Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 60
(1939)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 223]
| |
W. van Berchen, Historia captivitatis Adolphi Gelriae ducis.
| |
[pagina 224]
| |
Bovendien is de hand van Van Berchen heel lastig te lezen; zijn schrift is vol met de meest ingewikkelde afkortingen, terwijl interpunctie nagenoeg geheel ontbreekt. Een goed staal van dit moeilijk leesbare schrift geeft het begin van de kroniek van de heeren van Arkel, dat uit het Brusselsche handschrift is gereproduceerd op plaat 13 van mijn palaeographische atlasGa naar voetnoot1). Met een zekere gemakkelijkheid en niet zonder zwier schrijft hij Latijn, dat echter verre van onberispelijk is, daar hij zich in het geheel niet stoort aan de klassieke regels van grammatica en syntaxis. Zijn uitgever Sloet beweert, pag. VI van zijn inleiding, dat het Latijn van Van Berchen zoo barbaarsch en duister is, dat het op vele plaatsen in het geheel niet of nauwelijks te begrijpen is. Wat de Historia Captivitatis betreft, is dit oordeel niet juist en ook niet billijk. In de Middeleeuwen werd aan het schrijven veel tijd en zorg besteed. De werken der Middeleeuwsche auteurs zijn ons in den regel bewaard in deze met zorg geschreven afschriften. Autographen zijn uitzonderingen. In het Brusselsche handschrift hebben wij de eigenhandige aanteekeningen van den auteur, zooals zij hem uit de pen zijn gevloeid, met allerlei verschrijvingen, doorhalingen en toevoegingen. Als Van Berchen zijn werk in het net had laten overschrijven, zouden veel ongerechtigheden en onduidelijkheden zijn weggevallen. Afgezien van de dikwijls lange zinnen, die hij gebruikt, is zijn stijl meermalen levendig en raak. Koning Edward van Engeland had aan Karel den Stoute voor het beleg van Nijmegen 500 van zijn beste soldaten ter beschikking gesteld. Deze keurbende bestormt de poort en de versterking der Nieuwe stad, ‘portam et munitionem Nove Civitatis Novimagensis’. Van Berchen laat ons zien, hoe de bestorming mislukt door de heldhaftige afweer der Nijmegenaars. Inderdaad voortreffelijk geteekend! Kostelijk is zijn beschrijving van de instelling van het Parlement te Mechelen als uiting van Karel den Stoute's grootheidswaan en willekeur. Allerlei korte mededeelingen en treffende opmerkingen geven aan zijn verhaal kleur en glans. Een paar voorbeelden: Karel | |
[pagina 225]
| |
de Stoute had in het leger, dat om Nijmegen lag, tegen 15 Rijnsche guldens 300 werkvrouwen in dienst genomen, die per dag ieder een stuiver verdienden. Na de inneming der stad werden op de markt op een schavot van 6 meter hoogte twee Pikardische door ophanging, en vier Duitsche soldaten door het zwaard voor geringe vergrijpen terechtgesteld, tot een afschrikwekkend voorbeeld. Karel de Stoute had in zijn onmiddellijke omgeving een lijfbeul; ‘Ipsi quippe duci quidam erat maleficii perpetuus nomine Maledinus qui quemcumque virga sua oblonga rubricata de ipsius mandato tetigerat sine ulteriore examinatione et inquisitione gladio aut suspendio feriebatur’. Naar mijn meening ligt de waarde van zijn kroniek vooral in de kijk, die de auteur ons geeft op de gebeurtenissen, die hij zelf medemaakt. Van meet af aan doorziet hij den listigen opzet van den Bourgondischen hertog, die op annexatie van Gelderland aanstuurt. Toen Karel de Stoute als bemiddelaar tusschen hertog Adolf en diens beide ooms was opgetreden en dezen daagde om op zijn hofdag te Hesdin te verschijnen, duchtten zijn vrienden een valstrik en trachtten hem terug te houden. Tegen hun raad gaat hij toch. ‘Quo contra omnium eum diligentium voluntatem in Hesdino comparante via representandi per Carolum ad principatum Gelrie tacite anhelantem in quem tamen ipse pre totius mundi principibus velud alter Jonathas in David regem summe confidebat undique precluditur’. Karel de Stoute weet hertog Adolf op slinksche wijze een bevelschrift te ontlokken om zijn vader vrij te laten. IJlings stuurt hij Hendrik van Perwaes en Philips van Wassenaar naar het kasteel te Buren om hertog Arnold te verlossen. Toen hertog Adolf weigerachtig bleef om zich met zijn ooms en zijn vader te verzoenen, liet hij hem valschelijk beschuldigen, dat hij met koning Lodewijk XI van Frankrijk een samenzwering tegen hem smeedde: ‘ex cuiusdam false et conficte litere coram eo producte tenore coram omnibus suis principibus et curialibus asseruit eundem Adolphum ducem cum Ludovico Francorum rege contra ipsum conspirasse et fedus iniisse’. Te laat doorziet hertog Adolf den toeleg. Vermomd vlucht hij. Te Namen wordt hij ontdekt en gegrepen. Zes jaren, tot aan Karel's dood, zucht hij in de gevangenis. Evenals zijn landgenooten kiest Van Berchen de partij van hertog Adolf, tegen den ouden hertog, die in | |
[pagina 226]
| |
de kaart van Karel den Stoute speelt en aan dezen zijn vaderland verkwanselt. Zijn hart hangt aan hertog Adolfs twee jeugdige kinderen. Vol vreugde deelt hij mede, dat deze bij het bombardement van Nijmegen ongedeerd zijn gebleven: ‘Pallacium tamen Julianum, in quo Adolphi ducis proles Carolus et Philippa reservabantur, illesimi dimiserunt’. Bitter klinkt het, als hij zegt, dat Karel de Stoute na de inneming der stad hen in ballingschap medenam naar Bethune, opdat zij hun moedertaal en hun vaderland zouden leeren vergeten: ‘Duce Carolo in festo Assumptionis Marie Novimagii reverso Adolphi ducis proles Carolus et Philippa ad Bitunum comitatus Arthesie ut materne lingue et patrie proprie obliviscerentur relingantur exilio’. Hij haat de Bourgondische ambtenaren, verfoeit hun dwingelandij en hun afpersingen. ‘De suis maleficis Pickardis in maleficiis expertos Novimagii et Zutphanie in superiores et rectores ordinavit, Novimagenses continuis importabilibus et irrationabilibus exactionibus per suos iniquos oppressit commissarios sic quodsi diucius vixisset dimissis omnibus alienas sibi querere edes coacti fuissent. Nam sicut milites ad bella gerenda ita sui commissarii nephandi ad excoriandumGa naar voetnoot1) populum eorum bonis et rebus per incogifandas adinventiones erant edocti’. De gerechtshoven in de Geldersche steden, van welke men in beroep moest gaan bij het Parlement te Mechelen, had hij laten instellen met de bedoeling om den armen burgerman den laatsten penning uit de zak te kloppen: ‘in finem pauperibus nullus obulus remaneret.’ Uitvoerig verhaalt hij de ongelukkige veldtochten van Karel den Stoute en beschouwt diens rampzalig einde als een verlossing voor zijn vaderland. Niet zonder instemming haalt hij de woorden aan, die na diens dood den Lotharingers en den Zwitsers in den mond worden gelegd: ‘Jace, miser, jace, carnem pauperum devorasti, eorum sanguinem potasti, pacem habere refutasti, quam tua morte redonasti’. Met leedvermaak vertelt hij, hoe na het bekend worden van den dood van Karel den Stoute de Bourgondische ambtenaren uit Gelderland aan den haal gingen nog sneller dan hazen, die door jagers worden opgejaagd. | |
[pagina 227]
| |
Ook voor Van Berchen herleeft de hoop, als hertog Adolf door Maria van Bourgondië uit zijn gevangenis te Kortrijk wordt bevrijd. Hij keert echter niet naar Gelderland terug, maar staat als een echte ridder haar bij in den strijd tegen den Franschen koning, die haar belaagt. Zijn heldendood voor de muren van Doornik is voor zijn landgenooten een zware slag geweest. Van Berchens Historia captivitatis Adolphi ducis Gelriae vormt het eerste bedrijf van het treurspel, dat Gelderlands ondergang tot titel heeft. Het slotbedrijf valt onder Karel V, die de aanspraken van Karel den Stoute weder opneemt en ondanks het taaie verzet van Karel van Gelre diens hertogdom bij zijn rijk inlijft.
Naschrift. In den Brusselschen codex heeft Van Berchen zijn kroniek over de gevangenschap van hertog Adolf in één adem neergeschreven, niet alleen zonder opschrift, maar ook zonder eenige indeeling en nagenoeg zonder interpunctie. Om den lezer tegemoet te komen, heb ik zijn werk ingedeeld in paragraphen en deze van opschriften voorzien, die telkens den korten inhoud daarvan weergeven. Voorts zij nog medegedeeld, dat van het gedeelte van den Brusselschen codex, hetwelk het hier uitgegeven geschrift van Van Berchen bevat, een volledig stel photo's in de handschriftenafdeeling der Utrechtsche Universiteitsbibliotheek berust. | |
W. de Berchen, Historia captivitatis Adolphi Gelriae ducis.§ I. Twist van hertog Jan van Kleef en Willem van Egmond met hertog Adolf.Cumque illis in diebus Johannes dux Clivensis et Wilhelmus dominus Egmondensis adversus Adolphum ducem Gelrensem eorum nepotem occasione detentionis patris sui iam secunda vice acerrime guartassent, ipseque dux Adolphus contra illos dominos suos ab utroque parente avunculos eorumque adherentes in bello ad Arenam prope StralenGa naar margenoot+ anno lxviijo die sanctorum Decem Milium Martyrum com- | |
[pagina 228]
| |
misso gloriose triumphasset tandemque cum ipsis compositus fuisset, attamen certorum mundorum(?) deprivatus consilio eisdem dominis et precipue domino Egmondensi ipsiusque filiis Friderico et Wilhelmo in suis bonis et redditibus fruendis grave prestitit impedimentum, illaque etiam sibi nostre(?) patrie ob eorum contumaciam, quamvis ob ipsius potenciam ipsi in judiciis contra eos premissorum occasione institutis comparare et se defensare minime auderent, de facto optinuit adjudicari. | |
§ 2. Karel de Stoute bemiddelaar.Unde iidem domini Egmondenses percunctantes se bonis et redditibus suis in patria Gelrie totaliter privari, Carolum Burgundie ducem pro remedio oportuno desuper adipiscendo adierunt, qui illorum audita querela eosdem Adolphum et Johannem duces ac dominum Wilhelmum dominum Egmondensem cum suis filiis ad se propterea in Gandavo personaliter accersitos super singulis eorum differentiis et defectibus composuit et pacificavit. Nichilominus tamen ipsis a duce Carolo representantibusGa naar voetnoot1), idem Adolphus ut prius agens presertim avunculum suum Egmondensem eiusque filios ipsorum bonis et redditibus adhuc non sinebat gaudere. Quapropter dux Carolus per dominos Egmondenses de hiis omnibus instructus eundem ducem Adolphum ad servandum pacem et concordiam, perGa naar voetnoot2) prefertur expressatam, sepius scriptis suis pie amonuit. Sed quia huiusmodi ammonitionibus minime acquiesceret, misso novissime ad ipsum et singulas quatuor principatus Gelrie primarias civitates Johanne domino de Berghen barone milite ad reformandum adhuc ducem Adolphum, ut pacem et concordiam pretactas cum prefatis suis avunculis eorumque adherentibus servaret genitoremque suum Arnoldum ducem per eum hactenus detentum ob suum honorem libere relaxaret, ne illorum occasione indignationem Caroli ducis incurrendo sibi et suis ac patrie Gelrie deteriora provenirent. Qui dum in vanum laborando nichil profecisset et hec omnia Carolo significasset. | |
[pagina 229]
| |
Adolphus per ipsius Caroli heraldum ad comparandum coram eo per se aut procuratorem suum in Hesdino, partium Arthesie, xxvi die mensis Octobris dominis Egmondensibus super premissis ac aliis defectibus in termino citationis huiusmodi obiciendum legitime responsurus citatur. Quo contra omnium eum diligentium voluntatem in Hesdino comparante via representandi per Carolum ad principatum Gelrie tacite anhelantem in quem tamen ipse pre tocius mundi principibus velud alter Jonathas in David regem summe confidebat, undique precluditur. Eisdem enim diebus Paulus papa secundus suis brevibus annulo piscatoris communitis Adolphum ducem pie ammonuit et hortabatur ut intuitu legis divine et nature genitorem suum Arnoldum a captivitate relaxaret et ad honores pristinos restitueret, auxiliumque ducis Caroli, si hec facere recusaret, ad hoc efficiendum contra eum invocavit. | |
§ 3. Hertog Arnold uit de gevangenis verlost.Ipseque igitur Arnoldus dux, Carolo instante, ad eiusdem Adolphi scripta de castro Buren, quo detinebatur, anno lxxoGa naar margenoot+ in Vigilia Nativitatis Christi libertatus per dominos Henricum de Perwaes et Philippum de Wassenar milites ad hoc deputatos, Carolo adducitur. A quo et suis curialibus, preterquam a filio suo proprio Adolpho qui sibi loqui aut reverenciam exhibere dedignabatur, de quo tamen idem dux plurimum tristabatur, honorifice recipitur. Cognito tandem idem Arnoldus quod filius suus undique suam famam et honorem certo nephando crimine detentionis sue tempore irreverenter deturpasset, de crudelitate unici filii sui sibi tale crimen imponentis stupefactus, ammirari non sufficiebat et ad se de eodem legitime purgandum et excusandum Gerardum de Ryswyck ad confitendum et publicandum contra ipsum illud nephas pridem Nomagii detentum contra quemcumque sibi huiuscemodi nephas imponere volentem duellandum obtulit. | |
§ 4. Hertog Adolf te Namen gevangen genomen.Adolphus hiis auditis valde confusus infremuit, quod patrem suum ipsius Caroli industria relaxasset cuius occasione sibi talia scandala resultarent. Ulterius Carolus ipsum Arnoldum ad principatum Gelrie adversus Adolphum ipsius | |
[pagina 230]
| |
filium reponere intendens, ex cuiusdam false et conficte litere coram eo producte tenore coram omnibus suis principibus et curialibus asseruit eundem Adolphum ducem cum Ludowico Francorum rege contra ipsum conspirasse et fedus iniisse nulla excusatione sibi desuper suffragante. Plurimum ergo Adolphus anxiatus, cernens sibi viam redeundi propter hec sibi false imposita minime patere, anno lxxjGa naar margenoot+ circa festum Petri ad Cathedram Apostoli captata hora se secundo clam abscedens, in Namurco cognitus et detentus ipsius Caroli iussu uno in Vilvorden et quinque in Corteraco usque ad ipsius Caroli necem sex annis strictissima detinebatur captivitate. | |
§ 5. Hertog Arnold tracht tevergeefs de Geldersche steden voor zich te winnen.Tunc Carolus duci Arnoldo condolens, communicatis sibi pecuniis vasis aureis et argenteis suis statui et familie requisitis, ad singulas quattuor principatus Gelrie civitates principaliores, prout etiam ipse Arnoldus dux fecerat, suos direxit nunceos eos pie ammonens ut intuitu Dei et justicie ipsum Arnoldum in eorum dominum et ducem reacciperent, quia eis omnia in eum qualitercumque commissa ex toto corde remitteret et indulgeret eo quod per filium suum Adolphum coacti fuerunt ipsosque in bona pace et concordia quamdiu in humanis ageret, regere intenderet. Sed cum hec omnia Gelrenses minime adverterent et in eorum obstinato proposito persisterent, Arnoldus dux, a Carolo honesta stipatus et honoratus familia, cum fratre suo Wilhelmo domino Egmondensi eiusque filiis principatum Gelrie adiens Gravie intromittitur. Castrenses vero vidilicet Johannes van der Donck miles amptmannus districtus Cuyckensis et sui, cum diucius resistere non valerent, vita eorum salva, gracie ducis Arnoldi se reddiderunt, quattuor tamen ex quadam turri Mose vicina propter eorum resistenciam decapitatis et in rotis exaltatis, deinde in Ruremunde et Gelrie civitatibus intromissus pro eorum domino fuit reassumptus. Cetere autem civitates et opida, premissis surda aure pertransitis, ipsum Arnoldum in eorum principem propter fidelitatis sacramenta filio suo Adolpho dudum prestita reaccipere rennuerunt, nonobstantibus Sixti pape quarti scriptis | |
[pagina 231]
| |
super absolutionem horum iuramentorum tamquam iniuste prestitorum Novimagensi Zutphaniensi et Arnhemensi Gelrie civitatibus, atque ipsi Carolo duci super restitutione eiusdem Arnoldi ad ducatum Gelrie effectualiter consequenda directis. Igitur ipsi residui Gelrenses et precipue Novimagenses in fortitudine et potencia patrie confidentes adversus eundem ducem Arnoldum Vincencium comitem Moerssensem in rectorem et defensorem patrie nomine et vice Adolphi ducis junioris statuerunt, qui dum ad desistendum ab huiusmodi suo inchoato officio verbis personalibus domini Egmondensis Arnoldique ac Caroli ducum scriptis et nunciis permolliri non valeret, ipsorum omniumGa naar voetnoot1) indignacionem incurrens, Novam Civitatem ultra Ruremundam cum quibusdam aliis fortiliciis duci Arnoldo faventibus Novimagitarum potentia sibi subegit. | |
§ 6. Hertog Arnold verpandt Gelre en Zutphen aan Karel den Stoute.Prospiciens, inquam, dux Arnoldus nullis mediis ad principatum Gelrie pacifice possidendum posse devenire, anno lxxijo revisitato Carolo duce cuncta que acciderant gravi cum querela recitavit. Hiis sane intellectis Carolus in magna commotus ira Gelrie primatibus et civitatibus pocioribus suis demum notificavit scriptis ut Arnoldum nepotem suum dilectum in eorum verum dominum et principem reacceptarent. Alioquin manu forti et virga ferrea ipsum ad suum Gelrie principatum introduci et in ipsorum dominum prefici ordinaret. Eoque taliter efficere velle iuramento suo propterea more principis prestito arcius confirmavit. Ipsi tamen Gelrenses more suo solito non advertentes ipsum in eorum dominum adhuc recipere contumaciter recusarunt. Istis itaque peractis et nichil inde subsecutis cum amaritudine et dolore cordis vehementer revolvendo queque sua enarravit diffortuna. Tum primo quod, licet ipse principatum Gelrie quadraginta tribus pacifice gubernasset annis, nihilominus filius suus Adolphus eum detinendo illo pridem privasset; tum secundo quam confusibiliter idem filius suus de meritis suis minime exigentibus in suis fama et honore deturpasset; tum tertio quia non obstantibus salubribus am- | |
[pagina 232]
| |
monitionibus summi pontificis Pauli secundi et aliorum principum sibi persepe factis libertati pristine restituere rennuisset, sed nunc astucia ducis Caroli sibi in omnibus suis necessitatibus subvenientis liberatus fuisset; tum quarto quod germanum suum Wilhelmum dominum Egmondensem eiusque filios sibi dilectos supprimere eorumque bonis et redditibus privare voluisset; tum quinto permaxime quia a propria patria suisque omnibus irrecuperabiliter, ut prefertur,Ga naar voetnoot1) esset. Hiis igitur premissis tanquam iustis et rationabilibus de causis, ut subiunxit filium Adolphum eiusque filios perpetuo exheriditando, nobilem principatum Gelrie cum omnibus suis attinenciis Carolo duci Burgundie pro octoginta milibus florenorum aureorum ad decem continuos annos post ipsius mortem possidendam resignavit, hac sub conditione quod eisdem decem elapsis annis Davidis Scotorum regis et Frederici ducis Bavarie filii ex suis filiabus Maria et Marghareta procreati, sed nullatenus filii sui Adolphi filii ex causis preexpressis, pro eadem pecuniarum summa ipsum principatum Gelrie redimere et reassumere valerent, illoque etiam salvo quod dux Carolus potenter efficeret ut principatum Gelrie quamdiu viveret pacifice possideret. | |
§ 7. Dood van Hertog Arnold.Quibus sic gestis Arnoldus dux mestus et dolens rediens et nichil amplius quam prius ob ducis Caroli contra regem Francorum bellicosum processum proficiens, tandem anno DominiGa naar margenoot+ Mcccclxxiij in Vigilia sancti Mathie apostoli appoplexia tactus migravit in castro Graviensi et in choro collegiate ecclesie Graviensis per fratrem suum Wilhelmum dominum Egmondensem eiusque filios luctuose sepelitur. | |
§ 8. Nijmegen versterkt haar muren.Postquam ergo Novimagite ducem Adolphum ipsis tenerrime dilectum, pro cuius liberatione et restitutione plurimas expensas et labores iteratis vicibus peregissent, nullatenus posse rehabere atque nunc super omnia ducem Arnoldum ipsius genitorem patriam Gelrensem in maius eorum periculum et dampnacionem ad manus ducis Caroli alienasse | |
[pagina 233]
| |
perspexissent, magno timore concussi civitatem eorum ampliatam fossatis novis latis et profundis aggeribusque altis ac turribus et portis fortibus per girum undique firmarunt, conventusque Fratrum minorum sancti Francisci de observantia et Sororum Canonicarum sancte Agnetis ordinis regularium sancti Augustini, ne inimicis ad obsidendum civitatem in firmamentum essent, solo coequarunt, eisdemque fratribus et sororibus ad eorum debitum Deo exsolvendum alia infra muros loca ordinarunt. | |
§ 9. Expeditie van Karel den Stoute tegen den Franschen koning.Rursum Carolo duce in expeditione regni Francorum cum copiosa hominum multitudine anno lxxjo perseverante optinuit civitates regenses alias Roy, Mondidier, Sancti Quintini que se in gratiam ducis reddiderunt, quas suis satellitibusGa naar margenoot+ communivit, deinde civitatem Neel sibi rebellem expugnavit et funditus destruxit, universis ipsius incolis presbiteris et personis ecclesiasticis cum eorum domino de Nyeel, demptis infirmis mulieribus et pueris ac quodam decrepito sacerdote, in ore gladii absque ulla misericordia lamentabiliter occisis, quorum metu plures alie civitates se gratie ducis tradiderunt. Post hec multis aliis opidis et castris devictis atque ultraGa naar margenoot+ centum villis incendio devastatis et spoliatis Beluacum obsidendo fortissime impugnavit, minime tamen expugnavit,Ga naar margenoot+ abinde se divertendo. Ambiacus similiter longo tempore gravissima cinenit obsidione, quam cum propter capitaneorum et armigerorum regis fortem resistentiam obtinere nequiret, intervenientibus treugis soluta obsidione non modico suorum retrocessit dampno. | |
§ 10. Het hof te Mechelen.Redeunte ergo Carolo duce et solempni curia Valencie comitatus Hannonie cum suis proceribus de fraternitate Aurei Velleris servata, se ultra omnes imperatores, reges et principes qui ab incarnatione Domini huc usque in Romano fuerunt imperio exaltando, nomenque suum magnificando, quoddam supremum judicum Parlamentum dictum ad instar Francorum regum velud abhominabile inconsuetum ydulum ab universis terrarum suarum subditis | |
[pagina 234]
| |
colendum in maxima status sui pompa Mechelimam ingrediens in domo consulatus desuper per totum panno blanco cooperta propria temeritate instituit et erexit, ubi loco sui unum presidentem ac duodecim in altero jurium doctores Gallicane nationis in cappis de vario federatis more Romane curie decoratos in sedilibus sublimibus residere ordinavit. Ad quodquidem parlamentum singula alia terrarum et civitatum suorum minora parlamenta sive judicia diversimode instituta in appellationibus ab eisdem interponendis uti eorum caput solummodo respectum habere voluit. Sed ab illo supremo parlamento, quo pauperes veluti etiam in aliis inutilibus laboribus et expensis per nephandos Pickardos plurimum gravabantur, sub pena amissionis capitis et omnium bonorum minime licebat appellare. Unde quidam Frederici Romanorum imperatoris juratus nuncius ibidem directus a quadam causa inibi vertente Cezarem appellans squaloribus carceris ac alias propterea Mechalime tormentatus fuit extinctus. | |
§ 11. Verzet der Gelderschen tegen Karel den Stoute.Ceterum processum expeditionis principatus Gelrie a qua aliquantulum digressus sum continuando est sciendum, quod defuncto duce Arnoldo Carolus litteras resignationis super eodem principatu ab ipso Arnoldo sibi concessas executioni effectuali demandare satagens suis ad eundem principatum directis fidelibus et scriptis in vim huiusmodi resignationis se in verum ducem Gelrie comitemque Zutphanie instanter peciit admitti et homagiari fidelitatisque juramenta, ut in talibus fieri assolet, prestari. Gelrenses hec audientes licet animosi fragore quasi consternati eum delirare presumebant, asserentes celum pocius ruere et terram perire antequam in eorum dominum et principem admitti deberet. Quapropter hiis perceptis magno cum exercitu ad debellandum et subiugandum sibi principatum Gelrie Trajectum Superius acceleravit. Ubi Ruremundenses non vocati venientes ipsorum civitatis claves duci offerentes se sue potestati subjugaruntGa naar voetnoot1). Deinde Mosam transcendendo | |
[pagina 235]
| |
dominia de Born et Bruggen cum eorum castris et opidis contra Vincencium comitem Moerssensem, rectorem patrie Gelrensis, ac invincibile castrum Montfort inpugnatum sibiGa naar margenoot+ subegit. In festo vero venerabilis Sacramenti munitissimum opidum Venlo fortissima cinxit obsidione, quod die noctuque terribilibus pombardis et aliis diversis armis bellicis infestatum quarta obsidionis die ad manus suas tradi obtinuit, quindecim tamen fidelibus sociis opidum ipsum strenue defendentibus ligatis manibus et pedibus aquis Mose immerito submersis. Cetera vero opida Erkelens, Wachtendonck, Stralen et Goch ipsius ducis terrore absque ulla resistencia se eiusdem ducis gracie subiecerunt. | |
§ 12. Beleg van Nijmegen.Ad animosos Noviomagitas huius dissidii principales hac sinistra fama deducta, consilio desuper habito, ad sonumGa naar margenoot+ campane scabinalis de pretorio publice fecerunt preconisare, quod mulieres, virgines, sanctimoniales, pauperes, infirmi, senes, servitores, clerici, studentes ac quotquot essent tam intranei quam extranei exire volentes, sine aliqua reprehensione libere exire possent, eo quod magnipotens Burgundie dux civitatem de proximo obsidere decrevisset, ne ipsi tamquam timidi animos audacium civium et armigerorum civitatem defendere volencium facerent facillare. Plures ergo de Novimagio cum pueris et mulieribus exierunt. Verumptamen erat Novimagium civitas imperialis munitissima, ante Incarnationem Christi sexaginta et circiter annis a Julio Cezare, sacri Romani imperii monarcha primo, murata, tribus meniis circumdata, turribus portis fortaliciis ac fossatis latis et profundis circumvallata, ita ut ad eam difficulter pateret accessus. Premissis itaque dispositis Carolus dux Novimagium in pregravi hominum et armigerorumGa naar margenoot+ multitudine in festo sanctorum Johannis et Pauli per girum fortissima cinxit obsidione. Cui Johannes dux Clivensis in auxilium accedens, Novimagitas iam undique hostibus conclusos eorumque regnum et adherentes in festo sanctorumGa naar margenoot+ Apostolorum Petri et Pauli ipsius ducis Caroli favore primo affidavit,Ga naar voetnoot1), castraque sua cum fratre suo domino Adolpho ultra fluvium Wale in villa De Lent ex opposito Novimagii metatus est. | |
[pagina 236]
| |
Sicque Novimagitis per terras aut aquas nullus penitus patuit recessus aut accessus. Cumque tentoria et papiliones absque numero in giro erecte forent, Burgundite et Clevite cunctis diebus atque noctibus sine intermissione bombardis serpentinis immissibilibus aliisque diversis instrumentis bellicis turres portas et muros civitatis terribiliter aggrediendo in parte quassarunt et destruxerunt, pallacium tamen Julianum, in quo Adolphi ducis proles Carolus et Philippa reservabantur, illesum dimiserunt. Ga naar margenoot+ Etenim in exercitu ducis Burgundie quingenti erant electi Anglici viri bellicosi, a rege eorum Eduwardo Carolo duci in subsidium missi, qui ut viri audaces in octava Visitationis Marie Virginis scandentes portam et munitionem Nove Civitatis Novimagensis eam intus oppugnaverunt, quod invitis civibus et satellitibus intraneis portam occupaverunt, vexilla eorum tria illic erigendo. Novimagite vero licet prius animo prostrati tamen in Deum et sanctum Stephanum ipsorum patronum spem eorum firmiter ponentes, resumptis viribus, veluti leones rugientes et milites strennui, portam contra eosdem violenter cum magnifico viro Ghysberto de Wyssche barone eos precedente reascendetes, ipsis Anglicis acerrime restiterunt, facinulis mericeisGa naar voetnoot1) pice et zulphure madefactis incensis in facies scansorum linteis et fustibus indesinenter proiectis ac calce viva ebulita aliisque diversarum generum(?)mulierum confectionibus in eos missis atque diris verberibus et sagittis post conflictum ad horam et amplius continuatum, eorum capitaneo domino Anthonio de Pagy cum sex aliis inibi degutteratis, retrocedere eisque portam et fortilicium libere dimittere compulerunt, Deum et sanctum Stephanum magnificantes qui eos a tanto periculo liberarunt, vexillaque inimicorum inibi obtenta in signum victorie et contumelie eorundem erexerunt, ipsos ad confligendum denuo cum eis sedulo provocantes. Plures enim absque numero occasione vulnerumGa naar voetnoot2) in ipso conflictu susceptorum hinc inde diversis in locis interierunt, de Novimagitis tantum tribus necidatis. In exercitu ducis novem milia pugnatorum in Novimagio esse publice divulgabatur, licet inibi ultra ducentos pugiles pedites et sexaginta equites minime reperiebantur. | |
[pagina 237]
| |
Ga naar margenoot+ Deinceps Burgundiones civitatem eorum assultibus violenter invadere tardabant, sed turres portas et muros circa portum fluvii Wale, ubi debiliores esse cognoverant, die noctuque absque requie sagittis bombarditis demolire et evertere studebant atque ea tempestate portam Hezelport et Turrim Molendinalem cum magna parte muri intermedii, necnon Clevite a Bathawa Craenport instrumentis eorum bellicis perforando destruxerunt, ut sic ipsis sine eorum saltem dispendio ad civitatem pateret accessus, cum aliunde eam invadere nequirent. Destructa et dilacerata ergo Porta Nova, supraquam conflictus agibatur, cum duabus suis turribus tecto adhuc cooperto gravem minabatur ruinam, quod attendentes intranei portam et turres grossis funibus ne exterius cadendo inimicis fieret in presidium, sed intus ut ipsis maneret in fortilicium, callide circumcinxerunt et ad se cadere cogerunt. Ga naar margenoot+ In huiusmodi namque perniciosa obsidione Novimagite omnibus vite necessariis superhabunde provisi, veluti milites strennui et viri bellicosi absque aliqua cessatione sese defendentes instrumentis eorum bellicis magne depopulationis excidia in exercitu ducis commiserunt, nempe Novimagitis eorumque mulierculis undique per circuitum hostibus constanter resistentibus. A Clevitis et Burgunditis pro pace adipiscenda vocibus sedulis demum incitantur, ut interlocutio per partes hinc inde ordinaretur, ne miserabili morte interirent. Diffinitum enim fuerat omnes Novimagitas ultra septem annos etatis sue habentes absque misericordia morte puniendos, quorum tamen voces et desideria advertere diu distulerunt. Sed cum ex eorum turribus et meniis videntes Bomelenses et Tyelenses naves ascendentes ipsis Burgunditis et Clevitis alimenta apportentes eosque declinantes ac Zutphanienses et Arnhemenses ipsis sacramentis fidei asstrictos nullum auxilium prestantes, ad colloquendum cum hostibus ad litus Wale in Lent aures suas licet invite ad interloquendum de pace prebuerunt.Ga naar margenoot+ SicqueGa naar voetnoot1) invicem tribus diebus de pace firmanda et obsidione solvenda interponente se Johanne duce Clivensi tandem in profesto Praxedis virginis conventum et conclusum fuerat, quod Novimagenses salvis eorum et suorum extraneorum corporibus rebus bonis armis instrumentis bellicis ac juribus | |
[pagina 238]
| |
et privilegiis universis duci Carolo infra tres annos divisim cum eorum quartenio octoginta milia florenorum ratione expensarum in ipsa obsidione factarum realiter traderent et assignarent, ipsumque ducem cum suis pro eorum vero domino et principe intromitterent et homagiarent. Atque in signum obedientie ipsi Novimagite numero quadraginta parium de consulatu et communitate cum eorum pugnatoribus peditibus extraneis civitatem exeundo usque suam papilionem in solio residentem nudis pedibus et capitibus pro veniaGa naar margenoot+ de commissis obtinere processionaliter visitarent. Cuiusquidem tractatus vigore soluta obsidione et certis de ipsius ducis fidelibus intromissis, Novimagensibus eorumque satellitibus ducem adeuntibus, ultra convencionata de mandato ducis injunctum fuit Novamagensibus ut ipsi non tantum nudo capite sed eciam nudis pedibus eundem ducem essent visitaturi ac ipsi advene pauperes satellites omnia eorum arma quibus utebantur coram duce facta ipsorum obedientia forent deposituri. Quibus per ordinem ad effectum deductis illos satellites numero ducentos post armorum suorum depositionem Novimagensibus civitatem reintrantibus oportebat ramis dealbatis ad fluvium Wale declinare et transfretatos vacuis loculis et manibus patriam exire. Ga naar margenoot+ In sancte ulterius Praxedis festo patibulo in foro civitiatis cum quadam machina sex circiter pedum alta erectis duo Pickardi suspendio et tres Almani gladio propter modica delicta in terrorem aliorum ibidem fuerunt interempti. Eodem, inquam, die convencionatis per ducem minime servatis de ipsius mandato publico de pretorio facto edicto sub pena amissionis corporum et omnium bonorum Novimagite omnia et singula eorum ac civitatis arma instrumenta bellica jura ac privilegia in palacio ad usum ducis urgebantur presentare globosque universos bombardis et serpentinis suis immissos in medio civitatis accumulare. Ga naar margenoot+ Istis itaque gestis ac armis civium per nephandos Pickardos undique distractis dux altera die in festo Marie Magdalene ad civitatem et ecclesiam solempniter introductus hora secunda post meridiem de fenestra solarii hospitii ad Aquilam prospiciens a Novimagensibus in dominum et principem eorum homagiabatur. Hic quidem dux dum preter ipsius commissionem portam murum et turrim versus Oy de mandato ducis Clivensis videret solo adequari ob huiusmodi opere inchoato desistere | |
[pagina 239]
| |
imperavit. Ipci quippe duci quidam erat maleficii perpetuusGa naar voetnoot1) nomine Maledinus qui quemcumque virga sua oblonga rubricata de ipsius mandato tetigerat sine ulteriori examinatione et inquisitione gladio aut suspendo feriebatur. In usum exercitus ducis tricente erant mulieres quindecim florenis renensibus cotidie stipendiate, de quibus cuilibet earum singulis diebus unus stuferus proveniebat. | |
§ 13. Karel de Stoute in de overige Geldersche steden gehuldigd.Novimagio taliter ut prefertur subacto, Carolus dux a ceteris principatus Gelrie civitatibus Zutphania, Arnhem, Doesburch, Dottynchem, Groll, Lochem, Harderwyck, Hattem, Elborch et Wagenynghen per se et suos similiter in ipsorum dominum fuit receptus et homagiatus, jurium tamen et privilegiorum Zutphaniensium et Arnhemensium veluti Novimagensium litteris apud ducem permanentibus. Sicque finaliter dux Carolus totius principatus Gelrie assecutus est dominium. Ropertus de Bavaria archiepiscopus Coloniensis, Carolo Novimagii non invento, Zutphanie deveniens auxilium ipsius imploratum contra Nussienses sibi prestari obtinuit, unde ut supra patebit plura mala sunt subsecuta. Ga naar margenoot+ Duce Carolo in festo Assumptionis Marie Novimagii reverso Adolphi ducis proles Carolus et Philippa ad Bitunum comitatus Arthesie, ut materne lingue et patrie proprie obliviscerentur, ‘religantur’ exilio. | |
§ 14. Afpersingen der Gelderschen door de Bourgondische ambtenaren.De suis maleficis Pickardis in maleficiis expertos Novimagii et Zutphanie in superiores et rectores ordinavit, Novimagenses continuis importabilibus et irrationabilibus exactionibus per suos iniquos oppressit commissarios, sic quodsi diucius vixisset dimissis omnibus alienas sibi querere edes coacti fuissent. Nam sicut milites ad bella gerenda ita sui commissarii nephandi ad excoriandumGa naar voetnoot2) populum eorum bo- | |
[pagina 240]
| |
nis et rebus per incogitatas adinventiones erant edocti. Prefecerat namque in generalem terrarum Gelrie rectorem quendam iniquitatis sue unum Johannem de Curte sancti Huperti comitem de Meghen omnibus exosum, qui ipsarum terrarum subditos dire scobavitGa naar voetnoot1), cuius auctoritate quidam Johannes Stoep de Bruxillis mille artifex positus vices suas exactionales in pauperes contumavit. Ordinaverat idem comes de Meghen rotundalia sua judicialia dicta ‘Schijven’Ga naar voetnoot2) in Novimagio, Arnhem, Zutphania et Ruremunda, quibus in locis eorum auctoritate citatos super obiciendum responsuros oportebat comparare, quarum sedes appellandi erat Parlamentum Mechalime in finem ut pauperibus nullus obulus remaneret. Quicquit enim de summa LXXX milium florenorum duci triennio per Novimagenses promissa solvebatur, nichil tamen de eadem eciam si eam decies soluissent defalcabaturGa naar voetnoot3). | |
§ 15. Verdrag van Karel den Stoute met hertog Jan van Kleef.Clevita dux Johannes prospiciens cuncta iuxta cordis sui desiderium, ad que certis retroactis laboraveratGa naar voetnoot4) annis, votive succedere ac filium germane sue Catherine ducisse Gelrie Adolphum captum cum suis prolibus opprimi et exulari hoc ergo tempore sibi congruo sue indempnitati sufficienter providere cupiens viginti milia florenorum renensium de summa octoginta milium florenorum duci Burgundie in vim concordie mediante eodem duce Clivensi ut prefertur elaborate triennio solvenda necnon fere quartam partem de principatu Gelrie dimembrandoGa naar voetnoot5) videlicet Goch, Wachtendonck opida cum eorum dominiis et appendiciis atque territorium Duflie prefecturam attinentem ac certas villas prope Doesburch et Dotinchem, Burgundionum duce | |
[pagina 241]
| |
assentiente, ad suum proprium Clevense traxit dominium quinque etiam milia florenorum a Novimagensibus in pretacte sue summe XX milium florenorum defalcationem extorsit. Et extunc curiam ducum Gelrie in Goch dudum per Eduwardum Gelrie ducem constructam quattuor turribus et ponteo lapideo contra Gelrenses in suum munivit usum, nonobstante quod magnam pecuniarum summam ipse Clivensis dux ratione Wachtendonck et Duflie a duce Adolpho sublevatam inbursareret. Hic etiam dux suis factionibus et consiliis inducendo Burgundionem ad partes Reni, in quibus nusquam comparare presumpserat, totum Romanum, ut infra audietur, commovit et disturbavit Imperium. | |
§ 16. Karel de Stoute wordt door den keizer met Gelre en Zutphen beleend.Sane premissis taliter peractis dux Burgundie Fridericum III Romanorum imperatorem in Treveris magnifice visitavit, qui dum se mutuo ad multos dies plurimis magnificenciisGa naar margenoot+ honorassent, tandem anno MCCCCLXXIII in festo sancti Leonardi Carolus de ducatu Gelrie comitatuque Zutphanie, in vim resignationis juris Wilhelmi ducis Montensis et Juliacensis, qui de illis infeudatus fuerat, a dicto imperatore cum imperialibus supra quandam machinam in foro Treverensi ante Ecclesiam Maiorem erectam, solempniter presidente in plurimorum principum presentia infeudatur ac titulo et armis ducatus Gelrie et comitatus Zutphanie insignitur. | |
§ 17. Mislukte Kroning te Trier.Igitur Carolus Burgundionum dux, cernens fortunam mutabilem in omnibus suis actibus votive arridere, imperialem comitatum Burgundie dudum regnum denuo in regnum erigi et innovari seque illius regem constitui ac omnes dignitates ducatus comitatus principatus et dominia per eum a Romano imperio possessa unacum episcopatibus in illis constitutis subici ab imperatore instanter expeciit, qui ipsum et suorum magnipotenciam nimium metuens, petitionem ipsius frivolam,Ga naar margenoot+ quam denegare non audebat, die statuta videlicet Presentationis gloriose Virginis Marie, dum hec solempniter in ecclesia Treverensi ad effectum deduci deberent sedesque im- | |
[pagina 242]
| |
perialis et regalis ordinate ipsiusque Caroli corona regalis atque nova excogitata arma aptata ac singula ad tantam solempnitatem necessaria disposita fuissent, imperator Fridericus ne tam atrociter Romanum lederet Imperium, de recessu apud se secrete cogitans, illius diei summo mane ante diluculum Carolo insalutato naviculam ascendens, per Moselle fluentam ad quattuor descenderat horas, antequam ipsi duci imperatoris constaret recessus, sicque totus Burgundionis ducis regalis confusive dissipatur processus. | |
§ 18. Plechtige bijzetting der ouders van Karel den Stoute te Dyon.Quo cognito Carolus abinde secedens corpora parentum suorum Philippi ducis et Ysebellis eius conjugis de diversis locis Brugis et Gennay interim Lucemburgi devecta ulterius ad monasterium Carthusiense prope DivionemGa naar voetnoot1) apud anum suum Johannem et Philippum adavum suum Burgundie duces collocando cum maxima transtulit solempnitate. Dum autem ascendendo per NansiamGa naar voetnoot2) iter ageret, per Reynaldum, comitem Vademontis tunc Lothringie ducem, a quo postmodum in bello occiditur, festive receptus curiose tractatur. Exequiisque parentum suorum peractis ad sanctum AdomarumGa naar voetnoot3), ubi tunc solempnis dieta inter Francie et Anglie reges ac ipsum fuit ordinata, est reversus. | |
§ 19. Karel de Stoute belegert Neuss.Sed eo cum Eduwardo Anglorum uxoris sue germano inibi personaliter comparante discordante indignanter abinde ad obsidendum in favorem Roperti archiepiscopi Coloniensis Nussiam opidum, ut Zutphanie inter eos conventum fuerat, cum pregravi suorum properavit exercitu. Ipsoque duce sic recedente rex Anglorum cum regis Francorum consiliatoribus ad unitatem et concordiam ibidem tractatam redierunt. Progrediente quippe Carolo duce altera dieGa naar margenoot+ sancti Panthaleonis martyris in anno LXXIIIJ Nussiam in territorio Coloniensi contra Hermannum de Hassia, Hen- | |
[pagina 243]
| |
rici Lantgravii Hassie germanum, decanum sancti Gereonis Coloniensis a capitulo ecclesie Coloniensis in rectorem patrie constitutum, potentissima cinxit obsidione. Quod tamen opidum licet pluries oppugnatum et assultatum propter tamen ipsius Hermanni rectoris et suorum imperterritorum pugilum obsessorum acerrimam resistentiam minime expugnavit. Interea Cristiernus de Oldenborch, rex Dacie Swecie Norwegie Gothie et WymileGa naar voetnoot1), cum germano suo Gerardo de Oldenborch, Friderico duce Bruijnswicensi, ac magno duce Magnopolensi sive Mekelenborch et pluribus aliis illustribus dominis, Carolum ducem pro pace tractanda accessit, sed nichil proficiens ad propria remeavit. Habuit. enim dux secum in hac obsidione fere decem milia armatorum ex Italia et Lombardia, similiter ex Anglia certa milia armigerorum, demptis infinitis aliis ex omnibus suis principatibus sibi subvenientibus. Corruerent autem diurnatim plures nobiles barones milites armigeri cum plebeis innumerabilibus et presertim copiose de Lombardia et Italia. Tandem adveniente Friderico imperatore cum Philippo archiepiscopo Maguntinensi, Johanne archiepiscopo Treverensi, Georgio episcopo Metensi, Henrico episcopo Monasteriensi, Episcopo Eystadensi, Alberto marchione Brandenburgensi, Johanne duce Saxonie, Alberto eciam duce Saxonie marchione Missnensi, Lantgravio Thuringie, ceterisque aliis ducibus, comitibus, principibus in multitudine copiosa Coloniam intravit, novissime circa unum miliare prope exercitum ducis in viridi prato castra sua locavit. In exercitu vero imperatoris erant XIX principes, LXXV comites et illustres domini, CLVIIJ civitates imperiales, certum numerum armigerorum cum victualibus, papilionibus, tentoriis et ceteris armis bellicis imperatori in auxilium contra ducem Burgundie direxerunt. Ad ultimum mediante Alexandro episcopo Forliviensi, sedis apostolice legato, a Sixto papa ibidem misso, et Johanne de Baden archiepiscopo Treverensi, amicitia redivive pacis inter partes hincinde fuit elaborata, quatenus unusquisque utpote Ropertus, archiepiscopus Coloniensis, et Hermannus, rector sive tutor patrie cum capitulo Coloniensi omnia eorum jura, quibus se juvare intenderent, ipsi domino apostolico presentarent, quique infra annum huiusmodi juribus visis exprimere habetur, quis | |
[pagina 244]
| |
eorum in jure et episcopatu alteri cedere deberet. At vero propter bonum pacis et amicicie vinculum ipsius imperatoris filius unicus Maximilianus eiusdem ducis filiam unicam Mariam duceret in uxorem, uti postmodem fuit actum. | |
§ 20. Karel de Stoute verovert Lotharingen.Ga naar margenoot+ Hoc siquidem modo anno LXXVo infra octavas sanctorum apostolorum Petri et Pauli ipsam obsidionem ad annum fere continuatam benigne dissolvens, Flandriam repetiit, ubi suis contra Francorum regem dispositis finibus maximo armigerorum recollecto exercitu contra Reynaldum Lotharingie ducem, qui tempore obsidionis Nussiensis in favorem Ludovici Francorum regis eum affidaveratGa naar voetnoot1) et cum Swittonibus in Burgundia imperiali et Alsacia in dominio de FarettenGa naar voetnoot2) maxima dampna devastando et cremando commiserat, armipotenter procedens universum eiusdem ducis principatum unacum Nansia, illius principali civitate, expugnatum optinuit successive ipso Reynaldo duce pro auxilio contra tam magnipotentem principem prestando Francorum regem adeunte in via per Ludovicum de Lucemburch, comitem de Sympol comestabulum regni Francorum, contemplatione ducis Burgundie, ne regem ut proposuerat adire posset, arrestabatur sicque tempore illo intermedio toto suo principatu fraudulenter destituitur et privatur. Carolo Lotharingie ducatu taliter adempto ad defendendum ducatum SubaudieGa naar voetnoot3) per illius ducissam viduam contra Switones, qui fere ipsum igne et ferro devastaverant, invitatus accessit, ubi magno temporis perduravit spatio. | |
§ 21. Karel de Stoute verliest Lotharingen en den Elzas.Ga naar margenoot+ Ipsius igitur Caroli causante absentia, anno LXXVI Reynaldus dux, Francorum regis ope libertati pristine restitutus, trium fratrum nobilium comitatum de ByczGa naar voetnoot4) videlicet Hermanni Rodolphi ac Argentinensium Basiliensium ce- | |
[pagina 245]
| |
terorumque amicorum suorum Swittonum auxilio ducatum suum Lotharingie de manibus Burgundionum potenter recuperavit. Illis vero diebus quidam maleficus Petrus Hagghebach, miles magister curie ducis Caroli, dominium Faresie sive Farettense eidem duci a Sigismundo Austrie duce pro centum milibus florenorum dudum in vadimonium obligatum, ipsius auctoritate regebat, qui dum illius dominii subditos talliis, assisiis et aliis inconsuetis oneribus aggraveret filiasque ac virgines eorum ad voluntatis sue libitum stuperaret et violaret. Patrie ipsius superiores tandem in ipsum irruentes ordine militaris regule per XXVIJ milites presidentes milicia privatum et tunc ut rusticum judicatus in Brisaco decollaturGa naar voetnoot1). Summamque pecuniarum, pro qua ad manus ducis Burgundie per dictum ducem Sigismundum eorum dominum ut premittur fuerunt alienati, ex seipsis ac amicorum vicinorum suorum Basiliensium et Argentinensium auxilio congregantes in eiusdem ducis Burgundie usum Basilee deposuerunt, quas quidem pecunias dum ille recipere recusaret, in stipendiatorum suorum contra eum bellancium utilitatem distribuerunt. Sicque Foresini a jugo Caroli ducis et suorum tirannorum libertati ad Sigismundum proprium ipsorum dominum libere redierunt. | |
§ 22. Sigismund van Oostenrijk verbindt zich met de Zwitsers tegen Karel den Stoute.Cuiusquidem occasione Switones Sigismundum in eorum verum dominum recognoscentes se cum eoGa naar voetnoot2) ipsiusque principatibus et dominiis ad contra illum Burgundie ducem agendum et defendendum fortissimo amicicie vinculo confederarunt. Eodem anno LXXV XXI mensis Decembris Ludovicus de Lucemburch, comes de Sympol antefatus, qui licet semper magnifice pro Carolo duce egisset ipsius tamen permissioneGa naar margenoot+ in castro suo Andagie sive Aynghen comitatus Hannonie dolose a ministris Francorum regis captus et Parisius deductus supra ligneam exaltatam machinam propter certas causas per eum in regno ut ferebatur perpetratas publice | |
[pagina 246]
| |
fuit decollatus, qui tamen fundavit et donavit in dominio suo de AynghenGa naar voetnoot1) duo monasteria unum Carthusiensium et aliud Carmelitarum. | |
§ 23. Karel de Stoute door de Zwitsers bij Granson en Murten verslagen.Ga naar margenoot+ Rursum antedicto anno LXXVJ, quo Carolus in Subaudie partibus exercitum suum moverat, ac interim Reynaldus in ducatu Lotharingie adversus ipsum prevaluerat castrum Elicort et opidum Grandzee salvis intraneis eorum rebus et corporibus obtinuit. Sed cum idem Carolus fere quadringentos Swittones sibi pre ceteris exosos in opido repertos inhoneste contra fidem datam nulla suffragante gratia laqueo suspenderet et eorum aliquos aquis suffocaret. Quidam valens armiger de marchionatu Mysne, dictus Missner, qui fidem inter eos firmaverat, hanc domini suiGa naar margenoot+ cernens perfidiam quam mitigare nequiverat, clam absessit et Swittonibus confederatus die Veneris sancta cum ipsis armipotenter reveniens dominum suum Carolum ne traditorie illos taliter interemptos decepisse diceretur expugnavit ac ipsum opidum et castrum predictos sibi vacuos dimittere et fugam capere coegit, duobus fere milibus hominum de suis ibidem atque sparsim per viam occisis. Abinde sic divertendo Carolus Moretum opidum contra SwittonesGa naar margenoot+ obsidens per eosdem in festo decem Milium Martyrum scandulose fugatur, universis suis clenodiis curribus victualibus armis bellicis et atelria inestimabilis valoris multorum milium florenorum dimissis ac viginti duobus milibus hominum sparsim fugiencium per viam et prata miserrime interemptis et degutteratis. De thesauro vero ibidem adepto Swittones, qui prius velud rustici in vilibus vestibus lineis et laneis incedere consueverunt, nunc in sericis incedentes atque aurum et argentum in suis loculis et vestibus habunde deferentes ob eorum strennuitatem ceteris nobilibus se coequare presumpserunt. Postremo dux Carolus suis omnibus thesauro clenodiis instrumentis bellicis et bellatoribus talibus denudatus et spoliatus, suam tamen seviciam minime deserens, ducatum | |
[pagina 247]
| |
Lotharingie per Reynaldum comitem Vademontis ipsius ducem Swittonum adiutorio in eius absencia ut prefertur recuperatum denuo ferociter longo impugnavit tempore. Sed cum principale ducatus opidum Nansium undique per girum fortiter obsedisset et intraneos fame et inedia summe oppressisset suosque similiter ob defectum et penuriam victualium extraordinarie cruciasset nobilemque quendam Theodericum de Langhen militem ipsius ducis Reynaldi magistrum curie contra omnium suorum voluntatem apprehensum laqueo suspendisset extemplo contra eundem Carolum animose comparuit. | |
§ 24. Karel de Stoute sneuvelt voor Nancy.Ga naar margenoot+ Anno Domini MCCCCLXXVII in Vigilia Epiphanie Domini imperterritus dux Lotharingie Reynaldus XXV et circiter annorum cum Swittonibus Basiliensibus Argentinensibus ceterisque civitatibus eis confederatis deprope [ravit] obsidionem Nansii, ubi inter eos gravissimo et cruento commisso prelio post longum conflictum duce Burgundie Carolo cum suis terga vertentibus et fuge remedio se salvare sperantibus, dux ipse cum duobus et ultra hominum milibus hinc inde dispersis a quodam sutore de Switzia in capite tribus vulneribus dire lesus corruit. pluribus tamen ex ipsius parte detensis. Tercia vero die hic dux corpore denudato, facie in terram aquosam congelata, mentoque a bestiis ut apparuitGa naar voetnoot1) corroso difformiter pre ceteris interemptis fuit inventus Nansiique introductus in ecclesia collegiata Sancti Georgii inter dominos Lotharingie duces olim inibi inhumatos per Reynaldum ducem honore congruo sepelitur. Sicque septem pedum complectitur loculo nunc pro tocius mundi spacio, Lotharingis et Swittonibus dicentibus: Jace, miser, jace, carnem pauperum devorasti, eorum sanguinem potasti, pacem habere refutasti, quam tua morte redonasti. Ecce quomodo misere periit ille famosus et magnipotens Carolus Burgundie dux etatis sue anno quadraginta trium et duorum mensium, cum jam novem annis et septem mensibus post genitorem suum Philippum prefuisset, quem sui temporis summi pontifices Paulus secundus et Sixtus quar- | |
[pagina 248]
| |
tus, Fridericus tertius Romanorum imperator, Ludovicus Francorum et Eduwardus Anglorum reges ceterique duces et principes atque crudelis Turcus magnus, Christiani nominis persecutor, ob ipsius potenciam et vesaniam venerabantur ac velut dyabolus crucem summe formidabant. Sed dum placeret altissimo, qui omnia creavit ex nichilo, sustulit eum de medio suo subveniendo populo, unde quidam metrista de eo promit dicens: Te piguit pacis teduitque quietis in urna
Mortue iam Carle litis amice iace
Ethera si pateant tibi aut descensus averni
Sollicitus nec eras me neque cura premit.
| |
§ 25. Vlucht der Bourgondische ambtenaren uit Gelderland. Bevrijding en dood van hertog Adolf.Post cuiusquidem ducis necem singuli commissarii et officiati per totum principatum Gelrie ad regendum et opprimendum populum ipsius auctoritate ubilibet constituti de premissis habita, velociores leporibus a venatoribus exagitatis pre timore eis superveniente effecti Gelriam relinquentesGa naar margenoot+ ad propria quamtocius remearunt. Extunc festo Purificationis Marie Adolphus dux Gelrie per Mariam ipsius ducis Caroli filiam de captivitate Corteracensi solutus et in eius contra Ludovicum Francorum regem eam invadentem in exercitus sui campiductorem de mense Maii constitutus ipsoGa naar margenoot+ die sanctorum Septem Dormientum apud Tornacum a suis fere omnibus aufugientibus derelictus adversariorum in eum improvise irruencium lanceola per collum confossus se secundo lamentabiliter occubuit et in capella Sancti Ludovici cathedralis ecclesie Tornacensis manseolo plumbeo honorifice sepultus requiescit. |
|