | koerier naar den Keizer | Deze werd de 12de te Brussel ontvangen (Theissen p. 149), na in de vroege morgen van de 3de te zijn afgezonden (v.G. p. 320). Bij Theissen p. 154 is nog sprake van een brief van 30 Juli, maar is dit geen vergissing? |
36 | 48 | 31/7-10/8 | Deze dépêche werd in de late avond van de 18de te Segovia ontvangen (v.G. p. 348). |
nieuw | oud | datum | drager | aantekening |
---|---|---|---|---|
37 | 49 | 9,10,13/8 | Deze dépêche werd kort na ontvangst al de 28ste in de Conseil gelezen (v.G. p. 332 en 335). | |
38 | 50 | 19,22,29/8 | Mendivil | (zie Ch. des C. te Lille 2585 fol. 283). |
39 | 51 | 22/8 | Deze werd in het geheim in de nacht van 22 op 23 afgezonden (Th. p. 178). Op 2 Sept. werden brieven van 22 en 23(?) Aug. in de Conseil gelezen. | |
40 | 52,53 | 24,27,28,30/8 | Brief c van deze dépêche is op het biljet over het hoofd gezien. | |
41 | 54 | 13/9 | Deze werd de 22ste ontvangen (Corr. de Philippe II, nr. 482). | |
42 | 55 | 27/9 | Behalve het geheimschrijven e gingen er nog een tweetal Italiaanse in cijfer met deze dépêche mee. |
Bijlage B
Billet des pieces a delivrer a MonsR de Montigny s'en allant vers sa Majesté en Espaigne
c. | Une lettre de Madame au Roy sur les affaires d'estat sur matières jà long temps traictées et résolues. |
d. | Une aultre en matière de consulte. |
a. | Une lettre de crédence sur le Sr. de Montigny à Sa Majesté. |
b. | L'instruction pour les Marquis de Berghes et ledict de Montigny. |
f. | Copie de la première requeste des Confédéréz avec l'appostille. Aussi de la seconde et de la responce verbale sur icelle et aultres choses sur ce servans. |
e. | Copie de la requeste des depputéz des quatre chiefves villes de Brabant ensamble de l'appostille mise sur icelle. |
o. | Copie des lettres de Son Altesse au Roy du xxiiije de Mars dernier contenant entre aultres le soubçon que l'on avoit lors du duc Erich de Bruynswich. |
p. | Extraictz des lettres de Son Altesse à Sa Majesté du xje de Janvier 1565 sur l'exercice de l'inquisition et exécutions (sic!) des placcars. |
g. | Copie des lettres escriptes tant aux gouverneurs, villes que inquisiteurs quant à l'inquisition sur la requeste présentée par lesd. Confédéréz. |
i. | Copie de la confédération des Seigneurs et Gentilzhommes confédéréz. |
h. | Copie de la promesse que auroient faict les Chevaliers de l'Ordre ausd. Confédéréz selon que contient lad. instruction pour lesd. Marquis de Berghes et Sr. de Montigny. |
k. | Copies des requestes des quatre membres de Flandres contre l'inquisiteur Titelmannus et appostilles. |
l. | Copie du concept de la modération des placcars. |
n. | Copie de l'instruction baillée à Monsr le Conte d'Egmond s'en allant vers Sa Majesté. |
m. | Copie de l'instruction baillée aux gouverneurs particuliers sur la communication de la modération des placcars avec les Estatz de leurs gouvernemens. |
Lettres de crédence à ceulx du Conseil d'estat du Roy en Espaigne jusques au nombre de dix.
(Audience nr. 800).
Bijlage C Opgave van stukken ten onrechte als vermist vermeld
p. 60 nr. 35 Het op biljet 9 a 21 bedoelde schrijven is in minuut in Audience 329 fol. 4 voorhanden. |
p. 105 nr. 17 Het schrijven van Chantonnay in Audience 231 fol. 140. |
p. 110 nr. 7 Het eerste schrijven van den Aartsbisschop van Cambray bevindt zich bij de Simancas-papieren te Brussel (Corr. de Philippe II nr. 305) volgens Gachard echter van 28 Juli. |
p. 120 nr. 1 Het hier bedoelde biljet is de p. 102 gedrukte staat, die in eindcijfer volkomen klopt met het in de brief vermelde en door Erasso ondertekend is. |
p. 165 nr. 17 De in biljet 33 a 8 bedoelde brief bevindt zich in Audience 1690 en een kopie er van bij de Simancas-papieren (l.c. nr. 344). |
p. 166 nr. 4 Een brief van Montigny aan de Landvoogdes van 18 Mrt. 1566 treft men onder de Simancaspapieren aan (AGR. Mss. divers 187 B, t. II).
nr. 13 en 14. Beide pamfletten bij de Simancas-papieren (leg. 529 fol. 133). |
p. 172 noot 2 Het in biljet 37 a 12 bedoelde schrijven van 25 April 1566 ligt in Audience nr. 2441 (minuut). |
p. 174 noot 1 Een Spaanse vertaling van dit rekest bevindt zich onder de Simancas-papieren (leg. 529 fol. 146). |
p. 209 noot 1 De minuut van deze brief aan de leden van de Conseil d'état, die bij de voorlezing van 's Konings schrijven niet aanwezig geweest waren (waartoe Montigny, die in Spanje was, uiteraard niet gerekend werd, zodat deze brief aan hem niet gericht was) bevindt zich in Audience 2444 en is geadresseerd aan den Markies van Bergen en de Graven van Mansfeldt, Megen, Hoogstraten, Ligne en Hachicourt. Het andere schrijven aan den Markies, waarvan op deze blz. sprake is, is van de 9de dier maand en ligt in Audience 1692 (minuut). |
p. 240 nr. 4 Het is mij niet duidelijk, waarom de hier bedoelde brief niet de in de noot aangeduide zou wezen, maar dat dit een andere zou zijn. Uit het bijgaand schrijven blijkt niets hierover en in het volgende wordt juist de daarin besproken aangelegenheid aangeroerd (p. 247). |
p. 247 noot 1 De inhoud van het hier bedoelde rekest vindt men bij v. Wesembeeck (ed. 1616), p. 116. |
p. 278 nr. 48 a 1. Bij deze vage aanduiding van een verbaal past voor dit tijdstip wellicht: Verbal du besoingne des gentilzhommes de Sainct-Tron (AGR. Mss. divers 182 fol. 99). |
p. 372 nr. 27 Dit stuk bevindt zich in Audience 1185 fol. 52 (Paillard, Mém. t. V p. 41). |
Bijlage D
Lijst van onjuiste aanwijzingen en onvermeld gebleven stukken
(52) | p. 18 noot 1. Niet alleen in dit biljet, maar ook in andere (zie 48 en 54) zijn in het origineel nummers geplaatst. |
(53) | p. 26 nr. 39. In deze aantekening over de zgn. foires of jaarmarkten ontbreekt juist die, waarvan hier sprake is, nml. de foire de Chandeleur (bij Theissen p. 15 beter genoemd la Chandeleur) = de Lichtmismarkt. Die van St. Remi of St. Bavo valt natuurlijk niet op 10 Nov., maar op 1 Oct. en heet dan ook foire d'Octobre (Theissen p. 13 en 74). De foire de Francfort, waarvan p. 28 nr. 48 sprake is, was niet alleen op half-vasten, maar ook in September (zie p. 375). Een foire de Magdaleine, natuurlijk van 22 Juli, wordt p. 304 vermeld. Dat de Paasmarkt te Bergen op Zoom de koude markt zou geheten hebben en op 10 Febr. zou gevallen zijn, komt mij verdacht voor: temeer als men in aanmerking neemt, dat te Troyes bijv. de feria frigida die van October was tegen de feria calida van St. Jan, 24 Juni. |
(54) | p. 29 B. Dat het hier gegeven rekest, waarvan de datum willekeurig veranderd wordt om dit te doen aanpassen bij het volgend schrijven, het juiste is, valt zeer te betwijfelen. Ik wijs daarom op een tweetal Suppliques de la ville de Besançon touchant les limites et l'université aldaar (Lettres de Chantonnay, t. II fol. 171) en een repliek van de universiteit van Dôle daartegen (Bibl. van Besançon, Coll. Chiflet t. 85 fol. 52), die van dezelfde tijd dagtekenen. |
(55) | p. 37 K. Deze brief van Oranje kan al om zijn inhoud niet de juiste zijn, daar het een aanbeveling van zijn broer Hendrik moet wezen voor de benoeming tot proost van St. Salvator te Utrecht (zie Audience 476, fol. 108). |
(56) | p. 75 nr. 14. Dat er dergelijke melding op de genoemde plaats niet zou gemaakt zijn, wordt weerlegd door |
Theissen p. 5. Eenzelfde onjuiste bewering staat op p. 375, waar de besproken persoon reeds op p. 28 nr. 50 en p. 177 voorkomt voor dezelfde aangelegenheid. | |
(57) | p. 82 nr. 28. Dit verbaal bevindt zich niet in de notulen van de Conseil d'état gelijk hier is aangegeven, maar is de hier als D opgenomen Brevis narratio van Hopperus' hand, die ook in Audience 1177 fol. 113 en Secr. allemande 73 fol. 50, alsmede onder de Simancaspapieren (Corr. de Philippe II nr. 289) voorkomt en in Franse vertaling, blijkens een aantekening van de hand van secr. v.d. Aa voor bespreking in genoemde Conseil gemaakt, in Audience 119131. Hieruit volgt dat onder nr. 10 van biljet 16 a de afzonderlijke adviezen te verstaan zijn, die op dit punt van genoemde personen waren ingewonnen. |
(58) | p. 82 nr. 40. Behalve de Franse tekst, waarnaar hier verwezen wordt en die volgens de minuut (Audience nr. 1689) gericht werd aan de bisschoppen van Tournay, Arras en Namur, voorts aan den Prévost d'Aire als vicaris-generaal van het aartsbisdom Mechelen, aan diens collega te Luik en aan den aartsbisschop van Cambray, is de Nederlandse voor de bisschoppen van Brugge, Yperen, Middelburg, Haarlem en 's-Hertogenbosch in minuut in Audience 329 fol. 75 voorhanden. |
(59) | p. 105 nr. 23. Er is geen enkele grond om bij vermelding van een Sr. Despaulx te verwijzen naar een Delvaux; eerstgenoemde was luitenant van Champagne en van Franse zijde o.a. aangewezen in dit geschil (Audience 348 fol. 313). |
(60) | p. 118. Hanega, esp. hanegada is een zonderlinge aantekening; beide vormen zijn toch Spaans naast de formen fanega en fanegada, maar de korte vormen dienen voor inhouds-, de andere voor vlaktemaat. Hanegada is hier niet te gebruiken. |
(61) | p. 167 A. Dit ziet op een schrijven van twee dagen vroeger (Audience 321 fol. 86). Het is echter onwaarschijnlijk dat een van beide in biljet 35 nr. 8 bedoeld is, daar die aan meer gezonden werden. |
(62) | p. 211 noot 3. De hier bedoelde brief is niet de onder F opgenomene, maar een van 14 Juni 1566 in Audience 2441. |
(63) | p. 263 noot 2. Het bedoelde stuk is niet bij Renon de |
France te vinden, maar is van de hand van Assonleville in Audience 1188 fol. 5 en 119132. | |
(64) | p. 264 noot 2. Deze memorie is bij de Simancaspapieren (Mss. divers 187 B t. III) en reeds gepubliceerd (Corr. de Granvelle, t. II p. 621). |
(65) | p. 284 noot. Ook dit stuk is niet bij Renon de France, maar in hs. Nat. Bibl. 128 B 2 fol. 74 en 130 C 3 p. 70. |
(66) | p. 288 noot 2. Men vindt dit niet in de Notulen, maar in Audience 1188 fol. 13. |
(67) | p. 294 B. De Nedl. tekst hiervan in dezelfde doos als deze, met aantekening dat de vertaling en thiois door den Audiencier gemaakt en daarna aan secr. v.d. Aa gezonden is om aan de bisschoppen van het Dietse taalgebied te worden toegezonden. |
(68) | p. 321 noot 1. Dat deze declaratie niet ontbroken heeft, getuigt het schrijven op p. 335 VI: het is het biljet 49 a, dat blijkens het onderschrift van Courtewille is. |
(69) | p. 351 noot 4. Hoe de bewerker kan onderstellen dat de hier besproken brief de door hem aangeduide zou zijn, is mij onbegrijpelijk, aangezien hij elders er reeds op wees (p. 311 noot 6) dat een brief van den Koning een Spaanse moet zijn. Zo zag hij op p. 42 noot 3 over het hoofd, dat deze persoon hem bekend kon wezen, daar er op p. 24 al over geschreven was. |
(70) | p. 352 noot 2. Dat deze brieven hier juist behoren en in nr. 47 A II nog niet konden vermeld zijn, blijkt uit 's Konings brief p. 350 al. 2. Ze zijn ter wille van de vroegere geantedateerd. |
(71) | p. 354 C. De hier opgenomen staat is niet de juiste, welke men vindt in Secr. allemande 76 (los), dd. 22 Aug. 1566 Segovia, met opschrift: Summarischer bericht Irer Majt resolution die Teutsche sachen belangendt. |
(72) | p. 356 noot 6. Dat dit stuk niet zou zijn aangekomen, staat wel op de hier aangehaalde plaats, maar in het PS. van deze brief wordt er alsnog melding van gemaakt (p. 376). |
(73) | p. 359 e. In een register der Secr. allemande 76 fol. 123 wordt vermeld als 31 Aug. 1566 met de dépêche naar de Nedl. verzonden: 16 Schreiben an etlichen Churund Fursten de statu et motibus rerum Belgicarum ac Majestatis Suae proposito; 2 schreiben an Hertzog |
Hainrichen von Braunschweig de auxiliis coniuratis in Belgio a quibusdam Germanis promissis; item ain packet an den Herren von Schantonay mit Irer Majt schreiben an die Khaye Majt und Graff Gunthern von Schwartzenburg ......de iisdem auxiliis coniuratis promissis. | |
(74) | p. 377 noot. Deze aanwijzing is in strijd met het schrijven, waarop ze betrekking heeft; dit slaat terug op de inhoud van Courtewille's brieven van 23 Aug. p. 352. |
(75) | p. 413 nr. 12. De hier aangegeven verwijzing heeft geen zin; het stuk is in kopie in hs. Nat. Bibl. 128 B 2, fol. 81 en 130 C 3 p. 126 aanwezig. |
Bijlage E Lijst van onnauwkeurigheden van allerlei aard
(76) | p. 2. Hier is het nr. van de brief weggelaten evenals op p. 43 en 154. |
(77) | p. 18 noot 3 en 4. Hier staan verkeerde letters: voor M en N leze men K en L. |
(78) | p. 24 r. 8. Lees 11 i.p.v. 10 en l.r. Mottemans als op p. 35 en 46, ofschoon de hier besproken plaats bij Theissen Mottermans heeft. |
(79) | p. 25 nr. 36. Lees II i.p.v. III. |
(80) | p. 33 D VI. Overeenkomstig de verbetering op p. 22 nr. 21 en het schrijven onder D III moet ook hier Mars i.p.v. Mai gelezen worden. Dat deze brief inderdaad van de 18de is, blijkt uit de kopie in Lettres de Chantonnay I fol. 5. |
(81) | p. 37. De titel van den Heer van Hoogstraten is niet baron, maar graaf. |
(82) | p. 54 D. Bij de vermelding der bron is fol. 60 weggelaten; hetzelfde van p. 77 tot 106, voor de folio's van het register PC 70 en op p. 209 noot 7 bij dat der Audience. |
(83) | p. 56 c. Lees 1564 i.p.v. 1556 en r. 4 v.b. veullant i.p.v. aultant. |
(84) | p. 59 nr. 23. Aangezien aant. 30 van 4 d niet bestaat, moet dit wezen 29 van 4 c; wat dit hier echter mee te maken heeft, is mij niet duidelijk. |
(85) | p. 81 nr. 24. Het d'en bas moet hier vervallen, maar p. 82 nr. 40, p. 126 nr. 4 en p. 325 nr. 23 worden bijgevoegd. |
(86) | p. 102, 107, 158, 159 en 160 staat als bron Mémoires i.p.v. Collection de Granvelle vermeld, waarvan de Mém. slechts een klein deel vormen; de genoemde pp. hebben betrekking op de briefwisseling van Morillon, Chantonnay en Vergy. |
(87) | p. 103 r. 28. Lees XVII i.p.v. VII, p. 118 nr. 20 CCCXCVIII i.p.v. CCCXVIII, p. 133 nr. 26 119 i.p.v. |
19, p. 223 r. 10 Mai i.p.v. Juin, p. 264 noot 26 i.p.v. 21 Juni, p. 347 XXIXe i.p.v. XXIe. | |
(88) | p. 124 noot. Er is hier niet van een brief van 21 Oct., maar van de befaamde dépêche van Segovia van de 17de sprake. |
(89) | p. 135 noot 3. Niet brief 21, maar 19 is de bedoelde en heeft betrekking op 16 f. |
(90) | p. 156 nr. 11. De bronvermelding is onjuist, daar dit, 2441, een portefeuille is. |
(91) | p. 166 nr. 8. Het hier vermelde biljet komt pas bij nr. 15 ter sprake. |
(92) | p. 215 noot 3. Lees les Etats de Tournay i.p.v. Namur. |
(93) | p. 249. Bij De Reiffenberg p. 71 i.p.v. 704 en op p. 275 l.r. 139 i.p.v. 39. |
(94) | p. 265. Hier is de voor Hopperus bestemde brief onder A weggevallen. Idem p. 417. |
(95) | p. 287 noot. Lees J I i.p.v. I. |
(96) | p. 353 r. 16. Dit merkteken is in de tekst van de brief over het hoofd gezien. |
(97) | p. 400 II. Na het opschrift is etc. weggelaten; vgl. p. 429. |
(98) | p. 404 noot 2. Weggelaten is op welke plaats, nml. t. XXIII fol. 151. |
(99) | p. 412 nr. 9. Er dient te zijn opgemerkt, dat Hoorne's brief van de 10de al in biljet 54 nr. 26 staat vermeld. Op het biljet is van een antwoord van XVII i.p.v. XVI sprake, wat overeenkomt met het p. 432 vermelde. Het antwoord van de 15de is eveneens in Audience 2445 (= Strada, Suppl. II p. 423). |
Bijlage F
Tekstverbeteringen
(100) | NB! Tekstafwijkingen van een enkele letter worden hierbij niet vermeld als te talrijk voorkomende, ook al geven zij een geheel andere zin, bijv. p. 74 r. 3 v.o. précédast voor procédast, p. 174 r. 4 v.o. je n'auray voor je m'auray en r. 2 v.o. et ne doubte voor et me doubte, p. 264 r. 2 imprudens voor impudens, p. 274 r. 13 v.o. en l.r. vaissaulx et subgectz voor vassaulx e.s., p. 361 r. 2 que cela ne ce face voor se face e. dgl. of leveren ze iets onverstaanbaars, bijv. p. 321 r. 4 en 11 l'oisir voor loisir, p. 441 r. 10 longes voor linges enz. |
Overigens zij nog uitdrukkelijk opgemerkt, dat mijn onderzoek zich wegens de tijdsomstandigheden, die een contrôle op het Brussels Rijksarchief niet toelaten, tot een bepaald aantal teksten heeft moeten beperken.
(101) | p. 2 r. 7 cestes commissaires l. ces commissaires. |
(102) | p. 19 r. 2 v.o. insérerer l. insérer. |
(103) | p. 73 r. 2 le clé d'icelles l. le cler d'icelles. |
(104) | p. 79 nr. 9 de request l. de ce qu'est. |
(105) | p. 97 r. 29 entretenir l. enseigner. |
(106) | p. 99 r. 7 v.o. s'est met l. s'est mis. |
(107) | p. 100 r. 9 v.o. La IIIe point l. Au IIIe point. |
(108) | p. 102 l.r. dudit année l. dudict an (de ladicte année); id. p. 103 r. 21. |
(109) | p. 103 r. 9 v.o. ensemble ledit ordonnance l. ensuyvant ladite ordonnance. |
(110) | p. 171 r. 4 v.o. ses dépêsches l. ce dépesche. |
(111) | p. 172 r. 11 v.o. conversation l. conservation. |
(112) | p. 209 r. 24 de responce l. responce
r. 25 en bon diligence l. en toute diligence r. 12 v.o. de par les boys l. et par les boys. |
(113) | p. 210 r. 16 v.o. conséquence l. importance. |
(114) | p. 217 r. 21 v.o. offres l. offices
r. 6 v.o. leur évesschez l. ces éveschiéz r. 5 v.o. ou par l. pour. |
(115) | p. 225 r. 21 innotée l. inventée. |
(116) | p. 245 r. 18 v.o. c'est de dire diffidence l. c'est à dire la diffidence. |
(117) | p. 248 r. 4 à l'effect
r. 15 v.o. exulcérées l. exalterées. |
(118) | p. 252 IV r. 2 de sce ville l. de ceste ville. |
(119) | p. 258 nr. 11 information l. instruction. |
(120) | p. 260 r. 15 sa présence l. sa prudence. |
(121) | p. 262 r. 18 v.o. vient l. viennent. |
(122) | p. 267 r. 26 licitement l. illicitement. |
(123) | p. 273 r. 23 sa bien entendu l. bien entendu. |
(124) | p. 276 r. 13 v.o. avant la noblesse de Frize a esté l. ayant la n. de F. esté. |
(125) | p. 280 r. 4 v.o. se lient l. se lièvent. |
(126) | p. 284 r. 19 v.o. prend l. prennent. |
(127) | p. 286 r. 6 notans l. n'attens. |
(128) | p. 289 r. 6 les pièces y suivantes l. servantes. |
(129) | p. 290 r. 17 v.o. du jour dernier l. du jour d'hier r. 19 v.o. le retenu de la requeste l. le contenu d.l.r. |
(130) | p. 290 noot 3. De lezing is: l'on se pourra r. 9 v.o. cestes confédéréz l. cesdicts confédéréz. |
(131) | p. 292 l.r. pour lès l. pour lors. |
(132) | p. 294 r. 4 v.o. en aultres l. entre aultres. |
(133) | p. 295 r. 5 v.o. entendre que l. entendu que. |
(134) | p. 312 r. 20 due que l. de ce que. |
(135) | p. 328 r. 19 délibération comme l.d. commune. |
(136) | r. 18 v.o. attendant l. accédant. |
(137) | p. 331 r. 11 v.o. fallu venir l. failly venir.
l.r. qu'ilz l. quand ilz. |
(138) | p. 358 d r. 9 particulièrement l. pareillement. |
(139) | p. 438 r. 4 te lezen: sollicitant journellement...... pour recevoir les presces et faisant toutes choses pour corrompre les bons. |
(140) | Tenslotte wil ik wijzen op tal van in de tekst overgeslagen woorden, vooral woordjes als de en en, bijv. p. 99 r. 3 ne veullent l. ne les veullent, r. 4 plus de coeur l. de plus de coeur, p. 100 r. 16 v.o. se pregne l. s'en pregne, p. 263 r. 2 je escriprois l. j'en escripvrois, p. 262 r. 18 pays pardeça l. pays de pardeça (id. p. 245 r. 28) etc. Verder: |
(141) | p. 40 r. 11 v.o. na soixante l. et. |
(142) | p. 80 r. 13 v.o. ce qu'escript l. ce qu'est escript of ce que s'escript. |
(143) | p. 171 r. 16 v.o. te lezen: et quant et quant luy envoyer extraict de etc. |
(144) | p. 172 r. 14 na particuliers te lezen: desdictes provinces. |
(145) | p. 174 r. 6 v.o. na puisque te lezen: sur; id. p. 189 r. 17 v.o. na comme. |
(146) | p. 210 r. 15 v.o. na pardeça te lezen: qui sont cependant comme sans loy et justice en in de volgende r. na loy et te lezen: craignans personne, scaichans bien. |
(147) | r. 11 v.o. hastre l. vouloir haster. |
(148) | p. 245 r. 24 te lezen: d'ung jour à jour emporte de grandz périls. |
(149) | p. 247 r. 22 te lezen: de le licencier. |
(150) | p. 249 r. 20 te lezen: ce que luy plaist. |
(151) | p. 250 r. 5 te lezen: se perdra. |
(152) | p. 263 r. 19 te lezen na exposé: en proye aux voisins. |
(153) | p. 285 r. 9 v.o. na suspendre: plus longuement. |
(154) | p. 325 r. 24 v.o. na sacremens: de l'aultel et généralement perdent. |
(155) | p. 329 r. 16 na desdictes te lezen: lettres. |
(156) | p. 333 r. 3 v.o. te lezen: j'ay receu en l.r. na copies te lezen: vont. |
(157) | p. 352 r. 17 v.o. et désormais l. et à l'entière subversion et confusion de la justice et police et désirans y obvier et mettre le remède. |
(158) | p. 361 i r. 2 te lezen: mon intention quant aux gens de guerre. |
(159) | Ook in de Latijnse tekst van p. 93-99 zitten tal van fouten, die zelfs zonder meer zijn op te merken bijv. p. 94 r. 23 tacaque l. tacitaque; p. 95 r. 25 quid l. quidam; r. 26 in quibusdam l. a q.; r. 28 famula l. formula; p. 96 r. 2 Romardus l. Ruardus (Tapperus sc.); r. 6 v.o. omnium l. animum; p. 97 r. 8 na universitatum l. sive communis institutio; r. 9 preceptionibus l. prescriptionibus; r. 12 admittant l. admittantur; r. 7 v.o. iter l. ita; r. 6 v.o. antiquatis l. antiquitatis; p. 98 r. 1 proventum l. perventum; r. 28 unus l. usus; r. 34 videbuntur l. videbunt etc. |
- voetnoot1)
- Die van Courtewille met Viglius (Audience nr. 474) is minder belangrijk en uitvoerig.
- voetnoot1)
- Achteraf kan ik toch niet nalaten terloops op te merken, dat de bij v. Gelder p. 27 genoemde vrouw van den commissaris van monstering Kegel, wie door den Keizer een huwelijksgift van f 8000 was verleend, de moeder was van don Juan van Oostenrijk.