de Commissie voor 's Rijks Geschiedkundige Publicatiën (Prof. Dr. G.W. Kernkamp), de Linschoten Vereeniging en het Indisch Genootschap (Prof. Dr. H.Th. Colenbrander) en de heeren S.P. L'Honoré Naber, Dr. F.C. Wieder en Dr. J.W. IJzerman, terwijl Dr. W.A.F. Bannier, eerste Secretaris van het Historisch Genootschap, uitsluitend voor deze vergadering als Secretaris optrad; Prof. Mr. J.C. Kielstra, die evenals Mr. R. Bijlsma ook tot het Comité was toegetreden, had bericht van verhindering gezonden. Op 22 Januari 1920 werd nog het schriftelijk bericht ontvangen van den Secretaris van het Nederlandsch Economisch-Historisch Archief, Prof. Mr. N.W. Posthumus, dat ook deze vereeniging gaarne tot medewerking bereid was, nadat tevoren reeds van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde van Nederlandsch-Indië toezegging was verkregen omtrent medewerking tot het tot stand komen van het Comité (vertegenwoordiger Prof. Mr. J.E. Heeres) en voorts het Indisch Genootschap als zijn vertegenwoordiger had aangewezen Prof. Mr. C. van Vollenhoven.
Nadat ter vergadering geconstateerd was, dat het Comité door de van verschillende zijden verkregen instemming geacht kon worden in het leven te zijn geroepen, werd overgegaan tot de vorming van een Algemeen Bestuur, bestaande uit de bovengenoemde vertegenwoordigers en een Dagelijksch Bestuur, bestaande uit de heeren Kernkamp, Liefrinck, IJzerman als leden, terwijl tot Voorzitter en Onder-Voorzitter, zoowel van het Algemeen als van het Dagelijksch Bestuur gekozen werden resp. de heeren Dr. Hubrecht en Mr. Muller. Voorts werd besloten, de eigenlijke werkzaamheden van het Comité op te dragen aan twee commissiën, die zich zullen bezighouden met de aangelegenheden betreffende de geschiedvorsching onzer koloniën respectievelijk vóór en nà 1816. Tot leden van de eerste commissie werden benoemd de heeren Colenbrander (Voorzitter), Van Brakel (Secretaris), Kernkamp en Bijlsma en tot die van de tweede commissie de heeren Van Rees (Voorzitter), Stibbe (Secretaris), Kielstra en Liefrinck. Voor gecombineerde zittingen der beide commissies werd de heer Van Rees als Voorzitter gekozen.