| |
| |
| |
Onuitgegeven oorkonden uit de 13e eeuw, betreffende Zeeland, (3e reeks),
Medegedeeld door Dr. Henri Obreen.
Ten derden male dank ik het aan de goedgunstige welwillendheid en den hoogen wetenschappelijken zin van de E.E.H.H. van het Groot Seminarie te Brugge, dat ik uit hun schier onuitputtelijke archiefrijkdommen wederom eenige Zeeuwsche oorkonden aan het licht mag brengen.
Dat ik daarbij nog enkele andere onuitgegeven oorkonden betreffende evenbedoeld gewest kan voegen, ben ik verschuldigd aan den even vriendelijken, als geleerden stadsarchivaris van Antwerpen, den E.H. Dr. Floris Prims. Men herinnert zich wellicht, dat ik in het jaar 1912 in deel XXXIII dezer Bijdragen en Mededeelingen enkele stukken publiceerde, uit het Staatsarchief te Antwerpen opgediept en betrekking hebbende op het klooster Jeruzalem, eertijds onder Biezelinge op Zuid-Beveland gelegen. Deze oorkonden hadden deel uitgemaakt van een verzameling, welke in de troebele tijden der geloofsvervolgingen de laatste abdis van het klooster, juffrouw Catherina Meskens, in een archief-kistje met zich in veiligheid naar Antwerpen had gebracht. De inhoud van het kistje was daar in den loop der tijden verspreid geraakt; stukken, die Kluit nog gezien had, waren verdwenen, andere, nu op het Staatsarchief bewaard, tot dan toe onbekend gebleven. Onlangs verblijdde Dr. Prims mij niet weinig met de mededeeling, dat zich een achttiental charters, uit het kistje afkomstig, op het stadsarchief te Antwerpen bevonden, alwaar zij, door aankoop op een in het jaar 1886 gehouden veiling, terecht gekomen waren. Het is mij aangenaam ook deze verloren gewaande oorkonden hierachter te mogen afdrukken.
| |
| |
Eén stuk (no. LXXVII) is afkomstig uit het Staatsarchief te Gent, terwijl enkele der hiernavolgende oorkonden strikt genomen niet op Zeeland betrekking hebben, maar zich hier toch in een logisch verband bevinden.
Eveneens, omdat zij in het kader dezer reeks behooren, zijn hieronder enkel oorkonden herdrukt, waarbij er zijn, die reeds eerder naar afschriften werden uitgegeven.
H.O.
| |
XLV.
Graaf Dirk VII geeft tolvrijheid aan de abdij Ter Does.
(Tusschen 1190 en 1202.)
Th. Dei gratia Hollandie comes, omnibus fidelibus sub ditione sua constitutis, ad quos hec pagina pervenerit, salutem et omne bonum. Notum esse volumus presentibus et futuris quod fratribus de Thosan, qui de Cisterniensi ordine esse noscuntur, gratuita benignitate concessimus ut per totam terram nostram licentiam habeant libere vendendi et emendi, quecumque voluerint, et quotiens aliqua propriis necessaria usibus navigio seu alio modo transvexerint ab omni theloneo vel quibuslibet exactionibus, tam nostris quam omnium virorum qui nostre sunt potestatis, inconcussi prorsus pertranseant. Si quis vero eorum omnium qui ad ius nostrum pertinere noscuntur, visis litteris istis, predictos fratres modo quolibet molestare presumpserit, sciat se certissime nostram incurrisse offensam et quantum fratres in exigendo iusticiam propter hoc ipsum expenderint, tanti se nobis noverit esse debitorem. Porro ut hec largicio memoratis fratribus illesa perseveret, presenti scripto testes probabiles adhibere curamus, quorum subscripta sunt nomina: dominus Hugo de Forren et Theodricus et Bartholomeus, fratres eius, et Hugo filius Ionis et Arnulfus dapifer et capellanus Franco.
(Oorspr. perk. Arch. abdij Ter Does, nu Groot Seminarie te Brugge, invent. no. 240.
| |
| |
Aan uithangende strook in groene was het ronde ridderzegel van den graaf; weinig beschadigd.
De graaf, in maliënkolder, met helm, zwaard en schild, op een naar rechts galoppeerend paard, dat eveneens met maliën bedekt is. Op het schild een klimmende leeuw. Rs.: + ThE...... GRATIA - HOLLANDIE - COMES. (Gelijk aan het afgebeelde bij Kluit, Historia critica, tabula V.)
Onuitgegeven; vermeld: Oork. Holl. I, no. 170, noot.)
De dagteekening, door den Inventaris op ‘vers 1195’ gesteld, valt tusschen het aanvangsjaar der regeering van Graaf Dirk (1190) en het jaar 1202, waarin magister Allinus, als plaatsvervanger van kapellaan Franco verschijnt (Oork. Holl. I, no. 189). Laatstgenoemde bekleedde deze waardigheid reeds onder Graaf Floris III (a.w. no. 170) en komt in 1198 (a.w. no. 178) nog als zoodanig voor. De brief is in eensluidende bewoordingen gesteld als het overeenkomstig privilegie van 's Graven vader, Floris III, (a.w. no. 170; Brugge, invent. no. 223 en 224) en als het hier volgend stuk van Graaf Willem I.
| |
XLVI.
Graaf Willem I van Holland verleent de abdij Ter Does tolvrijheid.
(Brugge, 16 April 1204.)
Willelmus, Dei gratia Hollandie comes, omnibus fidelibus sub ditione sua constitutis ad quos hec pagina pervenerit, salutem et omne bonum. Notum esse volumus presentibus et futuris quod fratribus de Thosan, qui de Cisterniensi ordine esse noscuntur, gratuita benignitate concessimus ut per totam terram nostram licentiam habeant libere vendendi et emendi, quecumque voluerint, et quotiens aliqua propriis necessaria usibus navigio seu alio modo transvexerint ab omni theloneo vel quibuslibet exactionibus, tam nostris quam omnium virorum qui nostre sunt potestatis, inconcussi prorsus pertranseant. Si quis vero eorum
| |
| |
omnium qui ad jus nostrum pertinere noscuntur, visis litteris istis, predictos fratres modo quolibet molestare presumpserit, sciat se certissime nostram incurrisse offensam et quantum fratres in exigendo iusticiam propter hoc ipsum expenderint, tanti se nobis noverintGa naar voetnoota) esse debitorem. Porro ut hec largitio memoratis fratribus illesa perseveret, presenti scripto testes probabiles adhibere curamus, quorum subscripta sunt nomina: Dominus Hugo de Vorren, Theodericus frater eius, Betto f. Bertild, Arnoud f. Wittenwillems, Reiner f. Symonis, et alii homines mei multi.
(Oorspr. perk. Archief abdij Ter Does, nu Groot Seminarie te Brugge, invent. no. 280. Aan witlederen, dubbelen staart het uithangend zegel in groene was.
Rond ruiterzegel; de graaf, geharnast, te paard naar (herald.) links; wapen op het schild een leeuw.
Rs.: SIG.........
Tegenzegel: rond zegel; ridder, met helm, in aanbidding geknield voor een engel, die uit een wolk te voorschijn komt.
Rs.: + (S?) WILELMVS COMES FRESIE.
Onuitgegeven.)
Er bestaan te Brugge nog twee andere expedities van boven afgedrukte oorkonde, invent nos. 278 (met aan uithangenden dubbelen lederen staart hetzelfde zegel, als aan no. 280) en 279 (zegel verloren); deze beide expedities zijn van eenzelfde hand.
Bovenstaand stuk is te vergelijken met de nog onuitgegeven oorkonden, Brugge nos 269 en 270, in regest vermeld: Oork. Holl. I, no. 196. Het is om deze reden, dat ik meen deze oorkonde eveneens op 16 April 1204 te moeten plaatsen.
| |
| |
| |
XLVII.
Bisschop Otto II van Utrecht neemt de abdij Duins in zijn bescherming.
1219.
O. Dei gratia Traiectensis episcopus, dilectis filiis, abbatibus, prioribus, decanis, presbiteris ceterisque ecclesiarum prelatis in Traiectensi diocesi constitutis, in Domino salutem. Universitatem vestram nosse volumus quod fratres ecclesie sancte Marie de Dunis cum omnibus possessionibus et rebus suis sub domini pape et nostra tutela et protectione consistunt, unde eiusdem auctoritate et nostra etiam mandamus vobis et districte precipimus quatinus, quotiens requisiti fueritis, omnes illos qui in aliquem predictorum fratrum manus violentas iniecerint aut res vel domos corum invaserint vel ea, que predictis fratribus ex testamento decedentium relinquntur, seu debita vel elemosinas eorum detinere presumpserint vel decimas laborum seu nutrimentorum suorum contra privilegia sedis apostolice extorserint aut res ipsorum a fugitivis suis vel ab aliis quibuscumque ablatas retinuerint, tam ipsos quam principales eorum in hiis adiutores, publice, candelis accensis, absque dilatione vel contradictione, excommunicetis et in terris sive presentia ipsorum divina prohibeatis officia celebrari, villas in quibus predictorum fratrum bona depredata sive furto sublata detenta fuerint aut predones ipsi vel fures et uxores et familie eorum permanserint seu fugitivi monachi vel conversi contra voluntatem abbatis extiterint, nisi habitatores earundem villarum admoniti eos a se removerint, quamdiu ibi fuerint interdicti sententie supponatis. Nullum quoque pedagium sive passagium aut theloneum ab ipsis vel rebus ipsorum extorqueri permittatis, exactores huius rei per excommunicationis sententiam compescentes. Ad hec volumus et firmiter mandamus ut omnis de quibus premoniti fratres conquesti fuerint, ad diem quem vobis nominaverint peremptorie citetis quatinus Traiectum veniant super obiciendis responsuri. Provideatis igitur attentius quod ut in hiis omnibus exequendis eam sollicitudinem et diligentiam adhibeatis, ne
| |
| |
pro neggligentia vel defectu culpam a vobis exigere debeamus et penam. Actum anno Domini millesimo ducentesimo XIXo.
(Oorspr. perk. Arch. Duins, nu Groot Seminarie te Brugge, invent. no. 286. Aan uith. strook het bekende zegel van bisschop Otto, geheel gaaf.
Onuitgegeven; niet bij Brom.)
De eerste betrekkingen van de bisschoppen van Utrecht met de abdij Duins dagteekenen uit de regeeringsjaren van bisschop Godfried (1156-1178), die de abdij onder zijn bescherming nam (invent. no. 214, gedrukt: Oork. Holl. I, no. 156; Cr. no. 40), hetgeen door zijn opvolger Boudewijn II (1178-1196) bevestigd werd (inv. no. 221; Cr. no. 42), evenals door bisschop Otto I (inv. no. 276; Cr. no. 68.)
Onder no. 306 wordt een stuk, gelijkluidend met het voorgaande bewaard, gegeven door W(ilbrandus) Dei gratia Traiectensis episcopus, anno Domini MoCCoXXXo; het zegel is verloren. Onder nos. 380 en 381, twee expedities van een oorkonde bijna eensluidend met bovenstaande, gegeven door bisschop Willem, anno Domini MoCCo nonagesimo octavo (1298), in ecclesia sancti Johannis Baptiste.
| |
XLVIII.
Otto, bisschop van Utrecht, beoorkondt den verkoop van zeker land door de abdij van St.-Pieter te Gent aan die van Duins gedaan. (vidimus van Gravin Margareta van Vlaanderen, dd. Febr. 1258.)
April 1220.
Margareta Flandrie et Haynonie comitissa universis presentes litteras inspecturis salutem. Noverit universitas vestra quod nos litteras bone memorie Ottonis Dei gratia quondam Traiectensis episcopi non cancellatas non abolitas nec non in aliqua sui parte viciatas vidimus in hec verba:
Otto Dei gratia Traiectensis episcopus universis Christi fidelibus, presens scriptum visuris vel audituris, eternam
| |
| |
in Domino salutem. Universitati vestre significamus quod nos venditionem illarum terrarum, que zand sive werplant comitis vocantur, et quicquid eis ex jactu maris in posterum accreverit, quam A. abbas et conventus sancti Petri Gandensis, pro sexcentis marcis sterlingorum sibi jam solutis et in suam et monasterii sui utilitatem conversis, abbati et conventui de Dunis fecerunt legitime, nec non et resignationem in manus domini Balduini Flandrie et Haynonie comitis rite factam, sicut in instrumentis super prefatis factis plenius continetur, gratam et ratam habemus; et siquid predicte venditioni aut resignationi defuit de voluntate utriusque partis episcopali auctoritate confirmamus. Actum anno Domini mocc mo xxo, mense aprilis.
Nos vero Margareta Flandrie et Haynonie comitissa predieta ad requisitionem .. abbatis et conventus Dunensis predictorum in testimonium inspectionis litterarum predictarum sigillum nostrum presentibus duximus apponendum. Datum anno Domini MoCCmolmoviijo, mense februario.
(Oorspr. perk. Archief Duins, nu Groot Seminarie te Brugge, invent. no. 554. Met fragment zegel van Gravin Margareta, aan rood zijden staart.
Onuitgegeven; vermeld bij Brom no. 689, waar ten onrechte staat aangeteekend dat dit stuk gedrukt is Cron. no. 389.)
De in deze oorkonde vermelde verkoop door den abt van St.-Pieter te Gent geschiedde in 1190 en 1196 (invent. no. 481 en 491) en werd in 1209 door graaf Boudewijn bevestigd (invent. nos. 517-519); het betrof 300 gemeten tusschen Hontenisse en Ossenisse, het terrein vermeld in nos. XLIX en L. - Zie hierover het door ons aangeteekende bij no. III (Bijdr. Hist. Gen. XLVII, bl. 182.)
| |
| |
| |
XLIX.
Bisschop Otto II van Utrecht geeft de abdij Duins de tienden van zekere gronden tusschen Ossenisse en Hontenisse gelegen.
Maart 1221.
In nomine Patris et Filii et Spiritus sancti, amen. Otto Dei gratia Traiectensis episcopus universis Christi fidelibus presentem paginam inspecturis salutem in Domino. Noverint universi, tam posteri quam moderni, quod nos, respectu Dei et precibus abbatis et conventus ecclesie beate Marie de Dunis misericorditer inclinati, decimas terrarum suarum de Helvesdic et Frankendic et de Sando, nec non et totius terre de Hinghesdic, dono perpetuo libere et pacifice de consensu et assensu priorum atque maiorum nostre ecclesie Traiectensis concedimus possidendas. Ut igitur hoc ratum et firmum permaneat presentem paginam sigilli nostri munimine duximus confirmandam. Actum anno Domini MoCCo vicesimo primo, mense Martio.
(Oorspr. perk. Archief abdij Duins, nu Groot Seminarie te Brugge, no. 568 met het gave zegel van den bisschop in bruine was, uithangend; ook opgenomen in een vidimus van den Domdeken Reinboldus uit het jaar 1224 (inv. no. 569).
Onuitgegeven.)
Deze oorkonde is wat inhoud betreft gelijk aan de volgende; vgl. het voorgaande nummer.
| |
L.
Bisschop Otto II van Utrecht geeft de abdij duins de tienden van zekere gronden tusschen Ossenisse en hontenisse gelegen.
Maart 1221.
In nomine Patris et Filii et Spiritus sancti, amen.
| |
| |
Otto Dei gratia Traiectensis episcopus universis Christi fidelibus, presentem paginam inspecturis, in Domino salutem. Noverint universi, tam posteri quam moderni, quod nos, respectu Dei et precibus abbatis et conventus ecclesie beate Marie de Dunis misericorditer inclinati, decimas terrarum de Sando, sicut ubique inter dicum de Hossenesse et Huntenesse extenditur terra, necnon et totius terre de Hinghesdic et etiam terrarum suarum de Helvesdic et Frankendic, dono perpetuo libere et pacifice de consensu et assensu priorum atque maiorum nostre ecclesie Traiectensis concedimus possidendas. Ut igitur hoc ratum et firmum permaneat presentem paginam sigilli nostri munimine duximus confirmandam. Actum anno Domini MoCCoXXo primo, mense Martio.
(Oorspr. perk. Archief abdij Duins, nu Groot Seminarie te Brugge, invent. no. 567. Aan uithangende strook het ovaal zegel van den bisschop in groene was, uitstekend bewaard.
De bisschop gezeten op een zetel met twee leeuwenkoppen. Hij houdt in de linkerhand een boek, in de rechter een kromstaf. Rs.: OTTO DIVINA GRATIA TRAIECTENSIS EP.
Gedrukt met onjuistheden Cron. no. 227; vgl. Brom, no. 705.)
Men vergelijke het bij de vorige oorkonde aangeteekende.
| |
LI.
Bisschop Otto II van Utrecht bevestigt aan de abdij Duins zijn gift van de tienden tusschen Hontenisse en Ossenisse.
Mei 1221.
Otto Dei gratia Traiectensis episcopus omnibus presentes litteras inspecturis eternam in Domino salutem. Noverit universitas vestra quod nos venerabilium virorum abbatis et conventus beate Marie de Dunis, Cisterciensis ordinis, precibus concurrentes effectu totam decimam terrarum de
| |
| |
Sando, sicut ubique inter Hossenesse et Huntenesse extenditur terra illa, de qua monachis sancti Petri Gandensis, in usus fratrum in ecclesia de Cosforde servientium, bone memorie Ph. quondam comes Flandrie partem contulerat, ab ecclesia sancti Petri Gandensis in manus pie recordationis Balduini comitis Flandrie et Hainoie postea resignatam et ecclesie de Dunis ab ipso concessam, sicut in instrumentis ipsius comitis et dicte ecclesie sancti Petri plenius continetur, ipsi ecclesie de Dunis concedimus et concessionem ei factam a prefato Balduino comite approbamus. Si quid illi concessioni defuit nostra auctoritate de consilio priorum atque maiorum nostre ecclesie Traiectensis supplentes et decimas totius terre de Hinghesdic cum prefata decima de Sando, sicut ubique inter dicum de Hossenesse et dicum de Huntenesse et Voghela et Hunta et Sutmara et Nortmara utraque terra continetur, memorate ecclesie de Dunis libere et pacifice possidendam dono perpetuo concedimus et auctoritate episcopali et presenti scripti munimine confirmamus, petentes humiliter et devote ut domini nostri Theoderici Traiectensis et Bernardi patris nostri Selonensis episcoporum ac nostri plene fraternitatis memoria in ecclesia de Dunis perpetualiter habeatur. Actum anno Domini MoCCoXXo primo, mense Maio.
(Oorspr. perk. Archief abdij Duins, nu Groot Seminarie te Brugge, invent. no. 564. Aan uithangende strook het ovaal zegel van den bisschop in groene was, doch beschadigd. Gelijk aan dat van no. 565 en 567. Van dit stuk bestaat een tweede expeditie (no. 565); het is ook opgenomen in een vidimus van Reinboldus, domdeken van Utrecht, uit het jaar 1224 (no. 569). Gedrukt met onjuistheden Cron. no. 229; vgl. Brom, no. 706.)
Over de kerk te Coesvoorde, bij St.-Gilles in het land van Waas gelegen, zie men oorkonden afgedrukt bij Van Lokeren, Chartes et documents de l'abbaye de St.-Pierre à Gand, nos. 201, 278, 342 en 372.
| |
| |
| |
LII.
Reinboldus, Domdeken te Utrecht, bevestigt de in voorgaande oorkonde vervatte giften van bisschop Otto II.
Mei 1221.
Ego Reinboldus Dei gratia maior in Traiecto decanus totumque capitulum beati Martini eisdem loci omnibus ad quos presens pagina pervenerit in Domino salutem. Universitati vestre significamus quod nos donationes quas dominus noster vir venerabilis Otto Traiectensis ecclesic nostre episcopus fecit ecclesie beate Marie de Dunis, Cisterciensis ordinis, in decimis terrarum de Sando et totius terre de Hinghesdic sicut ubique interGa naar voetnoota) Hossenesse etGa naar voetnoota) Huntenesse et Vogela et Hunta et Sutmara et Nortmara utraque extenditur terra et etiam in decimis terrarum illarum quas prefata ecclesia Dunensis habet infra terram de Helvesdic et Frankendic sicut in auctenticis ipsius episcopi inspeximus contineri unanimiter approbamus; et quia consilium donationibus memoratis prebuimus et assensum huic pagine propter varios rerum eventus pactiones particulatim predictarum inseruimus decimarum. Ut igitur hoc ratum ab omnibus et inconcussum permaneat presentem paginam sigillorum nostrorum munimineGa naar voetnootb) duximus roborandam. Actum anno Domini MoCCo vecesimo primo, mense Maio.
(Oorspr. perk. Archief abdij Duins, nu Groot Seminarie te Brugge, no. 562. Aan uithangende strooken twee geschonden zegels in groene was.
1o. Ovaal zegel. Heilige staande, in linkerhand boek, de rechterhand zegenend opgeheven. Rs........ OLDUS MAIOR........ VS IN.....
2o. Rond zegel. Borstbeeld van heilige met kromstaf in rechterhand. Rs.: SC.... TIN V... Gedrukt met onjuistheden Cron. no. 230; Brom no. 707.)
| |
| |
In evengenoemde verzameling, onder no. 563, een andere expeditie van deze oorkonde, met kleine varianten. De twee zegels in groene was aan uithangende strooken geheel gaaf. - Dit stuk is ook opgenomen in het vidimus, waarvan sprake is in de noot op oorkonde no. LI.
| |
LIII.
Bisschop Otto II van Utrecht neemt de abdij Ter Does in zijn bescherming.
1227.
O. Dei gratia Traiectensis episcopus dilectis filiis abbatibus, prioribus, decanis, presbiteris ceterisque ecclesiarum prelatis in Traiectensis diocesi constitutis in Domino salutem. Universitatem vestram nosse volumus quod fratres ecclesie sancte Marie de Thosan cum omnibus possessionibus et rebus suis sub Domini pape et nostra tutela ac protectione consistunt, unde (gelijkluidende tekst als 's bisschops brief voor de abdij Duins, hier no. XLVII.)
Actum anno Domini MoCCoXXo septimo.
(Oorspr. perk. Archief abdij Ter Does, nu Groot Seminarie te Brugge, invent. no. 296. Het zegel, dat aan een uithangende strook hing, verdwenen.
Onuitgegeven; niet bij Brom.)
1242 (19 Juli), sabatto ante Marie Magdalene, bevestigt bisschop Otto III in bijna gelijkluidende bewoordingen bovenstaande oorkonde. (Invent. no. 323 p., met aan uithangenden staart het zegel van den bisschop.) - Onuitgegeven; niet bij Brom.
| |
LIV.
Bisschop Willebrand van Utrecht verleent de abdij Duins zekere voorrechten.
Mei 1229.
W. Dei gratia Traiectensis episcopus, dilectis filiis
| |
| |
decanis et presbiteris in Traiectensi diochesi constitutis in Domino salutem. Cum dilecti in Christo abbas et conventus de Dunis, Cisterciensis ordinis, pro causis ecclesie sue prosequendis propter locorum distantiam ad nos sepius recurrere non valeant, nos ipsorum laboribus parcere volentes et expensis vobis mandamus et districte precipimus quatinus quandocunque fueritis requisiti ab eisdem debitores vel iniuriatores ipsorum vel familiarium suorum, ut eis de debitis vel aliis iniuriis ipsis illatis satisfaciant, per censuram ecclesiasticam, mediante iusticia, compellatis, facientes quod decreveritis eadem censura firmiter observari. Testes vero qui nominati fuerint, si se gratia, odio vel timore subtraxerint, per eandem censuram cogatis veritati testimonium perhibere. Datum anno gratie MoCCoXXViiijo, mense Maio.
(Oorspr. perk. Archief abdij Duins, nu Groot Seminarie te Brugge, inventaris no. 297. Het zegel met de uithangende strook verdwenen.
Onuitgegeven; niet bij Brom.)
| |
LV.
Graaf Floris IV van Holland en zijn echtgenoote nemen de abdij Duins in bescherming. (Vidimus van 's graven broeder bisschop Otto III van Utrecht, dd. 5 Dec. 1239.)
December 1231.
Otto, Dei gratia Traiectensis electus, omnibus ad quos presens scriptum pervenerit salutem in Domino. Notum vobis esse volumus quod nos diligenter inspeximus illustris viri Florentii, quondam comitis Hollandie, et Mathildis, uxoris sue, privilegium ecclesie Dunensi collatum verbo ad verbum in hunc modum:
Ego Florentius, Hollandie comes, et Mathildis, uxor mea, notum facimus universis presentibus et futuris, quod nos fratres et bona ecclesie beate Marie de Dunis, Cisterciensis ordinis, per totum dominium nostrum sub nostra
| |
| |
protectione suscipimus et tutela. Preterea, pro remedio anime patris mei bone memorie Willelmi et animarum nostrarum (sic) antecessorum et nostrorum successorum, gratuita benignitate fratribus concessimus memoratis ut per totam terram nostram licentiam habeant libere vendendi et emendi quemcunque voluerint, et quotiens aliqua propriis usibus necessaria navigio seu alio quolibet modo transvexerint a theloneo, exactione et omni consuetudine, que a ceteris hominibus in nostro dominio solet extorqueri, semper et perpetuo liberi pertranseant et immunes. Siquis vero eorum omnium, qui ad jus nostrum spectare noscuntur, visis litteris istis predictos fratres vel bona eorum infra terram nostram spoliaverit vel eosdem quocumque modo molestare presumpserit, sciat se certissimo nostram incurrisse offensam, et quantum dicti fratres in exigendo iusticiam propter hoc ipsum expenderint, tanti se noverit ipsis fratribus esse debitorem et nobis de forefacto satisfacturum. Porro ut hanc nostram largitionem memorata ecclesia de Dunis cum omnimoda libertate perpetuo pacifice possideat, scriptum istud scribi et sigillorum nostrorum appensione fecimus in testimonium communiri. Actum anno Domini MoCCo trecesimo primo, mense Decembri.
Nos igitur antedictam dilectissimi fratris nostri collationem ratam habemus et auctoritate dyocesiana confirmamus presenti testimonio litterarum, sub pena excommunicationis districte inhibentes ne quis ei audeat contradicere vel aliquatenus contraire. Datum anno Domini MoCCoXXXo nono, in vigilia beati Nicholai.
(Oorspr. perk. Archief abdij Duins, nu Groot Seminarie te Brugge, invent. no. 323 i, met een fragment van het bisschoppelijk zegel in groene was aan uithangende strook.
Onuitgegeven.)
Dit stuk is te vergelijken met de gelijktijdige, bijna eensluidende oorkonde, alleen door den graaf gegeveven (invent. no. 310; gedr. Oork. Holl. I, no. 331). In hetzelfde jaar gaf de graaf soortgelijke voorrechten aan Ter Does (hier no. LVII).
| |
| |
| |
LVI.
Graaf Floris IV van Holland neemt de abdij Ter Does in zijn bescherming en schenkt haar het goed Krabbendijke met toebehooren.
1231.
Quia omnis potestas a Domino Deo tribuitur, naturale jus exigit ut omnis potens in Eius servitio, a quo potestatem assequitur, se debeat excercere, nec dignius cidem Domino nos credimus deservire, quam si jura servorum Illius illesa servamus, eorum videlicet qui nec arma ferre, nec se defendere consueverunt. Hinc est quod ego, Florentius comes Hollandie ac Zelandie, tam posteris quam modernis notum esse volo, quod abbatem et monachos et fratres ecclesie beate Marie de Thosan et omnia bona eorum, per omnem terram meam, ad exemplum bone memorie comitis Willelmi, fratris mei, sub mea protectione ac defensione susceperim, et ob remissionem meorum peccaminum et parentum meorum, totam terram quam sub dominio meo possident, videlicet Crabbendic cum pertinentiis suis, Monsterhoc, Bomna, Osthoc et omnes grangias et terras eorum cum universis pertinentiis ipsarum a scoto, a tallia, ab erevard, a petitione qualibet et ab omni exactione, quocumque nomine vocitetur, in perpetuum liberas dimisi. Ut autem huius libertatis donatio in posterum illibata permaneat, scripto eam mandari et sigilli mei munimine feci roborari. Actum anno Domini MoCCo tricesimo primo.
(Oorspr. perk. Archief abdij Ter Does, nu Groot Seminarie te Brugge, invent. no. 314.
Aan dubbelen staart 's graven zegel in groene was, waarvan de linkerhelft verdwenen.
Rond ruiterzegel: de graaf te paard in harnas, naar (herald.) rechts gewend; op schild en dekkleed een leeuw.
Rs.: .IG. FLORENCII C.........
Tegenzegel: rond zegel, wapenschild met leeuw, op tweekoppigen adelaar.
| |
| |
Ook opgenomen in een vidimus van verschillende, door de graven van Holland aan Ter Does verleende rechten, gegeven door Johannes de Dunis, Johannes sancti Andree iuxta Brugis, Johannes sancti Bartholomei de Echoud in Brugis abbates, d.d. 1284, die beati Joh. ante portam Latinam (6 Mei); vroeger Arch. Ter Does, nu Groot Seminarie te Brugge, invent. no. 313.)
Dit stuk werd met vele fouten (o.a. Jonsthoec voor: Monsterhoec) naar een cartularium te Rijssel uitgegeven bij Miraeus-Foppens (Opera diplomatica, IV. 225), daaruit overgenomen bij Van Mieris (I, bl. 209), waaruit het - met de fouten - terecht kwam in Oork. Holl. I, no. 334.
| |
LVII.
Graaf Floris IV van Holland geeft de abdij Ter Does tolvrijheid.
1231.
Florencius Hollandie comes universis sub ditione sua constitutis ad quos presentes littere pervenerint, salutem et omne bonum. Noverit universitas vestra quod fratres ecclesie beate Marie de Thosan et omnia bona eorum per omnem terram nostram sub nostra protectione suscepimus ac tutela et licenciam eis dedimus libere vendendi et emendi quecunque voluerint. Et quociens aliqua propriis usibus necessaria navigio seu alio modo transvexerint ab omni theloneo sive exactione qualibet eos in perpetuum quietos dimisimus. Si quis vero contra hanc libertatem predictos fratres modo quolibet molestare presumpserit omne dampnum quod ipsi per hanc molestationem incurrerint eis restituere tenebitur et nobis de contemptu mandati nostri penam debitam exsolvet. Actum anno Domini MoCCoXXXo primo.
(Oorspr. perk. Archief abdij Ter Does, nu Groot Seminarie te Brugge, invent. no. 315.
Aan dubbelen staart 's graven zegel in groene
| |
| |
was, gelijk aan dat van invent. no. 314 en in denzelfden toestand (linkerhelft verdwenen).)
Afgedrukt: Oork. Holl. I, no. 332, naar den onbetrouwbaren tekst in Chronique de l'Abbaye de Ter Doest, bl. 45.
| |
LVIII.
Bisschop Otto III van Utrecht geeft Duins en Ter Does zekere voorrechten.
19 Juli 1242.
O. Dei gratia Traiectensis electus dilectis suis G. decano in Sudbevelandia, et J. presbitero de Westmonstere in Middelburg, salutem in Domino. Quam dilecti nobis in Christo abbas et conventus de Dunis, itemque abbas et conventus de Thosan ad singula gravamina, que eis inferuntur occasione bonorum que possident in dyocesi nostra, precipue autem et specialiter ab abbate de Troncin(io), propter terras et moor, quas habent abbates et conventus prefati in officio de Hulst, ad nos propter longi itineris pericula personaliter refugere non possunt, mandamus vobis et auctoritate dyoces(ana) percipimus quatinus quotiens requisiti fueritis comitem vel comitissam Flandrie vel eorum ballivos et quoscumque alios seculares, cum voluerint dictos abbates et conventus per vim brachii secularis a possessionibus suis eicere vel satellites suos in eas mittere, non precedente monitione, cognitione, iudicio vel sententia ecclesiastica, moneatis ne faciant vel si fecerint moneatis ut factum revocent, cum satisfactione condigna, infra terminum competentem. Quod si monitioni vestre parere contempserint ballivos vel alias quascunque inferiores personas extunc excommunicatos publice denunciari faciatis, excommunicationis sententiam, prout ordo iuris postulaverit, in contumaces crescente contumacia rite aggravantes; comitem vero vel comitissam omni diligentia exhortantes quatinus ab huiusmodi gravamine dictorum abbatum et conventuum cessent et penitus desistant sub interminatione divini examinis, nec per potentiam
| |
| |
secularum ipsos gravare vel quicquam contra ipsos attemptare presumant, propria auctoritate cum iure scripto contra quemlibet vel quoslibet spirituales, si quis quid sibi competere crediderit id solum coram competente judice ecclesiastico proponere debet et in jure canonico experiri. Si vero nec sic a gravamine dictorum abbatum et conventuum destituerint, ipsis quia illustres sunt persone deferre volentes specialiter mandamus quatinus modum et processum admonitionis vestre et responsum eorum nobis rescribatis ut ex tunc sicut decet in facto legitime procedamus. Datum anno Domini MoCCoXLo secundo, mense Julio, sabbato ante festum Marie Magdalene.
(Oorspr. perk. Archief abdij Duins of Ter Does, nu Groot Seminarie te Brugge, inventaris no. 323o. Aan uitgesneden strook slechts een fragment van het zegel in roode was over.
Onuitgegeven; niet bij Brom.)
| |
LIX.
Wulfardus, heer van Maelstede, schenkt aan het klooster Jeruzalem bij Biezelinge vijf en twintig gemeten lands, vrij van schot en andere lasten.
21 Mei 1246.
Universis presens scriptum visuris Wulfardus dominus de Maelstede imperpetuum scire et nosse quod ego viginti et quinque mensuras terre, jacentes infra hos terminos: viam regiam, que ducit de Byzelinge versus Vlaka, ex australi parte, aquemeatus que dicitur Mulvlit ex orientali parte, viam, que ducit de Maelstede usque Sparth, ex boreali parte, viam, que ducit de Mae(l)stedeGa naar voetnoota) usque Byzelinge, ex occidentali parte, contuli libere et absolute claustro sanctimonialium oridinis Sancti Victoris dicto Jerusalem, in eadem terra, in prescriptis terminis et in
| |
| |
dominio meo edificato. Recognosco etiam quod predicta terra dicto claustro cedet libera ab omni exactione scilicet scoti comitis sive qualibet alia et decimarum frugum et nutrimentorum solutione. Et ut hoc salvum sit et stabile dicto claustro et ne a Gerardo, filio meo, vel ab aliquo successorum meorum possit hec mea donatio infirmari, presens scriptum feci conscribi in testimonium, sigillo meo sigillatum. Datum et actum anno Domini MoCCo quadragesimo sexto, mense Maio, feria secunda ante Urbani pape.
(Oorspr. perk. Stadsarchief Antwerpen, carton Victorinnen te Biezelinge en Antwerpen, 1246-1506, no. 1; het zegel, dat aan een uitgesneden strook hing, is verdwenen.
Onuitgegeven, doch te vergelijken met Oork. Holl. I, no. 420 = Kluit no. 136; zie de volgende oorkonde. Vermeld in den ouden inventaris, onder no. 29. (Bijdr. en Med. Hist. Gen. XXXIII, bl. 111.)
In dezelfde verzameliug van het Stadsarchief te Antwerpen, no. lbis, is een bijna eensluidend stuk aanwezig. Er staat alleen: ordinis Cisterciensis, i.p.v. ordinis sancti Victoris; en bij de bezegelingsformule: sigillis meo, G. decani Suthbevelandie et domini Godefridi de Cruninge sigillatum. Van de drie zegels aan uithangende staarten is slechts dat van Maelstede in roode was over. Het is een zeer beschadigd rond ruiterzegel, waarvan het wapen den dwarsbalk beladen met een St. Andrieskruis vertoont. Rs.:..... FARDI......
Tegenzegel: wapenschild op tweekoppigen adelaar. Rs.: + WVLFARDI...... [STEDE?].)
| |
| |
| |
LX.
Wolfardus heer van Maelstede geeft aan het klooster Jeruzalem bij Biezelinge vijftien gemeten tienden.
Juli 1248.
Ego Wolfardus de Malstede notum facio omnibus presens scriptum visuris, tam posteris quam presentibus, quod ego contuli ob salutem anime mee et meorum predecessorum quindecim mensuras decimarum jacentium in terra que dicitur Vronland infra parrochiam de Capella priorisse et conventui claustri Jherusalem prope Biselingen in perpetuum habendas. Si quando in dicta terra ad plenum recipi non poterunt recipietur integritas earundem in latere versus orientem in terra que dicitur Vervanendregt et ultra usque ad plenum. Et ut hec nostra collatio rata habeatur, nee aliquatenus possit infirmari a Gerardo, filio meo, cum huic collationi mee consensum adhibuerit, nec ab aliquo successorum meorum, presens scriptum feci conscribi in testimonium prescriptis priorisse et conventui dicti claustri meo sigillo roboratum. Actum anno Domini MoCCoXLVIIIo, mense Julio.
(Oorspr. perk. Stadsarchief Antwerpen, carton Victorinnen te Biezelinge en Antwerpen, 1246-1506, no. 2.
Aan uitgesneden strook een beschadigd rond ridderzegel in witte was; het wapen vertoont een dwarsbalk, waarouerheen een Sint-Andrieskruis. Rs.: + S. WV....... ZEELANDIA. Tegenzegel: een schildje met evengenoemd wapen, op tweekoppigen adelaar. Rs.: + WVLFARDI MILITIS..........)
Dit stuk werd, met enkele onjuistheden, naar bovenstaand origineel uitgegeven door Kluit no. 149 en daaruit bij Van den Bergh I, no. 462.
Het wordt ook vermeld in den ouden inventaris onder no. 27 (Bijdr. en Meded. Hist. Gen. XXXIII, bl. 112); het werd opgenomen in een vidimus van 1296 (Bijdr. als voren, bl. 107.)
| |
| |
| |
LXI.
De officiaal van het bisdom Utrecht oorkondt den verkoop van twee-en-zestig roeden lands onder Hontenisse aan de abdij Duins.
16 November 1256.
Universis presentes visuris L. officialis curie Traiectensis salutem in Domino. Noveritis quod magister Walterus quondam domini Wulfardi bone memorie de Zelandia militis clericusGa naar voetnoota) in presentia nostra constitutus vendidit ecclesie de Dunis sexaginta et duas virgas terre iacentis in parrochia de Huntenesse in loco qui dicitur Elvedic pro viginti solidis et octo denariis presentibus dominis J. de Hosnesse et O. de Huntenesse presbiteris. In cuius rei testimonium litteras istas sigilli nostri munimine fecimus roborari. Datum et actum anno Domini MoCCoLo sexto, feria quinta post Martini hiemalis. Superscriptionem approbamus.
(Oorspr. perk. Archief abdij Duins, nu Groot Seminaric te Brugge, invent. no. 876. Het zegel met uitgesneden strook afgescheurd.
In dorso: de septuaginta (sic) et duabus virgis terre quas nobis vendidit magister Wouterkin de Hulst.
Onuitgegeven; niet bij Brom.)
| |
LXII.
Floris, voogd van Holland, geeft het klooster Jeruzalem bij Biezelinge acht gemeten tienden.
Middelburg, 24 December 1257.
Nos, Florentius tutor Hollandie, notum facimus universis presentes litteras inspecturis quod nos, considerata neces- | |
| |
sitate sanctimonialium in Biselinge, quarum conventus Jherusalem nuncupatur, eisdem octo mensuras decimarum, que vulgari ydiomate gemeten dicuntur, in terra nostra de Vrolant, divine karitatis intuitu, liberaliter ac integraliter duximus assignandum; eisdem proventibus a nobis et nostris heredibus in perpetuum pretaxato conventui duraturis presentium testimonio litterarum. Datum apud Middelburg, in vigilia nativitatis Dominice, anno Domini MoCCoLo septimo.
(Oorspr. perk. Stadsarchief Antwerpen, Carton Victorinnen te Biezelinge en Antwerpen, 1246-1506, no. 3.
Uithangend een beschadigd rond ruiterzegel in witte was, met een leeuw als wapenfiguur.
Rs.: + S........ VS. Tegenzegel: een wapenschildje met een leeuw. Rs.: + FLOREN....... ANDIE.)
Naar bovenstaand origineel gedrukt bij Kluit no. 234, daaruit overgenomen door Van den Bergh II, no. 35. Ook vermeld in den ouden inventaris onder no. 28. (Bijdr. en Meded. Hist. Gen. XXXIII, bl. 112.)
| |
LXIII.
Aleydis, voogdes van Holland en Zeeland, bevestigt het klooster Jeruzalem bij Biezelinge in het tiendrecht, door heer Wolfardus de Maelstede geschonken.
Handinge, 11 Juli 1258.
Nos, Aleidis, domina de Hayn(onia), tutrix Holl(andie) et Zeland(ie), notum facimus universis quod nos, divine remunerationis intuitu, concessimus sanctimonialibus in Beselinge ius decime, quod de iure debent habere in decimam, quam dominus Wolfardus eis conscripserat, prout in littera dicti Wolfardi super hoc confecta plenius continetur. In cuius rei testimonium presenti littere sigillum nostrum fecimus appendi. Datum apud Handinge, anno
| |
| |
Domini MoCCoLVIIIo, feria quinta post octavas Petri et Pauli apostolorum.
(Oorspr. perk. Stadsarchief Antwerpen, Carton Victorinnen te Biezelinge en Antwerpen, 1246-1506, no. 4.
Aan uitgesneden strook een beschadigd zegel in gele was. De Voogdes te paard met een valk op de hand. Rs.: + S...... DIE.
Tegenzegel: een wapenschildje vertoonende een leeuw. Rs.: + CLAVISSIGILLI.)
Naar bovenstaand oorspronkelijk afgedrukt bij Kluit no 239, en daarnaar bij Van den Bergh II, no. 45. Ook opgenomen in een vidimus van 1296 (Bijdr. en Meded. Hist. Gen. XXXIII, bl. 107) en vermeld in den ouden inventaris onder no. 27 (Bijdr. als voren, bl. 113.)
| |
LXIV.
Arbitrale uitspraak ten behoeve der abdij Ter Does.
Mei 1264.
Universis presentes litteras inspecturis Johannes dictus Belard, Arnulphus frater eius, Belardus frater eorundem, Willelmus Bertoen salutem et rei geste cognoscere veritatem. Noverit universitas vestra quod cum Belardus, nomine cuiusdam filie Ysekini et J. filii sui, cui dicta filia Ysekini contulerat omne jus quod ei competebat ex morte patris vel bonis ipsius vel alio quocumque modo, ecclesiam de Thosan impetisset super predictis et promisisset quicquid ipse de predictis omnibus faceret componendo vel alias quocumque modo tales haberet predictos filium suum et filiam dicti Ysekini quod illud firmiter observarent, tandem pro bono pacis nos Ar. et W., ex parte Belardi, et frater Salomon, monachus de Thosan, et frater H. magister de Crabbendic, ex parte ecclesie predicte, et ego J. Belard, J. de Duvenhe, monachus, et frater W. magister de Oesthof, loco unius pro utraque
| |
| |
parte arbitri electi in causa predicta, examinatis cause meritis diligenter arbitrando judicavimus quod nullum jus habuit vel habere potuit in predictis et quod dictus Belardus nomine predictorum dictam calumpniam quitam clamaret et omne jus, si quod ei quocumque modo competere potuit occasione predicta, abbati predicte ecclesie resignaret et cum effestucatione werpiret, quod in presentia nostra fecit. Insuper judicavimus quod predictum filium suum et dictam filiam Ysekini ad hoc induceret quod predicta omnia eodem modo quita clamarent et numquam in posterum super premissis dictam ecclesiam molestarent, quod et fecerunt et arbitrium nostrum firmiter observare promiserunt. Hec omnia fecerunt spontanei et sine coactione dicto Belardo clerico in tuitione quantum attinet ad hanc causam. In huius rei testimonium presenti carte sigilla nostra una cum sigillis domini J. militis de Scoude et Danielis dicti Vreet duximus apponenda. Actum anno Domini MoCCoLXo quarto, mense Maio.
(Oorspr. perk. Archief abdij Ter Does, nu Groot Seminarie te Brugge, invent. no. 965; van de vijf uithangende zegels in witte was zijn er vier over.
Onuitgegeven.)
De Belardi zijn op Zuid-Beveland geen onbekenden; men zie hetgeen ik over hen bijeenbracht op no. XII. Eveneens kennen wij reeds Willem Bertoen (X), heer Jan van Scoudee (XXVIII), Daniël Vroet (XIX) en J. de Duvenhe monachus (XXIX).
| |
LXV.
De abt van Sint Paulus te Utrecht geeft aan heer Pieter van Borselen tienden in erfpacht.
16 Juni 1265.
Henricus Dei gratia abbas sancti Pauli Traiectensis universis presentia visuris salutem in Domino sempiternam. Noverit universitas vestra quod nos decimas in
| |
| |
Migkinne, videlicet tres partes decimarum ibidem quas Hugo, Henricus et Nicholaus, filii Nicholai Muschet, sub annua pensione quinque marcarum et unius fertonis, triginta solidis flandrensium legalium denariorum, qui in cotidiano fuerint usu, pro marca conputandis, et preterea octavam partem eiusdem decime quam Wilhelmus filius Hugonis filii Berge sub annua pensione trium fertonum et dimidii dicte monete, septem solidis et sex denariis pro fertone qualibet conputandis, tenebant a nobis ad liberam resignationem predictorum de consensu nostri conventus viro nobili domino Petro de Bersalia, militi, concessimus a nobis et nostris successoribus tenendas, recepto prius fidelitatis homagio ab eodem, ita quod idem milis sex marcas et dimidium fertonem dicte monete singulis annis in festo beati Remigii nobis vel nostris nuntiis quos pro pacto nostro colligendo miserimus sine contradictione qualibet exhibebit ea condicione interposita si dictum pactum termino non persolvitur antedicto extunc ipsa bona ad nos et ecclesiam nostram libere devolventur. Ipso vero milite decedente filius eius vel filii legitimi vel si filium legitimum vel filios non relinquerit vel si reliquerit et idem filius vel iidem filii sine liberis decesserint, filie eiusdem vel filia legitima ipsi succedent in bonis predictis sub forma et condicionibus prenotatis et homagio fidelitatis prestito heres huiusmodi successurus in signum recognitionis marcam et dimidiam monete predicte, triginta solidis pro marca conputatis, nobis vel nostris nunciis cum pacto debito exhibebit. Preterea idem miles quamdiu superstes fuerit et eo viam universe carnis ingresso successor eiusdem legitimus in bonis predictis nobis vel nostris nunciis apud Middelburg erit in una procuracione cene vel prandii annis singulis obligatus. Ceterum omnia priora instrumenta super huiusmodi decimis quibuscumque collata carere volumus robore firmitatis et denunciamus presentibus non valere. In cuius rei testimonium presens scriptum
sigillo nostro et sigillo conventus nostri duximus roborandum. Datum anno Domini MoCCo sexagesimo quinto, feria tertia post Odulphi.
(Oorspr. perk. Archief abdij Ter Does, nu
| |
| |
Groot Seminarie te Brugge, invent. no. 987, met twee zegels in roode was aan uithangende strooken; beiden beschadigd.
1o. Ovaal zegel. Zittende figuur. Rs.:....... PAUL.... TRA....
2o. Borstbeeld, figuur met beide handen een boek vasthoudend.
Onuitgegeven; niet bij Brom.)
In deel 34 dezer Bijdragen drukte ik (bl. 494) een oorkonde van het jaar 1267 af, waarbij de gebroeders van Cruiningen verklaarden vier brieven, welke de Borselen's betroffen en waarvan de inhoud is opgegeven, aan den abt van Ter Does in bewaring te geven. In een noot voegde ik daaraan toe, dat alle vier stukken verloren waren. Gelukkig vergiste ik mij; hierboven is althans het derde der vier oorkonden terecht gebracht.
| |
LXVI.
Uitspraak over een kwestie betreffende het land Albrantswaard, tusschen het Klooster Ter Does en eenige heeren gerezen.
Klooster Noorddijk, 31 Mei 1266.
Universis presentes litteras inspecturis magister H. decanus sancti Salvatoris Traiectensis et frater W. dictus Hardewust salutem et cognoscere veritatem. Noverint universi quod cum inter abbatem et conventum monasterii beate Marie de Thosan ex una parte et Hugonem dictum Vlamingh, Wissonem filium Symonis de Stavenesse, Symonem filium Hugonis dicti Elewouds et Philippum filium Symonis ac eorum complices ex altera de terra de Albranswerd suborta fuisset materia questionis tandem post multas altercationes in nos super dicta questione pure et simpliciter sub pena viginti librarum hollandensium a parte resiliente ab arbitrio parti observanti arbitrium solvendarum compromittere curaverunt, promittentes sub pena premissa ratum habere et firmum ac firmiter observare quicquid super premissa questione arbitrando
| |
| |
seu amicabiliter componendo duxerimus ordinandum, nos vero ad petitionem partium sussepta (sic) in nos huiusmodi arbitraria potestate sic ordinavimus quod H., Wis., Sy. et Ph. in proximo festo beati Remigii viginti quinque libras hollandensium abbati et conventui supradictis plenarie sine qualibet contradictione persolvent et per hoc erunt predicti H. et sui complices ab omni contractu de dicta terra inito inter ipsos et conditionibus habitis super ipsa penitus absoluti. Renuntiaverunt etiam omni juri quod habuerunt vel habere videbantur in dicta terra ex contractu et condicionibus premissis. Si vero aliquid questionis forsan super premissis emerserit de voluntate partium nostre decisionis penitus reservamus. In cuius rei testimonium et munimen presentes litteras ego frater Willelmus sigillo domine mee abbatisse de Nordic quia sigillo careo et ego magister H. sigillo proprio fecimus ad petitionem partium roborari. Actum anno Domini MoCColx sexto, feria secunda ante Bonefacii episcopi, in monasterio de Nordic.
(Oorspr. perk. Archief abdij Ter Does, nu Groot Seminarie te Brugge, invent. no. 877. Fragment van een ovaal zegel in groene was aan uitgesneden strook. Vrouwefiguur met kromstaf.
Onuitgegeven; vermeld Brom no. 1603.)
Frater Willem Hardevust wordt in 1267 vermeld (deze Bijdragen, deel 34, bl. 494.) Het land Albrantswaard behoorde reeds in 1248 aan de abdij (Oork. Holl. I, no. 471) en is te zoeken bij Roon en Poortugaal.
Hugo dictus Vlamingh is een onbekende; Wisso Simonsz. van Stavenisse was in 1281 erfpachter van het kapittel van St.-Pieter te Utrecht voor tienden te Zandijk (op Walcheren), zie: Brom, no. 2020; Oork. Holl. II, no 438. Simon, zoon van Hugo gezegd Elewouds, in 1273 pachter als voren voor tienden onder Emelisse (op Noord-Beveland), zie Brom, no. 1772; Oork. Holl. II, no 259. - Vgl. ook: Verslagen der Rijks Archieven, 1923.
| |
| |
| |
LXVII.
Deken en kapittel van St.-Pieter te Utrecht regelen de vererving der tienden, welke heer Pieter van Borselen van hen in pacht houdt.
6 Juli 1267.
Decanus et capitulum sancti Petri Trajectensis universis presentes litteras inspecturis salutem in Domino. Noverint singuli ac universi quod nos decimas nostras inferius annotatas, videlicet decimam in Gapinghe que fuit Wilhelmi filii Johannis pro viginti solidis hollandensium, decimam que fuit Wilhelmi filii Walteri pro triginta solidis flandrensium, decimam in Bersalia apud Monstere pro undecim solidis et pro uno denario, decimam que fuit Hugonis filii Michahelis pro quadraginta solidos, decimam apud Tevewyc pro sexdecim solidis et pro octo denariis, decimam ibidem que fuit Arnoldi pro novem solidis et tribus denariis, item decimam ibidem que fuit heredum fratris Arnoldi pro viginti et duobus denariis, decimam apud Coudorpe pro quindecim denariis, decimam in Sutbevelandia apud Clotinge pro novem solidis et duobus denariis, decimam apud Goes pro sexdecim solidis, decimam apud ecclesiam Henrici pro viginti et sex denariis flandrensium, et partem decime in Oistkerke pro pacto proporcionaliter contingente domino Petro de Bersalia militis et filio suo seu filiis suis legitimis post mortem suam et si ipsum dominum P. sine filio vel filiis legitimis aut si filium vel filios post mortem suam reliquerit et ipsos sine liberis decedere contigerit filiabus ipsius domini P. concessimus tenendas a nobis cuiusmodi pactum nobis vel nunciis nostris singulis annis prestito iuramento in festo sancti Petri ad vincula vel circiter persolvetur. In cuius rei testimonium presentes litteras sigillo ecclesie nostre dicto domino Petro tradidimus roboratas. Datum anno Domini MoCCo sexagesimo septimo, feria quarta post translationem beati Martini.
(Oorspr. perk. Archief Ter Does, nu Groot Seminarie te Brugge, invent. no. 1020. Het zegel
| |
| |
met den uithangenden staart afgevallen. Onuitgegeven; vermeld Brom no. 1640 en Oork. Holl. II, no. 160.)
Het betreft hier het vierde der stukken bedoeld in de noot op no. LXV.
Wij leeren uit deze beide stukken een groot deel van het bezit van een der eerste heeren van Borselen kennen, bezit, waaromtrent tot voor kort niets bekend was; men zie onze opmerking te dier zake in het maandblad van het genealogischheraldisch genootschap ‘De Nederlandsche Leeuw,’ jaarg. XLV (1927), kolom 247.
Ook voor de geographische geschiedenis van Zeeland lijkt dit stuk niet zonder belang.
| |
LXVIII.
Graaf Floris V bevestigt voor het Klooster Jeruzalem bij Biezelinge de schotvrijheid over zestig gemeten, door zijn vader aan dit klooster gegeven.
Ierseke, 13 Maart 1270 of 5 Maart 1271.
Florentius, comes Hollandie, universis presentes litteras inspecturis vel audituris salutem. Cum dilectus pater noster, dominus Willelmus, Romanorum rex, dominum.. abbatem et conventum beati Bernardi, Cisterciensis ordinis, Cameracensis dyocesis, de sexaginta mensuris terre, sitis in parochia de Score in Zuetbevelandia, ab omni exactione et tallia, quod scot vulgaliter appelatur, exemerit, prout in litteris dicti patris nostri super hoc vidimus contineri confectis, et dilecte in Christo.. priorissa et conventus monasterii sancti Victoris in Biselinghe dictas sexaginta mensuras terre contra prefatos.. abbatem et.. conventum sancti Bernardi legitime, prout nobis intimarunt, comparaverunt, nos, inspectis devotionis sue meritis, cupientes dictum monasterium in Bisenlinghe ob remedium et salutem anime patris nostri eadem gratia supportari, ipsum ab omni scoto dictarum sexaginta mensurarum terre, prout dictum scotum nos contingit, duximus eximendum. In
| |
| |
cuius rei testimonium presens scriptum sigillo nostro fecimus communiri. Datum et actum apud Ierske, anno Domini MoCCo septuagesimo, feria quinta post dominicam qua cantatur Reminiscere.
(Oorspr. perk. Stadsarchief Antwerpen, carton Victorinnen te Biezelinge en Antwerpen, 1246-1506, no. 5. Het zegel, aan uithangenden staart, verdwenen; aan dezen staart is met een speld een vrij goed bewaard zegel van de voogdes Aleyd, in witte was, bevestigd. Het behoort er natuurlijk niet aan thuis.)
Dit stuk werd opgenomen in een vidimus van 1305 (Bijdr. Hist. Gen. XXXIII, bl. 107) en daarnaar door mij afgedrukt (Bijdr. als voren, bl. 99-100); ook vermeld in den ouden inventaris onder no. 31 (ibid., bl. 113.)
| |
LXIX.
Verschillende Zeeuwsche edelen geven het klooster Jeruzalem bij Biezelinge een visscherij in het ambacht Vlake.
13 Augustus 1271.
De gestis hominum grandis emergeretur calumpnia, nisi rerum oblivio per scripture memoriam offerretur. Innotescat igitur tam presentibus, quam futuris quod dominus H. et dominus W., fratres de Crunineghe, milites, Johannes de Maelstede et frater eius Gerardus ac W., filius domini Theoderici, viri nobiles, claustro de Jerusalem iuxta Bieselinghe pischaturam, que vulgariter dicitur paetlincsete, in Vlaekeliedeslues et per totum officium de Vlaeke propria voluntate et consensu in elemosinam pura(m) propter d... m o(b)tulerunt imperpetuum possidendam. Ne autem super hiis posset ab aliquibus in posterum attemptari calumpnia predicti viri nobiles dominus H., dominus W., milites, Johannes et frater eius Gerardus, W. filius domini Th., huius cognitionis testimonium cum appensione sigillorum suorum ratificare voluerunt. Datum et pronunciatum anno Domini MoCCo
| |
| |
septuagesimo primo, feria quinta ante assumptionem beate Marie virginis.
(Oorspr. perk. Stadsarchief Antwerpen, carton Victorinnen te Biezelinge en Antwerpen, 1246-1506, no. 6.
Een zegel in witte was, aan uithangenden staart over. Rond zegel, met een wapenschild, gelegd op een adelaar; wapen: een dwarsbalk, waaroverheen een St. Andrieskruis.
Rs.: + SIGI..... IS DE MAE.. TEDE. Onuitgegeven.)
Vermeld in den ouden inventaris onder no. 26 (Bijdr. en Meded. Hist. Gen. XXXIII, bl. 113.)
| |
LXX.
Graaf Floris V van Holland geeft het klooster Jeruzalem bij Biezelinge schotvrijdom over tweehonderd gemeten lands.
Middelburg, 23 Juli 1276.
Florentius, comes Hollandie, universis presentes litteras inspecturis salutem et noscere veritatem. Cupientes monasterium situm iuxta Bieselinghe et personas in ipso habitantes, ut adeo ferventius divino officio insudare elaborent, gratia prosequi speciali ipsum abhinc deinceps quoad ducentas mensuras terre, quas habet ad presens vel in posterum procurante Domino adepturum existat, ab omni scoto annualis nostre precarie duximus eximendum, mandantes universis et singulis scultetis, in quorum officiis dicta terra iacet, ut a nunc in posterum nullum scotum ratione dicte precarie a dicto monasterio quoad summam ducentarum mensurarum terre, prout supra est expressum, recipiant vel requirant, verum ipsum monasterium predictum quo ad hoc liberum habeant et exemptum. In cuius rei testimonium et munimen presens scriptum sigillo nostro fecimus communiri. Actum apud Middelborgh,
| |
| |
in crastino beate Marie Magdalene, anno Domini millesimo CCo septuagesimo sexto.
(Oorspr. perk. Stadsarchief Antwerpen, carton Victorinnen te Biezelinge en Antwerpen, 1246-1506, no. 7; naar dit origineel reeds gedrukt door Kluit, Historia Critica, no. 278 en hieruit weder overgenomen door de Fremery, Supplement Oorkondenboek, no. 186. (Oork. Holl. II, no. 318 in regest.)
Aan uithangenden staart een rond jonkerzegel in roode was, vertoonende den graaf te paard, een vogel op de linkerhand houdende. Rs.: ..... FLOR.N.. COMITIS......
In dorso teekende een 14e eeuwsche hand aan dat de gemeten gelegen waren in Schore, Clotinghe, Capella et alibi.)
Het stuk ook vermeld in den ouden inventaris sub no. 25 (Bijdr. en Meded. Hist. Gen. Utrecht, XXXIII, bl. 113) en opgenomen in een vidimus van het jaar 1290 (oorspr. Antwerpen, als boven, no. 11.)
| |
LXXI.
Deken en Kapittel van St.-Pieter te Utrecht hechten hun goedkeuring aan den verkoop van tienden te Monsterhoek door de gebroeders van Kattendijke aan Ter Does gedaan.
18 Maart 1277.
Universis presentes litteras inspecturis Ghiselbertus Dei gratia decanus totumque capitulum sancti Petri in Traiecto salutem in Domino sempiternam. Noverit universitas vestra quod nos approbamus, ratificamus et confirmamus emptionem sive redemptionem pro certa pecunia ac persoluta factam a religiosis viris abbate et conventu beate Marie de Thosan, Cysterciensis ordinis, Tornacensis dyochesis, erga Florentium et Wlphardum de Cathendic fratres de omni decima terraram curtis sue site in Zudbevelandia,
| |
| |
que dicitur Monsterhoec, in quarum decimarum perceptionem predicti Florentius et Wlphardus neenon et Johannes de Husden et Adelisa uxor eius, filia Egidii de Cathendic, laici, actenus (sic) extiterunt. Nichilominus ipse Johannes de Husden et Adelisa uxor sua, una cum predictis duobus fratribus, Florentio ac Wlphardo, omne jus percipiendi decimas quod in predicta terra de Monsterhoec habuerunt vel habere potuerunt in prefatam ecclesiam de Thosan ab ipsa perpetuo libere possidendum nobis presentibus totaliter transtulerunt. Nos igitur ob favorem ecclesiastice libertatis necnon et ordinis Cysterciensis dictam decimam prefatis abbati et conventui de Thosan concedimus perpetuo possidendam pro recognitione seu pacto quod ratione dicte decime a memoratis Florentio et Wlphardo, Johanne de Husden et Adelisa uxore eius, recipere consuevimus annuatim, videlicet pro novem solidis et quatuor denariis novorum flandrensium deinceps a sepedictis abbate et conventu apud prefatam curtem annis singulis ad vincula sancti Petri nostris certis nunciis a capitulo nostro ad hoc destinatis perpetuo persolvendis. In huius rei testimonium et munimen presentem cartam prefate ecclesie de Thosan sigillo capituli nostri tradidimus roboratam. Datum anno Domini millesimo ducentesimo septuagesimo sexto, mense martio, feria quinta post Judica me.
(Oorspr. perk. Archief Ter Does, nu Groot Seminarie te Brugge, invent. no. 1158. Aan uithangenden staart een rond zegel in groene was. Borstbeeld van St. Pieter met sleutel. Rs.: + S* SPETRUS. A...... S.
Onuitgegeven; vermeld de Fremery, in de noot op no. 191, en Brom no. 1861.)
Met deze oorkonde zijn te vergelijken de stukken, afgedrukt bij De Fremery, nos. 191 en 192, en dat, vermeld Brom no. 1862 (Oork. Holl. II. no. 310). Vgl. no. XLIII.
| |
| |
| |
LXXII.
Graaf Floris V beveelt zijn tollenaars de abdij Ter Does vrij te laten gaan.
Juni 1279.
Florentius comes Hollandie universis theloneariis in comitatu suo constitutis salutem in Domino. Cum dilecti nostri abbas et conventus ecclesie beate Marie de Thosan cum omnibus bonis ad ipsos spectantibus per indulta sibi a progenitoribus nostris necnon et a nobis privilegia a theloneo et omni exactione sint exempti, vobis singulis ac universis mandamus et precipimus quatinus quotienscumque et ubicumque fratres prefate ecclesie bona sua ad usus proprios necessaria per comitatum nostrum eundo vel redeundo transvexerint ipsos cum bonis suis sine exactione alicuius thelonei transire libere permittatis presentium testimonio litterarum. Datum anno Domini millesimo ducentesimo septuagesimo nono, mense Junio.
(Oorspr. perk. Archief abdij Ter Does, nu Groot Seminarie te Brugge, invent. no. 362. Het zegel met de uitgesneden strook verdwenen.
Onuitgegeven.)
Invent. no. 363 is vidimus van voorgaande oorkonde, gegeven in Sept. 1307 door Henricus, abt van O.L.V. te Middelburg, Petrus van Dordrecht, kanunnik van St.-Pieter te Utrecht, en den deken der Christenheid van Zuid-Beveland.
| |
LXXIII.
De abdis van het klooster Jeruzalem bij Biezelinge verzoekt eenige nonnen in het convent weder te keeren.
18 September 1280.
Y. divina permissione abbatissa claustri de Jerusalem supra Bieselinghe, Traiectensis dyocesis, ordinis sancti Victoris Parisiis, dilectis suis Beatrici de Everinghe,
| |
| |
Catarine de Coudekerke, Adelise de Score, Ennen (?) Dierwigi de Hoedekinskerke, monialibus, salutem in vero salutari. Vobis in virtute sancte obediencie et quantum possumus ex offitio et potestate iurisdictionis ad offitium nostrum spectantis auctoritate domini episcopi Traiectensis precipiendo mandamus quatinus ad claustrum vestrum, ubi piam professionem feceritis non infra festum beati Remigii proximum venturum diligenter reaccedere studeatis et ibidem sacras orationes divinum servicium cermoeniorum compleatis, tantum in hiis facientes ut in vobis non requirimus canonicam ultionem. Ne super hiis posset in posterum attemptari calumpnia presens scriptum sigillo nostro et cum appensione sigillorum domini Arnoldi, investiti de Crunincghe, necnon Arnoldi de Everdeisdike, presbiterorum, duximus roborandum. Datum anno Domini CCoLxxxo, feria quarta post Lamberti.
(Oorspr. perk. Stadsarchief Antwerpen, carton Victorinnen te Biezelinge en Antwerpen, 1246-1506, no. 8. Een rond zegel aan uithangende strook over; het vertoont een geklaverd kruis.
Rs.: + S.... I-PRESB.. ER...
Onuitgegeven.)
Arnold, pastoor van Everdeisdike, bezegelt in 1271, 1272 en 1281 oorkonden voor Jeruzalem (deze Bijdragen, deel 33, bl. 101, 102 en 103).
Voor de in deze oorkonde genoemde nonnen, zie t.a.p. bl. 96, noot 1; zij verbleven dus blijkbaar naar het inzicht der abdis te lang te Antwerpen, waar zij een dochterklooster waren gaan inrichten.
| |
LXXIV.
Graaf Floris V beveelt de abdij Duins tolvrij te laten.
8 Maart 1282.
Nos Florentius comes Hollandie universis dominio nostro subiectis salutem. Cum fratres ecclesie de Dunis a predecessoribus nostris per privilegia eisdem concessa per totum
| |
| |
terram nostram ab omni theloneo, exactione et passagio, tam per aquas quam per terras, cum omnibus rebus suis transeundi liberam habent facultatem, auctoritate presentium omnibus et singulis vobis firmiter inbibemus ne dictis fratribus super privilegiis ostendendis gravamen aliquod vel molestiam inferatis, sed eosdem cum rebus suis ab omni exactione liberos et immunes per vos transire permittatis, scientes quicumque contra hanc inhibitionem nostram dictos fratres molestare presumpserit quod offentionem nostram graviter sunt incursuri. Datum dominica qua cantatur Letare Jherusalem, anno Domini millesimo ducentesimo octuagesimo primo.
(Oorspr. perk. Archief abdij Duins, nu Groot Seminarie te Brugge, invent. no. 367; het zegel met de uithangende strook verdwenen. Aldaar inv. no. 368 een vidimus van voorgaande oorkonde.
Onuitgegeven.)
| |
LXXV.
Heer Jan van der Maelstede geeft het klooster Jeruzalem bij Biezelinge uitstel van betaling van schot.
30 Mei 1282.
Universis presencia visuris vel audituris dominus Johannes de Malstede miles salutem in Domino sempiternam. Noverint universi quod nos abbatissam de Jerusalem et eius conventum ab omni scoto terre iacentis in Score pertinentis ad eius claustrum proclamamus quitam usque in diem sabbati anni incarnationis Domini MoCCoLXXXIIo, sabbati supple (?) post Benedicta sit sancta Trinitas. Et ut hoc firmum sit et stabile presens scriptum nostro sigillo duximus roborandum. Datum anno predicto et die eodem predicto.
(Oorspr. perk. Stadsarchief Antwerpen, carton Victorinnen te Biezelinge en Antwerpen, 1246-1506, no. 9. Zegel verdwenen.
Onuitgegeven.)
| |
| |
| |
LXXVI.
Ymaina, weduwe van heer Henric gezegd Bartouds, oohkondt eenige testamentaire beschikkingen van wijlen haar echtgenoot, ten behoeve van het klooster Jeruzalem genomen.
20 Juni 1282.
Universis presentem paginam inspecturis Ymaina, quondam uxor domini Heinrici dicti Bartouds, militis, salutem et scire veritatem quod tres libras flandrens. veteris monete claustro de Bieselinghe pure propter Deum in elemosinam rite legavit, distinguendo pecuniam in hunc modum: presbitero in claustro celebranti quadraginta solidos, conventui viginti solidos ad pitantiam in die anniversarii ipsius Ymainc. Item dedit ecclesie de Score duos solidos, spiritui sancto ibidem tres solidos, ecclesie de Vlaeke duos solidos, ibidem spiritui sancto tres solidos, capellanie in Capella quinque solidos, hospitali in Cloethinghe quinque solidos, sancto spiritui in Cloethinghe decem solidos, ecclesie de Abbenkerke duos solidos, spiritui sancto ibidem tres solidos, ecclesie in Everdeisdike duos solidos, spiritui sancto ibidem tres solidos, ecclesie de Capella quinque solidos. Istam vero elemosinam dicta Ymaina super quatuordecim mensuras terre, parum maius vel minus, iacentis in parrochia de Nissa, assignavit super aquam que vocatur Scoude, ex utraque parte, in terra que vulgariter dicitur Hughescoislant et Neghenemete; terram istam Ymaina bene compos sue mentis et capax rationis volontarie et de sua sponte dedit claustro de Jerusalem iuxta Bieselinghe libere et quiete possidendam ac sine dilatione aliqua cum usufructibus. Arripiendam super eo quod abbatissa et conventus dicti claustri in piis locis ante distinctis et personis infrascriptis elemosinam singulis annis inperpetuum solvere promiserunt, addita tali condicione: si dictam terram quoquo modo seu aliquo infortuaio permeare contigerit, elemosina in dictis locis et personis proportionaliter minorabitur subtrahendo. Ne autem ulli hoc fiat in dubium vel in posterum super hiis posset attemptari calumpniam presens testimonium cum appentione
| |
| |
sigilli sui proprii duxit roborandum. Datum anno Domini MoCCoLXXXo secundo, in crastino Trinitatis.
(Oorspr. perk. Stadsarchief Antwerpen, carton Victorinnen te Biezelingen en Antwerpen, 1246-1506, no. 10. Aan uitgesneden strook een langwerpig zegel in groene was, vertoonende een staande vrouwefiguur met aan elke zijde een wapenschildje. Links: een dwarsbalk; rechts: drie palen, en een vrijkwartier beladen met een zes-puntige ster. Rs.: + S - DO.... AI... DE-BERSELE. Rond tegenzegel met wapenschild, waarop een leeuw, naar links (herald.) gewend. Rs.:.... YMAINE DE..... EDE.
Onuitgegeven.)
Wij leeren hier een lid van het geslacht van Borselen kennen, dat mij bij mijn studie over dit onderwerp (zie het aangeteekende bij no. LXVII) nog onbekend was.
Zij was weduwe van heer Henric gezegd Berthout, uit het bekende Brabantsche geslacht. Hij wordt o.m. in 1269 genoemd als broeder van Wouter B., heer van Mechelen, en als oom van Wouter's dochter Sophia, echtgenoote van Hendrik, heer van Breda (A.R.A. Brussel, charters van Brabant, no. 88).
Deze oorkonde is voor de kennis van kerkelijk Zeeland in 1272 van gewicht.
| |
LXXVII.
Afstand van leen in Saaftingen ten behoeve van den graaf van Vlaanderen.
Hulst, 4 April 1294.
Alaert van Zomergheem, Arnout Belaert, Diederic Bortoenszone, Arnout Belaertszone ende Jan Coelszone, tsgraven manne van Vlaendren, maken cont ende kenlic allen denghenen, die dese lettre zullen zien of hoeren lesen, dat Ghiselbrecht Domaeszone ute Rielant ende ziin wiif quamen vor ons, ende droeghen up Gielise van den Houte, baeliu in tSaeftinghe, bi wette ende vonnesse, al
| |
| |
dat leen ende al dat recht, dat dese vorseide Ghiselbrecht houdende was in tSaeftinghe van onsen here den grave van Vlaenderen, ende dat tote ons heren boef tsgraven van Vlaenderen. Ende die vorseide Ghiselbrecht dede vor ons al dat men sculdich es te doene, daer men leens buten zal gaen, des vorseits leens ute te ghane. Ende was ghewiset bi wette in ons heren tsgraven andenGa naar voetnoot1). Ende Wolfaert ver Dierwiven zone ende Jan Olenzone ziin borghen up al haer goet, des vorseits Ghiselbrechts dit vorseide leen vri ende claer van alre kalaengen ende scadeloes onsen here den grave van Vlaenderen te houdene. In kenlicheden van al desen ebben wi vorseide manne dese lettre ghezeghelt met onsen zeghelen. Dit was ghedaen tHulst, in ser Boidin Bloems hues, int jhaer van den incarnatione ons Heren als men screef dusentich tueondert ende drie ende neghentich, des Zondaechs vor Palmezondaech.
(Oorspr. perk. met vijf zegels, aan uithangende strooken, in het Staatsarchief te Gent (de Saint-Genois. Inventarie analytique des chartes des Comtes de Flandre, no. 715.
Zegels: 1. | Wapen een Sint-Andrieskruis, en een ingehoekte schildzoom.
Rs.: ALARDI DE ZOMERGHEM..... |
2. | Beschadigd. Wapen een lelie.
Rs.:.... OLDI....... |
3. | Een vogel, staande, naar links gewend.
Rs.: + S'DIEDERIC-F-BARTONS |
4. | Een klimmende leeuw, naar links gewend.
Rs.: + S'ARNOLDI F. BELAR.... |
5. | Verloren.
Onuitgegeven.) |
| |
| |
| |
LXXVIII.
De gebroeders van Maelstede bevestigen een gift van tienden, door hun grootvader Wolfardus aan het klooster Jeruzalem bij Biezelinge gedaan.
Juli 1295.
Universis presentia visuris Johannes, Wulfardus, Lodewicus et Walterus, filii domini Johannis militis et domini de Maelstede, salutem et noscere veritatem. Noverint tam presentes, quam futuri quod nos litteras illustris viri domini Wulfardi militis et domini de Maelstede, nostri proavi, de decimis iacentibus in terra que dicitur vroenlant, infra parrochiam de Capella, vidimus. Quas decimas ob salutem anime sue et predecessorum suorum contulit priorisse et conventui claustri Jherusalem prope Bieselinghe in perpetuum possidendas. Unde dominus noster Johannes miles et dominus de Maelstede lesam habens conscientiam in dictis decimis, sicut dictum est ab avo suo collatis, compos sue mentis et rationis dictas decimas, sicut avus suus contulerat, sic pro parte sibi contingente quas minus juste possederat et occupaverat dictis priorisse et conventui in restitutionem ob remedium anime sue et predecessorum suorum contulit et donavit perpetuis temporibus possidendas. Nos vero prefate patris nostri, domini Johannis de Maelstede, donationi et collationi dictarum decimarum assensum prebuimus et prebemus. In cuius rei testimonium presentibus litteris ob remedium animarum nostrarum et ad perpetuam memoriam sigilla nostra duximus apponenda. Datum anno Domini MoCCo nonagesimo quinto, mense Julii.
(Oorspr. perk. Stadsarchief Antwerpen, carton Victorinnen te Biezelinge en Antwerpen, 1246-1506, no. 12. Twee zegels aan uithangende staarten verloren.)
Ook opgenomen met enkele varianten, in een vidimus van 1296, en daarnaar afgedrukt: Bijdr. en Meded Hist. Gen. Utrecht XXXIII, bl. 106. Dit origineel ook vermeld in den ouden inventaris onder no. GG, t.a.p. bl. 113.
| |
| |
| |
LXXIX.
Graaf Jan I vidimeert het door zijn vader graaf Floris V, dd. 23 Juli 1276, ten behoeve van het klooster Jeruzalem bij Biezelinge gegeven stuk.
13 Augustus 1297.
Datum anno Domini millesimo ducentesimo nonagesimo septimo, feria tercia post Laurencii.
(Oorspr. perk. Stadsarchíef Antwerpen, carton Victorinnen te Biezelinge en Antwerpen, 1246-1506, no. 13. Aan uithangende strook in roode was het goed bewaarde ruiterzegel van graaf Jan I met een geheel intact tegenzegel.
Onuitgegeven.)
Reeds vermeld: Kluit, Historia critica, no. 278. en in den ouden inventaris, sub no. 25 (Bijdr. Med. Hist. Gen. Utrecht, XXXIII, bl. 114).
| |
LXXX.
Graaf Jan I bevestigt de schotvrijdom van het klooster Jeruzalem.
Zandenburch, 2 Mei 1299.
Wi, Jan, grave van Hollant, van Zeelant ende here van Vrieselant, doen u te wetene den scouten van Zuutbevelant, daer de nonnen van den cloester te Bieselinghe lant onder legghende hebben, dat ons die voerseide nonnen gheclaghet hebben dat ghi se panden wilt om afterstellich scot boven alsulke vrihede, alse zij hebben van onsen here, onsen vader, daer Ghot de ziele of hebben moete, ende si betoeghen moghen met sinen openen letteren, ende wie den voerseiden nonnen verniewet hebben. Waeromme dat wi u ombiden dat ghi dien voerseiden nonnen onghepant ende onghemoyt lat (sic), ende is dat ghi hier bovenGa naar voetnoota) iet up hem iet te segghen
| |
| |
hebt, coemt voer ons, wi sullen u al recht van hem doen hebben. Ende weet: eist dat ghi se hier boven moyt, dat wyt an u sullen verhalen alsoe dats hem een ander hoeden sal den voerseiden nonnen thare te nemen buten redene. Dese brief was ghegheven int jaer ons Heeren M.CC. neghen ende neghentich, des anders daghes na Meydaghe, te Zandenborch.
(Oorspr. perk. Stadsarchief Antwerpen, carton Victorinnen te Biezelinge en Antwerpen, 1246-1506, no. 14. Aan uitgesneden strook een geschonden zegel in groene was. Rond zegel met wapenschild, waarin een leeuw, op een adelaar gelegd. Rs.:.... ANDIE.
Onuitgegeven.)
Ook vermeld in den ouden inventaris sub no. 25 (Bijdr. Med. Hist. Gen. Utrecht XXXIII, bl. 108).
| |
Nalezing.
Hier volge nog een overzicht van de overige oorkonden, welke in het Stadsarchief te Antwerpen, in het carton Victorinnen, bewaard worden.
Graaf Willem III verpacht aan het klooster Jeruzalem onder Biezelinge vijftien gemeten tienden, liggende onder Kapelle.
Middelburg, 4 April 1316.
Wi Willaem, grave van Henegouwen, van Holland, van Zeland, ende here van Vrieseland, maken kond ende kenlike allen denghenen, die dese letteren sullen sien jof hoeren lesen, dat wi omme Goeds willen der priorinnen ende den ghemeenen convente van den cloister van Jherusalem bi Bieselinghe verliend hebben ende verlienen met desen brieven tote vieftien ghemete tienden toe, legghende in dat land bi den prochien van Capelle, dat men hiet tvroenland, ende in veren Avendricht, na
| |
| |
der manieren van seren Wlfaerds brieve van der Maelstede, die zi darof hebben, oweliken te besitten ende te behouden horen cloister voirseit om eenen jaerlixen pacht van drien scellinghen ende neghen penninghen hollanschen, die si ons jof onsen rentemeister van Zeeland jaerlix betalen sullen te ingaende oechste, zonder alrehande arghelist. Ende hierbi zullen si in desen cloister ons vaders, heren Jans, onser moeder, veren Philippen, ons broeders, heren Jans, ende onser ander voervorders ghedenken haren zielen, ende hare jareghetide doen, ende voer ons bidden ende in haren bedinghen ghedenken. In orkonde desen brieve beseghelt met onsen zeghele. Ghegheven in Middelborch, up den Palmensondach int jaer ons Heren MoCCCo ende vieftiene.
(Oorspr. perk. Stadsarchief Antwerpen, carton Victorinnen te Biezelinge en Antwerpen, 1246-1506, no. 15.
Aan uitgesneden strook een fragment van een zegel in groene was over, vertoonend een gevierendeeld wapen liggend op een adelaar; geen tegenzegel.
Onuitgegeven.)
| |
Testamentaire beschikking van juffr. Sara, non te Biezelinge, betreffende zekere landerijen.
13 Augustus 1346.
Jan Arnoutssone, cureit van Dordrecht, Ysenoud Willemssone, capellaen ter Capellen, Willem Claissone, capellaen in die capelle van Byezelinghe, ende Costyn Gillessone, capellaen in den cloester van Byeselinghe, maken cont allen luden met deser jeghenwordigher lettren dat joufrouwe Sare, nonne in den voerseiden cloester, Pieter ser Janssoens dochter, die men hiet Pieter ver Sarcensone, machtich ende wetende haerre zinne voer ons verliede dat die twe ghemete lants, luttel min of mee, die hare gaf Pieter, hare vader voerseit, in zinen levene, die gheleghen sijn in Wissenkerke in Zuutbevelant, ende vermanghelt worden bi consente ende oerlove der priorinnen
| |
| |
ende des covents, die in diere tijt waren, ende bi toedoene ende hulpe oude Ewouts van den Score ende anders joufr. Saren vrienden, om dardalf ghemet lants luttel min of meer, die nu gheleghen sijn in Cruninghe, in den ambochte heren Arnouds van Cruninghe, binnen desen vieren ghemarken: Ghertruud Andries an der oostzide; ant zuutende die selve Ghertruud met eenen zoec weghe, an die westzide Cateline Hannen ende ant noordende dat ee (?) ghesprinc, dat loopt tusschen den Score ende Cruninghe, in deser manieren: dat na joufr. Saren doot voersz. die eene helft van desen voersz. lande die cloester behouden sal ewelike in vrijen eyghendoeme metten jaerghetide Pieters haers vader voersz. ende dander helft sal comen an Pieters haers vader wittachtich arfnamen. In kennessen der waerheit so heb wi Jan, Ysenoud, Willem ende Costijn, voernoemde papen, dese open lettre beseghelt met onsen zeglen wthanghende, tsondaghes na sente Lauwereinsdaghe, om die bede joufr. Saren voersz., in den jare ons Heeren MoCCCo sesse ende viertich.
(Oorspr. perk. Stadsarchief Antwerpen, carton Victorinnen te Biezelinge en Antwerpen, 1246-1506, no. 16; met vier zegels aan uithangende staarten.
Onuitgegeven.)
| |
13 Mei 1368.
(Ghegheven up sente Servaesdach int jaer ons Heren MoCCCo achte ende tsestich.)
Willem Willemssone, Willem van Gagheldonc en Bertelmeus Janssone, schepenen in Capelle-ambacht, oorkonden dat voor hen kwam Pauwels Aelbaertssone, die jcfr. Lysbette, priorin van Biezelinge, gaf vier gemeten, liggende achter de kapel in Symons ambacht van Brueelis.
(Oorspr. perk. Stadsarchief Antwerpen, carton Victorinnen te Biezelinge en Antwerpen, 1246-1506, no. 17; met drie schepenzegels in groene was aan uitgesneden strooken.
Onuitgegeven.)
| |
| |
| |
20 Januari 1507.
Pieter Gilliszone, vicedeken, Adriaen Jacobsz., Adriaen Jansz., priesters, canonieken met den ghemeenre heeren van den capittel van der collegiaele prochikerke van der Capellen in Zuytbevelandt, oorkonden de stichting van missen door vrouwe Cornelia Jacobsdochter van Berghen, vrouwe en priorinne des eerwaerdich convents van Jherusalem.
(Oorspr. als boven, no. 18; met het kapittelzegel in groene was, aan uitgesneden strook.
Onuitgegeven.)
|
-
voetnoota)
- Dit woord ontbreekt in nos. 278 en 279.
-
voetnootb)
- No. 563 heeft i.p.v. munimine, appensione.
|