Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 59
(1938)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 83]
| |||||||||||||
Bescheiden betreffende het gezantschap van Koenraad van Klenck naar Moscovië in 1675-1676.
| |||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||
beloofd zoowel tegen Oostenrijk als tegen Brandenburg te ageeren. Hij haastte zich echter niet, zijn woord gestand te doen. Meer succes had Lodewijk XIV met het sluiten van een bondgenootschap met de Zweden. Dezen bedreigden het grondgebied van den keurvorst en dwongen hem, zijn legers in zijn eigen land te houden, om de Zweedsche invasie het hoofd te bieden. Tegelijkertijd vormden de Zweden een voortdurende bedreiging voor een ander lid van de coalitie - den Koning van Denemarken. Het was dus voor de coalitie zaak, een bondgenoot te vinden, die op zijn beurt Zweden in den rug zou kunnen aanvallen en dat land dwingen van een invasie in Brandenburg af te zien. Er was toen slechts één land, dat hiervoor in aanmerking kwam, nl. Moscovië. In 1675 deden de keizer van Duitschland, de koning van Denemarken, de keurvorst van Brandenburg en de Staten-Generaal der Nederlanden, elk afzonderlijk, een poging, om den tsaar van Moscovië te bewegen, Zweden den oorlog aan te doen. De pogingen hadden geen succes. Het eenige, waartoe de Moscovische regeering bereid was bevonden, was het sturen van een Russisch leger naar de Zweedsche grens, dat daar een versterkt kamp inrichtte. Rusland wilde op deze wijze op Zweden pressie uitoefenen, om dat land tot zekere concessies te dwingen tijdens de besprekingen, die aan diezelfde grens gevoerd zouden worden. De aanwezigheid van het Russische leger aan de grens heeft overigens Zweden niet belet, de voorgenomen invasie in Brandenburg uit te voeren. De bondgenooten trachtten Moskou te verleiden door den tsaar de kust van de Oostzee aan te bieden, maar de staatslieden te Moskou besloten, op die voorstellen niet in te gaan. Rusland was toen in een oorlog gewikkeld met het machtige Turkije; het moest rekening houden met de mogelijkheid van een aanval door Jan Sobieski; de plotselinge dood van tsaar Alexej Michajlovič († 1676), die door den 15-jarigen Feodor Alexejevič opgevolgd werd, dwong de bojaren tot het voeren van een voorzichtige buitenlandsche politiek; de financieele positie van Rusland was betrekkelijk zwak; de bojaren stelden weinig vertrouwen in de beloften van de coalitie en vreesden, dat de Westersche mogendheden weleens onbetrouwbare bondgenooten konden blijken te zijn. Dat alles bepaalde de houding van Moskou. Het laatste land, dat een gezantschap naar Moskou stuur- | |||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||
de, was Nederland, dat tot dezen stap overging eerst nadat de andere bondgenooten - vooral Denemarken - te 's-Gravenhage pressie uitoefenden. De Staten-Generaal en de Prins gaven aan die pressie toe en besloten een gezantschap te sturen. Tot gezant werd Koenraad van Klenck benoemd, die geen onbekende te Moskou was. Zijn vader, Georg Everhard Klenck - in Rusland meer bekend als Jurij Ivanov syn (Jurjen Janszoon) Klinkin, of Klink - was een der belangrijkste Amsterdamsche kooplieden in RuslandGa naar voetnoot1). Koenraad van Klenck, die door den koning van Zweden in den adelstand verheven was, vervulde in Nederland verschillende belangrijke functies. Tegelijkertijd zette hij de handelsonderneming van zijn vader in Rusland voort, waar hij bekend was als Kondratij Jurjevič Klinkin. In 1659 was hij reeds ‘gost'’Ga naar voetnoot2). Na een langdurig verblijf in Rusland verhuisde hij naar Amsterdam en liet het beheer van zijn zaken in Rusland aan een factoor over. Van uit Amsterdam leidde hij zijn omvangrijke operaties in Rusland. In Februari 1675, dus kort voor zijn benoeming tot Groot-Ambassadeur, heeft de Prins van Oranje, op zijn verzoek, den tsaar verzocht, | |||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||
‘den gost' Konrad Jurgenszoon von Klenck verlof te geven, in Rusland 60000 četvert' rogge te koopen en naar Holland uit te voeren’Ga naar voetnoot1). Terwijl de voorbereidingen voor het vertrek van den gezant in vollen gang waren, droeg de Nederlandsche regeering kapitein Richard Hendrik Reijzer op, naar Moskou te gaan om de regeering des tsaren op de hoogte te brengen van de komst van het groote gezantschap. Reijzer werd te Moskou met veel eer ontvangen en kreeg bij zijn vertrek twee brieven van den tsaar: een voor de Staten-Generaal en een voor den Prins, mede. Het gezantschap van Koenraad van Klenck vertrok 31 Juli 1675 uit Nederland; 32 koopvaardijschepen, die het veiliger vonden de reis naar Archangel met de schepen van het gezantschap mee te maken, sloten zich bij het gezantschap aan. Uit Archangel vertrok het gezantschap per rivierschuit naar het Zuiden. Van Klenck hoopte tegen Kerstmis te Moskou aan te zullen komen. De reis heeft echter langer geduurd dan hij verwacht had, eerst 21 Januari 1676 vond de plechtige intocht van het gezantschap in Moskou plaatsGa naar voetnoot2). 21 Juni 1676 vertrok hij uit Moskou en kwam 23 October in Holland aan. Van Klenck beperkte zijn diplomatieke actie te Moskou niet tot de eigenlijke taak van zijn gezantschap, nl. de poging, Rusland te bewegen, zich bij de coalitie aan te sluiten en Zweden den oorlog aan te doen. Daarnaast knoopte hij met de commissie, die door den tsaar benoemd was om zijn ‘proposities’ in ontvangst te nemen en te beantwoorden, onder- | |||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||
handelingen aan over verschillende vraagstukken, die voor Nederland in het algemeen en den handel van Amsterdam op Moscovië in het bijzonder van belang waren. Er zijn aanwijzingen, dat hij die onderhandelingen op eigen initiatief aanknoopte, zonder van de Staten-Generaal daartoe opdracht te hebben gekregen. Dit optreden van den gezant wordt door de omstandigheid verklaard, dat hij al spoedig moet hebben ingezien, dat er weinig kans was het eigenlijke doel van zijn zending te bereiken. De poging, den belangrijksten raadgever van tsaar Alexej Michajlovič, Artemon Sergejevič Matvejev, om te koopen, mislukte: de Russische staatsman weigerde het hem aangeboden bedrag te accepteerenGa naar voetnoot1). De talrijke tegenstanders van Van Klenck maakten gebruik van het uitblijven van een tastbaar resultaat om hun actie tegen hem kracht bij te zetten. Het was dus voor den gezant zaak, door onderhandelingen op economisch gebied aan te knoopen, door voor de belangen van de Nederlandsche kooplieden in Rusland op te komen enz. de publieke opinie in Nederland voor zich te winnen. Het belangrijkste vraagstuk, dat Van Klenck met de commissie besprak, was dat van den Perzischen handel. Reeds in het midden van de XVIe eeuw werd de handel met Perzië, dat een schakel vormde in den handel met Voor-Indië en | |||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||
het geheimzinnige Kithai of China, als een middel beschouwd om een volkomen omwenteling te brengen in de handelsbetrekkingen van de geheele toenmalige wereld. Deze opvatting, die een gevolg was van de verkeerde geographische voorstellingen van dien tijd, werd ook door de Russen gedeeld. Dezen verzetten zich daarom tegen elke poging van de Westerlingen - de Engelschen en de Hollanders - om zich van dien handel meester te maken. De handel in ruwe zijde (het belangrijkste uitvoerproduct van Perzië) was langen tijd in Moscovië gemonopoliseerd. De Nederlandsche gezant A. Burgh had getracht den tsaar te bewegen, den Nederlandschen kooplieden verlof te geven, over Rusland naar Perzië te reizen, daar ruwe zijde te koopen en ze over Archangel naar Holland uit te voeren, maar zijn verzoek werd afgewezen. Tsaar Alexej Michajlovič deed al het mogelijke om den handel met Perzië aan te moedigen en sloot in 1664 met sjah Abbas II een overeenkomst, waardoor de Russische kooplieden in Perzië zekere voorrechten kregen. In 1667 heeft de Moscovische regeering den handel op Perzië opgedragen aan een Armenische compagnie, die het recht kreeg, de ruwe zijde in Rusland in te voeren, eerst te Astrakhan te koop aan te bieden, daarna naar Moskou en de grenssteden Novgorod, Smolensk en Archangel te vervoeren. Lukte het den Armeniers niet, hun zijde daar te verkoopen, dan mochten zij die naar het Westen uitvoeren, mits zij de terugreis naar Perzië over Rusland maakten en aan de Russische schatkist bepaalde rechten betaalden. De Russische gosti vonden die regeling onvoordeelig voor den Russischen handel. Dank zij hun connecties in de hoogere kringen is het hun gelukt te bewerkstelligen, dat in de nieuwe overeenkomst met de Armenische compagnie, die de Moscovische regeering in 1673 heeft gesloten, het recht van de Armeniërs, hun ruwe zijde naar het buitenland uit te voeren, sterk beperkt werd en feitelijk een fictie werdGa naar voetnoot1). Van Klenck wilde de fout van Burgh niet herhalen. Hij vroeg dus niet, den Nederlandschen kooplieden verlof te geven, naar Perzië te reizen; hij verzocht alleen, den Armeniërs en Perziërs verlof te geven, in alle Russische steden met Westersche - en vooral met Hollandsche - kooplieden handel te drijven; indien het hun niet lukte hun waren in | |||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||
Moscovië te verkoopen, dan moest de Russische overheid hun verlof geven naar Holland te gaan om hun waren daar te verkoopen. Van Klenck beweerde, dat een dergelijke regeling voor de Russische schatkist en voor de ontwikkeling van het economische leven in Rusland bijzonder gunstige gevolgen zou hebben. In elk geval verzette hij zich tegen elke gedachte, den handel met Perzië aan een bepaalde compagnie op te dragen. De Russische regeering vroeg den gosti om advies. Dezen verzetten zich tegen het voorstel van den Nederlandschen gezant, met het gevolg, dat hij slechts een gering gedeelte bereikt heeft van hetgeen hij bereiken wilde. De overige ‘proposities’ van den gezant hadden betrekking op de willekeur van de overheid in Archangel; op het recht van de Hollandsche convooischepen, de stad Archangel te naderen; op het recht van Hollandsche gezanten om via Rusland naar China te reizen; op een nieuwen titel van den Prins van Oranje enz. Op al die ‘proposities’ kreeg de gezant schriftelijke antwoorden, waarbij de inhoud van de ‘propositie’ herhaald werd. Van Klenck maakte tijdens zijn verblijf in Moscovië elken dag aanteekeningen. Het schijnt, dat zijn dagboek vroeger te Ilpendam bewaard werd, maar later is het verdwenenGa naar voetnoot1). Daarentegen zijn alle officieele stukken, die op het gezantschap betrekking hebben, bewaard gebleven. De belangrijkste Nederlandsche bron is het verslag, dat Van Klenck aan de Staten Generaal uitgebracht heeft. Het verslag, dat in het Rijksarchief te 's-Gravenhage bewaard wordt, draagt den volgenden titel: ‘Verbael gehouden bij Coenraedt van Klenck, Out Schepen en Raet der Stadt Amsterdam, gaende in Extraordinaris Ambassade weegens de Hooch moogende Heeren Staeten Generael der vereenichde Neederlanden, aen den doorluchtichsten Grootmachtichsten Grooten Heer Zaer ende Groot Vorst Alexei Michailovits, door Goodes genaede van geheel, | |||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||
Groot, Klein en Wit Ruslandt Selfs ErhouderGa naar voetnoot1), en veeler andere Oostelijcke, Westelijcke ende Noordelijcke, Heerschappijen, ende Landen, Vaederlijcke ende Grootvaederlijcke Erve, een Heer, ende Heerscher, Raeckende het gepasseerde, ende verhandelde, geduerende deese Ambassade In de Iaeren 1675 ende 1676’. Het ‘Verbael’ bestaat uit twee gedeelten. Het eerste gedeelte (160 pagina's) bevat de aanteekeningen van den gezant, beginnende met 15 Juli 1675, op welken dag de gezant van de Staten Generaal afscheid had genomen, en eindigende met de mededeeling over de inlevering van zijn ‘Verbael’. Het grootste gedeelte van het manuscript, dat ruim 520 bladzijden telt, bestaat uit afschriften van allerlei door den gezant ontvangen en verzonden stukken. De bijlagen zijn genummerd en in het eerste gedeelte van het ‘Verbael’ wordt steeds het nummer van de bijlage vermeld, waarover in de aanteekening gesproken wordt. De Russische stukken zijn in het ‘Verbael’ alleen in een Nederlandsche vertaling gegeven, die vermoedelijk door den translateur van het gezantschap gemaakt is. Het is geen vertaling, zooals wij die tegenwoordig kennen, waarbij - vooral bij vertalingen van officieele stukken - getracht wordt elk woord zoo getrouw mogelijk weer te geven. De vertaler van Van Klenck vatte zijn taak anders op: hij moest een Nederlandsche overzetting geven, die de hoofdzaken bevatte, zonder zich stipt aan den Russischen tekst te houden. Het gevolg hiervan is, dat de vertaling hier en daar afwijkingen vertoont: de vertaler heeft woorden en uitdrukkingen overgeslagen, daarentegen heeft hij op andere plaatsen woorden en uitdrukkingen ingelascht. Dit laatste deed hij steeds, wanneer hij een Russische uitdrukking gebruikte, die de Heeren te 's-Gravenhage niet kenden (bijv.: ambar ofte packhuijs) of die een nadere toelichting eischte (bijv.: naeste boiaeren ende raetslieden). Wij hebben de belangrijkste inlasschingen en bijvoegingen alsook de weglatingen aangegeven. Een andere eigenaardigheid van den stijl van den vertaler bestaat daarin, dat hij het Russische woord door twee ongeveer gelijkwaardige woorden vertaalde; zoo schrijft hij: exempel ende voorbeelt; geallieert ende verbonden; gevolge | |||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||
ende consequentie; continueren off langdueriger maecken; toeseggen ofte belooven, enz. Dergelijke herhalingen waren toen een algemeen verspreide gewoonte. De Russische titels en waardigheidsaanduidingen zijn op een voor de Heeren te 's-Gravenhage begrijpelijke wijze weergegeven, waarbij hier en daar met de Russische woorden op eenigszins ‘vrije’ wijze omgesprongen is. Zoo wordt het woord ‘d'jak’ (verbastering van het Grieksche woord ‘diakonos’; in Moscovië beteekende dat woord ongeveer hetzelfde als het Westersche klerk) door ‘cantselier’ vertaald, hetgeen weinig bezwaar oplevert, al dekten die twee begrippen elkaar niet geheel. De uitdrukking ‘dumnyj d'jak’ (Dumad'jak), dus een secretaris van den Rijksraad, wordt vertaald door: ‘geheijmen cantselier’, wat als minder juist moet beschouwd worden. De Bijlagen bevatten niet alle stukken, die de gezant ontvangen of verzonden heeft. Zoo missen wij bijv. in de antwoorden, die de gezant van de Moscovische regeering gekregen heeft, het stuk, dat betrekking had op het verzoek van den gezant, hem een zekere hoeveelheid graan te verkoopen, waaruit blijkt, dat de gezant bij de behartiging van de belangen van den staat zijn eigen belangen evenmin vergat. De afwezigheid van dat stuk in het ‘Verbael’ kan nauwelijks aan een toevalligheid toegeschreven worden. Naast het ‘Verbael’ van K. van Klenck zijn als Nederlandsche bronnen aan te wijzen: de ‘secreete’ en ‘ordinaire’ resoluties van de Staten Generaal, de ‘Resoluties’ van de Staten van Holland, het ‘Resolutieboek van den Raad’ van Amsterdam over 1675 (fol. 160). De belangrijkste Russische bron voor de geschiedenis van het gezantschap van K. van Klenck is het manuscript ‘Gollandskago Dvora Kniga 1675-1676 gg. No. 9’, dat gewoonlijk als ‘Gollandskaja Kniga No. 9’ (Hollandsch Boek No. 9) aangeduid wordt. Wij gebruiken ook deze afkorting. Het bevond zich vóór de Revolutie in het Hoofd-Archief van het Ministerie van Buitenlandsche Zaken te Moskou. Het bevat afschriften van alle stukken, die op het gezantschap betrekking hebben, alsook een uitvoerige beschrijving van alle plechtigheden, audiënties enz. De belangrijkste documenten uit dat boek zijn reeds herhaaldelijk in Russische werken gepubliceerd (o.a. in het boek van A. Lovjagin ‘Posol'stvo Koenraada van Klencka k carjam Alexeju Michajloviču i | |||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||
Feodoru Alexjeviču’ (Izdanije Archeografičeskoj Kommissii. S.-Petersburg 1900). Wij hebben in dit stuk de belangrijkste bescheiden overgenomen, die in het ‘Verbael’ van K. van Klenck voorkomen, alsook eenige stukken uit de ‘Gollandskaja Kniga No. 9’, die wij in het Nederlandsch hebben vertaald. Bij de transcriptie van de Russische namen en woorden heeft de bewerker de volgende regels in acht genomen. Voor zoover niets anders vermeld is, vertegenwoordigen de letters dezelfde klanken als in het Nederlandsch. Wanneer een medeklinker van het teekentje ' voorzien is, dan beteekent het, dat die medeklinker palataal uitgesproken wordt, dus met de achtervoeging van een j, bijv.: Posol'stvo is te lezen: Posoljstwo. De klinkers e en i verzachten de voorafgaande medeklinker: ne leze men nje, Artem leze men Artjem. De i wordt ook in een gesloten lettergreep ie (maar korter dan in het Nederlandsch) uitgesproken: Klinkin (de Russische vorm van den naam Klenck) wordt uitgesproken Klienkien. De e wordt steeds jè uitgesproken. De u leze men oe. Wat de medeklinkers betreft, zoo vertegenwoordigt de c een klank overeenkomende met het Duitsche z of het Nederlandsche ts; č wordt uitgesproken als tsj; g als in het Duitsche woord Gott; š is sj (Duitsche sch); v is w; y vertegenwoordigt een klank eenigszins overeenkomende met de u in muf; ž is zj (j in het Fransch); šč is sjtsj. De klinkers zijn steeds kort. Een hiaat tusschen twee klanken wordt door een ' aangeduid, bijv. Jur''jevič lezen men: Joerj'jewietsj. Bij het herleiden van de Russische data van vóór 1700 moet men met de volgende omstandigheden rekening houden. De Russen gebruikten als uitgangspunt bij hun jaartelling de schepping der wereld. De geboorte van Jezus heeft volgens de Russische opvatting plaats gevonden in het jaar 5500 na de schepping. Wilde een Rus het jaar na de geboorte van Christus vaststellen, dan trok hij 5500 jaar af. In het Westen werd echter aangenomen, dat de geboorte van Jezus in het jaar 5508 plaats heeft gevonden; de Russen waren dus 8 jaar voor. Verder moet de lezer rekening houden met het feit, dat het Nieuwjaar in Rusland 1 September gevierd werdGa naar voetnoot1). Het verschil in datum tusschen den Juliaanschen | |||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||
stijl, die in Rusland gebruikt werd, en den Gregoriaanschen, die in het Westen algemeen gebruikt werd, bedroeg toen 10 dagen; 17 Januari in Rusland stond dus gelijk met 27 Januari in het Westen. Van Klenck vermeldde gewoonlijk beide data op zijn brieven. B.R. | |||||||||||||
De Instructie.Ga naar voetnoot1)Instructie van de Ho: Mo: Heeren Staeten Generael der Vereenighde Neederlanden, voor den ed: gestrengen ehrentfesten Heer Coenraet Juriaensoon van Klenck, Heer tot Loirheim ende Ohrsen, gedeputeerde ter vergaderinge van Hare Ho: Mo: van weegen de provintie van Hollant en Westvrieslant, extraordinaris ambassadeur aen den doorlughtigsten, grootmaghtigsten Grooten Heer Zaer ende Grootvorst Alexcei Mighailovits van geheel Groot, Kleen en Wit Ruslant Selfs ErhouderGa naar voetnoot2), en veeler andere Oostelijcke, Westelijcke ende Noordelijcke Heerschappijen en Landen Vaederlijcke en Grootvaederlijcke Erve, een Heer ende Heersscher, waernae hij hem in het uijtvoeren van deselve extraordinaris ambasade sal hebben te reguleeren. Eerstelijck sal den Heer Extraordinaris Ambassadeur hem in alle deligentie gereet maecken, om met de eerste scheepen sijne rijse van hier naer Archangel te neemen, met eene van 'slants oorloochscheepen, staende ter derectie van het Collegie ter Admiraliteijt tot Amsterdam. Tot Archangel geariveert sijnde, sal den Heer Extraordinaris Ambassadeur door sijnen secretaris of een edelman, advertentie doen van sijne aencomste aen den Gouverneur, ende daerna doen overleeveren sijne brieven van adres met versoeck, dat deselve ghelieve de moeite te neemen van te bezorgen ende te proccureeren, volgens de ordre ende 't gebruijck vant lant, dat hij met sijn persoon, gevolch ende bijhebbende bagagie, door de Rijcken ende Landen van Sijne Zaersse Mast vrij ende onbecommert mach passeren en | |||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||
repasseeren, ende dat te waeter ende te lande; oock de saecken daernae beleijden, ist moogelijck, dat hij ambassadeur onthaelt ende getrackteert worde als andere ambassadeurs van Coningen, vrinden ende geallieerde van Sijnne Zaersse Mast ende inspetie als de andere ambassadeurs van deesen Staet aldaer onthaelt sijn gheweest. Ende sal den gemelten Heer ambassadeur daerop in alder ijl verrijsen, nae Sijne Zaersse Mast ende ontrent het Hoff gecoomen sijnde, sal een edelman voor uijt schicken, om sijnne aencomst te denuntieren. Int Hof geariveert sijnde, sal soo ras doenlijck sijne audientie versoecken, ende daertoe geadmitteert weesende, Sijne Zaersse Mast van weegen Haere Ho: Mo: neevens overleeveringhe van sijne Credentiulen doen de behoorlijcke complimenten, deselve geevende de Tijtelen hier nae volghende, te weeten - doorluchtichste en grootmachtichste Groote Heer, Zaer ende Grootvorst Alexcei Mighailouits, door Goodes ghenade van geheel Groot, Kleen en Wit Ruslant selferhouder tot Mosco, Kiof, Vladimerof, Novogorod, Zaer tot Astrachan, Zaer tot Sibirien, Heer tot Plesco, en Grootvorst tot Smolensko, Tweer, Jugorien, Permien, Weatken, Bulgarien, en andere, Heer en Grootvorst tot Novogorod des neederigen lantsGa naar voetnoot1) tot Zernegou, Resan, Rostof, Jearoslaef, Belosorien, Udorien, Obdorien, Condinion, ende der gantscher Noort Sijde Gebieder, ende Heer der Ieverssen ende Gorssischen vorsten, ende veel meer andere Landen ende Heerlijckheeden Oostelijck, Westelijck ende Noordelijck, vaederlijck ende grootvaederlijck Erve, Heer ende Heerscher, etc., met congratulatie over Sijnne Zaerse Masts lijfsgesontheijt, ende den goeden staet, ende geleegentheijt, oock vermeerderinghe van Sijne Zaersse Masts Zaerschappen, Rijcken, Heerschappijen, ende Landen, ende welvaeren van Sijne onderdaenen, ende wensschen dat Godt de Heere | |||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||
almachtich deselve daerbij noch lange Jaeren wil onderhouden, ende in aller heijl ende voorspoet geduerich bewaeren, oock voor alle ongelucken ende weederweerdicheeden beschermen, ende protegeeren. Oock daarneevens Sijne Zaersse Mast verseeckeren van Haere Ho: Mo: goede meeninge, intentie ende oprechte affectie tot desselfs hoochstaensienlijcke persoon, landen, lujden ende onderdaenen, met verklaeringe van dat Haere Ho: Mo: bereijt ende overboodich sijn, daerinne altoos ende sonder veranderinge te continueren. Sal daernae successivelijck, in deselve ofte naevolgende audientie, nae de beste gheleegentheijt, oopeninghe doen van de principaelste oorsaecke van de ambassade, ende daernae proponneeren het navolgende: Dat de Ho: Mo: Heeren Staeten Generael der Loffelijcke, Souveraine, Vrije, Vereenichde Neederlanden als vande vorstendommen, ende graefschappen, en lantschappen, respective, van Gelderlandt, ende Zutphen, Hollant en Westfrieslant, Seelant, Uijtrecht, Vrieslant, Overijssel, Groningen, Ommelanden, Drenthe, Wedde, Westwoldinger landt, de graefschappen van den Vroenhooven, ende landtschappen van Valckenburgh, Dalem, en 's Hartogenraede Overmaese, mitsgaeders van een goede partije vant hartochdom van Brabant, ende het wijtvermaerde graefschap van Vlaenderen, besittende meede veele groote voorneeme Coninckrijcken ende Landen in de Oost Indien, als oock in Asia, Africa, America ende Guinea, etc. Hadden bespeurt de conttinuatie van Sijne Zaersse Masts gheneegentheijt ende affectie tot deesen Staet door verscheijde besendinge, die hoochstgedachte Sijne Zaerse Mast in de voorleede jaeren hadde laeten affgaen, tot neederlegginge van den oorlooch, waermeede Haere Ho: Mo: bij de Coningen van Vranckrijck ende Grootbrittanien waeren aengetast, ende oversulcx goetgevonden hadden hem extraordinaris ambassadeur expresselijck af te vaerdigen om Sijne Zaersse Mast mondelinge van harten te congratuleeren over de continuatie van sijne lijfsgesontheijt, geluckige regeeringhe in soo veele machtighe, vermaerde, ende wijtberoemde Moscovissche, ende alle heerschappijen der Russche zaerschappen, wensschende, gelijck deselve tot noch toe goet ende voorspoedich is geweest, dat oock alsoo den voortganck, midden ende het eijnde daerop mach volgen, ende Sijnne Zaersse Mast binnen sijnne zaerschappen, rijcken ende heerschap- | |||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||
pijen, vreede met sijnne onderdaenen, ende vreese, ende authoriteijt onder de boose ende moetwillighe mach behouden, ende daerbuijten van sijne vriende gherespecteert, ende bemint, ende van sijnne vijanden ghevreest werden. Ende sal Sijne Zaerse Mast vervolghens ten hoochsten bedancken over de voorschreeve besendinge tot sessatie van den voorschreeven luctueusen oorlooch, daerin den staet ongeluckich was gevallen, aengewent ende gedaen, met bijvoeginge, ende verklaringhe, dat Haer Ho: Mo: daeruijt meer ende meer sijn verwachtende continuatie van alle goede vrientschap en correspondentie, met vaste, oprechte ende sincere verseeckeringe, dat Haere Ho: Mo: van haere sijde daerinne geensints sullen mancqueeren, nemaer alles contribueren, dat haer moogelijck sal zijn, ende wat tot onderhoudinge van meerder vrientschap tusschen Sijnne Zaersse Mast ter eenre ende den Staet deser loffelijcke, souveraine, vrije, vereenichde Neederlanden ter andere sijde, enichsints soude connen ofte moogen strecken, ende tot meerder demonstrantie van dien offreren de presenten voor Sijne Zaersse Mast geordonneert ende hem ambassadeur, ten dien fine meede gegeeven. Sal daernae in deselve ofte volgende audientie Sijne Zaersse Mast met de beste motiven ende alle bedenckelijcke reedenen representeeren ende op het glimpighste voorstellen, hoe eerlijck ende ten hoochsten dienstich het sij, dat Sijnne Zaersse Mast en deese Staet in alle goede ende vertroude vrientschap en correspondentie met den anderen blijven verbonden, dat door af en toevoer van alderhande commoditeijten ende coopmanschappen bijde staeten grootelijck connen gebaet, ende de onderdaenen verrijckt, ende Sijnne Zaersse Mast gedient worden, aengesien insonderheijt de groote macht ter zee, die Haere Ho: Mo: hebben, daer door ende door de situatie van Sijne Zaersse Masts zeefrontieren, men d'een d'ander altijt kan bijspringen, sonder verhinderinge van d'een of d'ander coningh, republicq, prince, ofte potentaet tusschen beijden. Dat tot culture van soodanigen vrientschap en correspondentie, Haere Ho: Mo: altijt hebben gehadt, en sullen continueren goet voorsorge te sullen draegen en alles trachten ten besten te reguleeren, op dat deselve dagelijcx mooge coomen te augmenteeren, gelijck Haere Ho: Mo: oock wensschen, ende hoopen, dat insgelijcx van de sijde van Sijne Zaersse Mast en desselfs onderdaenen meede alsoo sal geschieden. | |||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||
Dat Haere Ho: Mo: dan deese haere Extraordinaris Ambassade aen Sijne Zaersse Mast hebben affghesonden, om de goede vrientschap ende goede correspondentie met Sijnne Zaersse Mast te vernieuwen, ende deselve daerneevens oock bekent te maecken, dat Haere Ho: Mo: tot erkentenisse van de onwaerdeerlijcke diensten, die het doorluchtige huijs van Orangien, tot erectie, restitutie ende conservatie van den Staet hadde gedaen, aen Sijne Hoocheijt Willem Henrick, prince van Orangie, etc., ende desselfs wettige, mannelijcke kinderen, ende verdere dessendenten, in den voorleeden jaere 1674, eenpaerichlijcken hadden gedefereert ende opgedraegen het Capiteijn ende Admiraelschap Generael van ende over de Vereenighde Neederlanden, met alle de digniteijten, preumementien, prerogativen, gerechticheeden, ende waerdicheeden daertoe enichsints specteerende. Weijders sal den Heer Extraordinaris Ambassadeur Sijne Zaersse Mast meede representeeren ende voordraeghen, in wat ellendighen ende droevighen staet de landen ende onderdaenen van Haere Ho: Mo: door de groote overmacht van de Cooningen van Vranckrijck ende Grootbrittanien sijn ghebracht gheweest, hoe wonderbaerlijck dat door de Goedertientheijt van Godt de Heere almachtich, onder het kloeck ende hoochweijs beleijt van hoochghemelt sijn Hoocheijt, die weederom herset sijn, ende den Coningh van Grootbrittanien, met Haere Hoochmoogende vereenicht is gheworden. Dan dat de Coningh van Vranckrijck seer groote ende verre uijtsiende desseijnen hebbende, ende naementlijcken om de heerschappije over de gantsche Christenweerelt te verkrijgen, bij alle weegen ende middelen is blijven daer nae trachten, dat deesen staet insonderheijt geruineert ende te gronde geworpen mochte worden, ende derhalven tot noch toe tot geene vreede heeft believen te resolveeren. Dat Haere Ho: Mo: haer hebben geallieert ende verbonden met den Roomssen Keijser, den Coningh van Spangien, de heeren cheur ende fursten van Brandenburch, van Bronswijck ende Lunenburch, ende een soodaenige macht bij den anderen gebracht, dat deselve mensselijcker wijse hadden moogen verhoopen den hoochstgedachten Coningh van Vranckrijck tot een goede vreede te sullen connen disponneeren. Den Coningh van Sweeden, die bij een solemneele Tractaet verbonden was, Haere Ho: Mo: te moeten assisteeren, | |||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||
ende die voorschreeve assistentie hadde gedeclineert onder pretext van door sijne mediatie te sullen arbijden tot het neederleggen van den voorsz. oorlooch ende het herstellen van de voorige vreede, dat offitie hadde goed ghevonden te verlaeten ende sich in de partije van Vranckrijck te werpen. Dat den hoochstgedachten Coningh van Sweeden, uijt die reedenen en oorsaecken vijantlijck hadde aengetast de landen van sijne cheurfurstelijcke doorluchticheijt van Brandenburch. Dat Haere Ho: Mo: niet anders connen dencken ofte haer voorstellen, dan dat den hoochstgedachten Coninck van Sweeden hier uijt vermeijnt occasie ende aenleijdinghe te sullen hebben, om sijnne macht ende heerschappije te sullen konnen voortsetten, ende meer, ende meer ontsachelijck te maecken. Ende dat den Coninck van Vranckrijck sijne Mast in dat voorneemen sal assisteeren, gelijck de Coningh van Sweeden sijnne Coninclijcke Mast van Vranckrijck bij springht om hem te verhelpen aen de conquesten van 't geen suijdelijcker in Europa geleegen is, op dat alsoo die twee Cooningen de wet souden moogen geeven, metter needer werpen van alle andere coningen, prinsen en staeten in Europa voorsz. Dat Haere Ho: Mo: nochte meer in die haere ghedachten geconfirmeert werden, om dat men in de voorgaende jaeren heeft gesien, dat de Coninck van Sweeden heeft getracht sich met gewelt van waepenen meester te maecken van de coninckrijcken Poolen en Denemarcken, ende dat het voorschreeve desseijn niet uijt sijn sin geset, maer door Goodes ghenaede en door de alliantie van verscheijde geconfedereerde gestut is. Dat Haere Ho: Mo: de voorschreeve Sweetse desseijnen al lange seer verdacht hebbende gehouden, de voorschreeve haere becommeringe meede hebben gecommuniceert aen sijne Conincklijcke Mast van Denemarcken. Ende dat hoochstghedachte sijne Conincklijcke Mast van Denemarcken, naer aendachtige examenatie, ende alles wat in deesen te overweegen stont, geoordeelt heeft, dat het intrest van het gemeijn vereijste, dat de desseijnen van sijne Conincklijcke Mast van Sweeden behoorden te werden tegen gegaen. Ende daerom onbeswaert is geweest sich insgelijcx met den hoochstgedachten Keijser, Cooningh van Spangien, ende | |||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||
Haere Ho: Mo: te alieeren en verbinden om soo wanneer sijne Conincklijcke Mast van Sweeden de waepenen souden moogen coomen op te neemen teegen ijemant van de Geallieerden, deselve de waepenen dan meede aen te grijpen teegens hoochstgedachten Coninck van Sweeden. Ende alhoewel hoochstgedachte haere Coninckl. Mast van Vranckrijck ende van Sweeden alle meest krachtige offitien hebben aengewent, om sijne Conincklijcke Mast van Denemarcken uijt de voorschreeve partije te houden ende tot dien eijnde de conincklijcke princesse van Denemarcken ten huwelijck hebben versocht voor sijne Conincklijcke Mast van Sweeden. Dat echter sijne Conincklijcke Mast van Denemarcken daer door niet te beweegen en is geweest, van sich van de gemeijne intresten in het alderminste af te sonderen, maer volhandich blijft, om met de andere geallieerden alles teegens de hoochstghedachte Coningen van Vranckrijck ende van Sweeden op te setten, tot welstant van het gemeijne welweesen. Dat Haere Ho: Mo: aen het weijs bedencken van sijnne Zaersse Mast laeten, van wat gevolge ende consequentie het voor sijne Zaersse Masts landen en luijden soude weesen, dat de macht van den Coningh van Sweeden meerder en formidabeler soude werden, dewijle sijne Zaersse Mast sich wel soude connen erinderen, dat de Coningh van Sweeden bij alle occasien ende geleegentheeden getracht heeft, meer en meer op sijne Zaersse Masts landen ende luijden te impieteren, sonder het minste te versuijmen, dat hem daerinne avantagie soude moogen geeven. Immers dat Haere Ho: Mo: gemeijnt hadden, dat sij souden hebben gemanqueert aen de affectie ende geneegentheijt, die sij schuldich sijn, aen de sorge ende becommernisse, die sijne Zaersse Mast, met soo grooten ernst en ijver tot het beste van den Staet doen uijtsteecken, indien sij dit haer bedencken van deese haere becommernisse aen sijne Zaersse Mast niet voordroegen, ende met sijne Mast verlijden wat men hierinne alderbest soude connen doen. Ende sal vervolgens hij Heer Extraordinaris Ambassadeur voordraeghen, dat Haere Ho: Mo: bij deese coniunctuere van tijden en saecken niet krachtiger noch officieuser hebben geoordeelt om de inmoderaete ambitie en grooten overmacht vanden hooghstgedachten Coningh van Sweeden te konnen weederhouden, dan dat hoochstgedachte sijne Zaersse Mast | |||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||
sijne waepenen met die van de andere hooge geallieerden mochte coomen te voegen, den Coningh van Sweeden in sijne landen aen te grijpen ende hem alsoo te obligeeren om, in plaetse van nieuwe conquesten te doen, te moeten dencken om de conservatie van 't gunst sijne Mast althans besit, ende dat daeraen niet te twijffelen is, off sulcx soude sijn van een seer groot effect en operatie, en sal hij extraordinaris ambassadeur door allemeest krachtige reedenen en parssuatien trachten sijne Zaersse Mast daer toe te beweegen. Ende ten eijnde deese Haere Ho: Mo: goede intentie te beeter soude moogen werden geassequeert, sal hij Heer Extraordinaris Ambassadeur, nae voorgaende concert met de ministers van den Keijser en Cooningh van Denemarcken, oock van andere geallieerde, indien daer andere aen het hof aldaer souden mooghen sijn, moogen belooven, dat bij aldien sijn Zaersse Mast de waepenen teegen den Coningh van Sweeden soude moogen aenneemen, ende dat het ongeluck soude moogen willen, dat sijne Zaerse Mast (dat Godt verhoede) enige plaetsen geduerende deesen tegenwoordigen oorlooch door den hoochstgedachten Cooningh van Sweeden souden moogen werden affghenoomen, Haere Ho: Mo: ende haere hooge geallieerde geene vreede sullen maecken voor en aleer den hooghstgedachten Coningh van Sweeden aen sijnne Zaersse Mast sal hebben doen restitueren alle 't geene deselve bij de Sweeden ofte derselver geassocieerden geduerende ende ter saecke van deesen oorlooch afgenoomen soude moogen weesen. Dat oock Haere Ho: Mo: ende derselve hooge geallieerden geen vreede sullen aengaen sonder sijn Zaersse Mast daerinne meede te includeeren, ten waere sijne Zaersse Mast liever hadde, dat sij vreede maeckten ende dat sijne Zaersse Mast inden oorlooch wilde blijven continueren. De voorschreeve Heer Extraordinaris Ambassadeur sal booven al gedachten ende voor oogen hebben, dat deese besendinge niet en geschiet, om den oorlooch te continueren, off langhdueriger te maecken, dewijle den uijttersten wens van Haere Ho: Mo: is, de vreede te moogen sien herstelt, maer alleen om de macht van den Coningh van Sweeden te diverteeren ende alsoo de Coningh van Vranckrijck ende Sweeden tot gedachten van vreede te permooveeren. Sal vervolgens oock in gedachten hebben, dat Haere Ho: Mo: aen sijne Zaersse Mast niet gaerne ijetwat souden toe- | |||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||
seggen, ofte belooven, dat daernae van geene executie ofte effect soude werden bevonden, dewijle sijne Zaersse Mast niet soo seer soude sien op het geene reedelijck, ofte niet reedelijck, moogelijck of onmoogelijck was, maer begeeren soude gepresteert te hebben, 'tgunt aen sijne Zaersse Mast soude weesen belooft, ende dat dan uijt de disputen groote ongemaecken voor de ingeseetenen van den Staet souden kunnen ontstaen, ende de commercie aldaer grootelijck soude coomen te lijden. Ende sal daeromme in alle de onderhandelingen aldaer niet meer belooven, om sijne Zaersse Mast te beweegen tot het aenneemen van de partije, dan dat men geen vreede sal maecken sonder sijne Mast te doen weederom hebben 'tgunt deselve bij deesen oorlooch mochte coomen te verliesen, ende sijne Zaersse Mast inde vreede te doen includeeren ten waere deselve soude moogen goet vinden, dat de Geallieerde, voor soor veel haer aengingh, de vreede maeckten, ende sijne Zaersse Mast dienonaengesien inden oorlooch wilde continueren. Sonder dat hij, Heer Extraordinaris ambassadeur, hem gheguarantie sal moogen belooven ofte toeseggen op ofte over de conquesten, die sijne Zaersse Mast soude moogen coomen te doen, omdat deselve lichtelijck groote accrochementen aen het uijtwercken vande vreede soude connen maecken. Meest daerop dringende, dat de groote overmacht van Sweeden niet alleen aen deesen Staet, maer oock aen sijne Zaersse Mast seer gevaerlijck is, ende dat nooijt beeter occasie gevonden sal worden dan den jeegenwoordigen, om die te connen teegen gaen of stuijten, ende dat dat intrest voornaementlijcke sijne Zaersse Mast moet toucheeren. Ende in gevalle dat van weegen sijne Zaersse Mast soude moogen worden geobjecteert, dat deselve teegens den Coningh van Sweeden sich niet en soude connen verclaeren, om dat sijne Zaersse Mast noch enige oneffenheijt soude moogen hebben met sijne conincklijcke Mast van Poolen, ende in oorlooch ofte vreese van oorlooch soude staen met den Turcksen Keijser, ende dat deselve saecken veel voor af dienden affgedaen, sal hij Heer Extraordinaris ambassadeur daerover beraeden met de Heeren ministers van sijne Keijserlijcke en Conincklijcke Masten van Denemarcken ende van de andere | |||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||
Geallieerde van den Staet, die haer aldaer souden moogen bevinden. Ende ingevalle de voorschreeve ministers souden moogen oordeelen, dat het voor de gemeijne saecke dienstich soude connen sijn, dat Haere Hooch Mo: souden aanbieden haere mediatie tot wechneeminghe van de voorschreeven differentien tusschen sijne Zaersse Mast, sijne Conincklijcke Mast van Poolen en den Turcksen Keijser, of wel een van beijden, sal hij Heer Extraordinaris grooten ambassadeur in sulcken geval Haere Ho: Mo: mediatie moogen aanbieden ende verklaeren, dat Hare Ho: Mo: tevreeden sijn te dien eijnde haere ambassadeurs op de handelplaetse te senden. Sal tot 't geene voorsz. is, nae sijne beste kennisse en weetenschap, gebruijcken alle bedenckelijcke reedenen ende motiven ten eijnde daerop ten besten van den Staet ende d'ingeseetenen van dien de ghewenste effecten moogen coomen te volgen. Sal weijder met de heeren ministers van den keijser, cooningh van Denemarcken ende andere geallieerden, die aan het hof aldaer sijn, correspondeeren ende communiceeren, 't geene bij hem, in krachte deeser, van tijt tot tijt sal werden verrecht. Bij aldien hij Heer Extraordinaris ambassadeur ijetwes tot voordeel van de commercie ende de ingeseetene deeser landen in het generael soude connen uijtwercken, sal hij 'tselve wel in achtinge neemen ende in allen voorval den intrest van den Staet en negotie behartigen. Sal van sijnne aencomste in de stadt Moscou, ende voort van tijt tot tijt, oock met expresse post en ist noot, van 't succes van sijne besognes Haere Ho: Mo: adverteeren. Secreete saecken die dat sullen vereijsen, adverteerende bij cijffer, daervan een sleutel gemaeckt ende hem neevens deesen behandicht sal werden, adresserende in sulcken geval sijne brieven aen den greffier van Haere Ho: Mo: volgens derselver resolutie van den 21 July 1651, op de groote sael vant hof alhier ghenoomen, daervan hem meede extract sal werden behandicht. De besoignes bij succes of andersints afgehandelt weesende, sal den gemelten heer ambassadeur sijn weedercomste herwaerts spoedig en met de beste ende seeckerste geleegentheijt ende de meeste mesnagie vant landt. De Heere ambassadeur sal te sijne wedercomste van sijne | |||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||
verrichtinge ende weedervaeren aen Haere Ho: Mo: raport doen ende schriftelijck verbael overleeveren. Van gelijcken sal hij Extraordinaris ambassadeur volgens Haere Ho: Mo: resolutie van den 26 October 1656 binnen den tijt van twee ende ten uijterstten drie maenden nae sijn 'thuijscomste ende ghedaen rapport sijne declaratie moeten overleeveren, ende noopende het doen van sijn voorsz. rapport sal hij Heere Extraordinaris ambassadeur sich reguleeren ende gedraegen nae de resolutie hierachter volgende. (Hier volgt een ‘Extract uijt het register der Resolutien vande Hooghmoogende Heeren Staeten Generael der Vereenighde Neederlanden, Mercurius den eersten July 1671’, waaruit blijkt, dat de gezanten verplicht waren onmiddellijk na hun terugkomst in Nederland naar Den Haag te gaan, rapport uit te brengen, een ‘verbael’ in te leveren en hun declaratie in te dienen; wie dit niet deed, verloor het recht op eenige uitkeering uit de staatskas). De Heer ambassadeur sal deese Instructie punctuelijck achtervolgen, ende hem in conformité van dien reguleeren sonder buijten deselve, voor enige vande Vereenichde Neederlandtse provinties, steeden ofte leeden van dien, ofte particuliere persoonen, ijets particuliers, het stuck van de commercie, trafficque, navigatie ofte andersints aengaende, met den hoochst ghenoemden grooten Heer Zaer en Grootvorst, ofte ijemant anders te tracteeren ofte handelen, maer hem altijts houden en continueren in termines van de Generaliteijt, 't welck den gemelten heer ambassadeur aengenoomen ende belooft heeft te doen op de aenvaerdinge van sijne Instructie. Noch sal den gemelten Heer ambassadeur hem meede precieselijck reguleeren nae den inhouden van Haere Ho: Mo: Resolutie van den 10 Augusti 1651 ende 29 April 1675 op het stuck vant ontfangen van presenten genoomen volgende hier nae van woorde te woorde geïnsereert. | |||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||
De gezant ontving van de Staten-Generaal een schrijven aan den tsaar van den volgenden inhoud: Aen den grooten Heer Zaer ende Grootvorst van MoscovienGa naar voetnoot1). Doorlughtighste Grootmaghtighste Grooten Heer Zaer ende Grootvorst Alexcei Michailouits, door Goodes ghenaede van geheel Groot, Kleen, en Wit Ruslandt selfs erhouder tot Moscou (volgt de z.g. ‘groote titel’ van den tsaar) en veeler andere Oostelijcke, Westelijcke ende Noordelijcke Heerschappijen en Landen Vaederlijcke ende Grootvaederlijcke Erve, een Heer ende Heersscher. Wij Staeten Generael der Loffelijcke, Souveraine, Vrije, Vereenighde Neederlanden, als van de vorstendommen ende graefschappen ende landtschappen respective van Gelderlandt en Zutphen, Hollant (volgt de volle titel) hebben uwe Zaersse Mast bij onse missives van den 10 Meij lestleeden gepreadverteert, dat wij aen uwe Zaersse Mast hadden gedecreteert een Groote Extraordinaris Ambassade, ende daertoe verkooren den Ed. Gestrengen ende Erentfesten Heer Coenraet Juriaenssen van Klenck, Heer tot Loirheijm ende Ohrssen, ende Gedeputeerde in onse vergaederinghe van weegen de provintie van Hollandt ende West Vrieslandt, omme uwe Zaersse Mast voor te draegen eniche saecken van importantie, die wij hem in cas hebben gegeeven, uwe Zaersse Masts Zaerschappen, Heerschappijen, Landen, Luijden ende Onderdaenen ter eenre, ende ons van deesen Staet, oock de Ingeseetenen van dien, ter andere sijde ten hooghste conserneerende; ende is derhalven ons ghedienstich ende ernstelijck versoeck, dat uwe Zaersse Mast goede gheliefte sij, den gemelten Heer, onsen Extraordinaris grooten ambassadeur, te verleenen spoedige ende gunstighe audientie, te geeven volcoomen gheloof als onsselven in alle 't geene hij uwe Zaersse Mast sal voordraeghen, ende vervolgens hem op sijn aenbrengen laeten weedervaeren, soodaenige verklaeringhe ende antwoort, met proffatie van de noodige effecten, als wij van uwe Zaersse Mast hoochste wijsheijt ende rechtmaeticheijt sijn verwachtende, ende gelijck uwe Zaersse Mast ten ghemeijnen beste van weedersijts respective zaerschappen, heerschappijen, landen en luijden bevinden sal te | |||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||
behooren. Waermeede eijndigende, ende ons ghedienstelijck tot uwe Zaersse Mast erbiedende, biddende almachtighen Godt, Doorlughtighste, Grootmaghtighste grooten Heer Zaer ende Grootvorst, uwe Zaersse Masts persoon te willen conserveeren in langhduerighe gesontheijt, gelucksaelighe Zaerlijcke Regeeringhe ende allen ghewensten welstandt. Geschreeven in 's-Graevenhaege in Hollant, plaetse van onse Residentie, den 18den dach der maent Juny. In den Jaere vande Gheboorte van onsen Heijlandt ende Saelichmaecker Jesu Christi 1675. Uwe Zaersse Masts dienstwillige vrienden De Staeten Generael der Vereenighde Neederlanden. Ter ordonnantie van deselve. Van den Prins ontving de gezant een schrijven voor den tsaar, van dezelfde strekking. ‘Verbael’, pp. 199 e.v., Bijlage No. 3. Antwoort op de propositie in de eerste conferentie, alsmeede aen Keijssersse, Deensse en Brandenburgsse ministers gegeevenGa naar voetnoot1). Door Goodes genaede, den Doorluchtighsten, Grootmachtighsten grooten Heer Zaer ende Grootvorst Alexcei - segge Feodor AlexcevitsGa naar voetnoot2) - van geheel Groot, Kleijn en Wit Ruslandt selfserhouder, tot Mosco, Kiof, Vladimerof, Novogorod, Zaer tot Kasan, Zaer tot Astraghan, Zaer tot Sibirien, Heer tot Plesco, ende Grootvorst tot Smolensko, Tweer, Jugorien, Permien, Weatka, Bulgarien, en anderen, | |||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||
Heer ende Grootvorst tot Novogorod des neederigen landts, tot Zernegou, Resan, Rostof, Jearoslaf, Belosorien, Udorick, Obdorick, Condinien, ende der gantscher Noortsijde gebieder, ende Heer des Ieverssen Lants der Cartalinssen ende Groesinsschen zaeren, ende des Kabardinischen Landts, der Zerkassen, en Gorssisschen vorsten, ende veeler andere Oostelijcke, Westelijcke ende Noordelijcke Heerschappijen ende Landen vaederlijcke ende groot vaederlijcke Erve, Heer ende Heersscher sijne Zaersse Mast naeste boiaerenGa naar voetnoot1) ofte RaetsliedenGa naar voetnoot2), den bojaer ende ErfbesitterGa naar voetnoot3) tot Soesdal kneesGa naar voetnoot4) Mighaile Iurievits DolgoroekiGa naar voetnoot5), den bojaer ende erfbesitter tot SerpegofGa naar voetnoot6) Artemon Sergevits MatfeofGa naar voetnoot7), ende den geheijmen cantselierGa naar voetnoot8) Grigorie Carpofsin Bog- | |||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||
danofGa naar voetnoot1), Vassilie Bobinin, ende Jemeliaen OukrainsofGa naar voetnoot2); de Hoogh Moogende Heeren Staeten Generael der Loffelijcke, Souveraine, Vrije, Verenighde Neederlanden, ende sijn GrootmoogentheijtGa naar voetnoot3), Willem Hendrick, Prince van Orange, Graeve van Nassouw, en andere, Heere Extraordinaris Grooten Ambassadeur, Coenraedt van KlenckGa naar voetnoot4), Heer tot Loirheim en Ohrssen, maecken wij bekent; dat gij in deesen 184sten jaereGa naar voetnoot5), den 17 dach Januari, aen den Doorluchtichsten, Grootmachtighsten grooten Heer Zaer ende Grootvorst Alexcei Mighailovits, van geheel Groot, Kleijn en Wit Ruslandt selfserhouder, en veeler andere Oostelijcke, Westelijcke ende Noordelijcke Heerschappijen ende Landen vaederlijcke ende groot vaederlijcke ErveGa naar voetnoot6), een Heer ende HeersscherGa naar voetnoot7), bij sijnne Zaersse | |||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||
Mast geweest sijnde in uwe aenkomste, weegen de Ho: Mo: Heeren Staeten, ende sijn Grootmoogentheijt den Prince van Orange, als Haeren Extraordinaris grooten ambassadeur, ende hebt aen sijne Zaersse Mast de Ho: Mo: Heeren Staeten ende sijn grootmoogentheijt des Prince van Orangens briefen overgeleevert, ende onssen grooten Heer sijne Zaersse Mast heeft bevolen de brieven van uw te ontfanghen ende u met gunste aen te hooren, ende in uwe brieven aen onssen grooten Heer sijne Zaersse Mast hebben de Ho: Mo: Heeren Staeten Generael ende sijn Grootmoogentheijt den Prince van Orange geschreeven, dat sij aen u Heeren Extraordinaris grooten ambassadeur hebben aenbevoolen enige saecken, betreffende onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast tot welvaeren van desselfs Zaerschappen, Heerschappijen, Landen, Lieden en onderdaenen ter eenre, alsmeede van Haerder seijde Landen ende Inwoonders, tot weedersijts welvaeren, ende soecken de Ho: Mo: Heeren Staeten ende sijn grootmoogentheijt den prince van Orange onsen grooten Heer, sijne Zaersse Mast, gedienstich ende van hartten, dat sijne Zaersse Mast soude beveelen uw Haeren Extraordinaris grooten ambassadeur spoedige ende favorable audientie te verleenen ende in alles geloove te geeven als aen Haer eijgenselven, in alles wat door uw soude worden voortgebracht, ende uw met sodanige antwoorde aen Haer af te vaerdigen als in soodanige occasie sal vereijsschen. Soo ist, dat den Doorluchtighsten, Grootmaghtighsten onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast op het schrijven ende soecken van de Ho: Mo: Heeren Staeten en sijn Grootmoogentheijt, den Prince van Orange, bevoolen heeft, de saecken, die uw aenbevoolen sijn, te hooren, ons sijne Zaersse Masts naeste boiaeren ende geheijmen cantselier ende compagnieGa naar voetnoot1). | |||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||
Ende op den 19 Januari hebt gijGa naar voetnoot1) bij den grooten Heer sijnne Zaersse Mast te hoove geweest ende bij onss sijne Zaersse Masts naeste boiaeren ende RaetsliedenGa naar voetnoot2), neevens den geheijmen cantselier ende compagnie, ende hebt aldaer in de conferentie mondelinge gesproocken ende bij geschrift overgegeeven: dat de Ho: Mo: Heeren Staeten en sijn Grootmoogentheijt den Prince van Orange, haer met groote eerbiedige danckbaerheijt verobligeert houden voor de goede geneegentheijt, die onsen grooten Heere sijne Zaersse Mast altijt tot Haer ende haeren welstant heeft beweesen, door de besendinge, die onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast in de voorleede jaeren heeft believen te doen aen de cooningen van Vranckrijck ende Engelant, tot neederlegginge vanden oorloch, daer sij de landen van Haere Ho: Mo: meede hebben overvallen, waerom sij tot erckentenisse van soodaenigen vriendelijcke liefde, hebben daerom Haere eerbiedinghe ende wenssinge aen onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast willen betuijgen ende daervan onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast door uw Heeren Extraordinaris grooten ambassadeur Haer willen verklaerenGa naar voetnoot3). Ende daerenbooven hoe dat onsen grooten Heer sijne Zaersse Masts naegebuer, den Cooning van Sweeden, die met de Ho: Mo: Heeren Staeten in aliantie was, ende die daeromme geobligeert was om haer te assissteeren, dat openbaer contract van assissten- | |||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||
tie heeft verlaeten, onder pretext als willende sijne mediatie aenwenden tussen den cooningh van Vranckrijck ende Haere Ho: Mo: tot het herstellen van de eeuwige vreede, het selve niet en heeft gethoont, maer sijne mediatie daerheenen gewent, hoedat hij Haere Ho: Mo:, sijnde met hem in aliantie, 't enemael soude bedriegen, ende hem gegeeven op de seijde van den coningh van Vranckrijck, ende door dat middel overvallen sijnne geallieerde de Ho: Mo: Heeren Staeten, alsmeede sijne Cheurvorstelijcke doorluchticheijt van Brandenburgh, in soo een tijt als den voornoemden Heer cheurvorst noch in vreedens contract met den coningh van Sweeden was, ende daerenteegen, teegens de beloften, die de ambassadeurs van den voornoemden cooningh voor 2 jaeren, in Mosco sijnde, aen sijne Zaersse Mast hadden ghedaen, gelijck als sulx sijne cheurvorstel. doorluchticheijts afgesant aen Haere Ho: Mo: heeft bekent gemaeckt, en dat den cooninghGa naar voetnoot1) van Sweeden geene verbonden langer en hout als tot dat hij daer voordeel bij siet, en altijt soeckt, hetsij met recht of onrecht, een ijeder te onderdrucken en andere Heeren landen te ruineeren, gelijck sulx oock in de voorige jaeren is gebleecken aen de cooningen van Poolen en Denemarcken ende den hertooch van Courlandt. Ende gelijck als sij altoos gesocht hebben, soo en laeten sij oock noch niet nae te soecken, ende neemen als het haer maer soude geleegen coomen, ende gelangen daernae, hoe dat sij onsen grooten Heer sijne Zaersse Masts heerschappijen souden moogen gewinnen, ende daeromme, so oijt voor deesen de macht ende onrechtvaerdicheijt vande Sweeden bij onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast soude verdacht sijn geweest, soo behoorden sulcx alsnu te sijn. Ende te meer, dewijle de Coningh van Vranckrijck deesen ruineusen oorlooch heeft aengevangen alleene om sijne glorie te verbreijden, ende bij hem selven gedenkt en voorneemt de regeeringe van alle de heerschappijen van het Suijder deel van Europa, ende hem soeckt de Monarchije van het Middachdeel voor hem te krijgen, ende daertoe den Cooningh van Sweeden op sijne sijde heeft weeten te verkrijgen, ende dat onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast nae desselfs hooge ende verstandige wijsheijt | |||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||
soude moogen in bedencken neemen, dat de Cooningh van Sweeden meede soodaenige ghedachten heeft tot de uijtbreijdinghe van sijne heerschappije het Noordelijcke gedeelte van Europa, van hetwelcke de heerschappijen van onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast de principaelste ende de eerste ofte meeste sijnGa naar voetnoot1). De Ho: Mo: Heeren Staeten ende sijn Grootmoogentheijt den Prince van Orange hebben voor lange de Sweetse desseijnen ende onrechtvaerdicheeden vermerckt, ende daerom deese Haere sorge ende becommernisse bekent gemaeckt aen den Coningh van Denemarcken, dewelcke tot wechneeminge van deese sorge, ende alles overwoogen hebbende, dat tot welstant van sijne heerschappije dienstich was, goetgevonden heeft de Sweetse desseijnen teegen te gaen, ende daeromme is getreeden in aliantieGa naar voetnoot2) met den Roomssen keijser, den Cooningh van Hispangen ende met Haere Ho: Mo:, tot dien eijnde, dat wanneer de Coningh van Sweeden teegen eene van de Gealieerde den oorlooch sou willen aenvangen, deselve alsdan gesaemenderhant bij te staen ende haere waepenen teegen de Croon van Sweeden op te neemen, ende alhoewel dat de gedachte Cooningen van Vranckrijck en Sweeden op alderlije wijse middelen hebben gesocht om den Cooningh van Denemarcken van die aliantie af te treckken, ende tot dien eijnde den Cooningh van Sweeden versocht heeft, de suster van den Cooningh van Denemarcken ten huuwelijck, soo en hebben evenwel de Cooningh van Denemarcken daertoe niet connen beweegen, dat hij van soodaenigen verbont soude willen aftreeden, het welcke was streckende tot weedersijts beste en proffijt, ende is van het ver- | |||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||
bond der geallieerden niet affgegaen, maer blijft met haer volstandich teegen de Cooninghen van Vranckrijck ende van Sweeden, tot den tijt toe, dat met haer gesaementlijck een algemeene ende seekerde vreede wort getroffen. De Ho: Mo: Heeren Staeten Generael ende sijn Grootmoogentheijt den Prince van Orange verlaeten haer daerop, dat onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast op het goet exempel ende voorbeeltGa naar voetnoot1) vanden Cooningh van Denemarcken hetselve sal achtervoegen, ende sijne waepenen met de algemeene waepenen vanden Roomsschen Keijser, den Cooningh van Hispangen, den Cooningh van Denemarcken, ende Haere Ho: Mo: de Heeren Staeten, ende den Cheurvorst van Brandenburch, te vereenigen, om daermeede de onverdraechelijcke hoovaerdije ende groote macht van den Cooningh van Sweeden te stuijten, op dat hem soodaenige gedachten van meerder nieuwe landen, als hij teegenwoordich besit, te verooveren, mochten verhindert ende belet worden, ende dat daeromme onsen grooten Heer sijne Zaersse Masts heerschappijen ende landen van den overlast der Sweetssche dreijgementen 't enemael mochte bevreijt sijn, ende deselve teegen alle overlast ende verdruckinghe, in ruste, vreede ende alle stillicheijt mochte besitten ende de algemeene christenheijt in ruste ende vreede mochte blijven, daerdoor onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast voor hem een eeuwige ende onstoffelijcken roem, voor alle naekoomende geslachten mochte verkrijgen. Soo ist sulcx, dat op den 30 Januari den almoogen. Heere Godt ende regeerder van alle zaeren en zaerschappen ende alle monarchen beschermerGa naar voetnoot2), nae sijnen heijligen ende rechtveerdigen wille, belieft heeft, den doorluchtichsten, grootmachtichsten grooten Heer Zaer ende Grootvorst Alexcei Mighailovits, van geheel Groot, Kleijn en Wit Ruslandt selfs erhouder, ende van meer andere heerschappijen ende landen, Oostelijck, Westelijck ende Noordelijck, Vaederlijck ende Groot Vaederlijck Erve, een Heer ende Heerscher, uijt dit aertsche zaerschap te roepen in het | |||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||
eeuwige geseegende hemelsche zaerschap, ende bij het afgaen uijt deese weerelt heeft den doorlughtichstenGa naar voetnoot1) onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast op den Russen grooten vermaerden throon geseegent ende sijne Zaersse Croone ende selfs erhoudende Schepter, ende Regement overgeeven aen sijnen Soone, den doorluchtighsten, grootmachtichsten grooten Heer Zaer ende Grootvorst Feodor Alexcevits, van geheel Groot, Kleijn en Wit Ruslandt selfserhouder, ende door den wille van den almoogenden Godt, ende door den seegen van hoochlijcker gedachtenisse sijn Heer Vaeder, den grooten Heer Zaer ende Grootvorst Alexcei Mighailovits van geheel Groot, Kleijn en Wit Ruslandt selfserhouder, is sijnne Zaersse Mast gesuccedeert op den throon van het wijtvermaerde Russche zaerschap, tot grooten Heer Zaer ende Grootvorst van geheel Groot, Kleijn en Wit Ruslant selfserhouder, ende veeler landen Oostelijcke, Westelijcke ende Noordelijcke, Vaederlijcke ende Grootvaederlijcke Erve, een Heer ende Heersscher. Soo hebben wij sijne Zaersse Matts naeste boiaeren neevens den geheijmen cantselier ende compagnie, tot onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast deese uwe ambassadeurs voorstellinge aengebracht, ende onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast heeft bevoolen over deese saecken uw Extraordinaris grooten ambassadeur te antwoorden als volcht: Den Heer Vaeder van hoochloflijcker gedachtenisse van onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast heeft altijt de Ho: Mo: Heeren Staeten en sijn Grootmoogentheijt den Prince van Orangien, sijne Zaersse Masts gunste ende affectie beweesen, gelijck als gij Extraordinaris grooten ambassadeur in u geschrift booven ghedacht, uijt den naeme van Haere Ho: Mo: de Heeren Staeten ende sijn Grootmoogentheijt den Prince van Orange, onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast over de beweesen sijne Zaersse Masts gunste hebt bedanckt, om dat inden voorleeden 181sten jaere, het onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast belieft heeft, tot liefde van Haer ende Haere regeeringe en tot weeringe van den grooten ende bederflijcken oorloochGa naar voetnoot2), aen sijne Broeders | |||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||
de Cooningen van Vranckrijck ende Engelandt, aen Haere Conincklijcke Masten, ende aen andere Christen potentaeten te schrijven, opdat sij deesen aenghevangen oorlooch van haer souden afwenden ende deselve teegen den algemeenen Christen vijandt, den Turcksen Sultan, te keeren. Ende inden voorleeden 182sten jaere, als bij onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast hoochloflijcker gedachtenisse sijn geweest sijne Conincklijcke Mast van Sweedens groote ende gevolmachtichde gesanten, den Graeve Gustavus Oxenstern met sijn geselschap, ende geweest hebbende met sijnne Zaersse Masts naeste boiaeren in conferentie hebben gesecht ende op alderhande wijse getracht, dat de alliantie ende assisstentie teegen den Turcksen sultan mochte achterweegen gelaeten worden, maer een aliantie met onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast te maecken teegen alle andere vijanden, sonder den Turcksen Sultan te noemen, en onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast, wel weetende dat door soo een aliantie sijne heeren broeders, sijne Roomssche Keijserlijcke Mast, ende sijne Coonincklijcke Mast van Denemarcken, ende Haere geallieerde, groote schaede daeruijt soude coomen te volghen, heeft daeromme aen de voornoemde groote ende gevolmachtighde ambassadeurs soodaenigen aliantie pacten afseggen, ende wat verbreeckinge van den vreede, datter sijn geschiet van de sijde van sijne Conincklijcke Mast van Sweeden teegens sijne Zaersse Mast, daerover heeft sijne Zaersse Mast aen sijne Conincklijke Mast van Sweeden, met deselfde groote gevolmachtichde gesanten, in sijnnen brieff laeten schrijven; Ende in den voorleeden 183sten jaere is aen onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast hoochloflijcker gedachtenisse van sijne Conincklijcke Mast van Sweeden gesonden met sijnen expressen afgesant Samuel Doianderius, doch geene antwoort op deese sijne Zaersse Masts brieff, maer geschreeven, dat onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast tot vergelijckinge over die poincten, die bij sijne Zaersse Mast in Mosco, met sijne Conincklijcke Mast van Sweedens groote ende gevolmachtighde gesanten niet en sijn afgehandelt, soude believen bij sijne Conincklijcke Mast van Sweeden tot Stockholm te senden sijne Zaersse Masts groote ende gevolmachtichde ghesanten, ende aen deselve volcoomene volmacht meede te geeven; Ende in den voorleeden 183sten jaere, den 11 April, heeft | |||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||
aen onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast onsterffelijcker gedachtenisse gesonden den doorluchtighen Vorst ende Heere Frederick Wilhelm, cheurvorst van Brandenburch, met sijne cheurvorstelijcke doorl. courier Christoffer Gregorius, en aen onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast aengebracht een beklach teegen den Grootmachtighen Heer sijne Conincklijcke Mayst van Sweeden, dat desselfs krijghsmacht op des RijckboodemGa naar voetnoot1) onder den generael Wrangel is gevallen in sijne cheurvorstelijcke doorluchticheijts landen van den Marck ende Poomeren, sonder enige reedenen, ende niet alleen in desselfs landen is ingetrocken, maer deselve verdestruerende ende verwoestende, waeromme sijne cheurvorstelijcke doorluchticheijt genootsaeckt ende van voorneemen is, de Sweetse waepenen teegen te gaen ende soodaenigen ghewelt af te keeren, ende met Goddelijcker macht te verdrijven; hebbende op alle christen potentaeten een goet vertrouwen hem daerin te sullen assissteren, ende gelijck hij op allen int gemeen, soo heeft hij int bijsonder naest Godt een goet vertrouwen op onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast, dat sijne Zaersse Mast sijne waepenen teegen de Sweeden meede sal gelieven te keeren, waeromme sijne cheurvorstelijcke doorluchticheijt in soodaenighen voorval met de Sweeden in geene onderhandelinge ofte enich besluijtGa naar voetnoot2) en heeft believen te treeden, buijten believen van onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast; Ende kort daernae heeft aen onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast sijne cheurvorstelijcke doorluchticheijt gesonden sijnen affgesant Ioachim Scholtetus,Ga naar voetnoot3) ende in sijnen | |||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||
brief aen onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast was gess., gelijck oock dat den hoochgedachten afgesant bij onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast naeste boiaeren, den erfbesitter tot Serpogof Artemon Sergevits Matfeof ende den geheijmen cantselier Gregori Carpofsin Boghdanof ende compagnie in de conferentie voorgedraegen heeft, dat sijne cheurvorstelijcke doorluchticheijt genootsaeckt is geworden sijne krijchsmacht, die hij tot welvaeren van 't gantsche Roomsse Rijck hadde aengewent teegen de Franssen, ende hij ten anderen schuldich geweest was te senden tot assistentie van de onderdruckte croon van Poolen, nu is genootsaeckt geweest deselve macht in sijne eijgene erflanden te gebruijcken teegen sijne eijgene vijanden, die int landt vander Marck waeren ingevallen, alwaer dat sij deselve tot tweemaelen mannelijck hebben uijtgedreeven, met verlies van veele volck en geschut, ende dat verhoopten in toecoomende teegen denselven vijandt noch wijder progressen te doen. Ende heeft sijne cheurvorstelijcke doorluchtigcheijt in deesen tot sijne assisstentie sijne Conincklijcke Mast van Hispangen, sijne Conincklijcke Mast van Denemarcken, neevens derselve geallieerde de Ho: Mo: Heeren Staeten, die onder malkanderen eenpaerich beslooten hebben, teegen de Sweeden den oorlooch te waeter en te lande aen te vangen; het welcke de gesaementlijcke Geallieerden aen onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast schriftelijcken hebben willen bekent te maecken ende daerbij versoecken, dat oock onsen grooten Heer sijnne Zaersse Mast met deselve Croon Sweeden soude willen breecken, over de veelvoudige overlasten, die van deselve teegen sijne Zaersse Mast sijn geschiet, gelijck als sulx aen sijne cheurvorstelijcke doorluchticheijt ende de andere geallieerden genouch bekent is, dat om sulcx te revangeeren sijne Zaersse Mast soude believen in Lieflandt ende andere plaetsen sijne krijghsmacht te senden, waertoe nooijt beeter geleegentheijt als nu en soude connen voorvallen. Ende in den selven 183sten jaere heeft aen onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast onsterffelijcker gedachtenisse geson- | |||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||
den sijnen Heer broeder de Keijserlijcke Masts Extraordinaris afgesandten Hannibal Francisci de Battoni ende Johan Carel TetringerGa naar voetnoot1), ende deese sijne Keijserlijcke Masts afgesanten, geweest sijnde bij onsen Heer sijne Zaersse Masts hoochgedachte naeste bojaeren ende geheijmen cantselier, heeft van gelijcken voorgestelt, dat onsen grooten Heer sijnne Zaersse Masts soude believen, neevens sijne Keijserlijcke Mast teegen den Cooninck van Sweeden in alliantie te treeden, op dat de grensen van sijne Zaersse Mast alsmeede die van sijne Keijserlijcke Mast buijten vreese mochten blijven, en dat desselfs verdestrueringe in de Duijtsche landen niet en mochten geschieden. Ende aen onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast heeft geschreeven sijne Conincklijcke Mayst van Denemarcken, als dat sijne Conincklijke Mast anders geene vertrouwelijcken vrient ende nabuer en weet, als onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast, ende in allen voorvallen de geleegentheijt van tijt op onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast een goet vertrouwen soude hebben, en dat sijne Conincklijcke Mast van Denemarcken wensten bij alle geleegentheeden te bethoonen alle eerbiedighe teeckens van vrientschap ende weedersijts voorsaeten Haere aengevangene vrientschap ende aliantie te vernieuwen, te verstercken ende te vervullen, ende diesweegen met volcoomene volmacht sijnen Resident voorsien; ende sijnne Conincklijcke Masts resident Moens Giou, gheweest sijnde bij onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast te hoove, int bijweesen van sijne Keijserlijcke Maysts en sijne cheur- | |||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||
vorstelijcke doorluchticheijts afgesanten, bij onsen grooten Heer sijne Zaersse Masts naeste boiaren ende geheijmen cantselier ende compagnie, heeft aldaer geseijt ende schriftelijck oovergegeeven, dat met onsen grooten Heer sijnne Zaersse Mast sijne Conincklijcke Mayst van Denemarcken van voorneemen was, soo wel de vrientschap als sijne waepenen te vereenighen ende een naeder bespreck te maecken en te besluijten, niet alleen de croon Sweedens vreedebreeckende waepenen, waermeede hij als olij tot deesen brandenden en bijnae gelesten oorloochsvlamme hebbende toegegooten, te stuijten, maer oock deselve niet af te leggen, voor en aleer sij sich beijderseijts verseeckert hebben van die versiede gevaerlijcke beraetslaeginge, die sij een tijt langh herwaerts, tot bijsondere prejuditie ende naedeel van beijde Hooge Heeren hebben gepleecht, maer dewijle oock tot dienselven eijnde concureren de hooghe geintresseerde ministers aen sijne Zaersse Masts hof, als van sijne Keijserlijcke Mast ende van sijne cheurvorstelijcke doorluchticheijt van Brandenburgh, die een ende 'tselfde met gemeenen raet bij sijne Zaersse Mast soecken, soo heeft gedachten resident niet connen voorbij gaen door dit (soo hij hoopt) laeste memoriael te solliciteeren de effecten daervan, welcken resident dat door sijnen Heer Meester volcoomen volmacht verthoont, en dat onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast geen bequaemer geleegentheijt en soude connen venden, om hem te reevangeeren voor alle voorleede overlasten, het Russ. rijck aengedaen, als bij deese groote ende stercke coniunctuere van oorlooch, ende ten eijnde dat sijne Zaersse Mast sijne waepenen met die van de Hooge Geallieerde soude gelieven te vervoegen, om daer meede niet alleen te vinden een ijeder sijne rechtveerdige pretensie, maer deselve croon te dwingen tot gedachten van vreedeGa naar voetnoot1). | |||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||
Soo heeft onsen Heer Vaeder hoochloffelijcker gedachtenisse, sijne Zaersse Mast opt aenbrengen van sijne Keijserl. Mast ende sijne cheurvorstelijcke doorluchticheijt van Brandenburchs afgesanten, aengaende Haere aliantie, geen contract tot begin van eenige ruptuere teegen de croon Sweeden willen sluijten, uijt oorsaecke dat onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast met sijne Conincklijke Mast van Sweeden staet in een eeuwich vreedens contract, maer onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast heeft belast, aen sijne Conincklijcke Mayst van Sweeden met sijnnen expressen in sijnen brief te schrijven, dat sijnne Conincklijcke Mayst van Sweeden soude ordonneeren, sijne krijghsmacht uijt de landen van sijne cheurvorstelijcke doorluchticheijt van Brandenburch te laeten afvoeren, alsoo hem bekent is, dat sijne cheurvorstelijcke doorluchticheijt van Brandenburch met onsen grooten Heer sijne Zaerse Mast in een contract staet, weegens de assistentie voor de croon Poolen, ende soo lange als deselve troepen van sijne Coonincklijcke Mast van Sweeden van den cheurvorst van Brandenburch niet en sullen werden uijtgevoert, soo heeft sijne Zaersse Mast verordonneert, dat sijne gesanten niet en sullen nae Stockholm gesonden worden, maer heeft geordonneert, deselve sijne groote, gevolmachtighde gesanten op de grensen tot wechneeminge van alle differentien, die dergesproten sijn, tot verbreeckinge van enige van de artijculen der eeuwige vreede, die van de sijde van sijne Conincklijcke Mast van Sweeden verbroocken sijn, ende dat sijne Conincklijcke Mast van Sweeden op het boovengenoemde schrijven van onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast een spoedige antwoort soude laeten volgen. Soo heeft in dit 184ste jaer den 16 December aen onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast geschreeven sijnne Conincklijcke Mast van Sweeden, met den boovenghenoemden courier, dat den cheurvorst van Brandenburch niet alleen in verscheijde saecken de vreede, die tussen Haer beijden inden jaere 1648 was beslooten, heeft verbroocken, maer dat naederhant is gebleecken, dat hij teegen de croon Sweeden de eerste ende voornaemste vijandt is geworden, ende den oorlooch teegen deselve croon heeft begonnen, en booven dat altijt gesocht heeft andere vijanden teegen deselve croon te verwecken. Ende daerdoor soo was den eeuwigen en bestendighen vreede van de sijde van sijne cheurvorstelijcke doorluchticheijt eerst verbroocken. | |||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||
Ende door ordre van hoochloffelijcker gedachtenisse onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast is daerop int algemeen aen sijne Keijserlijcke Mast ende sijne cheurvorstelijcke doorluchticheijt van Brandenburchs afgesanten, ende aen den resident van Denemarcken eijgentlijck te kennen gegeeven gelijck als nu wij, sijnne Zaersse Masts naeste bojaeren neevens den geheijmen cantselier ende compagnie, aen uw de Ho: Mo: Heeren Staeten ende sijn Grootmoogentheijt den Prince van Orangens Extraordinaris grooten ambassadeur tot antwoort geeven, gelijck als door ordre van onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast tot antwoort is gegeeven aen sijne Keijserlijcke Mast ende aen sijne cheurvorstelijcke doorluchticheijt van Brandenburch boovengedachten afgesanten, ende sijnne Conincklijcke Msts van Denemarckens resident, dat onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast op geenderlije mannieren met sijne Connincklijcke Mast van Sweeden den eeuwigen vreede te breecken ende oorlooch aen te vangen niet en vermach. Ende dat sijnne Zaersse Masts gesanten, op het versoecken van sijnne Coonincklijcke Mast nae Stockholm niet en sullen ghesonden worden, gelijck als booven gedacht is, maer is verondonneert, dat onsen grooten Heer sijne Zaersse Masts groote ende ghevolmachtichde gesanten op de grensenGa naar voetnoot1) tot vereffeninge van de Russe ende Sweetse saecken sullen bij een koomen, ende als onsen grooten Heer sijne Zaersse Masts ende sijne Conincklijcke Mast van Sweedens groote ende gevolmachtichde gesanten op de grensen bij een coomen, ende dat door ordre van sijne Zaersse Mast deese sijne Zaersse Masts groote ende ghevolmachtichde gesanten met de Sweetse gesanten beginnen te spreecken weegen de vereffeninge vande verschillen, die daer sijn tusschen sijne Zaersse Mast ende sijne Conincklijcke Mast van Sweeden, gelijck oock dat Haeren Heer sijne Conincklijcke Mast van Sweeden vande voorgenoemde gedachten soude willen afstaen ende sijne waepenen vanden Roomssen Keijser ende sijne Geallieerden af te wenden. Ende wat bij deese sijnne Zaersse Masts groote ende gevolmachtichde gesanten met de Conincklijcke Sweetse ghe- | |||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||
santen op de grensen verhandelt sal werden, ende hoe de beijdersijts saecken verhandelt sullen worden, daervan sal onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast beveelen aen sijne Keijserlijcke Mast, ende aen sijne Conincklijcke Mast van Denemarcken, en aen sijne cheurvorstel. doorluchticheijt van Brandenburch, ende aen de Ho: Mo: Heeren Staeten, ende aen sijn Grootmoogentheijt den Prince van Orangen tot naerichtinge met sijnne Zaersse Masts brieven te schrijven, ende de Ho: Mo: Staeten, ende sijn Grootmoogentheijt den Prince van Orangen sullen weederom aen onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast tot naerechtinge van hetgeene dat bij de Ho: Mo: Heeren Staeten en sijn Grootmoogentheijt den Prince van Orangen met sijne Conincklijcke Mast van Sweeden passeert, met haere brieven meede schrijven. Geschreeven in onsen grooten Heer sijne Zaersse Masts groote residentie stadt Mosco, inde posolsse priecaeseGa naar voetnoot1), inden jaere nae de scheppinge der weerelt 7184, den 18 FebruareGa naar voetnoot2). De activiteit van K. van Klenck in zake den Perzisschen handel - op eigen initiatief ondernomen - leidde o.a. tot het indienen van twee memories bij de Moscovische regeering. De eerste memorie luidde als volgt: MemorieGa naar voetnoot3) aen den doorluchtighsten, Grootmaghtighsten | |||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||
Goroten Heer Zaer ende Grootvorst Feodor Alexcevits, door Goodes genaede van geheel Groot, Kleen en Wit Ruslant selfs erhouder, en veele andere Oostelijcke, Westelijcke en Noordelijcke Heerschappijen en landen Vaederlijcke en Grootvaederlijcke Erve, een Heer ende Heerscher. Door de Ho: Mo: Heeren Staeten Generael der Loffelijcke, Souveraine, Vereenighde Neederlanden, ende van veel andere heerschappijen Heeren ende Heersschers, mitsgaeders sijn Hoocheijt den Heere Prince van Orangen en Nassou, en veeler andere heerschappijen en landen een Heer ende Heersscher. Extraordinaris Grooten Ambassadeur Coenraedt van Klenck gepresenteert. Doorl. Monarch, Ick hebbe in mijne derde conferentie aen uw grooten Heer uwe Zaersse Masts naeste bojaeren, beneffens de andere heeren, mij tot CommissarissenGa naar voetnoot1) toegevoecht, bekentgemaeckt, hoe dat mijn VooroudersGa naar voetnoot2) ende oock ick selve altoos getracht hebben de groote Heeren Zaersse Masten aller Russen selfserhouders, hoochloflijcker memorie, alle aengenaeme en proffijtelijcke diensten te bewijsen, gelijck wij dan oock hetselve in verscheijde occasien meede metter daet bethoont hebben, en naerdemael mij bekent is, dat onder de groote diensten, die men den grooten Heer sijne Zaersse Mast doen kan, geen de minste is, om middelen aen te weijsen, waerdoor den grooten Heer sijne Zaersse Masts schatten vermeerdert, sijne onderdaenen verrijckt, ende de negotie mochte verbeetert worden, soo is het, | |||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||
dat ten tijde als hier int Russe rijck woondeGa naar voetnoot1), al dickmaels aen de naeste bojaeren in dien tijt, en oock goosten, hebbe bekent ghemaeckt, wat groot voordeel uw groote Heer uwe Zaersse Mast en sijne onderdaenen soude connen trecken door het openstellen van den Parssiaenssen handel en wat nadeel der Christen erf vijandt, den Grooten Turck, daer door soude connen leijden; maer het heeft soodaenige ingretsie niet gehadt (mijns oordeels ontstaen door eenige baetsuchtige menschenGa naar voetnoot2), die meer haer eijgen voordeel, als dat van haere Zaersse Mast ende gemeente hebben gesocht), dat daerop ijet vruchtbaerlijcx is gevolcht, maer nu de eer hebbende van alhier te sijn als grooten ambassadeur van de Ho: Mo: Heeren Staeten Generael en sijn Hoocheijt de Heere Prince van Orangie, soo hoope, dat op dit mijn voorstel met meerder aendacht sal gelet, en in meerder consideratie, bij mijn Heeren Commissarissen en oock bij alle de meeste bojaeren van sijne Zaersse Mast genoomen, ende voorts fidel raport aen uw grooten Heer uwe Zaersse Mast diesweegen gedaen worden, op dat gij grooten Heer uwe Zaersse Mast sonneklaer soudt moogen sien, hoeseer dat jaerlijcx uw grooten Heer uwe Zaersse Masts schatten vermeerdert, uwe onderdaenen verrijckt, en de negotie soude verbeetert werden. Uijt het contract met de Parssiaenen ofte Armeeners, 1667 met den bojaer Afonassi Lourentevits Nassokin gemaeckt, buijten twijffel in de posolsse priecaes berustende, blijckt, hoedat alsser jaerlijcx maer 8000 baelen seijde uijt Perssien herwaerts oover quaemen, gij grooten Heer uwe Zaersse Mast alleen aen tollen daeraen soudt proffiteeren
| |||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||
hande Parssiaensse waeren, dewelcke de Parssiaenen met groote moejte en kosten in der Turckijen moeten voeren, en daerenbooven souden der metter tijt veele andere goederen toevloeien uijt de landen van de omleggende Indiaensse cooningen, als die vanden grooten Mogol ende andere, waer door dan metter tijt jaerlijcx een seer groote schat van alderhande goederen uijt die gewesten in uw grooten Heer uwe Zaersse Masts landen souden gevoert worden, ende alsoo evidentelijck daeruijt moeten volgen, dat uw grooten Heer uwe Zaersse Masts schatten jaerlijcx seer souden verrijckt worden, ende veele duisenden van uw grooten Heer uwe Zaersse Masts onderdaenen daerbij merckelijcke proffiteeren, ende de negotie geheel Ruslandt door floreeren, ende niet alleen dat uw grooten Heer uwe Zaersse Mast schatten vande Parssiaenen, maer oock van de DuijtseGa naar voetnoot1) goederen souden vermeerdert worden, dewelcke op Archangel souden gevoert worden, omde Parssiaensse goederen daer teegens te handelen, soo dat de rijckdom metter tijt inde Russe heerschappije seer groot soude werden, ende het silver en gout soo overvloedich als het in Israel was ten tijde van den Cooninck Salomon, welcke schatten en rijckdommen nu coomen inde heerschappijen van uw grooten Heers uwe Zaersse Masts en aller Christenen 't erfvijandt, met welcke schatten hij den oorlooch voert teegens de Christen potentaeten, ende sonder welcke schatten het hem onmoogelijck soude zijn soo groote ende langduerige oorloogen te voeren, en als gij grooten Heer uwe Zaersse Mast hem die jaerlijckse incomsten ontrockt, soo soudt gij grooten Heer uwe Zaersse Mast hem daermeede meer afbreuck doen, als met alle de assisstentie, die gij grooten Heer uwe Zaersse Mast van andere Christen potentaeten teegens hem te verwachten hebtGa naar voetnoot2); maer om deese negotie aen te | |||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||
queecken, so moeten de Parssiaenen op alle plaetsen vriendelijck gehandelt en van geen gouverneurs ofte tollenaers, gelijck veel maels gebeurt, geplaecht worden, maer haer toegelaeten worden haeren handel met ijeder een, soo wel vreemdelingen als ingeseetenen, ongemolesteert te drijven, mits betaelende de behoorlijcke tollen, en alsoo behoorde meede te niet gedaen te worden de nieuwe oustaeveGa naar voetnoot1), die alleen heeft gedient, en tot noch toe oorsaeck is, van de verminderinge van uw grooten Heer uwe Zaersse Masts inkomsten, tot onderdruckinge van de gemeente, tot naedeel vande negotie, ende vexatie van de vreemdelingen, en maer alleen tot voordeel van eenige baetsuchtige persoonen. En alsoo de Parssiaenen seer slechte vaertuijgen hebben, om haere goederen uijt Parssien over de Caspisse Zee nae Astrachan te voeren, soo behoorde onder corectie gij grooten Heer uwe Zaersse Mast enige Hollantse scheepen, daertoe bequaem ende niet te groot, alhierGa naar voetnoot2) ofte te NiesneGa naar voetnoot3) laeten bouwen, en daertoe uijt Hollant meesters ontbieden, die de Ho: Mo: Heeren Staeten Generael en sijn Hoocheijt de Heere Prince van Orange uw grooten Heer uwe Zaersse Mast wel sullen laeten volgen, met welcke scheepen uw grooten Heer uwe Zaersse Masts onderdaenen niet alleen op Parssien souden connen vaeren, maer rontom de geheele Caspisse Zee, en haeren handel drijven met alle natien, die | |||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||
aen de Caspisse Zee woonen, het welck al meede mettertijt geen kleen voordeel soude bijbrengen, welcke scheepen met geschut ende amonitie souden connen werden voorsien, op dat alsoo de Parssiaensse goederen voor alle overval en perijckel der roovers mochten sijn bevreijtGa naar voetnoot1). Ick hoope, dat deese memorie, die met behoorlijck respect uw grooten Heer uwe Zaersse Mast laet behandigen, van u grooten Heer uwe Zaersse Mast met een genaedich ooge sal werden aengesien, en dat gij grooten Heer uwe Zaersse Mast daeruijt sal connen bemercken de geneegentheijt, die ick hebbe om te bevorderen het welvaeren van u grooten Heer uwe Zaersse Mast int particulier, en desselfs onderdaenen int gemeen, op dat alsoo de Russe heerschappije, en rijckdom, en macht meer en meer mach toeneemen, ende gij grooten Heer uwe Zaersse Mast alsoo noch meerder glorie ende macht becoomen als ooit iemant van desselfs doorluchtige voorouders, hoochlofl. memorie, gehadt hebben. De tweede memorie van den gezant was alleen maar bedoeld als een aanvulling van de eerste. Een memorie tot Elucidatie van de vorige weegen den Parssiaenssen handelGa naar voetnoot2). Doorlughtighste, Grootmaghtighste Groote Heer Zaer ende Grootvorst Feodor Alexcevits, door Goodes genaede van geheel Groot, Kleen en Wit Ruslandt selfs erhouder, en veeler andere Oostelijcke, Westelijcke en Noordelijcke heer- | |||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||
schappijen en landen Vaederlijcke en Grootvaederlijcke Erve, een Heer en Heersscher. Tot elucidatie van de memorie aen u grooten Heer uwe Zaersse Mast op den 17 deeses overgeleevert, soo moet seggen, als dat het voor uw grooten Heer uwe Zaersse Masts schatten onprofijtelijck ende voor de aenqueeckingh van den geheelen Parssiaenssen handel ondienstich soude sijn, bij aldien de Hollanders onder een compagnie een contract met u grooten Heer uwe Zaersse Mast met de Parssiaenen ofte Armeeners, ofte oock met Russe cooplieden weegens de Parssiaensse seijde souden aengaen, om jaerlijcx enige duisent baelen te ontfangen, en dat om de naevolgende reedenen. Eerstelijck, omdat jaerlijcx geen meerder seijde soude herwaerts oover gevoert werden als in het contract was bedongen. Ten tweeden, dat dan geene andere Parssiaensse ofte Indiaensse waeren herwaerts over souden coomen als alleen de gecontracteerde seijde, welcke andere coopmanschappen metter tijt soo considerabel konde worden als de seijde selfs. Ten derden, dat derhalven gij grooten Heer uwe Zaersse Mast op verre nae jaerlijcx soo veele proffijt niet soude trecken, als bij een vrijen handel. Ten vierden, dat oock uw grooten Heer uwe Zaersse Masts onderdaenen veel meer bij een vrijen handel als bij een contract souden proffiteeren, treckende bij een contract alleen eenige weenige rijcke lieden het voordeel van soo een contract, maer door een vrijen handel treckt de gantsche gemeente proffijt. En ten vijfden, soo en souden teegenwoordich geen contract connen geslooten worden, omdat de seijde teegenwoordich in seer slechten prijs is, ter saecke van de slechte cunsumtie, die daerinne is veroorsaeckt door den oorlooch. Soo dat de Armeeners geen contract tot soo sivielen prijs souden begeeren in te gaen, naer advenant de prijsen als die teegenwoordig over zee sijn. Soo dat onder corectie ende beeter oordeel van u grooten Heer uw Zaersse Mast, mijns oordeels, men geen ghedachten behoorden te hebben, om eenich contract voor teegenwoordich met de Paerssianen aen te gaen, maer alleen om haer vrijheijt te vergunnen, om de seijde ende alle andere waeren herwaerts en oock tot Archangel te brengen, mits een ma- | |||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||
tighe tolle daervan neemende, en bij aldien sij de seijde ofte andere goederen in Astrachan, Mosco ofte Archangel niet konden vercoopen, dat het haer alsdan vrij mochte staen, mits meede een maetige tolle betaelende, deselve van Archangel nae Hollandt te voeren, achtervolgens het contract Ao 1667 met haer opgerecht door den bojaer Afonassie Lourentivits Nassokin. Dewelcke resolutie van u grooten Heer uwe Zaersse Mast sonder versuijm door een expressen aenden Schach van Parssien diende te worden bekent ghemaeckt, als meede aen de alhier weesende Parssiaensse coupsienenGa naar voetnoot1) van den Schach, en oock de Armeenisse cooplieden aengedient, op dat sij daerover terstont nae Parssien mochten schrijven, en alsoo aenstaende soomer goede partije seijde ende andere waeren op Astrachan senden, ende voorts haer aengeseijt en vrij gelaeten werden, dat se de seijde teegenwoordich alhier in Mosco hebbendeGa naar voetnoot2), niet alleen meede aen de Duijtschen mochten vercoopen, maer oock nae Archangel voeren, en aldaer niet connende nae haer sin vercoopen, deselve nae Hollant overscheepen, seggende de alhier sijnde Armeensse cooplieden de reeden te sijn, waerom sij voorleeden jaer de seijde op Archangel niet gebracht hebben, om dat men haer niet heeft willen toestaen, bij aldien dat se de seijde tot Archangel nae haer sin niet mochten vercoopen, om nae Hollant deselve te moogen voeren, en als sij nu dit jaer daer van de preuve hebben, en datse over al vande gouverneurs en tollenaers wel gehandelt worden, so sal den Parssiaenssen handel van jaer tot jaer toe neemen, en in weenich jaeren in | |||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||
volcoomen fleur sijn, voornaemelijck oock als met het bouwen van scheepen, op de Hollantse weijse, niet versuijmt wort, soo dat gij grooten Heer uwe Zaersse Mast in het korte de gewenste vruchten daervan sult genieten, en hieraen is niet te twijffelen, omdat de Parssianen en Armeeners met veel minder perijckel, veel meer ghemack en minder oncosten haere goederen herwaerts over konnen voeren als over Turckijen, want ijemant die de minste kennisse van negotie heeft, weet wel dat de geheele weerelt door alle cooplieden haere goederen trachten te brengen ofte senden nae die landen en over die wech, alwaer sij het minste perijckel ende minste oncosten onderworpen sijn, soo dat daer ontrent gants geene moeijte hoeft te worden aengewent, maer sal mettertijt van selfs coomen en toeneemen, gelijck den handel tot Archangel is aengegroeit, die niet door een compagnie, maar door een vrijen handel soo verre is gebracht, dat gij grooten Heer uwe Zaersse Mast nu jaerlijcx soo veel inkomsten daervan geniet; ende omdat in Hollandt daer teegenwoordich de grooste negotie van de geheele weerelt is, veele exempelen sijn, dat een compagnie ofte gedwongen handel geen voordeel geeft, soo heeft men aldaar voor een spreeckwoort, de handel wil niet ghedwongen sijn, als hebbende soo veele preuven van andere natien, die de handel hebben willen dwingen en met compagnien en contracten onderhouden (als onder anderen in Sweeden en Vranckrijck is geschiet), dat de selve niet hebben gefloreert, en ter contrarie is Hollant alleen door de vrijheijt van de negotie soo rijck en machtich onder Goodes genaedigen seegen geworden, dat het teegenwoordich de grooste Coningen van Europa kan resisteren, en daeromme behoorde men reflextie te neemen op de rijcken en landen, door wiens maxcime de negotie floreert, ende niet op die rijcken en landen, door wiens maxcimen den handel wert, gelijck als het contrarie in de laeste nieuwe oustaeve is gheobserveertGa naar voetnoot1). | |||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||
Na deze stappen en de besprekingen, die Van Klenck met Winius en een vertegenwoordiger van Matvejev gevoerd had, was hij overtuigd, dat de Moscovische regeering bereid was op zijn plannen in te gaan. In dien geest heeft hij aan Fagel geschreven. Het bleek echter, dat hij zich vergist had. De regeering riep de belangrijkste gosti bijeen en vroeg hun raad. Zij adviseerden, het voorstel van den Nederlandschen gezant af te wijzen. Het tweede antwoort van de Russen op mijne memorien en propositienGa naar voetnoot1). Door Goodes genaede den Doorluchtichsten, Grootmachtichsten Grooten Heer Zaer ende Grootvorst Feodor Alexcevits, van geheel Groot, Kleijn en Wit Ruslandt selfserhouder (volgt de ‘groote titel’) ende veeler andere Oostelijcke, Westelijcke ende Noordelijcke heerschappijen en landen Vaederlijcke ende Grootvaederlijcke Erve, Heer ende Heersscher, sijnne Zaersse Masts naeste boiaeren ofte raetsliedenGa naar voetnoot2), den boiaer ende erfbesitter tot Sousdal, knees Mighailo Iurievits Dolgorocki, den bojaer ende erfbesitter tot Serpogof, Artemon Sergeuits Matfeof, ende den geheijmen cantselier Gregorie Carpofsin Boghdanof, Vassilie Bobinin ende Jemeliaen Oukrainsof. De Hoogh Moogende Heeren Staeten Generael der Loffelijcke, Souveraine, Vereenichde Neederlanden, ende sijn Grootmoogentheijt Willem Henrick, Prince van Orange en Graeve van Nassou en andere, Haeren Extraordinaris Grooten Ambassadeur, Coenraedt van Klenck, Heer tot Loirheim en Ohrssen, sij kennelijck: | |||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||
Dat in den teegenwoordigen 184sten jaere, den 16 Februari, gij geweest sijnde met ons, sijnne Zaersse Mast naeste boiaeren, als Haere Ho: Mo: de Heeren Staeten ende sijn Grootmoogentheijt den Prince van Orangiens Extraordinaris grooten ambassadeur, in de derde conferentie, hebt gij aldaer gesproocken ende bij geschrifte opgegeeven: Eerstelijck
Dat onsen grooten Heer sijnne Zaersse Mast met sijne Zaersse Masts groote ende gevolmachtichde gesanten, die door ordre van onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast sullen uijtgesonden worden bij de groote ende ghevolmachtichde gesanten van sijne Conincklijcke Mast van Sweeden, tot de onderhandelinge vande weedersijts groote Heeren gesaementlijcke noodighe saecken, op de grenssen, soude gelieve, tot nut ende ten goede van de Hooge Geallieerde ende de geheele Christenheijt, te ordonneeren en beveelenGa naar voetnoot1), dat daer neffens enige krijchsmacht op de grensen van Lieflandt, als meede enige regimenten nae de grensen van CoreelenGa naar voetnoot2) ende de stadt NootenburchGa naar voetnoot3) mochten affgesonden worden, op dat daerdoor de Coninck van Sweeden ghenootsaeckt mochte weesen sijne krijghsmacht in sijn eijgen lant te behouden, die hij anders nae Poomeren soude overscheepen op des Rijxboodem, teegen de voornoemde Hooge Geallieerde; ende dat onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast door dit afsenden groot voordeel soude connen genieten, omdat den Coningh van Sweeden daer door sal genootsaeckt weesen met onsen grooten Heer sijn Zaersse Mast soodaenige conditien in te gaen ende te verwilligen, ende soodaenige dingen achter te laeten, dat (niet siende deese krijgsmacht) anders nooit en soude gedacht hebben; oock bij aldien van de sijde van sijne Conincklijcke Mast van Sweeden geene satisfactie aen onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast en wiert gegeeven, soo soude de krijghsmacht van onsen grooten Heer sijne | |||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||
Zaersse Mast alsdan gereet staen, om in sijnGa naar voetnoot1) landt in te vallen ende met de waepenen alsoo te soecken, dat sijGa naar voetnoot2) met woorden niet en hebben willen accordeeren; dat oock onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast ordre tot het afsenden van deese krijghsvolckeren nae de gedachte plaetse soo ras moogelijck mochte gegeeven worden, als meede dat de alhierGa naar voetnoot3) sijnde uijtlantse officieren den dienst nae de Sweetse grensen mochte aengeseijt wordenGa naar voetnoot4), op dat onsen grooten Heer sijne Zaersse Masts ordre buijten 's landts alomme mochte bekent worden, ende den Coningh van Sweeden daer door te meerder bewoogen mochte worden tot een goede ende spoedige resolutie van vreede. En daerop wort geantwoort: Met onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast ende metGa naar voetnoot5) den doorluchtigen Heer sijne Conincklijcke Mast van Sweeden is een eeuwichduerende vreedens contract gemaeckt, daerinne dat gedacht is, dat sij weedersijts groote Heeren, als onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast ende sijne Conincklijcke Mast van Sweeden, onder malkanderen sullen hebben ende houden een vaste ende verseeckerde vreede, liefde en vertrouwelijcke eenicheijt, ende dat den eenen den anderen geenderhande valsheijt ofte bedroch en sullen soecken aen te doen, beginnen ofte in ghedachten neemen; ende of gedurende dit contract sich enige nieuwicheijt ofte quaestie mochte openbaeren, soo sullen weedersijts groote Heeren schuldich sijn die onder malkanderen te vereffenen, en sullen den eeuwigen vreede om geenderhande oorsaecke moo- | |||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||
gen verbreecken; ende daeromme en kan onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast met sijne Conincklijcke Mast van Sweeden om geenderhande reedenen den oorlooch aenvangen ofte het eeuwige vreedens contract niet verbreecken; ende in welcke poincten sijne Conincklijcke Mast van Sweeden het voorsz. accoort heeft verbroocken ende het niet na behooren onderhouden, om dat selve weeder te rechte te brenghen ende alle de poincten van dat accoort te vereffenen, heeft onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast geordonneert, neffens sijne Conincklijcke Mast van Sweeden, dat weedersijts groote ende gevolmachtichde gesanten op de grensen sullen gesonden worden; welcke sijne Zaersse Masts groote ende gevolmachtighde gesanten uit de keijserlijckeGa naar voetnoot1) stadt Mosco sullen afgelaten worden nae de grensplaetse, soo haest kennisse van het vertreck van de Sweetse gesanten alhier sal weesen; ende wanneer weedersijts groote ende gevolmachtichde gesanten op de grensen sullen beginnen te spreecken weegen de openstaende verschillen, sullen alsdan meede voortbrengen de quaestien vanden groote Heer sijn Keijserlijke Mast ende desselfs Hooge Geallieerden en weegen den oorlooch met de selve aengevangen, gelijck als uw Extraordinaris grooten ambassadeur hier booven is bekent ghemaeckt door onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast naeste boiaeren, in haer eerste conferentieschrift. Ende wat onsen grooten Heer sijne Zaersse Masts groote en gevolmachtighde gesanten op de grensen sijnde, met de groote en gevolmachtichde Sweetse gesanten accordeeren en besluijten sullen, daervan sal aen sijne Keijserlijcke Mast, ende Ho: Mo: Heeren Staeten, ende sijn Grootmoogentheijt den Prince van Orangien, ende de andere geallieerde kennisse gegeeven worden door brieven van sijne Zaersse MastGa naar voetnoot2). | |||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||
Ten anderen Hebben wij, sijne Zaersse Mast naeste bojaeren aen onsen GrootenGa naar voetnoot1) sijnne ZaersseGa naar voetnoot2) bekent gemaeckt het aengenaeme voorstel van u, grooten ambassadeur, als dat uwe voorsaetenGa naar voetnoot3) den Vaeder van onsen grootenGa naar voetnoot4) sijne Zaersse Mast hoochloflijcker gedachtenisseGa naar voetnoot5), den grooten Heer Zaer ende Grootvorst Alexcei Mighailouits, van geheel Groot, Kleijn en Wit Ruslandt selfserhouder, aen sijne Zaersse Mast gesocht hebben alderhande voordeel toe brengen, ende | |||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||
desselfs schatten soo veel haer moogelijck is geweest hebben gesocht te vermeerderen, alsoo openbaert gij daer toe meede uwe genegentheijt, om op alderhande manieren den schadt van sijne Zaersse Mast te helpen vermeerderen, ende sijne Zaersse Masts onderdaenen te helpen verrijcken, ende daerdoor de commercie jaerlijckx seer starck toe te neemen, naementelijck door het contract, dat met de Parssiaenen ende Armeeners in Mosco is aenvangen, door ordre van onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast, in den voorleeden 175sten jaere, ofte nae de geboorte Christi Ao 1667, om in de Russe heerschappijen uijt de landen van Parssien in te brengen de rouwe sijde, jaerlijcx ter somma van 8000 baelen, ende wanneer soodaenigen partije alhier soude ingevoert worden, soo soude van die rouwe sijde in de schat van sijne Zaersse Mast ontfangen worden aen tollen en oncosten 237600 roebels alle jaren, ijeder roebel doende vijf Hollantsche guldensGa naar voetnoot1); ende bij aldien onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast als nu belieft te ordonneeren, dat de Parssianen ende Armeeners wort veroorlooft in de Russe heerschappije ende nae de stadt een vrije passagie, ende in de steeden de gouverneurs ende tollenaers deselve ontfangen ende afflaeten met alle vrientschap, ende geenderhande overlasten doen, ende met de Russen ende uijtlanders eenen vrijen handel verleenenGa naar voetnoot2), ende niet alleen van de sijde, | |||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||
maer oock van alle andere waeren, die sij souden brengen, een reedelijcken tol naemen; ende wanneer dat sij haere sijde ofte andere waeren tot Astrachan, in Mosco ofte tot Archangel niet en connen vercoopen, dat het haer dan vrij mochte staen, om met die goederen te moogen over zee nae Hollant vaeren volgens het booven genoemde contractGa naar voetnoot1) ende dat de nieuwe oestawGa naar voetnoot2), ofte ordre over den coophandel, mochte afgeschaft worden, die tot noch toe weijnich voordeel in den schat van sijne Zaersse Mast heeft ingebracht, ende die maer alleen gestreckt heeft tot vexatie van de cooplieden, tot ruine van de negotie, ende tot verdrijvinge van alle vreemdelingen, ende maer alleen tot voordeel van enige eijgenbaetige menschen; alsdan soude de sijde ende alle andere Parssiaensse coopmanschappen coomen ende overbracht worden in de heerschappijen van onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast, die nu met groote moeijte ende swaere kosten ende groot perijckel over Turckijen door de Parssianen gebracht worden, het welcke aldaerGa naar voetnoot3) vernoomen wordende souden daerenbooven noch veele andere goederen gebracht worden uijt de heerschappijen van Indien ende Mogol ende andere daerbij geleegen plaetsen, ende daerdoor soude den schat van sijne Zaersse Mast seer vermeerdert worden, ende de cooplieden in Moscovien daerdoor veele proffijt toecoomen, ende de negotie geheel Moscovien door seer verlicht worden; ende daerdoor souden oock de schatten van den Grooten Sultan seer in toecoomende vermindert worden, sonder dewelcke hij den oorlooch soo lange niet en soude hebben connen voeren; ende bij aldien hem die incoomsten ontrocken worden, soo soude onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast hem daermeede meerder afbreuck doen, als met alle die assisstentie, die van alle de omliggende Christen potentaeten door onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast souden connen verwacht worden. Ende alsoo de Parssiaenen op de Caspisse Zee tot overvoeringe van haere goederen seer slechte vaertuijgen hebben, | |||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||
om deselve tot Astrachan te brengen, soo souden alhier ofte tot Niesne Novogorod eenige kleene vaertuijgen gemaeckt, ende timmerlieden daertoe uijt Hollant ontbooden worden, die de Ho: Mo: de Heeren Staeten ende sijn Grootmoogentheijt den Heere Prince van Orangien geerne soude laeten volgen, met welcke vaertuijgen dat in veele steeden van Parssien soude connen gevaeren worden, als meede in alle de plaetsen, rontomme de Caspisse Zee. Ende bij aldien op deese uwe ambassadeurs voorstellinge sijne Zaersse Mast ordre sal gegeeven worden, ende deesen coophandel eenen voortgank neemen, soo behoorden nae Parssien een expressen gesonden te worden, aen den Schach van Parssien ende aen de aldaer sijnde coepsienenGa naar voetnoot1) van Indien ende andere Parssiaensse ende Armeensse cooplieden, om haer aen te seggen, dat sij in plaetse van in toecoomende haere goederen oover Turckijen te voeren, met deselve oover Moscovien te moogen keeren. Ende de sijde, die sij teegenwoordich in Mosco hebben, dat haer vrij mach staen om die niet alleen aen de uijtlanders te vercoopen, maer die te moogen nae ArchangelGa naar voetnoot2) ende over zee te senden ofte selvers derwaerts voeren. Ende daerop tot antwoort: Welcke deese uwe de Ho: Mo: Heeren Staeten ende sijn Grootmoogentheijt den Prince van Orangies Extraordinaris grooten ambassadeur voorstellinge aen onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast hebben wij sijne Zaersse Masts naeste bojaeren aengebracht, ende onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast doet uw, Extraordinaris grooten ambassadeur Coenraedt Juriaenssen van Klenck, voor uwe ende uwe voorfarenGa naar voetnoot3) gedaene diensten aen den Vaeder van onsen grooten Her sijne Zaersse Mast hoochloflijcker memorie gunstich looven ende prijsen. Ende weegen de negotie van de | |||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||
sijde ende weegen alle den Parssiaensen coophandel, volgens uwe, ambassadeurs, aenbrengen, daerop heeft onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast geordonneert, dat de Parsiaensse cooplieden volgens het eerste contract met de Armeeners gemaeckt, dat op haerlieden supplicatie aen haer verleent is, in de stadt Mosco, inden voorleeden 175ste jaer ende inden teegenwoordigen 181ste jaer, datse met hare rouwe sijde ende andere Parssiaensse coopmanschappen in de Moscovissche heerschappijen vrij sullen moogen incoomen, ende tot Astrachan, ende in de andere steeden tot in Mosco toe, is aen de gouverneurs ende bevelhebbers belast, haer vrij ende sonder eenige verhinderinge te laeten passeeren, ende geenderhande overlast haerlieden aen te doen, ende is belast de tollen ende vrachten van haerlieden te neemen van alle haere goederen volgens het voornoemde contract en sijne Zaersse Masts begenaedinghbrief, soodaenich als de selve aen haerlieden is verleent inden voorleeden 175sten ende teegenwoordigen 181sten jaere, ende als sij met de voornoemde haere coopmanschappen in Mosco sullen coomen, soo sullen sij deselve aende Russe cooplieden vrij moogen vercoopen, ende sullen voor tol vande rouwe sijde betaelen volgens het Armenisse contract, ende van de andere Parssiaensse coopmanschappen volgens de nieuwe oestaveGa naar voetnoot1). ende het geene, dat sij in Mosco van haere sijde niet en sullen connen vercoopen, dat sullen sij moogen op Archangel brengen, om het selve aldaer op de jaermart te vercoopen aen alderhande uitlantse cooplieden, die van alle quartieren aldaer koomen, vrij ende onbedwonghen; ende de Armeeners, die teegenwoordich in Moscovien sijn, die is door ordre van onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast aengeseijt, om met haere sijde nae Archangel te rijsen, ende bij aldien sij deselve aldaer niet en connen vercoopen, soo sal het haer vrij staen, nu en in toecoomende, met deselve te moogen over see vertrecken nae wat lant, dat het haer soude moogen believen, ende wanneer dat sij haere rouwe sijde aldaer aen de uitlanders sullen vercocht hebben, ofte vermangelt teegens eenige overzeessche waeren, ende daermeede weeder nae haer lant toe keeren over de Russe heerschappije, alsdan sullen sij voor die ge- | |||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||
mangelde overzeessche goederen den tol betaelen volgens de nieuwe oestave. Ende opdat deese sijne Zaersse Masts ordre over den vrijen handel in Parssien aen de cooplieden mach bekent sijn, om in toecoomende jaeren met haere rouwe sijde ende andere Parssiaensse coopmanschappen niet meer den wech over Turckijen te neemen, maer deselve over de Russe heerschappije te voeren, is belast met een expressen Armeenisse post na Parssien te schrijven; ende deese sijne Zaersse Masts ordre is haer aengesijt in sijne Zaersse Masts posolsse priecaseGa naar voetnoot1), in deesen teegenwoordigen 184sten jaere, den 6 MaertGa naar voetnoot2). En weegens de scheepstimmerlieden, die tot behulp van deesen Parssiaenssen handel van noode sullen sijn, heeft onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast belast, dat die over zee in sijne Zaersse Mast dienst sullen aengenoomen worden, ende wanneer die nae Mosco sullen vertrecken, soo sullen die haerlieden aen uw Extraordinaris grooten ambassadeur adresseeren om deselve daertoe te animeeren, ende deselve na Mosco voort te senden tot de minste costen van sijne Zaersse Mast. Ende weegen de nieuwe oestave heeft onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast belast, dat die sal blijven als voorheenen ende dat deselve in geenderhande maniere mach verandert worden. | |||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||
De Staten Generaal hebben den gezant de volgende klacht van de Nederlandsche kooplieden te Archangel doorgezonden: MemorieGa naar voetnoot1) van de gemeene ingeseetene deeser landen, negotianten op Moscovien, soo die geene die haer handel door commissie drijven, als dewelcke jaerlijcx op Archangel navigeeren, vinden haer gesamentlijck genootdruckt, door de harde procedueren ende notoire nieuwe lasten, die den gouverneur ende doemne dworeninGa naar voetnoot2) Feudor Poloiuftevits NariskinGa naar voetnoot3), mitsgaeders den diaeckenGa naar voetnoot4) ofte cantselier Offonassie Siekin, de voorleedene jaermarct vant jaer 1675, den oorloghman ofte convoier, de cooplieden ende negotie hebben over den hals ghedwongen, sich mits deesen (met behoorlijck reverentie aen Haere Ho: Mo: en sijn Hoocheit den Heere Prince van Orangien) te adresseeren, ootmoedigh versoeckende, dat het Haere Ho: Mo: gelieven magh haer te verleenen een missive aen Haer Ho: Mo: ambassadeur, den Heer Coenraedt van Klenck, in welcken hooggemelte Haere H: Mo: ambassadeur magh werden aenbevoolen, aen sijne Zaersse Mast in serieuse termen te claegen over de naevolgende poincten van belastinge en voordere andere soorten van nieuwe bezwaeringe op de commercie door sijn Zaersse Mast bevelhebberen nieus 't Archangel gepractiseert, te insisteeren, ende dat de geene soo daer aen schuldich sijn, naer verdiensten, andere ten exempel, moogen werden gestraft, ende voor toecoomende de jaermart 't Archangel altoos (gelijck van outs her) mach vrij en onbelast blijven. Eerstelijck, is den heer capiteijn Roeteringh van 's lants oorloochschip het welcke tot convooij van de voor vloote heeft gedient, door den voornoemden gouverneur ten hoochsten beleedicht en geaffronteert in den persoon van sijn lieutenant, den welcken door den translateur uijt den naem ende | |||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||
van weegen den gouverneur gevordert sijnde aen lant te coomen, hem verseeckerende voor geen quaede bejeegeninge te vreesen hadde, soo is hij lieutenant te lande coomende met sijn bijhebbende geselschap echter aenstonts uit last van den gouverneur sonder eens gehoort te werden, aen hals en beenen, op een meer als barbarisse weijse, in ijsers geslooten, even als men de grooste schelmen gewoon is te doen; ende sijn deese lieden oock niet eerder weeder ontslagen, voor dat aen den gouverneur 50 goude ducaten ende aen den cantselier 12 gelijcke ducaeten waeren gespendeert; deese wreede actie heeft den gouverneur gepleecht op voorgeeven, dat het oorloochschip tot aende Maimacx, sijnde een seeckere plaetse op de Archangelsse reviereGa naar voetnoot1), was opgeseijlt, buijten sijn verlof, daer het echter consteert, dat altoos voor deesen 's lants convooiers, sonder permissie te vraegen, aen voornoemde plaets sijn opgecoomen ende onverhindert aldaer hebben gheleegen. Ten tweeden, heeft den gouverneur op seeckere peene verbooden van niemant, als die hij daar toe een soort van octrooi hadde vergunt, te moogen coopen eenige vaeten, hoepels, branthout, plancken ende meer andere kleijnicheeden, sijnde een notoire nieuwe belastinge ende nooijt voor deesen gepractiseert; hier door hebben alle deese waeren als drijdubbelt moeten betaelen, ende als uijt de hant van die dit octrooi hadden, moeten gebroocken worden, ende alhoewel de Duijtse cooplieden in de stadt Mosco woonachtich, ijets diergelijcx vreesende, in voorsorge voor de beneedeheijse, aen sijn Zaersse Mast ootmoedich hadden gesuppliceert, ten eijnde alles vrij ende onbelast nae den oude mochte blijven, ende dat oock sijn Zaersse Mast haer billijck versoeck genaedighst hebbende ingesien, haer een Zaersse Mast brief heeft laeten uijtgeeven aenden gemelten gouverneur, behelsende dat alle sodanige octrooijen ofte afpachtinge absoluit soude afschaffen, en (als voor deesen) ijeder vrijheijt gunnen om te coopen ende te vercoopen, van ende aen een ijeder sonder onderscheijt; welcken brief aen den gemelten gouverneur tot Archangel oovergeleevert sijnde, soo is deselve van hem met schelden en bulderen ontfangen, dreijgende de overleeveraers armen en beenen stucken te slaen, gelijck hij ontrent meer | |||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||
andere Zaersse Mast brieven hem geen voordeel aenbrengende, ofte sijne quaede procedueren teegengaende, heeft gepractiseert, latende deselve niet eens in de cantselije aenteeckenen, soodat deese Zaersse Mast brief niet alleen 't verhoopte succes niet heeft gehadt, nemaer ter contrarie dreijgementen van vermeerderinge in toecoomende daerop sijn gevoecht. Ten derden, soo hebben deese jaermart geene lootsen voor de scheepen nae genoegen hebben connen, gelijck het voor deesen altoos vrij gestaen aen ijeder te moogen kiesen, die hij begeerde; maer heeft den gouverneur de lootsen naer sijn fantasije de lieden opgedrongen, dewelcke men noch 2 à drij dubbelt loon, jae 10 à 12 roebels voor uijtlootsen van een schip heeft moeten betaelen, daeraf sij dan weeder drij vierde parten en meer aen den gouverneur en cantselier (volgens accord met hun gemaect) hebben moeten uijtkeeren; ende alhoewel de Duijtssen in Mosco woonachtig, hier voor beducht, sij lieden insgelijcx daerover aen sijn Zaersse Mast hadden gesuppliceert, en is van sijne Zaersse Mast daerover oock goedertierentlijck een brief aen den gouverneur hadden geoptineert, ten eijnde haer mochte vrij staen ervaeren lootslieden te moogen naer believen verkiesen (hangende daeraen 't welvaeren van schip en goet), die haer oock genoechsaem voor reedelijck loon aenbooden, soo heeft hoochgemelte sijn Zaersse Mast brief geen meerder respect ontfanghen als de voorgaende. Ten vierden, geduerende de jaermarct heeft het van outs en altoos de negotianten 't Archangel vrij gestaen, sich int sluijten van enige coopmanschappen van maeckelaers te bedienen, ofte oock wel sonder hun behulp te coops laegen, gelijck dat de geheele weerelt door in des coopmans keure staet, maer nu heeft het den gouverneur belieft tot diversse maelen 't Archangel te laeten uijtroepen, jae met placcaeten te doen affigeeren, dat niemant van de Russe met de Duijtse soude moogen negotieren sonder maeckelaer, ende is aen ColmogoortsenGa naar voetnoot1), genoemt MatfeGa naar voetnoot2) ende Ivan Mitrofanof (mits betaelende de somme van 1000 ofte twaelfhondert roebels) toegestaen, dat niemant buijten haer, ofte van hun geautho- | |||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||
riseert, soude moogen maeckelen, op voorgeeven, sulcx sijn Zaersse Masts ordre was; daer doch deese ordre van sijne Zaersse Mast inde cantselije niet is te vinden, jae gewis sijne Zaersse Mast daeraf geen kennisse is hebbende, en sulcke onbillickheeden nooijt soude laeten practiseeren. Hierdoor ist de voorleede jaermarckt geschiet, dat nauwelijcx een Rus coopman bij een Duijtsman in den ambarGa naar voetnoot1) ofte packhuijs heeft moogen coomen ('t sij dan om wat reeden het was), of wiert op de hielen gevolcht van twee à drij persoonen, meest onweetende lieden, afvliegers van voorgemelte twee soogenoemde hooftmaeckelaers, die sich dan met een overgroote onbeleeftheijt in huijs quaemen indringhen, onbeschaemdelijck hoorende en toesiende, watter quam te passeeren, pretendeerende van de partije, die geslooten wierden, ½ per Cto. Courtagie, en selfs van negotie, die buiten haer bijweesen ende toedoen wierden geconcludeert, waerover dan de Russen, die sonder maeckelaers hadden handel ghedreeven, noch bij den gouverneur wierden beklaecht, van welcke enige niet quaede bejeegeninge mosten uijtstaen, maer hebben sommige geheele nachten in eijsere boeiens geslooten moeten doorbrengen, ende de Duijtsen gedwongen geweest, om niet geaffronteert te worden ende van de herwaertrijse nae 't vaederlant verseeckert te weesen, de gemelte courtagie te betaelen, een ongereijmde nieuwicheijt ende seer ruieneus voor den handel, daerin nootwendich dient voorsien. Ten vijfden, geduerende den jaermarckt heeft men van outs ieder sijn Russe arbijders gehadt, die dan oock de handen vol werck hebben, want den handel in wijnich tijts wort gedreeven, nu heeft het de voorleedene jaermarckt de gouverneur belieft, dese arbeijtslieden midden in het druckste van de handeltijt uijt haer werck te haelen en de van ons aff te neemen. Een vexaetie, alleen gepractiseert om van die onnoosele lieden eenich genot te becoomen, daerin se hem, gouverneur, oock hebben moeten te willen sijn; hier door is ons werck, 't welck om den korten tijt niet kan noch mach stil staen, merckelijck verachtert ende belet is, dies meede (gelijck de voorgaende artijckelen allen) een klaere nieuwicheijt en vexatie in een vrije jaermarckt niet te tollereeren. | |||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||
Ten sesten, op de brieven van voorschreijven, door sijn hoocheijt den Heere Prince van Orangien ende de grootachtbaere Heeren Burgemeesteren der stadt Amsterdam, heeft het sijne Zaersse Mast gunstich toegestaen, dat eenige rogge van Archangel soude moogen worden uijtgevoert, waerop de noodige scheepsruijmte door de geintresseerde oock daertoe was versocht; maer het heeft den gouverneur gemeedegelust het laeden van deese rogge te beletten, jae soo lange teegen te houden, tot dat de aflaeders eijndelijck genootsaeckt sijn geweest, na verloop van geruijmen tijt, om meerder schaede te verhoeden, gemelte gouverneur te geeven van ijeder tsietvert, sijnde een seeckere maete, twee copekens ofte stuijvers, ende den cantselier 1½ diergelijcke copekens per tsietvert, het welcke over de masse wel vijfhondert roebels ofte 1000 rijcxdaelders is beloopende, dat voorwaer onghehoort is en met figeur dient teegengegaen te worden, want het van groote consequentie is, ende op die weijse nooit vaste staet door een coopman kan werden gemaeckt. Noch heeft de gouverneur de vaertuijgen de Revier af van booven met pottasch nae Archangel waeren ghecoomen, doen arresteeren ende nooijt willen ontslaen, voor dat de eijgenaers bij forme van accoort hadde affghedwongen hem ijets toe te leggen, dat aen enige merckelijcke sommen heeft gecost, jae wel 't grenste op ijeder vadt, dat meede veel gelts comt te beloopen. Deese ende andere meer exorbitante vexatien, regelrecht strijdende teegens alle de oude previlegies van den Archangelssen jaermarct, door de geheele weerelt soo seer in vrijheijt befaemt, soude connen veroorsaecken, dat deselve niet alleen merckelijck quaeme te declineeren, maer gants ende gaer te niet te loopen, ende wijle wij verseeckert sijn, dat deselve niet alleen buijten sijn Zaersse Mast weeten worden ghepleecht, nemaer oock buijten en teegens desselfs goede meeninghe ende intentie, soo hebben wij hoochnoodich geacht door onsen ambassadeur etc. uwe Zaersse Mast daeraef grondich te informeeren. | |||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||
Een brief van den gezant aan de Staten GeneraalGa naar voetnoot1). De Heeren Staeten Generael. Adij 15/25 Meert 1676. Mosco.
Hooch Moogende Heeren.
In mijnnen laesten vanden 8/18 deeser hebbe uwe Ho: Mo: in onderdaenicheijt bericht de devoiren, die alhier te hoove hebbe aengewent tot het openstellen van den Parssiaenssen handel, in weerwil van de goosten ofte hoofse cooplieden, ende dat daerop het gewenst succes hadde geoptineert, doch dat het mij weegens sijne Zaersse Mast noch niet was genotificeert; 't seedert heeft mijn eerste priestaf, uijt den naeme van sijnne Zaersse Mast, mij daervan notificatie gedaen en schriftelijck antwoort verhandicht, tot antwoort van mijnne mondelinge propositie en schriftelijcke memorie te dien fine overgeleevert, waer van het translaet hier neffens gaet, en alsoo daer inne niet is vervat, dat Uwe Ho: Mo: onderdaenen alhier in Mosco met de Parssiaenen ofte Armeeners soude moogen negotieren, soo hebbe bij een naeder memorie het selve meede versocht; wat resolutie daerop sal ghenoomen worden, daervan sal Uwe Ho: Mo: te sijnder tijt bericht doen. Aengaende de Sweetse saecken heeft deselve prestaf mij meede bekent gemaeckt, als dat sijn Zaersse Mast alreede een goet aental militie op de Sweetse grensen gereet hadt, dat oock sijn regiment, bestaende in tweeduijsent koppen, ordre hadt becoomen derwaerts te marcheeren, en dat noch meerder macht soude volgen, soo haest als de Heeren Russe ambassadeurs nae de grensen souden sijn vertrocken, en dat mij hier van in mijne laeste conferentie door de Heeren Commissarissen notificatie soude werden gedaen. Hadde meede versocht, om in een aparte audientie de condoleantie en congratulatieGa naar voetnoot2) aen sijne Zaersse Mast uijt naem van uwe Ho: Mo: ende sijn Hoocheijt te moogen afleggen, maer daerop de retroacte hebbende laeten aensien, is bevonden, | |||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||
dat ten tijde van het afsterven van den Zaer Michaile Feodrouits, vaeder van deesen overleeden Zaer, groote Poolsse Extraordinaris ambassadeurs alhier sijn geweest, en doen maels meede versocht hadden, de condoleantie in een separatie aen sijne Zaersse Mast te moogen affleggen, het welcke haer was geweijgert, maer geconsenteert het selve inde afscheijtaudientie te moogen doen, soo dat mij derhalven meede geen aparte audientie soude verleent worden, maer dat het wel mochte doen in mijn afscheijtaudientie, en dat het selve bij sijn Zaersse Mast evenveel soude geacht werden, als of een Expresse audientie daerover gehadt hadde, soo dat ten tijde van mijn afscheijtaudientie de condoleantie ende congratulatie uijt uwe Ho: Mo: ende sijn Hoocheijts naem doen sal, waermeede uwe Ho: Mo: de kosten van een gantsche ambassade sullen proffiteeren, want uwe Ho: Mo: souden niet hebben connen naelaeten, de condoleantie ende congratulatie door een Expresse ambassade te doen, sonder seer groote offentie aen dit hof te geeven. 't Seedert mijnnen laesten is mij door de alhier woonende cooplieden van Neederlant behandicht uwe Ho: Mo: missive vanden 28 Januari lestleeden, waerinne uwe Ho: Mo: gelieven te belasten ende beveelen over de barbarisse outrages aen den lieutenant vanden capiteijn Roeteringh tot Archangel aengedaen, als meede over de nieuwe gepractiseerde excessive belastinge in de laestgehouden jaermarct tot Archangel de gemeene Neederlantse negotianten beneffens andere op den hals gedrongen, aen sijn Zaersse Mast te klaegen, welcke allebreeder sijn ghespecificeert in de memorie door de gemeene MoscovisseGa naar voetnoot1) negotianten, benevens haer req. aen uwe Ho: Mo: gepresenteert en mij toegesonder. Aengaende de saecke van den capiteijn Roeteringh ofte sijn lieutenant, daervan hebbe uw Ho: Mo: van Archangel selfs notificatie gedaen, en bij aldien niet ghevonden hadde, dat de voornoemde capiteijn tot deese barbarisse outrages aenleijdinghe hadde gegeeven, soude tot Archangel en oock hier meerder resentiment voor het respect van uwe Ho: Mo: daer voor hebben gethoont; soo hebbe oock van Archangel aen uwe Ho: Mo: copije gesonden van de memorie, door den gouverneur en cantselier mij ter handt gestelt, die onder anderen behelst dort in Mosco soude versoecken, bij | |||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||
zijn Zaersse Mast, dat 's landts oorloochscheepen tot convooi vande coopvaerdije scheepen gedestineert, in toecoomende onder het Samoieeden eijlandt ofte Maimacx mochten ten ancker coomen, bij aldien het selve voor haer dienstich was. Hebbe aen uwe Ho: Mo: doenmaels meede bekent gemaeckt, dat met lief in Mosco coomende het selve versoeck soude doen, ten waere uwe Ho: Mo: anders geliefden te ordonneeren, ende alsoo daerover geene contrarie ordre vernoomen hebbe gehadt, soo hebbe diesweegen soo meede over de klachten van de gemeene negotianten, weegens de nieuwe excessive belastingen voorleeden jaermarct tot Archangel geleeden, aen mij alhier in Mosco meede gedaen, voor den ontfangh van uwe Ho: Mo: missive een memorie overgegeeven, verwachtende daerop een favorabel antwoort, en bij aldien het selve (dat anders hoope) nae uwe Ho: Mo: intentie niet mocht uijtvallen, soo sal een naeder memorie met de expresse last van uw Ho: Mo: gennumeert, presenteeren. Om het ongemack dat sijn Zaersse Mast aen sijne beenen heeft, sijnde dick geswollen, is de crooninge tot nae Paesschen uijtgestelt. Een brief van de Staten Generaal aan den tsaar met een klacht. Een brief van Haere Ho: Mo: aen sijne Zaersse Mast in dato den 29 December 1675.Ga naar voetnoot1) Aen den Zaer van Moscovien. Wij Staeten Generael, et. et. etc., vinden ons ghenootsaeckt uwe Zaersse Mast mits deesen te representeeren, dat de reeders van de scheepe, genaemt ‘De Propheet Daniel’, schipper Cornelis Jacobssen van Tessel, alle woonende tot Amsterdam, ons bij requeste hebben verthoont, dat het voorsz. schip int jaer 1674 bevracht sijnde nae Archangel, om met een laedinghe van daer weeder herwaerts te keeren, seecker Moscovies coopman, genaemt Volodimer Voronin (voorgeevende, dat hem noch een merckelijcke somme tot laste van een Abraham Roelants, voor deesen coopman tot Amsterdam, was competeerende), sich niet ontsien en hadde de voornoemde schipper ende schip te neemen in arest, op | |||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||
seecker sestiende part, 't welck de voornoemde Abraham Roelants int voorsz. schip noch soude hebben geherideert, dat echter daerteegens geremonstreert weesende, dat de voornoemde Abraham Roelants al in den jaere 1672 was gefaillieert, ende sijnne insolventenboedel bij de Caemer van de desolaete boedels tot Amsterdam was aengeslaegen, ende dat oversulcx 't voorsz. 1/16 part niet meer de voornoemde Roelants, maer desselfs gemeene crediteuren was toebehoorende; ende vervolgens indien de voornoemde Voronin ijets te eijsschen hadde op de meergenoemde Roelants, dat hij sich aen de voorsz. Caemer soude moeten adresseeren ende aldaer sijn recht vervolgen. Dies niet teegenstaende de voornoemde Woronin daeraen niets hadde willen defereeren, maer bij sijn sustinnue blijvende, het voorsz. schip verder in arrest gehouden hadde, dat wijder Adolff Houtman, aflaeder ende meede reeder van 't voorsz. schip ende vervolgens bij 't ophouden 't selve ende de laedinge seer geintresseert sijnde, om het vertreck daervan te bevorderen, genootsaeckt was geweest, sich selven te stellen borge voor den voornoemden schipper ende van den selven procuratie te neemen, om de quaestie met den voornoemden Woronin ten besten doenlijck te beslechten; dat denselfden Woronin (niet jeegenstaende hem door de voornoemde Houtman, hoewel ongehouden, genoechsaem de waerdije vant voorsz. scheepspart was gepresenteert geworden, en den voornoemden schipper, in deesen jaere tot Archangel gecoomen sijnde, in de gevanckenisse geleevert, om sich vande voorsz. borchtocht te ontslaen) echter hij sijn ongefondeerde eijsch van sijn geheele schult, tot een merckelijcke somme, tot laste van voorsz. schip te vinden, bleef persisteeren, en oock noch niet nae en liet, met geduerige quellinge en afronten de voornoemde Houtman, soo tot sijne groote kosten int bijsonder, als van de reeders int gemeen, niet teegenstaende soo billijcke presentatien, te vervolgen, ende dewijl uijt de voorsz. procedueren vanden meergenoemden Woronin niet anders kan affgenoomen worden, als dat die enckelijck tot vexatie, quellinge ende moeielijckhijt der supplianten sijn aengestelt, ende noch vervolcht te worden, soo werden wij, als vooren, oock genessesseteert uwe Zaersse Mast mits deesen gedienstelijck ende vruntnabuerlijck, oock ernstelijck te versoecken, dat deselve soodaenige prompte ordre gelieve te stellen en die voorsieninge te doen, dat den voornoemden Adolff Houtman | |||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||
vande voorsz. borchtocht cost ende schaedeloos mach werden ontslaegen, en den voornoemden Woronin sijn eijsch opt voorschreeven schip ontseijt, ende hem geadonneert, sijn actie op den boedel van den voornoemden Abraham Roelants voor de voorsz. caemer van de desolate boedels tot Amsterdam te institueeren, ofte ten minsten sich tot een reedelijck verdrach in te laeten. Wij hebben den Heer Klenck, onsen Grooten Extraordinaris ambassadeur, aen uw bevoolen deese saecke, ende met alle goede ende krachtige devoiren en of fitien, bij uwe Zaersse Mast te secundeeren ende te bevorderen, ten eijnde de gedisereerde effecten ten beste van de supplianten hierop volgen moogen, die wij van uwe Zaersse Mast aengeboorene en over al geroemde aequiteetijt ende rechtmatichijt seeckerlijck sullen verwachten ende tegemoet sien, bereijt sijnde ende blijvende sulcx bij alle voorvallende geleegentheijt gantsch vrunt en naebuerlijck jeegens uwe Zaersse Mast te verschuldigen ende jeegens desselfs onderdaenen te erkennen. In welcke verwachtinge deesen eijndigende, sullen wij Godt de Heere almachtich bidden, etc. Actum Haege, den 24 December 1675Ga naar voetnoot1)
De laeste antwoort op mijne memorie, in de laeste oft vierde conferentie overhandichtGa naar voetnoot2). Wij den Doorluchtighsten, Grootmachtichsten Grooten Heer Zaer ende Grootvorst Feodor Alexceuits, door Goodes | |||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||
genaede van geheel Groot, Kleijn en Wit Ruslandt selfserhouder (volgt de ‘groote titel’), ende veeler andere Oostelijcke, Westelijcke ende Noordelijcke heerschappijen ende landen Vaederlijcke ende Grootvaederlijcke Erve, een Heer ende Heersscher, sijne Zaersse Mast naeste bojaeren, den bojaer ende erfbesitter tot Soesdal, knees Mighaile Jurieuits Dolgoroeki, den bojaer ende erfbesitter tot Sirpogof, Artemon Sergeuits Matfeof, den geheijmen cantselier Gregorie Carpofsin Boghdanof, Vassilij Bobinin, Jemeliaen Oukrainsof en Lubim Domnin; Maecken de Heeren Staeten Generael der Loffelijcke, Souveraine, Vereenighde Neederlanden, mitsgaeders sijne Grootmoogentheijt Willem Henrick, Prince van Orangien, Graeve van Nassou, Extraordinaris grooten ambassadeur, Coenraedt van Klenck, Heer tot Loirheim en Ohrssen, bekent, Dat ons in den teegenwoordighen 184 jaere, den 8 ende 11 Marti, sijn toegecoomen u, Extraordinaris grooten ambassadeur, memorien, die gij in onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast ghesanten cantselije hebt gesonden, daerin geschreeven is: Eerstelijck
Dat in sijne Zaersse Masts van hoochloflijker gedachtenisse den Grooten Heer Zaer ende Grootvorst Alexcei Mighailouits, van geheel Groot, Kleijn ende Wit Ruslant selfserhouder, brieven, die sijne Zaersse Mast heeft believen te senden aen sijn Hoocheijt den Prince van Orangien met desselfs envoie Ritchart Reijser, gij Extraordinaris grooten ambassadeur gesien hebt, dat in het opschrift simpelijckGa naar voetnoot1) gheschreeven was: aen Willem Henrick, Prince van Orange, Graeve van Nassou, etc., sonder de vordre princelijcke titulen, die sijne Hoocheijt van vaederlijcken ende moederlijcken bloede toecoomen ende daer hij meede vereert is, soodaenich als eenich vande cheurvorsten ofte fursten van Duijtslandt soude moogen weesen, als sijnde van vaeders sijde van Roomssen keijserlijcken bloede ende van moeders sijde van een dochter vanden Cooningh van Engelandt gebooren, ende daerenbooven een vrij prins, die van niemant en | |||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||
dependeert, ende oock onder niemanten staet, en sijn prinsdom van Orangien van niemant als van Godt en besit, en niemant booven hem en kent, daer ter contrarie de cheurfursten ende fursten van Duijtslandt schuldich om den Roomssen keijser voor opperhooft te erkennen; ende onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast gelieft aen de cheurfursten te schrijven niet alleen Doorluchtige, maer oock haeren geheelen titul, soowel in de brieven, als oock op het opschrift; en daeromme soo versoeckt gij, dat onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast soude believen te ordonneeren, in sijne Zaersse Mast brieven aen sijne Princelijcke Hoocheijt te schrijven: doorlughtige, ofte sijn Hoogheijt, en inde brieven op het opschrift te schrijven desselfs geheelen titul, ende inde plaetse van Prince van Orangen en Graeve van Nassou te schrijven: Prince van Orangen en Nassou, om dieshalven, dat voor meer als 20 jaeren sijne Keijserlijcke Mast alle de graeven van Nassou heeft gemaeckt tot fursten van het Roomsse rijck, gelijck als den keijser ende andere Christen potentaeten en cooningen, cheurfursten en fursten aen deselve sijn schrijvende. Ende daerop tot antwoort: Onsen grooten Heer sijne Zaersse Masts grootvaeder hoochloflijcker gedachtenisse, den grooten Heer Zaer ende Grootvorst Mighaile Feodrouits, van geheel Ruslant selfs erhouder, als meede van ghelijcken den Vaeder van onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast van hoochloflijcker gedachtenisse den grooten Heer Zaer ende Grootvorst Alexcei Mighailevits, van geheel Groot, Kleen en Wit Ruslandt Erhouder, hebben in de voorleede jaeren aen de voorsaeten van sijne Princelijcke Grootmoogentheijt, de voorige princen van Orange, als meede aen sijne teegenwoordige Princelijcke Grootmoogentheijt, altijt in haere Zaersse Masts brieven, haere Zaersse Masts vriendelijcke groetenisse geschreeven, ende daerbeneeven: aen onsen beminden den Prince van Orangie, Graeve van Nassau ende andere; ende onse groote Heer sijne Zaersse Mast sal in toecoomende in sijne brieven aen sijne Princelijcke Grootmoogentheijt laeten schrijven als voor deesen, om dieswille dat de voorige Princelijcke Hoocheeden ende sijne Grootmoogentheijt dien tijtel van de groote Heeren haere Zaersse Masten van hoochloflijcker gedachtenisse, sijne Zaersse Masts Grootvaeder ende Vaeder, altijt | |||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||
met groote liefde ende geneegentheijt hebben ontfangen ende sij en hebben aen de groote Heeren om den tijtel te veranderen ofte vermeerderen, gelijck als gij Extraordinaris grooten ambassadeur voordraecht, nooit gheschreeven; daerom sijn wij naeste bojaeren, geheijmen cantselier ende de andere gedeputeerdenGa naar voetnoot1) niet gelast uw grooten Extraordinaris ambassadeurs begeerte, die gij in uw booven verhaelde memorie aenden grooten Heer sijne Zaersse Mast weegens sijne Princelijcke Hoocheijt doet, te consenteerenGa naar voetnoot2). Ten tweeden, maeckt gij Extraordinaris grooten ambassadeur bekent, dat de Hoochmoogende Heeren Staeten ende sijn Hoocheijt den Prince van Orangen voor deesen haere gesanten hebben gesonden aen den Chan van Kithai ende China, maer dat dieselve aen het Suijderdeel van die landen aenkoomen moetende, het selve altemael te lande doorrijsen tot aen de hooftstadt Pekingh ofte Combalu, op welcken wech sij lange hebben moeten onderweegen sijn ende uijt het gebiet van Haer Ho: Mo: de Heeren Staeten soude den wech over de landen van onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast veel nader ende gemackelijcker weesen, ende daerom versoeckt gij Extraordinaris grooten ambassadeur te moogen weeten, dat wanneer Haere Ho: Mo: ende sijn Hoocheijt den Prince van Orange haere ghesanten nae China souden moogen coomen te senden, of deselve dan over 't gebiet van onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast oock sullen doorgelaten worden ende of Haere Ho: Mo: de Heeren Staeten ende sijn | |||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||
Hoocht den Prince van Orangien haer daerop moogen verlaeten.Ga naar voetnoot1) Ende daerop wort geantwoort: Tot noch toe is aen onsen grooten Heer sijnne Zaersse Mast geen eijgentlijcke wech, die naeder en bequaemer soude weesen uijt de Russe heerschappije nae de landen van China geopenbaert; ende voor deesen, wanneer door de ordre van den Vaeder van onsen grooten Heer, sijne Zaersse Mast hoochlof felijcker memorie ambassadeurs ofte envoiees nae den chan van Kithaij sijn ghesonden geweest, soo hebben sij op den wech van de aldaer woonende Calmucken en Mongaelen, door haere continuele oorlooch onder malkanderen, groote strooverijen ende perijckelen onderworpen gheweest, ende daeromme kan onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast aen de Ho: Mo: Heeren Staeten en sijn Hoocheijt den Prince van Orangien de passagie derwaerts voor haere ambassadeurs niet toestaenGa naar voetnoot2). Ten derden. De onderdaenen van de Ho: Mo: Heeren Staeten, hande- | |||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||
lende op Moscovien ende Archangel, klaegen dat buijten kennis van onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast aldaer door de gouverneurs en cantseliers veel nieuwicheeden tot haere groote schaede en nadeel worden uijtghevoert, en versoeckt gij Extraordinaris grooten ambassadeur daerom, dat onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast aenden tegenwoordigen gouverneur soude gelieven ordre te senden, om die nieuwicheeden ende moeielijckheeden af te schaffen ende alles nae den ouden te herstellen; dat oock sonder ordre van onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast geene nieuwicheeden souden moogen invoeren, op dat de cooplieden daer door in haere negotie niet mochten verhindert worden. Ende daerop wort geantwoort: Door ordre van onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast worden altijt nae Archangel gesonden eerlijcke lieden, van sijne Zaersse Masts bojaeren ende raetslieden, die buijten ordre van onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast gants niet tot schaede en bederf van de cooplieden, onderdaenen van Haere Ho: Mo: en moogen onderneemen, ende is haer insonderheijt door ordre van onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast belast alle de uijtlanders, die van alle vreemde heerschappijen coomen om te negotieren, met eer ende respect te ontfangen ende te beschermen, ende deese sijne Zaersse Masts ordre hebben de voorige gouverneurs tot Archangel altijt voldaen, ende nooijt heeft ijemant van de onderdaenen van Haere Ho: Mo: ofte andere vreemde cooplieden over eenighe van haere nieuwicheeden geklaecht. Evenwel alsoo sijne Zaersse Mast begeert, dat de onderdaenen van de Ho: Mo: Heeren Staeten, ende uijt andere heerschappijen coomende cooplieden, die tot Archangel coomen, een vrijen handel souden moogen genieten, gelijck als voor deesen, ende op het versoeck van uwe Extraordinaris grooten ambassadeur heeft onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast belast, nae Archangel te schrijven aenden gouverneur sijne Zaersse Masts hofraedt Afonassie Ivanovits Matueskin ende den cantselier Kolf SavloekofGa naar voetnoot1), dat sij in toecoomende geene | |||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||
nieuwicheeden aende aldaer coomende uijtlandtsche cooplieden, tot verhinderinge vande commertie, en sullen aenvangen, maer daerenteegens deselve met respect ontfangen ende proteegeeren, ghelijck als voor deesen gheschiet is. Ten vierden Secht gij Extraordinaris grooten ambassadeur, met groote verwonderinghe van uwen prestaf den stolnickGa naar voetnoot1) ende kolonel Iurie Peutrouits Tetouchin verstaen te hebben onsen grooten Heer sijne Zaersse Masts ordre om uw gereet te maecken tot de laeste conferentie ende afscheijt, om dieswille, dat uwe affaires noch niet en sijn afgedaen; ende sulcx op geenderhande maniere kont bedencken, op wat maniere de reijse in deese voortijt te beginnen; ende dat uw van Haere Ho: Mo: de Heeren Staeten ende van sijn Hoocheijt den Heere Prince van Orangien bevoolen is, om met de eerste soomerwech uijt Mosco weederom nae Archangel te vertrecken, om dat aldaer tot Archangel een expres oorloochschip tot uwe afwachtinghe sal ghesonden worden; en uw niet toegelaeten is, soolanghe deesen oorlooch duert, te lande over Sweetse plaetsen te reijsen, dewijle op deese rijse sooveele perijckelen van beroovinghe van uwe goederen ende die van uwe domesticquen, als meede van de brieven van onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast ende alle secreete panpieren, instructie ende bagagie soudt onderworpen sijn; ende niet en soudt connen reijsen van het begin van de landen van den cheurvorst van Brandenburch tot aen de grensen van Hollant, sonder daegelijcx veele perijckelen te moeten loopen, niet alleen van de Sweetse partijen, maer selfs vande troepen vande geallieerde, die onderweegen op parthijen gaen; en dat het uw niet moogelijck en is voor 1 Augusti van Archangel te vertrecken, ende oversulcx nootsaeckelijck tot Archangel ofte onderweegen dien tijt soudt moeten afwachten; versoeckende derhalven, dat onsen grooten Heer sijnne Zaersse Mast soude believen, uw Extraordinaris | |||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||
grooten ambassadeur in Mosco te laeten blijven tot de bequame soomerwechGa naar voetnoot1). Ende daerop wort geantwoort: Wij sijne Zaersse Masts naeste bojaeren hebben dit uw Extraordinaris grooten ambassadeurs versoeck aen onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast aengebracht; ende onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast heeft daerop geordonneert, uw Extraordinaris grooten ambassadeur bekent te maecken de ordre van sijne Zaersse Mast, dat gij Extraordinaris grooten ambassadeur de saecken, van Haere Ho: Mo: uw Extraordinaris grooten ambassadeur aenbevoolen, aen ons, sijne Zaersse Masts naeste bojaeren, sonder versuijm soudt aenbrengen; ende door ordre van onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast sal op deese uwe saecken door ons sonder uijtstel geantwoort worden nae vereijsch van saecken; ende is geordonneert uw Extraordinaris grooten ambassadeur mette eerste soomerwech uijt Mosco weederom te laeten vertrecken; ende sult gij Extraordinaris grooten ambassadeur intijts met de post aen Haere Ho: Mo: de Heeren Staeten ende aen sijn Hoocheijt den Prince van Orange schrijven, dat met het eerste bequaeme soomersaijsoen een oorloochschip om uw af te haelen op Archangel mach ghesonden wordenGa naar voetnoot2). | |||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||
Ten vijfden. In uw Extraordinaris grooten ambassadeurs memorie is geschreeven, dat uw door ons, sijne Zaersse Masts naeste bojaeren, is tot antwoort gegeeven, dat de Parssiaenen ende Armeeners haere rouwe sijde en haere andere coopmanschappen in Mosco ende in de andere steeden van de Moscovische heerschappije sullen vercoopen alleen aende Russe cooplieden, sonder de uijtlanders daerin te gedencken; en alsoo de vrijicheijt van oock aen de uijtlantse cooplieden te moogen vercoopen een voornaeme oorsaecke soude weesen, dat de Parssiaenen haere sijde ende andere waeren te overvloediger herwaerts souden voeren, soo versoeckt gij, dat onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast soude ordonneeren, dat de Parssiaenen en Armeeners haere waeren in Mosco | |||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||
ende inde andere steeden van de Moscovisse heerschappije soude moogen vercoopen aen alderhande uijtlandtsche cooplieden, ende insonderhijt aen de Hollanders, om dieswille, dat in de Nieuwe Oustaeve ofte ordre over den handel geschreeven staet, dat het de uijtlantsche cooplieden geoorlooft is haere goederen in Mosco te moogen brengen ende aen alderhande cooplieden te vercoopen, mits daervoor betaelende 10 ten hondert meer als de RussenGa naar voetnoot1). Ende daerop wort geantwoort: In onssen grooten Heer sijne Zaersse Masts Nieuwe Oustaeve, ofte ordre in de Moscovissche heerschappieGa naar voetnoot2), is in de 60-63 en 84 artijckel en geschreeven, dat de uijtlantsche cooplieden haere goederen in de steeden van Moscovien niet en sullen moogen vercoopen, nochte incoopen, nochte uijtlanders met uijtlanders onder malkanderen handelen, ofte waeren teegens waeren vermangelen; oock en is hen geheel niet toegelaeten op de jaermarcten met haere goederen ende contanten te moogen rijsen, ofte haere commisen ende factooren te moogen senden; maer daer is gheordonneert, dat de uijtlanders haere goederen sullen vercoopen ende weederom inhandelen in die steeden, daer sij sullen coomen, van de aldaer woonende cooplieden, ende niet van diegeene, die van andere plaetsen aldaer moogen coomen; ende sullen de uijtlanders oock geene contracten ofte verbintenissen van leverantie met de cooplieden, die aldaer op de marcten coomen, moogen maecken, omdat daerdoor de tollen van sijnne Zaersse Mast vercort worden ende de Russe cooplieden schaede in haere negotie lijden; ende bijaldien de uijtlantsche cooplieden den inhout deeses enichsints contrarieeren, soo sullen haere goederen ende contanten ghenoomen worden in den schat van sijne Zaersse Mast, sonder dat deselve ooijt | |||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||
sullen weederom gegeeven worden; maer dat de uijtlanders haere goederen in de Moscovisse heerschappije souden moogen brenghen ende aen alderhande lieden vercoopen, dat en is aldaer niet geschreeven; ende en sal sijne Zaersse Mast sijne eens gegeeven ordre ende de Nieuwe Oestave over den handel in de Moscovissche heerschappije niet veranderen. Ende heeft geordonneert, dat den Parssiaenschen handel sal blijven als voor deesen, ghelijck als uw Extraordinaris grooten ambassadeur van ons, sijne Zaersse Mast naeste bojaeren ende raetslieden, is bekent gemaeckt in de schriftelijck gegeeven antwoorde. Ten sesten maeckt gij Extraordinaris grooten ambassadeur bekent, dat de oorlooch scheepen, die de coopvaerdije scheepen tot Archangel convooijeeren en geleijden, nu eenige jaeren herwaerts de reviere de Dwina sijn opgeseijlt, tot aen het Samojeeden ofte Maimacx eijlandt, om te naeder aen Archangel te sijn, om haer van alderhande provisie en vervarssinge te connen voorsien; ende dat de geweesen gouverneur Feudor Poloiuftevits Nariskin ende den cantselier Offonnassie SiekofGa naar voetnoot1) verleeden jaer seer qualijck ghenoomen hebben, dat het oorlooch schip, het welcke met de vroech scheepen gekoomen was, tot aen het voornoemde eijlandt was opgekoomen, ende soldaeten op het schip hebben gesonden en bedriechlijcker weijse den lieutenant en 2 à 3 persoonen van het voornoemde schip ghenoomen ende deselve in de stadtGa naar voetnoot2) coomende, inde ijsers geslooten ende 3 daghen ghevangen gehouden, en oock niet eerder losgelaeten, voor dat sijGa naar voetnoot3) aen den gouverneur 50 ende aen den cantselier 10 ducaeten hadden gebracht, het welcke een saecke van seer quaet ghevolch sijnde, daeruijt in plaetse van vrientschap wel vijantschap soude connen ontstaen.Ga naar voetnoot4) Ende als gij Extraordinaris grooten am- | |||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||
bassadeur tot Archangel gecoomen sijt, soo hebben den gouverneur ende cantselier laeten bekent maecken, datter geene ordre van sijne Zaersse Mast en was om d'oorlooch scheepen de reviere de Dwina te laeten opcoomen; ende bijaldien het noodich was, dat in toecoomende d'oorlooch scheepen de reviere souden moeten opcoomen, dat gij sulcx aen onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast soudt versoecken, op dat sijne Zaersse Mast aen haer in toecoomende daeroover soude moogen ordonneeren, en alsoo het seer nootsaeckelijck is, dat de oorlooch scheepen nae bij de stadt Archangel coomen, om haer van alderhande victualie te provideeren, als oock om te repareeren hetgeene in openbaere zee niet moogelijck en soude sijn te doen, om het groot perijckel, daerom soo versoeckt gij Extraordinaris grooten ambassadeur, uijt den naem van Haere Ho: Mo: de Heeren Staeten Generael ende sijn Hoocheijt den Prince van Orangien, dat onsen grooten Heer sijnne Zaersse Mast soude gelieven te ordonneeren, sijnne Zaersse Masts brieven nae Archangel te senden, dat de oorlooch scheepen onverhindert de reviere de Dwina souden moogen opkoomen ende haer achter het Samoieeden ofte Maijmacx eilandt setten, totter tijt de coopvaerdije scheepen weederom vertrecken. Een daerop wort geantwoort, dat in de voorleede jaeren, door bevel van sijnne Zaersse Masts hoochlofflijcker gedachtenisse, seer stercke ordre is gegeeven aen de gouverneurs tot Archangel, om op er toe te sien, dat geen vreemde oorlooch scheepen, die aldaer tot bewaeringe vande coopvaerdije scheepen coomen, nae bij de stadt en souden mooghen coomen, maer de selve voor zee doen blijven, nae de coopvaerdije scheepen wachten, sonder ondertusschen op eenige naeder plaetse te moogen coomen; ende in het voorleeden 180sten jaer heeft sijnne Zaersse Mast dieshalven in eenen brieff aen Haere Ho: Mo: de Hee- | |||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||
ren Staeten geschreeven, dat sij haeren capiteijn Pieter de Sitter, die door ordre van Haere Ho: Mo: met sijne Zaersse Masts goosten ofte hoofse cooplieden Thomas KellermanGa naar voetnoot1) en Wolodimer Voronin nae Archangel gesonden was ende voorbij de geordonneerde plaetse was gecoomen, als oock aen andere capiteijnen, die in toecoomende tot Archangel souden moogen coomen, souden gebieden, met haere oorlooch scheepen te blijven op de verordinneerde plaetse, sonder daervoorbij te passeeren, op dat diesweegen geenen twist en soude moogen ontstaen; ende in den teeghenwoordigen 184sten jaere, den 6 April, is den cantselier Offonassie Siekoff, die door ordre van sijnne Zaersse Mast hoochloflijcker ghedachtenisse in het voorleeden 183sten jaer met den gouverneur Feuder Poloiuftevits Nariskin tot Archangel is geweest, volgens uw ambassadeurs aengevinge, alhier inder Gesanten Cantselije ondervraecht, die op die ondervraeginge heeft geantwoort, dat een Hollantsch oorloochschip met veel volck en stucken met de Hollantsche coopvaerdije scheepen is gecoomen binnen gaets van de reviere de Dwina ende voor zee, 30 wirst, ofte 6 meijlenGa naar voetnoot2), van Archangel is hij opgehouden, ende sijne Zaersse Masts ordre van niet verder te mooghen coomen is aen den capiteijn ende andere bevelhebbers aengeseijt; ende deesen capiteijn is teegen ordre van sijne Zaersse Mast en teegen de waerschouwinge aen hem gedaen opgecoomen uitter zee op de reviere de Dwina en heeft hem geset op 5 wirsten, ofte een mijl, van Archangel; ende een colonel met den translateur is meer als een mael aen het selve schip ghesonden, om haer te seggen, dat sij niet op haer geordonneerde plaetse en waeren, wes niet teegenstaende sij eeven ongehoorsaem sijn gebleeven en niet van daer en sijn vertrocken; ende de ducaeten, daer gij Extraordinaris grooten ambassadeur van secht, die en heeft den cantselier niet ontfanghen, maer versoeckt tot ondersoeckinge van dien met die geene, die hem daer meede beschuldige, te moogen gehoort worden. Ende sijne Zaersse Mast heeft aengaende de Hollantsche oor- | |||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||
loochscheepen, die tot Archangel sullen coomen, geordonneert, dat wij commissarissen aen uw Extraordinaris grooten ambassadeur souden antwoorden, dat deselve in toecoomende sullen blijven, daer die in voorige tijden sijn gheweest, ende niet naeder en sullen moogen coomen, op dat in toecoomende tusschen sijn Zaersse Mast en Haere Ho: Mo: onderdaenen gheen twisten soude moogen ontstaen. Geschreeven in onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast groote residentie stadt Mosco, in ons heeren Gesanten Cantselije, inden jaere nae de scheppinghe der weerelt 7184, den 29 AprilGa naar voetnoot1). Van Klenck vond, dat het wenschelijk was te Moskou een diplomatiek agent te laten, die de regeering te Den Haag op de hoogte zou houden van het verloop der besprekingen tusschen de Russische en Zweedsche vertegenwoordigers aan de grens. Hij zond daarom de volgende memorie aan de Moscovische regeering. Een memorie weegen het blijven van mijn maerschalkGa naar voetnoot2). Doorlughtighsten, Grootmaghtighsten Grooten Heer Zaer ende Grootvorst Feodor Alexcevits, door Goodes genaede van geheel Groot, Kleijn en Witt Ruslandt zelfs erhouder, en veeler andere Oostelijcke, Westelijcke en Noordelijcke heerschappijen ende landen Vaederlijcke ende Grootvaederlijcke Erve, een Heer ende Heersscher. Het heeft uw grooten Heer uwe Zaersse Mast gelieft, op mijne propositie en schriftelijcke memorie onder andere tot antwoort toe te voegen, als dat het geene door uw Grooten | |||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||
Heers uwe Zaersse Masts groote ghevolmachtighde gesanten met de Coninck van Sweedens groote ende ghevolmachtighde gesanten sal verhandelt werden, het selve aen de Ho: Mo: Heeren Staeten Generael en sijn Hoocheijt den Heere Prince van Orangien bij missive bekent te maecken, en daerbij versocht, dat de Ho: Mo: Heeren Staeten Generael en sijn Hoocheijt den Heere Prince van Orangien aen uw grooten Heer uwe Zaersse Mast van gelijcken bij missive mochten adviseeren, het geene tusschen haer en sijn Conincklijcke Mast van Sweeden soude moogen passeeren. En naedemael mijns oordeels hetselve beeter door een alhier resideerende minister kan geschieden, soo ben te raede geworden, met permissie van uw grooten Heer uwe Zaersse Mast, mijn maerschalck, genaemt Hans Willem van Keller, alhier in Mosco bij provisie te laeten resideeren, op dat gij groote Heer uwe Zaersse Mast deste beeter mochte weeten, wat tusschen de Ho: Mo: Heeren Staeten Generael mitsgaeders sijn Hoocheijt de Heere Prince van Orangien ende Coninck van Sweeden van tijt tot tijt passeert, en de Ho: Mo: Heeren Staeten Generael mitsgaeders sijn Hoocheijt de Heere Prince van Orangien van gelijcken notificatie mochte ghedaen worden van het geene tusschen uwe Zaersse Masts groote gevolmachtighde gesanten en die van den Coninck van Sweeden soude moogen voorvallen; en oock op dat sijne Conincklijcke Mast van Sweeden, hoorende dat alhier een minister van de Ho: Mo: Heeren Staeten Generael en sijn Hoocheijt den Heere Prince van Orangien blijft resideeren, te meer umbragie mochte scheppen, om haere volckeren, die se nae Lief en Finlandt gedestineert hadden, niet teegens de geallieerde te gebruijcken; ende sal het, nae mijn geringh oordeel, van gelijcken de tractaeten van u grooten Heer uwe Zaersse Mast niet nadeelich maer vorderlijk sijn, en daerom versoecke, dat ghij grooten Heer uwe Zaersse Mast het selve gelieve te laeten wel ghevallenGa naar voetnoot1). | |||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||
3/13 Mei 1676 zond Van Klenck een brief aan de Staten-GeneraalGa naar voetnoot1), waarin hij de beslissingen mededeelde van de Moscovische regeering, die in Bijlage No. 60 vermeld zijn. Wij ontleenen aan dien brief de volgende passages, die de zaak toelichten: ... Ende alsoo op de opschrift van de brieven van sijnne Zaersse Mast aen sijn Hoochijt den Heere Prince van Orangien, door den capiteijn ReijserGa naar voetnoot2) terugh gebracht, alleen staet geschreeven: ‘Aen onsen beminden Willem Hendrick, Prince van Orangie, Graeve van Nassau, en andere’, hebbe bij memorie versocht dat sijne Zaersse Mast, weegens de doorluchtighe extractie van hoochgenoemte sijn Hoochijt, als sijnde van vaeders sijde uijt keijserlijcken bloede gesprooten, en gebooren van een cooninghs dochter van Grootbrittanien, dat sijne Zaersse Mast hem meede soude gelieven te vereeren met den tijtel van Hoochijt, ofte Doorl., mitsgaeders Prince van Orangie en Nassouw, maer het selve is als noch gedeclineert; verwachten, nae mijn opinie, dat sijn Hoocheijt selfs daerover bij missive ofte andersints verder sou moogen aenhouden, gelijck uwe Ho: Mo: weegens Haeren tijtel van Hoochmoogende gedaen hebben; en alsoo deese mijne propositie is geschiet sonder de minste last van hoochgemelte sijn Hoocheijt te hebben, soo hebbe oock sonder speciael bevel dit poinct niet verder durven poucheeren. Ten tijde van mijn verblijf tot OustigaGa naar voetnoot3) hebben de Russe cooplieden uijt Sina coomende geexamineert gehadt weegens haere voiagie door Sibirien derwaerts, en alsoo die passabel | |||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||
oordeelde, soo ben van sustinue, dat de Oost Indissche Compagnie in veel minder tijt en met veel minder oncosten herwaerts over een ambassaetschap te lande aen den Sineeschen Chan souden connen senden, als te waeter van Battavia; dat oock het aencoomen te lande veel meer credit bij den voornoemden Chan soude vinden, alsoff de ambassade te waeter quaeme, voornaementlijck als die waeren gemunieert met een attestatie van sijne Zaersse Mast, meldende uwe Ho: Mo: macht en regeeringe in Europa; derhalven hebbe bij memorie versocht gehadt, ten dienste van gemelte Compagnie, bij aldien Uwe Ho: Mo: 't enigen tijde een ambassaetschap nae den keijser van Sina mochten decerneeren, of sijn Zaersse Mast haer wel passagie door Sibirien derwaerts soude vergunnen, edoch het selve is onder pretext, dat die wech weijnich bekent en onveijlich is, voor als noch gedeclineert. ... Verders wiert in de gemelte conferentie uijt den naem vande voornoemde Heeren Commissarissen wegens sijne Zaersse Mast door den Heer Rijcx cantselierGa naar voetnoot1) mij aengesijt, als dat hoochgedachte sijn Zaersse Mast op het versoeck vanden Roomssen Keijser, den Coningh van Denemarcken, Cheurvorst van Brandenburch, uwe Ho: Mo: ende Heere Prince van Orangien, ten besten van alle de geallieerde, ende oock voor 't intrest van sijn Zaersse Mast, hadde geresolveert, een goet leeger op de Sweetse grensen op sijn eijgen kosten te senden onder den generael knees Ivan Boriessowits Troiacoerof ende sijn collega ofte luijtenant, generael knees Stepan Ivanovits Seefski; niet met intentie om de Christen weerelt meer te beroeren, maer om een generaele vreede te bevorderen; verhoopende dat deselve sijne Zaersse Masts resolutie vrij wat gewichts daer toe soude brengen, ende deselve geacquireert hebbende, dat hoochstgedachte sijn Zaersse Mast alsdan verhoopten, dat de Christen potentaeten en staeten haere macht teegen den algmeenen Christen vijandt souden wenden; dat oock sijn Zaersse Mast niet konde weeten, wat uijtslach sijne ambassade naer de Sweetse grensen soude hebben, maer dat sich nae het succes van die tractaeten soude reguleeren ende daernae resolveeren, of de vreede met den Coningh te confirmeeren ofte met hem in ruptuere te raecken. | |||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||
Naedat de Heeren Commissarissen mijn dienst gepresenteert en voor alle civiliteijten, geduerende mijn verblijff alhier ghenooten, bedanckt hadde, nam mijn afscheijt, wensschende sij mij met hanttastinghe gheluck op mijnne aenstaende reijse, ende hier meede endighde deese laeste conferentie. Dien selfden dach wiert mij aengeseijt, dat den 1/11 deser, sijnde Maendach, mijn afscheijtaudientie bij sijne Zaersse Mast soude hebben, ghelijck oock geschiet is. En naedat hooghstgemelte sijne Zaersse Mast voor alle eer en goet onthael, ten respecte van uwe Ho: Mo: mij aengedaen, bedanckt ende de recredentialen ontfangen hadde, ende dat sijn hooghstgedachte Zaersse Mast sijn muts eeven afneemende, uwe Ho: Mo: ende sijn Hoocheijt hadde doen groeten, soo hebbe met eerbiedicheijt mijn afscheijt ghenomen; ende wiert mij daernae sijn Zaersse Mast taefel gebracht door de stolnick knees Peuter Semeunovits ProsoroskiGa naar voetnoot1), bestaende in ontrent 100 schootelen spijs ende verschijde kannen met gedranck, gedraegen van wel 200 persoonen, doch dien taefel heer en bleef niet als voor deesen om mij te tracteeren, weegens den rouw vande overleeden Zaer, maer vertrock aenstonts; doe noodighde mijne bijde prestaeven en translateur om sijne Zaersse Mast spijse te helpen consumeeren, geiijck dan oock bleeven. Over taefel stelden ick eerst in de ghesontheijt van sijne Zaersse Mast, daernae die van uwe Ho: Mo: en sijn Hoochijt, sonder de Zaerlijcke Prinsen te gedencken, het welcke sonder protestatie alsoo passeerdeGa naar voetnoot2). Ende alsoo de alhier aenweesende ministers van Dene- | |||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||
marcken ende Brandenburch mij seer instantelijck hebben versocht, om nae mijn vertreck ijemant weegens uwe Ho: Mo: tot haere assisstentie alhier te willen laeten, te meer alsoo het credit van den eersten te hoove soo groot niet meer en is als voorheen, als meede om dat de Russen te meer tot presteeringhe van haer promessen mochten verobligeert, en de Sweeden door die geruchten geintimideert werden, dat oock vervolgens uwe Ho: Mo: kennisse mochten hebben, wat op de grenssen tusschen de commissarissen van hoochstgedachte sijne Zaersse Mast en die van de croon Sweeden passeert, soo hebbe geresolveert mijn hofmeester, die, om de illusterheijt van uwe Ho: Mo: ambassaetschap te vermeerderen, den tijtel van maerschalck hebbe gegeeven, genaemt Hans Willen van Keller, domheer tot Uijtrecht, bij provisie, met believen van uwe Ho: Mo: alhier te laeten blijven, tot soo langhe als het uwe Ho: Mo: sullen goetvinden, en met soodaenigen caracter als het uwe Ho: Mo: sullen believen hem te vereeren. Hebbe hiertoe oock te meer geresolveert, omdat ghespeurt hebbe, dat sijn persoon bij de grooten alhier niet onaengenaem en is, hebbende oock met de heer Heijnsius in qualiteijt als raet alhier gheweest, en naer sijn getuijgenisse goede diensten gedaen. Ten daege van mijn afscheijtaudientie hebben de voorn. generaels en ambassadeurs meede aen sijn Zaersse Masts handt gheweest en haer afscheijt becoomen; en soo mij aengedient ist, moeten de eerste teegens den 20 ende de andere teegens 30 deeses maents op de grenssen sijn. Ben nu doende om mij tot mijn vertreck te prepareren, maeckende gissinge, over 14 daegen te sullen klaer sijn, teegens welcke tijt hoope, datter gras int velt sijn sal, alsoo het weer begint te veranderen en sich tot reegenen te stellen. Een memorie weegens de RijcxdaeldersGa naar voetnoot1). Doorlughtighsten, Grootmaghtighsten Grooten Heer Zaer ende Grootvorst Feodor Alexcevits, door Goodes genaede van geheel Groot, Kleen en Wit Ruslandt selfs erhouder, en | |||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||
veeler andere Oostelijcke, Westelijcke en Noordelijcke heerschappijen en landen vaederlijcke en grootvaederlijcke Erve, een Heer ende Heersscher. De ondergeschreeve Hare Ho: Mo: de Heeren Staeten Generael der Loffelijcke, Souveraine, Vrije, Vereenighde Neederlanden mitsgaeders sijn Hoocheijt de Heere Prince van Orangies grooten ambassadeur, kan niet naelaeten u, grooten Heer uwe Zaersse Mast, met behoorlijck respect te remonstreeren, als dat hij geduerende sijn aenweesen alhier met groot miscontentement van tijt tot tijt vernoomen heeft, hoe dat eenige uijtlantsche cooplieden, negotieerende soo voor haer selven als andere Hollantse cooplieden, onderdaenen vande Ho: Mo: Heeren Staeten Generaal, door eenige quaede geintentionneerde lieden een seer groote moeijelijckheijt een geruijmen tijt herwaerts is en noch daegelijcx wort aengedaen ontrent de leeverantie van enige duijsent rijcxdaelders, die de voornoemde cooplieden volgens seecker contract gehouden waeren in uw grooten Heers uw Zaersse Masts schat te leeveren, onder pretext als of deselve vals, van slechter aloij, ofte soo bros waeren, dat onbequaem ghevonden wierden om copeekens daervan te connen laeten munten; welcke een saecke sijnde van seer groote consequentie, wel een onpartijdiger en rechtveerdiger ondersoeck gerequireert hadde, als ick onderricht ben dat tot noch toe soude geschiet sijn; ende daeromme versoecke, dat gij grooten Heer uwe Zaersse Mast het selve als noch mochte gelieven te laeten geschieden, want dat de rijcxdaelders vals ofte van slechter alooi als voor deesen soude sijn, is onmoogelijck, naerdemael, volgens de bewijsen van de voornoemde cooplieden, deselve tot Amsterdam uijt de Stadts Banck gehaelt sijn, alwaer de munt, en alle het gelt van gout of silver, als heijlich geestimeert, en niet een ducaet of rijcxdaelder getolereert wort, daer een copeken aen soude manqueeren; maer aengaende de brosheijt, soo soude het connen sijn, dat onder het silver van enighe spetie gedaen was, die wat brosachtich viel, sonder nochtans het valeur te verminderen, ende daeromme de gantsche weerelt door eeven goet en gangbaer geoordeelt wierden, en alsoo lange connen dueren, als diegeene, die soo brosachtich niet mochten sijn, want de rijcxdaelders sijn door ordre van de hoochgedachte Ho: Mo: Heeren Staeten Generael geslaegen, om de gantsche weerelt door ganghbaer te moogen sijn, | |||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||
en niet om daervan in Mosco copekens te maecken, gelijck dan oock de geheele weerelt door gangbaer sijn; konnende selfs oock degeene, die seer bros mochten sijn, met weijnich moeite en kosten getempert worden en bequaem gemaeckt, om daervan met ghemack coopekens te connen slaen; en alsoo dit een saecke is, waerdoor de munt van de hooghstgedachte Ho: Mo: Heeren Staeten Generael, die bij geen potentaet vande weerelt corecter onderhouden wort, seer wert gevilipendeert, ende de voornoemde cooplieden ontschuldich groote costen, moeijelijckheijt en verdriet aengedaen, jae selfs in haeren goeden naem en faem voor alle de weerelt gehoont; waeruijt dan alreede gevolcht soude sijn, dat de Heeren Burghemeesteren en Raeden der stadt Amsterdam, hoorende, dat de goede naem van het gelt, in haeren banck berustende, alhier te lande in kleijnachtinge wiert gebracht, en vreesende, dat selve in toecoomende noch meerder mochte coomen te geschieden, geresolveert souden hebben, geen rijcxdaelders uijt haer banck meer te laeten volgen; daerenbooven soo en sal niemant voortaen uijt Hollandt enige rijcxdaelders op Archangel derven senden, uijt vreese altoos deese onverdraechlijcke vexcatie te sullen subject sijn, waerdoor dan seeckerlijck staet te volghen, dat tot Archangel seer weenich rijcxdaelders voortaen sullen gebracht worden; en alsoo sult gij, grooten Heer uwe Zaersse Mast, daerdoor jaerlijcx een groot proffijt in sijn schat vant munt hoff moeten missen; en naedemael dit een saecke is, die aende eene sijde het respect van de munt van hooghst gemelte Ho: Mo: Heeren Staeten Generael, voor dewelcke ick als haeren grooten ambassadeur spreecke, toucheert, ende aende andere sijde het vermeerderen ofte incoomen van uw grooten Heer uwe Zaersse Masts schatten concerneert, tot vermeerderinge van dewelcke ick al mijn leeven mij soo geneegen hebbe gethoont als ijemant van uw grooten Heer uwe Zaersse Masts onderdaenen, soo twijffele niet, of gij grooten Heer uwe Zaersse Mast sal mij het ten besten afneemen, dat ick aen de eene sijde stae voor de eer van mijnne Heeren en reparatie van het affront in deesen aen de munt van de Ho: Mo: Heeren Staeten Generael der Loffelijcke, Souveraine, Vrije, Vereenichde Neederlanden aengedaen, ende dat aen de andere seijde soo veel in mij is mochte helpen contribueren, dat uw grooten Heer uwe Zaersse Masts schatten geen schaede mochten coomen te leijden; so versoecke, dat gij | |||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||
grooten Heer seer naeuw gelieft te laeten ondersoecken nae de waere inventeurs van deese broullerije, op dat, waneer gij grooten Heer uwe Zaersse Mast vervolgens waerlijck sal ondervinden, datter soo weenich rijcxdaelders op Archangel in toecoomende sullen coomen, gij grooten Heer uwe Zaersse Mast de schaede, die daer door soude coomen te leijden, weederom soude connen verhaelen op die geene, die althans van soo een overgroote schaede in uwe grooten Heers schat oorsaeck sijn; en dat sijn die geene, die onder het pretext van deese rijcxdaelders, vergeef het mij, doorluchtighste Monarch, dat ick de waerheijt spreecke, alleen haer boosaerdich fenijn teegens de uijtlantsche cooplieden soecken uijt te spuwen, om daer door endelijck eens haer eeuwichduerent oochwit, om de uijtlanders uijt het lant te jaegen, te moogen bereijcken; maer de Ho: Mo: Heeren Staeten Generael en sijn Hoocheijt den Heere Prince van Orangien, sich op u grooten Heer uwe Zaersse Masts gunst en vrientschap verlaetende, twijffelen niet, of gij grooten Heer uwe Zaersse Mast sal gelijck als den grooten Heer Zaer ende Grootvorst Alexcei Mighailouits van geheel Groot, Kleen en Wit Ruslandt selfs erhouder, uw grooten Heer uwe Zaersse Mast Heer Vaeder, hoochloflijcker memorie, gedaen heeft, haere onderdaenen protegeeren en beschermen en haere negotie hier int landt gerustelijck als tot noch geschiet is laeten drijven, mits uw grooten Heer uwe Zaersse Masts tollen behoorlijck betalendeGa naar voetnoot1). | |||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||
Brief van recredentie van sijnne Zaersse Mast aen Haere Ho: Mo:Ga naar voetnoot1).
Copije van den brief, die den grooten Heer Zaer ende Grootvorst Feodor Alexcevits, van geheel Groot, Klein en Wit Ruslandt selfserhouder, in deesen teegenwoordigen 184sten jaere, den eersten dach der maent Meij, aen de Ho: Mo: Heeren Staeten heeft gesonden met den Hollantsen ambassadeur Coenraedt van Klenck etc. Wij Doorluchtighsten, Grootmachtighsten Grooten Heer Zaer ende Grootvorst Feodor Alexcevits, door Goodes genaede (die wij in drijeenicheijt looven) van geheel Groot, Kleen en Wit Ruslant selfserhouder (volgt de groote titel), ende veeler meer andere heerschappijen ende landen Oostelijcke, Westelijcke ende Noordelijcke Vaederlijcke en Grootvaederlijcke Erve, een Heer ende Heersscher. Aende Hooghmoogende Heeren Staeten Generael van de Loffelijcke, Souveraine, Vrije, Vereenighde Neederlanden, onse nabuerlijcke groetenisse. Gij hebt inden jeegenwoordigen 184sten jaere, den 17 Januari, aen onsen Heer Vader, den grooten Heer sijne Zaersse Mast den doorluchtighsten, grootmachtichsten grooten Heer Zaer ende Grootvorst Alexcei Mighailouits, van geheel Groot, Kleijn en Wit Ruslandt selfserhouder, ende van veele meer andere heerschappijen en landen Vaederlijck ende Grootvaederlijck Erve, een Heer ende Heersscher, gesonden uwen Extraordinaris grooten ambassadeur Coenraedt van Klenck. Ende onsen Heer Vaeder, de groote Heer sijne Zaersse Mast, heeft deesen uwen Extraordinaris grooten ambassadeur voor hem grooten Heer sijne Zaersse Mast laeten ter audientie coomen, ende uwen brief van hem laeten ontfangen, en sijne propositie gunstelijk aengehoort, in welcken brief aen onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast gij Ho: Mo: Heeren Staeten hebt geschreeven, dat aan hem sijn opgeleijt ende toevertrout verscheijde dingen, ten besten van onsen grooten Heer sijne Zaersse Masts zaerschappen, heerschappijen, landen, lieden ende onderdaenen ter eenre, als meede tot welstant van uwe inwoonders ter ander sijde, ende tot weedersijts alder meeste best, ende dat | |||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||
onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast soude believen deesen uwen Extraordinaris grooten ambassadeur spoedige ende favorable audientie te verleenen, ende in alles te gelooven, als aen uw Ho: Mo: Heeren Staeten selfs, ende antwoort te laeten toecoomen op alle die saecken, die hij sal aenbrengen ende te kennen geeven; ende onsen grooten Heer sijne Zaersse Mast heeft belast deesen uwen Extraordinaris grooten ambassadeur te laeten coomen in conferentie bij onsen grooten Heer sijne Zaersse Masts naeste bojaeren, den bojaer ende erfbesitter tot Sousdal knees Mighaile Iurievits Dolgoroeki, den bojaer ende erfbesitter tot Serpogof Artemon Sergevits Matfeof, den geheijmen cantselier Gregorie Carpofsin Bogdanof ende andere gedeputeerdenGa naar voetnoot1), om alle die dingen, die gij Ho: Mo: Heeren Staeten hem hebt aenbevoolen, van hem aen te hooren ende op die saecken oock schriftelijck te antwoorden; ende deesen uwen Extraordinaris grooten ambassadeur heeft nae sijne aencomste voor den 30 Januari bij deese sijne Zaersse Masts naeste bojaeren, geheijmen cantselier en andere gedeputeerdenGa naar voetnoot1) tot twee maelen toe in conferentie geweest, ende de saecken van uw hem aenbevoolen bekent ghemaeckt, waerop oock aen hem schriftelijck antwoort is terhandt gestelt. Ende den 30sten dach Januari is den Vaeder van onsen grooten Heer onse Zaersse Mast, den doorluchtichsten, grootmaghtighsten grooten Heer Zaer ende Grootvorst Alexcei Mighailouits, van geheel Groot, Kleen en Wit Ruslant selfs erhouder, ende van veel meer andere heerschappijen en landen Vaederlijcke ende Grootvaederlijcke Erve, een Heer ende Heersscher, door den wille van Godt almachtich overgegaen uijt dit aertse zaerschap in het eeuwighe geseeghende Hemelsse zaerschap, hebbende voor sijn overleijden ons, sijnen Soone, den doorlughtichsten, grootmachtichsten grooten Heer Zaer ende Grootvorst Feodor Alexcevits, van geheel Groot, Kleen en Wit Ruslant selfserhouder, ende van veeler andere heerschappien ende landen Vaederlijcke ende Grootvaederlijcke Erve, een Heer ende Heersscher, geseegent, ende het groote en vermaerde Russische zaerschap ende Zaersse Croone ende selfs erhoudende schepter, ende staf ter handt gestelt. Ende wij grooten Heer onse Zaersse Mast hebben uwen Extraor- | |||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||
dinaris grooten ambassadeur met den brief, die gij Ho: Mo: Heeren Staeten hebt geschreeven aen sijne Zaersse Mast onsen Heer Vaeder hoochloflijker gedachtenisse, tot vergelijckinge over het verschil, datter is tussen onse Zaersse Masts onderdaen, den goost Wolodimer Voronin, ende den Hollantsen onderdaen Adolpf Houtman, bij ons grooten Heer onse Zaersse Mast den eersten van April laeten coomen in een publicque audientie, ende sijn propositie gunstich aengehoort, ende wij grooten Heer onse Zaersse Mast hebben geordineert, dat de saecken, die door uwen Extraordinaris grooten ambassadeur bij het leeven van sijne Zaersse Mast onsen Heer Vaeder hoochloflijcker gedachtenisse noch niet en sijn afgedaen, door deselve onse groote Heers sijne Zaersse Mast naeste bojaeren, den bojaer ende erfbesitter tot Soesdal knees Mighaile Iurievits Dolgoroeki, den boiaer ende erfbesitter tot Serpogoff Artemon Sergevits Matfeof, den geheijmen cantselier Gregorie Carpofsin Bogdanof ende de andere gedeputeerdenGa naar voetnoot1), sullen werden aengehoort ende beantwoort; ende is belast hem weederom op het spoedighste uijt onse groote keijserlijcke residentie stadt Mosco te expedieeren, wenssende wij grooten Heer onse Zaersse Mast met u Ho: Mo: Heeren Staeten in liefde ende vrientschap sonder veranderinghe te leeven als voor deesen. Geschreeven in het hof van onse heerschappije, in onse groote Zaersse Residentie Stadt Mosco, int jaer nae de scheppinghe der weerelt 7184, den eersten dach in de maent Meij. Van Klenck heeft tegelijkertijd een brief gekregen, door den tsaar aan den Prins geschreven; de inhoud ervan is ongeveer gelijkluidend met den brief aan de Staten-Generaal (‘Verbael’, pp. 523 e.v. Bijlage No. 76.) | |||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||
Eenige dagen vóór de opstelling van deze twee brieven zond de tsaar (d.w.z. de Posol'skij Prikaz uit naam van den tsaar) een brief aan den koning van Engeland, waarin de getroffen maatregelen in zake den zijdehandel met de Armeniërs en Perziërs uiteengezet werden, en de koning verzocht werd, de Engelsche kooplieden aan te raden naar Rusland te gaan om er zijde aan te koopen. Een brief van denzelfden inhoud is ook aan het bestuur van de stad Hamburg gezonden. De Moscovische regeering deed het om te voorkomen, dat de Hollanders een feitelijk monopolie op de Russische zijdemarkt zouden verwerven. Zij maakte er echter geen geheim van en gaf Van Klenck een afschrift van die brieven, dat hij bij zijn dossier voegde. | |||||||||||||
De eerste oekaze, die de vojevoda van het land van de Dwina (dus van Archangel) ontvangen heeft betreffende de komst van den Nederlandschen gezant.
| |||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||
nen, trompetters en hardloopers, bedienden van hem en van zijn edellieden, acht en twintig man. Hij is den 5den Juni uit Den Haag op schepen naar de stad Archangel vertrokken. Wanneer dit schrijven van ons, den grooten heer, in uw bezit komt en gij zult vernemen, dat de gezant der Hollandsche Staten zich op korten afstand van de stad Archangel bevindt, dan moet ge aan de Dvina een betrouwbaren en welgestelden edelman uitzoeken, geschikt om den bovenvermelden gezant te ontvangen en hem als pristavGa naar voetnoot1) tot Moskou te vergezellen, ge moet hem met wagens of platboomde vaartuigenGa naar voetnoot2) en levensmiddelen naar den mond van de Dvina, naar de zee, sturen. En bij de stad Archangel en aan de Dvina moet ge tegen den tijd, dat de gezant komt, behoorlijke hoven in gereedheid brengen, op daartoe geschikte plaatsen, alsook alles wat wij, de groote heer, hun verstrekken, voedsel en dranken voor elken dag: buitenlandsche wijnen, brandewijn, mede en goede bieren. Ook schuiten, van goede kwaliteit, voldoende om stroomopwaarts tot Vologda te varen, moet ge in gereedheid houden. Wanneer de bovengenoemde gezant bij de stad Archangel komt, dan moet ge bevel geven, hem op waardige wijze te ontvangen; gij moet er voor zorgen, dat de plaatsen, die hij op weg naar zijn hof passeeren moet, volkrijk zijn en dat alles er goed ingericht is, volgens de voor gezanten bestaande gewoonte. Ge moet opdracht geven, hem en al zijn menschen de door ons, den grooten heer, toegekende proviandeering, levensmiddelen en dranken, in de stad naar behooren te verstrekken, alsook voor de reis naar Moskou. Ge moet hem begeleiders geven en hem zonder eenige vertraging naar ons, den grooten heer, naar Moskou laten vertrekken. Wat de hoeveel- | |||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||
heid levensmiddelen betreft, proviand en drank voor elken dag, voor hem en al zijn mannen, welke wij, de groote heer, voor hem zoowel in de stad als tijdens zijn reis beschikbaar stellen, zoo is hierover onder dit schrijven van ons, den grooten heer, aan u, een lijst gevoegd. Over den datum, wanneer hij bij de stad Archangel komt, en wanneer gij hem naar ons, den grooten heer, zult laten vertrekken, hoeveel proviand en drank ge aan hem en de zijnen zult laten uitreiken, hoeveel menschen met hem komen en van welken stand, wie tot pristaven benoemd zullen zijn en hoevel begeleiders hij zal krijgen, - dat alles moet ge aan ons, den grooten heer, in een schrijven met een specialen ijlbode haastiglijk mededeelen, dien ge voor den gezant uit de stad moet laten vertrekken, en dat geschrift moet ge naar de Posol'skij Prikaz laten brengen en daar aan onzen bojaar Artemon Sergejevič Matvejev afgeven en aan onze d'jaken, den duma-d'jak Grigorij Bogdanov, Vasilij Bobinin, Jemel''jan Ukraincov. Den pristav moet ge strenge bevelen geven, dat hij, tijdens het verblijf onderweg met hen, hem op eerbiedige wijze behandelt en hem bewaakt, dat zij geen gebrek aan levensmiddelen hebben, en dat hij uit elke stad aan ons, den grooten heer, schriftelijke rapporten zendt. Geschreven te Moskou. In het jaar 7183, in de maand Juni, den ......dagGa naar voetnoot1)’.
(Aan de overige vojevoda's heeft de regeering oekazes gestuurd van denzelfden inhoud.) | |||||||||||||
Over de kosten, welke de proviandeering van het gezantschap voor de Moscovische schatkist meebracht, kunnen wij oordeelen naar de volgende lijst, die Michail Uvarov over de kosten tot Vologda opgesteld heeft.
| |||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||
aan levensmiddelen en dranken voor elken dag verstrekt hebben aan den gezant van de Hollandsche Staten en van den Prins van Oranje, Kondratij Klinkin, en aan zijn edellieden en bedienden, overeenkomstig de lijst, welke ik, uw knecht, in de stad Archangel gekregen heb, samen met een bijlage van den d'jak Afonasij Zykov. Door de stad Archangel is aan Kondratij Klinkin voor zijn reis, voor 21 dagen, geld voor den aankoop van proviand gegeven à 10 roebel per dag, bovendien heeft men hem dranken gegeven voor elken dag, eveneens voor 21 dagen, in plaats van mede, waaraan een tekort was, heeft men hem in geld 39 roebel 26 altyn gegevenGa naar voetnoot1). En hij, de gezant, legde de reis van de stad Archangel tot Ustjug den Grooten in 25 dagen af, hij kreeg dus voor 4 dagen geen onderhoudskosten. In Ustjug den Grooten werden hem, den gezant, levensmiddelen en dranken voor 11 dagen gegeven behalve gekruide dranken, Fransche likeur en rijnwijn, doch voor de ontbrekende gekruide dranken, Fransche likeur en rijnwijn heeft men hem geen geld gegeven. De celoval'niki hebben voor die dagen levensmiddelen en dranken van minderwaardige kwaliteit gegeven, en derhalve heb ik, Miška Uvarov, te Ustjug den Grooten, den vojevoda Matvej Filimonovič Naryškin ootmoedig verzocht, dat hij, de vojevoda, bevel gaf, den gezant geld uit te reiken voor den aankoop van levensmiddelen en dranken. Daarop werd aan hem, den gezant, voor levensmiddelen en dranken geld gegeven voor 39 dagen à 10 roebel per dag. Voor de reis van af Ustjug den Grooten tot Vologda heeft men hem, den gezant, voor 10 dagen geld gegeven voor levensmiddelen en dranken eveneens à 10 roebel per dag. Te Vologda gaf men hem, den gezant, voor levensmiddelen voor 24 dagen à 10 roebel per dag, ook drank voor elken dag gaf men hem voor diezelfde dagen, en op de dagen, wanneer er een tekort aan dranken was, gaf men hem 4 roebel 16 altyn 4 den'ga's per dag. In Jaroslavl' gaf men hem, den gezant, | |||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||
voor onderhoudskosten voor 5 dagen à 10 roebel per dag, en wat de dranken voor elken dag betreft, zoo gaf men hem dranken. En uit Perejaslavl' Zalesskij gaf men hem, den gezant, tijdens het verblijf in het dorp Nikolajevskoje voor levensmiddelen en dranken voor 7 dagen volgens dezelfde berekening, nl. 10 roebel per dag en bovendien 4½ roebel per dag voor drankenGa naar voetnoot1)’. In aansluiting hiermede ontleenen wij aan het verslag van Van Klenck de volgende bijzonderheden over hetgeen hij en zijn gevolg te Archangel dagelijks kregen: LijstGa naar voetnoot2) van de spijse ende dranck, daarmeede dat den grooten Heer Zaer ende Grootvorst Alexcei Michailouits, van geheel Groot, Kleen en Wit Ruslant selfserhouder, der Ho: Mo: Heeren Staeten Generael haren ambassadeur Coenraedt van Klenck mitsgaeders sijne edellieden ende verdere suite begenaedicht, om daegelijcx tot Archangel te geeven, soo als deselve uijt laste van sijne Zaersse Mast uijt Mosco aen den gouverneur van Archangel gesonden is. Voor den ambassadeur aen spijse: 2 tarwe brooden; 2 halvestuijvers wittebrooden; 1 gans, 1 entvoogel; 1 tetter ofte faysant, of in plaetse van deselve een haes; 4 hoenders. Gedranck: 6 schaeltiens dubbelde brandewijn; 2 kannen seck, ofte Fransse wijn; 2 kannen gecoockte meede; 3 kannen gemeene | |||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||
meede; 1 vedder ofte emmer slechte meede; 2 vedders ofte emmers goet bier. Voor de maerschalck, 6 edellieden, stalmeester, secretaris, translateur, predicant en doctoor, in alles 12 persoonen. Spijse: aen ijeder een rogge en een wittebroot van een stuijver; aen haer alle 4 gansen; drij tetters ofte haesen; 6 hoenders. Gedranck: 4 schaeltiens dubbelde brandewijn; 2 kan gekoockte meede; 2 kannen slechte meede; ½ vedder bier ijeder persoon. Aen de minder officieren voor 25 personen: 1 rogge ende een wittebroot van een stuijver; 3 gansen 't zaemen; 12 hoenders. Gedranck: 4 schaeltiens brandewijn; 2 kannen gemeene meede; 3 kannen bier voor ijeder persoon 's daechs. Aen de trompetters, hellebardiers, lacqueijen en verdere kneghts, soo van den ambassadeur als edellieden, voor 28 persoonen: 1 stuivers rogge ende een halve stuijvers tarwebroot. Gedranck: 2 schaeltiens brandewijn; 2 kannen meede; 2 kannen bier 's daechs. Nogh int gemeen voor den ambassadeur, edellieden en verdere suite in het gemeen: 5 schaepen; 2 sijden speck; 1 osz; 10 ℔ booter; 100 eijeren. En voor kleijne uijtgiften een halven roebel. En op welcken dach hij begeert visz te eeten, soo sal men hem visz geeven nae advenant van het boovenghestelde vlees ende voogels. Ende het geene den ambassadeur tot Archangel hier en booven noch soude moogen coomen te eijssen, bij aldien het te becoomen is, soo sal men hem het selve geeven, ende niet te becoomen sijnde, soo sal men hem seggen, dat het niet te becoomen is. Noch sal men aenden ambassadeur weeckelijcken geeven de naevolgende specerijen ende kruijderijen: 7℔ broot suijcker; 1℔ peeper; 3℔ pruijmen; ¼℔ canneel; 3℔ corenten; 12 solotnick naegelen; 6 solotnick saffraen; 2 ℔ amandelen; 1℔ gember. De paerden die salmen geeven voor 10 paerden een setvert haever ende een voeder hooij des daechs. | |||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||
Het cermonieel van de ontvangst van den gezant door den tsaar.a) De eerste ontvangst van den gezant door tsaar Alexej Michajlovič. (Gollandskago dvora kniga No. 9, fol. 195-212, Posol'stvo, CXXXVI e.v.)‘In het jaar 184, den 17den dag van Januari. De groote heer tsaar en grootvorst Alexej Michajlovič, van geheel Groot- en Klein- en Wit-Rusland alleenheerscher, heeft bevolen, dat der Hollandsche Staten en des Prinsen van Oranje gezant Kondratej fon-Klinkin in het paleis van hem, den grooten heer, zou verschijnen. En om hem te gaan halen en met hem naar de stadGa naar voetnoot1) te rijden worden aengewezen zijn pristav, de stolnik en kolonel Jurij Petrovič Lutochin, en de d'jak Afonasej Tašlykov. En een rijtuig met karospaarden voor den gezant en 30 rijpaarden voor de edellieden moeten uit de stallen des grooten heeren met een stalknecht gestuurd worden. En vóór den gezant moeten rijden stalknechten en onderd'jaks en hofbedienden, 50 man. Er reden 20 stalknechts, onder d'jaks waren er niet, en in plaats van hen reden 15 man uit de officieren, en hofbedienden waren er niet. En de geschenken van de Hollandsche Staten en van den Prins van Oranje, alsook de geschenken des gezanten, moeten door strel'cy vóór den gezant uitgedragen worden. In de stad aangekomen, moet de gezant tegenover het middelste conterfort van het rijkspaleis het rijtuig verlaten, de edellieden moeten bij het voorportaal des Aartsengels van de paarden afstappen en, nadat de gezant en de edellieden en de ambtenaren hun degens hebben afgenomenGa naar voetnoot2), begeven zij zich naar het paleis des grooten heeren door het Maria-Boodschap-voorportaal, naar het vóórvertrek van de eetkamer. | |||||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||||
De gezant heeft het rijtuig verlaten en de edellieden zijn hier afgestapt. Toen de gezant naar de stad reed en uit de stad om zes uur des namiddags, bliezen zijne des gezanten trompetters op hun trompetten en sloegen op hun pauken. En de groote heer tsaar en grootvorst Alexej Michajlovič van geheel Groot- en Klein- en Wit-Rusland alleenheerscher zal in dien tijd in de eetkamer zitten met zijn tsaarsche kroon en diadeem met schepter, in groot ornaat. De groote heer was in overeenstemming hiermede met zijn diadeem en schepter, in groot ornaat. En de rijksappel moet op een stander liggen naast de plaats van de tsaarsche majesteit, aan den rechterkant. De rijksappel stond daar. En de ryndyGa naar voetnoot1) moeten in witte gewaden en met gouden ketenen bij den grooten heer aan beide kanten der stolniki staan. Aan den rechterkant de stolnik Boris Peterszoon Seremetev en de strjapčejGa naar voetnoot2) Afonasej Michaëlszoon Dmitrejev. Aan den linkerkant de stolnik Fjodor Peterszoon Seremetev en de strjapčej Afonasejszoon Dmitrejev. De ryndy haden hun witte gewaden aan met de gouden ketenen, in hun handen hielden zij zwaarden. En de bojaren en de okol'ničijeGa naar voetnoot3) en de hoofdedellieden moeten bij den grooten heer zitten gekleed in met goud bestikte gewaden, zwarte mutsen op het hoofd. De bojaren en de okolničije zaten in goudGa naar voetnoot4) en met de bonten mutsen op. En vóór het vertrek, in het voorvertrek, moeten de edellieden en de klerken en de d'jaken en de gosti zitten, in goud en met zwarte mutsen op. Zij zaten volgens dit voorschrift. En op het bordes van af het Maria-Boodschap-voorportaal | |||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||
moeten aan beide kanten edellieden en bojaren-kinderenGa naar voetnoot1) en onder-d'jaks in schoone kleeren staan. En de strelcy moeten van af het Maria-Boodschap-voorportaal en tot de poort des Zaligmakers en tot het erf van den gezant aan beide kanten met buksen staan. Van af Maria-Boodschap-voorportaal tot het voorvertrek van de eetkamer stonden strelcy met buksen, maar žilcyGa naar voetnoot2) in terlikiGa naar voetnoot3) met partizanen waren er niet. En van af het Maria-Boodschap-voorportaal tot de poort des Zaligmakers en het Roode Plein en tot het erf van David NikolajevGa naar voetnoot4), dat op de Pokrovka ligt, waar de Hollandsche gezant zijn intrek heeft genomen, stonden zeven afdeelingen van sterlcy (volgen de namen der aanvoerders). De strelcy hadden hun vaandels en trommels en geweren bij zich. En wanneer de gezant bij het voorvertrek van de eetkamer zal komen, dan zullen hem, op bevel van den grooten heer, bij de deur van het voorvertrek ontvangen de stolnik vorst Fjodor des vorsten Semjons zoon Borjatinskij en de d'jak Timofej Litvinov. | |||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||
En de d'jak moet aldus spreken: ‘De groote heer tsaar en grootvorst Alexej Michajlovič, van geheel Groot- en Klein- en Wit-Rusland alleenheerscher en veler rijken en landen oostelijke en westelijke en noordelijke vaderlijke en grootvaderlijke opvolger en erve en heer en heerscher, heeft uit liefde tot de hoogmogende heeren Staten Generaal der loffelijke souvereine vrije Vereenigde Nederlanden en tot Hendrik Wilhelm prins van Oranje, en uit genade tot u den gezant, aan zijner tsaarsche majesteits stolnik vorst Fjodor Semjonovič Borjatinskij en aan mij, den d'jak Timofej Litvinov, bevolen u te ontvangen’. En na het houden van die toespraak moeten de ontvangers den gezant begroeten en vóór den gezant uit naar de eetkamer gaan. En wanneer de gezant in de eetkamer van den grooten heer binnenkomt, dan moet hij voorgeleid worden om voor den grooten heer een buiging te maken. Voorgeleid heeft de gezantschaps-duma-d'jak Grigorej Bogdanov. En hij moet zeggen: ‘Groote heer (volgt de titel als boven), der hoogmogende heeren Staten Generaal der souvereine vrije Vereenigde Nederlanden en van Hendrik Wilhelm prins van Oranje gezant Kondratej fon-Klinkin en edellieden hebben een buiging gemaakt voor u, den grooten heer’. En de gezant zal zijn gezantschapsredevoering houden en den grooten heer de groeten en wenschen van de Hollandsche Staten en den prins van Oranje overbrengen. De gezant heeft zijn gezantschapsredevoering als volgt gehouden: (volgt de redevoering, die te vinden is in het boek ‘Historisch Verhael, of Beschrijving van de Voyagie, gedaen onder de suite van den Heere Koenraad van Klenk, extraordinaris Ambassadeur van haer Ho: Mo: de Heeren Staeten Generael en sijn Hoogheyt den Heere Prince van Orange aan Zijne Zaarsche Majesteyt van Moscovien’, Amsterdam 1677, pp. 84 e.v. In het boekwerk ‘Gollandskaja kniga No. 9’ beslaat die redevoering fol. 199-205). En na de redevoering te hebben gehouden en de groeten te hebben gedaan, zal hij aan den grooten heer de brieven | |||||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||||
van de Hollandsche Staten en van den prins van Oranje aanbieden. Hij heeft de brieven aangeboden in een met goud geweven atlas, de zegels op met goud vervaardigd kant. En de groote heer zal bevelen de brieven van hem den gezant in ontvangst te nemen. Het behaagde den grooten heer de brieven persoonlijk in ontvangst te nemen, en van den grooten heer heeft ze bojaar Artemon Sergejevič Matvejev overgenomen. En na de brieven te hebben ontvangen zal het den grooten heer behagen naar de gezondheid van de Hollandsche Staten en van den prins van Oranje te informeeren en zich daarbij even te verheffen. Na de brieven te hebben aangenomen behaagde het hem naar de gezondheid te informeeren en zich even te verheffen. En hij sprak als volgt: ‘Zijn de hoogmogende heeren Staten en Hendrik Wilhelm, prins van Oranje, in goeden welstand?’ En de gezant zal den grooten heer over den gezondheidstoestand van de Hollandsche Staten en van den prins van Oranje vertellen. En de groote heer zal den gezant tot den handkus laten roepen. En de duma-d'jak zal zeggen: ‘Gezant Kondratej! De groote heer zijn tsaarsche majesteit doet u de eer aan en laat u zijner tsaarsche majesteits hand kussen’. En daarop zal de groote heer den duma-d'jak opdragen, naar de gezondheid des gezanten te informeeren. De duma-d'jak Grigorej Bogdanov riep hem tot den handkus en informeerde naar zijn gezondheid. En de duma-d'jak zegt: ‘Der hoogmogende heeren Staten en des prinsen van Oranje gezant Kondratej! De groote heer, zijn tsaarsche majesteit, doet u de eer aan en beveelt naar uw gezondheid te informeeren’. Alles is aldus gebeurd. En de gezant maakt een buiging voor die genade des heeren. En de groote heer zal den gezant bevelen op de bank te gaan zitten. | |||||||||||||
[pagina 185]
| |||||||||||||
En de duma-d'jak zal zeggen: ‘Gezant Kondratej! De groote heer, zijn tsaarsche majesteit, heeft u de eer bewezen en u bevolen te gaan zitten’. En intusschen zal het den grooten heer behagen den duma-d'jak te bevelen, de edellieden en ambtenaren tot den handkus te roepen. En de duma-d'jak zegt: ‘Edellieden, de groote heer zijn tsaarsche majesteit is u genadig en laat jullie toe zijn des heeren hand te kussen’. En de groote heer zal genadig zijn en den duma-d'jak opdragen de edellieden naar hun gezondheid te informeeren. En de duma-d'jak zegt: ‘Edellieden! De groote heer zijn tsaarsche majesteit is u genadig en beveelt naar uw gezondheid te informeeren’. En de edellieden maken een buiging voor den grooten heer. De gezant zat op de bank zonder calotte, toen de edellieden de buiging maakten stond hij op. En daarna zal de gezant een redevoering houden over de geschenken. Hij hield de volgende redevoering: (De redevoering is in het ‘Historisch Verhael’ op p. 88 opgenomen; in ‘Gollandskaja kniga No. 9’ is die redevoering op fol. 207-208 opgenomen). Daarna zal de duma-d'jak de geschenken van de Hollandsche Staten en van den prins van Oranje aan den grooten heer toonen. Nadat de gezant zijn redevoering over de geschenken uitgesproken had; heeft de d'jak de geschenken van de Hollandsche Staten getoond. En hij zegt: ‘Groote heer (etc., volgt dezelfde “kleine titel”), de hoogmogende heeren Staten Generaal van de loffelijke souvereine vrije Vereenigde Nederlanden en Hendrik Wilhelm, prins van Oranje, betuigen u, den grooten heer, hun eerbied.’ (Daarop volgt een opsomming van de geschenken op fol. 208-209). En daarna zal de duma-d'jak den grooten heer de geschenken van den gezant toonen. En hij zegt: ‘De gezant der hoogmogende heeren Staten en van den prins van Oranje, Kondratej fon-Klinkin, betuigt aan u, den | |||||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||||
grooten heer uwe tsaarsche majesteit, zijn eerbied en biedt u geschenken aan.’ (Volgt een opsomming van de geschenken van K. van Klenck). De gezant zat een poosje; tijdens het toonen van de geschenken van de Staten en van den prins van Oranje en van hem, den gezant, stond de gezant en daarna ging hij niet meer zitten. Toen alle geschenken waren gebracht, hield de duma-d'jak Grigorej Bogdanov een redevoering tot den gezant. En de duma-d'jak zegt: ‘Kondratej fon-Klinkin! De groote heer (etc.; kleine titel) heeft bevolen u te zeggen: Gij hebt aan ons, den grooten heer, aan onze tsaarsche majesteit, de brieven overhandigd van de hoogmogende heeren Staten Generaal der loffelijke souvereine vrije Vereenigde Nederlanden en van Hendrik Wilhelm prins van Oranje, gij hebt uw gezantschap gehouden en een redevoering gehouden. En wij, de groote heer, onze tsaarsche majesteit, hebben bevolen de brieven van u in ontvangst te nemen en wij zullen aanhooren, over welke zaken de hoogmogende heeren Staten en de prins van Oranje aan ons, den grooten heer onze tsaarsche majesteit, hebben geschreven en mondeling aan u opgedragen hebben, en wij, de groote heer onze tsaarsche majesteit, zullen aan onzer tsaarsche majesteits bojaren en duma-mannen bevelen die zaken van u te zijner tijd aan te hooren.’ Na de redevoering te hebben gehouden zal de duma-d'jak Grigorej Bogdanov den gezant voedsel en drank van de tafel des grooten heer aanbieden. En hij zal zeggen: ‘Kondratej! De groote heer zijn tsaarsche majesteit toont u zijn genade door u van zijn tsaarsche tafel voedsel en drank aan te bieden.’ En de gezant zal naar zijn hof mogen vertrekken. En de ontvangers zullen den gezant uitgeleide doen tot dezelfde plaats, waar zij hem ontvangen hadden.’ | |||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||
b) De ontvangst ten hove van tsaar Fjodor Alexejevič.Het cermonieel van de twee audiënties, die tsaar Fjodor Alexejevič aan Van Klenck verleend heeft, vertoonde zekere eigenaardigheden, die een gevolg waren van den rouw na den dood van Alexej Michajlovič. Het ceremonieel van de eerste audiëntie bij den jongen tsaar is beschrein de ‘Gollandskaja kniga No. 9’, fol. 456-465. ‘Posol'stvo’, pp. CXLIII e.v. ‘In het jaar 184 den 14den van April. De groote heer tsaar en grootvorst Feodor Alexejevič, van geheel Groot- en Klein- en Wit-Rusland alleenheerscher, heeft bevolen den grooten en buitengewonen gezant van de Hollandsche Staten en van den prins van Oranje, Kondratej fon-Klinkin, in zijn des grooten heeren hof te verschijnen. Er worden gezonden om hem te halen en met hem naar de stad te rijden zijn pristaven de stolnik en kolonel Jurij Lutochin en de d'jak Afonasej Tašlykov. En het rijtuig met koetspaarden voor den gezant en de rijpaarden voor de edellieden moeten uit de stallen des grooten heeren met een stalknecht gestuurd worden. Het rijtuig was van binnen met zwart laken bespannen. En vóór den gezant moeten rijden 30 man officieren en 20 stalknechten. De officieren in zwarte kleeren. In de stad aangekomen, moet de gezant het rijtuig tegenover het middelste conterfort van het rijkspaleis verlaten, en, nadat de gezant en de edellieden en de ambtenaren hun degens hebben afgenomen, gaan zij naar het paleis des grooten heeren door het Maria-Boodschap-voorportaal, naar het voorvertrek van de eetkamer. En de groote heer tsaar en grootvorst Feodor Alexejevič van geheel Groot- en Kleinen Wit-Rusland alleenheerscher zal in dien tijd in de eetkamer zitten, in het zwart gekleed. De groote heer had een zwarte ochoben' aanGa naar voetnoot1). En de ryndy moeten in zwarte kleeren bij den grooten heer staan, aan beide kanten van de stolniks, dezelfden. De ryndy hadden zwarte sabelpelzen-jassen aan, bonten mutsen op, de zwaarden in hun hand. Aan den rechterkant | |||||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||||
stonden twee man Urusov; aan den linkerkant stonden Vel''jaminov's. En de bojaren en de okolniç'ji en de groote edellieden moeten bij den grooten heer in zwarte ochobni zitten. En op het bordes van af het Maria-Boodschap-voorportaal moeten aan beide kanten strelcy in zwarte kleeren staan. De strelcy stonden in zwarte kleeren alleen in het Kreml' tot het Krutickij hof. En in Kitaj en in de Witte StadGa naar voetnoot1) tot het hof van het gezantschap waren er geen wachten. En wanneer de gezant bij het voorvertrek van de eetkamer komt, dan zal de gezant op bevel van den grooten heer bij de deur van het voorvertrek ontvangen worden door den stolnik vorst Jacob zoon van vorst Semjon Borjattinskij en door den d'jak Semjon Rumjancev.’ (Verder volgen dezelfde formaliteiten als tijdens de eerste audiëntie. De redevoering van den gezant begon nu echter met de ‘korte titels’. De brieven waren overhandigd, gewikkeld in zwarte kamkaGa naar voetnoot2). De bank, waarop de gezant plaats nam, was met zwart laken bedekt. Het overige was volgens de reeds vermelde etiquette.).
De laatste audiëntie heeft 1 Mei 1676 plaats gevonden. In de ‘Gollandskaja kniga No. 9’ wordt de audiëntie op fol. 466-479 beschreven. Zij vond in het algemeen op dezelfde wijze plaats als de vorige. Na het informeeren naar de gezondheid van den gezant en van zijn gevolg volgt hier (van af fol. 477) het volgende: ‘De duma-d'jak zal zich met een redevoering tot den gezant wenden en de afscheidswoorden tot hem richtenGa naar voetnoot3). ‘Groote gezant Kondratej fon-Klinkin! | |||||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||||
De groote heer tsaar en grootvorst Feodor Alexejevič van geheel Groot- en Klein en Wit-Rusland alleenheerscher en veler rijken en landen oostelijke en westelijke en noordelijke vaderlijke en grootvaderlijke opvolger en erve en heer en heerscher, heft bevolen u te zeggen: Naar onzen des heeren vader, naar zaliger nagedachtenis den grooten heer tsaar en grootvorst Alexej Michajlovič, van geheel Groot- en Klein- en Wit-Rusland alleenheerscher en veler rijken en landen oostelijke en westelijke en noordelijke vaderlijke en grootvaderlijke opvolger en erve en heer en heerscher, hebben de hoogmogende heeren Staten en Wilhelm Hendrik, prins van Oranje, u, den grooten gezant, met hun brieven gezonden. En onze des heeren vader, zaliger nagedachtenis de groote heer zijn tsaarsche majesteit, heeft, evenals wij, de groote heer onze tsaarsche majesteit, die brieven van u in ontvangst genomen en uw gezantschap genadig aangehoord. Volgens de tegenwoordige der tsaarsche majesteits oekaze hebt gij, groote gezant, met onzer tsaarsche majesteits naaste bojaren, met den bojaar en landvoogd van Suzdal' vorst Michajlo Jur'jevič Dolgorukovo, met den bojaar en landvoogd van Serpuchov Artemon Sergejevič Matvejev, met den duma-d'jak Grigorej Bogdanov cum suis, conferenties gehad en gij hebt proposities over verschillende aangelegenheden in schrift ingediend. En op onzer tsaarsche majesteits bevel hebben die onzer tsaarsche majesteits naaste bojaren en duma-d'jak cum suis op die door u ingediende proposities een antwoord gegeven en het op schrift gesteld. En wij, de groote heer onze tsaarsche majesteit, ontslaan u tot de hoogmogende heeren Staten en tot Wilhelm Hendrik, prins van Oranje, en sturen met u onzer tsaarsche majesteits missives’. En de bojaar Artemon Sergejevič zal in tegenwoordigheid van den grooten heer die missives in zwarte taf aan den gezant overhandigen. En daarna zal de groote heer zittendGa naar voetnoot1) de groeten aan de | |||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||
Hollandsche Staten en den prins van Oranje laten overbrengen, en hij zal zeggen: ‘Kondratej! Wanneer gij bij de hoogmogende heeren Staten en bij Wilhelm Hendrik, prins van Oranje, zult zijn, groet hen uit onzer naam!’Ga naar voetnoot1) Het heeft den grooten heer behaagd, nadat de missives aan den gezant waren overhandigd, op te dragen de groeten over te brengen aan de Staten en den prins, waarbij hij zich eventjes verhief en zijn muts eventjes oplichtte.’Ga naar voetnoot2) (Verder vond alles plaats volgens het gewone reglement). |
|