Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 56
(1935)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 151]
| |
Twee ‘niet ter drukpersse bereide’ geschriften van Pieter de la Court,
| |
[pagina 152]
| |
waarnaar de vermaarde drukkerij van Blaeu het ‘Interest’ drukte, heeft uitgewezen, dat de schrijver aan de waarheid heeft te kort gedaan en wel degelijk op de hoogte is geweest van het drukken zijner copie. Meer reden tot fulmineeren zou de 17de eeuwsche lakenfabrikant, koopman en politicus dan ook wellicht hebben gehad, indien het hem bekend was geweest, dat enkele zijner werkelijk ‘niet ter drukpersse bereide’ geschriften ruim twee en een halve eeuw later gepubliceerd zouden worden door iemand, die wel in hooge mate belangstelling voor zijn werk toont, maar allerminst tot de categorie van ‘uitsteekende personagiën’ kan worden gerekend, die echter heeft getracht, zonder de copie te vermeerderen of te verkorten - dit ware wellicht een geruststelling voor De la Court geweest -, door een inleiding en een reeks aanteekeningen den inhoud nader toe te lichten. Het is thans juist 250 jaar geleden, dat Pieter de la Court te Amsterdam het tijdelijke met het eeuwige verwisselde. Met de uitgave van een gedeelte zijner schriftelijke nalatenschap meenen we de nagedachtenis van hem, die één der merkwaardigste figuren uit het tijdperk van Johan de Witt was, het best te kunnen eeren.
Na deze woorden, mede tot opheldering van den bovenstaanden titel, mogen enkele bijzonderheden ter verklaring van de stukken zelf hier niet ontbreken. De beide handschriften, welke nu aan de drukpers zijn toevertrouwd, bevinden zich in de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage. Het eerste draagt tot opschrift: ‘Cap. VII. Wat goede vrugten de beginselen eener Vrye Regeeringe albereids gebaard hebben sedert den jare 1662 tot den jare 1669’. Men treft het hoofdstuk aan in een portefeuille (Sign. 73 B 17), waarin zich tevens het kostbare handschrift bevindt, dat gediend heeft voor de drukcopie van de eerste uitgave van het ‘Interest’. Uit de nalatenschap van Prof. H.W. Tydeman zijn deze papieren in het bezit van de Koninklijke Bibliotheek gekomen. Cap. VII telt 40 foliobladen, die door De la Court aan één zijde eigenhandig beschreven zijn. Hierbij dient vermelding, dat de door den auteur aangebrachte pagineering niet verder reikt dan tot fol. 37, wat is toe te schrijven aan een vergissing van De la Court bij fol. 26, waar hij | |
[pagina 153]
| |
één blad heeft overgeslagen bij het nummeren, terwijl na fol. 30 één blad blanco is gelaten, evenals dat met fol. 40 het geval isGa naar voetnoot1). De schrijver heeft voorts een groote marge gelaten voor toevoegsels en verbeteringen, welke deels van zijn hand zijn, deels op rekening moeten worden gesteld van een medewerker, over wiens naam wij nog even het stilzwijgen willen bewaren. Bij nadere bestudeering blijkt al spoedig, dat het bewuste hoofdstuk bestemd is geweest om aan te sluiten bij het zesde hoofdstuk van het derde deel der ‘Aanwysing’, waarvan de titel luidt: ‘Wat goede vrugten de beginselen van eene Vrye Regeeringe albereids gebaard hebben sederd de dood des laatsten stadhouders ende capitains-generaal tot den jare 1662’. Zooals men weet, volgen na dit zesde hoofdstuk van de gedrukte ‘Aanwysing’ nog twee capita, alvorens het boek ten einde is. Het zesde en het begin van het zevende hoofdstuk van het derde deel vormen een bijna ongewijzigden herdruk van het dertigste capittel van het ‘Interest’Ga naar voetnoot2). Niettemin staat het vast, dat het tot nu toe onuitgegeven hoofdstuk door De la Court is geschreven met de bedoeling, dat het zou worden opgenomen zoo niet in den eersten, dan toch in een lateren druk van de ‘Aanwysing’. Persoonlijk hellen we het meest tot de meening over, dat de schrijver der antistadhouderlijke pamfletten oorspronkelijk geen ander plan heeft gehad dan het hoofdstuk, dat de goede vruchten in de jaren 1662-1669 bevat, nog in de eerste uitgave te plaatsen van de ‘Aanwysing’, welke in het voorjaar van 1669 verscheen, maar nauwelijks uitgekomen, door de Staten van Holland werd verboden. Hiervoor pleit ook de inhoud van Cap. VII. Wanneer Pieter de la Court bij de behandeling van de zesde ‘vrucht’Ga naar voetnoot3) komt te spreken over de Compagnieën, noemt hij het advies, waartoe de Staten van Holland den 22en Februari 1669 besloten betreffende de verlenging van het octrooi der West-Indische Compagnie. Feiten van lateren | |
[pagina 154]
| |
datum zijn in het stuk niet te vinden. Wel wijst de schrijver er aan het einde van de zestiende ‘vrucht’ op, hoe de triple-alliantie en het verdrag van Aken den vrede tot op heden bewaarden. In de 23ste ‘vrucht’ wordt verder de wenschelijkheid uitgesproken, dat de Staten-Generaal aan het ‘Concept van Harmonie’ hun goedkeuring zouden hechten. Op het moment, dat De la Court deze woorden schreef, waren dus nog niet alle gewesten voor het Hollandsche voorstel gewonnen. Gelijk bekend is, stemden Zeeland, Friesland en Groningen eerst den 20en Maart 1670 er mede in. Nog was de ‘Aanwysing’ niet afgedrukt, toen de Gedeputeerden der Synode van Zuid-Holland het werk reeds bij de Staten van Holland aanklaagden. Zeer waarschijnlijk komt het ons onder deze omstandigheden voor, dat Pieter de la Court, hierover ingelicht, bij nader inzien besloot het hoofdstuk, waarin hij de ‘vruchten’ der ‘Vrye Regeeringe’ in de jaren 1662-1669 de revue liet passeeren, voorloopig uit zijn boek weg te laten, om de kans niet te vergrooten, dat de Staten van Holland zijn boek zouden verbieden. Wanneer deze veronderstelling juist is, dan heeft zijn voorzorgsmaatregel hem toch niet mogen baten. Den 28en Mei 1669 trokken de Staten niet alleen het octrooi, dat zij den 10en December 1668 hadden verleend, in, maar verboden tevens den verkoop van de ‘Aanwysing’. Hoe dit ook zij, het handschrift van Cap. VII leert ons, dat De la Court om de een of andere reden de copie niet meer persklaar heeft kunnen of willen maken. Het manuscript wijst eveneens duidelijk uit, hoe de auteur te werk is gegaan. Hij beschrijft een aantal ‘vruchten’, ieder op één of meer afzonderlijke bladen, komt bij de samenvoeging echter in botsing met de chronologische volgorde, waaraan hij in den aanhef van Cap. VII beloofd heeft zich te houden, terwijl bovendien de nummering der ‘vruchten’ in de war loopt. Deze nummering - bij den hier afgedrukten tekst met Romeinsche cijfers in de marge aangegeven - laat hij verderop dan ook achterwegeGa naar voetnoot1). | |
[pagina 155]
| |
Rekening houdende met de pagineering van den schrijver en het geheel of gedeeltelijk beschreven zijn der foliobladen, is thans een nieuwe nummering der ‘vruchten’ gemaakt, welke de gebruiker van deze stukken in de marge met arabische cijfers tusschen haakjes vindt aangegeven. De la Court heeft zijn feiten gedeeltelijk uit Aitzema geput, van wiens hand in de jaren 1657-1668 resp. 12 quartodeelen waren verschenen, getiteld: ‘Historie of verhael van saken van staet en oorlogh in ende omtrent de Vereenigde Nederlanden, beginnende met 't uytgaen van den Trevis ende eyndigende (1667)’. Bovendien liet hij van de voornaamste besluiten van de Staten te 's-Gravenhage extracten maken, met welk werk hij meermalen zijn vriend en partijgenoot Mr. Johan Uytenhage de Mist belastte. Verscheidene van deze stukken en aanteekeningen, door Uytenhage en anderen voor De la Court gemaakt, zijn bewaard gebleven. Zij bevinden zich in een gemarmerden band, welke ook tot de handschriftenverzameling der Koninklijke Bibliotheek behoort (75 C 37). Het is interessant te bespeuren hoe Uytenhage, eveneens schrijver van beruchte anti-stadhouderlijke pamflettenGa naar voetnoot1), hier zijn vriend heeft geholpen. Niet minder dan 26 maal komt zijn eigenaardig handschrift in den laatstgenoemden band voor. De lezer van deze inleiding zal reeds begrepen hebben, niet ver de plank mis te slaan, wanneer hij veronderstelt, dat dezelfde persoon de hand heeft gehad in de aanvullingen en verbeteringen van Cap. VII, waarvan kort te voren sprake was. Het schrift is inderdaad hetzelfde. Noch Johannes Eleman Jr., noch Johannes Eleman Sr., burgemeester van Leiden en zwager van De la Court, zijn derhalve - gelijk Tiele en Veegens meenen - den auteur behulpzaam geweest met het schrijven van dit gedeelte der ‘Aanwysing’Ga naar voetnoot2), maar wel heeft | |
[pagina 156]
| |
Uytenhage, die reeds bij het verzamelen van materiaal zoo vele diensten had bewezen, de moeite voor zijn vriend over gehad om de copie door te lezen en hier en daar enkele aanwijzingen aan te brengen of opmerkingen te maken, welke hij noodig oordeeldeGa naar voetnoot1). Een typische overeenkomst dus met het manuscript van het ‘Interest’, dat eveneens ter inzage werd gegeven, alvorens het ter drukpers ging. De vergelijking zou nog verder door te trekken zijn, met op te merken, dat De la Court, evenals in het ‘Interest’Ga naar voetnoot2), een reeks cijfers heeft opengelaten, omdat hij ze blijkbaar niet kende. Het schijnt dat Uytenhage hem in dezen niet altijd de gewenschte inlichtingen kon verschaffen.
Het tweede stuk, dat men hier afgedrukt vindt, en getiteld is: ‘Consideratiën over den gevreesden oorlog, die de koningen van Engeland ende Vrankryk souden mogen ofte konnen aandoen, op het versouk des Heeren James Harington door my P.D.L. Court geschreeven in het laatsten des jaars 1671’, behoort thuis in denzelfden band (Sign. 75 C 37), waarin zich de extracten bevonden, die hebben gediend voor het samenstellen van Cap. VII. De ‘Consideratiën’ zijn achterin gebonden (bl. 273-282 van den band). Het stuk vormt een concept voor een brief en telt 10 foliobladen. Fol. 10 verso is niet beschreven, tenzij men de dateering 1671 December als zoodanig wil opvatten. Evenals bij het vorige stuk heeft de schrijver een breede marge gelaten voor toevoegsels en verbeteringen. De brief is gericht aan James Har(r)ington (1611-1677), een bekend Engelsch theoreticus op politiek gebied. Hoewel principieel republikein, was hij geen vijand van Karel I, wiens ter dood veroordeeling hem ernstig schokte. Tijdens het bewind van Olivier Cromwell verscheen zijn beroemdste werk ‘The Commonwealth of Oceana’ (1656), waarin hij een modelstaat, met een zekeren Olphaus Megaletor (Olivier Cromwell) als wetgever, | |
[pagina 157]
| |
propageerde. Na de Restauratie in den Tower geworpen, begaf hem zijn goede gezondheid. Later naar Plymouth overgebracht, gebruikte hij pokhouthars, gebezigd tot bestrijding van verschillende ziektenGa naar voetnoot1), hetgeen door overmatig gebruik bij hem echter een averechtsche uitwerking had. Tenslotte weer in vrijheid gesteld, toonde hij zich vaak abnormaal, trouwde desniettemin en bleef in zijn goede oogenblikken levendig belangstellen in de politieke gebeurtenissen van zijn tijdGa naar voetnoot2). Van die belangstelling getuigt ook het verzoek aan Pieter de la Court, een geestverwant in de Nederlanden, om zijn denkbeelden eens te uiten over het uitbreken van een oorlog, waarbij Engeland, Frankrijk en de Republiek zouden zijn betrokken. De la Court heeft aan dit verzoek gevolg gegeven, al is het niet met zekerheid vast te stellen, of Harrington het antwoord ook werkelijk heeft ontvangen. De dateering van den concept-brief luidt 1 Januari 1672, hetgeen klopt met het opschrift en de aanteekeningen in dorso, 1671 December, als tijd van vervaardiging. Bevreemdend is echter op het eerste gezicht de plaats-aanduiding Hamburg. Onwillekeurig vraagt men zich met eenige verwondering af, wat De la Court op Nieuwjaarsdag in de Elbestad deed. Helaas zijn de berichten over zijn doen en laten in dien tijd vrij schaarsch. Een briefje, dat Johanna de la Court uit Leiden den 18en December 1671 aan haar broeder verzond, geeft slechts aanleiding tot de veronderstelling, dat De la Court op dat tijdstip zich nog in ons land bevondGa naar voetnoot3). Bij het ontbreken van vaststaande gegevens, moeten we dus wel den stouten stap wagen en het terrein der gissingen betreden. Toen De la Court zijn ‘Consideratiën’ opstelde, was het reeds eenige jaren geleden dat hij zijn | |
[pagina 158]
| |
oude woonplaats Leiden, waaraan de herinneringen stellig niet alle van de aangenaamste waren, vaarwel had gezegd, om zich te vestigen in AmsterdamGa naar voetnoot1). Als inwoner dezer stad associeerde hij zich met zijn beide zwagers uit zijn tweede huwelijk Guilielmo en Gio van der Voort, van wie vooral de eerste een belangrijke rol speelde in de Amsterdamsche handelswereld van dien tijdGa naar voetnoot2). In het bijzonder waren de oorlogsjaren 1665-1667 winstgevend voor Guilielmo van der Voort c.s., daar de Gecommitteerde Raden van Holland diverse benoodigdheden door bemiddeling van dit handelshuis betrokken. Meermalen kwam het voor, dat posten van een halve ton moesten worden uitgetrokken ter betaling van de kooplieden Van der Voort voor levering van oorlogsmateriaal. Na 1667 ging dit met grootere tusschenpoozen op denzelfden voet door, toen nieuw gevaar dreigde, thans van de zijde van FrankrijkGa naar voetnoot3). Daar de geschutgieters in eigen land dikwijls aan de talrijke bestellingen niet konden voldoen, was toevoer uit het buitenland vaak noodzakelijk. Een voorname plaats nam daarbij in ‘'t canon twelck onderhanden is, om ge- | |
[pagina 159]
| |
goten te werde tot Lübeck, Hamborgh’. Herman en Albert Bennings, vader en zoon, waren de Duitsche geschutgieters, die zich bovenal in de gunst der Hollanders mochten verheugen. De rijke bestellingen uit Holland gaven Albert Bennings zelfs aanleiding enkele stukken kunstig af te werken. In de opdracht prees de geschut- en klokkegieter het wijze beheer van de Republiek, waardoor ze in staat was zich bij oorlogsgevaar belangrijke uitgaven te getroosten. Op de fraai bewerkte vuurmonden prijkten de namen van de opdrachtgevers Johannes Eleman en Gerard Hasselaer, Gecomitteerde Raden van HollandGa naar voetnoot1). Merkwaardig is dat het eerste lid der Gecommitteerde Raden ook weer een zwager is geweest van De la Court, thans uit zijn eerste huwelijk. In Cap. VII kan men lezen, hoe 's lands vloot in 1667 enkele maanden in zee is gehouden door de zooeven genoemde Gecommitteerde Raden. Alleen voor eetwaren en brandhout is wederom een halve ton besteedGa naar voetnoot2). De in dit hoofdstuk opgegeven bedragen, bestemd voor eetwaren, brandhout, bier en water, ontleent Pieter de la Court aan een stuk, dat voorkomt in denzelfden bundel als de ‘Consideratiën’, waarbij hij aanteekent: ‘Reekening van Frederik Franken van eet- ende drinkwaren geleeverd in des lands vlote in den jare 1667’Ga naar voetnoot3). Een handelsbalans van Van der Voort over de jaren 1657-1670, een contract van koophandel van 1652 en een brief dd. 21 Oct. 1669, waarin Frederik Franken word genoemd, zijn voldoende om vast te stellen, dat deze een factotum is geweest van de familie Van der Voort, wier zaken hij vaak behartigdeGa naar voetnoot4). Verdere commentaar is feitelijk overbodig. Ook de levensmiddelen voor de vloot zijn hoogstwaarschijnlijk door | |
[pagina 160]
| |
het handelshuis Van der Voort-De la Court geleverd. Pieter moet daarbij dan als bemiddelaar zijn opgetreden tusschen zijn zwager Eleman uit het eerste huwelijk en zijn zwagers Van der Voort uit de tweede echtverbintenis. De la Court en de gebroeders Van der Voort verdienden dus veel aan de leveranties voor het gewest Holland. De veronderstelling, dat De la Court ook op den 1en Januari 1672 voor handelsbesprekingen, betreffende den aankoop van oorlogsmateriaal, te Hamburg vertoefde, lijkt ons ten slotte, nu ons bekend is, wat hieraan is voorafgegaan, niet al te gewaagd.
Spelling en zinsbouw in de hier afgedrukte stukken zijn niet altijd even verzorgd. Gedeeltelijk is dit te wijten aan het feit, dat de copie niet ‘persklaar’ was, gedeeltelijk kan het euvel ook op rekening worden gesteld van slordigheid, welke het werk van De la Court dikwijls kenmerkt. Rest ons een woord van dank uit te spreken tegenover Mej. T. van Ditmars en den heer Felix Driessen, die zoo vriendelijk zijn geweest eenige waardevolle inlichtingen te verschaffen bij het voorbereiden van de bewerking dezer stukken, welker publicatie, naar we hopen, zal bijdragen tot een grondiger kennis van Pieter de la Court, van wien nog steeds vele levensbijzonderheden in een geheimzinnig waas zijn gehuld. J.H.K. | |
I.
| |
[pagina 161]
| |
beschryven, ende bynaa als in een lijste ten toone stellen, daarin geene andere ordre houdende dan van den tijd in welke die saken voorgevallen zijnGa naar voetnoot1). Ga naar margenoot+ Namentlik in den jare 1662 de 27 April is met den koninge van Vrankrijk gemaakt eene alliantie ten voordeele van onse commercie, ende defensif teegens weedersijds vyanden. Uit kragten van dewelke gemelde koning gehouden was in gevalle van opkomend oorlog ons by te springen met 12000 voetknegten, ofte te helpen met tien duisend Franse guldens ter maand in plaatse van ydere duisend voetknegten. Ende moesten wy daarenteegen in gelijk voorval niet meer toebrengen als de helft in geld ofte volk ten believen des aangevogtene. Gelijk ook ten selven jare een alliantie met EngelandGa naar voetnoot2), ende gedurende onsen oorlog teegen dat rijk verscheidene andere alliantiën defensif namentlik met Denemarken, Brandenborg ende Lunenborg etc., ende de neutraliteit van Sweeden uitgewrogt zijnGa naar voetnoot3). Uit kragte van welke alliantie met Vrankrijk in den jare 1665 te wege gebragt is, dat die koning ons de Franse troupes teegen den Bisschop van Munster toegesonden heeftGa naar voetnoot4). Welke nogtans sig hier te lande ende ook de andere opgemelde geallieerden, 'tzyGa naar margenoot+ in hunne landen, 'tzy omtrent ons, sig soodanig hebben gedragen, dat sy ons gansch geen goed hebben gedaan dan alleen, dat sy ons overvloediglik hebben geleerd, hoe | |
[pagina 162]
| |
seer wy ons wagten moeten van al te seer op koningenGa naar margenoot+ ende vorsten te vertrouwen, ende hoe seer wy tragten moeten op God alleen ende op onse eigene ons van God vergunde magt het welvaren van onsen staat te bouwen. Ga naar margenoot+ Voor de.... vrugt der Vrye Regeeringe stelle, dat de Staten van Holland den vijfden Maart des jaars 1665 voor afgedankt hebben gehouden alle Engelse ende Schotse krijgsluiden, soo hoge als lage officieren te voet ende te paarde, staande op hare betalingen; soo nogtans dat de goedwillige ende getrouwe officieren ende krijgsknegten, naar aflegginge van eenen eed van getrouwigheid privativelik aan de Staten-Generaal ende de Staten van Holland te bewysen, zijn ondergesteeken ende veranderd in Hollandse vaandels, slagGa naar voetnoota) ende regimenten, ende dat deGa naar margenoot+ quaadwillige, ofte refuserende dien eed te doen, belast zijn binnen seekeren korten tijd deese landen te verlaten ende buiten deese provintie te vertrekkenGa naar voetnoot2). Alle hetwelk door het voorsigtig beleid der Staten van Holland sonder het minste oproer alsoo is uitgevoerd. Gelijk op denselven grond gemelde Staten van Holland in den jare 1668 ook voor gelicentieerd ende afgedankt hebben gehouden.... France compagniënGa naar voetnoot3) ende in teegendeel van dien de Hollandse compagniën versterkt met....Ga naar voetnootb). Waaruit klarelik gesien kan werden het onderscheid | |
[pagina 163]
| |
tusschen de regeeringe der dwingelanden ende der vrye republieken, namentlik, dat een minister voorneemens zijnde alle wetten ende privilegiën als ook 's lands welvaren te vertreeden, daartoe in allen manieren de hulpe van vremde krijgsknegten, geboren onder koningen ende vorsten, van noden heeft, ende dat de wettige regeerders eener vrye republike voorneemens zijnde het welvaren des lands te betragten, daartoe allermeest de hulpe van ingeborenen ende van andere deugdsaame ingeseetenen geneegen zijn te gebruiken. Ga naar margenoot+ De.... vrugt der Vrye Regeeringe is, dat in den jare 1664.... geresolveerd is het aanhouden van 4000 duisendGa naar voetnoota) soldaten, mariniers, om by voorval van oorloge ter zee bequaam bootvolk gereed te hebben, ende door gebrek van dien niet meer in soodange ongeleegendheeden te vervallen als men ten tyden des eersten Engelsen oorlogs ende gedurende de voorgaande bedwongene regeeringe bynaa altijds is geweestGa naar voetnoot1). Welk gebrek ook een van de voornaemste oorsaecken is geweest, dat den staat genoodsaekt is geworden den eersten Engelsen oorlog met een desavantagieusen vrede te eyndigen. Ende is seer wel aan te merken dat de provintiën, aan zee geleegen, door dit middel niet alleen op zee hunne saken van oorloge beeter als voorheen uitvoeren konnen, maar ook in tyde van vreede door die soldaten mariniers, alleenelik in zeeprovintiën in garnisoen leggende, sig te lande beeter als voorheen bewaren. Ga naar margenoot+ Maar hierop is gevolgd een veel groter goed voor Holland, dat onder de bedwongene regeeringe voor deesen soo meenigvuldiglik had geklaagt over de defecten in 't opbrengen der consenten van verscheidene provintiën, | |
[pagina 164]
| |
sonder eenige middelen te mogen gebruiken om de gebreekige warelik tot het opbrengen van dien te beweegen, als nu den ses en twintigsten September des jaars 1662, wanneer de Staten van Holland ende Westfriesland met eenparige stemmen goedgevonden ende geresolveerd hebben alle compagniën krijgsknegten, 't harer betalingen staande, ende in de steeden ende plaatsen van de voorgeroerde gebreekige provinciën in garnisoen leggen(de), op deselve gebreekige provinciën te sullen assigneren ende by de Heeren Staten van dien doen betalen, ter tyden ende wylen toe haer Ed. Mog. hunne defecten in de voorgeroerde gedragene consenten gesuiverd ende van den voorschreeve voor haar gedebourseerde penningen volkomen remboursement gedaan sullen hebbenGa naar voetnoota). Ga naar margenoot+ Ten derden aanmerk ik als eene sonderlinge vrugt van de Vrye Regeeringe, dat de Staten van Holland ende Westvriesland, bespeurende, dat bij den gemeenen ingeseetenen niet alleen, maar ook by veele predikanten ende andere geleerde mannen was die dwalinge, dat gelijk de particuliere magistraten van de steeden ende de collegiën soo van de justitie ende finantie etc. staan onder de Staten van de particuliere provintiën, alsoo ook de Staten van de particuliere provintiën stonden ende onderworpen waren onder den Staten-Generaal, goed gevonden hebben die dwalinge weg te neemen. Ende wyders aangemerkt zynde, dat gemelde dwaling wel meest was ontstaan ende voortgeset door de bedienaars des goddeliken woords in de publike kerke hier te lande, biddende voor de hoge en subalterne overheeden met deese ofte diergelyke woorden: ‘Wy bidden U voor diegeene, die 't U belieft heeft over ons te stellen, als daar zijn de Hoog Mogende Staten-Generaal etc.’Ga naar voetnootb) - zijn derhalve den 21 Maart als ook den twee en seeven en twintigsten April des jaars 1663Ga naar voetnoot1) aan allen, die 't behoord, toegesonden gedrukte exemplaren | |
[pagina 165]
| |
van een formulier, den wettigen souverain deeses lands, ende der relatie desselven tot onse bondgenoten de andere Vereenigde Provintiën ende derselver gesamentelike gedeputeerden ter vergaderinge van de Staten-Generaal ende in den Raad van Staten soo klarelik te kennen geevende, dat voortaan geen der ingeseetenen des onkundig kan zijnGa naar voetnoot1). En hoe groot deese vrugt te agten zy, kan ligtelik begreepen werden, indien men overdenkt, dat de voorgaande Capitains-Generaal als R. DudleyGa naar voetnoot2), Prins Maurits, Hendrik en Willem deese onkunde der gemeene ingeseetenen ende insonderheid der predikanten hebben weeten te misbruiken, ende daarop te bouwen hunne geweldige usurpatiën ende indragten op het regt der Staten van Holland ende Westvriesland. Waarop in den jare 1667 naarder overwogen zijnde, dat omtrent het predikamt geene genougsaame jaren vereischt wierden, ende dat sedert de troublen in deese landen derhalven veele abusen waren gepleegd, 'tzy door onkunde, 'tzy door onvoorsigtigheid, soo hebben de Staten van HollandGa naar voetnoota) ter meerdere eere van God Almagtig ende meerdere stigtinge der kerke by placcaat geordonneerd, dat niemand soude werden geadmitteerd tot het predikamt in Holland ende Westvriesland, ten ware hy hadde bereikt den ouderdom van 25 jarenGa naar voetnoot3). | |
[pagina 166]
| |
Ende de Staten van Holland in den jaere 1668 op deselve fondamenten nog verder bouwende, hebben weederom by placcaat vastgesteld, dat niemand soude werden geadmitteerd tot het predikamt in eenige steeden, stemme hebbende in de vergaderinge van haer Ed. Gr. Mo., den Hage daar ondergereekend zijnde, tenzy hy hebbe bereikt den ouderdom van volle dertig jaren, gelijk meede in geene andere beslotene steeden iemand tot het gemeld predikamt mag werden toegelaten, tenzy hy de seeven en twintig jaren hebbe vervuld. Ende ten einde de plaatsen niet souden werden vacant gehouden totdat iemand onderwylen dien ouderdom soude mogen komen te bereiken, soo is wyders geordonneerd, dat niemand tot eenig vacante plaatse sal kiesbaar weesen, dan die vóór het vacant werden van die plaatse gemelde respective jaren vervuld sal hebbenGa naar voetnoot1). Ga naar margenoot+ Is geene kleine vrugt der Vrye Regeeringe, dat gedurende deselve de Oostindische Compagnie van den Staat niet heeft konnen verkrygen verlenging van haar octroy dan met sig te verbinden deesen Staat by te springen met het getal van twintig wel gemonteerde ende gemande oorlogscheepen, ter tijd ende wyle toe den aangevangen oorlog met Engeland door een tractaat van vreede soude weesen geëindigdGa naar voetnoot2). Ende als door verlies van scheepen, voornementlik in den eersten slag ter zee gevallenGa naar voetnoot3), die Compagnie niet konde het beloofde getal van scheepen uitrusten, soo heeft deselve van dien tyde aan tot den einde des oorlogs maandelik aan den Staat moeten te berde brengen 100.000 guldens; daar deselve in den jare 1622 om sonst ende in den jare 1647, als wanneer deese Staat buiten allen nood was, prolongatie wiste te bekomen,Ga naar margenoot+ mits te Hove door notabile vereeringen ende andersins vrinden makende, ende aan den Staat niet meer tellende dan één maal 1.500.000 guldens. | |
[pagina 167]
| |
Gelijk daarenboven de Westindische Compagnie in den jare 1669 geen provinciael advijs van Holland tot prolongatie van 't octroy heeft weten uyt te wercken, dan met voor den gemenen ingesetenen seer heilsame conditiën ende bepalingen, ende onder anderen, dat deselve niet sal vermogen te secluderen eenige ingeseetenen van de navigatie ende traffike op eenige ryken, landen ende plaatsen van hun district, alwaar sy, Compagnie, jeegenwoordig geene forten, logiën, ofte gestabilieerde handel is hebbendeGa naar voetnoot1). Ga naar margenoot+ De vierde vrugt der Vrye Regeeringe is, dat de Staten van Holland ende Westvriesland den 19en Julij des jaars 1663 geresolveerd ende vastgesteld hebben, dat of het quame te gebeuren, dat hier naamaals de Ridderschap, of iemand van de heeren eedelen, de steeden of iemand van de regeerders derselver, of van de heeren hare gedeputeerden, of ook andere de vergaderinge der Staten van Holland frequenteerende - ter oorsake van de propositiën, remonstrantiën, advisen of resolutiën, dewelke voor deesen zijn gedaan, gegeeven ende genomen, of naamaals gedaan, gegeeven, ende genomen sullen worden tot handhavinge van de teegenwoordige regeeringe, tot conservatie van de vryheid, of andersints den staat van den lande aangaande etc. - by eeniger manieren binnen ofte buiten den lande van Holland ende Westvriesland by eenige weegen van faiten of regten tot eeniger tyd wierde gemolesteerd, geïnquieteerd, ofte beschadigd in lijf of goederen, eere, staat of offitiën, hetselve sal worden gehouden ende geconsidereerd, of sulks teegens den staat en welvaren van het geheele land ende alle de ingeseetenen van dien geschiedden, ende dien volgende tot gemeenen last van den lande van Holland ende Westvriesland sal werden afgeweerd etc.Ga naar voetnoot2). | |
[pagina 168]
| |
Ga naar margenoot+ .... is eene van de voornaamste vrugten der Vrye Regeeringe, dat men gedurende het Engels oorlog niet alleen de lasten ende de consenten, waaruit deselve gedragen souden werden, beeter als ooit teegen malkanderen gewoogen heeft, maar dat door Hollands goed beleid eerst in sig selfs.... millioenen ende daarnaa ook door Staten-Generaal.... op den ordinaris interest ende sulks tegens den penning 25 of 4 ten hondert in 't jaer geligt ende als spaarpenningen ter syden geset zijn gewordenGa naar voetnoota). Waardoor by quade voorvallen het land sijn credit niet hoevende te gebruiken, hetselven ten uitersten soowel als in de vreede bewaard heeft; ende daarenboven by vertraginge in 't opbrengen der nogtans seekerlik sullende volgen penningen, deese schatkamer heeft aangetast, mits sorge dragende, dat telckens de geligte penningen wederom door nieuwe negotiatiën of andere extraordinaris middelen sijn geremplaceert geworden, ende door dat middel ook alle noodwendigheeden ten oorlog met gereedGa naar margenoot+ geld tot seer geringen pryse gekoft ende betaald heeft. Daar ten tyde der bedwongene regeeringe alle lands noodwendigheeden de helft ofte een derde hooger als behoorde ingekoft wierden, ende daarenboven de oorlogscheepen door gebrek van geld veeltijds aan de wallen moesten blyven leggenGa naar voetnoot2). Ga naar margenoot+ Voor de sesde vrugt der Vrye Regeeringe stelle, dat de exploicten ter zee secretelik geresolveerd, bestierd ende uitgevoerd hebben konnen werden, hetwelk nooit klaarder soude hebben konnen blyken als in den jare 1664, wanneer den vice-admiraal nul(t).-admiraal De Ruiter belast wierd met twaalf oorlogscheepen een togt naar Guinea | |
[pagina 169]
| |
te doen ende aldaar weeder te neemen alle 'tgunt de Engelsen ons seer trowloselik gedurende onse vreede ende alliantie ontnomen haddenGa naar voetnoota). Want hoewel de resident G. Downing nog in den Hage was, ende aldaar soo veele vrinden had, dat hy sig beroemde ende synen koning ook verseekerde, dat ter Generaliteit niet eene resolutie konde voor hem verborgen gehouden werden, soo is nogtans sulks, dat door den voornoemde Heere admiraal De Ruiter alles verrigt wierd eer de koning van Engeland ofte Downing eenige kennisse bequam, dat daartoe in den Hage eenige resolutie genomen wasGa naar voetnoot1) Ga naar margenoot+ Ende in den jare 1667 is ingelijks gebleeken, dat de gedeputeerden ende de gevolmagtigden van Staten-Generaal tot de expeditie en over 't employ van 's lands vloten | |
[pagina 170]
| |
den 6en Junij geresolveerd hebben de riviere van Chattam met gewapend vaartuig en oorlogscheepen op te lopen,Ga naar margenoot+ om aldaar de Engelse scheepen te vermeesteren ofte te ruïneren, ende dat hetselfde soo wel gesecreteerd is geworden dat op den 22 ende 23en Junij daaraan volgende die onwaardeerelike seegen aldaar op onse vyanden behaald, ende daardoor die voor ons loffelike vreede bekomen isGa naar voetnoot1). Daar men in teegendeel ten tyden der bedwongene regeeringe seer weinige exploiten ter zee heeft konnen doen, omdat de Spaansen daarvan meest altijd verwittigd waren, als vóór deesen gebleeken is aan de vrugtelose togten en zeevaarten van Joris Spilbergen, Jaques l' Hermite etc.Ga naar voetnoot2). Ga naar margenoot+ De agste vrugt der Vrye Regeeringe is het stellen van den Artikulbrief voor den oorloge te water, naar de geleegentheid der Vrye Regeeringe ende tot merkelike verbeeteringe van de discipline militaire van den jare 1664, 4 Augusti, ende van den 27 Julij des jaars 1665Ga naar voetnoot3), alsmeede verscheidene andere goede placcaten ende ordren, onder anderen voorstellende - tot aanmoediginge derGa naar margenoot+ officieren, soldaten ende matrozen, die eenige vyandlike scheepen souden mogen komen te veroveren ofte te vernielen, als ook voor alle verminkt in den oorloge werdende, - seer grote premiën ende vergoedigingen, welkeGa naar margenoot+ over den eenigen gewonnen seeslagGa naar voetnoot4) des jaars 1666 ter somme van driehonderdduisend guldens verschaft wierden, ende aan de andere syde ook rigoureuse straffen voor alle ongehoorsame ende quaadwillige; zijnde tot ongemeldeGa naar margenoot+ premiën ende vergoedigingen aanstonds gesteld een seeker fondsGa naar voetnoot5) ende ook aan allen promptelik ende deugdelik | |
[pagina 171]
| |
voldaan, ende in twee jaren tijd, nietjegenstaande de onwilligheid ofte misleiding des lt-admiraals C. Tromp, ook meer straffe over de ongehoorsame ende quaadwilligen geoeffend als te voren in tagtig jaren was geschied. Want daar my niet voor staat, dat voor deesen de straffe over de scheepscapitainen flaawhertigheid hoger gegaan is als tot een afsettinge ofte deportement van hun amt - behalven over den ongelukkgen capitain BagijnGa naar voetnoot1) - soo heeft men nu in den jare 1665 gesien niet alleen veele dodelike straffen over gemeene gesett, maar ook dat de capitainen Van der Marre, Bruining ende Jan PietersenGa naar margenoot+ Onklaar over hunne wandevoiren in den slag teegen de Engelsen geharquebuseerd, ende verscheide andere met deportementen, eereloosheid ende uitbanningen gestraft zijn gewordenGa naar voetnoot2). Jaa, is kort daaraan door de Staten vanGa naar margenoot+ Holland goedgevonden den Heer C. Tromp van synen dienst als lieutenant-admiraal onder 't Collegie ter Admiraliteit tot Amsterdam te ontslaan ende in desselfs plaatse te stellen Jonker Willem Joseph van GentGa naar voetnoot3). Ende wanneer bevonden is geworden, dat de ritmeester Buat sig schuldig had gemaakt aan landverraderie, ende dat Johan Kievit, doenmaels Gecommitteerde Raed van de Staten van Holland ende Westvriesland van wegen de stad Rotterdam, alsmeede Ewout van der Horst, Raed ende vroetschap derselver steden, met denselfden Buat gecorrespondeerd hadden, soo heeft deese Vrye Regeeringe de hoge qualiteiten ende maagschappen derselven niet ontsien, maar is daerop gevolgd, dat de ritmeester Buat met den swaarde den.... October | |
[pagina 172]
| |
1666 onthoofd isGa naar voetnoot1), ende dat Johan Kievit verklaard is begaan te hebben crimen laesae majestatis, vervallen te weesen van sijn vroedschapsplaats der steede van Rotterdam, ende van Gecommitteerde Raad in 't Collegie van de Gecommitteerde Raden, mitsgaders van Bewindhebber van de Oostindise Compagnie ter kamere van Rotterdam. Voorts voor eeuwig gebannen uit Holland, Zeeland en Vriesland, op peine van oit daarin geapprehendeerd werdende met den swaarde gestraft te werden met confiscatie van alle syne goederen. Ende de voornoemde Ewout van der Horst verklaard vervallen van sijn voors. vroedschapplaats der voors. steede van Rotterdam, voorts meede ten eeuwigen dage verbannen uit Holland, Zeeland en Vriesland, op peine van daarin weederkeerende swaarder gestraft te werden, met confiscatie van alle syne goederen. Welke sententiën aldus geweesen ende ook geëxecuteerd zijn, niet gelijk wel voorheen onder de bedwongene regeeringe door gedelegeerde, maar door den ordinaren competenten regterenGa naar voetnoot2). En van hoe groot een gewigt ende onuitspreekelike nuttigheid ter bewaringe van die diergekofte vryheid zijn geweest deese straffen over soodanige hovelingen, die tragten souden door aanspanningen met den vyand van deesen staat, ofte andersins geweldig ende verraderlik Leur petit Maistre, een dwingend Heer over Holland in te voeren, leerd ons een seer vermaard Politik Disc. 16 lib. 1, alwaer hy segt: ‘Daar is geen kragtiger, seekerder, heilsamer nog noodsakeliker middel - - namentlik om de publike vryheid te bewaren - - als is de straffe des doods van Brutus sonen, welke met eenige andere Romainse jongelingen teegen hun vaderland conspireerden, om geene andere reeden dan omdat sy onder de Vrye Regeeringe geen middel sagen gelijk wel onder de voorgaande koningen, om quistig en baldadiglik leevende te konnen ongestraft leeven’Ga naar voetnoot3). | |
[pagina 173]
| |
Ga naar margenoot+ Ende is hieruit ontstaan nog eene andere goede vrugt, namentlik alsoo gedurende de voorheen bedwongene regeeringe de subalterne regtbanken ende Hoven van justitie soodanig waren besteld, dat de regters volgens eede oordeelen mogten niet alleen volgens beschreeve regten, ordonnantiën ende statuten van de Hoge Overheid, ende keuren ende costumen, overeenstemmende met hunne reeden ende billikheid, maar ook en voorneementlik in politike criminele saken veeltijds prefereerden gratie voor rigueur van regten - sulks alle derselver vonnissen in soodanig een gevalle van eenen seer onseekeren uitslag waren - soo hebben de Heeren Staten van Holland in den jare 1668 goedgevonden aan de Hoven van justitie ende alle subalterne regtbanken van Holland aan te schryven, voortaan in hunne sententiën en vonnissen niet meer te gebruiken die clausulen van: ‘Doende regt in den name ende van weegen de Hoge Overigheid ende Grafelikheid van Holland ende Westvriesland’, ende de tweede clausule van ‘Prefererende gratie boven rigueur van justitie’, maar in plaatse van deselve deese, namentlik: ‘Doende regt in den name ende van weegen de Hoge Overigheid de Staten van Holland ende Westvriesland, ende in 't formeren der vonnissen ende sententiën preciselik sig te gedragen naar wetten’. Sulks de gonst ende afgonst der regteren, die ten tyde der grafelike ende stadhouderlike regeeringe sig naar eenes menschen sin veeltijds buigen moest, voor soo veele ook ingetoomd isGa naar voetnoot1). Ga naar margenoot+ Voor de seevende vrugt der Vrye Regeeringe stelle, dat in den jare 1664 den 30 Junij op de propositie der Heeren Gedeputeerden van de provintie van Holland, ter Generaliteit is vastgesteld, dat het school- als ook het egtreglement, by haar Hoog Mog. geëmaneerd over de steeden en platte landen in de heerelikheeden ende dorpen staande onder de Generaliteit - en welke op den name ende van weegen den Heere Prince van Oranjen waren geëmaneerd over de steeden, landen, heerlikheeden ende dorpen van denselven Heere Prince, geleegen in Bra- | |
[pagina 174]
| |
band onder de gehoorsaamheid van deesen Staat - souden werden gesonden aan de respective steeden, plaatsen ende officieren, immediatelik resorteerende onder de Generaliteit, ende specialik meede aan de steeden, plaatsen ende officieren van de stad ende Baronnie van Breda, stad van Steenbergen, heerelikheid van Princenland, stad Grave, lande ende Baronn(i)e van Cuik, lande ende Baronn(i)e van Cranendonk, stad ende heerelikheid Eindhoven, mitsgaders stad ende heerlikheid van Willemstad, met ordre om deselve reglementen alnog aanstonds op den name van haar Hoog Mog. alleen ende privative te doen publiceren ende nakomen. Wyders is ook aan den Hooggemelden Heere Prince van Oranjen geschreeven, dat in de voorschreeve reglementen, op den name van Syne Hoogheid gedresseerd ende geëmaneerd, verscheiden pointen waren influerende, dewelke maar alleen specteerden tot de dispositie van den souverain ende niet van eenig vassal, dat derhalven hy Heer Prince alle 'tselve wilde doen redresseren ende repareren naa behoren, ende sig voorts in het toekomende onthouden van diergelyke meer te doen. Ga naar margenoot+ De.... vrugt der Vrye Regeeringe is, dat Holland voormelde sware oorlogen, ende in de jaren 1664, 1665, 66, 67 alleen.... aan onkosten gedragen hebbende, de Staten van denselven lande geduriglijk het inkoomen des lands teegen de lasten ook soo wel overwogen hebben, dat in den jare 1668 door opreekeninge ende rapport in haare Eed. Gr. Mog. vergaderinge gedaan, gebleeken is, dat in den jare 1652 door den Ontfanger-generaal ende door de particuliere ontfangers van 't Zuiderquartier te samen aan losrenten ende interessen betaald was de somme van guldens 4.816.778, agt stuivers en vier deniers; daarvan het kapitaal is ses en 'tneegentig millioen, drie honderd vijf en dertig duisend, vijf honderd drie en sestig guldens, agt stuivers ende vier deniers. Ende sulks oover geheel Holland 121.176.809:6:7. Maar dat in den jare 1667 liep tot laste van Zuid-Holland op losrenten ende interessen 3.797.087:17:0 1/5; sulks een capitaal van vier en 'tneegentig millioen, neegen honderd seeven en twintig duisend, één honderd ses en 'tneegentig guldens, vijf stuivers en vijf deniers, makende over geheel de provintie van Holland ende Westvriesland | |
[pagina 175]
| |
- het Noorderquartier naar proportie van 20½ daartoe gedaan zijnde - honderd neegentien millioen, vier honderd vijf duisend, twee honderd agt en seeventig guldens, ses stuivers ende seeven deniers. Ende dat in den jare 1667 waren op het Zuiderquartier de lijfrenten meer dan in den jare 1652 ter somme van één ende 'tneegentig duisend, twee honderd veertien guldens, agtien stuivers, seven ende een half denier, daarvan het capitaal teegens den penning twaalf is 1.094.579:3:6, ende sulks over geheel Holland 1.376.829:3:0. Ende belopen dienvolgende twee posten, namentlik van losrenten en interessen, ende lijfrenten gesaamentlik over Holland 120.782.107:9:7, ofte honderd en twintig millioen, seeven honderd twee ende tagtig duisend, één honderd seeven guldens, neegen stuivers en seeven deniers. Soodat Holland in den jare 1667 minder is belast dan 1652 drie honderd vier ende tneegentig duisend, seeven honderd ende twee guldens, ende seeventien stuiversGa naar voetnoot1). Ende seer wel aan te merken is, dat bovendien gedurende het laatst Engels oorlog uit de gemeene subsidiën zijn aangebowd agt en veertig oorlogscheepen, lang van 140 tot 120 voetenGa naar voetnoota) ende dat Holland daarenboven uit syne eigene borsse ende voor sig selfs heeft doen bouwen vijf de magtigste oorlogscheepen, die ooit in deese landen gebouwd zijn geweest, lang d' een door d' ander 170 voeten, ende insgelijks uit syne eigene finantiën doen gieten heeft.... metale seer sware en.... ysere stukken geschutsGa naar voetnootb), ende onse magasynen niet alleen voorsien heeft met nodig buspoeder, maar ook deselve opgepropt heeft met materialen ten oorloge dienende, als koper, tin, salpeeter, swavel.... Ende daarenboven in Den Hage eene niewe geschutgieterie aangebowd is gewordenGa naar voetnootc), ende zijn seederd onse | |
[pagina 176]
| |
vreede met Engeland door de respective Admiraliteiten nog aangebowd.... oorlogscheepen ofte jagten, lang van 100 tot 135 voeten, om deselve op vyandelike stromen ende binnenwateren te konnen gebruiken, behalven dat te Amsterdam uit die wel gemesnageerde finantiën nog heedenGa naar voetnoot1) uitsteekende kostelike magasynen gebowd werden door de Heeren Gecommitteerde Raden ter Admiraliteit, welkers finantiën ten tyden der voor deesen bedwongene regeeringe soo qualik aangelegd wierden, dat altijds weinige oorlogscheepen gereed ende in voorraad, ende de Admiraliteiten doorgaands vol schulden ende sonder credit waren, gelijk als in het eerste Capittul des TweedenGa naar margenoot+ deelGa naar voetnoot2) naargesien kan werdenGa naar voetnoot3). | |
[pagina 177]
| |
Gelijk de provintie van Holland ten tyde van vreede altijds de yverigste is geweest om te mesnageren ende sig te ontlasten van de schulden, alsoo is die Republik ook de gewilligste geweest om by noodsakeliken oorloge,Ga naar margenoot+ als was de laatste Engelsen, in het consenteeren van eenen tweehonderdsten penning twee maal in één jaar, met de halve verponding, extraordinaris haardsteedegeld, het verhogen van het regt van 't klein-seegel, alsmeede een niew passagiegeld, ende op koetsen, paerden ende speeljagten, ende eene niewe belasting op het sout gaande van de denneGa naar voetnoot1), van toe te staan dat van de erffenissen van Oostindise actiën, gaande aan opklimmende ende syde-magen, de twintigste penning, alsmeede van alle scheepenkennissen ende notariale obligatiën, regt van praeferentie geevende, de veertigste penning moeste werden betaald aan 't gemeene land, ende dat daarenboven eenige kleine middelen, die in den jare 1664 waren gediscontinueerd, te weeten op haring ende soute vis, op de olie ende traan, mitsgaders op de kopboterGa naar voetnoot2), op niews ingevoerd wierden. Ende is het beleid onser Vrye Regeeringe hieromtrent soo voorsigtig geweest, dat hoewel deselve wel tusschen de 6 ende 7Ga naar voetnoota) millioenen des jaars bedroegen, nogtans teegen het invoeren van dien gansch geene beroerten zijn ontstaan. Daar in teegendeel ten tyde der bedwongene regeeringe selfs om seer kleine imposten, als was en is op de boter, seer sware oproeren, onder anderen te Delft ende tot Haarlem, zijn ontstaan, die niet dan met geweld van soldaten, doodschieten en sware straffen der beladene ingeseetenen gestild wierden. Ga naar margenoot+ ....van de Vrye Regeeringe dat gedurende het Engels oorlog de Staten van Holland soo goede sorge hebben gedragen met ammonitie van oorloge, eet- ende drinkwaren alsook brandhout ende turf te verschaffen aan soo magtige vloten als ooit den Oceaan hebben bevaren, dat deselve geheele saisoenen hebben konnen zee houden. Als | |
[pagina 178]
| |
gebleeken is in den jare 1667, als wanneer onse vloot, bestaande in 55 seer magtige oorlogscheepen, ses fregats, seeven avysjagten, twaalf branders en seeven gallioots, alleen van Holland toegerust ende uitgevaren, gemonteerd met 8442 stukken geschuts, gemand met 13456 matrosen en twee duisend drie honderd en vijf en tagtig soldaten, behalven de scheepen.... uit Zeeland ende....Ga naar voetnoota) uit Vriesland, den 6en Junij in zee gesteeken ende gebleeven is tot den....Ga naar voetnootb) als wanneer de vreede gesloten ende geratificeerd, alsmeede alle vyandschap opgehouden wasGa naar voetnoot1). Zijnde onderwylen door de Heeren Johan Eleman ende Geraard Hasselaer, als gecommitteerde van de Ed. Mog. Heeren Gecommitteerde Raden van de Heeren Staten van Holland ende Westvriesland, alleen sederd den 2en Julij tot den 12en September des jaars 1667 van Amsterdam naa 's lands vloote gesonden aan eetwaren ende brandhout voor de waarde van fl. 51.665:0:8, behalven tonnen bier 2179¼ ende water 1755¼Ga naar voetnoot2). Ende sal men ligtelik konnen begrypen hoe groot eene saak dit is, indien men geliefd te overdenken dat door gebrek van soodanige ordre onse oorlogscheepen ten tyden der bedwongene regeeringe in seer kleinen getale ende ook weinig gemand zijnde nogtans naweliks ses weeken naaeen see hielden, ende daarnaa invallende gemeenelik | |
[pagina 179]
| |
onse ellendige koopvaarders ende vissers den Duinkerksen roveren ten besten gaven, gelijk sulks alles in het 1e Capittel des Tweeden deels seer klarelik gesien kan werden. Ga naar margenoot+ De.... vrugt der Vrye Regeeringe voor ende gedurende het Engels oorlog is, dat de Staten van Holland en Westvriesland alsmeede derselver Gecommitteerde Raden sig van alle noodwendigheeden hebben voorsien gehad, eer des van noden was. Welke voorsorge - gevougd by twee andere, namentlik de eerste dat alles met gereed geld gekoft ende betaald konde werden, ende de tweede dat de commissie om sulks uit te voeren wierde gegeeven aan Heeren in het College der E.M. Gecommitteerde Raden, sittende van weegen soodanige steeden, wien aan eene goede uitkomst van saken seer veele geleegen was, ende daarenboven aan soodanige Heeren, van welkers liefde tot ons vry vaderland, wijs beleid ende onverdrietigen arbeidsaamheid men alleszins verseekerd was - heeft veroorsaakt, dat tot verwonderinge van de geheele weereld Holland gedurende alle de oorlogsgevallen alle krijgsbehouften ende defecten der Admiraliteiten ende der andere Provintiën tydelik heeft konnen verschaffen ende suppleeren tot lagere ofte alsoo lagen pryse als ooit in tyden van vreede het grof canon, scherp, buspoeder, drank en eetwaren hebben konnen geleeverd werden. Ende vermits alle hetselven voornamentlik uitgewrogt is door eenen sonderlingen yver, klouk beleid, ongemeene spaarsaamheid, trouwe ende onuitspreekeliken arbeid der Heeren Johan Eleman, Niklaas Tulp ende Gerard Hasselaar, Gecommitteerde Raden van weegen de steeden Leiden ende Amsterdam respective, soo behoorden deselve ende hunne namen by ons ende alle onse nakomelingen, liefhebberen van den roem ende heils onses vaderlands, geroemd ende geseegend te werdenGa naar voetnoot1). | |
[pagina 180]
| |
Ga naar margenoot+ .... is een vrugt van de Vrye Regeeringe, dat in den jare 1665 door Hare Hoog. Mog. zijn gecommitteerd drie Heeren, namentlik de Heer R. HuigensGa naar voetnoot1), Raedpensionaris De Wit en Johan Boreel, alle gecommitteerdens ter vergadering van de Staten-Generael uyt de provinciën van Gelderland, Holland ende Zeeland respective, met volle magt voor eene aanstaande expeditie over 's lands-vloot.Ga naar margenoot+ Welk is geweest van soodanig effect, dat de gemelte Heer Raadpensionaris De Wit kort daaraan de zeegaten omtrent Texel besigtigende, ondervonden heeft dat deselve soodanige diepten ende wijtte hadden alsook gestrekt lagen, dat uit deselve alle, jaa ook de grootste ende diepst gaande scheepen met agt en twintig onderscheide streeken van het compas, jaa ook sonder wind ende alleen met de ebbe in zee gebragt konden ende ook zijn geworden. Daar vóór deezen tot dien tijd toe eene constante opinie is geweest, dat maar tien streekenGa naar voetnoota) van dien aanleidinge gaven om in zee te komenGa naar voetnoot2). Ende van hoe groot een belang hetselven voor den oorloge ter zee ende de zeevaart zy, kan ligtelik werden begreepen, indien men overdenkt, dat niet alleen het magtige Amsterdam, maar ook alle seehavens van Noord-Holland ende Westvriesland van die geleegentheid sig moeten ende konnen dienen, als ook dat de tien streeken van Noord-Noord-Oost tot Suid-Oost, beiden incluis - met welke men alleen van Texel in see pleeg te | |
[pagina 181]
| |
loopen - selden in deese landen wajen ende derhalven ten onuitspreekeliken kosten ende schaden voor deese en altijds zijn afgewagt geworden. Ende hoewel onse oorlogsvloot, met seer goede ordre van Noorweegen herwaarts onse koopvaarders geleidende, door eenen grouwelike storm, gevougd by het versuim eeniger Oostindis scheepen, sulks is verstrooid geworden,Ga naar margenoot+ dat verscheide oorlogende koopscheepen in handen der Engelsen zijn gevallen, soo hebben nogtans die volmagtigden op het bestemde rendevous zee gehouden ende, 'tgeent in de volgende eewen ongelovelik sal weesen, nietjeegenstaande onsen voorgaanden ongelukkigen zeeslag ende deese eeven voorgevallene schade, ende nietjeegenstaande die beroemde onverwinnelikheid der Engelse zeemagt, soo hebben deese roemwaardige helden, aldaar kondschap bekomende dat de Engelse vloot in de sestig scheepen Oost van haar was, sig niet ontsien met veertig en niet meer oorlogscheepen, sederd den storm byeen vergaderd, derwaarts aan cours te setten ende gemelde vyanden op te souken; gelijk deselve ook eenige dagen daarnaa seekere tydinge hebbende ontfangen dat het gansche Engelse gros, bestaande alstoen in de 'tneegentig scheepen van oorloge, sig op de punt van de Breeveertien onthielde, weederom met eene mannelike dapperheid naar gehoudene deliberatiën met den Heer lt.-admiraal De Ruiter en andere hoofdofficieren, met vijftig scheepen van oorloge den vyand aldaar hebben opgesogt, hoewel beide de reisen te vergeefsGa naar voetnoot1). Welke ongemeene couragie gegrond was op de goede eendragt, ordren, militaire exercitiën tusschen de scheepen, ende het spoedig straffen van delinquanten, van wat soorte ofte conditie deselve ook souden zijn geweest. | |
[pagina 182]
| |
Zijnde alle dese gemelde saken alsmeede de volgendeGa naar margenoot+ oeconomie ende ordre om des landsvloten drie maanden naareen in zee te houden, ende daarnaa buitengaats van alle noodwendigheeden te konnen spoedig voorsien, beneevens veele andere hier niet uitgedrukte ordren de eerste vrugten deeser warelik eerste Vrye Republikse Regeeringe ter zee. Ende hoewel in de volgende jaren de slaafagtige Seewen te meermalen deese allerloffeliker Republiken vrye maximen, van door eenige weinige personen hare auctoriteit by representatie te brengen in de heiren, 'tzy te water 'tzy te lande - niettegenstaende selfs de hooftofficieren ter zee sulks voor dese landen seer dienstig oordeelden ende by den scheepschrijgsraed goedgevonden was daartoe aen haer Hoog Mog. versoek te doen - met alle middelen tragteden teegen te gaan, soo is nogtans deese soo gewigtige sake voorsigtiglik beleid geworden, dat hare Hoog Mog. den 12en May 1667 in deliberatie geleid endeGa naar margenoot+ goedgevonden hebben, dat weederom tot betragtinge van den dienst van 't land eenige weinige cordate ende standvastige mannen van kennisse ende beleid, tot twee of drie in getale, uit de hoge regeeringe by hare Hoog Mog. om als gedeputeerdens ende gevolmagtigden van deselve in de vlote van den Staat op zee ende in de expeditie selfs gebruikt te werden, in vougen als daartoe in den voorleeden jare 1665 ende 1666 commissie verleend was geweest. Ende of wel de slaafagtige maximen onser voorgaande capitainen-generaal regeeringe in Zeeland soo verre de ooverhand behielden, dat die provintie niemand uit den hunnen daartoe committeeren wilde, ende uit de andere provintiën sig ook niemand daartoe aanbood, soo hebben nogtans de Staten van Holland daatoe versogt ende gekoren den Heer Cornelis de Wit, regerende borgemeester der stad DordregtGa naar voetnoot1). Waarop gevolgd is, dat onse vloot den 6en Juny in zee gesteeken zijnde, den 20en desselvigen maands het fort CharnesseGa naar voetnoot2) ende des konings van Engeland magasijn op | |
[pagina 183]
| |
het eyland QueenenbourougGa naar voetnoot1), in den Teems geleegen, verooverd heeft, alvorens dat eenige scheepen uit Zeeland ofte Vriesland sig by onse vloot vervougd haddenGa naar voetnoot2). Ende is wyders door den yver, goed beleid ende manhaftigheid des gevolmagtigden ende der bevelhebberen onser vlote den 22 ende 23en daaraanvolgende de rivier van Chattam overweldigd, ende zijn aldaar genomen ofte verbrand neegenGa naar voetnoot3) oorlogscheepen, waaronder vier de voornaamste van geheel Engeland ende die voor deesen den Engelsen soodanigen hogen moed gegeeven ende alle andere volkeren verschrikt hadden, dat zy daarop steunende sigGa naar margenoot+ vermeetiglik den eigendom ende de heerschappie der Nawe ende ook van andere seën hadden derven aanmatigenGa naar voetnoota), maar nu sig van die tanden ende klawen beroofd ofte ontbloot, ende ons in teegendeel niet alleen met een veel magtigere, beeter van alles voorsiene, wel gedisciplineerde en kloekelik beleide oorlogsvloot voorsien te weesen bemerkende, goedvonden op den 31en Julij daaraanvolgende eene billike vreede te Breda op onsen eigen bodem te teekenen. Zijnde dit de allerloffelikste vrugt, die men soude hebben konnen ende vóór deesen onder de bedwongene regeeringe niet derven wenschen, naademaal men ten tyden der successive prinsen van Oranjen oordeelde deese landen soodanig dependent te weesen van Engeland, dat men voor eene vaste maxime soude willen gesteld hebben te | |
[pagina 184]
| |
moeten vreede houden met Engeland, al soude daar de duivel woonen. Ende naademaal door onser gemelden Vryen regeerd(er)en kloek beleid ende kragtige uitwerkingen den toeleg der Engelsche(n) op de heerschappie der zeën niet alleen gestut ende verbroken, maar ook deesen Staat daardoor soo ontsaggelik voor den Engelsen geworden is, dat onse vreede ende alliantie met deselve bestendiger ende onse ingeseetenen van hun min gequollen ofte verongelijkt als voorheen staan te zijn. Ende deselve loffelike maximen der Vrye Republiken heeft men ook beginnen te gebruiken in de oorlogen te lande, want ofschoon de slaafse maximen in den jare 1664 nog sooveel vermogten, dat men alstoen nog niet konde goedvinden de magt ende auctoriteit onser Vereenigde Republiken by delegatie ten velde te brengen, om aldaar den veldoversten te lasten ende te beveelen 'tgunt gedaan ofte gelaten behoorde te werden, soo vonden nogtans hareGa naar margenoot+ Hoog Mog. goed te committeren de drie Heeren, namentlik Van Haren, Almelo ende GockingaGa naar voetnoot1), om den Prinse Willem van NassowGa naar voetnoot2) met raad ende daad by te weesen, ende naa voorgaande deliberatie, sonder ruggespraak, aangaande die expeditie naa de Dylerschans te resolveren ten meesten dienste ende welstand van deesen staat, belovende voor goed ende van waarden te houden alle 'tgeene (door) gemelde Heeren Gedeputeerden te samen ofte eenige van dien present weesende gedaan ende uitgewrogt soude werden. Alwaar, omdat wy weinigen teegenstand vonden, die gebreekige ordre weinig onheils baarde, ende sooveele voor de Vrye Regeeringe gewonnen wierd, dat nu eerstmaal bleek, dat onse vereenigde wapenen geenen capitain-generaal ad vitam nodig hadden, | |
[pagina 185]
| |
maar dat alles met meerder securiteit voor den Staat door eenen veldoversten voor eene veldtogt konde werden uitgevoerdGa naar voetnoot1). Ende alsoo deselve slaafagtige maximen in den jare 1665 nog boven de vrye sulks praevaleerden, dat de Staten-Generaal aan hunne Gedeputeerden tot de expeditie teegen den Bisschop van Munster geene volmagt om de krijgsoversten te gebieden, maar alleen om te raden wilden geeven - sulks de veldoverste met sijn krijgsraad alles determineren ende gebieden mogt - soo heeft men ook daar klarelik gesien, dat de krijgsluiden eenenGa naar margenoot+ langen den lande schadeliken oorlog, ende de kragtelose Gedeputeerden van den staat eene spoedige heilsame uitkomste van dien gesogt hebbenGa naar voetnoot2). Waarop ons heir in garnisoen gelegt weesende, volgde dat weederom ordre wierd gegeeven, om de garnisoenen, leggende op onse grensen omtrent Munsterland, alsook eenige andere in seekere lijste uitgedrukte compagniën in een gros ofte met kleine partijen door daartoe Volmagtigden uit de Staten-Generaal ende Raden van Staten byeen te mogen brengen ende daarmeede op den vyand te mogen ageren - - Aitzema b. 46, p. 198 - - met volkome magt ende speciaal bevel om sonder ruggespraak aangaande 't employ der voorschreeve militie, naar ingenomen avis van den veldoverste Prinse Maurits van Nassau, ook soo sy sulks goedvonden van andere hoge ofte mindere officieren, alles te resolveren ende te effec- | |
[pagina 186]
| |
tueren of doen effectueren, wes naar geleegentheid ende vereisch der voorvallende saken ten meesten dienste van den staat ende afbreuk van den vyand bevonden soude werden te behorenGa naar voetnoot1). Ende dit heilsame werk eener republikse krijgsbestellinge aldus den 28 January 1666 synen aanvang genomen hebbende, is den 18de April desselvigen jaars daarop gevolgd eene billike heilsame vreedeGa naar voetnoot2). Sulks men eindelik in den jare 1668, als wanneer die vreeselike Franse krijgsmagt ons stond op den halse te koomen, gebruikt heeft die loffelike ende voor de vryheid noodsakelike maximen van de authoriteit der Republike te velde te brengen, ende aldaar door Gedeputeerden en Volmagtigden te gebieden over de gansche krijgsmagt van deese Vereenigde NeederlandenGa naar voetnoot3). Hetwelk geweest is van soodanigen heilsamen gevolge, dat, de Engelsen ende Sweedsen sig ten selven einde sig met ons verbindende, de vreede door gansch Europen daardoor op heeden geconserveerd is geworden sonder eenige bloedstortinge ofte verdere spillinge onser finantiënGa naar voetnoot4). Ga naar margenoot+ ........................................................................, dat den 18 April 1665 door Staten-Generaal volmagtigdGa naar margenoot+ zijn eenige Gedeputeerden om sig te vervougen respectivelik naa de zeegaten van Holland, Zeeland ende Vriesland, ende de oorlogscheepen met de meeste expeditie in zee te brengenGa naar voetnoot5). Gelijk den 6en Junij daaraanvolgende door Sta- | |
[pagina 187]
| |
ten-Generaal gecommitteerd wierden eenige Gedeputeerden naa de Mase ende het Goereedse gat, voor welke bestemdGa naar margenoot+ was het rendevous, daar onse oorlogsvloot by voorval van eenige verstrojinge moeste versamelen, ende alsoo zee houden. Ende zijn ook vervolgens soodanige ordren gesteld, dat onse vloot buitengaats, ofte ook invallende, door gemelde Volmagtigden aldaar bequaam gemaakt ende weederom in zee gebragt zijn geworden. En van hoe groot een gewigt hetselven is, kan ligtelikGa naar margenoot+ gesien werden, indien men opmerkt dat vóór deesen onse oorlogsvloten ten tyden der bedwongene regeeringe nooit teegen vyanden hebben geslagen, sonder ook naa de victorie aanstonds de see te verlaten ende de scheepen naa de respective Admiraliteiten, waaronder sy resorteerden, te senden. Sulks gemeenelik seer veel tijds, jaa een geheel saisoen verliep eer deselve weederom in zee gebragt konden werden. Sulks de vyanden ons gemeenelik voorkomende, onderwylen seer veele koopvaarders ende vissers selfs voor onse zeegaten quamen neemen. Ga naar margenoot+ Is geene geringe vrugt van de Vrye Regeeringe, dat de H. Staten van Holland, verstaande in den jare 1665, dat deGa naar margenoot+ vice-admiraal Jan Evertsen in Zeeland was gemaakt lt.-admiraal, aanstonds hebben behalven de li(e)utenant-admiraal generael Opdam gekoren drie andere lt.-admiraals, als eenen voor de Mase, eenen voor d'Admiraliteit van Amsterdam ende eenen lt.-admiraal van het Noorderquartier, ten einde door het afsterven ofte afweesen van (den) eene het commandement over de Hollanse vlote soude vervallen op den andere by ordre ende niet op den Zeewsen admiraalGa naar voetnoot1). Gelijk men ten tyde der bedwongene regeeringe gesien heeft, dat die vermogende Hollandse scheepsmagt niet alleen by eenige ongelukkige voorvallen, maar jaren naareen gecommandeerd is gewor- | |
[pagina 188]
| |
den door den Sewsen lt.-admiraal Hautain, Van Dorp etc. successivelikGa naar voetnoot1). Ga naar margenoot+ ......................................................................., dat in den jare 1666Ga naar voetnoot2) door de Heeren Edelen gemaakt ende by octroyGa naar voetnoota) der Staten van Holland ende WestvrieslandGa naar margenoot+ bekragtigd is eene eewigdurende wet ende ordre, waarnaar voortaan alle Heeren in de ordre van de Ridderschap beschreeven sullen moeten ende in tyden en voorvallen beschreeven sullen mogen worden. Sulks de vryheid der gemelde ordre, zijnde het eerste ende van ouds alleraansienelikste lid der regeeringe, hiermeede t'eenemale bevestigd is, daar in teegendeel ten tyde der bedwongene regeeringe dit geheele lid moeste dependeren van de Heeren Stadhouderen, insonderheid wanneer Prins Henrik de saken soodanig had weeten te beleggen, dat hy onder deselve als Eerste Edelman ook beschreeven wierd, 'twelk vóór deesen aan geenen Hollandsen Stadhouder gebeurd was, ende daarnaar aan synen sonen Willem niet gebeurd is. Ga naar margenoot+ Ende daar gedurende de voorgaande regeeringe de landen ende steeden, leggende op den bodem der Generaliteit, in het dragen der gemeene lasten seer verschoond ende de middelen van dien soodanig gedissipeerd plagten te werden, dat niet meer als.... in 't honderd opbragten, soo is nu als eene goede vrugt der Vrye Regeeringe te agten, dat in deselve vreedsamiglik gedurende ons oorlog met EngelandGa naar margenoot+ niewe belastingen hebben konnen werden ingevoerd, als 't klein-seegel, halve verponding.... Ende het gewigtigsten van allen is, dat de middelen der | |
[pagina 189]
| |
gemelde Generaliteit soo wel behandeld werden, dat deselve nu.... in 't honderd opbrengen ende de gemeene bondgenoten voor sooveele van hunnen ouden last verligten; alsmeede dat over alle de Geüniëerden Provintiën opgesteld is in den jare 1664 het grossier-geld, waarby van alle Franse wynen, in deese landen komende, 20 stuiversGa naar margenoot+ het oxhofd ende van alle andere wynen 30 stuivers moet werden betaald om uit gemelde penningen van tyde tot tyde niewe oorlogscheepen aan te bouwen. Ga naar margenoot+ ......................................................................., dat de Staten-Generaal ende insonderheid de Provintiën, aan zee geleegen, seer wyselik overleggende, dat sy de koop- ende zeevarende ingeseetenen gedurende het oorlog teegen Engeland niet souden konnen op zee beschermenGa naar margenoot+ ende tegelijk de Engelse zeemagt vernielen, niet alleen onse Groenlandse-, haring- ende doggevaartGa naar voetnoot2), maar ook alle andere koopvaart naar het Noorden, Oosten ende Westen verboden heeftGa naar voetnoota); ende middelerwyle sorge gedragen is geworden, dat niet onse ryke ingeseetenen de roofgierige Engelsen met beuiten vervullende, sig selven verarmden, maar wel dat onse arme(n) ter zee sig pleegende ter erneeren, alsook andere ingeseetenen, in onse oorlogen te watere ende te lande aangenomen ende ook promtelik betaald zijn geworden. Sulks ons nog matrosen, nog krijgsknegten ontbroken hebben om den vyanden het hoofd te bieden, ende daarenboven gedurende die beswarelike tyden geene binnenlandse oproeren zijn ontstaan. Daar in teegendeel gedurende die voorheen bedwongene regeeringe onse ryke zig ter zee geneerende ingeseetenen door geringe Duinkerkse commissie-vaarderen verarmd, ende teegen deselve, door onse verwarringe ende wanbetalinge,Ga naar margenoot+ geene genougsame matrosen ende krijgsknegten gevonden wierden om die zeerovers te dempen. Ga naar margenoot+ ......................................................................, dat de Heeren Staten van Holland met eenparige stemmen | |
[pagina 190]
| |
van alle de leeden op den 5 Augusti des jaars 1667 door eene eewigdurende wet het stadhouderschap over de Provintie van Holland ende Westvriesland niet alleen vernietigd, maar ook soodanige goede sorge tegens alle gevreesde veranderingen gedragen hebben, dat opgemelde wet by de Heeren van de Ridderschap, mitsgaders by borgermeesteren ende vroedschappen van de Steeden, alsmeede by de Heeren comparerende ter vergaderinge van de Heeren Staten van Holland ende Westvriesland, by den raadpensionaris ende secretarisen met eede bevestigd is geworden. Ende is nog daarenboven die goede sorge en 't wijs beleid der Staten van Holland sooverre gegaan, dat alle Heeren, die namaals in de ordre van de Ridderschap en Edelen beschreeven, of tot borgermeester verkosen, en in de voorschreeve vroedschappen geassumeerd sullen werden, voor hare admissie dienselvigen eed sullen moeten afleggen. Gelijk ook het voorschreve Edict aan beide de Hoven van justitie, mitsgaders aan de officieren ende geregten van de gemelde steeden toegesonden is geworden, met last ende ordre om haar in het administreren van de justitie daarnaar als de voornaamste wet van den lande, tot voorstand van de vryheid, mitsgaders tot conservatie van de eenigheid ende van de gemeene ruste gemaakt, puntuelik en exactelik te reguleren, op den eed by henluiden in 't aanvaarden van hare respective officiën ende bedieningen gedaan.Ga naar voetnoot1). Ende hoe dierbaar ende hoog deese vrugt der Vrye Regeeringe behoorde geagt te werden, sal men ligtelik konnen begrypen, indien men geliefd te gedenken, dat in den jare 1581 Philippus als graaf van Holland van syne heerschappie vervallen te zijn verklaard ende dienvolgende ook afgeswooren werdende, nogtans geene sorge gedragen wierd, dat geen ander, jaa geen booser Heer oover Holland soude komen te heerschenGa naar voetnoota). Sulks in die tyden ook geduriglik gearbeid wierd ende ook mogte werden om eenen anderen graaf over Holland te maken. Ende daarenboven was in plaatse van den af- | |
[pagina 191]
| |
gesworen Philippus gebleeven sijn stadhouder Wilhelmus, die uit kragte van dat amt - uitgenomen de gravelike domainen - warelik gebruiken mogt ende ook gebruikte alle magt ende regt, dat ooit den grave toequam. Ende dienvolgende kan een yder seer wel sien, dat met soodanige afsweeringe de goede ingeseetenen in het toekomende voor geene tyrannige ende geweldige regeeringe behoud soude werden. Gelijk de volgende tyden ons ook, God beeterd, de waarheid van dien overvloediglik hebben geleerd, ende nu ook door de goede ingeseetenen meer ende meer geleerd sal werden, hoeveel heilsamer het hun is te wonen in eenen lande, dat warelik ende inderdaad de diere ende onschatbare vryheid geniet, als in eenen lande, dat nietwes als de name van dien genooten heeft ende gebruiken mogt, sonder te moeten sien, dat de vroomste regenten ende ministers van dien derhalven door den respectiven stadhouder ofte capitain-generaal gevangen ende vervolgens door gedelegeerde regters ter dood ofte ter eewiger gevangenissen veroordeeld, ofte ook, mits afstaande van de regeeringe ende dienst, sonder eenig vonnis van de gevangenissen ontslagen zijn gewordenGa naar voetnoot1). Ga naar margenoot+ Ende opdat in tyden ende wylen deese wettige ende Vrye Regeeringe des lands niet ligtelik door geweld van wapenen door eenig veldoverste der Vereenigde Neederlanden soude konnen werden verkragt, soo hebben de Staten van Holland door opgemelde eewigdurende wet vastgesteld, ‘dat (sy) niet alleenelik hare bewilliginge ende toestemminge noit anders en sullen geeven, maar ook de sake ter Generaliteit met alle efficacie daarheenen helpen dirigeren, ten einde ook by de andere bondgenoten, en sulks by eenparige bewilliginge ofte gemeene concurrentie van deselve, door eene consonante resolutie van hare Hoog Mog. gestatueerd ende vastgesteld moge werden, dat diegeene, die ooit of oit sal, of successivelik sullen werden gebruikt tot capitain- of admiraal-generaal, of ook in beide de voorschreeve charges, of wel diegeene aan dewelke, onder eenigen anderen titul, het opperste commandement over de militie te water ofte te lande sal werden gedefereerd, niet sal ofte sullen mogen weesen | |
[pagina 192]
| |
of blyven stadhouder van eenige provintie ofte provintiën.’Ga naar voetnoot1). Ende om de Vrye Regeeringe alsmeede het welvaren der gemeene ingeseetenen teegen het geweld van onse eigene wapenen des te meer te verseekeren, is door het vorsigtig beleid der Heeren Staten van Holland uitgewrogt, dat geen permanent capitain-generaal over de militie te lande der gesamentelike bondgenoten, maar wel twee veldmaarschalken tegelijk gekoren zijn geworden. Sulks by ongeleegentheid ofte quaadwilligheid van den eene aan den anderen het veldoverschap van seekere aanstaande togt of wel by verdeelinge van onse heirkragt aan twee respectivelik gedefereerd kan werden. Ende daarenboven zijn daartoe seer wyselik uitgekoren twee bequame en niet gevarelike personen, namentlik de Heer vorst Johan Maurits van Nassau ende de Heer Paulus Wirtz, zijnde deselve beiden - - insonderheid de eerste - - van hoge jaren, ongehoud ende sonder kinderen, met apparentie van noit eenige te sullen nalaaten. Sulks deese Republik van deselve goede diensten genoten hebbende, ten opsigte van sonen hiernaa in denselfden amte niet gebruikt werdende, dat onregtvaardig verwijt van ondankbaarheid niet ligtelik onderworpen sal weesen. Ende indien teegen vermoeden een der opgemelde Heeren veldmaarschalken kinderen quamen naa te laten, soo soude in plaatse van dat verwijt te verwagten zijn, dat deselve sig voor eene grote eere ende weldaad souden reekenen, dat hun Heer vader in soo eene aansienelike hoge bedieninge van deesen staat ware gebruikt geweest, ende dat sy derhalven sig souden erkennen verpligt te zijn aan den Staat alle dankbaarheid te bewysen; ende daarbeneevens hebbende gemelde Heeren veldmaarschalken niet soodanige voor de Vrye Regering periculeuse magt by den krijgsluiden ende den gemeenen ingeseetenen deeser Vereenigde Neederlanden, dat sy, willende, ook souden konnen door derselver aanhang deese Republiken verkragten. Ende aan de bequaamheid der opgemelder Heeren veldmaarschalken kan naweliks getwyfeld werden van iemand, die weet dat de vorst Johan Maurits een seer goed- | |
[pagina 193]
| |
aardig Heer is, die meer als veertig jaren in veelderley employen den oorlog ten dienste deeser landen heeft gevolgd, ende dat de Heer Wirtz besit sooveele uitsteekende militaire qualiteiten, dat gansch niet aan syne geboorte, maar aan syne eigene verdiensten moet toegeschreeven werden, dat het den strijdbaren Carolus Gustavus, koninge van Sweeden oorber heeft gedagt hem te gebruiken tot generaal van de infanterie ende ook daarnaa ook by den koning van Denemarken is gevorderd tot sijn veldmaarschalk, ende dat eindelik deesen staat, die selfs in vreedenstyden aanhoud eene grotere, wel besoldigde militie als eenig ander Europes koning - alleen Vrankrijk uitgesonderd - denselven Heer Paulus Wirtz tot tweede veldmaarschalk aangesogt ende gekooren heeft, buiten ende sonder eenige recommandatie van aansienelik(e) vrinden ende verwanten, ende sonder dat eenige syner voorouderen ofte vrinden door hunne beroemdheid - gelijk veeltijds pleeg te gebeuren - occasie souden hebben konnen geeven van hem onwaardiglik op desen trap van eere en magt te brengenGa naar voetnoot1). Ende is daarenboven derselver Heeren veldmaarschalken bescheidenheid ende beleefdheid soodanig, dat hun, niet jeegenstaande deese opgemelde bequaamheeden, seer aangenaam is geweest, dat tot hunne ontlastinge volgens de maximen der loffelike Republiken in den jare 1668 Volmagtigden van den staat gekoren wierden om den | |
[pagina 194]
| |
veldoversten te velde te vergeselschappen ende aldaar alles ten besten deses Republiken te doen uitvoerenGa naar voetnoot1). Ende hoe groot deese opgemelde vrugten zijn, kan een yder beseffen, die maar gelieve te gedenken, dat ten tyden der bedwongere regeeringe alle veldtogten ende goede ofte quade uitkomsten van dien hingen van de goede gesondheid ofte quade dispositie des lighaams, alsmeede van de onkunde ende kennisse, mitsgaders van de goede ofte quade wille eenes eenigen menschen. Alsoo de Gedeputeerden van den Staat, vóór deesen te velde gaande, den Heere Prinse van Oranjen niet dienden van raad, dan wanneer 't hem geliefde. Sulks hy alles naar sijn eigen gelieven ende goedvinden te velde deed ende liet, ende de Heeren Gedeputeerden naweliks ooit gebruikte, dan om door deselve uit deese landen versorgd te werden van geld, eetwaren ende ammonitie van oorloge, wanneer hy sulks op hun begeerde. Ga naar margenoot+ ......................................................................., dat de domainen der Heeren Staten van Holland seer verbeeterd zijn geworden met te lossen eenige heerlikheeden, die oover seer geringe sommen van penningen verpand waren, als namentlik Breederode voor tien duisend, ende Sint Geertruidenberg voor seeven duisend guldens, die de Raden ende Meesters over haer Ed. Gr. Mogentheden domeinen gelast was nevens alle andere verpande heerlicheden af te lossenGa naar voetnoot2). Ga naar margenoot+ ......................................................................., dat ter occasie van de ontschakinge van Jonkvrow Catharina d'Orleans, begaan in den jare 1664 door Hans Diderig de Mortaigne, sig bergende te Cuilenborg, soodanige ordre is gesteld, dat voortaan aldaar ofte te Vyanen sig geene aansienelike misdadigers ofte quaadwillige bankeroutiers mogen vertrouwen, alsoo deselve op het eerste aanschry- | |
[pagina 195]
| |
ven der regeerderen van die plaatsen, vanwaar sy uit Holland gevlugt zijn, aanstonds in handen van die justitie moeten oovergeleeverd werdenGa naar voetnoot1). (Kon. Bibliotheek, 's-Gravenhage, Sign. 73 B 17.) | |
II.
| |
[pagina 196]
| |
- ende dat sy daarenboven soowel zijn voorsien met veele wateren en rivieren, met eene onsuivere kust ende onseekere zeegaten, met seer veele starke steeden en oorlogscheepen, met eene seer grote welgeoeffende krijgsmagt te water ende te lande, als ook met seer veele eetwaren ende krijgsbehouften - dat wanneer de regenten van dien eenpariglik hunne kraften ter afweeringe der opgemelder koningen wilden ende ook quamen te gebruiken, ik dier meeninge soude weesen, dat sooals de saken nu leggen, waarschynelik deselve seer wel souden konnen werden afgekeerd. Ende ingevalle de Neederlandse regenten binnen des lands op de swakste avenuen ofte passagiën eenige vereiste nieuwe fortificatiën deeden maken - - hetwelk seer ligt ende met kleine onkosten in eenen soomer soude konnen werden gedaanGa naar voetnoot1) - - soo souden seer gewisselik niet alleen de in den beginne altijds schrikkelike Franse krijgsmagten te lande gestut werden, maar souden ook de Engelse vloten, nu alleen door Frans geld gaande gemaakt zijnde om teegen Engelands eigen interest te werken, seer haast binnen hunne havens blyven, ende de koning, soowel als de gemeente, eene heilsame vreede begeeren. Dog vermits deese eerste stelling aan veelen seer vreemd sal voorkomen, vind ik my verplicht ter verklaringe van dien te seggen dat, alle potentaten ende staten volgens de regulen der politie soodanig op hunne hoede moetende weesen, dat (sy) door hunne naaburen niet konnen werden overweldigd, het ook sig selven leerd, dat sy naa gerade van aanwas in magt hunner naburen verpligt werden tot meerdere sorge ende onkosten om sig voor die te behoeden, ende dat sy dien volgende de magt hunner naburen eer te verminderen als te vermeerderen behoor- | |
[pagina 197]
| |
den, insonderheid wanneer die magten onderling gelijk zijnde, ofte de een groter weesende, daardoor eene meerdere uitsteekenheid soude ontstaan. Gelijk in deesen klaar is, dat onder alle Vrankrijks naburen geen soo bequaam is om Vrankrijk te overvallen als Engeland, ende in teegendeel onder alle Engelands naburen geen is, die tegelijk soo seer de magt ende de wil heeft om Engelands magt te verminderen, of wel om Engeland selfs te veroveren, als een koning van Vrankrijk heeft ofte kan hebben. Sulks hunne verbonden om de Vrye Neederlanden gesamentlik te beoorlogen uit dien hoofden alleen.... tegen hun onderling interest strydende, gansch ..................Ga naar voetnoota). In allen gevalle meen ik seeker te weesen, dat deselve koningen in een soomersaisoen niet veele conquesten op de Vrye Neederlanden souden konnen doen, ende dat onderwylen seer groot mistrouwen soude groeien tusschen deese twee bekende rivale ryken en koningen, d'een van ouds sig aanmatigende den voorrang, ende d'ander niet willende wyken, ende daarenboven gepretendeerd hebbende Vrankrijk hem toe te behoren - immers daarvan nog het wapen ende den titul voerende - sulks de heiren ende vloten derselven noit byeen gevougd souden werden, ende nog veel min soude d'een syne heiren ende vloten van den anderen als van eenen hoofde laten gebieden. En schoon genomen, dat onder verscheide ofte eenen hoofde de gesamentlike magten byeen quamen, ofte vereenigd wierden tot een ende hetselfde heir ende vlote, soo souden niet alleen door opgemelder koningen oude twisten ende mistrouwen, maar ook door derselver onderdanen grote verscheidentheid van aart, opvoedinge, maniere van leeven ende godsdienst, alsmeede door eene oude onderlinge haat ende veragtinge, soo grote vervremdingen ende twisten ontstaan, dat seer haast één koning van beiden, en seekerlik diegeene, die de minste hoop had van op de Vereenigde Neederlanden conquesten te sullen doen, over des anders gedane ende nog te doene conquesten nydig werden ende stille staan ofte selfs met alle syne magt de Vrye Neederlanden helpen soude. En schoon genomen de koning van Engeland met syne hovelingen soodanig misleid, ende door Frans geld be- | |
[pagina 198]
| |
wogen mogte werden, dat (hy) gesamentlik met Vrankrijk volhardede meer als een somersaisoen de Vrye Neederlanden te beoorlogen - soo staat seer wel op te merken, de Engelse eedelluiden onhovelingen, als ook de gemeente, soo seer te vreesen ofte argwanig te weesen, dat hun koning met syne hovelingen, door de hulpe des in Vrankrijk al dwingenden konings, syne koninglike magt in Engeland ook sal tragten te vergroten soodanig, dat (hy) in het toekomende niet sal behouven byeen te roupen een Parlament om met goed vinden desselven, ende ook anders niet, wetten te konnen maken, ende geld uit de beurssen syner onderdanen te trekken, dat gedurende soodanig verbond en oorlog met Vrankrijk teegen deese Vrye Neederlanden de koning van Engeland waarschynelik binnen des lands eenig oproer syner onderdanen vreesen, ende by vergaderinge eens Parlaments ook seekerlik te verwagten sal hebben. Sulks ook niet wel te bedenken staat, dat de koning van Engeland tot uitvoering van soodanig oorlog eenig Parlament byeen roupen, ofte van eenig byeen te roupen Parlament eenige subsidiën verkrygen sal, maar wel dat alle penningen daartoe nodig - ende daarenboven nog soo veele als van tyde tot tyde nodig sullen weesen om den koning teegen syn eigen interest in te spannen ende by gevolge syner Raden om te kopen - door den koninge van Vrankrijk alleen sullen moeten werden verschaft. Derhalven by soodanig voorval de koning van Vrankrijk warelik alleen teegen de Vrye Neederlanden oorlogen, ende syne eigene kraften voor een groot deel brengen sal in handen van eenen koning, die volgende syn eigen interest Vrankrijks grootheid te haten ende te vreesen plagt, ende die des niet jegenstaande nu Vrankrijks magt willende vermeerderen met gesamentelik de Vereenigde Neederlanden te beoorlogen, hetselven sal moeten bestaan met onderdanen, die veel liever den koning van Vrankrijk als de staten der Vereenigde Neederlanden verminderd sagen. Sulks deese twee koningen in vougen als voren om de staten der Vrye Neederlanden te beoorlogen onderling verbonden synde, warelik veel krafteloser bevonden sullen werden, dan of ieder rijk alleen, syn eigen interest volgende, alle syne kraften om die landen te beoorlogen gebruikte. | |
[pagina 199]
| |
Ende onderwylen soude de koophandel, visserye en zeevaart der strydende partyen soo seer op zee bekommerd werden, dat welligt niet alleen der Hollanderen, maar ook der Fransen en Engelsen koophandel en gevolg van dien, sig voor een groot deel naar andere ter negotie bequame landen soude transporteren, waarom gansch niet waarschynelik is, dat gemelde oogmerk van de Vrye Neederlanden te veroveren ofte derselver commercie op Vrankrijk ofte Engeland te brengen bereikt soude werden.
En genomen dat één der twee koningen volharden mogte de Vereenigde Neederlanden te beoorlogen, ende dat sy alleen 't geweld desselven moesten afwagten, soo meen ik, dat nog seer onlangs gebleeken is, hoe deese Republiken met kleine geldmiddelen, door grotere spaarsaam-, wijs- en standvastigheid - die gemeenelik in alle republiken gevonden werden - de merkelik meerdere subsidiën en magt des konings van Engeland verduurd ende te schande gemaakt hebbenGa naar voetnoot1). Sulks nu alleen overig soude weesen wel te ooverweegen, of ook insgelijks 't geweld des konings van Vrankrijk door de Vrye Neederlanden alleen afgekeerd ende uitgekeerd soude konnen werden. Maar dewijl deese verhandeling eigentlik niet behoord tot mijn oogwit, alsmeede vermits ten deesen einde alle de geleegentheid ende staat soo van Vrankrijk als der opgemelder landen voorgesteld behoorde te werden, ende dat, om hetselven wel te doen, voor ende teegen seer veel behoorde te werden gesegt - soo sal ik om die moeite te ontgaan my niet ophouden met aan te wysen, dat deselve Republikse spaarsaam-, wijs- en standvastigheid, waarschynelik ook deese koninglike Franse furie soude verduren konnen, alsmeede met de bewysen, dat de Neederlandse magt te water de Franse merkelik overtreffen, ende door dat middel alle de Franse zeekust in eene gedurige onrust houden soude; ende met daarby te vougen, dat een koning van Vrankrijk de Vrye Neederlanden eigentlik te lande niet beoorlogen kan, dan tenzy de tusschen beiden leggende Spaanse Neederlanden, ofte de vorsten des Duitsen Rijks eerst ingenomen, ofte hem toegedaan zijn. En vermits het eersten nog niet geschied, | |
[pagina 200]
| |
ende het tweeden gansch teegen het interest van Spanjen ende der nu Vrye Rijks-Fursten is, soo behoorde daarop geen staat gemaakt te werden. Dog in allen gevalle, een van beiden geschiedende, soo is kennelik, dat de landgrensen der Vrye Neederlanden wel met wateren ende andere noodwendigheeden gesterkt, ende alle ingeseetenen van dien van alle koninglike, ende insonderheid van de Franse regeeringe, soo seer afkeerig zijn - ende dat daarenboven Holland, daar het meest op aankomen soude, in een eenig soomersaisoen alle syne steeden onwinbaarlik fortificeren soude konnen - soodat waarschynelik de van soo verre aangebragte schielike aanvallen der Fransen wel gestut, ende sy middelerwyle tot hunne gewonelike verwerringen ende slaphertigheid vervallen souden, waaruit seer ligtelik eene weedersijds heilsame vreede ontstaan soude.
Maar genomen dat opgemelde onderling afkeerige koningen en volkeren hunne onderlinge jaloesiën ofte swarigheeden te boven komende, ende Engeland insonderheid blyvende werken teegen sijn eigen interest soodanig, dat sy gesamentelik volhardeden de Vrye Neederlanden te beoorlogen, ende dat deselve niet konden de aanvallen deeser twee koningen afkeeren - soo soude in soo een gevalle wel aangemerkt behoren te werden, dat een koning van het oovermagtige Vrankrijk syne onderdanen schat naar sijn believen, ende seer grote finantiën in voorraad te hebben gesegt werd, met welke hy gewoon is niet alleen veele vrinden te maken ende syne vyanden te verdeelen, maar ook aan te houden eene grote gedurige krijgsmagt, met welke hy onlangs buiten verwagtinge veele grote steeden in Vlaanderen, als ook geheel Lotringen verooverd heeft, waarvandaan hy in korte dagen te lande ofte ook langs den stroom der rivieren, op de grensen der Vrye Neederlanden trekken ofte needersakken soude konnen. Alsmeede behoorde te werden aangemerkt, dat een koning van Vrankrijk door deselve middelen ende weegen syne begonne invallen spoedig en seekerlik vervolgen soude konnen. Voorneementlik omdat syne Franse onderdanen - alle seer ongemakkelik ende bynaa als arme slaven in Vrankrijk leevende, ende ook Roomsgesind wee- | |
[pagina 201]
| |
sende, op hope van buiten Vrankrijk eenen beeteren stand te sullen bekomen - seer garen van land veranderen, op de ryke Vrye Neederlanden vallen ende aldaar de oude Roomse religie herstellen souden willen, om deselve alhier te oefenen voor sig selfs openbaarlik ten genougen van veele oude nu in dien deele verdrukte ingeseetenen der Vrye Neederlanden. Eindelik behoorde wel in agt genomen te werden, dat indien opgemelde koning van Vrankrijk de Vrye Neederlanden veroverd sonder slag ofte stoot op zee gegeven te hebben, mitsdien alle syne oorlogscheepen behouden, en alle de Neederlandse by de syne vougen soude, sulks hy alsdan seer ligtelik daarmeede de Engelse koopvaarders ende oorlogscheepen neemen ofte uit der zee dryven, Engeland met een groot welgeoeffend heir aandoen, alsmeede een heir bestaande van Engelse nieuwelingen ligtelik uit den velde slaan, ende 't geheel open Engeland met eene veldslag veroveren soude konnen. Gelijk de historiën ons leeren, dat opgemeld Engeland door eene veldslag te meermalen van heer veranderd is. Ende aan de andere syde behoorde ook wel aangemerkt te werden, dat een koning van Engeland niet kan naar sijn gelieven syne onderdanen schatten, ende dat hy geene gelden in voorraad heeft, met welke hy buiten des lands vrinden en scheuringen maken, ende binnen des lands eene gedurig besoldigde krijgsmagt te water ende te lande aanhouden kan. Sulks hy niet dan met lange en seer kostelike preparatiën de Vrye Neederlanden soude konnen beoorlogen. Ende alles bereid hebbende, soude hy op en over zee alle ongevallen van stormen en teegen- of geene winden onderworpen zijn, ende aldaar gemoeten der Hollanderen seer grote scheepsmagt. Sulks hy niet soude konnen in de Vrye Neederlanden syne heiren landen, veel min eenige conquesten op deselve doen, tenzy alvorens der Neederlanden scheepsmagt uit der zee gedreeven ware; hetwelk hoe beswarelik om doen soude wesen, ons de laatste oorlogen hebben geleerd. En voorwaar nog veel beswareliker soude weezen, met een oorlogsvloot, die eeven op zee geslagen, ende dienvolgende ook veele rampen ontfangen heeft, te varen in die onseekere Neederlandse zeegaten, wanneer alle bakens ende tonnen weggenomen souden weezen; ik laat staan | |
[pagina 202]
| |
te lande eene soo grote krijgsmagt als noodsakelik is, om onse seer volkryke ende naar behoren gefortificeerde landen ende steeden te veroveren. Immers vermits de Neederlandse zeekust kleine ende zeer volkrijk is omtrent de gaten desselven, soude de gelande Engelsen seer ligtelik gestut konnen werden. In allen gevalle soude die koning van over zee syne invallen seer bezwarelik konnen vervolgen, niet alleen door de onseekere winden en stormen, maar ook door gebrek van penningen, die ter zee veel meer als te lande vereischt werden, ende ook doordien de gemakkelike Engelse Protestante onderdanen niet garen sig in de Neederlandse ongemakkelike en seer beswaarde landen needersetten, ofte met grote kosten en ongemakken de Neederlandse Gereformeerden souden willen gaan onderdrukken. Voorneementlik wanneer hun koning door soodanige conquesten met behorelike garnisoenen teegen de naburige magten te voorsien, eene soo grote krijgsmagt altijds aan de hand soude hebben, dat hy daarmeede sonder eenige acte van 't Parlament alle soodanige wetten, als 't hem lustede, maken, ende daarenboven syne onderdanen tot het opbrengen van schattingen noodsaken soude konnen. Sulks indien deese Vrye Neederlanden de magt der opgemelde twee koningen niet konde(n) weederstaan, als jaa, het gansch waarschynelik is, dat de Vrye Neederlanden eer door Vrankrijk als door Engeland geconquesteerd souden werden.
Maar genomen, dat de koning van Engeland en niet die van Vrankrijk de Vrye Neederlanden veroveren ende alsdan ook alle syne magt gebruiken soude, om de Neederlandse koopmanschap ende zeevaart te onderdrukken ende die door dat middel tot den Engelsen oover te brengen, soo souden wy nog moeten ondersouken, of in soo een gevalle Engeland de gemeene koopplaats ofte markt van geheel Europen soude konnen werden. Want vermits hetselven niet soude konnen geschieden, tenzy den overvloed van alle naa en verre geleegene landen naa Engeland toegebragt, ende alle derselver Europiser lander noodwendigheid daar vandaan gehaald wierde - soo is aan te merken, dat alle overvloedige gewassen of manifacturen en by gevolge koopmanschappen, 't zy met muilen, kar- | |
[pagina 203]
| |
ren en wagens te lande ofte langs de stromen ende over zee met geheele scheepsladingen niet dan in vreedsame tyden konnende werden vervoerd naar andere landen - die weegens hunne situatie bequaam zyn om die overvloedige gewassen, of manifacturen en koopmanschappen te ontfangen ende te vertieren ofte weeder te versenden tot verdere landen - nogtans niet vervoerd werden dan naa soodanige plaatsen daar sy met de meeste winsten schynen te sullen aanstonds werden verkoft, ofte in pakhuisen opgeslagen zijnde seekerlikst bewaard zijn, om koopluiden aldaar te konnen verwagten, ofte wel daar vandaan naa andere landen bequamelikst senden. Daarna is ook aan te merken, dat waarschynelik de meeste winsten sullen gedaan werden met de koopmanschappen te brengen ende te verkopen ter plaatse, daar die allermeest eindelik staan gesleeten te werden, ende dat de overvloeiende uitheemse koopwaren waarschynelik allermeest staan gesleeten te werden in soodanige behouftige landen, welkers ingeseetenen in soo groten getale zijn, dat uit hunnen eigen bodem gansch niet bestaan konnen, maar tot hun onderhoud ende hanteeringe altijds seer veele uitheemse waren van noden hebben ende tot zig trekken: alsmeede kennelik is, dat de koopmanschappen allerseekerst bewaard werden in pakhuizen van landen, daar niemand in het bysonder soo magtig is, dat hy ongestraft deselve sonder de waarde van dien te betalen soude konnen naar sig neemen. Daarenboven is bekend, dat koopluiden, die geneegen zijn naa vremde landen te trekken om aldaar eenige waren te gaan koopen, hun geld daartoe nodig met sig neemen, ofte oversenden, of wel met wissel overmaken moeten, ende dat opgemelde koopluiden de gemakkelikste en seekerste weegen in het reisen ende om hunne gelden over te maken sullen gebruiken. Ook is aanmerkenswaardig, dat de koopwaren te voeren werden gegeeven aan die de minste vragten bedingd ende dat sy ook allermeest gekoft ende verkoft werden van die koopluiden, die de hoogste prysen bieden ende tot de laagste verkopen; ende dat geene schippers, voer- ofte koopluiden konnen blyven varen, kopen ende verkopen in deser vougen, tenzy deselve seer naarstig ende spaarsaam zijnde minder als andere ter negotie wel geleegene | |
[pagina 204]
| |
volkeren, ofte immers alsoo weinig tot hun onderhoud behouven ende met dikwils te winnen van kleine winsten tragten grotere te maken. Daarenboven is nodig aangemerkt, dat alle koophandel sijn begin neemd ende ook eindigd met het vertieren der koopwaren - welk eigentlik hierin bestaat, namentlik voor de eene helft, dat de koopwaren overalle te verkopen gebragt werden uit eenen gemeenen stapel, of wel voor de andere helft, dat alle koopluiden, die eenige koopwaren begeeren, in eigener persoon deselve gaan koopen in eenen gemeenen stapel, daar zy te vinden zijn - ende dat alle menschen, insonderheid koopluiden, van huise reisende staat pleegen te maken, wanneer sy sekerlik, en is het doenelik met hunne gekofte waren, te huise weedergekeerd sullen weesen. Daarna staat hier ook seer wel in agt te neemen, dat vermits een gemeene stapel van koopmanschap presupponeerd aldaar een groot vertier van koopwaren te zijn, het niet wel mogelik is, dat soodanige gemeene koopplaats werde gemaakt dan in seer behouftige steeden ende landen, geleegen aan seer volkryke rivieren, langs welke seer veele koopmanschappen, 't zy nooddruft, 't zy overvloed op het gemakkelikste en onkostelikste gehaald ende geloosd kan ende ook sel werden. Eindelik is bekend, dat de commercie der Vrye Neederlanden gegrond is op hunne goede situatie aan zee ende aan de volkrijkste rivieren van de geheele wereld, ende dat deselve commercie bestaat in manifacturen, visseriën, koophandel ende scheepvaart, ende dat die commercie sig aldaar niet ter needer geset heeft, nogte elders setten kan, dan onder schijn van eene Vrye Regeeringe ende met aan alle vremdelingen te geeven eenparige vryheid om neevens de oude ingeseetenen aldaar te wonen, God te dienen ende te eeren, soo als sy dat verstaan en hoewel 't van den gemeene godsdienst mogt verscheelen, alsmeede met aan opgemelde vremdelingen neevens de oude ingeseetenen vryheid te geeven alle manifacturen te maken, visseriën te oeffenen, koophandel te dryven ende scheepvaarten te hanteeren. Jaa kan niet werden ontkend, dat alle deese bovengemelde bequaamheeden gesamentlik niet genougsaam souden zijn geweest om aldaar die commercie te veroorsaken. | |
[pagina 205]
| |
indien deese Vrye Neederlanders door de behouftigheid derselve landen en hare lasten niet waren geweest spaarsamer ende naarstiger als hunne aan zee geleegene naburen. Gelijk derhalver ook waarhaftig is, dat die commercie in deselve landen door opgemelde oorsaken eenmaal getrokken zijnde, ook blijft, omdat opgemelde gemeene en bysondere vryheid daarenboven gedurig alle ingeseetenen aldaar opwekt ende noodsaakt tot grote spaarsam- ende naarstigheid. Ende die hieraan twyfeld gelieve maar op te merken, dat alle kinders, wiens ouders sig aldaar met manifacturen, visseryen, koophandel ende schipvaart geneerd hebben ende seer spaarsaam en naarstig geweest zijn, gemeenelik een groot erf beuren; ende dat ook deese kinders, wanneer sy steunende op hunne grote goederen niet spaarsaam ende naarstig blyven, terwyle sy deselve manifacturen, visseryen, koophandel ende schipvaart hanteren, seer haast alles wat sy geërfd hebben en nog meer daartoe verliesen en schandelik bankeroet speelen. Alle deese noodwendigheeden, die tot eenen algemeenen stapel van koopmanschappen seekerlik vereist werden, dus aangeweesen zijnde, soo staat ons nu te overweegen, of ten deesen einde bequaamheeden genoug in Engeland zijn. Ende meen ik, indien men de saak wel insiet, dat meest alle deese bequaamheeden aan Engeland sullen ontbreeken. Want vermits Engeland geregeerd werd van eenen koning ende alle magtige koningryken den meesten tijd onderworpen zijn binnenlandse oorlogen, ofte ook buitenlandse, die hunne koningen teegen de naburen moedwilliglik voeren, soo is kennelik, dat gedurende denselven tijd de koopmanschap ende zeevaart aldaar gansch niet gehanteerd soude konnen werden. Ende daarenboven is ook seer kennelik, dat dit eyland naa gerade van syne grootheid niet werd bewoond van meer menschen dan uit synen vrugtbaren boodem met spyse, drank, kleederen, huisen, brand en ligt konnen werden voorsien; sulks behalven het sout gansch geene noodsakelikheeden behouft. Jaa vermits in teegendeel van dien Engeland uit synen eigen bodem meer uitleeverd als den ingeseetenen noodig is, om gemakkelik ende weelig te konnen leeven, soo wanneer deselve de retouren van hunne eigene uitgeleeverde waren weederom naar Engeland | |
[pagina 206]
| |
voeren, soo konnen derhalven uit vremde landen de omleggende volkeren niet veele koopwaren om aldaar eindelik vertierd te werden, voeren ofte toesenden met hope van haastige ende de meeste winsten te doen. Ende vermits Engeland een eyland is, geleegen in dien schrikkeliken Ocean naa het Noorden, ende dat in hetselve niet eene eenige zeehaven is geleegen aan eenen steederyken stroom, met andere binnenlandse rivieren gemeenschap hebbende, soo kan een yder hieruit ligtelik veele andere onbequaamheeden sien. Namentlik dat de vremde scheepen ende koopwaren aldaar gelijk als naa eene gemeene seehaven ende in een gemeen pakhuis van de geheele wereld geseild ende gevoerd zijnde, nogtans aldaar niet geheel secuur ofte veilig blyven leggen, naademaal deselve aldaar door eenen behouftigen koning ende syne hovelingen aangeslagen konnen werden; behalven dat in geene eene seehaven van dat eyland alle het vertier van Engeland verwagt kan werden, alsoo veele Engelse inwoonders van die voornaamste Engelse zeehaven verre afgeleegen zijnde, de vremde waren uit de eerste hand in eenige andere naastgeleegene buitenlandse zeehaven onkosteliker konnen vinden, ende met onkosteliker wagenvragten uit hunne eigene zeehaven diep binnen des lands voeren. Ende indien in eene Engelse zeehaven de stapel van geheel Engeland niet kan werden gemaakt, soo is immers nog min te verwagten dat de vremde koopluiden sullen willen derwaarts reisen ende dan nog van de eene Engelse zeehaven naa de andere trekken om hunne gading te bekomen. Sulks de koopwaren in eene haven van Engeland niet konnende vertierd werden, noodsakelik weederom oover zee met groot gevaar en onkosten moeten werden versonden, of naa eene andere Engelse zeehaven, alwaar men deselve swarigheeden soude vinden, of wel naa eenige andere naageleegene zeehaven op den vasten lande vervoerd moeten werden, ter plaatse daar vermoedelik het meeste vertier vallen sal: welk nu meest is in die behouftige, en nogtans geld-, koop- en volkryke naageleegene Vrye Neederlanden. Gelijk men siet, dat de Londenaars de Engelse mineralen, vissen ende manifacturen, door hunne schipvaart in de Middelande Zee ende beide de Indiën, verkoft hebbende, ende niet kon- | |
[pagina 207]
| |
nende hunne Italiaanse, Levantse ende Indise retouren ofte koopmanschappen in Engeland vertieren, nogtans op de Levante ende de Indiën neevens ons, jaa in veele geleegentheeden meer als wy blyven handelen met winsten, alleenelik ende uit geene andere oorsaken, dan omdat sy Engelanders een seer groot gerief vinden met deselve hunne overtollige vremde waren in het naageleegene Holland meest alle te mogen senden ende verkopen. En genomen dat Engeland seer volkrijk en behouftig, ende daarenboven binnen des lands met bevaarbare stromen onderling ineen komende seer wel voorsien was, soo soude het nogtans zijn ende blyven een eyland, waarnaa toe men uit vremde landen syne koopmanschappen en gelden met muilen, karren en wagens niet soude konnen senden, jaa ook selfs in eigener persoon niet kan gaan en keeren sonder twee malen de zee te oovervaren. Waarom hier meer als in andere landen de koopluiden eene wisselbankGa naar voetnoot1) van noden hebben om hunne gelden op zee niet te avonturen, welke nogtans aldaar om de grote magt ende gemeene behouftigheid des konings ende syner hovelingen niet kan werden opgeregt, wanneer een yder onseeker soude weesen, of hy syne penningen aldaar souden vinden, als hy die uit de banco ligten soude willen. Welk gebrek door bysondere wisselaars of silversmeeden aldaar niet werd geboet, alsoo deselve niet min als andere bysondere menschen, 't zy door quade wille 't zy door onmagt, bankbreukig werden, of insolvent sterven. Ende in allen gevalle souden de koopluiden uit vremde landen naa Engeland oover zee sullende gaan om eenige koopwaren te koopen, twee malen op zee hun lijf en goed avonturen, ende gansch onseeker weesen, of ende wanneer sy souden weedergekeerd zijn, om hunne huisselike saken ende koopmanschap t' hunner maalsteede te konnen waarneemen, behalven dat alle binnen des lands wonende koopluiden gansch afkeerig zijn van sig op die schrikkelike zee te begeeven, ende alsoo naa Engeland te varen. En ver- | |
[pagina 208]
| |
mits als hiervoren gesegt de helft van alle koopmanschappen hierin bestaat, dat door de koopluiden ofte gemagtigden derselven afgehaald werd, soo is klaar, dat hetselfde afhalen van koopwaren uit Engeland niet soude geschieden. Daarenboven leeven de inwoners in Engeland nu soo gemakkelik van den landbow, ende door het maken van hunne manifacturen uit hunne eigene wolle soo quistig en weelig, dat doorgaans 't zy om de koopmanschappen te vervoeren ofte te verkopen veel meer winsten van noden hebben als de andere omleggende volkeren. Hoewel sy nogtans om eenen gemeenen stapel van koopwaren op te konnen regten alle vremde waren niet alleen in Engeland maar ook daar buiten aan vremden moeten konnen ende willen verkopen ten alsoo lage prysen, als iemand anders eenige vremde alsoo goede manifacturen verkopen wil. Eindelik is bekend dat in Engeland de vremdelingen geene vryheid genieten om neevens de andere ingeseetenen aldaar te wonen, God te eeren ende publikelik te dienen op eenige wyse dan tenzy op de Engelse, nogte sig te generen met manifacturen, ambagten, visseriën, koophandel en scheepvaart; alle welke middelen om aldaar te leeven hun aldaar gansch verboden ofte merkelik meer voor hun als voor den Engelsen beswaard zijn. Sulks de vremdelingen vandaar te gaan wonen gansch afkeerig zijn, en vermits nogtans men niet bedenken kan, dat alle opgemelde deelen van commercie uit de Neederlanden derwaarts souden konnen werden oovergebragt dan met alle vremdelingen ende insonderheid de Vrye Neederlanderen derwaarts te lokken met alsoo grote of grotere vryheid en mindere lasten als sy in hunne landen genieten en dragen, soo is ook niet bedenkelik dat Engeland een gemeene stapel van koophandel, en nog veel min dat de Neederlandse derwaarts oovergebragt soude werden. Maar genomen het ware mogelik, dat in Engeland de gemeene stapel van Europen ofte gemeene koophandel overgedragen wierd, soo soude nog moeten werden ondersogt, of niet de koning van Engeland ende syne onderdanen daardoor veel ongelukkiger werden souden dan zy nu zijn. Want de koning ende syne onderdanen konnen in Engeland nu seer gerust en seekerlik leeven door hunnen eigen landbow, ende bekomen sy door hunne | |
[pagina 209]
| |
veelerley ambagten en neeringen, die binnen des lands geoeffend werden alle gemakken, gelijk sy daarenboven ook verkrygen alle bedenkelike vermaken en cieraden door hunnen koophandel ende schipvaart, die nu ongemeen vast gegrond is op hunne eige mineralen, manifacturen, visseryen en coloniën. Ende dit ook sal duren soo lange totdat eene grotere magt van buiten Engeland ofte ten minsten de zee te overweldigen kome, ofte totdat van binnen een Heer aldaar soo magtig werde, dat hy veilig aller ingeseetenen goederen aanslaan ende sig eigenen kan; of wel soo lange totdat eenige langdurige binnenlandse oorlogen het maken van hunne manifacturen en visseryen seer verhinderen ende hunne coloniën onderling ten onbruik maken sal. Sulks vermits Engeland daarenboven nu ter tijd soo wel van menschen bewoond, van lijftogt, wapenen, scheepen ende andere krijgsnoodwendigheeden voorsien is, dat wanneer op het vaste teegenover leggende land de naburen soodanig verdeeld blyven, dat geen derselven alle de anderen oovermeesteren kan, ook geen derselven magtig genoug sal weesen een soo groot heir over zee in Engeland te brengen, dat hy daarmeede eenen koning, wel met de gemeente vereenigd zijnde, overwinnen ende Engeland veroveren ofte de vrye zee in zijn geweld brenge soude konnen. En vermits in soodane gemeene rust, seekerheid, gemakken en vermaken bestaat het grootste goed dat in eenige politike vergaderinge van menschen soude konnen werden gevonden, soo behoorde voorwaar seer verdagt te zijn alle 't gunt iemand voor soude mogen geeven om deesen gelukkigen stand te vermeerderen ende te verbeeteren. Alsoo onbedenkelik is, dat de Nederlandse visseryen, manifacturen, koophandel ende zeevaart konnen werden overgebragt naar Engeland, dan met derwaarts te transporteren Neederlanders en andere volkeren, die sig daar omtrent geneerd hebben, ende met eenen door eene al te grote volkrijkheid aldaar te veroorsaken eene soo grote behoutsaamheid, naarstigheid ende spaarsaamheid, als nu by den Hollanderen gevonden werd. Alsmeede kennelik is, dat door het vermeenigvuldigen van dit middelbare slag van ingeseetenen, die allerminst van eenen koning hangen, ende van ouds ook aller- | |
[pagina 210]
| |
minst tot eene koninglike regeeringe geneegen zijn, in Engeland veele geld- ende volkryke steeden veroorsaakt souden werden, waaronder gewisselik eene, en waarschynelik London, om veele reedenen de gemeene stapel en koopstad van Engeland ende van de geheele wereld werdende, soo overmatig groot volk-, goed- ende geldrijk soude werden, dat een ongewapende koning gansch niet, ende een gewapende koning seer beswarelik deselve steden en de stad doen gehoorsamen soude konnen, dan met veel tijds binnenlandse twisten ende oorlogen te veroorsaken. Ende vermits by dieselve ingeseetenen, sig by den koophandel ende zeevaart geneerende, door die gedurige ommegang met vremde volkeren, altijds veele vrye ende verscheide gedagten omtrent den publiken godsdienst veroorsaakt werden, soo is niet bedenkelik, dat men deselve in Engeland tot eenparigheid ende onder de gehoorsaamheid der Bisschoppen brengen en nog min houden soude konnen, dan met aldaar gedurige vreese van oproer ende binnenlandse oorlogen onderhavig te zijn. Wat belangd de Engelse Eedelluiden, die het Hof volgen ofte in eenige bedieninge door den koning gesteld zijn, is kennelik, dat deselve in de verminderinge des konings en der Bisschoppen, door de aangeweesene oorsaken staande te volgen, ligtelik hunnen ondergang vinden souden. Sulks nu alleen behoorden te werden aangemerkt de Engelse Eedelluiden, die aldaar stillekens van hunne landgoederen leeven, welke door opgemelde grote vermeenigvuldiginge van inwooners door den koophandel hunne gewassen tot veel hogere prysen verkoopen souden konnen; maar vooreerst zijn deese Eedelluiden in seer kleinen getale, ende souden sy ook bevinden, dat alle andere noodwendigheeden, die sy souden moeten koopen - door opgemelde toevloeiende grote meenigte van ingeseetenen - insgelijks in pryse gesteigerd souden weesen. Sulks sy door de hoogere prysen hunner gewassen en vrugten niet seer gebaat souden werden. Daarenboven zijn de Eedelluiden van landgoederen leevende, gemeenelik soo quade huishouders, dat hoewel alle hunne landen in Engeland van den koninge te leen gehouden werdende dienvolgens altijd versterven op den oudsten soon, deselve nogtans selden langen tijd in haar geslagt bewaard werden. Ende soude deese vervremding | |
[pagina 211]
| |
der vaste goederen des te eer geschieden, omdat ook de steigering van prysen der landen hun grote geleegen- en geneegentheid soude geeven om die te verkopen. Ende vermits die gereede penningen nog veel eer als landgoederen door de vingeren der quistende Eedelluiden soude druipen, soo souden daardoor seer haast die Eedelluiden tot arremoede vervallen. Terwyle aan de andere syde onder soo veele koopluiden altijds eenige souden werden gevonden soo gelukkig, dat (sy) in pragt den Eedelluiden gelyken, veele landeryen koopen, ende te hove door hunne gereede penningen veele amten bekomen souden. Sulks de oude Eedelluiden daardoor allengs verduisterd ende eindelik vernietigd souden werden. En wat belangd de Engelse Boeren, Eigenaars van Landen, die geneegen zijn met hunne afkomelingen landbouwers te blyven, is kennelik dat deselve door eene grotere commercie ende toevloejinge van inwooners in Engeland hunne gewassen tot hogere prysen verkopende ende daarenteegen weinige uitheemse waren slytende, hunne gelden merkelik vermeerderen souden. Maar indien men hierteegen steld, dat in geen land van Europen soo gemakkelike en weelige Boeren zijn als in Engeland - ende dat het eene seer zware saak is weelde te dragen - soo is wel te vermoeden dat de meeste kinderen van Boeren dien arbeidsamen landbow niet doen, maar als gemakkelike Eedelluiden leeven souden willen, ende dat by gevolge die vermeerdering van weelde en verandering van staat hun ongelukkiger maken soude. In allen gevalle is seeker, dat om soodanige gehoopte verbeeteringe van Boeren, die in een klein getal bestaan souden, alle andere ingeseetenen des lands tot geenen ergeren stand behoorden te werden gebragt. Eindelik wat belangd alle Engelse ingeseetenen, die sig omtrent ambagten, neeringen, manifacturen, visseryen, koophandel ende scheepvaart geneeren, is ook kennelik, dat deselve gewoon zijn met minder moeite meer winsten te doen als eenige omleggende volkeren. Sulks indien de spaarsame en naarstige Neederlanders sig in Engeland ter needer setteden, sy sig met seer kleine en veelvoudige winsten genougen ende daardoor allen ouden Engelsen hunnen | |
[pagina 212]
| |
manifacturen, visseryen, koophandel ende zeevaart ontrekken souden. En genomen dat de overgekomene vremdelingen de Engelsen in spaarsaam- ende naarstigheid niet mogten overtreffen, soo is nogtans kennelik, dat in een groter getal menschen van ééne hanteeringe altijds meer sullen werden gevonden, die tegenwoordig geld nodig hebbende, hunne koopwaren ende dienst tot mindere winsten ende loonen sullen verkopen ende besteeden, dan in een klein getal menschen, die ligtelik malkanderen tot soodanige winsten, als hun onderling geliefd, verspreeken ende verbinden konnen. Behalven dat door opgemelde inhalinge ende vermeenigvuldiginge van menschen in Engeland alle lijfs- ende leevensbehouften, aldaar vallende, seer in prysen steigeren souden, welke steigering noodwendig aldaar eene grotere bekommeringe, spaarsaam- ende naarstigheid by alle Engelsen soude veroorsaken, die onder eene vrye regeeringe versoet werd met de gedagten, dat men sijn lijf en leeven en wijf en kinderen, en alles wat men met naarstigheid gespaard heeft, seekerlik besit, ende onder eene monarchale regeeringe ondragelik is, wanneer daarby komen de gedagten, dat lijf en leeven en eere en lieve vrow en schoone dogters, ende alles wat men met kommer, spaarsaam- ende naarstigheid byeen vergaderd heeft, sonder schuld door eene onweederstandelike magt des konings ofte syner hovelingen ons altijds ontnomen kan werden. Ik sal derhalven besluiten, dat de koning ende de ingeseetenen van Engeland niet behoorden te begeeren de Neederlandse commercie met den gevolge van dien over te brengen in Engeland. Ende sal ik hier eindelik byvougen dat opgemelde seekere, gemakkelike en vermakelike stand des konings ende syne onderdanen in Engeland niet kan werden geconserveerd, dan met binnen des lands te stellen soo goede ordren, dat men aldaar tot geene binnenlandse twisten, scheuringen ende oorlogen kome te vervallen, alsook met onderwyle soo veele doenelik is te beletten, dat geen der omleggende buren op het vaste land soo magtig werde, dat men in Engeland omtrent syne visseryen, manifacturen, koophandel ende zeevaart, insonderheid om- | |
[pagina 213]
| |
trent het behandelen syner coloniën, eenig belet te vreesen hebbe; of ook dat deselve overweegende magt niet moge overscheepen in Engeland, om den koning ende syne onderdanen te doen lyden alle 't gunt een balddadig ende streng heer synen slaven geliefd op te leggen. Alle welk quaad niet bedenkelik is Engelande van de Vrye Neederlanden, maar wel van den koninge van Vrankrijk te konnen ooverkoomen. Sulks ik derhalven ook eindelik besluiten sal, dat volgens het interest des konings van Engeland ende syner onderdanen gansch ongeraden is met den koninge van Vrankrijk aan te gaan een verbond ter verdrukkiginge der Vrye NeederlandenGa naar voetnoot1). Ende dat het in teegendeel met des konings van Engeland ende syner onderdanen interessen seer wel oovereenkomt met andere omleggende naburen ende insonderheid met den Staat der Vrye Neederlanden te maken verbonden ter gemeene bescherminge teegen dat oovermagtige ende andersins alles inslokken willende Vrankrijk.
Waarmeede ik meen genoug gesegt te hebben om te | |
[pagina 214]
| |
mogen deesen brief eindigen, blyvende, hoedanig ook de saken souden mogen komen uit te vallen, Mijn Heer, In Hamborg 1 January 1672. U.E. altijds dienstwillige en goedgonstige diener en vrind N.N. (Kon. Bibliotheek, 's-Gravenhage, Sign. 75 C 37.) |
|