Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 44
(1923)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 231]
| |
Gedenkschrift van Jhr. Herberen van Aemstel van Mijnden ende van RuwielGa naar voetnoot1),
| |
[pagina 232]
| |
aanteekeningen voort. Het handschrift is met ééne hand geschreven, maar het is geen doorloopend schrift; duidelijk merkbaar is, dat de aanteekeningen door Herberen niet in eens achter elkaar, maar met tusschenpoozen geschreven zijn, wat ook overeenkomt met hetgeen Herberen vermeldt, dat hij nl. op verschillende tijden zijne herinneringen te boek stelde (vgl. Muller l.c. blz. 4). Het is geen netschrift, want op zeer vele plaatsen, bijna op iedere bladzijde komen tal van doorhalingen, verbeteringen, aanvullingen, enz. voor. De interpunctie ontbreekt geheel en al. Mr. S. Muller Fz. meende, dat hij het ‘origineele handschrift’ had teruggevonden (l.c. blz. 6). ‘Dat origineele’, zoo schreef hij, ‘lag sedert jaren verscholen in het Staatsarchiv te Münster, waar Dr. P.J. Blok het dezen zomer op zijn ontdekkingstocht door Duitschland terugvond in Band II 127, van de in het Staatsarchiv opgenomen collectie handschriften van den geleerden Franciscaner Nicolaas Kindlinger († 1819)’. Ondergeteekende wendde zich om inlichtingen tot den Staatsarchivar in Münster, die zoo vriendelijk was hem het volgende te antwoorden: ‘Das Msc. II, 127 des Staatsarchivs, in dem die Aufzeichnungen des Herberen van Mynden überliefert sind, gehört der Mitte des 16. Jahrhunderts an. Ob es sich dabei um ein Autograph des Autors handelt, lässt sich hier, da kein Vergleichungsmaterial zur Verfügung steht, nicht entscheiden. Jedenfalls ist die Handschrift nicht als eine erste Niederschrift anzusprechen, weil in diesem Falle doch wohl Korrekturen, Nachträge u.s.w. vorkommen würden’. Bij vergelijking van het door Mr. Muller gepubliceerde H.S. met een autograaf van Herberen v.A.v.M. bleek, dat wij bij Muller met een afschrift te doen hadden en dat ons H.S. het origineel is. Wij willen ten slotte nog op enkele onjuistheden in de bijdrage van S. Muller Fz. wijzen. 1e. Herberen is niet, ‘kort na 1552 gestorven’ (Muller blz. 3), maar leefde nog tot 1566. 2e. Volgens Muller liet Herberen twee zoons en twee dochters na. Uit de door Gerard de | |
[pagina 233]
| |
Wael v. Vronesteyn in 1615 opgemaakte genealogie had ‘zijn moeders oudoom Herbern v.A.v.M. twee zoons, Wouter en Philips, en vier dochters: Johanna, Catharina, Petronella en Anna. 3e. Behalve Cornelis had Herberen nog een broer Hubert en een zuster Johanna.
J.C.J.K.
Item alsoe Cornelis van Aemstell van Mijnden, heren tot Ruweell was ende was mijn auste broeder ende sterff int jaer ons Heren dusent vijff hondert ende vier ende twyntichGa naar voetnoot1), oldt wesende acht ende veertich jaer ende haidde te wijffe joffrau Johanna Guert van Scerpenzels dochter ut den lande van Gelre geboren ende en hadden malcanderen mer vier jaren, doe mijn broder sterff gehaidt ende liet een enich kynt after, olt wesende drie jaren, Wolter van Aemstel van Mijnden nae mijn vader saliger genaemt. Ende wordt gevormt ende doert vormen dede mijn broeders huysvrouwe, alsoe mijn broeder saliger gestorven was, hoer zoen mijn neeff vervormen ende dede hem heeten Cornelis van Aemstel van Mijnden, als mijn broeder saliger voerscr. Ende alsoe ick, Herbern van Aemstel van Mijnden ende van Ruweell, als oem ende geboren voecht over desse jonge Cornelis van Aemstell van Mijnden, heren tot Ruweell, voersz. mijnen neve was ende want ick alle de brieven hebbe gehaidt in mijnen handen ende registeren, rurende van de goeden ende heerlicheyden van Ruweell ende hoe de van Mijnden coemen aende heerlickheyt van Ruweell ende mijn vader Wolter van Aemstel van Mijnden, heren tot Ruweell was. Ende was een jonger broeder, sijn alste broeder heeten Anthonis van Aemstell van Mijnden, heeren tot Cronenborch ende tot Mijnden etc. Ende haidde te wijffe heer StevenGa naar voetnoot2) van Zulen van Nyvelts dochter, ritter ende daer was noch een broeder | |
[pagina 234]
| |
naest Anthonis ende heeten Melis; desse Melis lach tot Roswijck ter scolen en wort daer versclagen. Ende mijn vader haidde noch een broeder heer Herbern genaemt, canonick in den doem was, daer welcke ick Herbern van Aemstell van Mijnden ende van Ruweel nae genoemt sij. Ende daer was een ridder broeder ten duytssen huys ende heeten heer Hubert van Aemstell van Mijnden ende daer was noch een broder ende heeten Crystoffel van Aemstell van Mijnden ende was woenachtig all sijn leeffdaech tot Brugge bij de Eedele Vrauwe van Gruythuysen ende sterff sonder kynderen ende want hij noit gehijlickt was ende desse oem heb ick alleene gekynt van mijns vaders broeders ende want mijn vaders vader, te weten mijn olde vader, was genaemt Melis van Aemstell van Mijnden, heer tot Mijnden ende wort namaels heer tot Cronenborch, want hij coft het huys te Cronenborch van heer Henrick van Cronenborch, ritter. Ende desse voersz. Melis van Aemstell van Mijnden sijn moeder was een dochter van Cronenborch ende sijn vader heeten oeck Melis van Mijnden ende mosten op deertijt de naem van Aemstell nyt vuren noch de wapens ende overmits, dat de heere Gerit van Velsen verscloeg den greeff Floris, greff van Hollandt ende was de XVIe graeff van Hollandt ende haidde in sijn hoff een vroem sterck ridder ende heeten heer Gerit van Velsen als voersz. Ende doer quaden raet dede die greff Floris van Hollant heer Gerits broeder onthoefden ende hielt heer Gerit voersz. bij nae een jaer gevangen. Ende die graeff van Hollant heeftet inde waerheyt bevonden, dat hij heer Gerit voersz. sijn broeder onsculdich gedoeit hadde ende heer Gerit gevangen haidde. Ende alsoe is den greff van Hollandt, berau hebbende van sijn misdaet, ende heeft heer Gerit opgetogen boven allen anderen heren om hem weder te trecken tot sijnre vrientscappen. Ende dese greff van Hollant haidt een scoen joncffrau tot een vreenddinne ende boelle, die wolde die greeff voersz. desse boelle heer Gerit van Velsen tot een wijff geven, daer welcke heer Gerit van Velsen den greeff opt antwoert gaff, dat hij sijn boelle ofte vrindinne tot geen wijff hebben en woude. Ende die greeff was hem lastich ende muelick | |
[pagina 235]
| |
ende seyde ten lesten tot heer Gerit, dat hij immers sijn boelle ofte vrendinne soude hebben. Ende heer Gerit en achtes des greffen woerden nyt, nam te wijffe heer Hermans dochter van Woerden ende was heer Gijsbert van Aemstell susters dochter. (Hierna volgt de tekst, door S. Muller Fz. gepubliceerd: Bijdragen en Mededeelingen v.h. Hist. Genootschap gevestigd te Utrecht, XI, 1888 blz. I vlg.). |
|