Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 42
(1921)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
Groen's reis naar Parijs en Besançon in 1836 ten behoeve der ‘archives’,
| |
[pagina 2]
| |
In de eerste plaats omdat ik niet overal, waar ik dat noodig vond, den tekst konde ophelderen. Want dat dit mijn taak niet zou zijn, kon ik niet toegeven. Voor mij - misschien ten onrechte - is er iets tegenstrijdigs in het oordeel van Groen als deze Van AssenGa naar voetnoot1), schrijft: ‘Ik ligt toe wat ik toelichten kan, maar ik geloof, dat het veel verkieselijker is spoedig eenig aanmerkelijk gedeelte der stukken, die ter mijner beschikking zijn in het licht te geven, dan eene volledige toelichting te willen geven en daardoor, gelijk het gaat, mij gedurig meer in bijzonderheden der historie te verdiepen. Dit laatste is de taak der geleerden, het eerste dunkt mij de mijne, nu ik op zulk een voordeelig standpunt tot die algemeenmaking ben geplaatst. Dit neemt niet weg dat ik gaarne de inleiding zoo volledig als mogelijk is, maak’Ga naar voetnoot2). Doch, en vooral, omdat ik van de voorgeschiedenis dezer reis niets weet te zeggen. Het zou, om van andere redenen te zwijgen, zeker buiten mijn bestek zijn gegaan, als ik eene uiteenzetting had willen geven van Groen's denkbeelden over de beoefening der vaderlandsche geschiedenis, in 1826 in zijn antwoord op de bekende prijsvraag ontwikkeldGa naar voetnoot3), in verband met het plan der Archives, maar ik zoude graag iets hebben medegedeeld uit zijn rapport aan den Koning en zijne correspondentie met den directeur van het Kabinet, zijnen vriend, den Heer HoffmannGa naar voetnoot4), naar welke dat schrijven verwijst. | |
[pagina 3]
| |
Maar beiden schijnen verloren te zijn, althans niet meer te vinden. Evenmin trof ik er in zijne briefwisseling iets over aan, zelfs niet in die met Van Assen, ofschoon hij dien over alles wat de Archives betrof gewoon was te raadplegen. Weinige dagen voor zijn vertrek, schreef hij dezen slechts, terloops: ‘Naar Oranje ga ik niet. Ik kon niet nagaan dat die moeite eenigzins zou worden beloond’Ga naar voetnoot1).
Wel zien wij daaruit, dat hij van die reis groote verwachtingen koesterde. Niet alleen hoopte hij veel belangrijks te vinden, maar hij stelde er zich ook veel van voor om kennis te maken met zoo menig geleerde, wien hij, bij name, reeds lang niet meer vreemd was. Zijne verhandeling over Coelius Antipater, een antwoord door hem in 1821 op eene Leidsche prijsvraag ingezonden, had toen nog niet, gelijk later, de aandacht getrokkenGa naar voetnoot2), maar zijne Prosopografia Platonica, zijne letterkundige dissertatie, gold algemeen als een werk van beteekenis. BakeGa naar voetnoot3) sprak er met lof van en citeerde het op zijne collegiesGa naar voetnoot4); de Revue EncyclopédiqueGa naar voetnoot5), HeerenGa naar voetnoot6) en CreuzerGa naar voetnoot7) prezen het warmGa naar voetnoot8) en niemand minder dan Victor CousinGa naar voetnoot9), die, kort na het verschijnen, het werk altijd op zijn schrijftafel had liggenGa naar voetnoot10), had hem later eene dissertatie van een zijner leerlingen toegezonden, ‘comme un spécimen des travaux | |
[pagina 4]
| |
philosophiques de la jeunesse française’Ga naar voetnoot1). Het was zelfs betwijfeld, dat het het werk van een student zoude zijnGa naar voetnoot2). De oude geschiedenis had hij daarna niet meer beoefendGa naar voetnoot3) en wat hij over de geschiedenis des vaderlands ten papiere gebracht hadGa naar voetnoot4) was in het buitenland waarschijnlijk niet veel gelezen; zijne Archives echter, waarvan hij toen twee deelen voltooid en het derde voor de uitgave klaar hadGa naar voetnoot5), hadden hem daar, en misschien meer nog dan zijne dissertatie, bekend gemaakt. ‘Un voyage projeté à Nâple et à Rôme m'a privé du plaisir de vous recevoir à Heidelberg - schreef hem SchlosserGa naar voetnoot6) - et de vous dire avec quelle reconnaissance nous voyons en Allemagne qu'après vous avoir distingué dans la litérature ancienne, vous voulez bien vous occuper de la publication des trésors de vos Archives’Ga naar voetnoot7). Met een glimlach had Van Assen dan ook zijn verzoek om belangrijke lectuur over Parijs ter zijde gelegd. ‘U iets nieuws over Parijs ter lezing aan te bieden, antwoordde de niet weinig ijdele geleerde, zou waarlijk aanmatigend zijn’Ga naar voetnoot8).
Bij het doorlezen zijner correspondentie bleek mij, dat | |
[pagina 5]
| |
hij zich in zijne autobiografische aanteekeningen omtrent het tijdstip zijner plaatsing bij het Huisarchief heeft vergist. Naar zijne voorstelling zou dit in 1833 geschied zijn. ‘Nu volgde - schreef hij in 1873Ga naar voetnoot1) - na een hartverscheurend verliesGa naar voetnoot2), eene krankheid die doodelijk scheen - - en toen eene reis naar Zwitserland tot aanvankelijk herstel en toen aan het einde van 1833 terugkeer tot eene levensfeer belangrijk en vereerend voorzeker, doch helaas! ontdaan van het exceptioneele waardoor ze mij, als leerschool en als strijdperk, tot uitnemende zegen wasGa naar voetnoot3). En toen - - een verrassing! Een rede tot een meer, dan ik zelf nog vermoedde, onuitsprekelijken dank! Nauwelijks was ik, al zuchtend tot de menigerlei documenten van den administratieven rosmolen wedergekeerd of ik werd, zonder ambtgenoot, belast met het toezicht op het Huisarchief’. Doch hij vergiste zich. Het was reeds den 29sten October 1831 gebeurdGa naar voetnoot4). Weinige dagen later berichtte hij aan Van Assen: ‘De Koning heeft mij het toezigt opgedragen over zijn Huisarchief; eene zeer belangrijke verzameling, waaromtrent door het overlijden van den Heer d'Yvoy eenige voorziening noodig geworden was’Ga naar voetnoot5).
W.H. de S.L. | |
[pagina 6]
| |
1836. 11, 12, 13 April. Het afscheid nemen valt altijd hard. De laatste die bij ons, bleef was Mevr. K.v.d. CoppelloGa naar voetnoot1). Zij verliet ons niet, hoeveel het haar ook mogt kosten, voor zij ons had zien vertrekken. Dat is zoo haar gewoonte van die trouhartige vriendin; altijd daar, bij het ziekbed of als de reiskales voor de deur staat, altijd daar te zijn, waar zij ons, al is het met eigen hartzeer, hulp kan bewijzen. Voorzeker ook ons deed het hartzeer bij de gedachte aan zoo vele achtergelatene betrekkingen en vrienden; God zij met hen allen, God zij met ons; Hij hereenige ons met hen, Hij beware ons hunne liefde, Hij bevestige in hen en in ons het geloof in Hem en in Christus dien Hij gezonden heeft, dien band zonder welken er geen onbaatzuchtige, geen wezenlijke liefde bestaat. En echter, ook bij het weemoedig terugzien op zooveel dierbaars dat achtergelaten wordt, is er voor de reizigers, die bij goed weder, in een aangenaam rijtuig, onder het geklak der postillonzweep, een nieuwe toekomst, eene nieuwe wereld tegemoet gaan, veel, zeer veel dat in het gemoed afleiding brengt. Over Utrecht, Nijmegen, Cleef, Dusseldorp, naar Keulen. De Pruisische douanier vroeg: ‘Haben Sie vielleicht etwas | |
[pagina 7]
| |
zu declariren?’ Met een ontkennend antwoord liep de gansche zaak af. 14. Aan den Dom te Keulen wordt steeds gearbeid; voor 20.000 Pr. daalders elk jaar. Het onophoudelijk getikkel der beitels, hetgeen 's Zondags alleen rust, stoort zeer aan den indruk van het trotsche gebouw. ‘Das ist für die frommen etwas gênant’, zei de koster; wij vonden het ook. Met vreugd zagen wij Mevr. v. BylandtGa naar voetnoot1) en hare StineGa naar voetnoot2) wêer; met vreugde 's avonds te Bonn haar zoon ErnstGa naar voetnoot3), die aldaar in de medicijnen studeert. Een jongeling die ongemeene bekwaamheden met ongemeenen ijver vereenigt, zeer eenvoudig en zeer wellevend tegelijk, en daarbij Christen in den waren zin van het woord, daar het Evangelie zijn gemoed en leven bezielt. - Er is te Bonn, gelijk aan sommige andere Duitsche Academien, een Christlicher Verein, waarin studenten wekelijks bijeenkomen om zich met Bijbellezing bezig te houden; zij zouden het ongepast achten daar geen gebed en gezang bij te voegen. Wat zou men van dergelijke bijeenkomsten op Neerland's Hoogescholen wel zeggen? Ook in Duitschland zal het aan geen bespotting ontbreken, doch deze behoort immers tot de wereld welke door het geloof moet worden overwonnen. 15. Ik ging A.W. von SchlegelGa naar voetnoot4) zien. Het was negen uur: de bediende te paard dien ik met v. Bylandt ontmoette, zeide dat zijn meester nog met de toilet bezig zou zijn. De dienstmaagd bevestigde dit; een uur zou | |
[pagina 8]
| |
het nog wel duren. Inmiddels bragt zij ons in een ruime en fraaie kamer; een borstbeeld was er: van wien? Van A.W.v. Schlegel. Aangediend werden wij verzocht vijf minuten te wachten; een andere kamer opende zich; nog rijker versierd, geheel in Indischen of Chineschen trant. Nu werden wij naar boven, in de studeerkamer geleid; deze was eenvoudig, haar sieraad was, zooals het den geleerde betaamt, leszenaars, boeken. Doch, helaas! nog een buste en achter dat buste een portret met een commandeurskruis, en dat buste, en dat portret, het was alles, alles A.W.v. Schl. Eindelijk kwam het voorwerp van die zelfvereering binnen; eenvoudig gekleed; doch met eene eenvoudigheid waaraan blijkbaar overleg en studie waren te koste gelegd. Hij ziet er uit als een man van 60 jaren, zoodat hij door blanketsel, naar men wil, en fraaie paruik misschien een tiental jaren verbergt. Het gesprek deed mij in den teregt beroemden man zooveel kleinheid vergeten. Spoedig bemerkt men dat hij in de samenleving zeer aangenaam is, levendig, geestig, caustiek, een scherp satyricus, zoodra hij wil. - Hij is een voorstander van het Latijn, vooral wat antieke onderwerpen betreft; onlangs had hij over Quaestiones Homericae voorlezingen gehouden. - Zijne lievelingsstudie is thans de Indische Oudheid. Ik kon hem daar bijna niet van afbrengen: toen ik van de Archives de la M. d'Or. N. sprak vroeg hij terstond of er ook iets sur nos possessions dans l'Inde in voorkwam. Het gelukte mij toen l'Allemagne door M.me de Stael ter sprake te brengen. Men heeft mij, zeide hij, te veel deelgenootschap aan dat werk toegeschrevenGa naar voetnoot1): ik leverde bouwstoffen; ‘mais souvent nous n'étions pas d'accord; elle défendoit son opinion’ en dikwijls liet zij zich niet van haar gevoelen afbrengen. Over LerminierGa naar voetnoot2) en St. Marc | |
[pagina 9]
| |
GirardinGa naar voetnoot1) die onlangs iets over Duitschland op het papier gesteld hebbenGa naar voetnoot2), liet hij zich onderanderen uit: ‘L. est un sot, même à Paris; il a été à Bonn sans venir me voir; je crois qu'il m'en veut, pour lui avoir dit qu'il n'y avoit pas en France quatre personnes qui sussent le Grec. - St. M.G. s'est extasié sur les ruines du moyen age..... à Heidelberg! ‘Ce sont des ruines que le Maréchal de Turenne a faites’. Hij had veel op met het werk van M.me de St. over de RevolutieGa naar voetnoot3): ‘J'allais faire ma cour au Prince de MetternichGa naar voetnoot4). J'en suis, me dit il, à la seconde lecture de l'ouvrage de M.me de St. J'admire surtout la peinture de Napoléon: Souvent j'ai eu l'occasion de l'entretenir en particulier, puisque lors que je représentois l'Autriche, j'avois même dans les moments les plus difficiles encore 22 millions d'hommes derrière moi; je pourrois ajouter cent particularités, mais pas un trait de caractère’. Het kon intusschen wel zijn dat de Staatsman, om van het oppervlakkige werk zelf niet veel te zeggen, zich van Napoleon's karakter als van een geschikten afleider heeft bediendGa naar voetnoot5). | |
[pagina 10]
| |
In christelijke overtuiging schijnt Schlegel bij zijn broeder Friederich v.S.Ga naar voetnoot1) zeer veel achter te staan. Wat zal het hem, zoo dit aldus blijft, eenmaal baten Griekenland en Rome, en nu ook in de laatste jaren zijns levens Indie te hebben bestudeerd. Bethman HolwegGa naar voetnoot2) zag ik dezen keer niet; hij was met de vacantie naar Erlangen gereisd. Ik hoorde veel van hem; van zijn christelijken zin, van zijne liefdadigheid onuitputtelijk als zijn vermogen. Hij bezit millioenen, en onderwijst het Romeinsche regt voor studenten, waarvan hij een groot aantal ondersteunt. ArndtGa naar voetnoot3) ging ons voorbij. Hij deed veel voor Duitschland in 1814. Zijn gelaat teekent geheel den ronden, gulhartigen, krachtvollen Duitscher. v. Bijl. houdt veel van hem. Het christelijk beginsel is hem, na vele beproevingen, ten deel gevallen. Bij Schlegel was ook het borstbeeld van NiebuhrGa naar voetnoot4). Eerlang zal de nieuwe Aartsbisschop van Keulen gewijd worden. IJverig Roomsch, geen rationalistGa naar voetnoot5). Roomschen | |
[pagina 11]
| |
in naam zijn voor Protestantsche Vorsten gevaarlijker dan Roomschen die hart hebben voor hun geloof. Te Coblentz had ik mij gevleid Hauptman Hollfelder, een vriend van onze vrienden, adjudant van den Gen.l v. BorstellGa naar voetnoot1) te zullen spreken; hij was uitgereden. 16. Van Coblentz naar Trier; 's ocht. ½ 6 - 's av. ½ 8. Afwisseling van hooge bergen en dalen; beeken, stroomen, vergezigten; dikwijls eene ruwe, woeste natuur; veel bosch, doch aan hetwelk alle groen nog ontbrak. Grootendeels een ongekleurd schilderij. Een paar uren van Trier voeren wij den Moezel over; een beelderig landschap, bij een heerlijk ondergaande zon. - Hoe worden wij ieder oogenblik bewaard! De Hemmkette brak, juist toen men de pont inrijden zou. Een oogenblik later waren wij ligt in het water, eenige uren vroeger ligt van eene of andere steilte gestort. 17. Trier hebben wij goed opgenomen. De ligging in een vruchtbaar dal aan de Moezel is ongemeen fraai. De Romeinsche Oudheden overtroffen verre, zeer verre mijne verwachting. Nooit zag ik iets dat mij zoo in de Oudheid overbragt, zelfs niet te Milaan. Het half uitgegraven amphitheaterGa naar voetnoot2), de Romeinsche badenGa naar voetnoot3), het zoogenaamde paleis van ConstantijnGa naar voetnoot4), de pyramide te | |
[pagina 12]
| |
Igel, op twee uren afstandsGa naar voetnoot1), maar bovenal, bovenal de heerlijke Porta NigraGa naar voetnoot2), de oude poort van de stad, van eene hoogte, stevigheid en schoonheid die alle gebouwen van nieuweren tijd beschaamt. Zulke gedenkteekenen kunnen nog niet slechts, na vele menschengeslachten, maar ook na vele generatien van monumenten bestaan. Het was mij toen ik bij die poort, en in dien schouwburg, en in die badkameren rondging, gelijk het, dunkt mij, den reiziger moet zijn, die voor de eerste maal Herculaneum en Pompeji bezoekt. In de Protestantsche Kerk hoorden wij eene stichtelijke preek van ds. Rochold, over Rom. 12 vs. 1. De dienst geschiedde naar de AgendaGa naar voetnoot3). Die afgebrokene woorden telkens door gezang afgewisseld, dat afzonderlijk zingen der kinderen, eigenlijk die gansche nieuwe vorm beviel ons niet. Het schijnt te gekunsteld, eene niet wenschelijke aannadering tot Roomsche plegtigheden, welke met de eenvoudigheid van een dienst in geest en waarheid niet vereenigbaar zijn. Neen! dit is het niet wat wij wenschen wanneer eene prediking zonder warmte of leven ons verveelt, of ook wanneer bij de meest welsprekende voordragt, het hart, dat iets meer dan opwinding of opwelling voor het oogenblik verlangt, onvoldaan wordt gelaten. Geef ons de eenvoudige voordragt der Evangeliewaarheden, doch zonder uitsluiting van hetgeen voor den niet Christen aanstootelijk is; het Evangelie der genade, der herschep- | |
[pagina 13]
| |
ping, het Evangelie van God geopenbaard in het vleesch. Dat Evangelie is welsprekend en indrukwekkend genoeg, ook zonder welsprekendheid, ook zonder kerkgebaar en agenda-kunstenarijen. Vereenigde Hospitalen. Deze staan onder het opzigt of liever worden bijna uitsluitend bediend door elf zusters van de orde van BorromeusGa naar voetnoot1). Wij zagen alles in bijzonderheden; overal de duidelijke kenmerken eener liefderijke en verstandige zorg. De bestuurderesse geleidde ons; wij spraken ook lang met de Apothekerin. Meer dan 400 personen, kranken, grijzen, kinderen, ook zinneloozen worden hier verpleegd. Van die verpleging is geen winstbejag, maar zelfopoffering het beginsel; zie daar de eenvoudige reden van haar voortreffelijkheid. Waar zij kwam, overal sprak onze leidsvrouw een enkel woord, blijkbaar zooals zij gewoon was te doen, een woord van vriendelijke deelneming, neen, van moederlijke bezorgdheid en liefde. ‘Es sind unsere Kinder’ zei de Apothekerin. Beider gelaat teekende volkomene rust, tevredenheid niet slechts, blijmoedigheid, ingenomenheid met haar bestemming; een vrede als dergenen die der wereld afgestorven zijn, maar om voor Christus te leven. En wat nu is het beginsel waaruit die opoffering zelve ontspruit? Opoffering van een geheel leven, in de beste jaren der jeugd, na driejarig overleg, na kennisneming van de onbeschrijfelijke moeyelijkheden die er gepaard mede zijn, en zulks nooit door behoeftige personen, die zich een bestaan moeten verschaffen, maar door jonkvrouwen die tenminste eenigzins gegoed en doorgaans zeer vermogende zijn, doorgaans aan de meest vleyende uitzigten vaarwel moeten zeggen? Is het uit liefde tot Christus, is het om de zaligheid te verdienen? Noch het een, noch het ander schijnt buitengesloten te kunnen worden, het eerste vooral niet. Bij vasthouding aan menig dwaalbegrip der R. Kerk is er menige gelukkige inconsequentie in de toepassing. Aan de vruchten kent men den boom. Zoo er geen ware liefde is zonder wezenlijk geloof, waar zoo | |
[pagina 14]
| |
de liefde heerscht, kan het bestaan van wezenlijk geloof niet in twijfel worden getrokken. Men leert hier het oordeel opschorten, bewonderen hetgeen God in en door deze menschen werkt, de zuiverheid der Evangelische belijdenis te waardeeren, maar tevens in zich zelven te keeren, zich te schamen, wanneer men onze kennis met die kennis, ons werken of niet werken met zoodanig werk vergelijkt. De H.r WyttenbachGa naar voetnoot1), die aan het hoofd van het Gymnasium en van verscheidene wetenschappelijke inrigtingen staat, is een vriendelijk oud man, die met ophef van de Oudheden spreekt. Van dezelfde familie als onze beroemde geleerdeGa naar voetnoot2). Eerstdaags zal hij het eerste deel in het licht zenden eener nieuwe uitgave van de res gestae TrevirorumGa naar voetnoot3). 18. Van Trier naar Metz, 6-3½ uur. De weg tot Saarburg langs de kronkelingen van de Saar is allerbekoorlijkst. Te SjierkGa naar voetnoot4), aan de Fransche douane, werden wij door een order van het Gouv.t die de G.l FagelGa naar voetnoot5) voor ons had verkregen, terstond doorgelaten. Eene merkbare verruiming na de spanning die men doorgaans bij het naderen aan de grenzen ondervindt. Anders waren de eerste indrukken op Fransch grondgebied niet aangenaam; vooral niet te Thionville; een groote hoop volk | |
[pagina 15]
| |
om het rijtuig, een onbeschaamde bedelaar die een aalmoes bijna eischte, en dergelijke kleinigheden meer, maar die bij het vreemde van al wat den reiziger omringt, dubbel treffen. Mijne pas aan de poort afgegeven zou ik, daar het bureau aan de Prefecture om 4 ure gesloten wordt, eerst 's anderen daags om 9 uur terug hebben gekregen, zoo ik de bijvoeging niet zelf aan de Prefecture had doen gelden, dat ik met depêches belast ben. Welk een lastig oponthoud voor menig reiziger. Wij wandelden in de aanzienlijke stad. Fraaie Kerk. Ik vroeg den koster of er ook een Protestantsche Kerk was. Oui, was het antwoord, et aussi une Synagoge. Een boekhandelaar, dien ik naar een Duitsch werkje vroeg, zei ‘c'est un cas fortuit, quand un livre Allemand nous arrive’. De schriften van BautainGa naar voetnoot1) had hij niet; wel de refutatie of hetgeen men voor refutatie houdt. - Het logement l'Hôtel de l'Europe, was alleen in duurte uitstekend. 19. Naar Verdun: Van 7 tot 1½ uur. Een niet onaardige stad. De Maas was digt bij ons logement. Wij wandelden naar de hoog gelegene Hoofdkerk, waarbij zich een fraai Bisschoppelijk paleis met Seminarium en tuin bevindt. Het suikerbakken is hier een voornaam middel van bestaan. 20. Naar Chalons, 7 tot 3 uur. Grooter, maar minder lief en vrolijk dan Verdun. Gedurig diligences van of naar Parijs. Mooi stadhuis. Ruime wandelingen in de nabijheid der Prefectuur. | |
[pagina 16]
| |
21. Dat was een forsche dag. Tot Parijs, 42 lieues. Van 's ocht. 6 tot 's av. 10½ uur. De post wordt excellent bediend voor 40 sous; als men 50 geeft, zooals ik van Meaux tot Parijs deed, vliegend. - In deze drie dagen hebben wij fraaye landstreken doorgetrokken. Champagne schijnt zeer vruchtbaar, de heuvelen langs de rivieren zijn overal met wijngaarden beplant. Dikwijls heeft men fraaye gezigten op de rivieren en in dalen of op hoogten, met steden, dorpen en landhuizen versierd. Op verscheidene plaatsen, na Chalons, schijnt eene al zeer onaangename gewoonte te bestaan. Zoodra het rijtuig op hield, was er altijd een smid bij de hand, gewapend met een of ander instrument, en dadelijk aan het examineeren; en altijd was er iets te doen, meestal een of andere schroef eenigzins los, die dan weder eenigzins moest worden vastgedraaid; zonder een halve frank kwam men niet vrij. Het ergste is dat men steeds, en misschien niet zonder grond vreest, dat er al ligt met een handigheid iets gebroken zou worden, ten einde te kunnen worden gerepareerd. 22. Zonderlinge indruk van de eerste uren in Parijs. Die groote en pracht van pleinen, gebouwen, winkels; dat onophoudelijk geloop, gery, geraas, getier, oogverblindend, oorverdoovend en waarbij men zich als in een nieuwe en betooverde wereld overgebragt vindt, heeft iets dat voor de eerstmaal en telkenmale in het eerst schokt en verbaast. Bij den Heer FabriciusGa naar voetnoot1), waar ik het adres van den G.l Fagel meende te vragen, vond ik den G.l zelf. Verscheidene brieven uit Holland, vooral voor mijne BGa naar voetnoot2), van haar vriendinnen. Hartelijke woorden uit het vaderland, doen in die eerste oogenblikken onder vreemden zooveel | |
[pagina 17]
| |
goed. - De Heeren GuizotGa naar voetnoot1) en MignetGa naar voetnoot2) vond ik niet te huis. 23. Bezoek bij den Bankier Opperman. Daarna bij Henri LutterothGa naar voetnoot3). Wij herniewden de kennis in 1833 gedurende weinige oogenblikken midden in de Alpen gemaakt. De jaarlijksche réunions religieuses bijna afgeloopen, zijn belangrijk geweest, veel eenvoudigheid, liefde, overeenstemming. Met de werken van Bautain had L. minder dan onze Haagsche vrienden opGa naar voetnoot4): de bekeeringen zijner correspondentenGa naar voetnoot5) beschouwde hij niet als wezenlijke bekeeringen. ‘Son influence n'est grande que dans un petit cercle’. La MartineGa naar voetnoot6) heeft het artikel over JocelynGa naar voetnoot7) in den Semeur met belangstelling gelezen; van het eerste, meer literarische, verscheidene exemplaren doen halen. | |
[pagina 18]
| |
Visite bij Victor Cousin. Hij woont in het kloosterachtige gebouw de Sorbonne. In het kleine vertrekje, waar ik eerst werd gelaten, waren de portretten van Göthe, Descartes, Cuvier en een plaat van den dood van Socrates. Waarom niet de dood aan het Kruis? Evenals in 1826, werd ik met ongemeene vriendelijkheid, thans reeds als oude kennis ontvangenGa naar voetnoot1). Wij zaten in het ruime studeervertrek, midden onder de boeken en manuscripten. Ik bleef er 1½ uur. Lang, mager, bleek, heeft hij een sprekend oog, een indrukwekkenden toon, eene conversatie die overvloeit van belangrijke zaken in het kleed van bevallige uitdrukkingen gehuld. Met de aangenaamheid der Fransche vormen, heeft hij de nauwkeurigheid en arbeidzaamheid der Duitsche geleerden gepaard. Van Mignet, l'ami du premier Ministre, sprak hij als van dengenen in Frankrijk die mij door eigene kennis der Archiven het meest van nut zou kunnen zijn. Over Capefigue'sGa naar voetnoot2) oppervlakkigheid, sprak hij, gelijk ik er steeds over had gedacht. ‘Un de ces hommes comme vous n'en connoissiez point(?), qui ont une certaine facilité, quelques connoissances et qui savent se donner l'apparence d'avoir fait des recherches. - Hij had thans ‘deux passions, l'histoire de la philosophie et l'instruction primaire. J'aurais pu peutêtre entrer aux affaires; je n'ai pas voulu; mon but, ma vie à moi c'est l'instruction du peuple’. Daarvoor wilde hij naar Holland; Cuvier was met de inrigtingen aldaar zeer ingenomen geweest, wilde van niets hooren zoo het niet op Hollandsche leest was geschoeid. Hij daarentegen, in Pruisen geweest zijnde, wilde somtijds iets anders. Le systême des adjoints (kweekelingen) achtte hij onvoldoende; hij wilde ook écoles Normales, en dat de aldaar gevormde kweekeling daarna onder een schoolmeester van ondervinding wierd geplaatst. Wij spraken van het Godsdienstig onderwijs. ‘J'ai vivement | |
[pagina 19]
| |
combattu le systême d'avoir quelque chose de mixte pour les catholiques et les protestants; cela ne se peut que dans des temps, d'indifférence religieuse’. Aan eene ‘Christliche Volksschule’ van KrummacherGa naar voetnoot1) zou evenwel, geloof ik, door C. niet worden gedacht. Hij gaf mij te kennen dat men met den Godsdienst in Frankrijk uitermate voorzigtig moest zijn; dat men door de ‘prétendus philosophes’ al spoedig van fanatismus beschuldigd werd; dat de Roomsche Geestelijkheid inderdaad un obstacle was, dewijl zij het Jezuitismus terug wenschte, en ook niets van hem en de zijnen wilde hooren. ‘La France a été si horriblement bouleversée par les révolutions, par le scepticisme et l'impiété; l'ancien gouvernement s'est malheureusement précipité vers l'extrême opposé; nous ne voulions pas qu'on nous gouvernât comme Louis XV n'a jamais gouverné; nous ne voulions pas du jésuitisme, du régime absolu. La révolution s'est faite. Elle a été le triomphe de tout ce qu'il y a de mauvais. Nous avons bien vu le jour d'après que nous avions toutes les mauvaises passions à combattre. Ce Gouvernement ci occupera, je le crois, une grande place dans l'histoire. Il a sauvé la monarchie en Europe. S'il avait fléchi, le mouvement révolutionaire combiné avec le radicalisme Anglois auroit occasionné des guerres plus terribles que celles de la première révolution; je ne sais pas si le monde auroit eu la force de supporter ce choc’. De revolutie in Belgie had hij, in 1827, toen hij zich aldaar bevond, voorzien: Je l'ai dit au bon v. Gh., à M.v. GobbelsGa naar voetnoot2). Wij spraken veel over Holland, | |
[pagina 20]
| |
over de wenschelijkheid, om de goede verstandhouding met Frankrijk te herstellen. ‘C'est cette malheureuse Belgique: Qu'y auroit il à faire’ Hij ontkende eerst dat de Fransche invloed veel tot de Belg. omwenteling had medegewerkt, daarna bepaalde hij zich met te beweeren que ce n'étaieut pas les mêmes individus. Thans stond Belgie ook niet onder Frankrijk: die zulks meende, kende de kracht der Aristocratie aldaar niet, poursuivant la chimère d'une nationalité Belge. Qui sait? Peut être pourra-t-on revenir un jour à un projêt de partage, il est vrai que la B. est là comme une balle de coton pour amortir les chocs entre la Prusse, la France, la Hollande. Pruissen was nu sur le meilleur pied avec la France, daartoe had hij eenigzins medegewerkt; zoo gaarne zou hij dit ook voor H. doen. Il est à regretter qu'on n'ait pas déployé d'abord plus d'habileté; on eût pu garder Anvers et Maastricht. Votre union avec la B. ne pouvoit exister. Hij gaf evenwel toe dat zoo men, in plaats van eene fusion, de instandhouding der provincialiteiten, om het dus uit te drukken, had beproefd, hiermede reeds veel gewonnen zou zijn geweest. Maintenant partout les bons doivent s'unir contre les mauvaises passions. Hij liet mij voelen dat hem het Gezantschap naar Holland onlangs was aangeboden geweest. - Hij houdt nog een privatissimum over de Gesch. der Wijsbegeerte voor 50 à 60 toehoorders; parler devant 2000 auditeurs over onderwerpen die zijn gemoed aangrepen, was hem te vermoeijend. In de laatste jaren was het in Fr. gelijk in Holland, de gewoonte geworden, dat jongelieden, in plaats van stoutelijk over les dogmes les plus abstrus te beslissen, zich met historische punten in hunne thèses bezig hielden. Die thèses werden ook weder in het Latijn gesteld. Hij zelf is thans druk bezig met MSS. der Scholastieken, in de uitgave van | |
[pagina 21]
| |
een Handschrift van Mailard. De Introduction is in het Fransch, omdat de uitgever het zoo begeert. - Hij sprak mij van een Gesch. der Hervorming, waaraan Mignet werkt; de voortreffelijke Historie van Merle, MerleGa naar voetnoot1) zelf was hem geheel onbekend. DioramaGa naar voetnoot2). De vallei van GoldauGa naar voetnoot3) en de kerk van St. Etienne du Mont. De nabootsing der natuur is hier tot een verwonderlijke hoogte gebragt; de illusie volkomen. 's Avonds, om 8½ uur begaf ik mij, op uitnoodiging van Lutteroth, bij den H.r WilksGa naar voetnoot4). Daar was eene vereeniging van Christenen, bij gelegenheid des anniversaires religieux uit de onderscheidene deelen van Fr. samengekomen. Er werd gebeden, gezongen, voorts deelden sommige der Heeren bijzonderheden omtrent hunne expériences Chrétiens mede; omtrent den invloed der Tractaatjes, de stemming der Catholyken, de meerdere | |
[pagina 22]
| |
behoefte naar Godsdienst ook onder de Parijsche bevolking, de aanprijzing van den Bijbel door sommige Roomsche Priesters. De H.r Rossalotti deed het voorgebed. Grand PierreGa naar voetnoot1) beweerde dat le parti évangélique, om een min geschikt woord te gebruiken, sterker was dan men gewoonlijk dacht; dat men slechts met meer vrijmoedigheid, altijd toch met bescheidenheid gepaard, voor de zaak van Christus moest uitkomen. Er waren een 70 tal personen, de helft vrouwen. Een fraai appartement, eene warmte om er in te blijven stikken. Om 10½ uur, toen de eigentlijke vereeniging afgeloopen was, sloop ik ongemerkt naar huis. 24. Op dezen dag heeft de Heer ons getoond dat hij ons overal een krachtig Evangeliewoord kan doen hooren. Om 11 uur gingen wij ter Kerke in de Salle Taitbout, waar vroeger de St. Simonisten hunne dwaasheden hebben verkondigd. De prediker was MalanGa naar voetnoot2); het onderwerp, de vraag aan Petrus: hebt Gij mij lief? Zoo ooit een prediker mij een denkbeeld van een Apostel heeft gegeven, dan is het deze geweest. Eenvoudigheid en kracht; ernst en liefde; eene stem die alles doordringt; de schrik des Heeren, zoowel als de heilbelofte voor den waarlijk boetvaardigen zondaar, eene welsprekendheid die overal van de voorbereiding des sprekers getuigenis droeg, en die echter onmiskenbaar uit het hart, uit het Christelijke harte is gevloeid. Malan heeft zijne belijdenis beleefd; hij is, in Zwitserland, onder Gods zegen, een der krachtigste werktuigen tot verlevendiging van Christelijken zin geweest. - De avondpredikatie in l'Oratoire werd gedaan door Adolphe MonodGa naar voetnoot3), die 's daags te voren zijn vader had verloren. Van zijne droefheid slechts één enkel | |
[pagina 23]
| |
woord; voor vrienden genoeg; voor anderen niet te veel. De tekst Jeremia 15 v. 18. Hij sprak over de oorzaken van het onderscheid, ook bij waarlijk bekeerde Christenen, tusschen de beloften Gods die niet liegen kan en derzelver vervulling. Van het begin tot het einde was de voordragt een krachtvolle toespraak tot het hart en geweten der toehoorders. 25. De H.r Mignet, Conseiller d'Etat, die mijne visite reeds beleefdelijk had gereciproceerd, een man van even in de 30 jaren, met een schrander voorkomen, bleek als iemand qui amat pallescere libris, ontving mij volstrekt niet met diplomatieke complimenten, maar vrij koel en stijf, avec froideur et réserve. Het ging beter toen wij aan het spreken geraakten. Hij bood mij zelfs met veel goedheid zijne diensten aan voor les Archives des affaires extérieures. - Hij is bezig met een werk over de Reformatie voornamelijk in Frankrijk. Zonder andere beginsels dan hij tot dusverre aan den dag gelegd heeft, kan hij geen het minste denkbeeld hebben van den aard en de waarde der HervormingGa naar voetnoot1). Met Capefigue's werk had hij ook zeer weinig op: on ne peut pas s'y fier, ook niet aux citations des M.SS. Visite bij HaseGa naar voetnoot2). Deze beroemde man, een der weinigen die hier in de Grieksche Oudheid te huis zijn, was zeer vriendelijk en dienstvaardig. Hij scheen liever Duitsch dan Fransch te sprekenGa naar voetnoot3). Zijn appartement was met | |
[pagina 24]
| |
veel netheid en elegantie gemeubileerd. Ik verzonk bijna in de canapé, en had een prachtig tijgervel onder de voeten. Van Bake sprak hij met veel lof. Hij is een lang man, van een statig voorkomen. Van hem kreeg ik eenige woorden voor den H.r Champollion-FigacGa naar voetnoot1) of GuérardGa naar voetnoot2) of ParisGa naar voetnoot3), naarmate ik den een of den ander op de Bibliotheek mogt aantreffen. Ik vond de beide eersten in het lokaal waar de M.SS. bewaard worden. Een aantal ruime kamers, met opene, doch getraliede kasten. Velen waren in stilte aan het werk. Ook ik zette mij neer en begon de Catalogussen te doorzoeken. Ontmoeting met Malan ten huize van RislerGa naar voetnoot4). De eerwaardige herder, zoo mag hij in den volsten zin des woords genoemd worden, begaf zich, zoodra wij hem aanspraken, met ons in een afzonderlijk vertrek, en onderhield ons daar met zooveel eenvoudigheid, liefde, ernst, kracht, broederlijke of vaderlijke trouwhartigheid | |
[pagina 25]
| |
over onze eeuwigen belangen dat men hem terstond, gaarne en zonder vrees, den toestand van het hart zou hebben opengelegd. Hij betreurde dat zoovele Christenen, ofschoon waarlijk bekeerd, de verzekerdheid niet hebben van het bezit des eeuwigen levens. Zij zien te veel op zich zelven; ils ne croient pas simplement la promesse: qui croit en Christ, qui a le Fils, a la vie. Dit heeft God gezegd; dit moeten wij geheel aannemen. Jezus zelf noemde Petrus bienheureux, toen hij verklaard had, niet tu es mon Sauveur, mais tu es le Christ, le Fils de Dieu. Dit kan men niet gelooven dan door den H. Geest. Die dit gelooft, is uit God geboren, is een kind Gods. Eerst van die betrekking overtuigd zijnde, heeft men l'esprit d'adoption, handelt men uit liefde, niet meer par l'esprit de servitude. Vader! vergeef ons onze schulden, dit bidt men niet uit vrees voor de eeuwige straffen, om verlost te worden, want God zou antwoorden: puis-je donc te sauver deux fois; maar als een liefhebbend kind die vreest zijn vader te beleedigen en hem moeite aan te doen. Die verzekerdheid is noodig om waarlijk in de heiligmaking voorwaarts te gaan. - Zoo een Christen zich dikwijls ook door liefde tot de wetenschappen gedrongen gevoelt, dit verontruste hem niet. Ook die liefde is eene gave Gods, en niet zonder oogmerk geschonken. Le Diable abuse des sciences, mais il ne les a pas créés. - Hij schonk ons een zijner geschriften, en deed een hartelijk gebed voor ons, alsof wij zijne kinderen waren geweest. Wij danken U Heer! voor deze ontmoeting. Geef of versterk in ons dat geloof! 's Avonds om 7½ uur réunion de prières ten besluite der Christelijke feesten, rue Taitbout. Er werd gezongen; in den Bijbel gelezen; Ps. 51, Ps. 147 en Rom. 12. Vier Predikanten deden een gebed. Wij hadden in het morgenuur meer zegen gehad. Er waren minder menschen dan men zou hebben verwacht. Het Panthéon. Ook dáár waren wij s'ochtend's geweest. Heerlijke tempel, eerst aan de Godsdienst, thans aan menschenvergoding gewijd. Lodewijk XV heeft den eersten steen dezer kerk gelegd: geen gelukkig voorteeken zoodanigen stichter te hebben. Aux grands hommes | |
[pagina 26]
| |
la patrie reconnaissante. Wij doorwandelden de onderaardsche gangen. Een aantal namen werden ons genoemd. Van velen mag men zeggen; het is goed dat zij hier begraven zijn; de nakomelingschap zou anders niet weten dat zij groote mannen zijn geweest. Hier liggen, ook Voltaire en Rousseau, vele omwentelingsmannen, vele generaals van Napoleon, vele zijner gedienstige handlangers, in de vestiging zijner dwinglandij. Hoedanig zal voor de meeste dier halve goden de dag der opstandiging zijn? In de oude Kerk van St. Etienne du Mont bedekt een eenvoudige steen het overblijfsel van Racine en dat van Pascal. 26. Ik vond den beroemden bibliograaf van PraetGa naar voetnoot1) in een zeer verzwakten toestand. Hij kon nauwelijks opstaan, sprak langzaam, en, naar het scheen, niet zonder moeite. Treurig is het zoodanig verval, dat toch onvermijdelijk is, te aanschouwen. Is de bibliographie zijn beroep geweest, heeft hij zich teregt met ijver daarop toegelegd, heeft hij aldus groot nut voor anderen kunnen stichten, moge het leven een ander, een hooger doel voor hem gehad hebben. Anders is het ook hier. ‘Wat heeft doch de mensche van al sijnen arbeyt en van de quelling sijns herten, dien hij is bearbeidende onder de sonne’? Op de Bibliotheek waren in de Salle d'études wel een 30 tal menschen in de M.SS. bezig. Er was ook een Turk of Arabier, geheel in Oosterschen dragt. Ik ben druk bezig met de Catalogussen te doorzoeken, geen aangenaam gedeelte van mijnen arbeid. Weinig schijnt men hier te weten van het geschil dat Holland en Belgie verdeelt. Men denkt er niet meer om, wij zijn vergeten. Van daar zonderlinge, somtijds kluchtige verwarring. ‘Allez-vous voir M.r le HonGa naar voetnoot2)? vroeg de H.r Champollion mij. ‘Non Monsieur! Je vais | |
[pagina 27]
| |
voir M.r Fagel, M.r Fabricius’. ‘Ah c'est autre chose; il est vrai; pardonnez moi, je n'y songeois pas’. Cimetière du Père la Chaise. Wandeling tusschen de graven. Duizende grafteekens, waaraan zorg en kunst is besteed, en een groot aantal prachtige tomben. De uitgestrektheid is meer dan honderd morgen; de grond heuvelachtig; van de hoogte ziet men op de gansche stad met haar torens en paleizen; op Parijs, waar zoovele duizenden en honderdduizenden zich afsloven of genieten, en zooveel om het wel leven zoo weinig om het wel sterven wordt gedacht. ‘Die in Mij gelooft zal leven, al ware hij ook gestorven’ deze heerlijke vertroosting, maar waarin de toezegging niet van de voorwaarde kan worden gescheiden, staat aan den ingang. Anders heeft bijna alles een geheel Heidensch aanzien. De beelden, de inscriptien, hebben bijna nooit iets dat aan Hem herinnert, die het leven en de onverderfelijkheid aan het licht gebragt heeft. Een enkel kruis, een enkele tekst en dan nog gewoonlijk in het Engelsch. Er zijn concessions à perpétuité, er zijn er ook voor zes jaren; in dien tijd berekent men dat alles behalve het gebeente is vergaan; dan kan de grond weder omgewroet worden; dan geeft men het gebeente dat de wilden, uit hun land verdrongen, opgraven om het niet achter te laten, aan de spade van den doodgraver prijs. De Franschen zijn een beschaafd volk. 27. Op de Bibliotheek maakte ik kennis met den H.r Magnan, die het opzigt heeft in de Salle de lecture, een zeer lange gaanderij, waar ver over de honderd menschen in diepe stilte zaten te lezen. De H.r M. schijnt dezelfde beleefdheid, aménité, voor vreemdelingen te hebben, die in den H.r v. Praet zoozeer geroemd is geworden. Panorama de slag bij de Moskowa, ao 1812. Bewonderingswaardig. Geheel natuur; het is alsof alles leeft. Hoe meer men er op ziet, hoe meer studie men in elke partij, in ieder beeld ontdekt. De uitlegging werd gegeven door een oud soldaat, met veel uitvoerigheid en geestdrift. Dit was inderdaad belangwekkend, vooral bij de gedachte dat hij dezelfde uitlegging welligt reeds | |
[pagina 28]
| |
eenige honderden malen had gegeven. Ik hoorde hem, toen hij gedaan had, tegen iemand half luid dit of iets dergelijks zeggen: ‘Je pourrois avoir fini dans cinq minutes, mais il ne m'appartient pas de taire une partie de la gloire des combattants’. Hij verhaalde zeer eenvoudig dat hij zelf dien ganschen dag geenerlei deel aan het gevecht had mogen nemen. Hij had een aantal campagnes met Napoléon gemaakt, en sprak, zonder hem genoemd te hebben, altijd van il, alsof elkeen terstond moest weten wie door dien il bij uitnemendheid aangeduid werd. 's Avonds, van 9 tot 10½ uur, reed ik te vergeefs visites bij Mevr. Fabricius, Mevr. Lutteroth, en den Admiraal VerhuellGa naar voetnoot1). 28. Op de Bibliotheek houd ik mij druk bezig met het doorloopen van de Catalogussen, een even lastig als noodzakelijk werk. - Ik vroeg in de Salle de lecture naar de Histor. Briefe van v. RaumerGa naar voetnoot2) aus Paris. Deze schijnen niet bekend. Eindelijk ontving ik zijne andere brieven uit Parijs en Frankrijk, een soort van Journaal, gedurende zijne reis in 1830Ga naar voetnoot3). Het eerste deel was tot p. 17 open gesneden. Ik kan hierin den Franschen geen ongelijk geven. Waar van studie gesproken wordt, oppervlakkig, waar hij aardig en luchtig wil zijn, laf en ongemanierd; rijk in bijzonderheden die algemeen bekend of niets beteekend zijn, is hij, schoon het werk, naar gelang der onderwerpen kort is, in langdradigheid en gedurige herhaling vervallen. In April 1830 schrijft hij te Parijs: ‘Zu einer groszen, allgemeinen Revolution ist weder Grund, noch Stoff, noch Lust vorhanden’. Hieruit kan men afleiden hoeveel gewigt er is te hechten aan de geruststellende verzekeringen die hij thans aangaande Engeland geeft. | |
[pagina 29]
| |
Aangename wandeling in le Jardin des Plantes. Wij bepaalden ons bij het zien der vreemde en wilde dieren, en het beklimmen van de hoogte, waarop men het grootste deel van Parijs overziet. Prachtige ceder des Libanons met zijne lange plat uitgestrekte armen; honderdjarig. 29. Invalides. Thans door omtrent 3500 bewoond. Zij hebben er een aangenaam bestaan. Een ontzagchelijk gebouw. De kerk is eenvoudig en fraai; het altaar prachtig. Van boven is zij met veroverde vaandels versierd, ongetwijfeld het meest gepaste versiersel voor zoodanig Hôtel. De Dôme is heerlijk. Zonder eenigen opschik; en toch fraai geschilderde plafonds, kunstige bas-reliefs, treffende beelden. De graven aan de eene zijde van Turenne, aan de andere van Vauban. De salle de lecture is ruim; heeft een zeer mooi uitzigt. Vele duizende boeken, verhalen, reisbeschrijvingen, tooneelstukken, beroemde historische werken, ook Godsdienstige geschriften. Twee niet groote kamers bevatten de portretten van Napoleon's meest bekenden Maarschalken. Een colossaal beeld van Napoleon, in eenvoudig krijgsgewaad, met hoed en lange jas, is onlangs op de eerste verdieping, vooraan onder de arcades, tegenover den voornaamsten ingang geplaatst. - In de eetzalen zijn de overwinningen van Lodewijk XIV geschilderd. Wij zagen 200 invalides, aan tafels van tien personen dineren. - Er zijn groote tuinen, waarin een invalide, desverkiezende, een hoekje ter bearbeiding bekomt. - Deze waarlijk grootsche inrigting is onder de veelvuldige gedenkteekenen van Lodewijk XIV zeker die, welke hem het meest tot eere verstrekt. Uitgaande van bij den H.r Fabricius ontmoette ik den schilder VincentGa naar voetnoot1). Hij scheen over de expositie van levende meesters niet bijzonder voldaan. Ook ons, | |
[pagina 30]
| |
leeken in de kunst, was zij, over 't algemeen, slechts middelmatig bevallen. De jaarlijksche aanmoediging brengt ligt nadeelige overhaasting teweeg. 30. Om 2 uur naar de kamer der Gedeputeerden. De zitting was onbelangrijk. Verscheidene wetten over plaatselijke aangelegenheden. Geene zeer bekende leden namen deel aan de discussie. De aandacht was doorgaans zeer gering. De H.r Dupin, een lange, deftige man, kon nauwelijks, van zijne verhevene zitplaats, met een colossale bel en door het geroep der deurwaarders ondersteund, het telkens opwakkerende rumoer nu en dan voor een oogenblik bedwingen. Het voteren par assis et levé wees de meerderheid niet met zekerheid uit. Dus moesten zwarte en witte boonen worden gebruikt. Dit ging zeer langzaam. Wel tien, twaalf malen riepen de deurwaarders bij iedere wet: ‘Messieurs les Députés qui n'ont pas voté’, en dan weder, als de stemming afgeloopen was; ‘A vos places Messieurs! en place, le Président vous invite à reprendre vos places.’ Het locaal is ruim en fraai. Eenvoudig met eenige weinige beelden en basreliefs versierd. 1 Mei. Wij hoorden wederom Adolphe Monod, om elf uur, Salle Taitbout; over 1 Petr. 2 v. 9. Eenvoudigheid en ernst, waardigheid en kracht; echt Christelijke welsprekendheid, gewapend met het woord Gods, hetwelk is levendig en krachtig, en scherpsnijdender dan eenig tweesnydend zwaard, en gaat door tot de verdeelinge der ziele en des mergs, en is een oordeeler der gedachten en der overleggingen des harten. Er was een vrij talrijk gehoor. - 's Avonds om 7½ uur zeer weinig menschen. Grand-Pièrre las 1 Kon. 17 v. 17-24, en deed daarover eene zeer eenvoudige, doch zeer stichtelijke Bijbeloefening. Het was de naamdag des KoningsGa naar voetnoot1). Het weder was allerongunstigst. Om 2½ uur reden wij even naar de Champs-Elysées. Eene menigte kramen, spellen, tenten; vertooningen van allerhanden aard. Vrij wat volks op de | |
[pagina 31]
| |
been onder parapluies. De toebereidselen voor illuminatie en vuurwerk beloofden veel. 's Avonds echter regende het zoo sterk, en was daarbij zooveel wind, en de luchtgesteldheid zóó winterachtig koud dat de lust ons verging om de feesten, die zeker grootendeels mislukt zijn, te gaan zien. 2 Mei. Om 3 uur bezoek bij Frédéric MonodGa naar voetnoot1). Eenvoudig, vriendelijk, interessant. In Frankrijk ging veel naar wensch. De Société Evangélique ontving het eerste jaar fr. 7000, het 2e 17000, het 3e over de 40.000. Er werd gedurig naar colporteurs en missionaires gevraagd. Men ontmoette minder tegenstand bij de Catholyken dan bij de Protestantsche naam-Christenen. Evenwel vreesde hij het zou niet altijd zoo gaan. Tot nu toe waren de wetten gehandhaafd; doch de regeering scheen wederom meer een steunsel bij de R.C. geestelijkheid te willen zoeken; Th.Ga naar voetnoot2) was iemand die, ongeloovig, veut se servir de Dieu. - Hij gaf mij eene aanspraak door Guizot bij de opening der Société Biblique Protestante gehouden; wel niet, zeide hij, geheel en al Christelijk, maar die toch veel goeds bevatte. Inderdaad had een Staatsman die bij ons gehouden, men zou hem verregaande dweeperij hebben te laste gelegd. - Zoolang het prediken van het Evangelie hen niet belet wordt, blijft M. in de Kerk. Het niet dáár zijn van een Synode, van een centrale magt, over 't algemeen un désavantage, is thans voor de Christenen een voordeel. - Charles CoquerelGa naar voetnoot3), un incrédule, ce dont il ne se cache pas, houdt zich met eene geschiedenis van de Hervorming bezig. 7½ uur. Zendelings-Biduur in de kleine zaal van het | |
[pagina 32]
| |
Oratoire. Vier predikanten, voornamelijk Grand-Pierre, voerden het woord. Er werden eenige bijzonderheden medegedeeld, waarbij dan telkens, korte, gepaste, nuttige aanmerkingen en lessen bijgevoegd werden. De gebeden hartelijk en niet te lang. Het geheel zonder veel omslag, eenvoudig en zelfs eenigzins gemeenzaam, zeer stichtelijk. 3 en 4 Mei. Als gewoonlijk naar de Bibliotheek. Onophoudelijke regens. 5 Mei. Wij veranderden van appartement. Thans wonen wij in de Rue de la Paix no 14, naast het Hotel d'Hollande en onder dezelfde directie. Uit sombere kamers en eene straat die meer druk dan vrolijk is, zijn wij overgebragt in een zeer mooi, luchtig, en goed verlicht appartement, een hoek vormende waar twee straten zich vereenigen, la rue Neuve des Augustins en de fraaije, breede rue de la Paix, welke of naar de Boulevards, of over de Place Vendôme naar den tuin der Tuileries brengt. 's Avonds om 8 uur bij den H.r Lutteroth. Geheel en famille. Vader, moeder, en een eenig dochtertje. De Heeren VerniGa naar voetnoot1), onlangs hier beroepen Luthersch predikant, en SchererGa naar voetnoot2) deden er eene visite; ook, tot ons groot genoegen, Adolphe Monod. Een man van in de dertig jaren, die er zwak, ernstig, vriendelijk toch en zeer belangwekkend uitziet; weinig spreekt, maar goed, en van wien men spoedig bemerkt dat, wanneer hij zich animeert, zijn gesprek nuttig en belangrijk moet zijn. Te Napels was hij Predikant zonder de regte kennis van het Evangelie te hebben; hij had zelfs, twijfelend en mismoedig, den Bijbel ter zijde gelegd; en het was later eerst toen, na veel strijds, Gods woord weder opgenomen werd, dat hij het waarlijk leerde verstaan. Nu is hij te Lyon aan het hoofd eener afgescheidene Gemeente; zijne | |
[pagina 33]
| |
zwarigheden ten aanzien der ontheiliging van het Nachtmaal door het in onbruik raken van alle kerkelijke tucht, zijn hiervan de oorzaak of de aanleiding geweest. Desniettemin verklaarde hij zich zeer tegen het separatismus, en zeide ronduit dat hij thans zijne bezwaren over het Nachtmaal voor het grootere nut der Evangelieprediking zou doen wijken. Ook raadde hij nu de afscheiding aan allen die zich in soortgelijke omstandigheden bevonden, afGa naar voetnoot1). 8 Mei. Regt goede preek van Grand-Pierre in de Salle Taitbout, over Rom. 2 v. 24. ‘Le nom de Dieu est blasphémé à cause de vous parmi les Gentils’. Om billijk te zijn, moet men erkennen dat niet alleen de wereld, maar dikwijls ook het gedrag van de leden der Kerk nadeelig is aan het Christendom: ‘l'Eglise doit faire ses confessions. Vooreerst zijn er velen in naam leden van de Kerk, que l'Eglise supporte, maar die, bij nauwkeurige kennis der waarheid, door hunne handelingen in tegenspraak met die belijdenis zijn: de zoodanigen werpen een blaam op het Evangelie en doen welligt meer nadeel aan hetzelve dan Voltaire, Rousseau en andere Deisten ooit hebben gedaan. Maar voornamelijk had de prediker thans ware Christenen, opregte leden der Gemeente in het oog. ‘Beaucoup songent plus à la forme qu'à la vie et prennent pour de la piété des actes de dévotion. Beaucoup de Chrétiens se resserrent dans un certain language conventionnel qui effarouche; certes la langue de Canäan ne saurait être celle de l'Egypt; mais il faut qu'on reste simple et vrai, que rien ne soit féroce et factice; et à cet effet qu'on médite constamment la Bible, qu'on descende dans son propre coeur, et alors on aura un language toujours Chrétien, toujours jeune et nouveau. Souvent aussi on est d'une sévérité excessive. Soyons sévères pour nous-mêmes, | |
[pagina 34]
| |
mais de plus en plus indulgent pour les autres: dèsque nous trouvons la seule chose nécessaire, la foi en Christ, Dieu béni éternellement, en le salut par grâce, en la nécessité de la satisfaction, ne nous divisions, ne nous condamnons point sur des questions secondaires. - Hélas! l'Eglise ici-bas n'est qu'un vaste Hôpital de convalescents, où le paralytique commence à recouvrir l'usage de ses membres, à marcher, mais en tâtonnant, en bronchant, en faisant des chutes. L'Eglise auroit encore beaucoup de confessions à faire; mais il en est qu'elle ne doit faire qu' à son divin chef. Que cependant le monde ne s'enorgueillisse point, qu'il ne condamne point l'Evangile, car en exigeant bien plus d'un Chrétien que de tout autre, il rend témoignage à la sainteté de la doctrine. Il est assez indulgent pour tout autre; il le seroit envers les Chrétiens, si eux aussi vouloient arborer la bannière de quelque sage du siècle; mais c'est le nom de Christ, du Christ crucifié qu'il ne peut souffrir’. 's Avonds in l'Oratoire eene krachtige toespraak van Ad. Monod over Hebr. 12 v. 14. ‘Poursuivez la sanctification, sans laquelle nul ne verra le Seigneur’. Wij reden 's middags naar St. Cloud. Een groot gedeelte der wandeling was overstroomd. De Seine is geweldig buiten hare oevers getreden. Zij doet zich in Parijs veel beter voor dan 's zomers, wanneer men de rivier op sommige plaatsen doorwaadt. 11. Salpétrière. Deze instelling, die meer dan 5000 personen bevat, is voor oude of gebrekkige vrouwen bestemd. Onder de laatsten worden ook de zinneloozen gerekend. Er zijn 400 oppasters, 6 geneesheeren, voor 600.000 fr. aan linnengoed; in de keuken verscheidene marmites, waarvan elke 1500 ℔ vleesch bevat. Alles verder naar rato; ook een afzonderlijke Kerk; ruime wandeling. Het is een stadje op zich zelf. Er is veel orde; evenwel, volgens mijne vrouw, die deze dingen veel beter dan ik opmerkt, minder netheid, vooral veel minder liefderijke zorg dan in een Hospitaal, gelijk bijv. te Trier, waar de geheele oppassing niet om geld, maar uit Godsdienstige zelfopoffering geschiedt. | |
[pagina 35]
| |
Nog even bezochten wij de Jardin des Plantes en zagen juist het eten geven aan de wilde en verscheurende dieren wier aard zich nooit beter dan op het uur van hun diner openbaart. Gaz-microscoop. Vergroot op een waarlijk ontzettende wijs. Zoo de telescoop de oneindigheid der schepping doet kennen, het vergrootglas niet minder, en tevens de oneindigheid van Gods liefderijke zorg. 12. Visite bij Guizot, om tien uren. Ik wachtte eenigen tijd met twee Heeren in een Kabinetje. Daar was het buste en relief van Casimir PérierGa naar voetnoot1); drie schilderijen, een landschap, een scène tusschen twee Oostersche personaadjen, die ik niet tehuisbrengen kon, en een familiestuk, verbeeldende eene vrouw bezig, naar het scheen, met hare drie kinderen te verzorgen. Zeer in de hoogte hong het portret van Madame de Stael. Voorts waren er eene menigte boeken, wel ingebonden, netjes in de kasten geschikt, maar in de schromelijkste en kluchtigste wanorde; alle tijden, alle vakken der wetenschap dooréén; hetgeen mij vermoeden deed dat l'oeil du maître dien chaos sedert lang niet had kunnen overzien. Hij kwam binnen zeer en négligé en geleidde mij in de volgende kamer. Het was alsof hij nog veel lust had om zijn werk over de Historie van Engeland te vervolgen; hij verhaalde mij het een en ander omtrent de nasporingen welke hij tot dat einde in de Fransche archieven had laten doen, naar de papieren van Mazarin gewigtig voor de tijden van Cromwell. Zijn uiterlijk trof mij niet zeer; hij is niet lang, meer ineengedrongen, ziet er bejaarder uit dan hij nog is, en had, dacht mij, niet veel uitdrukking in het gelaat. Doch om hierover te oordeelen, zou men hem op een ander oogenblik, in eene andere stemming moeten zien. Zeer nuttige preek van Grand-Pierre, bij gelegenheid van het Feest der Hemelvaart, over Coloss. v.... Geen langdradig betoog van de waarheid der gebeurtenis. Och, of wij toch eenmaal ook bij ons van die uitgerekte, lang- | |
[pagina 36]
| |
dradige betoogen mogten worden verschoond; die alle aandacht, als 't ware, verteerd hebben eer men aan de toepassing komt; verouderde preekmanier, verklaarbaar en in sommige opzigten dragelijk in een tijd toen de leeraar zich vooral ook met het bestrijden van de Deisten bezig houden moest. Neen! dat is op de groote Christenfeesten de behoefte der Gemeente niet eene soort van catechizatie over de waarheid der gebeurtenissen te hooren. Hier leerde men ons welke de kracht der Hemelvaart op ons moet zijn om ons voor den Hemel en even daardoor des te beter voor de aarde te doen leven. St. Denis. Wij woonden de Vêpres bij. Fraai klonk het orgel en het gezang door de hooge gewelven der fraaye kerk. Overigens was er weinig stichtelijks, en bij de toehoorders zeer geringe aandacht. - Er worden vele reparatien gedaan. Behalve de gewone wandeling in de caveaux, tusschen de Vorstelijke graven, die thans bijna allen cenotaphen zijn, zagen wij ook nog de kist van den Hertog de Bourbon, qu'on trouva mort dans son lit. Aan het prachtige monument van Lodewijk XII ziet men nog duidelijk de teekens der Revolutie-woede, welke hier zooveel verwoest en ontheiligd heeft. 13 Mei. Even om 9½ uur bij den Baron Mortier die aangeboden had om mij bij den H.r Guizot te brengen, gelijk ik den vorigen avond, dus te laat, door den Gen.l Fagel vernam. - Om 2 uur met Prof. Hase naar het Instituut. Eerst liet men mij de aanzienlijke boekerij zien. Daarna woonde ik de vergadering bij der Academie des Inscriptions et belles lettres. Er waren onder anderen Silvestre de SacyGa naar voetnoot1), BoissonadeGa naar voetnoot2), DaunouGa naar voetnoot3). Drie voorlezingen; | |
[pagina 37]
| |
eene van SéguierGa naar voetnoot1) over les origines du polythéisme, de tweede door Raoul-RochetteGa naar voetnoot2) over de versierselen in de graven der Christenen gedurende de eerste eeuwen. Ik had eenige dagen te voren de opening van zijn Cours d'Archéologie gehoord; hij had toen verscheidene belangrijke aanmerkingen over de kunst der Ouden zigtbaar in hunne afbeeldsels van groote mannen. L'iconographie des Grecs et des Romains is voor dit jaar meer bepaaldelijk zijn onderwerp. Hij heeft een groote gemakkelijkheid van uitdrukking, en veel fijnheid van smaak. In 1833 heeft hij een zeer uitgebreid archeologiesch werk uitgegeven. De derde lezer, wiens naam mij ontschoten is, deelde ons een bevallig opstel over Anacreon mede. Over het algemeen waren de leden niet zeer attent, en rekenden er zeker op dat de stukken eerlang gedrukt zouden worden; doch waartoe ze dan gelezen? De H.r Hase deed meermalen de bel nadrukkelijk klinken. De zitting duurde tot 5 uur. 's Avonds om 7 uur bij den H.r Michelet, die het opzigt heeft over les Archives du Royaume. Behalve de Arch. de SimancasGa naar voetnoot3), zou ik daar, zeide hij, weinig voor mijn doel vinden, het meest had tot Frankrijk's vroegere historie betrekking. Hij is een zeer vriendelijk man; 35 jaren oud; ongemeen werkzaam; vol lust en ijver voor de historische studie. Hij scheen veel aan de oude Germaansche tongvallen gedaan te hebben, en had, ook | |
[pagina 38]
| |
daarom, groote begeerte om Friesland te leeren kennen. Hij is thans bezig met eene Historie van Frankrijk. Met de manier van de BaranteGa naar voetnoot1) had hij in het geheel niet op; het is noch kroniek, noch geschiedenis. Liever altijd in de geschiedenis la philosophie ou la pratique in het oog houden. In een zeker opzigt geef ik dit gaarne toe, mits men eerst zorge de geschiedenis zelve te hebben. Het werk van Capefigue sur la Réforme had hij nog niet gelezen. Von RommelGa naar voetnoot2) was hem, zelfs bij naam, niet bekend. Het eerste is goed; het laatste is jammer. Van hetgeen de Duitschers voor de historie gedaan hebben, schijnt men hier nog weinig te weten. 15 Mei. Salle Taitbout Audebez over Openb. 3 v. 20, eenvoudige, nuttige, stichtelijke preek; uitgesproken, eigenlijk zonder een der voorregten die tot de uiterlijke welsprekendheid behooren, en echter met zooveel warmte en overtuiging dat men overal den Christen erkende, doordrongen van de waarheid en het belang zijner prediking, bezield door de zucht om anderen tot Christus, tot het eeuwige leven te brengen. Toer naar Meudon en St. Cloud. De wateren speelden. Eene menigte wandelaars. De zonsverduistering was sterk; avondlicht en avondlucht; het werd eenigzins dampig en koud. Spoedig blonk de zon weder in vorigen kracht. 's Avonds in l'Oratoire. Frédéric Monod over Hand. 6. Eene soort van Bijbeloefening. Allen konden begrijpen; niemand behoefde zonder nuttige les huiswaarts te keeren. Hij heeft niet gelijke talenten voor den kansel als zijn broeder, maar ook hij is Christen in den eigenlijken zin van het woord, en waar het Evangelie en de toon der | |
[pagina 39]
| |
diepste overtuiging de predikatie bezielt, behoeft men niet te vreezen dat zij onvruchtbaar zal zijn. 16 Mei. Kamer der Gedeputeerden; 1½-5½. Voortzetting der discussie Sur la loi des monuments publics. Beginselen van tweespalt tusschen de doctrinairen en het Ministerie. Nu en dan hevige opschudding. Thiers sprak meermalen. Een onaanzienlijk voorkomen; klein, haren wier grijze kleur van zorgen getuigenis draagt; men zou hem eer 50 dan 32 jaren oud achten. De stem fijn en schel, onduidelijk, onaangenaam; maar geen zoeken naar woorden, volkomen 't huis op de tribune, door geen interruptie, door geen démenti van zijn stuk te brengen; geestig, met inachtneming der vereischte deftigheid, en somtijds zeer scherp. Weinige bekende leden voerden het woord; behalve de Heer JaubertGa naar voetnoot1), die onder de doctrinairen een rol speelt, en de beroemde sterrekundige AragoGa naar voetnoot2), die er ruw en woest uitziet, volkomen geschikt om voor de extrême gauche te zittenGa naar voetnoot3). Om 6 uur ging ik naar den Marquis de Pastoret, waar ik ten eten was gevraagd. Allerliefste familie, waar men nog dien fatsoenlijken toon en trant aantreft, die vroeger de Franschen onderscheidden, maar in de revolutie grootendeels verloren zijn gegaan. De vaderGa naar voetnoot4), gewezen Kanselier | |
[pagina 40]
| |
van Frankrijk en voogd van den Hertog van Bordeaux, is 80 jaren oud, en heeft nog onlangs het 19e deel des Ordonnances in het licht gegeven. Zijne echtgenooteGa naar voetnoot1) moet schoon geweest zijn. De zoon, graaf de PastoretGa naar voetnoot2), naar ik gis, bij de 50 jaren, heeft zich ook veel met historische studie bezig gehouden. Voorts de Gravin en drie Heeren, waarvan de een was de Heer BrissautGa naar voetnoot3) Membre de l'Academie, maakte het geheele gezelschap uit. De Marquis ziet er zeer eenvoudig uit, en gaf mij het denkbeeld van een Hollander uit de vorige eeuw. | |
[pagina 41]
| |
Heerlijk uitzigt op de Place Louis XVI. Het diner zeer goed, maar zonder eenige luxe, geen zweem van overdaad. Vriendelijkheid zonder affectatie, bijzondere gaaf om aan een vreemdeling het gedwongene eener eerste ontmoeting te besparen. Interessante gesprekken. Veel hoorde ik van la famille exilée. In 1834 was de Marquis te Praag 23 dagen geweest, twee jaren vroeger met zijne vrouw te Holyrood. Les Ministres Anglois leur faisaient sentir leur dépendance. - Karel XGa naar voetnoot1) was zeer au fait van Staatszaken; was ook nu van verbittering vrij; evenzoo la DauphineGa naar voetnoot2), bepaaldelijk ook ten aanzien van de tegenwoordige KoninginGa naar voetnoot3). - De Marquizin was zeer gelieerd geweest met M.m de Stael; aussi bonne que spirituelle. Napoleon had haar slechts een vriendelijk woord behoeven te zeggen; zij zou voor hem gewonnen zijn geweest. Verwonderlijke conversatie; doch in de laatste jaren elle ne dialoguoit plus, elle parloit ce qui est bien plus facile. - Met den H.r Brissaut had ik ook een aangenaam gesprek, hij had veel op met le retour religieux, dat zich ook te Parijs openbaarde; het was niet meer vreemd fatsoenlijke jongelieden au sixième te zien klimmen om aan de ellende hulp te komen brengen. De afwijkingen van La MennaisGa naar voetnoot4) konden alleen uit gedurige teleurstelling worden verklaard; eerst bij den Koning, toen bij den Paus, eindelijk il a cherché le peuple, il a trouvé la populace. De toestand der litteratuur was treurig. - Na den eten kwamen er verscheidene visites, onderanderen de Graaf du Hamel. 17 Mei. 's Avonds bragt de Generaal Fagel mij op de receptie bij den H.r Thiers. Eene buiging, een paar | |
[pagina 42]
| |
woorden, hiermede liep de entre vue af. Prachtig Hotel, als een paleis, en ook vorstelijk gemeubileerd en verlicht. Vele leden der 2e Kamer, vreemde Ministers, eenige marquante personen, le Président SéguierGa naar voetnoot1), SiméonGa naar voetnoot2), de Hertog de CazezGa naar voetnoot3), de Maarschalk ClauzelGa naar voetnoot4), Martin du Nord,Ga naar voetnoot5) enz. Slechts drie of vier dames. Ik hoorde den H.r Champollion verhalen dat hij onlangs bij een Minister moetende zijn, uitermate lang in de voorkamer gewacht hebbende, aan den kamerbewaarder die zich met de vastgestelde orde verschoonde, gezegd had: Vour connoissez donc tout le monde? waarop hij ten antwoord had gekregen: ‘Ma foi oui Monsieur! voilà à peu près 20 ans que je suis à cette porte, et ce sont prèsque toujours les mêmes qui viennent.’ - Veelbeteekend woord, al had de kamerbewaarder er weinig mee bedoeld. 22 Mei Pinksterfeest. 's Ochtends rue T. Grand Pierre over 1 Cor. 14 v. 33. Eene zeer nuttige preek; de wijs waarop zich de invloed des H. Geestes openbaart; door middel van God's woord, doorgaan allengskens, al is het plotsling voor het oog des menschen, altijd met helderheid en kracht. 's Avonds in l'Oratoire Fr. Monod over Hand. 6 v. | |
[pagina 43]
| |
8-15. In het voorbeeld van Stephanus wees hij de uitwerkselen aan eener ware bekeering. Regt Bijbelsch, hartelijk, en ernstig, verstaanbaar en leerrijk voor allen. 23-25 Mei. Deze geheele week was vooral aan de Archives der buitenlandsche Zaken gewijd. Deze verzameling is ontzagchelijk rijk. Alleen over Holland 400 deelen, waarvan elk 150, 200, somtijds over de 300 stukken bevat. Men vindt dáár alle, ook de geheimste dépèches der Fransche Gezanten bij ons. Hoogstbelangrijk, ook door de betrekkingen en onderhandelingen met het Huis van Oranje. De toegang wordt niet ligt vergund. Ik mag er één copist hebben. In de eerste dagen moest ik er altijd zelf bij tegenwoordig zijn; thans kan ik wat later komen en vroeger heengaan; van 11 tot 4 uur is de vastgestelde tijd. 29 Mei. In de Salle Taitbout Audebez over de vraag: Wilt Gij genezen worden? Ernstig, over de algemeene kwaal van arme zondaars, die hunne ziekte moeten kennen, erkennen, en betreuren om genezing te erlangen. 30 Mei. Om zes uur diner bij onze vrienden Lutteroth. Weinige gasten; maar wier kennismaking ons aangenaam was. Fred. Monod, de Luthersche Predikant Verny, Audebez, vroeger predikant te Nérac, sedert 1830 alhier; Oster, werkzaam voor de Soc. Evangélique, en bekend door het regtsgeding onlangs door hem, voor de vrijheid der conventicelen gevoerd, en door het Hof van Cassatie ten zijnen nadeele beslist; Lamoureux, geneesheer, die door vrijmoedige belijdenis van het Evangelie, veel nut heeft gesticht. 's Avonds kwam ook nog Mad.lle Chabaut, zeer ijverig in het goede, en die wij den vorigen dag met veel stichting in de Zondagschool der Salle Taitbout over de geschiedenis van Zachéus tot eenige kinderen hadden hooren spreken. De H.r Lutteroth had daarna over de instelling der offerhanden aanmerkingen gemaakt, en met een gebed en de uitdeeling van een tractaatje, le Souterrain, besloten. 31 Mei. 's Avonds om 9 uur deed ik eene visite bij den Heer Guizot. Dit beviel mij weinig. Ik kende niemand; De H.r G. zelf had het druk. Ik zag er den H.r Viennet; een weinig beduidend voorkomen, gelijk | |
[pagina 44]
| |
ik wel had gedachtGa naar voetnoot1). De Perzische Gezant was er ook. De kamers zeer klein, en benaauwd, eenige dames. Toen ik heen ging, werd er een oud man, met het hoofd geheel op zij, bijna de trap opgedragen, om toch ook nog zijn Hof aan G. te gaan maken. ‘Il eut mieux fait de rester chez lui’, zeide de bediende; dit vond ik ook. 1 Juny om 1½ uur zitting der Gedeputeerden. Budget der Buitenlandsche Zaken. De H.r Thiers sprak wel vijf kwartier. Nu eerst kon ik hem beoordeelen. Zonder uiterlijk, met een nare stem, boeit hij de hoorders, en maakt meer indruk dan iemand dergenen die ik tot dusver hoorde. Hij hing een tafereel op van de buitenlandsche staatkunde sedert 1830, en verdedigde de alliantie met Engeland. Verwonderlijk is de gemakkelijkheid waarmede hij het goede zijner zaak, waar hij het opsporen kan, doet uitkomen, het slechte ontveinst en verbloemt; de valsche argumenten zijner tegenpartij ten toon stelt, en de deugdelijke in een vloed van woorden op te lossen schijnt, de gevatheid waarmede hij van alles partij weet te trekken; de eenheid in den gang zijner rede, die hij ook bij de meeste uitweidingen behoudt; vooral ook de zorg waarmede hij, bij een rijkdom van welgekozene uitdrukkingen, zich van al wat hem zou kunnen compromitteeren, met echte redenaarskunst wacht. Doorgaans is zijn toon zeer eenvoudig, alsof hij in een gewonen kring sprak; maar somtijds klimt die toon en dan ontbreekt het niet aan kracht, gelijk het doorgaans ook niet aan waardigheid ontbreekt. La Martine is een dichterlijk redenaar. In toon en uiterlijk scheen hij mij iets geëxalteerds te hebben, en ik vond het vague van sommige zijner verzen, eene zekere hoogdravenheid, die zich niet altijd aan juistheid van denkbeelden paart, ook in zijne | |
[pagina 45]
| |
rede terug. Maar tevens hetgeen er in zijne werken voortreffelijk is; rijke verbeelding, diep gevoel, levendigheid van voorstelling, inzonderheid toen hij over den tegenwoordigen beklagenswaardigen toestand van Griekenland sprak. MauguinGa naar voetnoot1) hield eene lange redevoering, vol van die oppervlakkigheid en aanmatiging, van dat Schalten und walten over alle landen van de wereld, waardoor zich deze revolutionaire pleitbezorger gewoonlijk onderscheidt. Wij hadden veel vervelends te verduren; de Hr. de Mornay, de Sades, de BricquevilleGa naar voetnoot2), die een lang discours las. Zoo deed nog een ander, ½ uur lang, onder het aanhoudend gemor en geschreeuw; het was een wezenlijke strijd tusschen de vergadering en den spreker of lezer, die zich evenwel gehouden scheen te achten om het stuk nemine audiente ten einde te brengen. Ik hoorde ook nog E. Salverte, die gedurende la comédie de 15 ans ook al eene reputatie verkreeg, en in wien alles mij voorkwam minder nog dan middelmatig te zijn. 2 Juny. Vervolg der discussie. De tribunes overal vol. Ik zat naast den Persischen Gezant. Thiers beantwoordde uitvoerig hetgeen omtrent.....Ga naar voetnoot3) Griekenland, Duitschland, commercieele vereeniging Spanje gevraagd was. Er was nu minder gelegenheid voor die hooge vlugt, welke hij den vorigen dag op sommige oogenblikken aangenomen had. Al wat hij zegt is ad rem; geen noodelooze omhaal van woorden, of, hetgeen nog vermoeiender is, van gedachten. Dat kan van Mauguin niet worden gezegd, die al wederom optrad. Hij schijnt een van die menschen die, met een heldere stem, met een grooten overvloed van woorden, met een zekere mate van algemeene kennis, | |
[pagina 46]
| |
dat is, van halve kennis over alles, een geheelen dag achtereen zouden kunnen spreken, zonder bepaaldelijk dwaasheden, maar zonder toch ook veel belangrijks te zeggen. Menschen die, op deze niet zeer benijdingswaardige gave niet weinig trotsch en door de partij waartoe zij behooren, in waarde gehouden, nu eenmaal in het denkbeeld zijn gekomen dat elke discussie incompleet is, waarin zij niet gesproken, waarin zij niet alles behandeld, alles uiteengezet, op alles eenig antwoord hebben in het midden gebragt. Intusschen is het zeer mogelijk dat, zoo de omwenteling een meer heviger ontwikkeling had gekregen, M. een der voornaamste hoofden zou geweest zijn. Want zoo het genie somtijds den schok der omwentelingen behoeft om op zijn plaats te geraken, is het toch ook waar dat diezelfde schok menigmaal middelmatige talenten op eene veel meer dan middelmatige hoogte gebragt heeft. Echte welsprekendheid is die van BerryerGa naar voetnoot1). Een uiterlijk dat kracht en standvastigheid teekent; een gelaat dat schranderheid zonder sluwheid uitdrukt; een hoog gewelfden borst, een forsche stem. Hij sprak een groot uur, en trachtte vooral te toonen dat de vereeniging met Engeland, hoewel nuttig en noodig voor de tegenwoordige belangen der omwenteling van 1830, in strijd is met Frankrijk's wezenlijk en blijvend belang. Doorgaans veel stilte, bij sommige passages een hevig gemurmel. Thiers was waarschijnlijk te vrede aan het einde zijner tweede rede verklaard te hebben niet ligt in deze discussie wederom op te zullen treden. En toch is hij misschien tegen B. opgewassen; ofschoon de natuur alles wat tot den redenaar behoort aan B. ge- | |
[pagina 47]
| |
schonken, aan Th. schijnt te hebben ontzegd. - Zonderling is het uiterlijk en de wijs van spreken van St. Marc-Girardin. Het vooruitstekende der benedenlip geeft hem een vreemd aanzien. Hij maakt een vreesselijk geweld; hij schreeuwt inderdaad en zijne gebaarden zijn veel sterker dan met de bedaardheid overeenkomt die, ook bij de meeste warmte, niet verloren mag gaan. Er is geest en kracht in hetgeen hij zegt; maar hij heeft te veel van hetgeen men een énergumène noemt. De Maarschalk MaisonGa naar voetnoot1) kwam ook nog een oogenblik op de tribune, om een explicatie te geven, niet om eene redevoering te houden; een goed voorkomen, doch hij is blijkbaar minder redenaar dan soldaat. 4 Juni. Hase. - Plutarque étoit encore un Grec croyant; ses écrits sont le testament de la Grèce; Lucien n'en est dèjà plus que la parodie. - Le Grec moderne s'est beaucoup épuré dans les dernìères 50 années. - M. ThierschGa naar voetnoot2) meilleur helléniste que politique. Moniteur Grec avec la traduction bavaroise. | |
[pagina 48]
| |
's Avonds bij Fr. Monod. Elken Zaterdagavond is daar eene vereeniging om eenige verzen van den Bijbel te lezen en zich daarover te onderhouden. De Bijbeloefening was eenvoudig, nuttig, ongedwongen. Men werd niet afgeschrikt om een vraag, een bedenking in het midden te brengen. Het onderwerp was Philipp. 3 v. 5. Een twintigtal menschen, ook Audebez en Jufvr. Chabaud. Er werd gezongen en het gebed werd gedaan door Audebez. Met veel genoegen leerde ik ook Mevr. Monod kennen. 5 Juny. Fêtes Dieu. Wij zagen de Processie in Notre Dame. Voor Parijs de hoofdkerk en dit feest waren er al zeer weinig menschen. Die Roomsche plegtigheden maken op elk die iets beters kent, een treurigen indruk. In St. Roch was het nog al vol; de kerk smaakvol versierd. In de Salle Taitbout Grand-Pierre over de vraag: ‘Avez vous reçu le St. Esprit’? Dubbel aangenaam klonk ons het heerlijk gezang nadat wij in N. Dame het onstichtelijk Evangelie prevelen der kanunniken hadden gehoord. - De Zondagschool beviel ons weder uitnemend. - 's Avonds Bijbeloefening door Monod in l'Oratoire. 6 Juny 7 uur Zendelings biduur. - De H.r Ewald en Oster, zendelingen onder de Joden, de eerste in Barbarye, de andere in Frankrijk, deden, de eerste eenige mededeeling, de andere een krachtige opwekking om ook aan de Joden gedachtig te zijn. Grand Pierre las een paar brieven uit het Zuiden van Afrika; Fr. Monod sloot met een hartelijk gebed. 7 Juny. De H.r MicheletGa naar voetnoot1) kwam mij 's avonds be- | |
[pagina 49]
| |
zoeken. Hij is bezig met eene Histoire de France. Hij scheen niet te vinden dat er thans alhier veel lust voor de wetenschappen is. ‘Vous nous trouvez dans un assez triste état; nous n'avons plus l'agitation politique, et nous n'avons pas encore le mouvement scientifique’. - Met de werken van BoulainvilliersGa naar voetnoot1), Dubos, MablyGa naar voetnoot2), ook met de Etudes histor. van ChateaubriandGa naar voetnoot3) had hij niets op; bij eenig nauwkeurig onderzoek, kunnen deze en dergelijke boeken gerust ter zijde worden gelegd. De Duitsche historische werken zijn bijna onbekend; de taal is eene groote hinderpaal. - Met von Raumer had hij weinig op, zelfs met het werk over de HohenstauffenGa naar voetnoot4); te veel geleerdheid si c'est un ouvrage litéraire, te weinig pour un érudit. Hij had het leven van Luther willen schrijven; doch al wat hij opstelde was zoo flauw naast de uitdrukkingen van Luther zelven dat hij het beter gerekend had zich van die eigene woorden, waarin s'man's ziel uitgedrukt is, te bedienen. - In de Archives du Roijaume was er, meende hij, voor mijn oogmerk niet veel; wel voor vroegeren en ook voor lateren tijd. Hij scheen veel aan de studie der talen te doen. Hij behoort tot degenen die veel op hebben met het Fransch der 16e eeuw. 8 Juni. s'Avonds reed ik naar Fleury bij Meudon om den Marquis de Pastoret en Mevrouw op hun buiten te bezoeken. Ik bragt er een aangenaam uur door. Zij waren alleen; Hij spreekt weinig; maar de conversatie der Marquizin is regt belangrijk. Beide komen met rondheid uit voor hunne gehechtheid aan het verdreven | |
[pagina 50]
| |
geslachtGa naar voetnoot1). Zij vroegen hoe men buiten'slands over de moeijlijke vraag dacht van het al dan niet doen van den eed, die gevorderd wordt om in politieke betrekkingen te komen, voorts of men meende dat dit Gouv. zich staande zou kunnen houden, enz. Van de Méditations van LamartineGa naar voetnoot2) sprak zij met veel lof, de volgende werken waren haar minder bevallen; in Jocelyn was veel dat men er uit zou wenschen. - De meeste Godvruchtige familien, zeide zij, waren aanhangers der wettige Dynastie. Zij sprak met ingenomenheid over de afschaffing van den slavenhandel, en over een werk van den Heer de TocquevilleGa naar voetnoot3) daartoe betrekkelijk. 9 Juni. s'Ochtends visite bij Cousin. Hij sprak veel over den toestand van Frankrijk. Reeds in 1831 had hij aan den koning van Pruissen gezegd dat La Fr. deviendroit le soutien, l'asyle de la Monarchie. Alles was nu rustig. De partijen bestonden meer in schijn en in de Journalen dan in de wezenlijkheid. La presse fait paroître beaucoup de choses à la surface qui n'ont pas de profondeur. Hevig voer hij uit tegen de Carlisten, in zoover zij zich met de republikeinen hadden vereenigd om de pogingen van het Gouv.t te dwarsboomen. Hij scheen mij ook wel genegen om, met allen eerbied voor het Charter, toch, uit voorliefde tot l'ordre public, de vrijheid wel wat in de schaduw te stellen. Hetgeen mij verwonderde was dat hij veel ingenomenheid toonde met die centraliseerende administratie, welke sedert 50 jaren, met eenige verandering der namen, in het wezen altijd dezelfde, Frankrijk regeert. Hij verwacht voor Fr. een tijdperk van voorbeeldloozen bloei. In Belgie is thans de Geestelijkheid, meer nog dan de Adel, op den troon. Hij sprak weder van zijn verblijf aldaar in 1827, en dat de Koning hem in den Staatsraad had willen plaatsen. | |
[pagina 51]
| |
Daarna ging ik bij den Admiraal Verhuell. Hij ziet er, voor van zijne jaren, nog gezond en krachtig uit. Terstond begon hij Hollandsch te spreken. Hij is, naar mij voorkomt, een opregt Hollander en, hetgeen meer zegt, een opregt en ijverig Christen, die zich niet schaamt den Heer voor allen te belijden. Hij betuigde mij ook, met aandoening, zijne verkleefdheid aan het Huis van Oranje, niettegenstaande hetgeen in 1814 met hem gebeurd wasGa naar voetnoot1). - In de antichambre waren vele teekeningen van veldslagen van Napoleon, het buste van de Ruiter, ook dat van Louis Philippe. 11. s'Avonds bij Fred. Monod. Onder anderen met Oster. 12. Salle Taitbout, bij Audebez. ‘Kinderkens, bewaart U van de afgoden.’ Daarna ik bij Coquerel. ‘Zij dienen U, houdende geboden van menschen’. L'Oratoire is een vrij groote Kerk, het gehoor was talrijk. Een preek, die ik niet gaarne Christelijk zou noemen, ofschoon men hier en daar een Christelijke uitdrukking vond. Een Christen zou hier kunnen zeggen, hetgeen een Engelsch matroos uitriep in een Engelsche Kerk, waar door een Predikant, die de taal niet meester was, het woord werd gevoerd: Hoe zonderling! die taal schijnt wel iets van de onze te hebben. Bij A., Gr. P., M.Ga naar voetnoot2), hoort men gedurig hetgeen alleen door een Christen, bij C. gedurig hetgeen niet door een Christen zóó kan worden gezegd. - Het....Ga naar voetnoot3) van Cocq. hinderde mij zeer. Hij scheen mij toe minder redenaar dan acteur, déclamateur; weinig dat | |
[pagina 52]
| |
naar hartroerenden ernst, niets dat naar edele, Evangelische eenvoudigheid geleek. 14. Naar Montmorency. Aangename tour te paard door het bosch. Eene arme vrouw, onze geleidster, zei weinig goeds van la Baronne de Feuchères, die alles te gelde maakt en daardoor de environs zeer ontsiert. Enghien is ook beelderig. Het frissche, heldere water doet in een heerlijk landschap altijd zulk een fraaije werking en is dubbel welkom bij de zomerhitte, die ons eenigzins hinderlijk was geweest. 16. Visite van den H.r de Hofmann, voormalig redacteur van le Journal de Commerce d'Anvers; die zich thans alhier bezig houdt met literarische werkzaamheden. Franschman van geboorte; in de dertig jaren; geen ongunstig voorkomen. Veel betuiging van gehechtheid aan Holland. Schijnt hier onder de letterkundige eenige kennissen te hebben. 17. Visite bij den Adm. Verhuell. Het ontbreekt hem niet aan belangrijke herinneringen. Louis N. tegen zijn broeder was le pot de terre contre le pot de fer. Hij had getrouw moeten zijn; Holland ware niet ingelijfd. Hij sprak er dikwijls over; R.oGa naar voetnoot1) en M.oGa naar voetnoot2) zwegen; dit verveelde den Koning en Verh. werd naar Parijs gezonden. Nap. wist alles wat in den raad van Lodewijk voorviel. Na zijne reis in Holland zeide Nap. Je ne m'étonne plus que tous ceux que j'ai envoyés en H. sont devenus Holl., je le serois devenu moi-même; il y a beaucoup à apprendre pour nous chez ce peuple. Il a des lumières, de la probité, etc. Dertig en veertig jaren geleden was er in Holland onder de hoogere standen, althans bij de Staatslieden, al zeer weinig Godsdienstigheid: Ro. en Moll. vroome menschen, quoique peut-être pas vraiment régénérés. v. Str.Ga naar voetnoot3) werd ook fijn genoemd; maar het | |
[pagina 53]
| |
gedrag niet in alles overeenkomstig met de belijdenis. Visite bij Verny, sedert twee maanden Luthersch Predikant alhier, vroeger te Mülhausen, zeer bevriend met VinetGa naar voetnoot1) en PassavantGa naar voetnoot2). Opmerkelijk was het hem, vooral ook nu te Parijs, hoe het Fransche karakter, onder den invloed van het Evangelie, zijne min gunstige eigenheden verloor. Geen oppervlakkigheid, geen ligtzinnigheid, geen ophef; ernst, eenvoudigheid, naauwkeurig onderzoek en overleg zijn kenmerken die in dit land des te treffender zijn. - Voor eenige jaren had men in Frankrijk veel met Duitschland op; thans is het weder bijna het tegendeel geworden; men wil er nauwelijks van hooren. Het is weder de mode geworden om tegen de hervorming en de Hervormers te schreeuwen; en duizendmaal wederlegde aantijgingen in het midden te brengen. 18. 2½ uur naar de Kamer der Pairs. Ik had er geen haast mee gemaakt, want eigenlijk is de invloed van die vergadering al zeer gering. Het is er mede als met onze Eerste Kamer. De ondervinding zal meer en meer toonen dat zoodanig ligchaam, door de keus van het Gouv.t gevormd, uit den aard der zaak naast eene vergadering die door de Volkskeuze bestaat, geen kracht bezit. Zij wordt overschaduwd; en, wanneer zij wederstand bieden wil, bekommert men zich om haar niet, of brengt haar tot zwijgen door bedreiging of door geweld. - Er was meer deftigheid in het uiterlijk voorkomen, meer stilte dan bij de Gedeputeerden, hetgeen te verdienstelijker was om het vervelende der zitting, die toegewijd was aan de voorlezing door den Baron Mounier van een zeer uitgebreid rapport over de regtspleging. De zaal is fraaj; met beelden versierd: de leden hebben een costuum, rijk met goud geborduurd. | |
[pagina 54]
| |
's Avonds bij Fr. Monod. Philipp. 3 v. 15 sqq. 19 Juny. 's Ochtends in l'Oratoire. Monod. 2 Tim. 3 v. 5. 's Avonds Grand Pierre, Bijbeloefening over Joan. 6. v. 5-15. 22 Juny 3 uur naar Fleury, 2 uur van Parijs, waar ik bij den Marquis de Pastoret was ten eten gevraagd. Heerlijke ligging van zijn buitengoed, op eene hoogte tegenover de heuvelen van Meudon. Veel bosch. Fraaye uitzigten op St. Cloud, le Mont Valérien, Montmartre. De lucht om het huis met rozen, jasmijn, en oranjebloesem gebalsemd. Klein gezelschap: de Marquis en zijne vrouw, de Graaf hun zoon, eene bejaarde zuster; Mevr. Monbreton; de Heeren Brissaut, Académicien, Clermont-TonnerreGa naar voetnoot1), Minister van Oorlog onder de restauratie, en, dien het mij vooral genoegen deed te ontmoeten, de beroemde Berryer, wiens welsprekendheid bewondering, wiens karacter achting verdient. - Alles zeer goed in orde; geen weelde, geen overdaad. Belangrijke gesprekken. - Napoleon zeide eens aan SégurGa naar voetnoot2): ‘J'ai une mission; quand je l'auroi accomplie, un enfaut pourra me renverser’. Mevr. M. had hem gezien te Brienne kort vóór dat hij koning van Italie werd. Il pouvoit avoir le sourire extrêmement gracieux, il aimoit l'abandon de la causerie. Mais aussi il pouvoit avoir le regard du tigre. Voyez-vous ce bois, disait-il, j'y allois lire la Jérusalem délivrée; partout je voyois des | |
[pagina 55]
| |
Clorinde. On lui rappelait les crimes d'un révolutionnaire: Je ne me rappelle rien, répondoit-il de ce qui a eu lieu avant le 18 Brum.Ga naar voetnoot1) Alors j'ai posé deux jalons; ce qui est à gauche ou à droite, je le coupe; la route au milieu c'est la mienne. Et ce Je le Coupe étoit veritablement effrayant. - Qu'allez-vous faire maintenant, lui demandoit-on: Qu'en sais je moi, ceque j'irai faire; je suis aux ordres de la destinée. - Chateaubriand was te Londen; hij soupeerde met FontanesGa naar voetnoot2) en een paar andere vrienden: Je n'ai plus rien, zeide hij, je vais ce soir dans la TamiseGa naar voetnoot3). Vous aurez demain, antwoordde F. 50 guinées. Je vous enverrai un libraire, pour lequel vous composerez une brochure sur tel sujet qu'il vous indiquera. Den volgenden ochtend kwam inderdaad boekverkooper en geld; het voorstel aan Chat. was iets te schrijven dat opzien mogt baren, en, daar men nu zooveel tegen den invloed van het Evangelie uitgegeven had, als onvereenigbaar met kunst, smaak, gevoel, het omgekeerde te betoogen in eene brochure die 200 paginas zou kunnen bedragen. Over eenigen tijd had Chat. reeds twee Deelen over het onderwerp zamengesteld; men veranderde de voorwaarden, en zoo was het Génie du Christ. ontstaanGa naar voetnoot4). - Hetgeen de H.r Berryer van zijne vertaling van Miltons Verloren Paradijs gehoord had, was hem uitnemend bevallenGa naar voetnoot5). - De oude Hertogin v. | |
[pagina 56]
| |
O.Ga naar voetnoot1) had veel goeds; aan eene door haar beweldadigde vrouw die zich geluk wenschte dat een schijnbaar toeval haar bij het kasteel der Vorstin had gevoerd, antwoordde zij: ‘Vous voyez bien que la Providence nous a voulu du bien, à toutes deux’. Zij geleek veel op Lodewijk XIV. - De H.r B. had in eene zijner laatste redevoeringen over les exigences du Roi de Holl. in Belgie gesproken. Hij scheen hiermede eenigsins verlegen, en wilde mij doen begrijpen dat hij hiermede niet zijn eigen gevoelen uitgedrukt, maar zich op het standpunt der toehoorders had geplaatst. Misschien was de distinctie te fijn. - De tegenwoordige rust schreef hij minder aan lassitude toe dan hieraan dat geene der partije op dit oogenblik een genoegzaam avenir had; geene was gereed en daarom vergenoegden allen zich met dit Gouv.t transitoire. H. VGa naar voetnoot2) was nog te jong; nog drie of vier jaren. Intusschen de principes handhaven. La session suivante seroit apparement orageuse. - Thiers had hij nog slechts eenmaal buiten de kamer ontmoet. - De nos jours, zeide de Gr. de Past, on se soucie plus du comfortable que de l'honorable. 23 Juni 10 uur. Naar de school door la soc. Evang. in 1830 opgerigt in le Faubourg du Temple. Ik reed er heen met den Heer EynardGa naar voetnoot3) en zijne vrouw, | |
[pagina 57]
| |
buiten digt bij Rolle (Canton de Vaud) woonachtig, en een Engelschman, die hen hier was komen bezoeken. Zij verhaalden veel van hunne uitstekende predikanten Burrnier en RochatGa naar voetnoot1). Lutteroth was zelf in de school om ons alles te wijzen. Er zijn omtrent 800 kinderen, meest van Roomsche ouders; 150 zeer kleine, van 3 tot 6 jaar, in de salle d'asyle. Jongens en meisjes in geheel afgezonderde lokalen. Geheel Evangelisch onderwijs. - Jaarlijksche kosten van onderhoud (de aankoop van het locaal is een geheel afgedane zaak) 12.000 fr. - Voorts zijn er twee pensionnats; voor jongens en meisjes, waar een honderd dertig kinderen, tegen 240 fr. s'jaars, geheel onderhouden worden. 3½ uur bij den Heer Cauchy, gewezen Secrétaire Archiviste du Sénat en daarna de la Chambre des Pairs; 77 jaren oud, die de Latijnsche poezy met vrucht heeft beoefend: in de laatste 8 jaren houdt hij zich bezig met de Oostersche talen, bijzonder met het Hebreeuwsch. Hij heeft, zeide hij mij, eene nieuwe, zeer eenvoudige methode gevonden, waardoor nu eerst de Hebreeuwsche verzen, als verzen, gelezen zullen kunnen worden. Zijn voorkomen was eenvoudig en vriendelijk. 24 Juny. Naar Versailles met den H.r Vincent. Porceleinfabrijk van Sèvres; heerlijke schilderijen. - Wandeling van drie uren in het park: klein en groot Trianon. - Alles in Versailles, park, kasteel, stad, is op een verbazend groote schaal beplant en gebouwd. Het regelmatige is, althans in de wandelingen, niet geheel van stijfheid en eentoonigheid vrij. De kunst moet de natuur volgen, niet dwingen; zij moet meer losheid en elegantie hebben in de vormen, indien zij natuurlijk wil zijn. De natuur in het park te V. is eene schoone vrouw in een keurslijf geregen en met een breede, stijve japon. Men ziet dat het een en het ander tot de uitdrukking van hetzelfde tijdperk behoort. | |
[pagina 58]
| |
25 Juny. Na den eten, om 6 uur, kwamen wij au guichet des Tuileries, bij le Pont Royal, een oogenblik nadat AlibeauGa naar voetnoot1) op den Koning zijn geweer had gelost. De schildwacht verzocht ons niet te blijven staan; overal, op den brug en in den omtrek, werden soldaten geplaatst om te zorgen, dat er geen oploop plaats hebben mogt. Op eenigen afstand zagen wij den misdadiger onder geleide van een piket ruiterij vervoeren. 26 Juny Salle Taitbout. Audebez over Jerem. 23 v. 5. 's Avonds, Grand-Pierre. 2 Kon. 2 v. 1-12. 28 Juny 11 uur naar de Archives du Royaume. Visite bij Michelet, die mij zijne Histoire de France had gezonden. - 's Middags naar St. Cloud. Aangename wandeling in 't park: heerlijk was het in de open landau de zomeravondlucht te genieten, langs de Seine rijdende over Neuilly naar Parijs. 29 Juny. 's Avonds bij den Heer en Mevr. WaddingtonGa naar voetnoot2), Engelschen, doch sedert lang alhier gevestigd. Wij vonden er onze vrienden Lutteroth, Mad.le Chabaud de la Tour, Grand-Pierre, den Heer de la Borde en zijne vrouw. De H.r de la Borde is advocaat bij het Hof van Cassatie, groot liefhebber van historische onderzoekingen, houdt zich veel bezig met het Handelsregt. Hij was vroeger R. Catholyk. Hij sprak veel over de noodzakelijkheid om eenvoudig de waarheid open te leggen, zonder zich te veel met de dwalingen in te laten; deze vervallen van zelf: men plaatst zich op een verkeerd terrein, vooral in hetgeen het Evangelie betreft, wanneer men wil uitgaan van een punt hetwelk aan ons en aan de tegenstanders gemeen is om hen aldus en allengskens tot overtuiging te brengen. Zóó komt men er niet. Dit paste hij toe op het werk van Merle, dien ik onlangs zeer ten onregte, en toch door een opregt en ijverig Christen, hoorde berispen dat hij te spoedig voor zijne gedecideerde gevoelens in de voorrede uitkwam en daarin weinig | |
[pagina 59]
| |
habileté had getoond. - Bij de inscriptie van le Père la Chaise, Die in mij gelooft, enz. mogt men, zeide de H.r W. wel voegen, Gelooft gij dat? 3 July Gr. Pierre in de Salle Taitbout. 4 July 2 uur naar de kamer der Pairs. Discussie van het budget. Ik hoorde de vicomte de MoroguesGa naar voetnoot1), alles goedkeurende, le C.t du Bouchage alles afkeurende wat het Gouv.t deed, en den Minister van Financien d'Argout. Een vriendelijke buurman wees mij de H.r PortalisGa naar voetnoot2), Barbé-Marbois, Roy, DuperréGa naar voetnoot3), Girod de l'Air. Er was weinig levendigheid in de discussie: men is al te zeer van de onvermijdelijke niets beduidendheid der resultaten overtuigd. 5 July 10 uur naar 't Museum der Schilderijen. De H.r Vintcent, schilder uit 's Hage, had de goedheid onze gids te zijn. Waarlijk in zoodanige verzameling heeft de onkundige dien alleszins noodig. Wij vertoefden vooral bij de meesterstukken der Italiaansche School, die, buiten hunne eigene waarde, ook nog de verdiensten hebben van Schilders als Rubbens en van Dijk te hebben gevormd. Veel is er van de Hollandsche en Vlaamsche School; getrouwe nabootsing der natuur, doch waarbij in de keus der onderwerpen doorgaans verhevenheid en somtijds, ook kieschheid gemist wordt. Onder de Fransche meesters merken wij vooral op de stukken van Le Sueur en le Poussin, en onder de meer modernen, die van David, Gros, Guérin, Gérodet. Aangenaam zijn ook de familievoorstellingen van Greuze: een is er die, om het onderwerp, de vloek eens vaders over een zedeloos kind, verschrikkelijk is. | |
[pagina 60]
| |
6 July 's ochtends op de Bibliotheek sprak ik den H.r Cousin. Hij is voornemens eerst een volgend jaar naar Holland te gaan, en dan het resultaat zijner opmerkingen over het onderwijs bij een herdruk van Cuviers beroemde rapport te voegen. 's Avonds visite bij den Heer en Mevr. Waddington. Hartelijke lieve menschen, vol ijver voor het Evangelie. 8 July om 10 uur. Kamer der Pairs, regtsgeding van Alibeau. Hij heeft geen ongunstig voorkomen; ziet er ernstig en donker uit; antwoordde met nadruk; kort af, en was er blijkbaar op uit om wel te doen gevoelen dat zijn opzet wel gewikt, wel beraden, en sedert lang onherroepelijk bij hem besloten was geweest; terwijl hij tevens er hoogen prijs op scheen te stellen dat zijn gedrag in andere opzigten vlekkeloos bevonden mogt worden. Alle getuigenissen hieromtrent waren in zijn voordeel, un jeune homme doux, honnête, poli envers tous, aimé de ses camarades, probe, en die meermalen bewijzen van moed en zelfsopoffering had gegevenGa naar voetnoot1). Hoe zonderling of liever, wanneer men den aard der heerschende theorien overdenkt, hoe natuurlijk, hoe onvermijdelijk! Die willekeurige verloochening van beginsels welke men langen tijd en nog zes jaren geleden als het eenig ware en goede voorgedragen heeft, moet voor hen die met die beginsels doorvoed zijn en de ellende waar in zij verkeeren toeschrijven aan het niet opvolgen daarvan, onverdragelijk wezen. Gedurig zag men ook bij Alibaud de strekking om toch niemand te bezwaren. - De advocaat de H.r Ledru, die door den adv. Bonjour geassisteerd werd, wierp een nietig incident op, betreffende den termijn waarin de zaak werd behandeld. Hierover werd door hem en den Proc. G.l Martin du Nord, gepleit. Deze heeft een deftig uiterlijk en spreekt met waardigheid; Ledru schijnt een hevig, windrig mensch. Over die quaestie werd 7/4 uur gedelibereerd. De H.r Pasquier kwam mij voor niet altijd vrij van opgewondenheid te | |
[pagina 61]
| |
zijn, niet altijd zoo kalm en onpartijdig als de voorzitter van een Hof behoort te wezen. Men kan aan den beklaagden het vreeselijke van de misdaad doen gevoelen zonder hem met ruwheid, met wrevel te behandelen. Het getuigenverhoor duurde tot 5½ uur, toen de zitting opgeheven werd. Hoewel Alibaud zijn oogmerk in brieven althans aan één persoon vrij duidelijk had medegedeeld, is het niet onwaarschijnlijk dat hij geene eigenlijke medepligtigen gehad heeft. Onder de getuigen was er ten minste één die er wel naar uitzag om iets dergelijks te kunnen doen; doch Al. schijnt zeer in zich zelven geconcentreerd te zijn geweest. - Men wees mij den Hertog van BroglieGa naar voetnoot1), ook zag ik den Graaf de MontalembertGa naar voetnoot2), een jong mensch die een schrander voorkomen heeft, gewesen mederedacteur van l'Avenir. 9 July. Voortzetting van het regtsgeding. Thans was ik niet tegenover Al., maar vlak over de Pairs gezeten, en zeer digt bij den beschuldigde, zoodat ik hem bijzonder goed kon hooren. Het pleidooi van Ledru was weinig beteekenend: door al te pathetiek te willen zijn, scheen zijne rede nu dan aan het belagchelijke te grenzen. Daarna sprak Al. zelf, met voorbeeldelooze heftigheid, geheel en al republikein van 1793, als een vertueux républicain à la St. Just, die tegenover een hoop renegaten geplaatst, de overtuiging heeft veeleer dankbaarheid en roem dan schande en straf waardig te zijn. De president was genoodzaakt hem het woord te ontnemen; hij gaf het daarna terug, op voorwaarde dat hij alleen ter zijner verdediging zou spreken, doch Al. verviel onmiddelijk weder in den zelfden toon. De Procureur G.l was, mijns inziens, veel te driftig; hij had minder het voorkomen van de geregtigheid te handhaven dan van in persoonlijken strijd tegen den be- | |
[pagina 62]
| |
klaagde te zijn: ook was het blijkbaar onbillijk hem te schilderen als een laaghartig ellendeling, daar integendeel alles schijnt aan te duiden, dat hij een jongeling was van goeden aanleg, van zucht tot het goede, die door wanbegrippen is op een doolweg geraakt. De geschiedenis heeft het overvloedig geleerd dat in tijden waarin het Evangelie miskend is geworden en de eerste grondslag der maatschappij was ondermijnd, de edelste jongelieden het eerst door de denkbeelden van algemeene vrijheid en gelijkheid zijn medegesleept. Nog iets. De vraag tusschen Al. en den beschuldiger was of hij régicide of tyrannicide moest worden genoemd; en aan wie is het te wijten zoo hij meent dat de eenige wettige oorsprong van het tegenwoordig gezag de Volkssouvereiniteit is, en dat le roi-citoyen, door te Parijs en te Lyon tegen zijne lastgevers geweer en geschut te gebruiken, zich vergrepen heeft aan de majesteit van het volk. Het zijn de valsche theorien, gelijk de President zeide, die dergelijke misdaden voorbereiden, maar wie zijn jaren lang en bepaaldelijk in 1830 de verkondigers van die leerstellingen geweest? Al. is consequent gebleven, met de zekerheid van voor zijn overtuiging te vallen, velen, hoe velen onder de regters welligt! zijn inconsequent geworden uit eigen belang. In bekeerde Jacobynen, die zich elke verandering hebben laten gevallen, een aantal strijdige eeden en beloften gedaan hebben, en voor wie niets heilig is gebleven dan hetgeen hun voordeelig kon zijn, is het moeylijk veel deugd en edelmoedigheid te erkennen. De dagbladen schijnen van de geschrevene aanspraak van Al. waarvan hij eenige perioden voorgelezen heeft, niets te plaatsen. De stem was somber en hol, en kon niet beter vergeleken worden dan bij eene stem die uit een kerkerhol of grafkelder opstijgt. Zijn leven te verdedigen, daarvoor zou hij niet spreken; zijn hoofd moest vallen; doch de beschuldigers hadden hem willen ontnemen iets dierbaarder dan het leven, de eer. Hij was schromelijk belasterd. Neen, hij was geen mensch van lage gezindheid. Er had iets goeds van mij kunnen worden; doch overal vervolgde mij het ongeluk, en hetgeen mij het meest griefde was het volk ongelukkig te zien; te zien dat alle die beginsels, welke | |
[pagina 63]
| |
geheel Frankrijk had gehuldigd, werden verloochend; dat de brave, belangelooze verdedigers van die beginsels bij honderden werden vermoord. De Ministers zeiden, het was de wil des Konings, in alles werd de Koning op den voorgrond gezet; c'est donc le Roi, me dis-je, qui est la source de tout le mal; il faut donc couper le mal dans sa racine. J'avois sur Philippe le même droit que Brutus avoit sur César. - Van de Polen sprekende, zeide hij: Il paroit qu'on s'inquiète beaucoup de l'assassinat des individus et fort peu de celui des peuples. - C'est vos actes, Messieurs! qui m'ont fait ce que je suis. De indruk van het oogenblik was zoo sterk en bragt mij, ook door medelijden, zoozeer in een soort van ontroering, dat ik mij onmogelijk hetgeen Al. zeide, geregeld herrinneren zou. Toen de advocaat Bonjour de genade der regters wilde inroepen, verbood hij zulks: Je veux la haine des hommes ou leur estime. Treurig is de gedachte dat Al. waarschijnlijk ten dood gaat zonder met het Evangelie bekend te zijn gewordenGa naar voetnoot1). HiselyGa naar voetnoot2) met vrouw en kind bragt de ochtend en middag met ons door. Wij zagen het Musée d'Histoire Naturelle; daarna le Musée d'Artillerie, waar vele wapenrustingen van bekende krijgslieden uit de 14e, 15e, 16e, en 17e eeuw bewaard worden. Daarnaast is de Kerk van St. Thomas d'Aquino, fraaye facade; weinig belangrijks van binnen. 's Avonds bij Fred. Monod, die nog afwezig was. De Predikant Lourde ging het kleine gezelschap voor in het lezen en verklaren van Ps. 32. 10 July Chapelle Taitbout. | |
[pagina 64]
| |
11 July 's avonds met Hisely naar Neuilly en St. Cloud, een onzer liefste touren. 15 July Museum van beelden. Groot aantal, fraaye inrigting; onder hetgeen ons meest trof, was Diane avec la biche. Melpomene is vreeslijk colossaal. Schoone basreliefs. - Beurs-Halle aux bleds - Bibliotheek -; handschriften van Fénélon, Bossuet, Racine, M. de Sévigné, Boileau, enz. Fraaye camées. 16 July. Visite bij Cousin Nog steeds voornemens Holland te bezoeken. Had gaarne den H. de Montebello als Gezant bij ons gezien. Prijst zeer het werk van TaurielGa naar voetnoot1) over Gallie; waarin veel meer kritiek dan in de geschriften van A. ThierryGa naar voetnoot2). - Op de Bibliotheek heb ik ook met den H.r Guérard kennis gemaakt; de lezing van een klein stukje van hem over den invloed der Geestelijkheid onder de Karolingiers geeft mij een zeer gunstig denkbeeld van zijne wijs van behandeling der historie. In het Cours van Guizot was hetgeen le droit public onder Charlemagne betrof, zeer goed. Moreau had gewerkt sur les documents originaux, intusschen was zijn werk niet onvoorwaardelijk goed; verscheidene dwalingen, zooals bijv. omtrent l'impôt in oude tijden. Met den H.r Paris sprak ik over Michelet's historie van Frankrijk, hij kon zich niet begrijpen dat men dergelijke werken schreef. Diner bij Lutteroth. Met de Heeren Wilks, die zich sedert vele jaren bezig houdt met de verbreiding alhier van Evangelische kennis, en den ouden H.r Stapfer, een man vroeger als Hoofd van het onderwijs in Zwitserland en als Zwitsersch Gezant te Parijs in hooge betrekkingen geplaatst, merkwaardig door zijne uitgebreide kennis, diep inzigt, ongemeene wellevendheid, en die zich nergens | |
[pagina 65]
| |
schaamt Christen te zijn. Hij denkt zeer ongunstig over de wijsbegeerte van Hegel; on escamote les faits historiques; on vaporise les vérités de l'Evangile; on donne ses propres rêveries sous une forme qui fait croire à beaucoup de personnes qu'elles ont tout, tandis qu'elles n'ont rienGa naar voetnoot1). 's Avonds bij Fr. Monod. Hij was terug: de bijeenkomst talrijker dan gewoonlijk; de conversatie regt nuttig. 17 July Chapelle Taitbout; Grand-Pierre, Efese 2 v. 8. Alles is genade. Uitmuntende preek. Zoo ook 's avonds de meditatie van Monod in l'Oratoire over Festus, die Paulus niet wil hooren. 18 en 19 July. Afscheidsvisites bij de Heeren Fagel, Fabricius, Mevrouw Fabricius, onze vrienden Lutteroth. Mejuffr. Chaboud bragt den voorlaatsten avond bij ons door. Grand Pierre kwam ons ook nog bezoeken, een lief, vriendelijk, eenvoudig, hartelijk man. En zoo verlaten wij dan Parijs, na een verblijf van drie maanden, rijk aan herrinneringen die ons met dankbaarheid vervullen. Eenige stad, ongelijkbaar, onbeschrijfbaar, middenpunt van Frankrijk, van de beschaafde wereld in meer dan één opzigt; middenpunt vooral ook van al het kwaad hetwelk die wereldsche beschaving, in openlijke en stelselmatige vijandschap tegen het Evangelie, over Europa gebragt heeft. Het Babel onzer dagen, voorzeker, doch waarin menige knie zich voor de afgoden onzer dagen niet buigt. Voorbeeldig is de ijver der kleine Christen-Gemeente. De predikatien van Grand-Pierre, Audebez, F. Monod, de Christelijke vereenigingen, de Scholen, het is alles zoo goed, zoo eenvoudig, zoo Evangelisch, zoo vol liefde en leven. In de rue de la Paix, in het huis daar wij woonden, is een dépôt de livres religieux, waar een gewezen colporteur Bijbels verkoopt, en in staat is om een nuttig gesprek met de koopers te hebben. Op le boulevard Poissonnière zag ik op een tafeltje een aantal Bijbels geétaleerd. In het Museum van Schilderijen komende vonden wij een der Suisses druk bezig met een | |
[pagina 66]
| |
Nieuw-Testament te lezen en er met potlood uit op te teekenen. Voor eenige jaren was de Bijbel in Parijs bijna eene zeldzaamheid geworden. Hoeveel reden dus om te danken, te hopen, en Hem te bidden bij wien alle dingen mogelijk zijn. 20 July. Naar Sens. Wij zagen te Fontainebleau het oude kasteel, gebouwd door St. Louis, vergroot door Frans I, daarna door Lodewijk XIV, en nu weder door Louis Philippe met groote pracht en kosten vernieuwd. Men wees ons de tafel, waaraan Napoleon had geabdiceerd, als mede eene lithographie van het oorspronkelijke door hem zelven geheel geschrevene stuk. 21 July. Te Sens bezochten wij de hoofdkerk, waarin een fraai Mausolée van de ouders van Lodewijk XVI. De revolutionairen hebben aan deze fraaye kerk, vooral van buiten, veel bedorven, hetgeen ons door den Suisse, met veel gevoel, aangewezen werd. Een andere Kerk is thans la boucherie en la halle aux bleds. Hetzelfde is ook te Dyon het geval. 22 July. Wij kwamen niet verder dan Auxerre, dewijl eene noodzakelijke reparatie aan het rijtuig ons van 9 tot 2½ uur te Villevallier, een klein, maar lief gelegen dorpje opgehouden had. Er zijn te Auxerre verscheidene groote kerken die een zeer oud voorkomen hebben. 23 July. Over Avalon, waar wij dejeuneerden, naar Dyon. Eene sterke dagreis, van 's ochtends 5 uur tot 's avonds 9½ uur. 24 July. Naar Besançon; van 6½ tot 4 uur. Te Dyon zag ik een fraaye Kerk, het zoogenaamde Palais des Etats, waar het Muséum van Oudheden en andere verzamelingen zijn, de Salle de Spectacle, en eenige ruime straten; het schijnt eene; roote, mooye stad. - Over 't algemeen is het land van Parijs naar Besançon zeer mooi; heuvelachtig, veel koorn, veel wijn, hier en daar beelderige gezigten op vrij aanzienlijke rivieren, de Yonne, de Saône, de Doubz; naarmate men oostelijker komt, beginnen de heuvelen bergen te worden, en aan de nabijheid te herinneren van de Zwitschersche natuur. Te Besançon in l'Hotel de France. De voorkamers allen bezet. Wij kregen een apartement dans la Cour, | |
[pagina 67]
| |
alleen verlevendigd door het afrijden van eenige postwagens. 24 July 10 uur naar de Protestantsche Kerk. De H.r Mirofio preekte over.......Ga naar voetnoot1). Ernstig en stichtelijk; misschien wat te veel in eigene kracht, vermanend zonder genoeg op dien Geest te wijzen, die ons de lust tot het goede schenkt, en die het voorwerp van ons gebed moet zijn. Visite van den bibliothecaris Weiss. Hij bragt mij in de boekerij, toonde mij, hetgeen voor mij het meest belangwekkend was, de M.SS. van den Cardinaal de Granvelle; voorts de ruime, fraaye zaal, waarin het publiek driemaal 's weeks, 12-5 uur, toegelaten wordt, en verscheidene Oudheden, gedeeltelijk in de omstreken, vooral ook bij Montbéliard, gevonden. Hij bragt mij bij den, H.r Duvernoy, een vriendelijk man van in de 60 jarenGa naar voetnoot2) die het werkzaamste aandeel heeft in den arbeid welke hier, op last van het Gouv.t, geschiedt om de uitgave van gewigtige stukken uit de verzameling Granvelle voor te bereidenGa naar voetnoot3). 25-30 July. Gewoonlijk van 8 tot 5 uur (met eene tusschenpoozing van 11 tot 12 uur voor het dejeuner dinatoire) op de Bibliotheek, waar ik in eene afzonderlijke zaal geplaatst werd, en vrije inzage in alle verlangde papieren kreeg. Na den eten dikwijls een wandeling in en bij de stad. Besançon is vrij groot, heeft 30.000 inwoners, de Doubs verdeelt haar; de straten zijn niet zeer mooi, verscheidene oude Kerken. Het Paleis van Granvelle bestaat nog geheel als een gebouw van de 16e eeuw, met zwarte kleur en niet zeer fraaye architektuur; ook de tuin is nog in wezen. Aan den kant waar wij ingekomen zijn, is eene wandeling met eenig hoog geboomte, maar weinig uitzigt. Langs de rivier gaande heeft men beelderige uitzigten op de met wijn- | |
[pagina 68]
| |
gaarden bedekte bergen. Hier en daar vrij hooge rotsen. De Citadel schijnt uitgestrekt, en er zijn nog een paar forten in de nabijheid. Men ontmoet hier vele R.C. Geestelijken en vele soldaten; want er is een Aartsbisdom en eene Artillerie-School; een talrijk Seminarium en een talrijk garnizoen. - Ik sprak op de Bibliotheek den H.r Pérenez, President van de Academie van Besançon. Den 26e bragt de H.r Weiss mij bij den Prefect, die onlangs van de baden teruggekeerd is. Een man van even 40 jaren, die door de July-revolutie op het kussen gebragt, thans, naar mij voorkwam, zeer gaarne zou zien dat alle politieke geschillen een einde hadden en dat hij c.s. nu gerust en ongestoord het volk door materieele verbeteringen en inrichtingen van allerlei soort gelukkig maken en...... van hun tractement en hoogen rang genot konden hebben. Hij is, naar mij de H.r W. verzekerde, algemeen bemind, en heeft, tijdens de onlusten te Lyon, toen de stad, van garnizoen beroofd, in gevaarlijken toestand verkeerde, veel moed en beradenheid ontwikkeld. In ons logement werd mij verhaald dat, niettegenstaande alle zijne pogingen en beleefde avances, de voornaame familieën, geenerlei omgang met hem verkiezen te hebben. Hij is geboortig uit le Berry; eene Provincie die nog veel oorspronkelijks heeft behouden; en bijzonder ook wat de taal betreft, hebbende de landlieden aldaar nog vele van die woorden en zegswijzen behouden, waardoor het Fransch der 16e eeuw eene kracht en naiviteit had welke later, toen de taal misschien wat te veel beschaafd is geworden, grootendeels zijn verloren gegaan. Er was in Fr. nog veel te verbeteren; depuis 50 ans on s'est constamment rué sur la politique. De correctioneele gevangenen worden nog doorgaans, ofschoon stellig tegen de wet, in een gesticht met de misdadigers bewaard. Voor kunsten en wetenschappen heeft men veel genegenheid, mits het maar geen geld koste. De H.r Weiss is een groot vijand der tegenwoordige centralisatie. Hij heeft veel Provinciale Vaderlandsliefde. Van hem schijnt de gedachte uitgegegaan om in eene reeks van penningen het aandenken aan vermaarde Francs-Comtois levendig te houden; twee zijn reeds geslagen; de eene voor Gilbert | |
[pagina 69]
| |
CousinGa naar voetnoot1), geleerden vriend van Erasmus, die om het geloof in de gevangenis stierf; de andere voor CourvoisierGa naar voetnoot2), den Minister van Karel X, die weinige weken voor de beruchte Ordonnantieën zijn demissie heeft gevraagd. Bij de vorming van het Ministerie Polignac, en gedurende de eerste maanden van zijn aanwezen was er geen de minste quaestie van eenig dusdanig plan geweest. Men wilde slechts wetten voorstellen die blijkbaar goed zouden zijn, en dus meende men, niet vatbaar waren, om verworpen te worden. Eerst toen de Kamer eene stelselmatig vijandige houding aangenomen had, ontstond uit overmaat van vrees overmaat van roekeloosheid. De ordonnantien werden in den Raad bediscussieerd; Courv. verzette er zich telkens tegen; kwam dagelijks bij den Koning, gedurig beloofde deze niets van dien aard te zullen doen; geen voorwendsel te zullen geven; maar gedurig werd deze stemming par l'influence de quelqu'un(?) veranderd. Bespeurende dat het plan vastberaamd was, vroeg Courv. zijn ontslag; de Koning liet hem met leedwezen gaan. Bij de uitvoering was alles even dwaas en onkundig. De Prefekt van Policie inplaats van de Journalen die niet gehoorzaamd hadden, voor de regtbank te dagvaarden, liet overal de drukpersen breken, ontnam alzoo aan honderden hun brood en het uitzigt op eenig bestaan, en vormde inderdaad zelf de kern van het revolutionaire geweld. Bezoek bij en contra visite van den H.r Mirofio. Er zijn hier 4000 Protestanten. Weinig Evangelisch leven. De nabijheid der grenzen doet veel kwaad; vele gelukzoekers uit Zwitserland, dikwijls van bedorven zeden, komen herwaarts om eenig bestaan te zoeken. - De Scholen der Protestanten en der R. Catholyken zijn afgezonderd; maar allen zijn onderworpen aan dezelfde Commissie, waarin de Predikant zitting heeft naast den Pastoor. | |
[pagina 70]
| |
Duvernoy, uit Montbéliard zijnde, verstaat Duitsch; anders bijna niemand hier. Duitsche boeken zijn over 't algemeen onbekend. Niets weet men van de schriften van v. Rommel, RankeGa naar voetnoot1) en zoovele anderen; v. Raumer en PertzGa naar voetnoot2) zijn naauwelijks bij name bekend. D. heeft in Stuttgardt met den beroemden CuvierGa naar voetnoot3), wiens standbeeld de groote zaal der boekerij alhier versiert, gestudeerd; hij was knap, doch niet altijd de eerste, en men zou toen de verbazende hoogte zijner volgende ontwikkeling niet vermoed hebben. In het laatst van 1829 had W. op de Bibliotheek te Straatsburg kennis gemaakt met een Priester uit Belgie die naderhand bleek Vicaris van den Aartsbisschop van Mechelen te zijn; en die hem, 's avonds, in een vertrouwelijk gesprek verhaalde dat er in zijn land strijd was tusschen Catholicismus en Protestantismus; dat daarom de Geestelijkheid zich thans in alles aan het hoofd der liberalen stelde, et que dans l'année il y auroit en Belgique une révolution, et qu'elle se feroit par les prêtres. Wij bleven tot den 11en Augustus te Besançon. De tijd werd op dezelfde wijze als vroeger besteed. Op de Bibliotheek vond ik in de MSS. van Granvelle veel belangrijks. Ik werd er steeds met heuschheid behandeld. Ik ontmoette er den H.r Beltz, Engelschman, lid van het Herolds College, die mij nog al het een en ander omtrent de verzamelingen van Handschriften te Londen verhaalde. Vele merkwaardige stukken zijn er in het Britsch Museum, vooral ook bij evengemeld Collegie, allermeest onder de State-Papers. De toegang, ook tot deze laatste zou, indien ik mij aan den Minister van Binnenl. Zaken wendde, wel verkregen kunnen worden. De boekhandelaar (Thornton) geeft doorgaans jaarlijks eene lijst uit van MSS., die hij van alle kanten bijeenverzameld heeft, en die meestal even spoedig verkocht als aangekondigd zijn. Van den H.r Duvernoy ontving ik zijne Ephémérides de | |
[pagina 71]
| |
Montbéliard, een werk waarin sommige wetenswaardige bijzonderheden voorkomen, doch waarin de gebeurtenissen der onderscheidene eeuwen, zonderling genoeg! gerangschikt zijn niet naar de jaren, maar op de dagen, waarop zij voorgevallen zijn. De Hoofdkerk is groot en fraai. Voor den Aartsbisschop is er een zetel, die waarlijk zeer naar een troon gelijkt. Er zijn verscheidene Kerken, een aanzienlijk Seminarium, vele Geestelijken. Bij de Hoofdkerk is eene oude poort of arcade, naar men wil, door de Romeinen gebouwd. Zij hebben ook het eerst eene rots in de nabijheid der stad doorgegraven, die naderhand verwijd is, om er de groote route door te laten gaan. - De moeite die wij ons gaven om de Citadel te beklimmen, werd wel beloond. Men heeft er een uitmuntend Panorama van Besançon, door bergen omgeven, door de rivier gedeeltelijk doorsneden, overigens omringd. Onze geleider die 35 jaren aldaar portier was geweest, toonde ons de plaats waar de Maarschalk BourmontGa naar voetnoot1), om zijn deelgenootschap aan den oorlog in de Vendée jaren lang door Napoleon gevangen is gehouden; eindelijk ontvluchtte hij; men kan zich nauwlijks voorstellen hoe dit zonder omkooping mogelijk is geweest. Onder de restauratie kwam hij als bevelhebber der Militaire Divisie de vesting bezien. Wij bezochten ook het Hospitaal, dat onder de leiding van Geestelijke zusters uitnemend ingerigt schijnt. Het gebouw is zeer groot en heeft een tuin die aan de behoefte van het gesticht meer dan voldoet. Ook de militairen worden er verpleegd. 11 Aug. Sterke dagreis van Besançon naar Orbe, 's ocht. 4-'s av. 7 uur. Heerlijke weg over de bergen, nog fraayer wanneer men, na het nette stadje Pontarlier doorgereden te zijn door de engte van het Juragebergte de Zwitsersche natuur ontmoet, nog niet, het is waar, in al haar ontzagchelijkheid, maar in al wat zij liefelijks | |
[pagina 72]
| |
heeft. Digt bij de grenzen, ziet men in Frankrijk le fort du Jour, hoog op eene rots; het is de kerker van Toussaint LouvertureGa naar voetnoot1) geweest. Orbe is een klein, maar zindelijk fraai gelegen stadje. Wij zagen er de kerk, waar onze vriend Sécretan drie maanden het Evangelie heeft verkondigd, en eene soort van terras, van welke wandeling men het uitzigt en op de Jura en op de Alpen van het Oberland heeft. 12 Aug. Reeds om 10½ uur waren wij te Lausanne, in le Faucon. De weg is rijk aan bekoorlijke gezigten, vooral ook wanneer men nadert en het meer van Genève ontdekt. Te Lausanne hadden wij veel verpligting aan de Jufvrouwen Chavannes, ijverig werkzaam in al wat tot de Christelijke liefdadigheid behoort, en die ons de voornaamste inrigtingen lieten zien. Wij bezochten twee kinderscholen, de eene, die zeer gunstig bekend is, van den H.r Panchaud, beide veel meer dan gewoonlijk op een Christelijken voet. De H.r P. zelf schijnt een zeer Godvreezend man, die geheel voor zijn gewigtig beroep leeft, en met veel eenvoudigheid en beleid de belangstelling zijner kleine toehoorders reeds vroeg op het éénig noodige rigt. Het Hospitaal; orde, zindelijkheid, vooral ook liefdevolle zorg heerschen aldaar. Het Gevangenhuis, waar het système pénitentiaire aangenomen is; ieder heeft zijne afzonderlijke cel, er wordt gezamenlijk gearbeid, doch er mag niet gesproken worden. Afzondering zonder werk heeft geen plaats. Er is een afzonderlijke leeraar de H.r Roux, die ons alles met veel vriendelijkheid aanwees. Hij houdt geregeld Godsdienstoefening. De behandeling der gevangenen is ongemeen goed. Er wordt voor hunne zedelijke verbetering gedaan; doch het ware | |
[pagina 73]
| |
middel hiertoe acht men de verkondiging der Evangeliewaarheden in al haar omvang en kracht. - Wij hadden te Lausanne het groote genoegen Jufvr. Sécretan en dat hersteld weder te zien; zij gaat eenige dagen met ons te Genève doorbrengen. 13 Aug. Naar Genève. Wij dineerden op het kasteel Changins bij Nyon, waar Mevr. de St. GeorgeGa naar voetnoot1), moeder van Mevr. Elout, ons regt hartelijk ontving. Wij maakten ook met veel genoegen de kennis, van haar zoon en zijne vrouw. Het buiten ligt aangenaam in de hoogte, en heeft hier en daar het uitzigt op het meer, hetwelk aan alles tusschen Lausanne en Genève zooveel bekoorlijks geeft. Om 6 uur kwamen wij te Genève aan in het ruime nieuw gebouwde Hotel des Berques, vlak aan het meer bij het eilandje van Rousseau, wiens standbeeld, zoo men het dus noemen mag, daar het in zittende houding is, ons weinig beviel. Overigens troffen ons de verfraayingen der kade, die in 1833, nog lelijk en met oude huizen bezet was, ongemeen. Wij wandelden, ofschoon het laat was, naar de Eaux Vives, alwaar wij de vrienden Merle terugzagen, na drie jaren af zijns, waarin zij bij veel zegen veel leed hadden ondervonden, thans in volkomen welstand, regt gelukkig en dankbaar over de geboorte van hun tweede, maar toch helaas eenig kindGa naar voetnoot2). 14 Aug. Om 9 uur naar l'Oratoire. Een vrij ruim, net gebouw. De H.r Galand preekte, over....Ga naar voetnoot3). Na de Kerk wandelden wij met de H.r Gautier en Saladin op het St. Antoine, van waar men een aangenaam uitzigt heeft op het meer. Om....Ga naar voetnoot4) uur woonden wij de | |
[pagina 74]
| |
Zondagschool bij die door den H.r Gaussen nog steeds wordt gehouden. Hij sprak over de wetgeving op Sinai. Na bij Merle gegeten te hebben gingen wij om zes uur naar de Kerk van Malan, waar een soort van Conférence of vereenigde Godsdienstoefening van zijne Gemeente met die van le Bourg du Tour, onder de leiding van den H.r Lhuillier plaats hebben moest. De bijeenkomst was zeer stichtelijk. Er werd gebeden, gezongen, een Hoofdstuk (Jesaja 41) gelezen. De H.r Olivier, Leeraar der Dissenters te Lausanne, die onlangs, om zijne gezondheid, uit Canada, werwaarts hij als zendeling vertrokken was, teruggekeerd is, zeide zeer nuttige dingen, en sprak met veel waardigheid en ernst. Zoo ook, als altijd, Malan, die met een hartelijk gebed sloot. Het gehoor was talrijk. - 's Avonds was er een vreeslijk onweder; de lucht geheel in vuur en de regen viel stroomswijze neer. 15 Aug. De H.r Merle bracht mij bij den H.r Diodati, die de goedheid had mij de Bibliotheek te doen zien. Er zijn vrij wat boeken doch weinige MSS.; ook de briefwisseling van Calvijn en Beza lang zoo uitgestrekt niet als ik had gemeend. Waarschijnlijk is er nog veel bij particulieren gebleven. Er zijn op de Bibliotheek eenige fraaye portretten, onder anderen dat van Calvijn. - Ik ging bij de H.rn Lombard - Odier; daarna naar het Museum, hetwelk zeer ruim met couranten en maandschriften voorzien is. - 's Middags weder bij Merle. Bij hem zijn thans verscheidene logeanten; zijn broeder uit New York met vrouw en kinderen, en de H.r en Mevr. Du Pasquier, zuster van Mevr. Merle, met hunne twee kindertjes. Wij hoorden nog al veel over de Vereenigde Staten, den bloei van dit uitgestrekte land, de mogelijkheid voor arbeidzame landverhuizers om er een regt goed bestaan te vinden, de schandelijke bedriegerijen welke ten aanzien der Indiaansche stammen worden gepleegd, de sporen van Hollandsche bevolking op verscheidene plaatsen enz. 17-19 Aug. Wij herhaalden, nu met Jufvr. Sécretan, de toer naar Chamouny juist gelijk wij die in 1833 hadden gedaan, met hetzelfde genoegen, en evenals toen, door het heerlijkste weder begunstigd. Eenig blijft de | |
[pagina 75]
| |
indruk van die enge wel bebouwde vallei met hemelhooge rotsen aan den eenen, met hemelhooge ijsvelden en sneeuwbergen aan den anderen kant. Wij waren zeer tevreden à la Couronne; eene vriendelijke, beschaafde, wellevende toon is hier bij logementhouders, gidsen en postillons algemeen, en regt aangenaam voor den reiziger, die zulks niet overal ontmoet. La Flegère en le Montanvert waren ook thans onze voorname toeren; de kleinere la Source de l'Arveiron en le Glace de Bossons. Wij wandelden op de ijszee, en lieten diep het oog vallen in de breede scheuren met hun heerlijk blaauw. Den 18e 's avonds bleven wij te St. Martin, na in 't voorbijgaan de fraaije cascade van ChedeGa naar voetnoot1) bezocht te hebben, en waren den 19e om drie uren terug. 20 Aug. Bij den juwelier Boulb. In deze stad veel industrie, veel rijkdom, waarvan overal in de huizen en lusthuizen de sporen duidelijk zijn. - Eenvoudige grafsteen van den Heer Fagel, op le cimetière de Plain-Palais, naast de tombe van PictetGa naar voetnoot2). Visite bij de H.r Gautier en TronchinGa naar voetnoot3), niet afgewacht. Diner à table d'hôte; de familie Canneman. 's Avonds om 6 uur in l'Oratoire doop van het kind van onze vrienden Merle, Willem Oswald, aldus genoemd uit welwillendheid jegens mij en ter gedachtenis van Oswald Myconius, Hervormer van ZwitserlandGa naar voetnoot4). De H.r Galand sprak eenige stichtelijke woorden naar aanleiding van Math. 3 v. 16, en wees ons op Christus, die in alles de eerste en ons Hoofd is geweest. Bij Merle kwamen eenige vrienden bijeen; de Gautiers, Tronchins, Gaussens, Mad.lle Pictet, eenige oogenblikken ook de H.r Malan. Gaussen las een hoofd- | |
[pagina 76]
| |
stuk, Merle deelde ons verscheidene trekken mede uit het leven van Myconius en Galand sloot met een hartelijk gebed. 21 Aug. 9 uur in l'Oratoire. Dr. Roussel, vroeger te St. Etienne, nu te Algiers, over Joan. 3 v. 16, met veel nadruk en aandrang. Gaussen hield weder de Zondagschool, over de inleiding tot de tien geboden. La loi est donnée pour chercher et pour suivre Christ. Trois motifs pour lui obéir; motif de respect et de craindre; Je suis l'Eternel: de grâce et de reconoissance; ton Dieu: de confiance; Je t'ai retiré du pays d'Egypte’. Aldus is elk geloovig Christen uit de slavernij des Duivels verlost. De meditatie kwam ons over 't algemeen meer nuttig voor volwassenen dan begrijpelijk voor de kinderen voor. Om 6 uur bij Malan; over Rom. 6 v. 13. ‘Consacrezvous à Dieu’. Eenvoudige Bijbelverklaring; krachtige opwekking om tot Christus te komen en Gode dankbaarheid te bewijzen. Verzekerdheid des geloofs, zucht om anderen te behouden, begeerte om Gode tot eer te leven, straalde in hetgeen hij zeide en in de wijs waarop het gezegd werd, overal door. Het geheele uiterlijk is indrukmakend, waartoe vooral het hoofd, met het opgeruimd ernstig gelaat en de lange grijze haren behoort. Wij waren ook getroffen door het schoone gezang. Zijn huis en buitentje zijn naast de Kerk; op de eenvoudige woning staat: ‘Pour moi et ma maison nous servirons l'Eternel’. 22 Aug. Visite met Merle op het fraaije buiten van den H.r Tronchin. Wij werden ontvangen in de kamer waar J.v. MullerGa naar voetnoot1) veel gewerkt had, toen hij in de familie Tr. Gouverneur was. Wij beklommen een soort van wachttoren, aldaar gezet ter herinnering aan het vertrek der Franschen, van waar men een uitgestrekt gezigt heeft op het meer en op het geheele Canton. De H.r Tr. had de tijding gekregen der benoeming van Ad. Monod tot Hoogleeraar te MontaubanGa naar voetnoot2). Vinet en de | |
[pagina 77]
| |
Félice hadden bedankt. De Bijbelverklaring in 1835 door de Compagnie te Genève uitgegeven en waarin verscheidene plaatsen in een Ariaanschen zin vertaald zijn geworden is door het Bijbelgenootschap te Londen dermate afgekeurd, dat zij, indien de overzetting door het Geneefsche Genootschap verspreid wordt, alle betrekking met het zelve verbreekt. - Niet gemakkelijk was ons 's avonds het afscheid van de vrienden Merle, bij al de dankbaarheid dat wij wederom vereenigd waren geweest. 23 Aug. Wij zonden het rijtuig met den voiturier Scherer naar Lausanne, zelve gingen wij met de stoomboot naar Vevaij. Heerlijk weder; nog al vele menschen; onder anderen de H.r en Mevr. Tronchin, die tot Rolle mede voeren om zich van daar naar hun buitengoed Lavigny te begeven; ook een Engelsche Heer WickamGa naar voetnoot1), met wien de H.r Tr. mij kennis deed maken. Hij heeft eenig deel aan het tegenwoordig Ministerie en was niet weinig ingenomen met de brieven van v. Raumer, die in Engeland, zeide hij, dat is dacht ik, aan zijne daarin uitsluitend geprezene partij zeer hadden bevallen. Met Willem III was hij hoogelijk ingenomen. Te Vivaij keerden wij met Jufvr. Sécretan terug, zagen hare zuster, Elize en Mevr. Krafft, ook Mevr. Grenier, die spoedig met haar ziekelijken echtgenoot, naar Italie vertrekt, en na weinige oogenblikken moest al weder het vaarwel worden gezegd. Met het fraaiste weder en opkomend maanlicht reden wij in een char de côte langs het meer naar Lausanne, en kwamen er te 8 uur aan. 24 Aug. Naar Freiburg, over Moudon en Tagerne. 25 Aug. IJzeren brug te Freiburg. Verwonderlijk werk; de eenvoudigheid der uitvoering treft evenzeer als de stoutheid der gedachte. Zulk een vreemd bijna eenig werk, voegt in eene stad waar alles in aanleg en bouworde zonderling is. - Om 2 uur te Bern. Visite bij den | |
[pagina 78]
| |
H.r Faesi. De Hertog v. Montebello, Proconsul de la France, voert een zeer hoogen toonGa naar voetnoot1). Het tegenwoordig Gouv.t schijnt veel crediet verloren te hebben. Den H.r FisscherGa naar voetnoot2) had ik te Genève opgezocht; ik vond hem zeer verouderd, en, naar mij voorkwam, met het lot zijns vaderlands diep begaan. De H.r Rumigny moet zich schandelijk gedragen hebben door gedurige ondersteuning en ophitsing van de radicale partij. Van de plate forme konden wij het sneeuwgebergte, vooral de Blumli Alp, doch flaauwelijk zien. 26 Aug. Naar Zurich, waar wij den 27sten om 6 uur aankwamen, na te Entfelder overnacht te hebben. De weg is aangenaam; er zijn geen trotsche, ontzettende gezigten, maar veel is bekoorlijk en lief. In Bern is alles welvarend; de huizen hebben een voorkomen van netheid en zorgvuldig onderhoud dat een zeer genoegelijken indruk geeft. Aargou schijnt vruchtbaar; bijna geen bergen; vele heuvelen, de Aar, vele beeken, groote bosschen. Wij dineerden den 27sten te Baden; niettegenstaande de groote hitte, wandelden wij naar de eigenlijke badplaats, beelderig gelegen aan de Reuss. De stad zelve is oud en schijnt niet fraai. 's Morgens kreeg een onzer drie paarden een toeval, begon vreeslijk te brullen en achteruit te slaan, viel plat op den grond; men dacht dat het zieltogende was, en toch wij waren vrij met de schrik en reden na ¼ uur met het arme dier wederom verder. En nog hadden wij reden om blij te zijn van dit te kunnen doen; want in den ganschen omtrek en ook in het stadje Lenzburg was het onmogelijk voermans | |
[pagina 79]
| |
paarden te bekomen. 's Avonds liet ik mij een uurtje roeijen op het Zurichermeer. Heerlijk ondergaan der zon; heerlijke maaneschijn in de wateren der Limmat. 25 Aug. Tegen 8 uur werd ik door den stroom der kerkgangers medegevoerd naar de Peterskirche, waar de H.r FaesiGa naar voetnoot1) preekte over Luc. 13 v. 23-30. Een man van jaren; deftige welsprekendheid; ernstige opwekking om elk voor zich zelven toe te zien; doch weinig over de eigenlijke hoofdwaarheden van het Evangelie: aan het einde werden wij aangespoord om op Gods liefde te vertrouwen, die zich ten aanzien dergenen, die ons schijnen achtergebleven te zijn, veel meer dan wij zouden durven onderstellen, verheerlijken zal. Dit werd aangedrongen met v. 29, Christus zou het werk der zaliging ook in den Hemel voortzetten. Hem is gegeven alle magt in hemel en op aarde. Hij zal tot een vergaderen al wat in den Hemel en op de aarde is. De Heidenen die overeenkomstig het hun geschonkene licht zullen gehandeld hebben, gaan niet verloren. Dit was de meening ook van Zwinglius en van vele Kerkvaders geweest. Vooral ook in dit gedeelte was menige uitdrukking die iets anders dan eenvoudige Evangeliekennis verried. Veel meer werd ik gesticht in de kapel der Hoofdkerk, waar in het Fransch gepreekt werd, door den H.r Bardes over 1 Cor. 1 v. 30. L'oeuvre de Christ est présentée dans les S. Ecritures comme composée de diverses parties, qu'on ne peut séparer et dont on ne sauroit intervertir l'ordre. Autrement on n'a pas le Christ véritable, vivant, qui seul sauve, mais un Christ mutilé, tel que les hommes le font à leur ressemblance. Une classe de Chrétiens de nom veulent de Christ comme leur sagesse; ils les suivent comme un sage, sans se rappeler que sa sagesse est la folie de la croix. D'autre veulent de lui comme | |
[pagina 80]
| |
leur justice, sans reconnaître qu'en lui est la source de toute sanctification. D'autres encore le veulent pour sanctification, admirent sa morale, sans air que les vertus Chrétiennes, ne peuvent fleurir qu'à l'ombre de la croix, sans se rappeler leurs fautes passés qui ont besoin d'expiation. Et cependant ce n'est que lorsque Christ est notre sagesse, justice, sanctification, qu'il peut devenir notre redemption. Il n'y a que le Christ complet qui sauve. Deze predikant is een jongmensch uit het Canton de Vaud. Tot ons groot leedwezen is de H.r G. Meijer von KronauGa naar voetnoot1), die wij in 1833, leerden kennen, afwezig op een bergreis. Ook den Hoogl. OrelliGa naar voetnoot2) bij wien ik s'avonds ging, vond ik niet te huis. De H.r en Mevr. Oudermeulen waren ook in ons logement. 29 Aug. Naar Schaffhausen, 6-2 uur. Vreeslijke regen. De weg, zonder hooge bergen, biedt vele aangename gezigten aan. Hier en daar zijn, vooral in de nabijheid van Eglisau, plaatsen waar het op en afrijden, door de steilte en het slechte van den weg moeilijk valt. Langs een glibberig pad daalde ik te Neuhaus af om den heerlijke Rijnval weder te zien; die, ook aan het einde eener Zwitsersche reis, een der meest grootsche natuurtooneelen blijft. Ik bragt zelf een brief van den H.r Merle over aan de weduwe van den Hoogl. SteigerGa naar voetnoot3), | |
[pagina 81]
| |
vroeg gestorven en die door zijne zeldzame werkzaamheid dubbel en lang heeft geleefd: Wij bragten den avond bij haar door, en hadden aldus het genoegen nadere kennis te maken met haar en ook met Mevr. Mandach v. Meijenburg haar moeder, beide regt Christelijke menschen. De vader was afwezig. Wij zagen ook het tweejarig zoontje van Steyger. Men toonde ons zijn welgelijkend afbeedsel, waarin hooge ernst aangenaam door innemende zachtheid is getemperd; ook de portretten van HofackerGa naar voetnoot1), HengstenbergGa naar voetnoot2), en Malan; dit laatste voldeed ons uitnemend. In Schaffhausen moet thans veel opwekking zijn, veel Christelijk leven. In vroegere jaren heeft reeds Mevr. KrudenerGa naar voetnoot3), in een verblijf van slechts 14 dagen krachtig daartoe medegewerkt. 29 Aug. Naar Tuttlingen over Singen: 6-5 uur. De weg loopt digt bij Hohenstaufen en Hohentwiel, door Zwitzersch, Badensch en Wurtembergsch grondgebied. Weinige vergezigten; veel bosch. s'Avonds wandelden wij nog naar de ruine die op eene hoogte bij Tuttlingen ligt en zagen den Donau, klein en onaanzienlijk begin van den magtigen stroom. 30 Aug. Naar Tübingen, 6-4 uur. Gelijk den vorigen dag gedurig berg op berg af; de weg dikwijls zeer steil. Het land schijnt weinig vruchtbaar. Tübingen zelf is | |
[pagina 82]
| |
lief gelegen aan den Neckar. Ik maakte eene visite bij den Hoogl. in de geschiedenis HaugGa naar voetnoot1); een man van in de 40 jaren. Hij was er tevrede over de vlijt der studenten. Met Mignet en zijne geschiedenis der omwenteling scheen hij veel op te hebben; het groote werk in Duitschland over de Fr. revolutie uitgekomen vond hij te eenzijdig; de strekking der tijden was daarbij te weinig in het oog gehouden. De H.r Bibliothekaris David, dien ik niet t'huis gevonden had, zocht mij in het logement op; hij houdt zich meest met de geschiedenis der oude wijsbegeerte bezig. Zijn oordeel over de studies te Tüb. was veel minder gunstig. 1 Sept. Naar Stuttgardt, 6-10½ uur. Ik hernieuwde de kennis met den Nederl. zaakgelastigden den H.r d'Eck en zag voor het eerst E. MunchGa naar voetnoot2). Na den eten bragt mij deze naar de openlijke Bibliotheek, waar ik evenwel slechts aan den Bibliothecaris den H.r Moser voorgesteld werd, vervolgens naar het Leesmuseum. Dit schijnt zeer goed ingerigt, en is rijk aan Journalen, waarbij het ook eene kleine boekerij bezit. s'Avonds wandelden wij naar den Schloszgarten. In het logement ontmoette ik den Hoogl. Creuzer met zijne jonge vrouw en zijn' geliefden leerling Moser uit Ulm. De warmte was ons dezen dag zeer hinderlijk; de stad is zoodanig in de bergen gesloten dat de invloed van verfrisschende winden er gering wezen moet. Te Tuttlingen daarentegen en op andere hoog gelegene plaatsen waren wij over het fijne der lucht en de scherpheid der koude verwonderd geweest. 2-4 Sept. Ik maakte kennis met den Heer Lotter, geplaatst bij het Staatsarchief, en voor wien mij de H.r Duvernoij een brief had medegegeven; een man van hooge jaren, klein, vriendelijk, gul, en, gelijk wij ras bemerkten, Christen in het hart. Hij bragt mij bij | |
[pagina 83]
| |
Ds. KnappGa naar voetnoot1), eerst onlangs uit Kirchheim naar Stuttgardt overgeplaatst, den uitgever der Christoterpe, van middelbare jaren, een fiksch, krachtig uiterlijk, in lengte, houding en gelaat; algemeen bekend door Evangelischen zin en dichterlijk talent, en wiens gesprekken mij terstond en gedurig meer voorkwamen leerrijk van inhoud en aangenaam in de vormen te zijn. Hij is vol geest en vernuft, aardige en fijne opmerkingen, poetische beelden en wendingen doen zich gedurig ongezocht aan hem voor; terwijl hij bij de meeste eenvoudigheid ook de meeste hartelijkheid paart. Zaterdags bragten wij een paar uurtjes door bij den H.r Lotter. Zijne vrouw is ook een best mensch: beide spraken met hooge ingenomenheid over het Evangelie en de getrouwe leeraars, in wier bezit zij zich verheugen. Wij zagen bij hen den Heer Baron von Stachelberg, woonachtig in eene van Ruslands Duitsche Provinciën; een man die zich veel aan de uitbreiding van Evangelische kennis gelegen laat liggen. De Zondag was ons regt belangrijk. Om 10 uur hoorden wij in de Stifftskirche den 79-jarigen Dr. DannGa naar voetnoot2) over Luc. 17 v. 11-19. De kracht en ijver met welke deze grijsaard de waarheid verkondigt, zijn inderdaad verwonderenswaard. Zijn wandel is steeds voorbeeldig geweest, en hij heeft dikwijls met vele moeilijkheden, met veel tegenstand te worstelen gehad; onder den vorigen Koning is hij gedurende | |
[pagina 84]
| |
12 jaren uit Stuttgardt naar eene landgemeente verwijderd; doch de zoon heeft hem terstond teruggeroepen. Om 12 uur werd ik bij den KoningGa naar voetnoot1) toegelaten. Hij sprak met belangstelling in 't bijzonder over den toestand van Frankrijk: nous devons toujours avoir l'oeil ouvert sur ce pays qui nous a fait tant de mal, où il n'y a ni religion, ni morale. Tout se reduit de nos jours à l'égoisme. Le peuple est un enfant. Il se laisse mener. Les agitateurs, je le sais, recommenceroient ici aussi demain, s'ils le pouvoient. En 1830 il y avoit aussi prospérité et contentement et pourtant! En Wurtemberg le peuple a beaucoup de bonnes qualités, beaucoup de sentiment religieux. - La Suisse est dans un triste état; nous ne lui avons jamais disputé le droit d'asyle; voilà done une république. - Les Polonois ont fait ici beaucoup de mal. On a nui à la religion, quand on a voulu la mêler aux interêts politiques: elle est placée au dessus. Le Catholicisme-Romain peut aisément devenir un parti ennemi de l'Etat, c'est à quoi il est nécessaire de veiller. Hij is even in de vijftig jaren, eenvoudig gekleed, in uniform met eenige ordeteekens; sprak vriendelijk eerst in het Duitsch, daarna, op mijn verzoek, met gemakkelijkheid in het Fransch. Het was juist de geboortedag der KoninginGa naar voetnoot2). - Om 2 uur gingen wij naar de Hospitaalkerk, waar Ds. Knapp predikte over Galat. 5 v. 16 en volgg.; regt Christelijk, met waardigheid en ernst. Uitnemend voldeed ons ook eene predikatie over dezelfde woorden, om 4 uur, in de Stifftskerk, van Dr. Hofacker, even 30 jaren, broeder van den vroeg gestorven Leeraar, van wiens eenvoudig krachtige preken reeds meer dan 36000 exemplaren in onderscheidene landen, tot zelfs in Amerika, verspreid zijn. Bij den natuurlijken mensch is een bedriegelijke vrede. Dan is vrede erger dan krijg. | |
[pagina 85]
| |
De oorlog moet begonnen worden. Met eene overwinning is de zaak niet afgedaan. Gelukkig de Christen die het uitzigt heeft op een tijd wanneer de zegepraal volkomen zal zijn. Dit voorstel was vol leven, frischheid en gloed. - Van 5½ tot 8 uur waren wij bij Ds. Knapp. Hij is onlangs voor de tweede maal gehuwd met de weduwe van zijn vriend Osiander. Ik leerde er den H.r Sarrasin kennen, een der Predikanten die uit den omtrek van Liesstal, ten gevolge der revolutionaire woelingen zijn verdreven geworden; thans te Bazel woonachtig. Ook was er die Frau von Baer, die te Kirchheim woont, en later kwam Dr. Hofacker. De H.r Kn. las ons een paar zijner Neuere Gedichte voor. Het werk van StrausGa naar voetnoot1) over het leven van JezusGa naar voetnoot2) heeft hier nog al opziens gebaard, omdat hij invloed op de Jongelingen schijnt te hebben; in zoo verre kan het gezegd worden nut te doen, als het medewerkt om aan de erbarmelijke juste milieux, waarin anders zoovelen blijven hangen, een einde te maken. Kn. verhaalde ons veel van SchubartGa naar voetnoot3), ein gar holdseliger Mann, over zijne eenvoudigheid en Christelijken zin. Van regeeringswege is er in Wurtemberg veel verdraagzaamheid in het Godsdienstige. Overigens hebben ook hier de Christenen, die evenwel talrijk zijn, smaadheid te lijden, hier is ten hunnen opzigte de naam pietisten, waarlijk voor een scheldnaam nog al niet erg! het meest in gebruik. 5 Sept. Om 3 uren werden wij geappointeerd bij de Hertogin weduwe v. Wurtemberg, Prinses van Nassau-Weilburg en moeder der Koningin. Zij woont te Kirchheim en komt met opzet niet dikwijls in Stuttgardt, omdat zij, daar ze zelf bijzonder Christelijk gezind ook vele Christelijke betrekkingen heeft, beschuldigd wordt | |
[pagina 86]
| |
van intrigues en geenzins door den....Ga naar voetnoot1) bemind wordt. Zij is eene vrouw van Vorstelijke houding en aangenaam gelaat. Haar dochter, de Koningin, was bij haar, als ook de twee jeugdige Prinsessen. De Koningin gelijkt naar hare moeder in meer dan een opzigt; zij heeft mede eene opene, innemende physionomie; zij is mede eene eenvoudige, nederige dienares van Christus. Wij werden ontvangen als of bij den band die ons vereenigde, het onderscheid van stand, hetwelk door het Evangelie niet weggenomen wordt, toch geheel op den achtergrond kwam; en hadden gedurende ¼ uurs bij haar gezeten een vertrouwelijk gesprek, waarin ons met deelneming naar hetgeen wij in Frankrijk en elders ten aanzien van den voortgang des Evangelies gezien hadden, werd gevraagd. Bij het geweld van het ongeloof gevoelden zij zich met allen die de hoofdzaak belijden, meer en meer vereenigd: Depuis que Dieu m'a fait la grâce de songer à des choses sérieuses, zeide de K. je n'ai plus d'aversion pour les Catholiques; ik erken er broeders en zusters in, wanneer zij den Heer waarlijk dienen, hoe betreurenswaard ook hun bijgeloof moge zijn. Zij had den H.r Berryer met veel genoegen gesproken. Eenmaal zal het nog wel tot een vreeselijken religieoorlog komen. Dat bijv. in Zwitserland menschen, aan wie men moeilijk Christeljken zin kan ontzeggen, voorstanders der revolutionaire beginselen zijn, is haar, bij de duidelijke uitspraken des Evangelies, omtrent gehoorzaamheid aan de Overheden eene begrijpelijke zaak. Met deelneming vroeg zij naar den toestand der Koninklijke familie in ons Vaderland. Den avond bragten wij door bij die Fräulein van Palm, tante der eerste vrouw van Ds. Knapp. Deze was er ook met zijne vrouw, en Fr. v. Baer; voorts de echtgenoote van den Generaal v. Palm, wier man afwezig was. 6 Sept. - De publieke Bibliotheek schijnt nog al rijk te zijn; ik doorliep den Catalogus der M.SS., doch - | |
[pagina 87]
| |
zonder iets voor mijn doel te vinden. Prof. StählinGa naar voetnoot1) ontving mij met veel vriendelijkheid; ik had het genoegen er den H.r BöhmerGa naar voetnoot2), Bibliothecaris te Francfort weder te ontmoeten, steeds met ijver bezig om voor de uitgave der Momumenta historica Germaniae onderzoekingen te doen. - Op de bijzondere boekerij des Konings sprak ik den H.r v. Loer, Bibliothekaris, tevens Secretaris der Koningin. Het lokaal is zeer fraai: de verzameling meest bestaande uit reizen, plaatwerken, moderne literatuur; het gebruik daarvan wordt aan velen vergund. - Het Staats-Archiv schijnt in zeer goede orde; in gewelven geplaatst is het beveiligd tegen brand. Er is veel voor de geschiedenis van Z. Duitschland; zeer weinig dat mij van dienst kon zijn. - s'Middags reden wij met den H.r Lotter en zijne vrouw naar Cornthal, een dorp op een paar uren afstands der stad. Sedert 17 jaren bestaat hetzelve. De vorige Koning had een nieuwe liturgie doorgedreven, die zich daardoor bezwaard gevoelden, wilden het land ruimen. Om hen te behouden, werd hun in C. eene verzamelplaats aangeboden. - Zij houden zich aan de Augsburgsche Confessie met eenige weinig beduidende veranderingen. Zoo verhaalde ons de Predikant, de H.r KapfGa naar voetnoot3): wij zijn, zeide hij, eigenlijk de oude Wurtembergsche Kerk. Overigens is er onder de leden der Gemeente, voor zooveel zaken van minder aanbelang betreft, groot verschil van meening, die evenwel, dank zij der Christelijke liefde, aan de eenheid en broederlijke eensgezindheid niet schadelijk is. Wij spraken den ouden H.r HofmanGa naar voetnoot4), door wien voornamelijk deze gemeente is | |
[pagina 88]
| |
opgerigt, en die er thans de weltliche Vorsteher van is, een origineel man in gelaat en gesprek. Hij had van den beginne af begrepen zijne overtuiging te moeten getrouw blijven: iemand hem vragende wat eigenlijk zijn plan was: Ich habe gar keinen Plan, antwoordde hij, waarop de ander hem zeide: Ich sehe wohl Sie wollen einen Pantoffel draus machen, allein der liebe Gott wird ein Stiefel draus machen; und so ist es, voegde H. er bij, jetzt geworden, mindestens ein Schuh. Hij sprak ook van Straus. En alle dezen zullen, zeide hij, Christus tot een voetbank worden gemaakt: und ich wird's erleben: zoo niet over tien, over 100, of duizend of meer jaren; maar ich werd's erleben. Veel wordt hier gesproken over het duizendjarige Rijk, waaromtrent sommige zeer bepaalde verwachtingen hebben. Er zijn hier ook vele aanhangelingen van zekere Michael....Ga naar voetnoot1) een boer die vele theosophische schriften uitgegeven heeft, en de oprigting dezer Gemeente nog even beleefde. Knapp vergelijkt zijne schriften bij de zonen Jacobs, waaronder twee goede en tien godlooze waren; ook bij een dukaat, waarmede men, door verdunning van het goud, een ganschen ruiter, man en paard overdekt. Treffend is het dat er in die 17 jaren te Cornthal geene crimineele of burgerlijke regtzaak is geweest, kein Polizey verbrechen, kein uneheliches Kind, kein Leim; zóó wordt de boom aan de vruchten gekend. - Wij gingen de kerk zien, waar elken avond eene Bijbeloefening is. Ds. Kapf liet ons ook de inrigtingen van onderwijs zien. Er zijn onderscheidene scholen, zoo voor de kinderen van Cornthal zelf, als voor anderen die herwaarts in vrij grooten getale worden gestuurd. Er is eene school voor weezen, waar voor hun | |
[pagina 89]
| |
gansche onderhoud gezorgd wordt; een huis voor zeer jonge kinderen, een pensionaat, waarin een zeer beschaafde opvoeding gegeven wordt, tegen een matigen prijs, alles op een zeer Christelijken voet. De geïsoleerde ligging van het dorp is een zeer gewenscht behoedmiddel tegen den schadelijken invloed van kwade voorbeelden. Wij waren van 8 tot 11 uur weder bij Knapp, ook met Fr. von Baer, Hofacker en zijne vrouw. Cornthal, zeide Kn., is ons een borg der verdraagzaamheid van het Gouv.t; men vreest dat wij, bij eventueele moeilijkheden, allen derwaarts zouden gaan. Hofman is een ware pietistengeneraal. De verhouding dezer menschen tegenover de kerk is lang zoo schroff niet meer als in den beginne. - Kn. is bezig met de uitgave eener groote verzameling van oud-Duitsche liederen. GöschellGa naar voetnoot1) heeft hem onlangs hevig aangevallen wegens eenige uitdrukkingen in een vers op Göthe, dien Göschell een zedelijk dichter beweert te zijn. V. Meyer te Francfort is een romantieker onder de Christelijke dichters. s'Ochtends had Kn. eene eenvoudige Bijbeloefening bij Dann gehoord, dat was hem geweest als die vernünftige Milch des Evangeliums. Hij en Hofacker houden wekelijksche conventikelen; de kerk is de kamer zeide hij, die bijeenkomsten het meublement. Veel heeft hij op met de Hertogin, de voet der lammen, het oog der blinden; als het regent op de bergen, druppelt het in de valleijen. AsmusGa naar voetnoot2) is hem een lievelingsboek, zoo ook (met de Pensées de Pascal en de brieven van Newton) voor VinetGa naar voetnoot3). De hartelijkheid waarmede wij te Stuttgart door Christelijke vrienden zijn ontvangen, is waarlijk ongemeen. | |
[pagina 90]
| |
Wij ontvingen ook een bezoek van een zoon van Ds. Malan, die voor arts wil studeren, en hier is om de Duitsche taal te leeren. Hij kwam bij ons met den H.r Ostertag, die vroeger Gouverneur bij zijn vader is geweest. Den H.r d'Eck zag ik te St. meermalen, met veel genoegen. Ook leerde ik den H.r Staatsrath von HartmannGa naar voetnoot1) kennen, die in 1815 en 1833 te Weenen is geweest, Directeur van het Archief, en in het afzijn van den Graaf v. Berolding, met de Buitenlandsche Zaken belast. Voorts den H.r Pistorius die zich veel met het onderwijs bezig houdt, en wien ik op de School Paulinenpflege, alwaar eene prijsuitdeeling was, ontmoette. Zooveel mogelijk, zijn er in Wurtemberg, afzonderlijke scholen voor elke gezindheid. 7 Sept. Wij vertrokken om 8 uur naar Carlsruhe, nadat wij van onze bejaarde vrienden Lotter, die, niettegenstaande het slechte weder, ons waren komen opzoeken, regt hartelijk afscheid hadden genomen. Het heuvelachtige en boschrijke land, vooral ook wanneer men in Baden is, levert veel wisseling op van aangename gezigten. Wij reden door het welvarende Pfortzheim, daarna door Durlach, en na een zeer lange en fraaije populieren-laan kwamen wij om 3 uur te Carlsruhe im Erbprinzen aan. 8 Sept. Ik begaf mij naar de Bibliotheek van den Groot Hertog op het slot. De Bibliothecaris, de H.r Molter, ontving mij niet onvriendelijk, doch kwam mij voor bijzonder stil en trocken te zijn. Hij gaf mij vrijheid den Catalogus der MSS. te doorloopen, doch ik vond er weinig van belang en niets dat het Huis van Oranje-Nassau betrof. s'Middags maakte ik met veel genoegen kennis met den Geheim-Archivrath Mone, vroeger Hoogleeraar te Leuven. Een open, fiksch uiterlijk. Hij schijnt bijzonder arbeidzaam, en zeer bekend met de Archieven, zoo in Belgie, als in 't bijzonder ook in het Noorden van Frankrijk; te St. Omer, Arras, enz. vooral te Lille, wer- | |
[pagina 91]
| |
waarts tijdens de veroveringen van Lodewijk XIV, veel moet zijn overgebragt. Hij houdt zich ijverig bezig met de geschiedenis der Oud-Nederlandsche DichtkunstGa naar voetnoot1). De wijs waarop v. Raumer tegenwoordig arbeidt, bevalt hem in geenen deele: dat is schrijven voor de lezers in het Museum; geen werken voor de wetenschap. Waarom ons niet beter met de originelen bekend gemaakt, dan uit eenige vertaalde brokken? Van PfisterGa naar voetnoot2) had M. zooveel niet verwacht als hij inderdaad heeft gepraesteerd; ook zijne ‘Geschichte der Deutschen’Ga naar voetnoot3) is goed: hij was faul, hield te veel van zijn gemak. Zijne geschiedenis van Zwaben had hij opgedragen aan het Vaderland: de vorige Koning v. Wurtemburg nam dit zoo kwalijk (ich bin das Vaterland, riep hij uit), dat alle de dedications bladeren weggesneden moesten worden, en Pf. gevaar liep in de gevangenis te geraken. Met de historische studie der Franschen heeft Mone niets op. Zij zijn te faul; zij maken een text, als zij de woorden niet verstaan; men kan niet op hen vertrouwen. MarmierGa naar voetnoot4), in de Revue des deux mondes, beoordeelt Duitschland al zeer goed. Met de Belgen was niets wezenlijks uit te rigten; men kon de jongelieden tot een zekere hoogte brengen, en verder niet: nationale energie kon er bij hen niet zijn. 9 Sept. De H.r Munch was ook te Carlsruhe; hij dineerde aan de table d'hôte met ons, en liet mij een proeve zien van een soort van Mémoires (1815-1830) aan wier uitgave hij thans arbeidtGa naar voetnoot5). Zijn overgaan van | |
[pagina 92]
| |
de eene tot de andere partij en zijn privaat leven hebben hem, naar ik vernam, zeer in de publieke opinie doen dalen. Ik bezocht ook weder de H.r Mone. Door eene aanbevelingsbrief van Ds. Knapp leerden wij das Fräulein Else von Struve kennen, een regt lieve Christelijke vrouw, en bragten den avond door bij hare familie. De vader, in 1828 gestorven, was Russische envoyé in Baden. Een der zoons, dien ik sprak, is nu attaché bij de legatie. Mevrouw verhaalde ons veel van haar lotgevallen; er was ook eene Hernhutsche dame uit Königsfeld in 't Schwarzwald. De predikant Frommer, de eenige die te Carlsruhe het geheele Evangelie verkondigt, was verhinderd geworden mede in het gezelschap te zijn. 10 Sept. Van 8-2½ uur naar Heidelberg, Hôtel d'Hollande. Aangename weg, meest langs vruchtbare akkers en fraai begroeide heuvels en bergen. Na den eten wandelden wij langs den Necker, tot aan het stift Neuburg. 11 Sept. Om 9 uur naar de kerk, alwaar wij over Matth. 6 v. 24-34 eene preek hoorden die, behalve dat Christus er een paar keeren in genoemd werd, niets Christelijks had. Niets van zonde, niets van verzoening. Evenmin, naar mij voorkwam, in het Gezangboek, uitgegeven in 1785. Welk een onderscheid bij den vorigen Zondag in Stuttgardt! - Aan de table d'hôte vonden wij den H.r van Breugel en Mevrouw, die te Ems waren geweest. 12 Sept. Om 10 uur naar Creuzer dien ik niet thuis vond. Ook de Hoogl. MittermaierGa naar voetnoot1) was afwezig, en uit de stad. Schlosser insgelijks. Ik ging naar de Bibliotheek: de H.r Muller, een vriendelijk man, leidde mij rond. De MSS. zijn weinig in getal, voor de nieuwere historie onder dezelve bijna niets. Eenige fraaije gebedenboeken, één | |
[pagina 93]
| |
zeer prachtig van M.me de PompadourGa naar voetnoot1); een album van Keurvorst Frederik IV, eene predikatie van Luther eigenhandig door hem geschreven. Er wordt thans weinig con amore gestudeerd. De Symboliek van Creuzer is weinig meer in trek, toen M. student was, telde dit collegie 200 toehoorders, later 30 of 20, thans kon Cr. het niet meer houden, en moet het in andere voorlezingen vlechtenGa naar voetnoot2). De werken van v. RotteckGa naar voetnoot3), die vroeger ontzagchelijk veel werden gelezen, laat men thans bijna geheel liggen. Een groot deel der Palatijnsche boekerijen is naar Rome vervoerd geweestGa naar voetnoot4), als geschenk van den Hertog van Beyeren: het meeste heeft men terug bekomen in 1815, vooral omdat de Paus meende dat Heidelberg gelegen was in de Staten van den Koning van Pruissen, aan wien hij vele verpligtingen had. - Het huis van Beyeren is nog steeds begeerig naar de Palz, onlangs heeft men pogingen aangewend om op het Archief te Carlsruhe een stuk te ontvreemden dat voor dien wensch gunstig scheen te kunnen zijn. Ik maakte ook een visite bij ThibautGa naar voetnoot5). Een waardig hoofd met witte hairen, een gelaat vol uitdrukking. De geschiedvorschers geven ons dikwijls te veel; gewigtig en onbelangrijk. De historie door ooggetuigen, zooals bij de Ouden, dat is het ware; niets beters dan vertrouwelijke brieven, maar al die raisonnementen met halve kennis der facta ellendig. Hij had nooit het bijwonen van collegies kunnen uithouden, behalve | |
[pagina 94]
| |
bij KantGa naar voetnoot1) en SpittlerGa naar voetnoot2): deze wist te kiezen wat gezegd, wat overgeslagen moest worden. Dit was de kunst van Tacitus, van Plutarchus; de characteristische Züge te geven. Geen Foliant over Napoleon's leven; eenige brieven, eenige gezegden in treffende oogenblikken; dat is beter voor karakterschildering dan een langwijlig verhaal. Wat heeft dat Griekenland niet geleverd in alle wetenschappen en kunsten! Frankrijk beroemt zich op veel dat het niet bezit. Een groot schilder had het niet; le Sueur en Claude Lorrain waren LotharingersGa naar voetnoot3). Een groot dichter ook niet: zelfs in Racine is Uebertreibung; men legge Sophocles er naast. - Duitschland heeft thans ook niet één enkelen dichter. - De jongelieden lezen de Ouden niet meer; zij zijn in droomerijen verward: zoo gij democraten wilt zijn, weest het dan gelijk Aristoteles en andere groote mannen van Griekenland en Rome; eenige Aristocratie zal er altijd moeten zijn. - Waarlijk er is despostismus noodig in alles. Het genie schlagt es ein in kunsten en wetenschappen; zoo moet er ook een genialischer Koning zijn; gelijkheid der menschen is het ideaal van een toestand waarin de Staat niet meer noodig zou wezen. De menschen zijn te dom of te slecht om geen krachtig gezag te behoeven. De Koning der Nederlanden is vereeringswaard; ik weet niet of hij genie heeft, maar hij heeft karakter. 13. Naar Darmstadt. Met regenachtig weder. Wij zagen weinig van de Bergstrasse. Na den eten deden wij een kleine wandeling in de stad en in den Schloszgarten. 14. Naar Frankfort: 8-11 uur. Het was Messe en vol vreemdelingen. Aan 5 logementen afgewezen, vonden | |
[pagina 95]
| |
wij eindelijk plaats im Römischen Kaiser. Ik deed eene visite bij den H.r Appia, Predikant bij de Waalsche Gemeente. s'Avonds gingen wij er thee drinken: Wij waren met Mevrouw en de kinderen, geheel en familie. Lieve, vriendelijke menschen. Hij las ons eene preek voor van den Franschen predikant te Napels. Hij geeft thans uit, met den H.r Bonnet die, tot ons leedwezen, uit de stad was, en eenige anderen een Journaal der Christliche Beobachter; in het Duitsch, dewijl het Fransch hier zeer weinig gelezen wordt. 15. De Graaf van GrunnéGa naar voetnoot1) was uit de stad; de H.r van ScherffGa naar voetnoot2), Raad van Legatie, ontving mij zeer vriendelijk, en gaf mij de noodige aanwijzingen. Te Cassel zou ik in den Minister van HassenpflugGa naar voetnoot3), ofschoon men beweert qu'il appartient à la secte qu'on appelle en Allemagne les mystiques, een zeer belangrijk mensch leeren kennen. Wat Wiesbaden betreft, de Nassausche Archieven worden niet aldaar, maar te Itzstein bewaard. Ik ging naar de Bibliotheek. Onder de MSS., waarvan ik den Catalogus doorliep, is niets van mijn gading. De Adjunct-Bibliothecaris leidde mij rond. Hij betreurde dat men aan het verfraaien van het gebouw veel geld ten koste had gelegd, dat beter aan boeken had kunnen worden besteed. Over de werken van v. Rotteck sprak hij met veel minachting. V. Raumer was zeer gedaald; zijne brieven over Engeland kunnen niet eens met redelijke Journaalartikelen gelijk worden gesteld. In Duitschland houden thans vele geleerden zich ijverig bezig met de uitgaven van oude oorkonden, zooals G.v. Raumer en nu weder Dr. Böhmer over Frankfort. Het Berl. polit. Wochenblatt wordt veel gelezen; welligt was het nog | |
[pagina 96]
| |
gediegener, toen Jarcke het schreef. - s'Middags visite bij den beroemden Syndicus v. MeyerGa naar voetnoot1), 64 jaren oud een achtbaar gelaat; ernstig Christelijk gesprek. Geen rust voor Vorsten en Volken, zoolang het Evangelie niet de grondslag wordt der politiek. De Regeeringen hebben in dit opzicht groote schuld. Wij gaan zware tijden te gemoet, het ongeloof heeft zich thans vrij wat meer dan vóór de eerste Fransche revolutie naar alle zijden verbreid. Werken als dat van Straus doen veel minder kwaad dan hetgeen in fijner vorm is gehuld. - De Heer v.M. is geen voorstander van het separatismus. - Een gedeelte van den avond bragt ik weder bij den H. Appia door. Hij liet mij in de oude kerkboeken eenige merkwaardige brieven zien; onder andere één geheel eigenhandig van Calvijn. 16. Visite bij den H.rv. Scherff. Ik vond er den Baron v. GagernGa naar voetnoot2). Hij heeft nog veel levendigheid in de conversatie en vertelde ons over zijne kennismaking met Mme de Stael, Mackintosh en anderen. Door zijne uitgave der brieven van von Stein is hij in ongunst bij den Hertog v. Nassau geraakt. - Daarna bij den Hr. v. Guayta, die het toezigt heeft over het stads archief, gewezen Burgemeester. Hij vergunde mij den toegang, doch ook daar was voor mij niets. Te vergeefs zocht ik Prof. Ranke uit Berlijn op; hij was niet te huis. - s'Middags wandelden wij nog een weinig door de stad; ook naar de Braunfels; doch het weder gedurende ons | |
[pagina 97]
| |
verblijf te Frankfort was zoo ongunstig dat men weinig lust had van lang op de straten te zijn. 17. 8-6 uur naar Marburg. Guur en regenachtig weder, ofschoon beter dan de vorige dagen. De weg is in het geheel niet onaangenaam. Het land over 't algemeen vruchtbaar, heuvelachtig, somtijds zeer lieve gezigten ook op de kronkelende Lahn, vooral in de nabijheid van Giessen, het welk er zeer goed uitziet, en vele groote, nette huizen heeft. De digt bij gelegene ruïnes verhoogen de belangrijkheid van het landschap. 18 uurGa naar voetnoot1). Om 9 uur naar de Gereformeerde Kerk. Eene preek over 1 Cor. 13 v. 1-3. Zonder liefde zijn wij den naam van Christen, ja zelfs van mensch onwaardig; kennis en geloof baten niets zonder liefde. De liefde is de band van het gezellig verkeer. Zij is eene bron van vele deugden. Niets over het geloof in Christus als over den eenigen oorsprong van wezenlijke liefde tot God en de menschen, niets over zonde en verlossing. In één woord alles even dor en koud; niets herinnerde aan Christus dan de Formuliergebeden, waarin weinig of niets veranderd scheen. Het gehoor was niet talrijk. Onvoldaan terugkeerende werden wij door eene ontmoeting die zeker niet toevallig was, aangenaam verrast. Ik vroeg iemand den weg naar de St. Elizabeth kirche: deze, dien wij naderhand bevonden den H.r Enzrenberger, Secretaris der Regeering te zijn, ging juist denzelfden kant uit; wij begonnen een gesprek, hetwelk spoedig, zoodra hij onze belangstelling zag voor de herinnering aan Ds. Jung Stilling, vroeger Hoogleeraar alhier, vertrouwelijk werd. Hij bragt ons eerst naar het huis, waar St. en ook deszelfs vader hadden gewoond, hetwelk overigens niets bijzonders had. De tegenwoordige bewoner, een burgerman, zeide ons zóó regt natuurlijk dat hem het huis uit dien hoofde dubbel dierbaar was. St. is te Marburg niet vergetenGa naar voetnoot2). | |
[pagina 98]
| |
In den burgerstand is nog veel Christelijk geloof; minder in de hoogere standen. Met de Predikanten is het treurig gesteld. Met opgetogenheid sprak de H.r over de verdiensten van den Minister Hassenpflug: geen Predikant, geen Leeraar stelt hij aan, van wien hij niet overtuigd is dat hij Christen is. Zijne zorg strekt zich vooral uit over het onderwijs, en met goed gevolg. De Normaal School heeft hij, om de verzoekingen eener residentie, uit Cassel op een geruimen afstand op het land overgeplaatst. Hij is gestreng, maar regtvaardig. Dikwijls heeft hij zich incognito bij ambtenaren begeven om het al dan niet gegronde der tegen hen ingebragte beschuldigingen te onderzoeken. De oppositie tegen hem heeft heeft hare kracht verloren. Wij gingen te zamen naar de Elizabethskerk, zeer oudGa naar voetnoot1), en waar men de graven ziet der Vorsten die voor de Reformatie in Hessen geregeerd hebben; ook de prachtige tombe waar vroeger Elisabeth's gebeenteGa naar voetnoot2) in bewaard werd, en werwaarts vele pelgrimaadjen werden gedaan. - Na den eten eene wandeling in den beelderigen omtrek; boven op den heuvel, waar langs Marburg gebouwd is, ligt het oude slot, waar Phillips de Grootmoedige geboren werd. Wij bleven in de vallei, de Lahn is zeer smal, doch heeft nog al stroom. Het land is vruchtbaar; de heuvelen grootendeels met | |
[pagina 99]
| |
bosschen bedekt. - De Post, op tien minuten der stad, is een eenvoudig, doch zeer goed logement. 19 Sept. 7-6 uur naar Cassel. Het eerste gedeelte der route is zeer aangenaam, en biedt veel verscheidenheid aan; naderhand wordt het land eentooniger. Het weder was guur en regenachtig. 20 Sept. Visite bij von Rommel, den Directeur van het Staatsarchief. Een man van in de 50 jaren, maar die er jonger uitziet; wellevend en vriendelijk: Hoogleeraar eerst te Marburg, later in Rusland; sedert 1815 te Cassel aan het hoofd van verscheidene wetenschappelijke verzamelingen. Hij geleidde mij naar de Bibliotheek. Aldaar leerde ik kennen den Bibliothecaris Bernardi, vroeger te Leuven geplaatst; den Conservateur Prof. Schubart, die zich bezig houdt met eene uitgave van Pausanias, en den H.r de la Borde, zoon van Alex de la Borde, thans alhier aan de Fransche legatie geattacheerd, die met zijn vader in het oosten gereisd en belangrijke mededeelingen omtrent Arabië heeft gedaan. Het locaal is zeer fraai. 21 Sept. 10 uur naar de Bibliotheek. Ik doorliep den Catalogus der M.S.S. Er zijn er nog al vele; weinig voor mijn doel. Om 11 uur visite bij den H.r Schroeder. Regierungsrath en belast met het toezigt over het Regeeringsarchief. Wij spraken veel ook over godsdienstige onderwerpen. In Cassel zijn, zeide hij, twee goede Predikanten, de H.r Rausch en vooral ook de Garnizoens prediker Wendel. De oppositie tegen den H.r Lange, die thans op verscheidene uren afstands van de residentie is, was voornamelijk ook door de vereeniging met politieke oppositie sterk: men meende hierdoor den Minister Hassenpflug leed te doen en welligt zijdelings ook zijn val te bereiden. Deze kan voor het Evangelie minder dan hij zou wenschen; vermits de keurprinsGa naar voetnoot1) een sterken wederzin heeft tegen de piëtisten, en hem van het begunstigen derzelve verdenkt. - Om 12 uur bij den Minister Hassen- | |
[pagina 100]
| |
pflug. Met eenvoudigheid en beleefdheid werd ik ontvangen, een man, dunkt mij, van nauwelijks 40 jaren; veel uitdrukking en ernst in het gelaat; ernstig en opgeruimd, toegerust met vele ook wetenschappelijke kennis, een man, gelijk ook zijne tegenstanders erkennen, van karakter en energie. Wij spraken over het Berliner Wochenbl. en de Evang. K. Zeitung, waarbij hij mij raadde ook den literarischen Anzeiger van TholuckGa naar voetnoot1) te voegen. De gematigde liberalen, hoewel dikwijls met de beste bedoeling te werk gaande, waren, zeide hij, nog minder dan de ultras vatbaar om teregt gebragt te worden. Het was hem meermalen voorgekomen dat, bijzonder in talrijke vergaderingen, de domheid veel opgang maakt, dewijl zij, niet verstandig en bescheiden genoeg om ten aanzien van haar meening de mogelijkheid van betwijfeling te erkennen, zich met eene vastheid van overtuiging uitdrukt, die aan velen imponeert. s'Avonds woonde ik een souper bij van het Verein für Hessische Geschichte und Altertumskunde. Er waren een twintig personen: de H.rr Rommel, Schroeder, Bernhardi, Schubart, Landau, werkzaam bij het Staatsarchief, de Oberappellationsrath BickelGa naar voetnoot2), die zich veel met de studie van het Canonieke regt heeft bezig gehouden. 22-31 Sept. Gedurende deze dagen was ik veel werkzaam op het Regierungs-Archief, alwaar zich de meeste belangrijke stukken ook voor onze geschiedenis bevinden; in de benedenstad; een vrij goed locaal in een zeer oud gebouw, vlak aan de rivier de Fulda. s'Middags, voor zoover het weder zulks toeliet (want wij hebben alhier langdurige en vreesselijke regens gehad) deden wij wandelingen, doorgaans naar de Aue, die zeer groot, fraai en boschachtig is. De gebouwen worden slecht onderhouden, of liever zijn in een volkomen | |
[pagina 101]
| |
toestand van verval. Wij woonden aldaar een parade bij, door den Keurprins gehouden over het zeer talrijke garnizoen; de troepen, infanterie, ruiterij, artillerie hadden nette uniformen en eene fraaije houding. - Den 25, s'Zondags, hoorden wij in de Garnizoenskerk Ds. Wendel over Rom....Ga naar voetnoot1), en s'middags in de Unterneustadkirche Ds. Rausch, 1 Tim. 1 v. 12-17, beide preeken waren geheel Evangelisch, vol ernst en kracht. Bij W. is welligt meer sierlijkheid en kennis; Rausch daarentegen schijnt mij beter door alle toehoorders begrepen te kunnen worden; heeft veel levendigheid van uitdrukking en eene sterke, doordringende stem. Er is nog een zeer Evangelisch Predikant, de H.r Lohr, nog slechts 23 jaren oud, van wien wij een aangenaam bezoek ontvingen. Overigens is hier veel rationalismus, veel vijandschap tegen de Christenen die men gewoon is met den naam van mystieken te bestempelen. Ik deed eene visite, met den H.r Schroeder, bij de H.r Wendel en Rausch. Dezen vonden wij lezen in Arnd's Wahre Christenthum. Geheel onverwacht trad de Predikant Lange binnen, wiens Evangelische prediking hem alhier vele onaangenaamheden, vervolging, en eindelijk eene verplaatsing naar Eschwegen heeft veroorzaakt. Naar mij voorkwam, een eenvoudige, gulle, opregte man, die ons belangrijke brieven, ook een uit Holland, mededeelde. Wanneer men de tegenpartij over hem en de zijnen hoort, is de beschuldiging voornamelijk dat zij de religie tot een middel voor de politiek hebben dienstbaar willen maken; hetgeen intusschen te minder aannemelijk is, omdat de bekeering van Lange, die vroeger inderdaad een soort van liberale predikatie hield, voorgevallen is juist in een tijd toen eigenbelang zou mede gebragt hebben zich aan de zegevierende liberale partij nog vaster te sluiten. Den 28sten ontving ik reeds vroeg een bezoek van Prof. Ranke uit Berlijn; klein, levendig, gul, spraakzaam; s'middags reed ik met hem en v. Rommel naar Wilhelmshöhe, onder een vreesselijken stortregen, maar het was | |
[pagina 102]
| |
onmogelijk hem daarvan terug te houden. Zoo moesten wij ook, willens, onwillens, door een zeer slechten weg klimmen naar de Löwenburg, een kunstruine, eerst vóór een 40 jaren gebouwd, waar een aantal portretten van Landgraven en andere historische personaadjes, ook oude wapenrustingen en meer dergelijke zaken zijn, en vanwaar men over den halven omtrek een zeer schoon uitzigt heeft. Hij en v.R. lieten zich, tot mijn leedwezen, zeer ongunstig uit over het Pol. Wochenbl. en beschuldigden het vooral op een historische basis te willen bouwen zonder genoeg de geschiedenis te kennen: sed quod demonstrandum. Ranke was zeer tevrede over hetgeen hij te Frankfort had gevonden, in 't bijzonder over de Nota der Rijksdagen, eene tot dusver, naar hij zeide, bijna niet gebruikte bron. - Den 29sten dineerde ik 4-7 uur bij den Minister Hassenpflug, met den Minister van Finantien, v. Mots, een man van jaren, den insgelijks reeds bejaarden Pruissischen Gezant v. Kanits, en den Oberappellationsrath Bickell. Het gesprek was aangenaam, gedeeltelijk over historische en politieke onderwerpen. 1 Oct. De KeurvorstinGa naar voetnoot1) liet mij te dineren vragen, tegen 2½ uur. Ik werd aan H. Kon. H. en aan hare dochter gepresenteerd. De gelijkenis tusschen de Keurvorstin en de Koningin der Nederlanden is treffendGa naar voetnoot2). De ontvangst was eenvoudig; geenerlei vertooning van pracht. Weinige gasten. De Oberhofmeister van Thummel, de Hofmaarschalk, drie Hofdames, de Burgemeester...Ga naar voetnoot3), de H.rv. Rommel en zijn 83-jarige vader, die Superintendent is en dit ambt nog waarneemt. De Keurvorstin was dit jaar in Berlijn, het vorige in Zwitserland geweest. Zij sprak met belangstelling over de geschiedenis van het Huis van Oranje en over die van Hessen. Beklagenswaardig is in vele opzigten haar toestand; de | |
[pagina 103]
| |
familiebetrekkingen zeer moeilijkGa naar voetnoot1). Zij is hier algemeen geacht en bemind. Den avond bragt ik verder bij v. Rommel door, die mij het een en ander omtrent de voortzetting van zijne geschiedenis mededeelde. 2 Oct. Om 9½ uur in de Garnizoenskerk bij Ds. Wendel. De preek was over......Ga naar voetnoot2). Daarna bezochten wij de Martini-kerk, waar de tomben zijn van Landgraaf Philips, zijne gemalin, en Willem den Wijzen. - Na den eten reden wij naar Wilhelmshöhe. De wateren speelden. Verwonderlijk is het dat men de natuur ook in hare woestheid en kracht zoo heeft kunnen nabootsen. Vooral de groote waterval is heerlijk. De watersprong overtreft al wat wij vroeger van dien aard zagen. De stijve waterwerken van St. Cloud zijn bij Wilhelmshöhe niet te vergelijken. Wij lieten ons brengen tot aan den Herkules. Het uitzigt is zeer fraai. Hier is alles wederom geheel kunst, en wij betreurden niet dat dit gedeelte der waterwerken, om de groote kosten, in verval is geraakt. 4 Oct. Om 3½ uur diner bij den Keurprins. De zalen niet zeer groot, vooral niet hoog van verdieping, maar kostbaar gemeubileerd; ook bij het diner was, in zilver als anderzins veel pracht. Ik reed er heen met den H.rv. Rommel, wij werden ontvangen door den Hofmaarschalk Otto van Malsburg, die vroeger hetzelfde ambt bij koning Jerôme waargenomen heeft. Er waren een dertigtal gasten, verscheidene Officieren, de Minister v. Hassenpflug, de President van het Geregtshof; ook de Oberforstmeister Harttig, een der eersten die door onzen Koning te Fulda aangesteld zijn. De Keurprins spreekt zeer weinig, en over onderwerpen van niet veel belang. Zijn gelaat scheen mij ook niet veel beduidend, en zijn grootste roem is de keus van een Minister als Hassenpflug is. - s'Avonds hadden wij een bezoek van den jongen Predikant Lohr, hij geeft zich veel moeite voor het | |
[pagina 104]
| |
onderwijs der gevangenen en zijn arbeid is dikwijls gezegend geweest. 5 Oct. Bildergalerie. Zij is zeer merkwaardig; vooral om de Nederlandsche school. Er is veel van Rembrandt en van Dijk; ook van Wouwermans, Teniers, Metzu, Potter. Een deel der verzameling die naar Parijs is overgebragt, werd door de Keizerin Josephine aan den keizer van Rusland verkocht en is nu te Petersburg. Er zijn ook enkele fraaie Italiaansche schilderijen. Het locaal, het slot Bellevue, is fraai en heeft een schoon uitzigt op de Aue. - In het museum vindt men allerlei voorwerpen, oudheden, munten, standbeelden, opgezette dieren, ook een kamer vol met uurwerken, gedeeltelijk onder het opzigt der Landgraven Willem en Maurits vervaardigd. - Afscheid van de H.r von Rommel, v. Thummel, Hassenpflug. In de werkkamer van dezen staat een crucifix. De H.r Lange had in Cassel, zeide hij, wegens zijne antecedenten weinig nut meer kunnen doen, zijne verplaatsing was wenschelijk geweest. In de bevordering van het Christendom moet men, in 't bijzonder te Cassel, met veel omzigtigheid te werk gaan. 6-8 Oct. Reis van Cassel naar Elberfeld. Het weder, na zooveel wind en regen, was ons nu ongemeen gunstig; zacht als midden in den zomer. De geheele weg is alleraangenaamst, gene zeer hooge bergen, maar toch aanzienlijke heuvels, vele riviertjes en beken; welvarende dorpen; groote bosschen waarvan het schoone door de verscheidenheid der herfstkleuren nog werd verhoogd. Arolsen, waar het kasteel is van den Graaf v. Waldeck en Arensberg met zijne lieve wandelingen, waren de plaatsen waar wij nachtverblijf hielden. Arensberg is zeer vrolijk en net gebouwd. - Van hier tot aan Barmen is het land gedurig al meer en meer bevolkt; eindelijk huis aan huis, en dorp aan dorp. Barmen schijnt zeer aanzienlijk; is evenals Elberfeld, zeer smal en lang aan de Wupper gebouwd; overal ziet men fabrieken, en de grootheid en fraaiheid der huizen kondigt overal bloei en rijkdommen aan. 9 Oct. Om 9½ uur in de Gereformeerde Kerk. Ds. Kohl over Matth. 5 v. 6; eene regt goede ernstige preek. | |
[pagina 105]
| |
Het gure weder belette ons veel te wandelen. Om 5 uur gingen wij naar de Kerk bij F. KrummacherGa naar voetnoot1). Wij hoorden hem over het gastmaal van Belsazar, Daniël,......Ga naar voetnoot2). Er was veel nuttigs en treffends in dit voorstel; maar toch ook veel dat ons niet voldeed. Het ontbreekt niet aan gezochte uitdrukkingen en beelden, dikwijls wordt de stijl geheel triviaal, de gesticulatie is vreeselijk sterk, en niet zelden weinig gepast. Het gedurig terugkeeren van de sterkste uitdrukkingen ontneemt spoedig daaraan alle kracht. Ook kwam ons de wijs waarop hij over het dogma der praedestinatie sprak, al te koud, en troosteloos, en meedogenloos voor, en geheel niet overeenkomstig met de manier waarop de Bijbel dit onderwerp behandeld of liever even aangeroerd heeft. De Kerk was geheel met toehoorders vervuld, waaronder, naar ik vernam, toch ook zeer velen die uit enkele nieuwsgierigheid komen, om zijne redenaarsgaven (want dit heeten sommigen redenaarsgaven), of ook wel enkel om te bedillen. 10 Oct. Visite bij Fr. Krummacher. Het gesprek deed mij meer genoegen dan de preek. Ontzettend is de sensatie die het beruchte werk van Straus heeft gemaakt, duizenden die er zoo niet voor uit durfden komen, of die zich geen eigenlijk systema hadden gemaakt, hebben daarin een orgaan gevonden, tot dusverre was het bij de meesten toch nog voldoende geweest zich op het Woord Gods te beroepen; thans ontmoette men veel meer lieden door wie de Bijbel niet meer als zoodanig werd erkend. - Te Elberfeld bedient men zich van een zeer klein uittreksel der Agenda, kerkelijk goedgekeurd, niet gelijk men ten onregte in Holland gedacht heeft, door den Koning opgedrongen. Nu zou men ook niets meer | |
[pagina 106]
| |
doen en liever ook dat lapje aan des Konings voeten werpen, en het uiterste huzaren of wat het ook zijn mogt, afwachten. De K. is wel orthodox en interesseert zich voor de orthodoxie, maar hij wil een Engelsch Episcopaalsch Kerkbestuur en dat gaat niet. De KroonprinsGa naar voetnoot1) is regt Christelijk, hij en Prins Wilhelm van PruisenGa naar voetnoot2), die onlangs in deze kwartieren waren, hebben uitmuntende Adjudanten: die des laatsten, de H.r van GerlachGa naar voetnoot3), sprak met Krumm., in de tegenwoordigheid des Prinsen vrij en openlijk over de Agenda en de vervolgingen in Silezië, zeggende dat, indien men zoo wilde voortgaan, er allerlei moeielijkheden zouden ontstaan. Van 11-2½ uur naar Dusseldorp. - Den 11e vertrokken wij met de stoomboot (Ludwig) naar Rotterdam. In plaats van te 10 uur, volgens de annonce, scheepten wij ons om 2½ uur in, waren eerst om 11 uur te Nijmegen, bleven den nacht op de boot, kwamen den 12e om 2 uur te Rotterdam, om vijf in 's Gravenhage; met medelijden en droefheid vernamen wij het afsterven van het jongste zoontje van onzen broeder en zuster PhilipseGa naar voetnoot4), en de nog voortdurende ziekte van hunne overige kinderen; en dankbaar voor het welgelukken van het voorname oogmerk der reis, dankbaar voor zoovele zegeningen van allerlei aard in zes maanden genoten, werden wij ook nu weder herrinnerd aan het nooit onvermengde onzer aardsche vreugd, aan de wisselvalligheid van al wat ons hier omringt, aan de noodzakelijkheid van datgene wat alleen ons verzekeren kan dat beide lief en leed ons ten goede moeten strekken en dat het einde onzer levensreis onvermengde vreugd en storelooze zaligheid zal zijn. |
|