Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 41
(1920)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||||
Verhooren en vonnissen der wederdoopers, betrokken bij de aanslagen op Amsterdam in 1534 en 1535,
| |||||||||
[pagina 2]
| |||||||||
1564 (Recht. Arch. No. 271). De vonnissen staan in het Justitieboek van 15 October 1523-19 Maart 1567 (Recht. Arch. No. 567). Ik heb daaraan toegevoegd de correctiën en de keuren, in die jaren afgekondigd met betrekking tot de Anabaptisten. Deze laatste zijn opgeteekend in de keurboeken D (1512-1534, correctiën 1513-1537) en E (1540(34)-1553, correctiën 1537-1553). De volgorde der stukken in deze uitgave wijkt aanmerkelijk af van die der originalia. Het kwam mij namelijk beter voor, de verhooren chronologisch te plaatsen en achter iedere confessie onmiddellijk het desbetreffende vonnis af te laten drukken. Daardoor krijgt men gemakkelijker een overzicht, van welke personen zoowel verhoor als vonnis aanwezig zijn en van welke slechts één van beide. Een indeeling, zuiver naar tijdsorde, stuitte echter op bezwaren. Zoo komt het voor, dat een persoon meermalen is verhoord en bovendien bevatten vele vonnissen meer dan één naam. Ik achtte het nu het meest gewenscht, de confessies van een en denzelfden persoon of van zoo'n groep personen steeds bij elkander te voegen en ze dan te stellen op den in de stukken eerstgenoemden datum. De volgorde der origineele bescheiden in het Confessieboek is niet chronologisch. Moeilijk is na te gaan, naar welk systeem hier is gehandeld. Uit de bijgevoegde folio's blijkt, dat b.v. verhooren op 17 Mei afgenomen, zijn opgeteekend op fol. 35-42 en ook op fol. 59-61vo; andere van 19 Mei op fol. 47-49 en fol. 61vo-63. Een deel van de confessie van Peter Gael staat in No. 269 R.A. en een ander deel in No. 271. De dateering der stukken leverde dikwijls moeilijkheden op. Als stelregel heb ik aangenomen, dat een datum van kracht bleef, totdat een nieuwe genoemd werd. De confessies evenwel, die staan in No. 271 Recht. Arch. openen zonder eenige nadere tijdsbepaling. De dag van het eerste verhoor heb ik bepaald naar aanleiding van het feit, dat het gevolgd werd door dat van Jacob Claeszn., van wien uit het Justitieboek bleek, dat hij op 11 December anni 1534 voor twee jaar verbannen was. Het is evenwel niet buitengesloten, gelet op hetgeen over de volgorde | |||||||||
[pagina 3]
| |||||||||
der stukken reeds gezegd is, dat deze verhooren chronologisch niet op de juiste plaats staan. Ik heb mij in hoofdzaak beperkt tot de stukken, die zich bevinden op het Amsterdamsch Archief. Een uitzondering heb ik meenen te moeten maken voor een getuigenverhoor van Jan van Reenen, dat niet opgeteekend stond in het Confessieboek, en voor de ‘belijdinghe’ van Jannetgen Thijsd., daar vooral deze laatste zooveel bijzonderheden bevatte omtrent de Anabaptisten in Amsterdam. Beide stukken bevinden zich op het Algemeen Rijksarchief in de collectie: ‘Brieven, rapporten en verbalen, gezonden aan den graaf van Hoochstraten, stadhouder-generaal van Holland, Zeeland en Friesland, voor het meerendeel naar aanleiding van vervolgingen, ingesteld tegen Lutheranen en Wederdoopers, 1530-1539’. Door de welwillendheid van den Algem. Rijksarchivaris, Prof. Mr. R. Fruin, werd ik in staat gesteld deze verzameling te Amsterdam te raadplegen. Het verhoor van Jannetgen Thijsd. heb ik, daar het niet te Amsterdam is afgenomen, geplaatst aan het slot der confessies en vonnissen, terwijl ik het stuk betreffende Jan van Reenen, terwille van het overzicht gevoegd heb bij de andere bescheiden, handelende over dezen persoon. Van de hier gegeven stukken zijn sommige reeds vroeger gedrukt. Zoo geeft Van BraghtGa naar voetnoot1) de vonnissen van Peter Claesz. Coster, Jan Paeuw c.s., Baeff Claesd. c.s., Griete Arentsd. van Limmen, Jan Jacobsz. de Noorman c.s., Leentgen Jan van Reenens huisvrouw c.s., Peter Peterssen, alias Borrekerk, en van Henrick van Maestricht; CorneliusGa naar voetnoot2) publiceert de verhooren van Jannetgen Thijsd.Ga naar voetnoot3), Jan Paeuw en Jacob van Campen; | |||||||||
[pagina 4]
| |||||||||
Brouwer AncherGa naar voetnoot1) de confessie van Jacob van Campen; Dapper, Domselaer en Commelin geven allen het vonnis van Peter Gael c.s. en van Jacob van CampenGa naar voetnoot2). De sententie van Frans in den Trompe heb ik gevonden in Hoog, De martelaren der HervormingGa naar voetnoot3), die het ontleend heeft aan een geschreven foliant uit 1659, berustende op het Doopsgezind Archief te Amsterdam. Ter wille van de volledigheid meende ik deze bescheiden evenwel niet te mogen achterhouden. Een enkel woord over de aanduiding der stukken. De verhooren, die zich bevinden in het Confessieboek van 1535-1541, hebben C. voor het folio; die, welke opgeteekend zijn in het register, beginnende 14 April 1553, C. 1553. De vonnissen zijn voor het grootste deel ontleend aan het justitieboek (J.); de keuren en banvonnissen aan de keurboeken D. en E. (Kb. D. en Kb. E.). Niet alle stukken zijn in extenso opgenomen. Zoo zijn de confessies van hen, die ‘op hanttastinge zijn ontslagen’, en de getuigenverhooren meestal verkort. Daar de vonnissen in vele gevallen in vorm overeenstemden, heb ik slechts de eerste volledig gegeven en van de andere alleen de namen, de beschuldiging en het vonnis. De heerschende papierschaarschte dwong mij tot deze bekorting. | |||||||||
[pagina 5]
| |||||||||
Uit het voorgaande kan men reeds opmaken, dat de namen van sommige martelaren al van elders bekend waren. In de zoo even genoemde vonnissen noemt Van BraghtGa naar voetnoot1) vele personen. Hij bepaalt zich echter uitsluitend tot de vonnissen; de verhooren van de beschuldigden drukt hij niet af. Van der HaeghenGa naar voetnoot2) put voor zijn bibliographie o.a. uit Van Braght en noemt dus dezelfde martelaren op als deze. Over het algemeen geeft hij ook geen nadere bijzonderheden. In zijn martelaarslijstGa naar voetnoot3) geeft Hoog de namen van Barent van Zwolle, Jan van WijGa naar voetnoot4), Jacob van Kampen en Dirk de kleermaker, door anderen Dirk de snijder genoemd, een van de Naaktloopers. Voor zoover ik weet, waren tot dusver de andere hier genoemde personen nog niet bij name bekend. Voor het overzicht, in de inleiding gegeven, heb ik o.a. gebruik gemaakt van WagenaarGa naar voetnoot5), Ter GouwGa naar voetnoot6), HortensiusGa naar voetnoot7), Nieuwe Maren van Joost BuyckGa naar voetnoot8), zonder ze telkens afzonderlijk te noemen. Ter orienteering volgt nu een kort overzicht van de gebeurtenissen in Amsterdam in de jaren 1534 en 1535, hier en daar uitgebreid met bijzonderheden ontleend aan de thans gepubliceerde stukken. | |||||||||
[pagina 6]
| |||||||||
In de jaren 1531 tot 1533 heeft de Doopsgezinde beweging in ons land, die door Melchior Hofmann en zijn volgelingen was gewekt en verbreid, een vreedzaam karakter. Maar na 1533 ontwikkelde zij zich in een door hem niet gewilde richting. Aan het einde van 1533 trad Jan Matthijsz. in Amsterdam op, de tweede getuige, die de komst van Christus zou voorafgaan. De tijd van beproeving was voorbij. Melchior Hofmann had, toen hij naar Straatsburg ging, Jan Trijpmaker in zijn plaats tot bisschop van Emden aangesteld. Deze had er evenwel twist gekregen, was naar Nederland vertrokken en in Den Haag gedood. Hofmann had nu bevolen de doopsbediening tijdelijk na te laten, want door den dood van Trijpmaker en door zijn gevangenschap was er niemand, die het ambt had. November 1533 verkondigt Jan Matthijsz. echter, dat men weer met doopen mocht beginnen. Met hem komt een nieuw tijdperk in de beweging. Het Anabaptisme van de daad vervangt dat van het lijdelijk afwachten. Jan Matthijsz. gaf zich uit voor Henoch en stuurde twaalf apostelenGa naar voetnoot1) twee aan twee het land door om te prediken. Zoo ontstond een net van gemeenten over het land. Januari 1534 kwamen de gezanten in Munster. Weldra hadden zij de macht in handen. Het gerucht ging, dat God Straatsburg om zijn ongeloof had verworpen en Munster had uitverkoren om het nieuwe Jeruzalem te zijn. Jan Matthijsz. ging ook naar Munster. Bij een schermutseling werd hij echter gedood. Jan van Leiden werd zijn opvolger. Tot nog toe is de Doopsgezinde beweging in de Nederlanden niet te scheiden van die in andere landen. De beweging is internationaal. Maar thans ontwikkelde zij zich in ons land op eigen wijze, hoewel zij nog wel den | |||||||||
[pagina 7]
| |||||||||
invloed van het buitenland ondervindt. In het bijzonder zijn de gebeurtenissen te Munster van beteekenis geweest. Het middelpunt der Doopsgezinden in Nederland was Amsterdam. Hun aantal was daar zeer groot. Wel werden er vele plakkaten uitgevaardigd, om de ketterij den kop in te drukken, maar de regeering der stad had een afkeer van vervolging en wanneer de belijders der nieuwe leer zich rustig hielden, konden zij er zeker van zijn, dat Amsterdams gerecht hen zoo min mogelijk zou lastig vallen. Voor een handelstad, waar zooveel vreemdelingen kwamen, was het niet gewenscht een al te nauwkeurig onderzoek in te stellen naar de godsdienstige overtuigingen dezer lieden. Men kon zoo licht iets vinden, wat naar ketterij zweemde en wat men overeenkomstig de plakkaten moest vervolgen, en men vreesde, dat de vreemde kooplieden de stad dan zouden vermijden, wat een groot nadeel zou opleveren voor haar economischen bloei. Zoo is het te verklaren, dat een schout als Jan Hubrechtszoon, van wien men wist, dat hij een vijand van alle vervolging was, zestien jaar in zijn ambt kon worden gehandhaafd en eerst in 1534 zijn post moest neerleggen. Men mompelde dan ook, dat er velen waren onder burgemeesters, schepenen en andere hooggeplaatsten, die de nieuwe leer in het geheim waren toegedaan, maar de betrokkenen wachtten zich wel, hun voorkeur openlijk te doen blijken. Geen wonder daarom, dat er vele Lutheranen - zooals zij genoemd werden, ofschoon zij lang niet allen volgelingen van Luther waren - hier ter stede waren, en ook, dat de Herdoopers, aangemoedigd door de gebeurtenissen in Munster, het oog konden vestigen op de rijke koopstad Amsterdam, om ook daar een nieuw Zion op te richten. De stadhouder-generaal van Holland, Zeeland en Friesland, de graaf van Hoogstraten, was het met Amsterdams regeering niet eens over de uitvoering der plakkaten. Allereerst verweet hij haar lakschheid en drong er steeds op aan, dat het gerecht zich ijveriger zou betoonen in het opsporen van verdachten. Dan wilde hij, dat de gevangenen zouden worden gehoord in Den Haag en dat de goederen van de veroordeelden in hun geheel zouden | |||||||||
[pagina 8]
| |||||||||
worden geconfisqueerd ten behoeve van den keizer. Amsterdam hield echter ook ten opzichte van deze poorters vast aan het ius de non evocando en aan het privilege, dat de goederen van een burger slechts konden worden verbeurd ‘ter somme van hondert sheeren ponden’. Hoogstraten evenwel was van meening, dat ten opzichte van ketters geen privileges golden. Men kan daarom twee periodes onderscheiden. Tot November 1534 hoort men steeds van inmenging van den stadhouder en worden de gevangenen verhoord voor de raden van Holland, die daartoe b.v. in Mei en October in de stad komen, terwijl na dien tijd ze worden geoordeeld door het gerecht van Amsterdam. Eensdeels had Hoogstraten het pleit verloren, de verdachten werden niet opgezonden naar Den HaagGa naar voetnoot1); andersdeels maakte de regeering van Amsterdam meer ernst met de uitvoering der plakkaten na het optreden van den nieuwen schout, Klaas Gerritsz. Mattheus. Toegegeven moet worden, dat de daden der Anabaptisten aanleiding gaven tot verscherpt toezicht, want de rust en orde in de stad liepen gevaar door hen verstoord te worden en dit konden de magistraten van een handelstad niet dulden. Uit de eerste periode zijn slechts eenige vonnissen in Justitieboek en Keurboek D. opgeteekend, uit de tweede kennen wij grootendeels zoowel de verhooren als de vonnissen. Na de verovering van Munster werd ook hier te lande een briefGa naar voetnoot2) verspreid, de broeders oproepend naar die stad te komen, om mede te helpen tot oprichting van het nieuwe Jeruzalem. Men moest zich verzamelen op | |||||||||
[pagina 9]
| |||||||||
24 Maart in de buurt van Hasselt bij Bergklooster, ten einde dan gezamenlijk op te trekken. In dezen tijd liep juist de termijn van gracie af, door Karel V begin Maart voor 24 dagen afgekondigdGa naar voetnoot1), binnen welke berouwvolle Anabaptisten in den schoot der kerk konden terugkeeren. Maar slechts weinigen maakten hiervan gebruik. De tocht naar Hasselt liep ongelukkig af. Eenige schepen werden reeds te Amsterdam aangehouden, een week later de lieden gevangen gezet, anderen werden te Genemuiden verhinderd hun tocht voort te zetten. Op 22 Maart liepen vijf mannen met ontbloot zwaard door de straten der stad, het wee roepend over de wereld en de goddeloozen. Drie van hen, bekende predikers, die hier ter stede velen gedoopt hadden, zooals blijkt uit de confessies, Peter Houtsager, Willem de Cuyper van Heusden, Barthlomeus Boekebinder werden eenige dagen later door het Hof van Holland gevonnist en te Haarlem onthalsd. Van alle kanten werd de regeering voor nieuwe aanslagen gewaarschuwd. Zoo heette het, dat men den dag van den ommegang van het Sacrament had uitgekozen om oproer te verwekken, maar het bleef op dien dag (18 Maart) rustig. Men vond een zendbriefGa naar voetnoot2), waarbij de broeders opgewekt werden, zich voor te bereiden op de aanstaande komst van den koning van Zion. Bij een huiszoeking werden wapenen gevonden en het gerecht achtte zich genoodzaakt, een keur uit te vaardigen op 29 April, waarbij vreemdelingen, die herdoopt of in de schepen geweest waren, gehouden werden vóór vijf uur de stad te verlaten. Alle overige gasten moesten worden ingeschreven. De poorten zouden om zes uur worden gesloten. Men deed weer huiszoeking, waarbij eenige personen werden gevangen genomen, o.a. Jan en Gerrit, de schrijvers van den laatsten brief. Begin Mei kwam Hoogstraten in de stad en verhoorde zelf de gevangenen. Eenige werden gevonnist, zooals Jan | |||||||||
[pagina 10]
| |||||||||
en Gerrit, nl. Jan Pouwelsz. en Gherijt van Campen, die 8 Mei werden onthoofd en gevierendeeld. (Dit vonnis, het eerste, dat ik gevonden heb in het Amsterdamsche Justitieboek, opent de rij der hier gepubliceerde stukken.) Op 6 Mei werd er weer een termijn van gracie van 15 dagen afgekondigd, binnen welke de Herdoopers konden peniteerenGa naar voetnoot1). De gepeniteerden moesten een jaar binnen hun woonplaats blijven, wanneer zij geen inwoners van Amsterdam waren. Na afloop van de gracie zou men streng optreden en geen genade meer laten gelden. Wie een Anabaptist aanbracht zou twaalf karolusgulden krijgen. Het was verboden een Herdooper te herbergen op straffe van verbeurte van lijf en goed. Na de strafoefening verliet de stadhouder de stad, om ook in andere plaatsen van Noord-Holland de bloedbevelen uit te voeren, want overal vreesde men Anabaptistische woelingen. Er kwam nu een periode van betrekkelijke rust. Wel hield de regeering scherp toezicht. Zoo moest het achterhouden | |||||||||
[pagina 11]
| |||||||||
van een brief, afkomstig van de aanhangers der nieuwe secte door Thijman Petersz. worden geboet met een bedevaart naar Keulen (II, 16 Juni) en werden Adriaen Jacobsz. en Peter Rippenz. veroordeeld tot een bedevaart naar Rome wegens het opdracht geven tot en het vervaardigen van een schilderij, waarop duiveltjes met monnikskappen, visschende geld en kazen (III, 8 Augustus 1534). Den 28en Augustus werd er een keur uitgevaardigd tegen degenen, die, gepeniteerd hebbende, ‘binnen den tijt van hoere penitencie’ weer in de stad kwamen en tegen hen, die terugkeerden, hoewel zij geen berouw hadden getoond. Het verblijf in Amsterdam werd hun ontzegd op verbeurte van lijf en goed. Allen, die, hen kennende, hen niet aangaven, zouden ook strafbaar zijn. Men kondigde op 19 September af, dat de herbergiers met hun gasten persoonlijk moesten komen, om ingeschreven te worden. Hoogstraten, daartoe aangezet door de landvoogdes, die meer strengheid eischte, drong steeds erop aan, dat men geweld zou gebruiken. Dan zouden de ketters het onderspit wel delven. In October kwam de stadhouder opnieuw in de stad. Hij gaf van zijn ongenoegen blijk door de regeeringspersonen eerst gezamenlijk, daarna ook ieder afzonderlijk te verhooren. Hij hoopte op die manier te weten te komen, welke magistraten de secte waren toegedaan. Veel vernam hij evenwel niet, maar de schout Heyman Jacobszoon van der Ouder-Amstel, die in het begin van het jaar benoemd was na het aftreden van Jan Hubrechtsz., bedankte tengevolge vau deze ondervraging en werd opgevolgd door Klaas Gerritsz. Mattheus. De procureur-generaal Reynier Brunt, die met Hoogstraten medegekomen was, liet twee poorters gevangen nemen en het gerucht deed nu de ronde, dat den volgenden nacht tweehonderd verdachte personen van hun bed zouden worden gelicht, om naar Den Haag gevoerd te worden. De geestverwanten besloten dit niet te dulden. Drie nachten waakten zij op de Plaats, om, indien het gerucht waarheid bevatte, met geweld de wegvoering te verhinderen. Op de geruststellende woorden van Joost Buyck ging men evenwel naar huis. Hoog- | |||||||||
[pagina 12]
| |||||||||
straten, misschien bevreesd geworden, verliet de stad, tot geen geringe vreugde der regeering. De nieuwe schout begon echter met grooten ijver zijn werk. Een der eerste arrestanten was Jan van Reenen (IV), beschuldigd van ‘in de Meye’ opruiende woorden gesproken te hebben. In de herberg te IJppesloot had hij ‘seditioese woorden’ geuit, ‘smaickende conspiratie oft verraet’. De baljuw van Amstelland, die hiervan in kennis werd gesteld, had hem toen willen gevangen nemen, maar werd daarin verhinderd, doordat Jan het huis al verlaten had. Waarschijnlijk zal dit voorval hebben plaats gehad niet ‘in de Meye’, maar zooals het vonnis zegt ‘omtrent Meye’ nl. 29 April. De dienstmeid van Hendrik Brouwer, daar mede aanwezig, was dezen volgens de verklaringen der ooggetuigen komen waarschuwen, dat hij thuis moest komen, omdat men te zes uur de poort zou sluiten, daar het in de stad rumoerig was. De desbetreffende keur is 29 April afgekondigd, dus het delict, waarvoor Jan van Reenen een half jaar later gearresteerd werd, zal wel op dien dag hebben plaats gevonden. Bij de gevangenneming van Jan van Reenen kwam er opschudding. Men leefde in Amsterdam namelijk in een toestand van spanning en een klein voorval kon al beroering wekken. Evenals in Straatsburg deden ook hier allerlei profetieën de ronde. Amsterdam was een van de vijf uitverkoren steden, die God den broederen zonder bloedstorting in handen zou geven. (De andere waren Munster, Wezel, Deventer en Londen. In Munster droegen sommigen halsketens met vijf schildjes, waarop de wapens van deze steden.) Jan Matthijsz. van Middelburg had aan Jan Paeuw verteld, dat ‘Dirckgen Tasch tot Antwerpen zijns zelfs doot gestorven zijnde, gepropheteerd zoude hebben, dat er een duisternisse wesen zoude binnen deser stede tusschen doude zijde ende nyeuwe zijde, drie daghen lange geduerende ende dat dan de heer de stede zoude leveren sonder bloetstortinge ende dat broeder Henrick Carmelijt tot Maestricht gebrandt dezelve prophetie ondersocht ende voor goet gekent heeft’. Adriaen, de profeet uit Benscop ‘met een paerl op zijn eenoege’, verkondigde, dat Amsterdam den Christen- | |||||||||
[pagina 13]
| |||||||||
broeders gegeven was, dat er wel 5000 van de broeders waren en dat al degenen, die beladen of verjaagd waren, derwaarts moesten gaan. De broeders en niet minder de zusters hier ter stede hoopten, dat een gouden tijd zou aanbreken. De goederen zouden gemeen worden en men zou emmers met geld uitdeelen. Claesgen Claesd. had in het Evangelie gelezen, ‘datt de werlt opt eynde was nae uuytwisen van den teyckenen’ daer beschreven. Op Sint-Pontiaensdag (18 November) zou men beginnen, drie dagen te vasten te brood en te water en God om victorie te bidden, zooals de boodschap luidde, onder de broeders rondgebracht door de vrouw uit ‘den leeren emmer’. In dezen tijd van onrust kon een arrestatie, als die van Jan van Reenen, licht commotie wekken. Er ontstond een oploop voor de gevangenis. Men wilde het verder gevangennemen van Anabaptisten beletten. Toen men Jan van Wij en Jan van Scellincwou hierover ter verantwoording riep, kwamen zij met hun aanhangers op het stadhuis. Zij beweerden, dat er wel 1500 burgers op hun zijde waren en men liet ze dien keer ongehinderd vertrekken. Jan van Scellincwou week uit de stad, hield zich nog eenigen tijd met zijn volgelingen op voor de poorten van Amsterdam, maar viel tenslotte het Hof van Holland in handen, dat hem 15 October 1535 voor vijf jaar bande ‘uyt der stede van Amsterdam en vrijheit van dien’Ga naar voetnoot1). Den 24en November 1534 was hij door het gerecht van Amsterdam ‘in contumaciam’ voor eeuwig verbannen (VII). Op 21 November 1534 werd er een keur uitgevaardigd, waarbij het houden van vergaderingen verboden werd. Ieder, die van zulk een samenkomst wist, was geroepen, dit mede te deelen aan burgemeesters of schout. De arrestaties waren nu in vollen gang, o.a. werd Jan van Wij gevangen genomen en wegens ‘het wekken van commotie en het qualick gevoelen van den sacramenten der heyligen | |||||||||
[pagina 14]
| |||||||||
kercke’ veroordeeld op het schavot te worden onthoofd, zijn hoofd op een staak en zijn lichaam op een rad te worden gesteld (VI). Cornelis Coemensz., een bakker, werd met zijn huisvrouw wegens het huisvesten van vijf Anabaptisten voor zeven jaar verbannen (V), Jacob Claesz.Ga naar voetnoot1) veroordeeld tot tweejarige ballingschap (IX) en Jan van Reenen, ofschoon hij zelfs ter pijnbank zijn onschuld nog had staande gehouden, moest voor eeuwig blijven uit de stad van Amsterdam, op verbeurte van zijn hals (IV). Griete Arentsd. van Limmen, reeds verbannen door het Hof van Holland en die niet wilde peniteeren, werd gecondemneerd, te worden geëxecuteerd te water (X). In deze dagen werd bij de wapensmeden ijverig onderzoek gedaan, hoeveel wapens zij in den laatsten tijd hadden verkocht en aan wie zij ze geleverd hadden. Op 10 Januari werden verscheiden verkoopers van degens, enz. verhoord (XII). Geheel ongezocht hooren we van eenige merken uit die dagen, zooals van Gherijt Thijsz. van Calvendijck, die ‘de l voor zijn teycken’ sloeg, Claes Willemsz. van Enckhuyzen, die ‘de werlt’ als onderscheidingsteeken had en Jan Ellertsz., voerende ‘de sterre met de halve maen’. Hun confessies geven ook eenig licht over het aantal knechts, waarmee zij werkten. Dit liep uiteen van drie tot acht, waarvan velen van buiten Amsterdam geboortig waren. Keeren wij evenwel na deze kleine uitweiding terug tot de Anabaptisten. Uit de verhooren van deze geweermakers was gebleken, dat vele van de wapens verkocht waren aan burgers van Monnikendam. Eenige van deze laatsten werden gevangen genomen. Het gerecht besloot nu advies te vragen ‘an der stede Monnickendamme’, wat met | |||||||||
[pagina 15]
| |||||||||
deze personen aan te vangen en zond dan ook 11 Januari een schrijven over deze zaak (XIII), tevens de gelegenheid te baat nemende, een copie te sturen van een ordonnantie, gemaakt op een vergadering van 9 Januari, waartoe Monnikendam was opgeroepen, maar niet was verschenen. De ordonnantie betrof de veiligheid van de schepen en men had besloten, ze aan alle watersteden te zenden, met het verzoek haar gedachten daarover te laten gaan. Van eenig antwoord op dezen brief is mij niets bekend en nergens heb ik ook kunnen vinden, wat er met de gevangen Monnikendammers is geschied. Hun namen worden in de verdere stukken niet genoemd. Uit de confessie van Jan Paeuw (XI), op 29 December voor het eerst verhoord, bleek, dat vele hooggeplaatste personen tot de secte behoorden. Men besloot nu wat meer clementie te gebruiken en hield het protocol achter, om de genoemde personen, die door de huisvrouw van Jan Paeuw waren gewaarschuwd, tijd te geven te ontwijken. Hierop ziet waarschijnlijk de klacht van Reynier Brunt in een brief aan Hoogstraten, dat hij den stadhouder het verhoor van Jan Paeuw niet kan zenden, want hij heeft het zelf nog niet gezienGa naar voetnoot1). In dezen tijd begint Jan van Geel te werken voor den grooten aanslag. Met twee Friezen, nl. Jacob Kremer van Winsum en Antonie Kistenmaker uit Appingedam, en met Hendrik Cramer uit Zutphen was hij omstreeks Kerstmis door den koning van Zion uit Munster gezonden, om de wereld voor te bereiden op diens aanstaande komst. Zij moesten verspreiden het boekje van ‘De wraak’Ga naar voetnoot2), | |||||||||
[pagina 16]
| |||||||||
in December te Munster door Rothmann geschreven, de lieden opwekkend te gelooven, nu de tijd van genade nog daar was, want als de bazuin zou weerklinken, zou het te laat zijn. Dan zou ook de dag der wrake des Heeren gekomen zijn en wie bereid was, zou onder de banier Gods oprukken ter wrake over de Babylonische tirannie. Men heeft hier blijkbaar te doen met een wijdvertakte organisatie. De banier Gods zou op verschillende plaatsen tegelijk worden ontplooid; in Deventer in letterlijken zin, nl. een wit vaandel op het Brinkplein, waaronder de schare zich zou vereenigen. Heinrich Graiss, een man van de 28 Apostelen, door Jan van Leiden uitgezonden, om de komst van den koning van Sion te verkondigen, maar die daarna verraad had gepleegd en het plan medegedeeld had aan den bisschop van Munster, had gezegd, dat de Wederdoopers vier banieren zouden laten waaien, één in Gulik, één in Holland en Waterland, één tusschen Maastricht en Aken in het land van Limburg en één in Friesland bij Groningen. Misschien was deze beweging een werking van het geschrift van Rothmann. Propagandisten in Groningen waren Jacob Kremer en Anthonie Kistenmaker. De laatste werkte vooral in 't ZandtGa naar voetnoot1). Daar kwam het tot groote excessen onder Harmen Schoenmaker, die eerst opgetreden was als gewoon leeraar, maar zich later uitgaf voor den Messias, ja zelfs voor God den Vader. Weldra schijnt hij evenwel zijn invloed op het volk verloren te hebben. De Herdoopers hechtten veel waarde aan het Oude Testament, waarvan een groot deel reeds vervuld was door Christus, maar andere dingen nog niet. Een duizendjarig rijk der Herdoopers zou de aanstaande komst van den Zoon Gods voorafgaan. De beweging in Groningen liep op niets | |||||||||
[pagina 17]
| |||||||||
uit, maar men had toch een oogenblik gevreesd, dat de groote menigte, die daar bijeen was, oprukken zou tot ontzet van Munster. Tijdens de troebelen hooren wij van één executie, nl. van Jacob Kremer uit Winsum. Van verdere terechtstellingen is niets bekend. Men zeide, dat Karel van Gelder de Hervorming niet ongezind was. Misschien trad hij ook niet met kracht op wegens zijn strijd met Karel V. Jan van Geel was naar Wesel gestuurd, maar hij kwam spoedig te Amsterdam, want van deze stad zou, meende hij, de banier Gods waaien. Hij was wel geheel Holland doorgetrokken, in 't zwart gekleed en overal het bericht van de wraak verspreidend en troepen wervend, maar zijn wachten was op Amsterdam, dat het sein moest geven. Met Hendrik GoedbeleedGa naar voetnoot1) heeft hij blijkbaar in deze stad gewerkt. Uit het verhoor van Jannetgen Thijsd. (LXXV) blijkt, dat de broeders wisten, dat deze personen, die nog al elegant waren gekleed, uit Munster kwamen. Hun verblijf had evenwel niet de aandacht der regeering getrokken, trouwens dit was ook niets vreemds in een koopstad als Amsterdam met haar talrijke vreemdelingen. Jan van Geel heeft getracht, zich in verbinding te stellen met Jacob van Campen, den bisschop van Amsterdam. Deze was omstreeks Mei 1534 in de stad gekomen, maar had een afkeer van revolutionnaire bewegingen. Hij bepaalde zich zuiver tot religieuze handelingen, zooals doopen en prediken. Tot Mei 1535 heeft hij zich weten schuil te houden voor het waakzame oog der regeering, die 2 Maart 1535 een prijs op zijn hoofd stelde. Maar zijn vrienden wilden het Judasloon niet ontvangen en verrieden hun bisschop niet, totdat deze eindelijk ontdekt werd door een jongen, die zijn verblijfplaats aan het gerecht mededeelde. | |||||||||
[pagina 18]
| |||||||||
Jan van Geel had geen succes bij Jacob van Campen. Deze had hem in het huis van Jan Paeuw geantwoord, dat hij dan alleen zou toestemmen in een gewapenden aanslag, wanneer God ‘met merckelicke teyckenen voorghinge’, zooals in Munster, waar een der burgemeesters zonder wapenen te midden van zijn vijanden was geloopen, zonder verwond te worden en waar een man was gezien, hangende in de lucht, met handenvol bloeds en nog dergelijke teekenen. Een ooggetuige, Gherijt van Campen, had het aan Jacob verteld. Een uitnoodiging tot bijwoning van een vergadering te Sparendam, waar 32 leeraars uit Monnikendam, Kampen en Deventer bijeen waren, werd ook afgeslagen. Daardoor werd misschien de aanslag verijdeld, dien men omstreeks Kerstmis had beraamd. De regeering werd tot meerder waakzaamheid aangespoord. Uit het verhoor van Jannetgen Thysd. (LXXV), afgenomen op 23 Januari 1534, stilo curiae, voor het Hof van Holland, bleek, dat de stad niet veilig was voor de Anabaptisten. Daarom werd bij keur van 29 Januari 1535 verboden, iemand te herbergen, die niet tevoren was ingeschreven. Ondanks deze bepaling kon men het binnenkomen van ongewenschte gasten niet verhinderen. Het was dan ook niet te verwonderen, dat het getal Anabaptisten toenam. Men bleef van meening, dat de tijd eens zou komen, dat de stad aan de broeders zou behooren. Het wachten was slechts op een uit den hemel gegeven teeken. Terwijl de voorgangers evenwel aarzelden, kwam het volk onder invloed van dweepzieke personen. Tot welke excessen dit kon leiden, was gebleken uit de woelingen in Groningerland, en ook in Amsterdam treft men iets dergelijks aan in de geschiedenis der Naaktloopers. Zeven mannen en vijf vrouwen hadden zich op bevel van één hunner van al hun kleederen ontdaan en liepen in een kouden Februarinacht de straten in, het wee roepend over de stad. Een uitvoerige beschrijving van deze gebeurtenis is te vinden bij WagenaarGa naar voetnoot1) | |||||||||
[pagina 19]
| |||||||||
en CorneliusGa naar voetnoot1) en behoeft dus hier niet te volgen. De deelnemers aan den tocht werden allen gegrepen, behalve één vrouw en moesten hun daad met den dood bekoopen. De mannen ondergingen op 25 Februari hun vreeselijk vonnis; zij werden onthoofd, hun lichamen op raden en hun hoofden op staken gesteld (XVI). Aeghen Jansd., de vrouw van het huis in de Zoutsteeg, waar de lieden uitgeloopen waren, werd voor haar deur gehangen (LXI, 1 Juni), terwijl haar dienstmaagd Aeltgen Evertsd. van den Scellinc op 16 Februari veroordeeld was, tot Mei 1536 uit de stad te blijven (XV). Wanneer men nu gemeend had, dat er eindelijk eens een einde zou komen aan al die aanslagen, dan vergiste men zich. Amsterdam zou nog eenmaal worden blootgesteld aan een aanval, erger dan ooit tevoren, maar dan zou het ook het gevaar te boven zijn. De regeering, die Jan Paeuw en nog acht gevangenen (XI) op 6 Maart had veroordeeldGa naar voetnoot2) en 26 personen, meest allen bekend uit het verhoor van Jan Paeuw, had ingedaagd, om te verschijnen ‘op den eersten rechtdach nae Paesschen’, had dus voorloopig nog geen succesGa naar voetnoot3). In dezen tijd, nl. op 30 Maart 1535, had de aanval plaats op het Oldeklooster bij Bolsward. De Groninger Herdoopers wilden zich niet onbetuigd laten en hadden het voornemen, overeenkomstig het verzoek der Friesche broeders, den belegeraars te hulp te komen. De gemoederen waren bewerkt door Jan van Geel en eenige andere profeten, zooals Batenburg. De vrouwen verzetten zich echter tegen dit plan. Zij vreesden, dat hun mannen in | |||||||||
[pagina 20]
| |||||||||
Friesland den dood zouden vinden. Men besloot nu een ander klooster te veroveren en wendde zich tegen de Johanniter commanderij te Warfum. De aanval hierop mislukte, evenals die op het Oldeklooster. Maar er blijkt uit, dat de Anabaptisten niet alleen in Amsterdam, maar over de geheele Nederlanden onrustig waren. Trouwens de Groningers stonden niet geheel buiten den aanslag op Amsterdam. Uit de confessies der gevangenen, gemaakt bij de herovering van het klooster bij Bolsward, bleek, dat men de rijke koopstad wilde innemen. Volgens de bekentenis van Batenburg, een der voormannen in Groningen, zou hij de Groningsche Anabaptisten gewezen hebben op het dwaze van een aanval op Amsterdam. Zoo is het dan ook niet vreemd, wanneer we later hooren, dat de groote tocht is voorbereid in de herberg ‘den gulden ancker’ te Groningen. Daar was een wijkplaats van velen, die ‘fugityff’ waren. Hier kwamen ook twee personen, betrokken bij de inneming van het Oldeklooster, ‘daeraff deen van den bast omme gehangen te wordden, gevallen was ende dander ondert zwaert geweest hadde’. De voornaamsten van de daar aanwezigen waren Harman Hoen, Hans van Coelen, Albert van Campen, Wolter in der Sonne, enz., veertien, vijftien of meer in getal. Daar verkondigde ook Adriaen uit Benscop zijn profetie van de 5000 Christenbroeders, die in Amsterdam waren. Als dag voor den aanslag werd vastgesteld de tiende Mei, wanneer het kruisgildeGa naar voetnoot1) zijn jaarlijkschen feestmaaltijd hield. Men meende, dat de stad dan gemakkelijk zou zijn te verrassen. Jan van Geel werkte in Amsterdam zelf. Van Pieter van Montfoort, die vanwege de landvoogdes onderhandelde met Munster over uitlevering van de stad aan het Bourgondische hof, schijnt hij remissie | |||||||||
[pagina 21]
| |||||||||
te hebben gekregen, niet van Brussel zelfGa naar voetnoot1)Ga naar voetnoot2). Hij nam nu zijn intrek in Spangnen op den Nieuwendijk. Men probeerde weer Jacob van Campen voor het plan te winnen. Men noodigde hem uit, in Spangnen te komen. Maar alles was tevergeefsch. Hij schreef zelfs brieven, de broeders te vermanen, niet op te trekken naar Munster, want hij vreesde, dat zij ‘op de vleyschbank zouden worden gebracht’. Inderdaad schijnt men nog kort voor den bepaalden dag gemeend te hebben, dat het ook dezen keer Munster gold. Van 's keizers wege waren hier juist twee wervers bezig, troepen te monsteren, om den bisschop te helpen. Harman Hoen was nog 's middags aangeworven. Met Jan van Geel schijnt ook een zekere MathijsGa naar voetnoot3) te hebben geconfereerd, die den tusschenpersoon vormde tusschen Mr. Wouter en Pieter van Montfoort. Deze Mr. Wouter was een ‘hebreeuwsmeester’, die den sleutel van de Rederijkerskamer in bewaring hadGa naar voetnoot4). Frans in den Trompe heeft ook blijkbaar een voorname rol gespeeld bij de voorbereiding van het complot, evenals Hendrik Goedbeleed, met wien hij dikwijls samen gezien | |||||||||
[pagina 22]
| |||||||||
werd. Zoo had hij o.a. twee gezellen, Jan en Anthoenis Elbertszonen, door zijn huisvrouw laten brengen bij Trijn Peters van Francken en kwam hij hen daar dikwijls bezoeken. Jan is in het oproer gedood en Anthoenis tegelijk met Peter Gael terechtgesteld (XIX). Een week voor den aanslag ging men uit Groningen. Onderweg werd veel over de onderneming gesproken. Als teeken zouden de broeders witte snoertjes dragen, die Adriaen uit Benscop gebracht had, de vrouwen zouden thuis blijven. Om elf uur zou men uitloopen uit de huizen, de mannen zouden roepen, ‘wie God lieff heeft, compt bij ons’, terwijl het luiden der klok de ‘lose’ zou zijn, waarop de overige aanhangers in de stad naar de Plaats zouden komen. 's Middags gingen eenige van de hoofdaanleggers drinken in ‘de gulden pers’, waar ook het sein van het lint werd gebracht. Hendrik Goedbeleed had Frans in den Trompe opgedragen, van Mr. Wouter den sleutel van de Rederijkerskamer te halen. Hij had dien dikwijls noodig (waarvoor blijkt niet), dus het baarde geen opzien, dat hij er weer om vroeg, bovendien had men als voorwendsel bedacht, dat Frans zou zeggen, iets uit zijn tasch, die gescheurd was, verloren te hebben. Hendrik Goedbeleed legde er nu zes haakbussen neer. De aanslag is mislukt, ofschoon het tijdstip gunstig was gekozen, want de burgemeesters waren niet op een oproer verdacht. Een jongen heeft het verraden en als bewijs voor de waarheid zijner mededeeling dienden juist de zes haakbussen. Toen dan ook de lieden uit de Pijlsteeg en Gravenstraat om elf uur naar de Plaats uitliepen, was de maaltijd al opgebroken en hadden de burgemeesters hun maatregelen getroffen. Bovendien had de schoutsdienaar het klokketouw verstoken en kon dus de klok niet worden geluid, zoodat de aanhangers in de stad tevergeefs wachtten op het sein, zich naar het stadhuis te spoeden. Het verdere verloop is bekend; de confessies bieden geen nadere bijzonderheden. Het kleine getal Herdoopers, volgens Pieter Gael maar 32 of 33 man, werd den volgenden dag overmand. Het gerecht kende geen genade. Talrijke doodvonnissen werden voltrokken. Er werden ook velen gevangen genomen, die niet bij | |||||||||
[pagina 23]
| |||||||||
het verraad betrokken waren, want menigmaal leest men bij een verhoor ‘geabsolveert’ of ‘ontslagen op hanttastinge’. Bij een executie op 28 Juli ontstond verwarring, waarbij de schutters eenige kleedingstukken verloren. Bij keur werd toen iedereen, die iets van de verloren voorwerpen had, bevolen, ze terug te brengen. Van verdere ongeregeldheden was geen sprake. Amsterdam was voor goed het gevaar te boven. Wel hoort men later nog van nieuwe aanslagen. Op 28 Mei 1535 wordt de schrijver van een brief, gevonden in de Oude Kerk en die waarschuwt tegen nieuwe onlusten, opgeroepen zich bekend te maken. In October zegt Rein Peterssen, dat er nog wel eens oproer kon ontstaan (LXX). Op 19 October wordt er een keur uitgevaardigd, waarbij bevolen wordt scherp toezicht op de stad te houden en den vreemdelingen verboden bij nacht of ingeval van brand, enz. uit hun huizen te komen. Volgens een brief van Reynier BruntGa naar voetnoot1) zou in December 1535 een aanval hebben plaats gehad. als het gevroren had. Maar het bleven geruchten. Van een werkelijken overval vindt men geen spoor. De rust keerde langzamerhand terug, de gematigde Doopsgezinden kregen weer de overhand, wat zeker voor een groot deel te danken is aan het feit, dat de Wederdoopers in Munster het onderspit moesten delven. De confessies geven ons nog enkele bijzonderheden over het godsdienstig leven der Herdoopers in Amsterdam. Zoo blijkt, dat hier velen gedoopt zijn door Peter Houtsager, Hans van Leeuwarden, Jan Mathijsz. uit Middelburg, Jacob van Campen en Meynart van Eemden. Uit de Successio AnabaptisticaGa naar voetnoot2) weten we, dat sommigen van hen, zooals Peter Houtsager, Jacob van Campen behoord hadden tot de apostelen, uitgezonden door Jan Mathijsz. van Haarlem. Men bediende den doop vooral ten huize van Jan Paeuw, verder buiten de Jan Roodenpoort en | |||||||||
[pagina 24]
| |||||||||
bij Jan Janssen in den platten huyse in de Ramen. Men kon ook in het verbond worden opgenomen door de handoplegging, zooals Hendrik van Maestricht door Claes van Enkhuyzen, maar dit schijnt zelden te zijn voorgekomen. Men ontving den doop als ‘een sekerheyt ofte teycken’, behoefde niet te beloven, in geen kerk te komen, maar het was klaar genoeg, dat al hetgeen bij de pausen was ingesteld en in de kerk gedaan werd, inging tegen de waarachtige schrift en de leering der Apostelen. Het getal der Herdoopers wordt verschillend opgegeven. Jannetgen Thijsd. schat het op 3500, waarvan 300 in het huis van Jan Paeuw zouden gedoopt zijn. Reynier Brunt schrijft in een brief van 15 Maart (stilo curiae), dat hij het gerucht, als zou de vijfde persoon in Amsterdam gedoopt zijn, niet waarschijnlijk acht. Er zijn meer Sacramentariers dan Anabaptisten, maar hij heeft geen opgave hiervan. De Herdoopers werden in Amsterdam gehuisd in niet suspecte huizen. Overdag waren zij veel in ‘den leeren emmer’. Bovendien sliepen zij dikwijls in huizen, die te huur of te koop stonden, waarvan eenigen sleutels hadden. Het huis van Jan Paeuw bleef ook na zijn gevangenneming een geliefd centrum. Er woonde nu alleen een klein meisje in. Op den zolder kon men door een gat komen in het huis daarnaast. In de Pijlsteeg waren de woningen van den bakker en van zijn schoonzuster wijkplaatsen voor de aanhangers der secte. Armenzorg was hier ook al bekend. Trouwens, Reynier Brunt verklaart herhaaldelijk in zijn brieven, dat de Anabaptisten arm waren en dat een confiscatie van hun goederen niet eens zooveel zou opleveren, dat men de 25 knechten, noodig om in Noord-Holland de secte te kunnen uitroeien, zou kunnen onderhouden. Meynart van Eemden zegt wel, dat 60 schutters, twee schepenen en een burgemeester tot de partij zouden hebben behoord, maar de armen hebben onder de broeders toch blijkbaar de overhand gehad. Jan Paeuw en Steven de schoenmaker worden ons als diakenen genoemd. Men was het niet eens over het besteden van het geld, want Cornelis Vlaminck verwondert er zich in een brief, geschreven omtrent Paschen | |||||||||
[pagina 25]
| |||||||||
1534, over, dat de penningen zoo spoedig zijn uitgegeven. Hij vreest, dat niet alles besteed is voor het huis Gods, maar dat het voor iets anders is uitgegeven. Onder de broeders werd blijkbaar heftig gestreden over de vraag, of de Schrift al of niet op twee ‘claeuwen’ stond. De Friezen, zooals Hans en Oebe van Leeuwarden, schijnen van meening te zijn geweest, dat de Schrift op één ‘claeuwe’ stond, dus eenvoudig was. Jacob van Campen, wien het ambt van bisschop was opgelegd door Peter Houtsager en Barthlomeus Boekebinder, niet door bevel van Munster, was van oordeel, dat de Schrift stond op twee ‘claeuwen’; dat al hetgeen geboekt was in het Oude Testament als beeldinge respondeerende op het Nieuwe, in het Nieuwe nog moest worden volbracht, hetzij letterlijk of geestelijkGa naar voetnoot1). Cornelis uit den BrielGa naar voetnoot2), was dezelfde meening toegedaan. Men achtte het geschilpunt blijkbaar van groot belang, want Jacob van Campen reisde later naar Rotterdam, om er nog eens met Cornelis Peterssen uit den Briel over te spreken. Zijn tocht was evenwel vergeefsch, want hij vond den gezochten persoon niet. Onder de broeders waren er al, die bezwaar hadden tegen het hanteeren der wapenen. Jan Paeuw had den priester van Dordrecht, die uit Munster gekomen was, gevraagd ‘oft hij hem mitten messe mochte beschermen, | |||||||||
[pagina 26]
| |||||||||
indien hij vervolcht ofte gevangen werdde’. De priester had bevestigend geantwoord, maar Jan was er toch niet gerust op, ‘zijn hart en tuychde hem nyet, dat hij hem mitten messe zoude beschermen’. Jacob van Campen meende evenwel, dat zelfverweer geoorloofd was. Ten huize van Jan Paeuw had Jan van Geel hem verklaard, ‘dattet tvoornemen van den broeders te Munster was, dat een ygelijck van den bonde wapenen zoude coopen omme zijn lijff te verweeren, indien men henlieden wilde vangen’. Jacob had hierin geconsenteerd, evenals Cornelis uit den Briel, onder voorwaarde, ‘dat zij hen alleen zouden defenderen, sonder voorder yemant te misdoen’.
Aan het einde gekomen van dit overzicht kan ik niet nalaten, mijn oprechten dank te brengen aan de heeren Prof. Dr. F. Pyper en Dr. Joh. C. Breen voor de zeer vele door mij op hoogen prijs gestelde inlichtingen, die zij mij hebben willen verstrekken, den laatste ook voor zijn welwillendheid de copie, voor het ter perse gaan, door te lezen. G.G. | |||||||||
I.
| |||||||||
[pagina 27]
| |||||||||
II.
| |||||||||
III.
| |||||||||
[pagina 28]
| |||||||||
Alzoe Adriaen Jacobszn mandemaicker hem vervordert heeft te doen schilderen voer zijnen huyse een werck, daer duere veel mensschen gescandalizeert ende groote rumoer ende murmuracie geresen zijn geweest onder verscheyden persoonen van der ghemeente deser stede, mits tvoorscreven werck tendeerde tot grooten iniurie ende verachtinge van den religioesen, uuyt oirsaicke van eenighen gemaelden duvelkens mit verscheyden cappen becleet, visschende ghelt, kasen ende andere goeden, etc., welcken werck mijnen heeren van den gerechte den voorscreven Adriaen hebben doen uuytveghen ende gehoort hebbende den zelven Adriaen ende tgunt hij tot zijner excusatie heeft willen allegeren, overgemerct oick de tegenwoordige tijt omme te verhoeden de consequentie van tvoorscreven missuyse ende alle twisten, die voort meer uuyt gelijcke spottelicke schilderien zouden moegen spruyten. Soo hebben de zelven mijnen heeren den voorscreven Adriaen Jacobszn voor correctie overgeseyt ende zeggen over bij deser publicatie, dat hij in beteringhe van tvoorscreven inurioese werck ghaen zall uuyt deser stede ende hoere vrijheyt binnen sdaechs sonnenschijn doende een reyse ofte bedevaert tot Roomen ende nyet weder innecommende voer ende aleer hij van der selver reyse gedaen [fol. 280] te hebben, behoorlicke zekertheyt gethoent ende daerenboven 25000 leytssche steens tot behouff van der tymmerage deser stede betaelt zal hebben.
Ende overmits Peter Rippenzn de schilder tvoorscreven werck gemaelt ende hem in de voorscreven missuyse van inurien ende bespottinge delachtich gemaict heeft gehadt. Soo ist dat mijnen heeren van den gerechte den zelven gehoort ende op de gelegentheyt van zijnen schulde gelet hebbende, denzelven Peter Rippenzn oick voor correctie overgeseyt hebben ende zeggen over bij desen, dat hij in beteringe van zijn voorscreven misbruyck mede een reyse doen zall tot Roomen, ghaende uuyt deser stede ende hoere vrijheyt binnen sdaechs sonnenschijn ende daer en boven weder inne commende 10000 leytsche steens totter stede behouff betaelen off daer voere ghaen ende | |||||||||
[pagina 29]
| |||||||||
blijven zall in hechtenisse op de poorte van Sint Oloff te bier ende broede den tijt van 14 daghen. Kb. D. Nieuw folio 279 vo. | |||||||||
IV.
| |||||||||
[pagina 30]
| |||||||||
hij affirmant den bailiu van Amsterlandt, ten voorscreven huyse mede present wesende, hier aff heeft geadverteert, ten eynde hij den zelven Jan van Reenen apprehenderen zoude, twelck de zelve bailiuw zoude hebben gedaen, dan was de voorscreven Jan uuyten voorscreven huyse gescheyden, sonder dat hij affirmant daeraff meer weet te spreecken. A. Rijksarchief fol. 32Ga naar voetnoot1). Actum den 20en in Novembri anno 34. Louw de heylige graeffsman. Jan van Renen heeft eenige woorden gehad van ‘monicken en beghijnen’, maar Louw had de woorden niet kunnen verstaan. Gijsbert Henricxzn, scotvanger van Diemen en Jan Jacobszn Harms. Dezen bevestigen het getuigenis van Louw de heylige graeffsman, maar deelen tevens mede, dat Jan van Renen zou gezegd hebben, ‘dat moet groyen ende bloyen’. Jacob Henricxzn, scepen van Diemen. Jan van Renen heeft ook gezegd, dat ‘hij wel 60 oft 70 mannen wiste, die binnen deser stede op solders daerop waeren wachtende’. C. fol. 15/16. Claes Jacobszn Bicker, bailiu van Amsterlant, affirmeert, dat hij op den dach als die Anabaptisten des savonts hier ter stede worden versocht, geweest heeft tot Yppesloot ten huyse van Jacob Harmenzn weduwe omme recht te houden ende recht gehouden hebbende, es wederom van daer gegaen nae de stede, mits hij hoorde van quade tijdinge, dattet hier binnen qualijcken staen zoude ende commende tot Oetewaell, es mede bij hem gecomen de voorscreven Jan van Reenen, dien hij getuge doe ter tijt nyet en kende, vraechende hem affirmant, die al haestelicken voert ghinck, hoe dat hij hem zoe zeer haeste, | |||||||||
[pagina 31]
| |||||||||
daerop hij affirmant antwoorde, hij tijdinge hadde, dattet binnen der stede nyet wel en stonde ende hij daeromme gaerne bijtijts daer inne wilde wesen, daerop Jan van Renen zeyde deze woorden, die heer heeft ons twee steden gelooft (ende dattet henluder hoere propheten zulcx geseyt hadden) daer off Munster deen es ende Amsterdam dander, dwelck hij affirmant hoerende, zeyde dat dese stede van Amsterdam henluden te weten den Anabaptisten nyet wel en waere te gecrigen, zeggende daerop de (fol. 16 verso) voornoemte Jan van Renen, zij heeft ons tweemael ontstaen, maer en zall ons de derde reyse nyet ontstaen, mit dergelijcke woorden, die hij getuge nu nyet all en gedenct, dan gedenct hem affirmant noch wel, dat de voornoemte Jan van Renen zeyde, hem wel 8 dagen te voeren geweten te hebben, dat de brandt ten Regulieren zoude wesen ende dese woorden hoerende, vraechde hy getuge den voorscreven Jan van Renen, hoe dat hij genaempt was, daerop hij zeyde, Jan van Renen ende gevraecht, waer hij woonde zeyde, buyten der Haerlemmerpoort ende waerdt te zijn in Sint Jorijs, twelck hij affirmant hoerende, dat hij deser stede poorter was zeyde, salige man, wat gaet ghij kallen, tgelt uwe halss, daerop dezelve Jan antwoorde, wat heb ik daermede te doen, tis mij alleens, waer ick woone, tzij oistwaerts oft elders mit dergelijcke woorden. Soo warlijcken most allen hen affirmanten God almachtich helpen. Aldus betuycht ende bezwoeren ten daghe voorscreven. Ter presentie van den gerechte der voorscreven stede van Amstelredamme present mij. Fransz Delff. Op den lesten dach in Novembri anno 1534 hebben mijnen heeren die schout ende van den gerechte bij monde geexamineret nae voorgaende informatie Jan van Reenen op alzulcken seditioese woorden, daervan hem overgetuycht zijn gesproeken te hebben tot IJppesloet ende nae dat dezelve ontkende te weten van den voorscreven woorden oft van enich opset der Anabaptisten oft anderen, die dese stede zouden willen crencken, | |||||||||
[pagina 32]
| |||||||||
hebben scepenen, daer op versocht zijnde, mit vonnisse verclaert, dat men den voorscreven ter bancke stellen ende mit torture examineren zoude, als gedaen es sonder dat de zelve Jan yet van den voorscreven woorden ende van de materie hen opgeseyt ofte tot wat meyninghe die zouden gesproken wesen, geconfesseert heeft, maer es continuelicken gebleven bij zijn onschult. Actum ut supra, presentibus den schout, allen den burghermeesteren dempto Ruysch Janssen, Claes Hillebrantzn, Mr. Cornelis Dobbenzn, Mr. Claes Heyn ende Joost Buyck Zijbrantszn, scepenen. C. fol. 11 vo. Ten dage ende bijwesene als voerenGa naar voetnoot1) hebben mijne heeren voorscreven bij monde geexamineert nae voorgaende informatie Jan van Reenen op alzulcke seditiose woorden, als hem overgetuycht zijn gesproeken te hebben tot IJppesloot. Ende nae hij ontkende te weten van den voorscreven woorden oft van enich opset der Anabaptisten oft anderen, die deser stede zouden willen crencken, hebben scepenen daerop versocht zijnde mit vonnisse verclaert, dat men den voorscreven Jan van Reenen ter bancke stellen ende mit torture examineren zoude, als gedaen es, sonder dat de zelve Jan yet van den voorscreven woorden ende van der materie hem opgeseyt ofte tot wat meyninge die zouden gesprooken wesen, geconfesseert heeft, maer es continuelicken gebleven bij zijn onschult. J. fol. 45 vo. Alsoe Jan van Rhenen omtrent Meye lestleden op den zelven dach, als men des avonts hier ter stede ondersouckinghe daede van den Anabaptisten tot IJpesloot heeft geseten, drinckende ende onder andere verstaen hebbende van dattet hier ter stede nyet wel en stonde ende daeromme de poorten te zess uuren gesloeten soude wordden uuyt saecke van opruerte, die aldaer verrysen soude bij toedoen van den Anabaptisten, geseyt heeft | |||||||||
[pagina 33]
| |||||||||
totten luyden omtrent hem sittende, dat hij tzelve wel te voeren soude geseyt hebben ende dat arger es, knippende op zijnen duym ende verblijdende hem van zulcke geruchte geseyt heeft, dat moet groyen ende bloyen mit andere meer woordden smaeckende, beruerte, verraet ende conspiracie tegens deser stede ende thoenende daffectie, die de voornoemte Jan van Rhenen soude hebben totten Anabaptisten ende hoeren anclevers. Daer aff mijnen heeren van den gerechte uuyt daffirmacie van zekere getuygen van goede gelove genouch gebleken es, hoewel de zelve Jan van Rhenen ter bancke geexamineert zijnde, de zelve woorden nyet en heeft willen confesseren gesproeken ofte van den opsette ofte vergaderinghe der voorscreven Anabaptisten geweeten te hebben. Soo ist, dat mijnen heeren gehoort den eyssch van mijnen heere de scout ende de defensie van den voerscreven Jan van Rhenen ghevende gelove den voorscreven getuygen ende op de gelegentheyt der voorscreven saecke ende materie rijpelijcken gelet hebbende den voorscreven Jan van Rhenen ter cause van den voorscreven seditiose woordden voor correctie overgeseyt hebben ende seggen over bij desen, dat hij zijnen costen van der gevanckenisse betaelt ende voldaen hebbende, uuyt deser stede ende hoeren vrijheyt gaen sal binnen daechs sonnenschijn, nae dat hij vuyter gevanckenisse gelaeten zal wesen daer (fol. 47) uuyt blijvende tot ewijgen dagen op verbeurte van zijnen halse. Aldus offgelesen mitter clocke den 10en dach Decembris anno 1534, presentibus Claes Gerit Matheusznzn, schout Allert Boelenzn, Ruysch Janszn, Jacob Peterszn Harnick ende Cornelis Bannick, burgermeesteren, Claes Hellebrantszn, Mr. Cornelis Dobbenzn, Mr. Claes Heyn Willemszn, Joost Buyck Zijbrantszn ende Claes Basgen, scepenen. J. fol. 46 Vo. | |||||||||
[pagina 34]
| |||||||||
Seyt, dat Jan van Wij hem geseyt heeft gaende uuyten huyse, datter rumoer was op de plaetse. Seyt dat hij de leste reyse twee nachten geslapen heeft tot Marten de smidt, zijnen maeghe ende dat duer waerscuwinge van Jan Bannicx huysvrouw ende Brecht hoere suster mits geseyt wordde, dat alle suspecte personen van den bedde zouden gehaelt werden. Gevraecht, wanneer hij lest ten sacramente es geweest seyt, doe hij daertoe bereyt was. Gevraecht, wanneer hij lest gebiecht heeft, zeyt doe hij lest berouwe heeft gehadt. Gevraecht, hoe langhe dattet geleden es, zeyt dat hij daer off nyet bereyt es te antwoorden. Seyt, dat tot zijnen huyse geweest zijn vijf personen, doe de Haerdoopers gesocht waeren, dairoff deen was de broeder van Jan Pouwelszn, Harck de schuytvoerder, wonende in deser stede aen de vesten bij de Raempoort, Dirck een lanternmaker, Rem van Crommeniersdijck ende de vijften en weet hij nyet te noemen. C. fol. 12. Alsoe Cornelis Coemenszn backer ende zijne huysvrouwe hen vervordert hebben, te huysen, hoefven, ende houden vijff persoonen van den Anabaptisten secte contrarie tverbot deser stede den 29en Aprilis lestleden daer op gecundicht, daer an zijluyden an hoeren lijfven achtervolgende tvoerscreven verbot wel behoorden gestraft te wordden, anderen ten exemple. Dan alsoe mijnen heeren van den gerechte gehoirt hebbende hoerluyder excusacie meer genegen zijn tot gracie dan tot riguer van Justicie hebben den voorscreven persoonen voor correctie overgeseyt ende zeggen over bij desen, dat zijluyden gaen zullen uuyt deser stede ende hoeren vrijheyt daer uuyt blijvende den tijt van zeven jaeren op verbeurte van hoeren lijfven te wetene de voernoemte Cornelis Coemenzn uuytgaende binnen sdaechs sonnenschijn, nae dat hij zijn costen betaelt sal hebben ende sal zijn huysvrouwe omme hoeren saecken ende huyse te bestellen mogen blijven tot Meye eerst comende sonder langer. Ende alsdan uuytgaende nyet weder inne commen dan nae zeven jaeren van desen dach aff gerekent. | |||||||||
[pagina 35]
| |||||||||
Actum ten dage ende jaere ende presentibus ut proxime sequiturGa naar voetnoot1). J. fol. 47. | |||||||||
VI.
| |||||||||
[pagina 36]
| |||||||||
Seyt dat hij duer vervaernisse, mits datter enighe burgeren waeren gevangen, gegaen es an de scutteren, sonder dat hij weet, wat woorden datter gebuert ofte den overluyden voorgehouden zijn oft enige quade meninge heeft gehadt.
Op den eersten dach decembris anno 1534 heeft mijnen heere de schout vonnisse geeyscht omme te moegen ter bancke geexamineret worden, alzoe hij gevraecht zijnde uuyt wat meninge hij gegaen was totten overluyden van den schutteren ende wat woorden hij mitten voorscreven overluyden hadde gesproeken ende wat woorden daer waeren gesproeken ende wie de derde man was, mit hem gegaen zijnde totten voorscreven scutteren ende van den getaele ende personen dergheenen, die van de vergaderinge zijn geweest etc. ende hebben scepenen (fol. 20) gehoort den eysch van den schout ende op de gelegentheyt der materie mit vonnisse gewesen, dat de voorscreven Jan van Wij ter bancke geexamineret zoude worden. Actum ut supra, presentibus den schout, allen den burgermeesteren Claes Hillebrantszn, Mr. Cornelis Dobbenzn, Mr. Claes Heyn ende Joost Buyck Zijbrantsz, scepenen.
Ende eerst gevraecht, waeromme hij totte scutteren was gegaen, seyt uuyt vrese, sonder dat hij weet van enigen woorden, die daer gesproeken waeren, dan dat de overluyden zeyden, dat zij thuys zouden gaen ende wel te vreden wesen. Ende en heeft de voornoemte Jan van Wij op de voorscreven poincten intlange gevraecht, nyet bekent oft te kennen gegeven te pijne wardich om scrijven. C. fol. 19 vo. Jan van Wij es op huyden achtervolgende vonnisse van scepenen daerop gewesen bij den scarprechter ter bancke geexamineert uuyt saicke van commotie hier ter stede gemaict ende mits hij den scutteren angesocht zoude hebben om assistentie ende anderen actien ende saicken bij den heer op den voorscreven Jan van Wij angeleyt etc. Actum den eersten decembris anno 1534 | |||||||||
[pagina 37]
| |||||||||
presentibus den schout, allen den burghermeesteren, Claes Hillebrantszn, Mr. Cornelis Dobbenzn, Mr. Claes Heyn ende Joost Buyck Zijbrantszn, scepenen. J. fol. 46. Alzoe Jan Evertszn van Wij vervordert heeft zedert de justicie hier ter stede over langhen van den Anabaptisten secte gedaen ende die nyet tegenstaende hem te begeven int verbondt der zelver secte, laetende hem haerdoepen, qualicken gevoelende van den Sacramenten der heyliger kercke tegens den geloove ende ordonnancien der heyligen kercke den bescreven rechten ende placaten van den keyser onzen g.h. daer op gecundicht. Ende daer nae in Octobri lestleden als mijn heere van Hoochstraten etc. van wegen k. Mt. hier ter stede present wesende enige van den poorteren deser stede gevangen waren, te solliciteren mit Jan van Scellinckwoude an enighe van den poorteren deser stede omme te weten wat men bij henluden zoude willen doen oft men eenighen poorteren deser stede zoude willen uuytvueren voerbij gaende den burghermeesteren ende regenten deser stede ende daer en boven tot twe ofte driemael geweest es bij den gheenen die buyten consente van den voorscreven regenten vergaderinge hebben gehadt op de plaetze deser stede ende besondert de leste reyse mit een lang mess gewapent zijnde, sonder den burghermeesteren ofte regenten voorscreven van de voorscreven vergaderinge tadverteeren. Dwelck all saicken zijn tenderende tot commotie, seditie ende opruerte te verwecken binnen deser stede ende den voornoemten Anabaptisten, souckende de verderffenisse deser stede in hoeren droemen ende onduechdelicke voernemen te helpen stijfven ende starcken. Soo ist dat scepenen gehoort den eysch van mijnen heere den schout van wegen k. Mt. tegens den voornoemten Jan Evertszn gedaen mit dantwoort ende confessie van den zelven Jan Evertszn ende op de gelegentheyt deser saicke ripelicken gelet hebbende mit vonnisse verclaert ende den voorscreven Jan Evertszn gecondempneert hebben mitten zwaerde op den scavotte geëxecuteert, zijn hooft op een staecke ende tlichaem op een radt gestelt te wordden als | |||||||||
[pagina 38]
| |||||||||
daer nae bij den scarprechter gedaen es. Ende hebben voorts verclaert den goeden van den voorscreven Jan Evertszn geconfisqueert tot behouff van den heere ter somme toe van hondert sheeren ponden achtervolgende de privilegien deser stede. Actum op den letsten dach in Decembri anno 1534 presente toto collegio. J. fol. 48. | |||||||||
VII.
| |||||||||
[pagina 39]
| |||||||||
vrijheyt, verbiedende hem daer inne te commen tot eewighen daghen op de verbuernisse van zijnen halse ende verclaeren voorts zijnen goeden geconfisqueert tot behouff van den heer ter somme toe van hondert sheeren ponden sonder meer nae vermoegen den privilegien deser stede.
Aldus gecundicht den 24en Novembris anno 1534 presentibus den schout, allen den burgermeesteren dempto Ruysch Janssen, Claes Hillebrantszn, Mr. Cornelis Dobbenzn Mr. Claes Heyn ende Joost Buyck Zijbertszn, scepenen.
Jan Royer op den Zeedijck wonende heeft hem borge gestelt voer Jan van Scellincwoude tot behouff van den heere ter somme toe van hondert sheeren ponden. Actum op den 24en Novembris anno 34, presentibus den schout Claes Hillebrantszn ende Mr. Cornelis Dobbenzn, scepenen. J. fol. 44 vo. | |||||||||
VIII.
| |||||||||
[pagina 40]
| |||||||||
wat manieren wij hem oick angegaen hebben ende zeyt continuelicken, dat hij nyet en weet alzulcken oft andere woorden, smaickende seditie, conspiratie oft verraet op deser stede oft de qualickvaert van dier angaende, gesproeken heeft gehadt, noch van alzulcken saicken oyt geweten te hebben ende daer voer zijn lijff ende ziel stellen wille, zulcx dat wij van hem niet en hoopen yet meer te gecrigen ende opt gelooff van den getuygen tegens hem gedeposeeret hebbende, wel zouden procederen tot zijn correctie nae der saicke gelegentheyt, nyettegenstaende hij nyet en confesseert tgunt over hem betuycht es. Ten waere wij van hem verstaen hadden hem qualijcken te gevoelen oft ymmers te twifelen van den sacramenten der heylige kercke ende alzulcx oick sonder torture bekent hadde binnen den tijt van 15 jaeren noch te biecht noch ten sacramente geweest te hebben. Daeruuyt wij vermoeden oft hij behoort geestimeret ende bewaert te worden in de soorte van dengheenen, die de k. Mt. op zijnen galeyen belieft te hebben mits hij een clouck hart man es, nochtans onbesmet van de haerdooperie. [Fol. 13 vo.] Voorts beminde heeren, hebben wij op huyden ter bancke geexamineret Jan van Wij gevangen zijnde ter cause hij bij de lester vergaederinge es geweest met een lanck messe op zijnen lijfve ende omme dat hij omtrent deser stede kerckmisse lestleden als hyer twee van den poorteren aldaer gebrocht zijnde, gevangen waeren an den overluyden van den scutteren geloopen heeft gehadt, souckende succours etc. ende anderen suspitien, die op hem vielen sonder dat wij oick van den zelven yet hebben kunnen vernemen, anders dan dat hij een ganck over de plaetse heeft gegaen mit een mess opt lijff zijnder derde, als de leste vergaderinge was, zeggende nietemin, dat hij nyemant van dengheenen, die op de plaetse waeren, angesproeken oft in de zelve vergaederinge geconsenteret, oft oick geweten heeft, waertoe oft hoe die gesciet was, mair alleenlicken eens voorbij de plaetse heeft gegaen tot an doude zijde ende voerts weder naer huys ende dat hij totten overluyden van den scutteren nyet en es geweest dan omme vreese ende vervaernisse, dat de poorteren hier van den bedde gehaelt zouden worden, sonder breeder | |||||||||
[pagina 41]
| |||||||||
te seggen, wat woorden hij bij den scutteren heeft verhaelt oft wie de gheene zijn die in de voorscreven vergaderinge hebben geconsenteeret. Nietemin zouden wij oick van meninghe zijn tegens den zelven Jan van Wij ter cause van de voorscreven ansoekinge ende vergaderinge, mits hij doch seer suspect es te procederen, naer gelegentheyt. Ten waere hij bekent hadde binnen den tijt van een vierendeel jaers oft anderhalff haergedoopt te wesen bij eenen Jacob genaempt, geboeren zoe hij meent van Campen ende oick in vijff, zes oft acht jaeren nyet en heeft te biecht noch ten sacramente geweest waer uuyt wij suspiceren oft hij mede behoert gehouden te worden totten voorscreven galeyen. [fol. 14.] Es mede bij ons gevangen ende bij monde geexamineret, eenen Cornelis Coemenzn, backer van zijn ambocht gebuyre van den voornoemten Jan van Wij ter cause hij mitten zelven Jan over de plaetse deser stede bij de voorscreven vergaederinge gegaen heeft sonder nochtans enich geweer bij hem te hebben ende mits hij vier off vijff van den Anabaptisten tot zijnen huyse gehouden heeft gehadt nyettegenstaende tverbot bij deser stede den 29en Aprilis lestleden gedaen omme nyet te houden den luyden van de secte voorscreven bij verbuernisse van tlijff. Dwelck de voorscreven Cornelis excuseren wille zeggende, dat hij den zelven luyden wilde quyt wesen. Dan zijn huysvrouwe en wilde daertoe nyet verstaen, sorghende dat zij gesien ende gevangen zouden worden ende overmits zij ten uuterste was van kinde oick voortijts twe doode kinderen ter werlt heeft gebrocht, hij haer nyet en dorste tegenstaen noch verstoren etc. tegens welcken Cornelis wij mede wel zouden procederen naer gelegentheyt van dese materie. Dan verstaen genoecht uuyt zijnen woorden dat hij mede es van den wangeloive der Sacramentarien sonder hardoopinge daerduere wij hem alnoch bij ons houdende zijn der toeversicht oft hij in den dienste van den galeijen behoeren mochte. Insgelijcx vermogende heeren en zal U Edele H. nyet verdrieten te weten, dat Griete van Limmen haerdoopt zijnde, alnoch bij ons gevangen leyt ende opgehouden wordt vuyt oorsaicke zij een simpele ende domme vrouwe ende zieck | |||||||||
[pagina 42]
| |||||||||
van lichaem es en alzoe zij nyet en resipisteert nyettegenstaende dinstructie ende naersticheyt daer toe bij eenigen geschickten mannen bij hoer gedaen, zoude de schout wel van meninge zijn haer ter vierschaere alhier in recht te leveren ende van den lijffve naevolchende den placaten op haer te ageren. Dan beduncken scepenen datt de saicke van den Anabaptisten ende de meninge des Keysers onsen lieven genadighen heeren angaende de correctie vandien bij tlaetste scrijven gealtereert es [fol. 14 vo.] omme den manpersonen op de galeyen te houden ende alzoe nyet redelicken zouden wesen den vrouwen mit zwaerder pene van hoer lijff te benemen, te belasten. Dan den mannen in gelijcke delicte misdaen hebbende ende mits de voorscreven simpelheyt van de voorscreven vrouwe de scepenen hen bezwaert vindende, beduncken dattet nyet quaet en waere men haer bij U.E.H. alldaer zoude zeynden omme bij U.E. zelfs in persone gesien ende gehoert te worden ende oft dan U.E.H. ymmers geraeden dochte, derzelver vrouwe wederom alhier te zeynden mit U.E. vorder advijs zijluden alsdan mit minder zwaricheyt tot hoerluyden vonnisse zouden meenen te gaen. Ten laetsten en kunnen U.M.E. nyet verbergen, dat wij op huyden ontfangen hebben een missive bij mijnen heere de Grave van Hoochstraten aan ons den 28en Novembris lestleden gescreven, beruerende zekere scriftlicke waerscuwinge, die onse genadige vrouwe de Coninginne Regente etc. ontfangen heeft van enigen Duytsschen vorsten ende uuyt anderen houcken mit begeerte van toesicht te dragen tot deser stede, daer off mijnen heere van Assendelff persoonlick oft mit beseyndinge ons breeder zoude verclaeren etc., naer welcken verclaringe wij verwachtende zijn. Ende hoopen mit hulpe van God deser goede stede soe te bewaeren datter gheen inconvenienten gebueren en zullen. Daer toe wij gheen naersticheyt noch cost spaeren en willen, mits doch dinvasie deser stede ons ende den onsen meest zoude smarten. Dan omme bij den voorscreven gevangen personen bequamelicxt te moegen procederen, zouden wij U Mo. Ed. H. wel hartelicken gebeden willen hebben, omme ons dies angaende te gelieven verwittigen van U.M.E. goetduncken ende | |||||||||
[pagina 43]
| |||||||||
advijse bij den brengere van desen. Daer inne de voorscreven scepenen groot behulp ende ons sonderlinge liefde ende goede gunste bewesen zal werden, dwelck wij naer onsen vermoghen gaerne danckelicken bekennen zullen teghes U Mo. Ed. H. die God die here almachtig in gesontheyt en alle welvaert behoeden wille. Gescreven den eersten Decembris anno 34 an den Raet van Hollant. C. fol. 13. | |||||||||
IX.
| |||||||||
[pagina 44]
| |||||||||
Alsoe mijnen heeren van den gerechte gebleken es, dat Jacob Claeszn de harnaschvegher ten tijde de Anabaptisten ende hoeren anclevers hen bereyt hadden omme te vaeren nae Munster, sekere geweer vercoft ende bestelt heeft gehadt tot behouff van den selven Anabaptisten ende daertoe dat hij tot tweemael geweest es in den geselchappe van den gheenen, die op de plaetse deser stede vergadert zijn geweest buyten consente ende wille van den burgermeesteren sonder den selven van de voorscreven vergaderinge tadverteren, dwelck all saecken zijn, die nyet en behoeren te blijven ongestraft. Soe ist dat mijnen heeren van den gerechte den selven Jacob Claess voor correctie overgeseyt hebben ende seggen over bij desen, dat hij in beteringe van den voirscreven mesusen gaen sal uuyt deser stede ende hoeren vrijheyt binnen sdaechs sonnenschijn, daer uuyt blijvende den tijt van twee jaeren op de correctie van der stede. Actum op den 11e dach decembris anno 34 mitter clocke, presentibus den schout, allen den burgermeesteren, Claes Hillebrantszn, Mr. Claes Heyn, Joost Buyck ende Claes Basgen, scepenen. J. fol. 47 vo. | |||||||||
X.
| |||||||||
[pagina 45]
| |||||||||
screven Griete ende op de gelegentheyt deser saicke gelet hebbende derzelver Griete mit vonnisse gecondempneert hebben geexecuteert te werdden te watere als daer nae bij den scarprechter gedaen es. Actum et presentibus ut supraGa naar voetnoot1). J. fol. 48 vo. | |||||||||
XI.
| |||||||||
[pagina 46]
| |||||||||
[fol. 22 vo.] Gevraecht van den woorden, die hij mitten voorscreven priester heeft gehadt, seyt dat hij gheen woorden heeft gehadt mitten voorscreven priestere tot yemants achterdeel ende dat de zelve priestere oft de man voorscreven een boeckgen hadde gebrocht sonder dat hij, die spreect, weet, wat daer inne gescreven es want hijt nyet en heeft gelesen, dat de voorscreven priestere dese lande duer es gereyst, ende dat de voorscreven priestere heeft tot hem geseyt, dat de principaelste propheet in Munster vier wijfven hadde. Gevraecht, wie diegheene was, die hem zeyde, datt de voorscreven priester hier ter stede was gecommen, zeyt dat hijt nyet en will zeggen ende dat hij zijn broeders nyet en will belasten. Seyt oick dat hij nyet en weet, hoeveel datter tot zijnen huyse haerdoopt zijn. Ende zoe de voornoemte Jan Paeuw den voorscreven personen te wetene wie tot zijnen huyse gedoopt heeft ofte gedoopt zijn oft wie hem den voorscreven priestere hadde verbootscapt ende verder breeden redenen bij den priestere gehadt, nyet en wilde zeggen. Soo hebben scepenen gehoort den eysche van den schout, mit vonnisse verclaert, dat men den voorscreven Jan Paeuw ter bancke zoude examineren als gedaen es. Actum ut supra. [fol. 23.] Geexamineret ter bancke, seyt dat hij den priestere voorscreven gevraecht heeft, oft hij, die sprect, hem mitten messe mochte beschermen, indien hij vervolcht ofte gevangen werdde, daerop de priestere geseyt heeft, Ja, hij, maer en tuychde hem die spreect, zijn hart nyet, dat hij hem mitten messe zoude beschermen. Seyt dat Hans van Leeuwarden in zijnen huyse gedoopt heeft. Eenen Jan Borritszn van Haerlem heeft hem geseyt, datt de priestere voorscreven hier was gecommen ende dat hij hem tot Hillegom hadde gesproeken ende dat de voornoemte Jan Borritszn mit hem, die spreect, heeft bloocken gemaict. Seyt, dat hij nyet en weet, oft daer veertich oft vijftich tot zijnen huyse gedoopt zijn, want hij daer op zoe zeer nyet gepast en heeft. | |||||||||
[pagina 47]
| |||||||||
Seyt, datter eenen Thomas van Haerlem, Steven de harnaschvegher ende waert op Vigendam een schoenmaicker oft cooman, genoompt Gherijt tot zijnen huyse verdoopt zijn. Zeyt, dat hij nyet wel en weet, oft Claes van den Bossche tot zijnen huyse int verbont es gegaen. Seyt datter int verbont dartikelen van den gelove voorgehouden worden sonder eenige andere artikelen. Seyt, dat Hans van Leeuwarden voorscreven gewoont heeft in een steechgen in de Kalverstraet en es een slootemaicker ofte tasschemaicker van zijn ambocht. [fol. 23 vo.] Gevraecht, wie daerbij was, als hij die spreect bij den voornoemten priestere was, seyt dat een snijder, die mitten priester van hier reysde, daer bij was ende eenen Jacob van Campen, die een leeraer es, mede Steven de schoenmaicker, woonende in de Houtthuynen bij de sluys neder te gaen an doude zijde gewrocht hebbende voor knecht opt oude brugge. Seyt, dat hij nyet zekerlicken en weet in wat huysen de voorscreven Hans meer dan in zijnen huyse heeft gedoopt. Seyt, dat hij gehoort heeft, dat eenen Marritgen des voorscreven Stevens de harnaschvegers wijff bij den voorscreven Hans gedoopt zoude zijn ten huyse van Thoenis zijn zwagere, maer en weet de voorscreven Thoenis daer nyet aff.
Den 30en Decembris anno 34. Heeft de voornoemte Jan Paeuw bekent sonder torture, dat zijn huysvrouw tot zijnen huyse mede es verdoopt. Gevraecht, wat woorden de voorscreven priestere van Dort heeft gehadt ende oft hij daeroff ende van zijnen bootscappe nyet meer en wiste, dan hij ghisteren heeft geseyt, seyde dat hij nyet en begeert meer te zeggen. Gevraecht oft hij nyet meer en wiste, zeyde, dat hij nyet geseyt en heeft nyet meer te weten, maer dat zijn conscientie hem nyet en gehengt meer te zeggen. Gevraecht, in welcken huysen meer gedoopt es, zeyt, dat hij nyet en weet, wat in anderen huysen gesciet es etc. ende van meer saicken gevraecht, en wilde nyet meer zeggen. | |||||||||
[pagina 48]
| |||||||||
[fol. 24.] Jan Paeuw geexamineret ter bancke sittende, seyt sonder torture, dat hij den voorscreven priestere gesproeken heeft ten huyse van Thonis zijn zwager, aldaer hij gebrocht was bij Steven de harnaschveger ende heeft aldaer gevraecht van den voorscreven priestere ende gehoort van den vier vijfven (wijven?), die de coninck van IJsraehel tot Munster heeft ende van dat hij vervolcht zijnde, tmess zoude mogen gebruycken ende als de vrouwen mit kindt zijn, dat men tot Munster dan daer bij nyet en moste slapen. Seyt, dat Jacob van Campen een nacht geslapen heeft tot Anthoenis sijn zwagere. Vermoet, dat Jacob van Campen wel geslapen heeft tot Willem de backer, naest der duere van hem, die spreect ende es de zelve Willem mede int verbondt ende gedoopt. Vermoet, dat ten huyse van Willem voorscreven mede een gedoopt es bij Jan Mathijszn van Middelburch genaempt scipper Jacob, vuerende een lichtscip, wonende bij de heylige stede mit Tatick de cuper. Zeyt van eenen gesell, genacmpt Claes gehoort te hebben, geleden twee ofte drie weken, dat Munster een beeldt zoude zijn van alle der werldt. Zeyt dat deene snijdergesell genaempt Wessel mitten voorscreven priestere gereyst es. [fol. 24 vo.] Jan van Ommen snijdergesel es tot zijnen huyse verdoopt ende heeft gewrocht mit Claes van den Bosch ende heeft geslapen in een steechgen, recht over hem, die spreect. Zijn oick tot zijnen huyse gedoopt noch twe van Nyewehusen, die tot zijnen huyse hebben geslapen deene een opreeder van zijn ambocht ende dander een snijder, die mit Willem Huygenzn heeft gewrocht. Seyt dat Jan Mathijszn van Middelburch hem, die spreect, heeft geseyt, dat Dirckgen Tasch tot Antwerpen zijns zelfs doot gestorven zijnde, gepropheteert zoude hebben, datter een duisternisse wesen zoude binnen deser stede tusschen doude zijde ende nyewe zijde drie dagen lange geduerende ende dat dan de heer de stede zoude leveren sonder bloetstortinge ende dat broeder Henrick | |||||||||
[pagina 49]
| |||||||||
Carmelijt tot Maestricht gebrandt dezelve prophetie ondersocht ende voer goet gekent heeft. Baeff Claes, Petergen ende noch een derde vrouwe al bij der Haerlemmerpoort wonende, in dEngelsche straet zijn mede verdoopt, maer en weet niet waer. Lou de pompenmaickerszn genaempt Pouwels es mede gedoopt, maer en weet nyet van wien. [fol. 25.] In Sint Jacobscapelstege bezijden Peter Dircxzn de snijder woonen twe vrouwen deen Grietgen genaempt ende dander Volcgen genaempt in den leeren emmer daer over wonende, zijn mede haerdoopt in St. Jacobsstraet een meyt genaempt Lubberich. Cornelis Evertszn vaert een lichtschip wonende in Dirck van Hasseltsstege. Dirck, Gerijt en Willem vrijgesellen zeylmaickers mit Anna hoer sustere wonende te samen over Sinte Geertrude op den Burchwall ende weet tzelve uuyt vermoeden, mits zij hen wel geseyt hebben, dat zijluden int verbondt zijn. Claes ende Willem Boom Peeter de melckers zonen, zoe hij anders nyet en weet, zijn oick verdoopt ende houdt dat zij van Jacob van Campen gedoopt zijn. Seyt dat Cornelis de Vlaminck es mede gedoopt ende heeft hem die spreect selfs een brieff gescreven tot behouff van den armen omtrent Paesschen lestleden, ludende in forma: weet, lieve broeder, dat ick u brieff ontfangen hebbe, in welck ghij mij scrijfft, dat het huys Goodts gebreck heeft ende dat de 10 oft 11 pond u gegeven uuytgereyct zijn, maer dat mij verwondert, dattet zoe drae uuytgegeven es ende en houde nyet, dat al totten huyse Goodts, maer elders gegeven es ende indient zoe uuytgegeven zoude zijn, dat men alzoe wel een deel behoefen zoude etc. [fol. 25 vo.] Seyt dat hij mitten zelven Cornelis gesproeken heeft in zijn thuyn, die hem zeyde, dat hij onwaerdich was den huyse Goodts te dienen, want hij onzuver was ende een onreyn dier hadde geraict, verstaende daer bij, dat hij enige brieven van absolutie off diesgelijck gehaelt ende alzoe gesimuleert zoude hebben, om vredelicken te sitten ende dat es geschiet omtrent Meye. | |||||||||
[pagina 50]
| |||||||||
Seyt, dat zijn knecht Florijs van Hoorn genaempt oick gedoopt es tot zijnen huyse. Thomas de slootenmaicker in de Barvoetebroederstege ende heeft wel gesproeken mit hem, die spreect. De messemaicker in de sloetel es mede verdoopt ende weet zoe van hem te spreken, als hij die spreect van danderen boven genoompt weet. Henrick de kaerdemaicker, Mr. Quintijns zwager. De messemaicker in de M. Dirck Janssen de glasemaicker in Sint Annenstraet. Oloff de kistemaicker in Sint Annenstraet. Peter van Leeuwaerden schoenmaicker in Heyntgen Hoecxsteech. [fol. 26]. Neeltgen in de Pijlsteech mit Cornelis hoer man. Gevraecht zijnde, zeyt dat hij nyemant meer en weet, dan noomde noch Trijn Jan Verstants weduwe.
Den eersten in Januario anno etc. Seyt dattet doopsel een sekerheyt ofte teycken es van tverbont ende dat alle die int verbont zijn oick gedoopt zijn ende tverbondt anders nyet en es, dan dat zijt beloven in Goodts wegen te wanderen sonder daer off te wijcken, sonder enige beloften malcanderen te doen. Gevraecht oft degheenen, die int verbont gaen willen, nyet beloven moeten in gheen kercken te commen oft enige mensschen insettinge te houden. Seyt datter enigen daer off voorgehouden wordt, die nyet zoe wetende en zijn, maer anderen starck genoech inden gelove daer off nyet geseyt en wordt, overmits dattet doch claer genoech es, dat all tgunt bij den paeussen ingestelt es ende inder kercke gedaen wordt te wesen tegens de waerachtighe scrifte ende leeringe der apostelen. Gevraecht zijnde, seyt dat all tgunt hij van den voornoemten personen vermelt heeft, te kennen heeft gegeven uuyt bedwanck ende liever tzelve hadde verswegen, hadde hijt moegen ofstaen maer dattet all inder waerheyt nae tgetuych zijnder conscientie zulcx es. Seyt dat hij van den priestere voorscreven gehoort heeft, dat die van Munster zwavel ende salpeter gebreck hebben. | |||||||||
[pagina 51]
| |||||||||
[fol. 26 vo.] De voornoemte Jan Paeuw confesseret dat hij over jaere geleden gedoopt es bij Pieter Houtsager ten huyse van Jan Pouwelszn in de platte husen in de Ramen an de nyewe zijde. Seyt, dat Jan Mathijszn thuyslach tot zijn wijff in de platte huysen ende heeft omtrent 12 weken geleden een vrouwe van Steenwijck gedoopt ten huyse van een vrou geheeten Deliaen, wonende in een slopsteechgen bij Sinte St. Lucienconvent. Seyt, dat hij nyet en heeft gedoopt, noch daer aff last heeft gehadt, maer heeft wel bevel gehadt omme den armen te deelen als diaken ende was Steven de schoemaicker mede diaken ende hebben hoer bevel van Jacob van Campen, die biscop es. Vermoet, dat Clement de schoemaicker werckende opt doude brugge ende Claes van Groll schoemaicker mede verdoopt zijn. heeft omtrent een maent geleden gehoort, dat Michiel ende Cornelis Claes Aemen zoonen verdoopt zijn ten huyse van Marie hoere moeder bij Jan Matthijszn. Nota, dat dese Cornelis hem naederhant in rechte getoent ende geoffereret heeft ter purge in presentie van Jan Paeuw. C. fol. 22. Actum den 1en in Maerte anno 35. Willem Janssen van Zutphen geboeren, gewoont hebbende tot Leyden ende nu alhier woonende, confesseert over jaer off daer omtrent geleden gedoopt es in de platten huysen bij Jacob van Campen. Seyt van gheene vergaderinge te weten, noch waer dat Jacob van Campen hem onthoudt. Gevraecht oft hem oick berout, dat hij wedergedoopt es, seyt dat hem leet es, dat hij zijnen heere ende God oyt heeft vertoornt gehadt. Seyt in gheene vergaderinge geweest te hebben ten huyse van Willem Janssen van Alcmaer.
Jacob Scheltgeszn uuyt Vrieslandt seyt hier overlange verkeert ende den tijt van vier jaeren an een gewoont te hebben. | |||||||||
[pagina 52]
| |||||||||
Seyt dat hij nyet hardoopt en es. Seyt dat werckt mit Reyer de vuller ende dat hij nyet en weet van enige vergaderinge, die gehouden zoude zijn ten huyse van den voorscreven zijnen meestere. Deze heeft bij eede belooft an te brengen alle quaet ende vergaderinge, die hij vernemende es ende mitsdien ontslagen van de gevanckenisse. C. fol. 30. Den 4en Marcy anno 35, presentibus de schout Heyman van Aemstel, Mr. Peter Colijn burgermeesteren ende alle de scepenenGa naar voetnoot1). Cornelis Willemszn van Haerlem kistemaicker en heeft noyt gesien Jan Mathijszn noch Jacob van Campen, dan kan wel Lenert van Eemden. Seyt hier gecomen te wesen uuyt oirsake, dat hijt te Haerlem nyet en mocht onthouden om des evangelijs wille. Bekent herdoopt te wesen ende zeyt daeroff geen berou te hebben, soe hij tegens Gods scrifture oft wil nyet doen en wil.
Barent Claeszn is in Sinter Niclaesstraet een nacht gelogeert geweest ten huyse van een oude vrouwe, die mede, zoe hij verstaet, op de scepen geweest es. C. fol. 31. Jan Paeuw es op huyden achtervolgende vonnisse van scepenen ter bancke bij den scarprechter geexamineret, omme van hem te weten, wie tot zijnen huyse gedoopt heeft ofte gedoopt zijn ende anderen saicken beruerende de factie van den Anabaptisten. Actum den 29en in Decembri anno 1534 presentibus den schout, Jacob Peterssen ende Cornelis Bannick burghermeesteren ende alle den scepenen. J. fol. 47 vo. Alzoe Jan Paeuw bloockmaicker, Arent Janszn van | |||||||||
[pagina 53]
| |||||||||
Gorchom cramer, Barent Claeszn van Zwoll vulder, Jan van Ghinck, Henrick Byesman van Maestricht, Cornelis Willemszn van Haerlem kistemaicker, Aernt Jacobszn Keyser van Monickendamme, Claes Claeszn oick van Monickendamme, ende Willem Janssen van Zutphen hen hebben laeten haerdoopen ende tverbondt der Anabaptisten angenommen hebben, qualicken gevuelende van den Sacramenten der heyliger kercke etc. contrarie den geloove ende ordonnancie der zelver kercke, den bescreven rechten ende den placaten van den k. Mt. onsen g.h., Soo ist dat scepenen gehoort den eysch bij mijnen heere de schout op henluyden gedaen mit hoere defensie ende confessie ende op de gelegentheyt van de saicke gelet hebbende, den voorscreven persoonen mit vonnisse gecondempneret hebben te zullen mitten zwaerde geexecuteert ende van levende lijfve ter doot gebrocht wordden op den schavotte, daertoe op de plaetze deser stede opgericht zijnde ende daar en boven hoeren hoefden op staeken ende hoere lichaemen op de raden gestelt te werdden ten exemple van anderen als terstondt daernae gedaen es. Actum op den 6en dach in Maerte anno 1535, presente toto collegio. J. fol. 49 vo. | |||||||||
XII.
| |||||||||
[pagina 54]
| |||||||||
Pieter Janssen Hoelickaert, messenmaker, werkt met acht knechts. Gherijt Florijszn van Calvendijck, messenmaker, ‘slaende de l. voor zijn teycken’, heeft vijf knechts. Claes Willemszn van Enchuysen, messenmaker, ‘slaet de werlt tot een teycken’ werkt met vijf knechts. Jan Ellertszn, messenmaker van Amsterdam ‘vuert de sterre mit de halve maen’ heeft drie knechts. Hij wil niet zeggen, waar en door wien hij gedoopt is. Hij heeft vijf degens gekocht voor het geld, dat Jan Willemsz. de cuper tot Monnikendam hem gegeven heeft en heeft de degens ook in diens huis gebracht, waar zij verdeeld zijn onder de burgers van Monnikendam, van wie hij alleen Jan Willemsz. en Claes Doemer kan noemen. C. 1553. fol. 422/423. | |||||||||
XIII.
| |||||||||
[pagina 55]
| |||||||||
hebbende 10 oft 12 jaeren tot Amersfort ende twe ofte drie jaeren tot Monickendam, die oick bekent binnen siaers verdoopt te wesen, sonder dat hij wilde zeggen waer ofte bij wien. Ende heeft de voornoemte Claes Claeszn voor ons beleden, dat hij op huyden drie degens alhier heeft gecoft, een voor hemzelven ende dander twe voor Jan Willemszn, bootsgeselle, zoe hij zeyt tot Monickendam, die hem daer toe gelt gegeven heeft. De zelve Claes Claessen bekent oick eene bosse op huyden mit zijn toebehoeren voer hem zelven gecoft te hebben. [fol. 94 vo.] Item de voornoemte Arent Jacobszn bekent oick gecoft te hebben vier degens, een voer hem zelven, een voor Symon Reynssoon, die mit een coggescip plach te vaeren ende twee voor Jan Claeszn stuyrman tot Monickendam ende heeft een bosse hier doen verstellen bij den voornoemten Gherijt Janssen voor vijff off zes daghen hier ter stede gebrocht, die Arent voorscreven mede van meninge es mit hem weder thuys te brengen. De voorscreven Peter Peterssen, op welcken ons beste behaecht en bekent nyet meer dan een deghen ende dat voor hem zelven gecoft te hebben. Dan mits hij ons van der conditie der voorscreveu drie personen nyet en heeft willen zeggen, hebben hem mede bij ons doen houden in minder vasticheyt dan danderen. Bekent oick de voornoemte Gherijt Janssen, dat hij voer vijff off 6 daghen alhier vijff degens heeft gecoft ter begeerte van eenen Jan Willemszn Cuper tot Monickendam, die hem daertoe tgelt hadde gegeven ende heeft dezelve degens gebrocht ten huyse van den zelven Jan Willemszn daer die omme gedeelt zijn bij den poorteren van U.E. te wetene Jan Willemszn voornoemt een, Claes Doemer de backer een ende en weet niet wie dander drie gehaelt hebben. Ende zoe wij uuyt desen den voorscreven Claes Claeszn, Arent Jacobszn ende Peter Peterssen, die op huyden mitten voorscreven Gherijt Janssen te samen hier ter stede gecomen zijn, suspect houden van te ancleefven den voorscreven Anabaptisten, hoewel zij nyet en bekennen verdoopt te zijn ende tot dien eynde hen bij ons gehouden | |||||||||
[pagina 56]
| |||||||||
hebben, sonder dat wij henluden lange begeeren te houden, indien zij [fol. 95] van den voorscreven secte nyet en zijn daer off ende van hoere conditie ende state gaerne onderricht ende geinformeret zouden zijn. Es daeromme onse zeer eernstige begeeren, dat U.E.H. van der conditie, gesteltenisse, leven ende conversatie van den voorscreven personen goede informatie nemen ende wes daer off bij U.E. bevonden wordt zulcx als U.E. tzelve voer de K.Mt. willen verantwoorden ons mitten eersten bij den brengere van desen overscrijven willen, ten eynde wij zullen moegen weeten, hoe wij ons bij den voorscreven personen hebben zullen. Voorts, beminde vrunde, zeynden wij U.E. copie van een ordonnancie opt stuck van den lootsluden, alhier den 9en deser maent geraempt, daer toe U.E. bij ons bescreven was, sonder yemant te zeynden begerende U.E. dien oversien ende daerop letten ende de saicke ter harten nemen willen, want daer inne noot es, remedie te hebben tot conservatie van den scepen ende verhoedinge van vorder periculen, hebben oick copien doen maicken voer dandere watersteden, dien wij hen oick zeynden zullen achtervolgende tslot in die voorscreven communicatie genomen. Ten eynde zijluden daer op delibereren ende ons van hoer goetduncken mitten eersten adverteeren moegen begerende U.E. van gelijcken doen willen. Ende onse heere zij mit U. Gescreven den 11en January anno 35. An der stede Monickendamme. C. fol. 94. | |||||||||
XIV.
| |||||||||
[pagina 57]
| |||||||||
Deventer vandaen tot haeren huyse zijn geweest, te weten de voorscreven Hillegont drie nachten ende dander omtrent 14 dagen tot hoeren huyse heymelicke geslapen ende gehouden hebben ende zijn saterdaechs des avonts van daer gegaen. Actum dan 11en February anno 35. de voorscreven vrouwe es op hanttastinge laeten gaen. Claes Harperszn es laeten gaen. C. fol. 28. | |||||||||
XV.
| |||||||||
XVI.
| |||||||||
[pagina 58]
| |||||||||
maicker ende Claes van Venloo hem vervordert hebben aen te nemen tverbondt van den Anabaptisten te houden conventiculen ende heymelicke vergaderinge contrarie den geloove der heyliger kercke, den bescreven rechten ende placaten van den k. Mt. Ende daertoe onlancx binnen deser stede ten huyse, daer zij vergadert waeren, brandt gesticht ende inder nacht groot opruer ende commotie alhier gemaict hebben gehadt etc. Soo ist dat scepenen gehoort den eysch bij mijnen heere den schout op henluden gedaen mit hoere defensie ende confessie den voorscreven delinquanten mit vonisse gecondempneret hebben omme saicken voorscreven te zullen mitten zwaerde geexecuteert ende van levenden lijve ter doot gebrocht wordden op den scavotte daertoe op de plaetze deser stede opgericht zijnde ende daer en boven hoeren hoofden op staeken ende den lichamen gestelt te wordden op raeden ten exemple van anderen zoe nae den voorscreven vonnisse gedaen es. Actum den 25en in Februario anno 1535, presente toto collegio. J. fol. 49. | |||||||||
XVII.
| |||||||||
[pagina 59]
| |||||||||
verklaring van goederen, maar voorzoover het poorteressen zijn, slechts tot een som van hondert 's heeren ponden. J. fol. 51 vo. | |||||||||
XVIII.
| |||||||||
XIX.
| |||||||||
[pagina 60]
| |||||||||
Seyt ter torture, dat de meninge geweest es de stadt inne te nemen. Seyt dat Jan van Geel tot Willem Corneliszn thuys gelegen heeft. Symon van Hoorn heeft mit hem ende den voorscreven Jan van Gheel gedroncken heeft ten huyse van Willem Corneliszn. Seyt dat Willem voorscreven nyet en weet van den voorscreven Jan Geel. Seyt dat de witte bandekens teycken waeren van hoeren geselscappe. Seyt dat zij zouden duersteken dengheen, die gheen witte bandekens anhadde. Seyt datter 9 tot zijnen huyse uuytgeloopen zijn. Seyt dat Adriaen uuyt Benscop, die geslapen heeft in de Duyff hoere propheet was. Dezelve Adriaen heeft den snuerkens geb(r)acht. Seyt, dat zij meerdere anvalle verhoopten. [fol. 32 vo.] Seyt dat Symon Jannetgen duuytdraechsters man den clovers, die zij gebesicht hebben, gecoft heeft. Seyt dat Jacob van Campen nyet en es geweest in hoere geselscappe. Seyt dat Jan van Geel remisse verworven heeft. Seyt dat Jan Mathijszn den boecken hier ter stede gescreven heeft. Seyt dat die gescreven zijn int slot van Gelre. Seyt dat Thoenis ende Jan gebroeders leydeckers den brieven gescreven hebben int slot van Gelre. C. fol. 32. Pieter Galen heeft hem op ghisteravont mede gestarct omme hem mede te begheven bij henluden, es hardoopt by Mr. Claes van Limmen, nu tot Munster wesende. C. fol. 33. Confessie gedaen bij Peter Gaell ende anderen op den 13en in Meye anno 35. Peter Galen poorter deser stede bekent, dat omtrent vier dagen, alleer hij mit zijn wapen mit danderen broeders op de plaetze gecommen es een propheet, genaempt | |||||||||
[pagina 61]
| |||||||||
Adriaen van Benscop, heeft hem tot zijnen huyse te kennen gegeven, als tvoort Goodt, dat hij mit danderen broeders mit hoeren wapen zouden loopen op de plaetze ende slaen doot, die hen willen wederstaen ende zouden roepen, die God lieff heeft, compt bij ons ende dien naevolgende zijn tzijnen huyse gecommen acht of 9 personen daer van geweest zijn Jan van Geel, Symon de glaesmaicker, Goessen nyet wetende, waer hij es, Zijbrant de smidt gewrocht hebbende op den houck van Bethanienstege ende en kendt dandere nyet, die meer uuyt zijnen huyse geloopen zijn. Seyt dat uuyten huyse van den backer naest zijn duere gecommen zijn zekere personen, die hij nyet en kendt. Gevraecht in de torture, wie de gheenen waere, daer toe hij mitten zijnen hen verlaten hebben, zeyt dat hij daer off nyet en weete ende dat hem daer aff nyet en es geseyt. Seyt noyt gesproeken te hebben Jacob van Campen, maer heeft Jan Mathijszn gesproeken in de wingaert. Symon de glaesmaicker heeft de luden vergadert. Seyt hem bij den voorscreven propheet geseyt te wesen, dat veel uyt Benscop ende enigen uuyt Vrieslant zouden commen. [fol. 413 vo.] Seyt dat hij zijn busse schietende hem zelven an zijn handen zulcx gequetst heeft, dat hij wederloes was ende van stonden an opter stedehuys werdde gebrocht. C. 1553. fol. 413. 11 Mei 1535. Jacob Ghijsbertszn van Gameren bij Bommel seyt sonder torture, geslapen te hebben in den leeren emmer ende heeft in Vrieslant verkeert ende een huysvrouw mit twee kinderen. Seyt uytgelopen te hebben mit zijn vieren uyt een huys in sGravenstraet. Seyt weleer gesprooken te hebben Jacob van Campen, maer dese reyse nyet. Seyt dat zijn geselscappe alhier te nacht 50 oft 60 starck zijn geweest. Seyt in de torture, dat de propheten, dat hij verstaen heeft, de propheet hadde geseyt, dat de heer de stadt opgheven zoude voere de Christenen. | |||||||||
[pagina 62]
| |||||||||
Seyt dat zij toeverlaept hadden, datter enige comen zouden uuyt Benscop ende uuyt Granscap van Benten, die gelijckelicken op henluden zouden wachten. C. fol. 32 vo. 11 Mei 1535. Gherijt van Deventer seyt ter torture, dat Jacob van Campen heeft hem gedoopt omtrent Alderheyligen tot zijnen huyse mit een zijn knecht genaempt Dirck Peterssen ende Annetgen, woonende in Sint Annenstraet. Seyt dat Oloff kistemaicker hem daeroff geseyt heeft. Seyt mede geweest te hebben op de plaetze ende was an hem omme daer te commen. Symon glaesmaicker heeft Jan Mathijszn eens gesien. C. fol. 33 vo. 13 Mei 1535. Evert Aertsz van Utrecht zeyt, bij de geesele geexamineret, dat Thijs ende Willem zijn knecht hem geseyt hebben, dat ze wel dusent starck waeren ende dat hij op de plaetze zouden commen. ende zouden nyemant smiten dan die henluden wilden slaen. Seyt dat hem geseyt es, dat men gheen onnosel bloet zouden storten. Seyt datter geseyt was, slaet doot ende wie dattet mit Goodts Woort wilde houden, datse bij hem zouden commen. Seyt dat zijn huysvrouw hem gezeyt heeft, dat zij mede haerdoopt es. Zijbrant van Alcmaer heeft hem geseyt, dat Jan Mathijszn een scutter int verbont heeft genomen. Seyt dat hij mitt Jan Mathijszn gesproken heeft ten huyse van Zijbrant voorscreven. C. 1553. fol. 413 vo. Jacob van Eemden zeyt, dat de backersvrou angebrocht heeft geweer. Seyt datter wel 60 of 70 waeren, maer daer liepen veele wech, daeroff Ellen de metzelaer een was ende Jan de smidt werckende bij Sint Jansbrugge ten huyse van Willem. Claes Janssen glaesmaicker was mede an de plaetseGa naar voetnoot1). | |||||||||
[pagina 63]
| |||||||||
Seyt dat zijn meester hem geseyt hadde omme te commen op de plaetze. Seyt datter geseyt was, datter veele van den scutteren ende anderen van den besten ofte perfecten hem bijwesen zouden ende dat zij opt gasthuys hen beclaechden, dat hoere broeders nyet bij een quamen.
Zijbrant Claeszn, dat hem geseyt was op Sonnendage lestleden bij een smit doersteken zijnde, dat Jan Mathijszn op een plaetze was, daar hij twee scutteren int verbont zoude nemen.
Michiel Egbertszn, wevergeselle confesseret mede bij den Anabaptisten gecommen te wesen in den nacht, als zij de plaetze inne hadden.
Claesgen de glaesmaicker seyt, dat cooman Arent, cleyn van stature, hebbende een paerle in zijn oech ende Jan van Geel hem des avonts omtrent 8 uuren de bootscappe gedaen heeft van mede op de plaetse te commen, maer en woudt hij die spreect daer toe nyet verstaen. Seyt dat hij mede uuyten huyse van den backer es geloopen ende es an de plaetze [fol. 414 vo.] geweest mit een deghen mit een pieckgen, maer heeft terstondt van daer gescheyden. Seyt dat als hij op de plaetse quam de wederdoopers gheen 40 starck en waeren. Evert de messemaicker hadde wel gewilt, dat hij mit hem die spreect van de plaetze hadde geweest. twas hem geseyt bij Jan van Geel, dat de Luterranen henluden bijcomen zouden, maer en es hem nyemant genoempt, mits hij daer nae nyet en heeft gevraecht. Rem de pelser es mede van den evangelie, maer en es nyet verdoopt. C. 1553. fol. 414. Nota Dat van desen personen Peter Gael ende Evert Aertzn elcx tweemael, Anthoenis Ellbertszn, Claes Janssen glaesmaicker, Gherijt van Deventer ende Jacob van Gameren, elck eens bij torture geexamineret zijn. Alzoe Peter Gael, Anthoenis Elbertszn, Evert Aertszn | |||||||||
[pagina 64]
| |||||||||
van Utrecht messemaicker, Claes Janssen glaesmaicker, Zijbrant Claeszn van Alcmaer groffsmit, Gherijt van Deventer snijder, Michiel Egbertszn wever, Jacob Gijsbertszn van Gameren uuyten lande van Gelre, Jacob van Eemden, Willem van Utrecht ende Albert van Meppelen hen vervordert hebben, hen te voughen bij Jan van Gheel ende anderen Anabaptisten van zijnen geselscappe maickende tusschen den Manendage ende Dinsendage lestleden in den nacht groote opruerte binnen deser stede in meeninge die te verraden ende te brengen onder subiectie van den Anabaptisten ende tot dien eynde den burghemeestere wilen Mr. Peter Colijn ende veel andere goede burgeren deser stede, wiens zielen God genadich zij, moordadelicken slaende, quetsende ende ter doot brengende ende noch meer gedaen zouden hebben, indien hoere vertwijfelde voornemen bij der gracie van God ende resistentie van der goeder gemeente nyet belet en hadde geweest, dwelck al saicken zijn die groote punitie eysschen, anderen ten exemple. Soo dat mijnen heeren de scepenen deser stede gehoort den eysch van mijn heere de schout van wegen K.Mt. onsen g.h. tegens den voorscreven delinquanten gedaen mit hoere antwoort ende confessien ende op de gelegentheyt van hoere misdaet gelet hebbende, den voornoemten delinquanten mit vonnisse overgeseyt ende gewesen hebben, dat de zelve delinquanten tot exemple van anderen op den scavotte voer desen stedehuys opgericht, bij den scarprechter levende opgesneden hoeren harten uuyten lichamen gewonnen, daer nae onthooft ende van levenden lijve ter doot gebrocht, hoeren hoofden op den poorten deser stede op staken gestelt ende hoere lichamen gequartiert daerbuyten gehangen zullen wordden, als bij den scarprechter gedaen es, verclaerende voorts hoeren goeden geconfisqueert tot proufite van den k. Mt. als Grave van Hollant, uuytgeseyt deser stede poorteren goeden, die te moegen redimeren mit hondert ponden naevolgende den privilegien deser stede. Actum op den 14en in Meye anno 1535, presentibus den schout Ruysch Janssen ende Goessen Janssen Recalff, burghermeesteren ende allen den schepenen. J. fol. 50 vo. | |||||||||
[pagina 65]
| |||||||||
XX.
| |||||||||
[pagina 66]
| |||||||||
Deze es op den 28en in Meye anno 35 mitter koorde ende garde geexamineret bij den scarprechter. Jan Kanneghieter van Koesvelt. Beschuldiging: Herdoopt en betrokken bij het verraad. Vonnis: 1 Juni 1535. Te worden onthoofd, gevierendeeld, zijn hoofd op een staak, zijn lichaam op een rad tentoongesteld. Verbeurdverklaring van goederen. J. fol. 55 vo. | |||||||||
XXI.
| |||||||||
[pagina 67]
| |||||||||
XXII.
| |||||||||
[pagina 68]
| |||||||||
Jannetgen Jansdochter Barte susters dochter ontkent haerdoopt te wesen ende weet van gheenen saicken. Hierop te hoeren den gebuyren. C. 1553. fol. 418 vo. 15 Mei 1535. Alijdt Gielisdochter van Benscop heeft een man genaempt Jacob Janssen oft Jacob Dircxzn de zoone van Jan Jacobszn anders Moerskoe. Seyt dat zij van nyemant en weet, die mit hoer man uuyt Benscop getrocken es dan Adriaen de cooman, Willem ende Cornelis Harmanuszoonen gebroeders ende trock hoer man uuyt Benscop tusschen den Sonnendage ende Maenendage lestleden, sonder dat zij wiste ter zelver tijt, waer hij ghinck oft wanneer hij zoude wedercommen. Seyt dat Adriaen voorscreven een paerll heeft op zijn eenoege ende een propheet geestimeret was van den Anabaptisten ende hadde langen tijt in Benscop nyet geweest. [Fol. 419.] Seyt dat zij wel gemerct heeft, dat de voorscreven Adriaen ende hoer man liepen luysteren ende fluysteren ende meent, dat Adriaen noch Sonnendage lestleden in Benscopper kercke es geweest. Seyt dat zij gedoopt es van Gherijt Ghijsen ten huyse van Jan Jacobszn lange tijt voer den optreck ende heeft mede te sceep geweest tot Geelmuden ende thuys gecommen zijnde, heeft hoer penitentie gedaen in Benscop, gaende voer de processie ende alzulcx heeft zij gracie genoeten van mijnen heere den grave van Bueren. Heeft te Paesschen te biecht ende ten sacramente, es geweest te Paesschen lestleden mit goede gelove. Ende heeft noyt geweeten van dese opsette tegens deser stede. De voorscreven Alijdt Gelisdochter op nyeus gehoort den 20en in Meye seyt, dat zij te Paesschen lestleden nyet te biecht noch ten sacramente en es geweest ende dat haer leet es, dat zij gepeniteret heeft. Ende dat zij blijft bij de verdoopinge. C. 1553. fol. 418 vo. Peter Doedenzn stelt hem borge voor Jan van Aemstelredamme zijnen zwager, omme hem in persone te recht | |||||||||
[pagina 69]
| |||||||||
te leveren tot vermaninge van den heere op de verbuerte van hondert ponden grooten. Actum den 15en in Meye anno 35, presentibus den schout ende allen den scepenen. C. 1553. fol. 418 vo. 15 Mei 1535. Leentgen Jan van Reenens huysvrouw gevraecht van den doopsel ende van den sacramente en heeft nyet willen pertinentelicken antwoorden. C. 1553. fol. 418 vo. 19 Mei 1535. Leentgen Jan van Reenens huysvrouw kent gedoopt te wesen bij een man uuyt Benscop, zoe zij meent ende es gedaen tot hoeren huyse omtrent drie weken voer karsmisse. Zeyt dat zij nyemant heeft buytengesloten noch geloovich noch ongeloovich. Jan Mathijszn heeft een oft tweemael tot haeren huyse geweest. C. fol. 49. 20 Mei 1535. Leentgen Henricxdochter van sHartoegenbossche zeyt ende confesseret omtrent een jaere geleden gedoopt te wesen bij Bartolomeus boekebinder tot Dordrecht in een huys omtrent groete hooft mit noch vier oft 5 personen, die zij zeyt nyet te kennen. en es haer nyet leet. en kendt thuys nyet, daer inne zij es gedoopt ende dat zij bij avondt daer inne geleyt wordde.
Griete Peter Mollendochter zeyt gedoopt te wesen omtrent kerckmisse lestleden bij Jan Mathijszn ten huyse van Trijn Jans de bacxter ende en heeft den voorscreven Jan Mathijszn nyet gesien zedert de slachtijt lestleden. en es haer nyet leet, dat zij haerdoopt es ende indient nyet geschiet en waere, tzoude noch geschieden, en weet nyet, waer Jan Mathijszn nu ter tijt es, noch en heeft oick geweten van den anslach oft opset van de beruerte. C. fol. 50 vo. 19 Mei 1535. Alijdt Woutersdochter, geboeren van Asperen, weduwe | |||||||||
[pagina 70]
| |||||||||
van Willem Frederick van Hompelen, zeyt dat zij gebapt es van Gherijt van Benscop in zijnen huyse tot Benscop voer den optreck ende mede te scepe es geweest ende zedert heeft haer onthouden bij Marie ande Raempoort ande vesten. Zeyt, dat hoere zoone oudt es omtrent 15 jaeren ende en es binnen deser stede nyet. [Fol. 48 vo.] Seyt van nyemant te weten binnen deser stede, uuyt Benscop ofte Woerden, die gedoopt zouden wesen, anders dan deghenen, die mit haer zijn in der gevangenisse. C. fol. 48. Leentgen, Jan van Renens vrouw, Adriana Jansd. uit Benscop, Ghoechen Jans van Slubich buiten der Goude geboren, Leentgen Henricxd. van 's Hertogenbosch, Griete Pieter Mollend., Marritgen Nannincxd. van Alkmaar, Aeltgen Gielisd. uit Benscop, Jannetgen Jansd. van Utrecht en Aeltgen Wouters van Asperen geboren. Beschuldiging: Herdoopt. Vonnis: 21 Mei 1535. Te worden verdronken. Verbeurdverklaring van goederen, maar voor zoover het poorteressen zijn, slechts tot een som van honderd 's heeren ponden. J. fol. 52 vo. | |||||||||
XXIII.
| |||||||||
[pagina 71]
| |||||||||
Seyt dat de geselle, die hij bij hem hadde, zeyde te willen zijn ter Goude. Seyt dat de voorscreven vrouwe voorts zeyde te willen reysen nae Haerlem ende dat zij haer boetscappe daede als een woort Goodts. Seyt dat tgunt hij geseyt heeft in tijde, dat hij peniteerde mitten harten, nyet en heeft gemeent. Zeyt Jan van Geel nyet in huys gevonden, noch oyt gesien te hebben ende dat de vrouwe in Spaengnen zeyde, dat Jan van Geele nyet inne was ende dat hij hem sdaechs daer aen wel zoude spreken. Gherijt boekebinder heeft hem gedoopt ende houdt, dat de zelve Gherijt binnen Munster es. C. 1553. fol. 415. 13 Mei 1535. Cornelis Corneliszn een blaeuwverwer van Middelberch ontkent gedoopt oft te sceep geweest te hebben. Op hanttastinge ontslagen.
Zijn huysvrouw bekent in den scepen geweest te hebben, maer en es nyet gedoopt.
Dirck Anthoeniszn van 's Hartoegenbossche zeyt op Manendage lestleden omtrent vijff uuren mit 4 doesijn degens min een. en heeft noyt anders dan dese reyse binnen dese stede geweest. Ontslagen. C. 1553. fol. 415 vo. Gherijt Claeszn van Oude Nyerop, seyt ende confesseert 3 dagen voere den optreck gedoopt te wesen op de Rijp binnen Oude Nyerop nyet kennende den man, die hem heeft gedoopt.
Mr. Thoenis van Delff es op hanttastinge ontslagen. C. 1553. Fol. 416. Jan Jacobszn de Noorman van Amsterdam, Adriaen Corneliszn van Sparendam en Gherijt Claeszn van Oude Nyerop. | |||||||||
[pagina 72]
| |||||||||
Beschuldiging: Herdoopt. Vonnis: 15 Mei 1535. Te worden onthoofd, hun hoofden op staken en hun lichamen op raden tentoongesteld. Verbeurdverklaring van goederen, maar voor zoover het poorters zijn, slechts tot een som van honderd 's heeren ponden. J. fol. 51. | |||||||||
XXIV.
| |||||||||
[pagina 73]
| |||||||||
Seyt dat hij in vier ofte 5 jaeren noyt te biecht noch te sacramente en es geweest, want hij daertoe gheen devotie en heeft. Seyt dat hij nyet en begeert te biechten, noch oick te sacramente te gaen. Nota. Op den 24e in Meye anno 35 es Claes Janssen dese confessie voorgehouden ende belijt alnoch zulcks gekent te hebben, zeggende nietemin eyntelick indien hij dwaelde, dat hij wel will onderwesen zijn. C. 1553. fol. 416. | |||||||||
XXV.
| |||||||||
[pagina 74]
| |||||||||
Seyt wel te geloven van den heylighen sacramente ende in zulcken gelove, dattet warachtich es tlichaem Goods te Paesschen ontfangen te hebben. Seyt, dat zij Jacob Schuyt gevraecht heeft, oft zij in den Hage zoude moeten reysen, omme daer absolutie te haelen ende dat hij haer geseyt heeft, dat zij arm was ende zij tzelve nyet te doen zoude hebben.
In margine fol. 416 vo: Dese persone es bij advijs van mijnen heeren van Assendelff Zanderling ende den procureur losgelaten ende in gracie ontfangen, alzoe zij binnen den tijt van gracien gepeniteret heeft, hoewel zij haer te hove nyet en heeft gepeniteert, dwelck zij uuyt simpelheyt ende duer instructie van Jacob Schuyt gelaten heeft. Actum den 8en in Julio anno 35, presentibus den schout Goessen Recalff ende Heyman van Aemstel, burghermeesteren Symon Claeszn ende Symon Lourenszn, Jan Hoolesloot ende Mr. Henrick Dircxzn, scepenen. Fol. 417 in margine: nota te vragen den capiteyn van de wake, waerom hij dese persoon gevangen heeft ende heer Pieter. C. 1553. fol. 416 vo. | |||||||||
XXVI.
| |||||||||
[pagina 75]
| |||||||||
gaderinge des avondts omtrent 9 oft 10 uuyren ende ten selffden tijdt quam Joest Buyck mit Jan Holensloot ende duer vermaninge van Joest Buyck wedderomme van daer gescheyden. Ende des anderen daechs was entboden bij die burgermeesteren, die hem vraechden, wat hij daer dede, daerop hij zeyde, hij was daer gecommen mit anderen wel die getall toe van twee ofte driehondert, soe hem dochte. Zeijt dat op Korsavent die schout van Amsterdamme sochte, hem sochte heeft hem fugytijff gemaict uuytter der voerscreven stede van Amsterdamme. C. 1553. fol. 418. Alzoe mijnen heeren van den gerechte gebleken es, dat Rem Garbrantszn glaesmaickere in den naezoemere lestleden op eenen avondt ander plaetse deser stede es geweest mit Jan van Scellinckwoude ende enighe andere personen van de Luterie suspect zijnde ende daer toe lange suspect geweest heeft van den Lutherianen oft anderen persoonen van gereprobeerde secte an te hangen, sonder dat hij kennende es uuyt ander meeninge op de plaetze geweest te hebben, dan omme bij den burghermeesteren ende burgeren te zijn, die hij verstaen hadde, aldaer vergadert te wesen, etc. Soo ist dat mijnen heeren voorscreven den voornoemten Rem Garbrantszn voer correctie mit vonnisse gecondempneret hebben ende condempneren bij desen, dat hij binnen sdaechs sonnenschijn gaen zall uuyt deser stede ende hoere vrijheyt daer uuyt blijvende den tijt van thien jaeren op de verbuerte van zijn lijff. Actum den 24e dach in Meye anno 1535, presentibus den schout Ruysch Janssen, Heyman van Aemstel Jacobszn ende Goessen Janssen Recalff, burgermeesteren ende allen den scepenen dempto Symon Lourenszn. J. fol. 53. | |||||||||
[pagina 76]
| |||||||||
wesen oft enige briefven gedragen te hebben oft oyt kennisse te hebben gehadt van Jacob van Campen ende Jan Mathijszn.
In margine: Deze es ontslagen op hanttastinge, mits zij hoere costen zal betalen. Actum op den 14en in Julio anno 35 presentibus den schout Goessen Janssen Recalff, burgermeestere ende allen den scepenen. C. 1553. fol. 416 vo. Cornelis Janssen van Limmen, verhoord op 18 Mei, woont ten huize van Peter Galen, is verloofd met Maritgen Wiltvancks. Op handtastinge ontslagen 29 Mei 1535, omdat hij ten onrechte verdacht is. C. fol. 45 vo. Resolutien genomen bij mijnen heeren van den Raede op den 8e in Julio anno 35. Aengaende Marrijtgen Wiltfancks te vernemen nae haer fame ende conversatie ende indien bevonden wordt zij mitten luyden van wederdoepe conversatie heeft gehadt ende indien zulcx bevonden wordt, haer te vervaeren mitter bancke oft texamineren, zoe scepenen bevinden zullen ter materie te dienen. C. fol. 80. tegens Marie Wiltfanck. Zwaen Evertsdochter nihil deponit. C. fol. 86. | |||||||||
XXVIII.
| |||||||||
[pagina 77]
| |||||||||
avonts wilden den paloerenGa naar voetnoot1) van den scutters an stucken schoeren, daerop Jacob Lucas geseyt zoude hebben, indien zij tot mijnen huyse commen, ick zalse mit een hellebaert uuyten huyse helpen ende dien naevolgende des nachts hij die spreect verstaen hebbende van den wakers, datter rumoer was an de plaetze geseyt heeft, ick houde wel, dat de papen in de weere zijn tegens den scutteren omme de paleuren wille. Seyt, dat hij de slotele van de Rethorijckerscamere dijckwils heeft gehadt. Seyt dat op Sonnendaechs avonts tot hem gecomen es Henrick Goedtbeleet, begerende van hem, dat hij den slotele voorscreven haelen zoude van Mr. Wouter, zeggende dat hij begeerde op de rethorijckers camer te wesen, omme daer wat te zien ende dese naevolgende heeft hij die spreect, de slotele geeyscht van Mr. Wouter op Manendage lestleden naemiddage, die hem de slotele voorscreven gegeven heeft ende heeft hij die spreect de zelve slotele gelevert Henrick voorscreven, die daer op wachte, sonder dat Henrick hem zeyde, wat hij mitten voorscreven slotele wilde doen, dan zoude hem, die spreect die weder leveren. Seyt dat hij gehoort heeft van Gherijt Lepeltack, dat Jacob van Campen thuys heeft gelegen tot twee lindenaysters, een moeder mit een dochter wonende bij Sint Jacobscapelle. [Fol. 418.] Seyt dat Henrick hem die spreect geseyt heeft, dat hij die spreect zoude zeggen totten voorscreven Mr. Wouter dat zijn tassche gescoort was ende dat hij daer uuyt wat hadde verloeren. Seyt dat hij gehoert heeft, dat Jan Mathijszn mede es geweest in Spaengnen bij Mr. Wouter ende Mr. Peter ab honia nyettegenstaende datter hier gelt was geset op zijn lijff. C. 1553. fol. 417 vo. | |||||||||
[pagina 78]
| |||||||||
Jannetgen, dienstmeid van Frans in den Tromp. Verhoor op 19 Mei 1535. Frans is 's nachts omstreeks elf uur uitgegaan, met een degen op en een mantel om. Een half uur later was hij teruggekeerd met een harnas aan en was steeds van het eene venster naar het andere heen en weer geloopen, zeggende, dat het ging om de paleuren der schutters. Lijsgen Hoymans, wonende bij het Slot van Gelre, bevestigt geheel en al het vorige getuigenis. C. fol. 48. Verhooren op 22 Mei 1535. Marritgen Sebastiaens. Frans in den Trompe was geheel en al geharnast en was volgens zijn zeggen niet naar de Plaats gegaan, omdat de burgemeesters daar geweren gaven aan wie ze nog niet hadden en dat er verder niets te doen was. Ael Jansd. Frans had tegen haar man gezegd, dat er niets aan de hand was, dan dat het ging om de paleuren der schutters. Frans zou een harnas aan hebben gehad en aan de voorbijgangers gevraagd hebben, wie de overhand hadden, hen tevens vermanende, hun lantaarns uit te doen. Trijn Wouters weet niets nieuws te vertellen van Frans in den Trompe, maar heeft 14 dagen vóór het oproer Griet Jannemoers Jan tegenover de Muysgens hooren zeggen ‘wee Hollant’. Florijs de visscher vertelt geen nieuwe bijzonderheden, evenmin als Symon Thoeniszn, Jan Dircxzn, wonende recht over Frans in den Trompe, Gherijt Janssen, coorndrager, Lijssen dommeloopster. Jacob Buyck. Deze was met Florijs den visscher en Melis de deurman 's nachts tusschen elf en twaalf uur naar zijn hoefslag gegaan en voorbij het huis van Frans gaande, had hij dezen hooren zeggen, dat de papen en de schutters tegen elkander rumoer maakten vanwege de paleuren. 's Nachts om 4 uur had hij Frans gesproken, die tot hem had gezegd, dat Popius al bij hem in huis was geweest. Hij had Frans toen uit het oog verloren. C. fol. 67-69. | |||||||||
[pagina 79]
| |||||||||
Trijn Peters van Francken geexamineret Zeyt dat op den Manendage voer de opruerte lestleden Frans in den tromp mit noch een langen man, die zij die spreect nyet en kende tot hoeren huyse es gecomen, nae middage tusschen vier ende vijff uuren ende spraken mit twe gesellen, deen Jan ende dander Thoenis genaempt gebroeders, tot hoeren huyse doe vier ofte vijff nachten geslapen hebbende ende nae dat zijluden mit hen hadden int heymelick boven gesproeken, zijn de voorscreven Frans ende dandere man mit hen uuytgegaen ende gaff Frans voorscreven haer affirmante een snaphaenGa naar voetnoot1) voere de slaephuyre van den voorscreven gesellen ende hadde tot hoeren huyse noch een derde geselle mit den voorscreven gesellen twe nachten geslapen hebbende genaempt Peter ende was van Haerlem ende nae dat de voorscreven Frans haer affirmante den voorscreven snaphaen hadde gescouwt, zeyde tot haer affirmante, dat hijt noch verbeteren zoude ende zeyde, dat zij affirmante den voorsereven gesellen zoude zeggen, dat zijluden des avonts heen ende weder bij hem zouden comen ende daernae zijn de voorscreven gesellen beyde offgecommen laetende vrolicker van gelaete dan zij te voeren plegen, dien zij affirmante wat teten bereyde ende nae zij gegeten hadde, es deene omtrent 8 uuren in den avont uuytgegaen ende dander omtrent 9 uuren sonder dat zij affirmante wiste, wat zijluden in den sinne hadden. [Fol. 71 vo.] Seyt dat Frans voorscreven noch eens voer dese reyse alleene tot hoeren huyse bij den voorscreven gesellen es geweest ende tot haer affirmante geseyt heeft, dat zij tbeste mitten voorscreven gesellen zoude doen, mits dattet goede poorterskinderen waeren ende hoere sustere een jaer lange mit hen hadde gedient. Seyt dat de voorscreven gesellen, leggende tot hoeren huyse 5 oft 6 dagen noyt uuyten huyse waeren dan | |||||||||
[pagina 80]
| |||||||||
deen gesell van hen beyden was eens uuytten huyse, sonder dat zij weet, waer hij ghinck. Seyt dat de huysvrouw van Frans voorscreven de voorscreven gesellen daer heeft gebrocht ende dat zij zeyde, dat zijluden heymelicken mosten sitten ende goede poorters kinderen waeren, zoe dat zij affirmante henluyden uuyt goetharticheyt in haeren huyse ontfanghen heeft. Seyt, dat een Melchior een snijdersgeselle, die wel twe ofte driemael bij den voorscreven gesellen hadde geweest ter wilen zij tot haeren huyse onderhouden werden, sdaechs nae de opruerte op den naemiddage tot hoeren huyse es gecommen, begerende, dat zij affirmante hem aldaer zoude bergen, sorgende in zijn logijs, dwelck in de Pijlstege was, gevangen te wordden, welcken Melchior zij affirmante nyet en wilde ontfangen, overmits tquade spul, dat zijluden hier hadde gespeelt. C. fol. 71. Jacob Schermer, verhoord op 25 Mei 1535, vertelt geen nieuwe bijzonderheden, evenmin als Symon Thaeniszn. C. fol. 72. 24 Mei 1535. Frans in den trompe gevraecht ende bij monde geexamineret kent, dat hij te voeren, alleer hij mit Henrick Goetbeleet was ten huyse van Lijsbeth van Francken aldaer eens alleene hadde geweest, sprekende den leydeckers oft gesellen aldaer wesende, dwelck hij alvoeren ontkent hadde, zeggende hem noyt voer oft nae ten voorscreven huyse geweest te hebben dan mit Goetbeleet voorscreven. Kende voorts nae dat hijt eerst missaect hadde, dat hij mit Goedtbeleet op de solder van den voorscreven huyse was blijvende voer op de trappen, sonder te hoeren wat redenen Henrick mitten voorscreven gesellen hadde, mits zijluden zoe heymelicken te samen sproeken, dat hijt nyet en mochte hoeren. Kent dat hij der vrouwe van den huys een snaphaen heeft gegeven ende dat overmits datter tot zijnen huyse penningen gebrocht waeren, den voorscreven gebroeders toebehoerende. | |||||||||
[pagina 81]
| |||||||||
Kent zijn wapen oft harnassch an gehadt te hebben tusschen elff ende 12 uuren als Marrij Holesloots tot zijnen huyse quam, hoewel hij tzelve eerst heeft missaect, zeggende hem gheen harnasch angetoegen te hebben dan als Popius bij hem gecomen was.
(Deze Frans zeyt int seker, datter noch van den gevangenen zijn, die zekerlick houden, dat die nu sterfven ende gestorven zijn noch duysent jaer hier in der werlt zullen regeeren. Actum den ersten in Junio anno 35, presente toto collegio). C. fol. 51. 20 Mei. Frans Frederijcxzn in den Tromp es op huyden ter bancke andermael geexamineret en heeft nyet van den verraet willen confesseren. C. fol. 50 vo. Frans Frederijcxzn inden Trompe es op huyden den 15e in Meye 35 bij den geessele ende den 20e der zelver maent ter bancke bij den scarprechter uuyt voorgaende inditien geexamineret ter presentie van den gerechte ende uuyt saicken hij van den opsette ende verraet der Anabaptisten zoude weten te zeggen ende van hoeren complicen wesen etc.
De voorscreven Frans Frederijcxzn es op den 28e in Meye anno 35 derdemaele bij den scarprechter ter presentie van den gerechte mitter koorde ende garde ende anders zeer scarpelicken geexamineret uuyt saicken voorscreven. J. fol. 54. Alzoe mijnen heeren van den gerechte uuytter confessie van Frans Frederijcxzn es gebleken, dat hij op Manendage als des nachts daeran de laetste opruerte hier ter stede gemaict wordde van Mr. Wouter hebreeusmeester den slotele van de Rethorijcker camere mit bedroch ende logentaele gehaelt ende dien van stonden an gelevert | |||||||||
[pagina 82]
| |||||||||
heeft gehadt Henrick Goetbeleet eenen van den principalen verraderen, inder voorscreven opruerte geslagen zijnde, daer duere de voorscreven Goetbeleet ende zijnen anclevers een vaentgen ende een tromme van de voorscreven camere gecregen hebben. Ende den voorscreven slotele gelevert hebbende de zelve Frans daernae mitten voorscreven Henrick des zelven daechs omtrent vijf oft zes uuren in den avondt gegaen es ten huyse van Trijn Peters van Francken woonende int krepelsteechgen, aldaer Anthoenis Elbertszn ende Jan Elbertszn, gebroeders mede van den voorscreven verraet wesende ende daer over gestraft zijnde int heymelick saeten ende bij der huysvrouw van den voorscreven Frans duer zijnen bevele bestelt waeren, welcken gebroeders de zelve Frans oick alvoeren ten zelven huyse alleene besocht hadde ende gaende uuytten voorscreyen huyse mitten voorscreven Goetbeleet der voornoemte waerdinne eenen snaphaen tot een drinckpennick oft voer de slaephuyre van den voorscreven gebrueders gegheven heeft, sonder dat hij van den voernemen van den voorscreven Goetbeleet ende der voorscreven gebroederen mit hoeren adherenten heeft willen bekennen geweeten te hebben ende nochtans genouch claerlicken ter contrarien blijct uuyt alle circumstantien der saicke, mits de voornoemte Frans Frederixzn inder nacht van den opruerte all goets tijts omtrent der plaetze geweest hebbende gewapent [fol. 56 vo.] van daer nae huys gegaen ende binnen zijnen huyse gebleven es totten dach toe, all gewapent zijnde ende zeggende tot verscheyden personen van zijn gebuyren ende anderen, datter op de plaetse nyet te doene was anders dan de scutteren tegens den priesteren alleene geschille hadden van den paleure ende mit diergelijcke manieren den goeden luyden vermanende ende induceerende omme van de plaetze te blijven ende hoere lanteernen inne te haelen ende alzulcx in zijnen huyse blijvende tot meer reysen gevraecht heeft, wie doverhandt hadde, als all tzelve ende noch meer oick uuyt daffirmatie van diverssche getugen claerlicken gebleken es. Soo ist dat mijnen heeren de scepenen gehoort den eysch van mijnen heere de schout mitter confessie ende getuychnisse voorscreven ende op de gelegentheyt | |||||||||
[pagina 83]
| |||||||||
van de saicke ripelicken gelet hebbende den voornoemten Frans Frederijcxzn mit vonnisse gecondempneret hebben te zullen mitten zwaerde geexecuteert ende van levende lijfve ter doot gebrocht wordden, zijn hooft op een stake ende zijn lichaem gequartiert opgehangen te wordden anderen ten exemple als bij den scarprechter gedaen es ende zijn voorts zijnen goeden verclaert geconfisqueert tot proufite k. Mt. als grave van Hollandt ter somme toe van hondert ponden, naevolgende den privilegie deser stede. Actum et presentibus ut supraGa naar voetnoot1) den 1en dach in Junio. J. fol. 56. 8 Juli 1535. Angaende Trijn Pieters van Francken, alzoe zij twe personen heeft gelogeert in den oploop geweest ende gedoot zijnde, sonder dat zij geweeten heeft, dat zij van den dooperie oft verraderie waeren etc. een uure op de kaeke, haar te bannen uuytter stede ten eewigen dagen op haer lijff. bij den gerechte gesloten den 13e July anno 35, presentibus den schout ende allen den scepenen. C. fol. 80. Alzoe Trijn Petersdochter van Francken tot anderen tijden geprouffesede sustere geweest hebbende, haer vervordert heeft te logeren Jan ende Anthoenis Elbertszonen gebroeders mede hier ter stede in der opruerte bevonden, daer off deene geslagen ende dandere bij executie ter doot gebrocht es, sonder dat mijnen heeren van den gerechte bevinden kunnen, dat de voornoemte Trijn Peters van hoeren opsette ofte dat zijluden gedoopt waeren geweeten heeft anders dan dat zij heymelicken mosten sitten etc. Soo ist dat mijnen heeren voorscreven der voorscreven Trijn Peters voer correctie overgeseyt hebben ende zeggen over bij desen, dat zij in beteringe van haer | |||||||||
[pagina 84]
| |||||||||
voorscreven misbruyck binnen sdaechs sonnenschijn nae dat zij hoere costen van der gevangenisse betaelt zal hebben, gaen zall uuyt deser stede ende hoere vrijheyt daeruuyt blijvende tot eewigen daghen op de verbuerte van hoeren lijfve. Gecundicht ut supraGa naar voetnoot1). J. fol. 60 vo. | |||||||||
XXIX.
| |||||||||
[pagina 85]
| |||||||||
(hier op te hoeren Trijn Florijs ende daernae oick haer correctie te doen.) C. fol. 62 vo. Gherberch IJsbrants, de huysvrouw van Gouwenaer de maickelaere, wonende opt eynde vant steechgen bij de Haerlemmerpoort. Seyt dat zij affirmante wel veel geloops heeft gesien in beyden huysen, zoewel van Petergen als Griete Sparendams, zoe van mannen zoe vrouwen ende heeft wel gemerct, dat Petergen hoere doere toehielde als Zassen voorscreven gecommuniceert wordde, maer oft zij gedopt zijn oft nyet en weet daer off nyet dan heeft wel gehoort, dat Petergen zoude zijn haerdoopt. C. fol. 71. 18 Mei 1535. In margine: Claesgen es gebannen. Claesgen Claesdochter ende Griete Claesdochter, gesusteren van Baeff Claesdochter ontkennen, gedoopt te wesen, hoewel dat Baeff, hoer zuster tzelve gaerne gesien hadde. Zeggen, dat noch hoere moeder, noch hoere kinderen haerdoopt zijn. [Fol. 44.] Seggen, dat zij nyet geweten hebben, dat hoer susters kinderen nyet en waeren gedoopt dan van een kindt genaempt Albertgen, oudt omtrent vier jaeren, welcke kindt omtrent een jaer mit henluden gewoont heeft, sonder dat zijluden tzelve kint hebben laten doopen, mits Baeff voorscreven tzelve nyet en wilde hebben. Kennen, dat zij te Paesschen over jaere nyet te biecht noch ten sacramente hebben geweest, maer heeft Griete te Paesschen lestleden daer geweest tot Alcmaer, aldaer zij sManendaechs daer an werdde gevangen. Dan Claesgen en heeft daer nu te Paesschen noch in twe voergaende Paesschens nyet geweest. Seyt de voorscreven Griete, dat zij tot Alcmaer, nae dat zij twe dagen an boyen hadde geseten ten huyse van Dirck Pelser vindende tslot open, in den nacht es gaen loopen achter over thuynen ende heyningen ende quam bij tkerckhoff ende van daer voorts alhier tot Amsterdam, aldaer zij opentlicken bij der straete heeft gegaen ter | |||||||||
[pagina 86]
| |||||||||
tijt toe van deze leste opruerte op welcker tijt zij mit haer voorscreven sustere op haer bedde lach ende stonden op, mits dat zij bij den gebuyre zeer beroepen werdden ende hebben tot meerder stonden hen versteken ende int heymelicken gehouden ende zijn dese morgen gevonden in Jan Thaemszns thuyn, daer zij geseten hadden zedert ghisteravont van thien uuren. Gevraecht waeromme zij gelaten hebben te gaen ten sacramente zeggen, dat deen zeyde, dattet goet was daer te gaen ende dander dattet quat was ende gelooven, dattet sacrament van der misse ende dwelck men te Paesschen ontfanckt, een teycken es ende in een gedachtenisse geadministreret ende ontfangen wordt. ende begheeren wel onderwesen te zijn. kennen hoere zuster Baeff gelogeret, gehuyst ende gehooft te hebben in hoere huysen ende nyemant anders. kent de voorscreven Griete, dat tot hoeren huyse over jaere te Meye gelogeret zijn geweest Trijn ende Aecht beyde van Rotterdam mede te scepe geweest hebbende, wiens mannen hier gevangen waeren ende naederhant zijn de mannen deen Daniel ende dander Marten genaempt lossgelaten. [fol. 44 vo.] Seyt dat zij te Paesschen lestleden ten sacramente es geweest ende tzelve heeft ontfangen als een teycken. C. fol. 43 vo. In margine: Angaende Claesgen Claesdochter. Aeff Petersdochter zeyt wel gesien te hebben datter verscheyden suspecte personen inne ende uuyt geloopen hebben oick mannen zijnde deen bij dage ende dander bij nachte ten huyse van Claesgen Claesdochter. Seyt, dat zij wel gesien, dat Peter Govertszns wijff Griete Michiels ende Lijsbeth Michielts daer bij dage inne ghingen. In margine: Aeff Jan Verburgendochter Geertjen Nomen. Seyt oock dat Aeff Jan Verburgendochter ende Gheertgen Noemen daer mede inne gegaen hebben bij dage. ende die bij nacht inneghingen en weet zij affirmante nyet te noemen, dan zij wel sach, dattet suspecte personen waeren ende zoe zij thuys van Claesgen voorscreven gescuwet heeft, zoe en weet zij daer off nyet te zeggen, | |||||||||
[pagina 87]
| |||||||||
noch en heeft uuyt hoer woorden nyet quats gehoert, noch van haer sonderling gesien dan dat zij clouck was in hoer wercktgen. Dan als Baeff daer mede was, soe was daer de meeste loop. Zeyt, dat de jonge vrijster hier nog leggende een vuyle mont heeft. [fol. 68.] Seyt, dat Duyff Jans altijts tegens dese secte es geweest.
Claes Reyerszn woonende in dEngelsche stege nihil deponit. C fol. 67 vo. In margine: Giertgen Nomend. Lijsbet Michielsdochter. Griete Dircxdochter wonende in dEngelsche st(r)aet. Seyt, dat zij wel gesien heeft, dat Gheerte Noemen ende Lijsbeth Michiels gecommen zijn, aleer Baeff wordde gevangen ten huyse tot Claesgen Claesdochter, dan off zij gecommen omme aldaer charitaet te doen oft waeromme en weet zij nyet. Seyt, dat zij van Claesgen voorscreven nyet en heeft gehoort van enige quade poincten noch an haer kan mercken, dan dattet een goede vrouwe es ende dattet scade es, dat zij mitten luden van dese secte verselscapt es geweest oft ommegegaen heeft.
Gherborch Jans, wonende in dEngelsche straet zeyt, dat zij een jaer heeft gewoent bezijden den huyse van Claesgen voorscreven en heeft van haer nyet gehoort, dan theeft wel gemerct, datter veel personen, zoe mannen, zoe vrouwen op den Manendage, alst snachts daer nae trumoer gebuerde, daer inne ende uuyt liepen. Seyt, dat zij gesien heeft, dat Gheertgen Noemen ende Lijsbeth Michiels daer inne ende uuyt hebben gegaen, zoe deen zoe dander. Seyt dit maer eens gesien te hebben van Gheertgen voorscreven.
Anna Harcken deposeert nyet tot achterdeel van de voorscreven, maer gansselicken tot hoere voordeel. Aell Henricx deposeret tot voordeel. [fol. 68 vo.] Trijn Peters affirmeert mede tot voirdele. C. fol. 68. | |||||||||
[pagina 88]
| |||||||||
Griete Jansdochter wonende op de voorburchtwal bezijden Marrij Holesloots zeyt, dat zij op den dach in den vasten, alst sacramente hier ter stede in de processie ommegedragen was geweest, es ten huyse van Claesgen Claesdochter in dEngelsche straet, aldaer inne quamen twe Meyssens mit Adams huysvrouw ende zeyden de Meyssens, datter dien dach hier afgoderie was geschiet, sonder dat zij affirmante denzelven Meyssens kent, maer kende de voorscreven Adams huysvrouwe den Meyssens wel ende daernae zoe nam Claesgen voorscreven den evangeliebouck in hoer handt, lesende daerinne ende zeggende uuytten evangelie, datt de werlt opt eynde was nae uuytwisen van den teyckenen in den evangelie begrepen ende zeyde een van den voorscreven vrouwen, datter twee loopen hadden geweest, maer als de derde loop quam, zoe zoudet anders gaen ende die zoude de quaetste zijn, maer en weet zij die spreect nyet, wie van den voorscreven vrouwen dese woorden sprack, te weten een van den voorscreven Meyssens oft Adams huisvrouw oft Claesgen voorscreven de persone was, die dese woorden sprack. Deze affirmante zeyt mede, dat zij in den nacht van de opruerte tusschen elff en 12 uuren gehoort heeft, dat Frans in den Trompe vraechde Henrickgen hoer gebuyre, wie doverhant hadde. Actum den 25en in Meye anno 35. C. fol. 69 vo. In margine: tegens Griet van Sparendam ende Petergen. Zassen Frederijcxdochter, wonende bij de Haerlemerpoort geexamineret zeyt bij eede, dat Griete Claesdochter, anders Jannemoers Jan genaempt, een quade vrouwe es ende weet wel dat ten huyse van Petergen Elbertsdochter, die met hoeren broeders, alhier gesturfven, woonde naest der doere van haer affirmante op Coppertgen Manendach lestleden geweer van backenelen, bussen ende anders gevonden es ende bij schout daer uuyten huyse gehaelt wordde ende woonde Griete voorscreven naest der doere van de voorscreven Petergen ende liep daer dagelicx in ende uuyt luysterende ende vluysterende ende alle hoere handelinge te samen [fol. 70] hebben gehadt, als zij anders nyet en weet. | |||||||||
[pagina 89]
| |||||||||
Seyt dat de gebuyren al Sinte Peters in den zomer lestleden den gerechte clachte hebben gedaen over den voorscreven Griete ende Petergen ende dat de voorscreven Griete tot haer affirmante sdaechs nae dattet voorscreven geweer uuyten huyse van den voorscreven Petergen gehaelt was, geseyt heeft, dat zijt haer affirmante wel zoude vergelden ende als haer haen coninck wordde, zoe zoude zij haer affirmante in hoer doere hangen ende diergelijcke woorden. Seyt oick datter veel geloops es geweest ten huyse van Petergen ende Griete voorscreven, zoe van mannen als van vrouwen. Seyt dat Jan ende Thoenis Peter Elbertsdochters broeders, woonende oft hem onthoudende tot Petergen voorscreven gecommen zijn ten huyse van haer affirmante, nae dat zijluden uuyten scepe waeren gecommen ende zeyden haer, dat hoere meninge was, dattet tgoet zoude ghemeen maicken ende indien zij affirmante zwigen wilde, zouden haer bestellen emmers mit gelts ende dat de voorscreven Griete dagelijcx mitten voorscreven Jan ende Thoenis heeft geconverseert ende mit hen ende Petergen ende Brechte hoere sustere aff ende an geloopen hebben. En weet gheen quaet van Claesgen. C. fol. 69 vo. In margine: tegens Griete van Sparendam ende Petergen. Lijsbeth Jans, de dochter van de voorscreven Zassen wonende bezijden der doere van Petergen Elbertsdochter seyt wel te weten, datter op Sinte Petersnacht ad vinculaGa naar voetnoot1) lestleden groot geloop van volck es geweest ten huyse van Petergen Elbertsdochter ende datter goet inne den huyse gebrocht wordde, nyet wetende wat goeden dattet waeren ende dat de voorscreven Petergen ende Griete den luyden unyten scepe gecomen, an hebben gehouden ende in hoeren huysen ontfangen, daer mede dagelijcx converserende ende sprekende, sonder dat zij weet oft yemant van hen beyden es verdoopt oft nyet, dan weet wel, dat zij luden hoere kaersen hebben uuyt gedaen ende | |||||||||
[pagina 90]
| |||||||||
hoere doeren geslooten gehouden, alst sacramente in de gebuyrte es geweest ende de moeder van haer affirmante gemoenicht wordde ende alst weder wechgedragen was, hebben zijluden hoer licht weder laten zien. Seyt dat als zij affirmante mit hoer kindt geweest hadde te bedevaert tottet cruys an den vesten de voorscreven Petergen tzelve vernomen hebbende, zeyde tot haer, dat God duer dat cruys gheen hulpe hadde gedaen, maer dattet die duvell daede. Seyt dat zij op een tijt der voorscreven Griete gestraft heeft, omme dat zij met den luyden van deze secte omme ghinck ende diergelijcke redenen, daer op de zelve Griete zeyde tot haer affirmante, waer voer zorcht ghij ofter all brant quaem, ghy en hebt huys noch hoff te verliesen oft zorcht voer u gelt oft goet gemeen wordde, wat hebt ghij daermede te doen, ende diergelijcke woorden ende dat de voorscreven luden nyet een kat quaet wilden doen etc., daerop zij affirmante zeyde gehoort te hebben, dat de slaepmaicker ofte roeper bij henluden gehuyrt was omme de kercke an brant te steken, daerop Griet zeyde, dat de barvoetebroedersGa naar voetnoot1) dat gedaen ende den voorscreven roeper daertoe gecoft hadden, etc. C. fol. 70. vo. 8 Juli 1535. Aengaende Griete van Sparendamme texamineeren bij der bancke op hoer doopsel ende van tverraet off daer off heeft geweeten, mits zij geseyt heeft, als haer haen coninck zoude zijn, dat zij zoude de vrouwe over haer getuycht hebbende, in hoere doere hangen zoude. In margine: ut supraGa naar voetnoot2). C. fol. 80. Alzoe mijnen heeren van den gerechte genouch gebleken es van der quader fame van Trijn Florijs van Sparendam, Claesgen Claesdochter ende Jannetgen Jans- | |||||||||
[pagina 91]
| |||||||||
dochter, te samen in een huys gewoont hebbende ende dat tot hoeren huyse ofte woonstede, daer zij woonachtich zijn diversse personen van ketterie oft nuwe secte suspect zijnde, inne ende uuyt hebben geghaen ende conversatie gehadt ende mijnen heeren van den gerechte zulcken persoonen in der stede nyet en willen gedoogen. Soo ist dat mijnen heeren van den gerechte der voorscreven Trijn van Sparendam, Claesgen Claesdochter ende Jannetgen Jansdochter mit vonnisse gecondempneert hebben ende condempneren bij desen, dat zijluden binnen sdaechs sonnenschijn gaen zullen uuyt deser stede ende hoere vrijheyt daer uuyt blijvende den tijt van thien jaeren, sonder daer inne weder te commen op de verbuerte van hoeren lijfven. Actum et presentibus ut supraGa naar voetnoot1). J. fol. 53. vo. Gecundicht den 11e in Junio anno 1535. Alzoe Petergen Elbertsdochter huysraet ende hoer woenstede heeft gehouden mit Anthoenis ende Jan Elbertszoonen hoeren gebroeders, mede in der opruerte geweest hebbende ende tot anderen tijden hoeren broeder Dirckgen houtstapelaer, ten eynde hij nyet en zoude wordden gevanghen, gewaerschuwt heeft gehadt, oick tot hoeren huyse zekere geweere tot anderen tijden bevonden es geweest ende de voorscreven Petertgen mit suspecte personen conversatie gehadt heeft, sonder dat zij bekent haerdoopt te wesen. Soo ist dat mijnen heeren van den gerechte der voorscreven Petergen voer correctie overgeseyt hebben, dat zij binnen sdaechs sonnenschijn gaen zall uuyt dese stede ende hoere vrijheyt, daer uuyt blijvende tot eewigen daghen op der correctie van der stede. Kb. D. Nieuw fol. 289. Alzoe Griete Claesdochter, anders Jannemoers Jan genaempt tot anderen tijden gehuyst heeft Baeff Claes- | |||||||||
[pagina 92]
| |||||||||
dochter hoere sustere ende daer en boven mit andere diverssche persoonen suspect van der Luterie ende gereprobeerde secte conversatie heeft gehadt ende de zelve tot haeren huyse inne ende uuyt hebben geloopen ende aldaer verkeert ende voer zulcx overlange gefameert es geweest tot scandalizatie van de gemeente. Soe ist dat mijnen heeren van den gerechte daerop geinformeert wesende, der zelver Griete mit vonnisse gebannen hebben ende alsnu bannen uuyt deser stede ende hoere vriheyt, bevelende haer binnen sdaechs sonnenschijn daeruuyt te gaen ende te blijven tot eewigen daghen op den verbuerte van [fol. 60 vo.] haer lijff. aldus gecundicht den 14e July anno 1535, presentibus den schout, Goessen Janszn Recalff burghermeestere ende allen den scepenen. J fol. 60. | |||||||||
XXX.
| |||||||||
[pagina 93]
| |||||||||
XXXI.
| |||||||||
[pagina 94]
| |||||||||
omme misbruyck van den papen en heeft hij te Paesschen nyet ten heyligen Sacramente geweest. Seyt oick uuytter zelver saicke nyet te kercke ofte biecht es geweest. Den 18en in Meye. Seyt dat hijt ontkende in den Hage herdoopt te wesen deur vrese van den doot sonder dattet hem bij yemande innegegeven is. C. fol. 34 vo. | |||||||||
XXXIII.
| |||||||||
[pagina 95]
| |||||||||
Seyt mit Bartlomeus boeckebinder binnen Sneeck in voortijden groote conversatie gehadt te hebben, aldaer hij zijn ambocht heeft geleert mit eenen Jan droochsceerder. Seyt dat ten zelven tijde, als hij haerdoopt wordde, hem tampt van te doopen opgeleyt es geweest bij Pieter Houtsager ende dien naevolgende hier ter stede heeft haerdoopt diverssche personen int voorscreven platte huys ende voorts buyten Jan Roedenpoort. Heeft oick gedoopt Jan van Wij in zijn eyghen huyse. Heeft oick gedoopt ten huyse van Jan van Wij eenen Cornelis een huysmanszoone buyten Jan Roedenpoerte ende oick Cornelis de backer, wonende neffens Jan van Wij. Seyt hem Jacob de harnaschmaicker gedoopt te hebben ten huyse van Jan Paeuw ende geschiede int leste van den zomer oft in den voorwinter. Seyt, dat hij in den voorwinter ontboeden es geweest ten huyse van Peter Govertszn, aldaer hij gesproeken heeft Oebe van Leeuwarden ende es daer niet langer gebleven dan omtrent twee uuren ende was daermede present Hans van Leeuwarden die mede tampt heeft van doopen. Ende hadden questie [fol. 38 vo.] van den scriftuere, hij, die spreect, sustinerende, dat de scriftuere stonde op twe claeuwen, te wetene dat all tgunt geboect was int oude testament als beeldinge responderende upt nyewe, zoude int nyewe testament noch moeten volbrocht werdden ofte geestelick oft letterlick ende de voorscreven Vriesen sustinereden, dat descriftuere stonde op een claeuwe te wetene, dat de scriftuere eenvoudich was. Seyt dat nae dat hij in den verbont ontfangen es geweest lange ende meesten tijt gelogeert heeft ten huyse van Jacob Lucas als een coopman ende nae dat zij vernamen, wie hij was en wilden hem nyet langer logeeren ende zedert die tijt heeft daer wel een oft twemael uuyt oft ingegaen, omme zijn goedt te haelen, welck goet meestall waeren bonetten, staende in een sack op zijn camere ende dit es geschiet bij weete van den dienstmeyt, genaempt Jutte, sonder weten van den waerdinne ofte waerdt. Seyt daernae als hij uytten voorscreven herberge scheyde, | |||||||||
[pagina 96]
| |||||||||
gegaen es slapen ten huyse van Steven van Oudewater in den houtthuyn van Jacob Lucas voorscreven, daer hij bleeff tot omtrent twe ofte drie dagen voer de naictloopers in de weere waeren, tot welcken tijde hij gelogeert was ten huyse van Hillegont bij Sint Jacobscapelle. Ende was mede ontboeden bij den naictloopers te commen, maer zoe hem tgeselscap nyet an en stonde, en es daer bij nyet gecommen. Seyt, dat als de naecte liepen, sliep bij hem Cornelis uuytten Briell ten huyse voorscreven ende hoerende tgeluyt, wordde zeer vervaert sonder te weten hoe hem die vervaernisse aen quam. Ende ...ieerden de voorscreven Cornelis ende hij die spreect, die tsamen van eender opinie waeren angaende de voorscreven claeuwen in den scriftuere ende van tgunt tot Leyden, daer Cornelis voorscreven ontcommen was, geschiet was. [fol. 39.] Seyt dat Jan van Geele voor jaersdach lestleden van Munster hier bij hem gecommen es ten huyse van Jan Paeu ende verclaerde hem, dattet tvoornemen van den broeders tot Munster was, dat een ijgelijck van den bonde wapenen zoude coopen omme zijn lijff te verweeren, indien men henlieden wilde vangen, daer inne hij, die spreect, consenteerde ende Cornelis van den Briell tzelve mede riede mit conditie dat zij hen alleen zouden defenderen, sonder voorder yemant te misdoen, ten waer off God hem mit merckelicke teyckenen voorghinge, als ghelijck tot Munster gebuert hadde geweest, als de stadt innegenomen wordde, tot welcker tijt tvolck es geloopen uuytter stadt sonder dat zij van yemandde vervolcht wordden ende in den hemele teyckenen geschieden. Heeft gehoort angaende de teyckenen tot Munster gesciet, dat een van den burgermeesteren van Munster aleer tvoorscreven volck uuytter stadt liep, ghinck sonder wapen onder zijnen vianden, sonder dat hij gewont wordde, dwelck hij alvoeren alzoe hadde gepropheteret ende datter drie sonnen tot Munster zijn gesien, dwelck mr. Gherijt van Campen alhier geexecuteret zijnde, alzoe zeyde gesien te hebben mit meer teyckenen, te wetene van een man, | |||||||||
[pagina 97]
| |||||||||
in de lucht gehangen hebbende mit zijn handen voll bloets ende diergelijcke teyckenen. Seyt dat hij in voortijden heeft gekent Jan Boekelszn, nu coninck tot Munster ten tijde als Jan voorscreven woende ende rethorijcker was tot Leyden. Seyt, dat hij anderts gheen tijdinge uyt Munster heeft ontfangen dan de gemeene broeders, sonder dat hij int perticulier enich briefven ofte bootscappe gecregen heeft, omme elders te schicken anden broeders, maer heeft hem alleen onderwonden mitten scriften, omme die voerts te leeren, sonder dat hij de werckelicke handelinge van wapenen te coopen dien broeders daertoe te vermanen oft gelt daertoe tadministreren yet onderwonden heeft oft in gelijcken saicken yet gedaen heeft, dan hij daertoe stille heeft gestaen. [fol. 39 vo.] Seyt dat voor den optreck als Willem de cuyper, die int Brabant te Munster ende elders alomme gepreect hadden, weder hier ter stede gecomen waeren, es hij uyt deser stede gereyst nae Aelsmeer, daer hij bleeff omtrent twe dagen ende 2 nachten ten huyse van Jan Dircxzn ende in presensie van den zelven ende eenen anderen Jan Dircxzn mit Reyer ende zijn broeder van den scrifte vermaende ende leerde ende vandaer es hij gereyst nae Eemden, omme zijn goedt te haelen, reysende duer Vrieslant ende commende in Groeningen, heeft daer gebleven twee dagen ende een nacht, daer hij sprack Jacob Pouwelszn mit noch twe ofte drie Groeningers ende zoe hij hoorde zijn goet te wesen tot Amsterdam, es hij wederom harwaerts gereyst tot Campen toe, aldaer hij zekeren tijt tot voer Pynxteren toe bleeff bij zijn vrinden ende was zijn goedt alhier ontfangen bij Diuw Jacop Luyen dochter in den gulden toern duer zijn scrijven alzoe hij haer schuldich was ende heeft in betalinge van hoer schulde gehouden gelijck hij ende zij, nae dat hij weder hier gecommen was, dat te samen scatten ende wardeerden ende quam in tijde van den optocht van Groeningen ende wesende tot Geenmuden, quam daer een brieff van Campen, dat de scepen daer zouden commen ende heeft aldaer gewacht die compste van den voorscreven scepen, alzoe Dirck Tasch hem daeroff tot Leeuwaerden | |||||||||
[pagina 98]
| |||||||||
geadverteret hadde ende zoude mede opgetoegen hebben, dan wordde gevangen ende bij zijn vrinden verborcht. Ende stonde hem de voorscreven tocht nyet aen ende quam die optreck duer bevel van die van Munster, die alleen gescreven hadden vanden gheenen, die talhier nyet en mochten houden, maer was qualijcken verstaen ende geseyt, datse alle gader uptrecken zouden, zoe hem naederhant geseyt es, sonder dat hij dat sekerlijcken weet. [fol. 40.] Seyt, dat hij tot Campen gebleven es bij zijnen broeders die daer binnen ende daer omtrent woonen noch in levenden lijfve tot vijff int getaele. Ende hier ter stede omtrent pinxteren over jaere gecommen wesende, heeft zedert meesten tijt hem alhier in der stede gehouden, gaende openbaer bij den straeten ende in harbergen ter tijt toe, dat hij gecommen es ten huyse van Steven voorscreven. Zeyt, dat hij zedert geweest es tot Leyden den tijt van drie weken ten huyse van Arent Janssen geexecuteret zijnde ende doopte den zelven Arent mit zijn vrouwe ende een andere vrouwe genaempt Nelletgen, overgeleden zijnde ende was tot Leyden gecommen omme te betalen, tgunt hij schuldich was eenen messenmaicker, woonende bij de Haichpoorte bij der gulden wagen, wyens naem hij nyet en weet ende omme te manen zijn schulden, die hij tusschen wegen hadde in den veemen ende reysde ten voorscreven tijde van Leyden duer Delff nae Rotterdam, souckende Cornelis Peterssen uuytten Briell omme mit hem te spreken van den claeuwen der scriftuere boven gemerct, maer en heeft hem nyet gevonden, soe dat hij wederom gereyst es nae Leyden. Seyt, dat hij tot Woerden in Benscop oft in eenigen anderen plaetzen nyet gedoopt heeft dan hier binnen ende buyten Jan Roodenpoert, drie tot Leyden en een jonge tot Aelsmeer, sonder dat hij oyt in Benscop, Haeserswou, Monickedamme, Westzanen oft anderen plaetsen int Noorderlant ofte Waterlant geweest es. Seyt dat hij buyten Jan Roedenpoort int beginsel van zijn ampt veel vreemde personen gedoopt heeft, die hij nyet en kendt ten getaele van 60 of 70 nae zijn raeminge ende zedert Pynxteren en heeft nyemant gedoopt dan | |||||||||
[pagina 99]
| |||||||||
Jan van Wij, Jacob die harnasmaicker ende Cornelis Backer boven verclaert mit noch twe ofte drie vrouwen, die hij nyet en kendt. [fol. 40 vo.] Seyt dat Jan van Geel zedert hij hem de bootscappe gebrocht heeft van den wapenen, noyt bij hem es geweest, noch en weet nyet oft dezelve Jan van Geel zedert tot Munster es geweest, dan heeft wel hoeren zeggen, dat dezelve Jan brieffven heeft ontfangen uuyt Munster omme enige van den broeders ofte knechten daer heen te schicken, maer hij die spreect en heeft noyt uuyt Munster brieff oft bootscap ontfangen, overmits hij de wapenen nyet zeer en promoveerde. Seyt noyt gesproeken oft gesien te hebben Mr. Peter van Montfort ende en weet van zijn handelingen beruerende Munster nyet te spreken, dan heeft Jan Matthijszn hem geleeden vier off 5 weken gescreven, oft hij enige van den broeders wiste, die men zeynden zoude moegen tot Munster omme een bootscap getrouwelick ende wel te doen, dattet tprofijt van den bontgenoten zoude wesen ende dat hij die spreect daer op bij Fije Danen ontboede, dat hij mitter saicke gheen doen en wilde hebben. Seyt dat de voorscreven Fije des avonts te voeren als des anderdaechs snachts den oploop alhier gebuerde hem, die spreect, gebrocht heeft een brieff van Jan van Geel, inhoudende dat hij hem wat haestelicx te spreken hadde ende hij bij hem commen zoude, daer op hij die spreect weder bij den voorscreven Fije ontboede, dat hij nyet comen en mochte ende verstonde wel van den voorscreven Fije, datter wat voorhanden was, dan en wiste nyet wat. Seyt, dat alleer de naecte luyden liepen, hij eens gebrocht es ten huyse van Hillegont bij Margriete uuyt Hitlant ende dese tweede reyse es daer gebrocht bij Fije Danen ende heeft hem daer gehouden tot de leste drie oft vier voorleden dagen toe, dat hij gehoort hebbende van Claes de zoen van den huyse, dat Hillegont [fol. 41] gevangen was, es vandaer gegaen in den avont nae negen uuren mitten voorscreven Claes ten huyse van Claessen bestemoeders, aldaer hij in den turff gemaict hadde een scot, daer hij geslapen heeft, welcke Claes | |||||||||
[pagina 100]
| |||||||||
hem daertoe geholpen heeft sonder weten van den vrouwe ofte man oft yemant van den huyse. Seyt, dat de voorscreven Claes ende zijn moeder wel wisten, dat hij, die spreect, gedoopt was, want hij dat haer geseyt hadde. Seyt dat de voorscreven Hillegont hem wel te kennen heeft gegeven van tverbot deser stede van Jacob van Campen te voortschijn te brengen etc. ende vraechde hem off hij Jacob van Campen was, daerop hij zeyde, dat zijn naem was Jacob van Woerden, maer off zij het geweeten heeft, en weet hij nyet. Seyt dat binnen drie weken geleden hij ontfangen heeft een brieff an hem gescreven bij Adriaen de propheet uuyt Benscop, inhoudende, dat hij een openbaeringe hadde gehadt, gelijck mitter openbaeringe gesciet bij Jeronimum uuyt Brabant, angaende het besitten van de kercke dewelcke Jheronimus uuyt zijn prophetie vercundicht hadde, dat men weder ter kercke zoude gaen ende alzoe hem deerste prophetie nyet an en stonde, zoe en heeft hij daer nyet op geacht ende zedert heeft hij vanden voorscreven Fije wel gehoort, datter wat ophanden was, maer vermoede dat gelijc hij te voeren hadde hoeren zeggen, de broeders optrecken zouden nae Munster, dwelck hem oick nyet aen stonde, zorgende dat de broeders tusschen wegen gemoort zouden wordden. Seyt dat hij alhier tot Amsterdam tot nochtoe es gebleven, wel wetende, dat men hem zochte ende op hem gelt was geset all gelijc de voorscreven Fije hem dat te kennen heeft gegeven ende dat naevolghende tgebot, dat Bartolomeus hem hadde gegeven, die macht hadde uuytten woort Goodts te binden ende te ontbinden. Fije voorscreven heeft hem dagelijcx eeten gebrocht ende tzelve gecoft omme tgelt, dat zij uuyten boerse ende oick van hem die spreect ontfangen heeft. [fol. 41 vo.] Seyt dat hij den briefven hem gethoent nyet en heeft gescreven dan eenen, die gevonden es in zijn scot, beghinnende vreuchde ende blijt toecome etc. welcke brieff hij mit zijn eigen handt heeft gescreven ende zoe hem dunct, es de brieff beginnende, aen u ghij die overste wesen wilt van dese stadt etc. | |||||||||
[pagina 101]
| |||||||||
es gescreven bij de handt van Jan Mathijszn ende en weet niet waar dezelve Jan Mathijszn es ende en heeft hem niet gesien zedert tharste van den winter ende nae zijn beduncken zijn tegenwoordelicken nyet veel broeders in Amsterdam. Seyt dat tverbont van den verdoopinge hem dunct als accorderende mitter scriftuere deuchdelicken ende godlijcken te wesen ende zoude daer off nyet gaerne scheyden, dan staet wel tot onderwijssen mitter scriftuere. C. fol. 38. 18 Mei 1535. Jacob van Campen op nyeus gehoort zijnde, zeyt dat hij de name van zijn huysvrouw tonrechte heeft te kennen gegeven, want zij Nele Petersdochter genaempt es ende dat hij eenen degen heeft ende tslachmesse ten huyse gevonden, hem nyet toecompt. Seyt dat zijn huysvrouw gelogeret es geweest ten huyse van Trijn achter den zwartenhondt, aldaer zij een camer ofte stede gehuyrt hadde, sonder dat de voorscreven Trijn henluden kende. Seyt dat zijn huysvrouw mit vrucht es ende in gheen stede en houdt oft en woont teser tijt ende en begeert haer niet te vermelden. Seyt haer gedoopt geweest te hebben, all voer hij die spreect gedoopt was. Seyt dat hij gewacht heeft, leggende dese naeste wijle in zijn hoele op een scip tot Coninxbergen ende indien hij tzelve hadde kunnen vernemen, zoude hij ende zijn huysvrouw tsamen van hier geruympt ende daerwarts geseylt hebben, want hij bevoelde dattet hier nyet lange dueren en mochte. C. fol. 47. 19 Mei 1535. Jacob van Campen derdemael gehoort zeyt, dat hij hier gebleven es duer bevel van Bartolomeen boekebinder ende Pieter Houtsager ende nyet duer bevel uuyt Munster gecomen oft van yemant anders dan den personen voorscreven. Seyt uuyt Munster noyt brieff oft bevel heeft ontfangen | |||||||||
[pagina 102]
| |||||||||
omme enich wapen, victualie oft anders daer te bestellen oft enigen broeders te zeynden. Seyt dat hij noyt tijdinge uuyt Munster heeft gehadt dan bij tleven van Mr. Gherijt van Campen, die gecomen zijnde uuyt Munster geleden over jaere hem zeyde, hoe dattet tot Munster stonde, tot welcker hij ende de voorscreven Mr. Gherijt noch openbaerlijcken bij den straten ghingen, zedert int beghinsel van winter voorleden es bij hem geweest een Hollander, die uuyt Munster quam mitten boucken van den leeringe ende leven binnen MunsterGa naar voetnoot1) welcken boecken hij gesien heeft, maer en konde die nyet lesen ende sprack denzelven Hollander opter straet angaende de scrifte, als de zelve Hollander die alomme gesonden was, tot Utrecht reysde, sonder dat de zelve Hollander bevel hadde uuyt Munster omme mit hem affirmant perticulariter te spreken. Seyt dat hier nae omtrent jaersdach lestleden hem gesproeken heeft Jan van Geel, beruerende de wapenen gelijck hij affirmant voeren heeft geconfesseret, sonder dat hij die spreect oyt enich letter oft andere bootscap van Munster heeft ontfangen. Seyt dat Mr. Wouter ende Mr. Peter van Montfort noyt van hem gesproeken hebben, noch en kent Mr. Peter nyet, noch en heeft yemant mit verbonden oegen bij hem geweest. Seyt, dat hij mit gheen manvolck gesproeken heeft zedert jaersdach dan mit Cornelis uuyten Briel ten tijde de naektloopers liepen ende de luden van huyse. [fol. 50.] Seyt gheen registre van haerdoopten gehouden te hebben ende dat hem int erste van zijn ampt geseyt was bij Peter Houtsager, dat hij zoude scrijven ende | |||||||||
[pagina 103]
| |||||||||
nae dat hij 5 oft 6 personen gescreven hadde, es hem gebootscapt, dat hij henluden nyet meer en zoude scrijven ende heeft alzulcx de cedulle van den namen bij hem gescreven, geschuert. Seyt van gheen namen van den personen bij hem gedoopt te weten dan die hij genoompt heeft. C. fol. 49 vo. Jacob van Campen bij de bancke. C. fol. 66. Den 6en in Junio. Jacob van Campen zeyt, dat hij omtrent 2 weken voor den opruer ten huyse van Hillegont ontfangen heeft een brieff, die an hem gescreven was bij Mathijs, alias Thijs in den Hage gewoent hebbende, inhoudende, als dat hij tot Sparendamme, nae zijn onthout ende beste wetenschap, commen soude bij den selven Thijs alder broederen waren, die nae Munster trecken souden ende oft hij eenige broederen wiste, dat hij die daertoe verwecken wilde. Daerop hij ontbode, dat hij mit hoerluyder opset nyet te doen en wilde hebben. Omtrent 2 oft 3 dagen daer nae is hij bij Fije Danen ontboden geweest te commen in Spangnen ende dat uyten name van Mr. Peter Montfoort, alder mede waren Jan Mathijszn, dwelck hij wel wist ende Mr. Wouter zoe hij hoorde ende de voornoemte Mathijs uyten Hage, zonder dat hij wist, wat zij mit hem wilden, en vermoede wel, dattet Munster soude angaen, waerom hij wederom ontbode bij Fije Danen, dat hij alder nyet commen en wilde. Seyt, dat de voorscreven Mathijs gegaen heeft tusschen Mr. Peter Montfoort ende Mr. Wouter angaende de saicke van Munster. Seyt dat hij aleer hij in Spangnen ontboden worde, gescreven heeft an den broeders int Bentschip eenen | |||||||||
[pagina 104]
| |||||||||
brieve binnen deser stede eenen brief an Peter Galen ende tot Haerlem een brief an Cornelis de backer voornoemt, vermanende daerbij den broeders dat zij hem nyet en souden vougen te commen bij Mathijs oft anderen, die vergaderen wilden om te Munster te varen, want zij op den vleyschbanck zouden gebrocht werdenGa naar voetnoot1). C. fol. 76. Alzoe Jacob Janszn, geboeren van Yselmuyden onder Mastbroeck, anders Jacob van Campen genaempt hem vervordert heeft aen te nemen tverbont van den Anabaptisten, laetende hem wederdoepen bij Pieter Houtsager, qualicken gevoelende van den Sacramenten der heyliger kercke, contrarie den heyligen karsten gelove ende ordonnancie der zelver kercke, den bescreven rechten ende placaten van den k. Mt. ons genadichs heeren ende dat arger es, tofficie oft tampt van te prediken, leeren verleyden ende verdoopen, anderen mensschen, hem bij den voorscreven Pieter Houtsager opgeleyt, anghevaert ende alzulcx principalicken hier ter stede als een biscop der zelver ende oick tot Leyden ende Aelsmeer diverssche personen van de warachticheyt des heyligen karsten geloofs gebrocht in den dwalingen ende ketterien der Anabaptisten verleyt ende wedergedoopt heeft, die oick eensdeels in zulcken dwalingen gebleven, God betert, ende gesturfven zijn, in verstooringe van den heyligen karsten geloove ende verdervinge der simpeler mensschen bij den voorscreven verleydere bedroeghen, dwelck al saicken zijn, eysschende exemplare punitie. Soo ist dat mijnen heeren de scepenen, gehoort den eysch van mijn heere de schout van wegen k. Mt. tegens den voorscreven delinquant ghedaen mit zijnen antwoordt ende confessie | |||||||||
[pagina 105]
| |||||||||
ende opde gelegentheyt deser saicke ripelicken gelet hebbende den voorscreven delinquant mit vonnisse gecondempneret hebben te zullen in een stoele mit een mijter op zijn hoeft sitten, ten aensien van yegelicken opten scavotte voer deser stedehuys opgericht den tijt van een uure oft langher tot guetduncken [fol. 59] van den schout ende aldaer geseten hebbende zijn tonge, daer mede hij zijn valssche leeringe heeft verspreyt bij den scarprechter offgesneden, zijn rechterhandt, daermede hij haerdoopt heeft ende daernae zijn hooft van zijn lichaem gehouden, zijn lichaem te viere verbrandt ende thooft mitter mijtere ende de handt daerbij op een staeke boven der haerlemerpoorte deser stede gestelt zal wordden, anderen ten exemple, verclaerende voorts zijne ghoeden geconfisqueert tot proufijte k. Mt. als Grave van Hollandt. Actum den 10en in Julio anno 1535, presentibus den schout Goossen Janssen Recalff ende Heyman van Aemstel Jacobszn burghermeesteren, Symon Claeszn, Symon Lourenszn, Jan IJsbrantszn Hoolesloot, Mr. Henrick Dircxzn ende Claes Loen scepenen bij advijse van Gherijt Andrieszn ende Dirck Hillebrantszn oick scepenen, bij den pronunciatie van den voorscreven sententie nyet present geweest hebbende. In margine. Achtervolgende desen vonnisse es Jacob van Campen bij den scarprechter geexecuteert ten dage ende bijwesene in den vonnisse begrepen. J. fol. 58 vo. | |||||||||
XXXIV.
| |||||||||
[pagina 106]
| |||||||||
Kent wel Jacob van Campen ende heeft hem twemael gesproeken tot Willem de backer ende twe oft driemael tot Jan Paerdt voor karsmisse lestleden. Heeft hem oick gesproeken ten huyse van Jacob Lucas in den zomere lestleden voer in den huyse ende en hadde nyemant bij hem ende alst de zelve Jacob van Campen daerwaerts ghinck, quam zij, die spreect, hem teges op den Zeedijck ende sprack hem toe, mits zij een hemde van hem gewasschen hadde, twelck zij ghinck thuys haelen ende brochtet hem tot Jacob Lucas huyse, daer zij den voorscreven Jacob van Campen sprack ende tvoorscreven hemde leverde voer ant kantoer sonder eenige sonderlinge woorden mit hem te hebben. Steven van Oudewaters wijff es mede haerdoopt. Ael van Hoekelen es mede haerdoopt, zoe zij zeyt. [fol. 36] Seyt als zij uuyten scepen quam, wordde zieck gebrocht ten huyse van Jacob Claeszn ende bleeff daer tot Sint Jacobs toe, sonder dat de voorscreven Jacob wiste, wat persoen dat zij was. Seyt dat zij nae Sint Jacobs es gaen woenen in den Houtthuyn van Jacob Lucas mitten voorscreven Steven ende zijn huysvrouw ende dat duer sollicitacie van Marie de dienstmeyt geweest hebbende van Jacob Lucas ende weet wel, dat de huysvrouw van den zelven Jacob wiste, dat zijluden verdoopt waeren, want de zelve huysvrouw tot meermael bij hoerluden was ende behaechden haer hoerluden leven wel, sonder dat zij die spreect, weet oft Jacob Lucas wiste, dat zijluden in zijn houtthuyn woenende, verdoopt waeren ende quam aldaer Jacob van Campen bij wilen ende heeft zij die spreect in den voorscreven houtthuyn gewoont tot Paesschen toe ter tijt toe, dattet der huysvrouw van Steven voorscreven bevolen wordde uuytter stadt te gaen. Seyt, dat Jacob voorscreven binnen een vierendeel jaers voer dat zij die spreect uuytten voorscreven houthuyn voere, daer nyet en heeft gecomen. Seyt dat zij wel gehoort heeft, dat Jacob voorscreven in den Hollantschen thuyn zoude thuys gelegen hebben, sonder dat zij die spreect hem daer gesien ofte gesproeken heeft. | |||||||||
[pagina 107]
| |||||||||
Seyt dat zij den voorscreven Jacob wel in den wijnter lestleden heeft gesproeken in een vleyschouders huys op den Colck in tnauwe, comende van doude brugge an de rechterhandt, sonder dat zij weet oft de waert hem kende oft nyet. Seyt hem mede gesproeken te hebben ten huyse van Trijn Vertrap opt timmerwerff ande nyewe zijde, daer hij wel vijff oft 6 weken heeft geslapen mit zijn huysvrouw. Dan oft Trijn die slapers hilde hem kende off nyet, datt en weet zij affirmante nyet. [fol. 36 vo.] Seyt dat zij affirmante den voorscreven Jacob noch binnen een maant oft drie weken heeft gesproken ten huyse van de pottebacxter, woonende bij Sint Jacobscapell, hebbende een oude moeder ende bracht hem een brieff, die tot Peter Galen gecommen was van Jan Geel, zeggende Peter Gael tot haer affirmante, datter wat ophanden was ende begeerde dat zij daeromme desen brieff hem brengen zoude, als zij gedaen heeft. Seyt dat 14 dagen off daer omtrent geleden een broeder uuyt Benscop, wiens name zij nyet en kent, haer angecommen es, vragende oft zij nyet en wiste, watter ophanden was ende zoe zij affirmante daer off nyet en wiste, zoe en heeft hij haer daer off nyet willen zeggen. Seyt datter nyemant in Amsteredam en es gelooft geweest bij den voorscreven Jacob van Campen te naeste wile hij in den voorscreven huyse geseten heeft te commen dan zij die spreect ende wanneer de broeders yet mit hem te doene hadden, heeft zij de bootscap overgebrocht. Seyt, dat als Jacob voorscreven in den voorscreven huyse ghinck, gaff haer te kennen, dat indien daer yet van noode was, zij hem daer vinden zoude. Ontkent, dat Jacob voorscreven mit haer te doen oft haer bekent heeft gehadt, maer zeyt dat zij noch maecht es. Seyt dat Jacob voorscreven haer een brieff wederom gaff op den voorscreven brieff bij haer an hem gebracht ende gevraecht bij haer affirmante, watter ophanden was, heeft geseyt, datter haer nyet angaet ende hij in het werck nyet en consenteerde. Seyt dat zij Jan Mathijszn nyet en kent noch oyt hem gesproeken heeft. | |||||||||
[pagina 108]
| |||||||||
Seyt van gheen waerteycken te weten, daer bij den broeders verkent worden. [fol. 37.] Seyt dat Jacob van Campen es een middelbaer man, vael van verwe, zeer teeder ende mager omtrent van 30 jaeren oudt. Seyt dat zijn huysvrouw in den vasten lestleden van hier getrocken es ende zeyde, dat zij nae Leyden zoude reysen ende es uuyt Crommenierdsdijcke off daer omtrent van geboorte. Seyt noyt gesien te hebben yemant van den voorscreven Jacob van Campen doopen noch van hem gehoort te hebben, wie hij gedoopt hadde.
Den 18e in Meye anno 35. Margriete uuyt Hitlant geboeren weduwe van Willem de propheet geexecuteret mitten zwaerde. Seyt, dat zij gedoopt es van Jan Volckertszn geleden vier oft vijf jaeren in een huysgen an den vesten in presentie van veel luden, die meest al doot zijn ende dat nue geleden omtrent drie jaeren heeft Jan Volckertszn haer ende haer voorscreven man hen tsamen gegeven. Seyt dat zij mede tsceep geweest es in den optocht nae Overijsel ende quam weder alhier tot Amsterdam, daer zij tot noch toe haer onthouden heeft, houdende haer eerlicken sonder mit eenigen luden sonderlinge conversatie te hebben. Seyt, dat zij in den vasten avent voerleden duer begeerte van Jacob van Campen, die zij sprack op dachterburchwall, geweest es ten huyse van Hillegont in den Engell, daer zij kennisse mede hadde, omme den voorscreven Jacob aldaer te doen logeeren, dewelcke Hillegont duer haer begeerte, nyet wetende ten zelven tijt, dattet Jacob van Campen was, heeft hem tot hoeren huyse ontfangen ende zekere dagen onthouden ende daernae es de zelve Jacob weder wechgegaen. Seyt dat zij wel geweten heeft, dat de voorscreven Jacob daer ten huyse wedergecommen was ende heeft deur begeerte van den voorscreven Hillegont den zelven Jacob aldaer ten huyse zeker tijt geleden wel gesproken, welcke Hillegont ende hoer zoon naederhant oick wel ge- | |||||||||
[pagina 109]
| |||||||||
weten hebben, wie de voorscreven Jacob was ende alzoe zij verstaen [fol. 42 vo.] hadde, dat men gelt op zijn lijff hadde geset, heeft de voorscreven Hillegont wel vermaent naeder hant, dat zij den voorscreven Jacob haer zoude quijt maiken, omme in gheen last te commen, daer op de voorscreven Hillegont zeyde, waer zoude ick hem laten off diergelijcke woorden. Seyt, dat zij den gerechte den voorscreven Jacob nyet en heeft te kennen gegeven, mits zij een simpele vrouwe es ende zulck een grooven saicke nyet en zoude dorren onderwinden oft yemant te belasten. Kent zedert haer verdoopinge noyt te biecht oft ten sacramente es geweest, maer heeft nu voergenomen te biecht ende ten sacramente te gaen ende begeert wel onderwesen te zijn. Seyt dat zij tegens haer waerdt ende waerdinne haer zeyde te hieten Gheertgen. C. fol. 42. Fije Daenen, geboren van Loenen en Margriete Willemsd. uit Hitlandt, weduwe van Willem de cuper. Beschuldiging: Herdoopt en conversatie gehouden met Jacob van Campen, ondanks den prijs van vijftig gulden, op diens hoofd gezet. Vonnis: 10 Juli 1535. Te worden gehangen en geworgd. Verbeurdverklaring van goederen. J. fol. 59. | |||||||||
XXXV.
| |||||||||
[pagina 110]
| |||||||||
17 Mei 1535. Alijdt de pottebacxter geexamineert bij monde zeyt nyet te weten van Jacob van Campen, noch dat hij tot haeren huyse es geweest, ontkent haerdoopt te wesen. Zeyt buyten deser stede gegaen te wesen, nae dat zij tsermoen in Sint Olofscapelle gehoert hadde omme een oft twe pinten vol van de banck te drincken, mits zij zeer bezwaert was omme haer dochters gevancknisse. Claes Corneliszn heeft Jacob van Campen te sijn versteken. Zijn ontslagen op hanttastinge. C. fol. 42. | |||||||||
XXXVI.
| |||||||||
[pagina 111]
| |||||||||
de man was, die tot hoeren huyse bij Jacob voornoemt geslapen hadde. [fol. 37 vo.] Ontkent hardoopt te wesen, noch en weet nyet, dat haer zoon gedoopt es. Seyt, dat de voorscreven Fije Danen den voorscreven Jacob dagelijcx eeten gebrocht heeft ende dat hij onder de turff houdt ende daer een nest ofte leger heeft gemaict zedert Paesschen van plancken ende anders ende een bedde daer op ende dat all mitt turff bedect. Seyt dat zij begeerde uytter poorte te gaen om dat rumoers willen ende uuyter stede te reysen omme te reysen tot Leyden bij hoer zoon Cornelis Corneliszn, een pottebacker werckende tot Leyden buyten de poort. Seyt, dat zij den voorscreven Jacob van Campen tot hoeren huyse logerende geseyt heeft, van den rumoer hier ter stede gemaict geweest hebbende ende dat de zelve tvoorscreven opruer ende opstall nyet en approbeerde. Dat oick de voorscreven Fije Danen hem noch lestemael de cost bestelt heeft. C. fol. 37. Alzoe Hillegont Petersdochter in dEngel woonende, in hoeren huyse ontfangen ende zekeren langen tijt int heymelick onderhouden heeft Jacob van Campen, eenen van de principalen haerdooperen contrarie den placaten van den k. Mt. ende tverbot bij deser stede gedaen [fol. 57 vo.] ende nyettegenstaende, dat de somme van vijftich karolus guldenen op zijnen lijfve gestelt es geweest. Ende daer toe Claes Corneliszn haer zoone wetende den voorscreven Jacob van Campen ten huyse van zijne moedere voorscreven, daer inne hij wonachtich was, int heymelicken te sitten, hem heeft helpen verbergen ende nae zijn voornoemte moedere gevangen was, den zelven Jacob uuyten huyse van zijn moedere ten huyse van Ael die pottebacxter zijn bestemoeder bij avondt ende int heymelick gebrocht ende versteken heeft, sonder den zelven Jacob van Campen den gerechte oft yemant van dien te kennen te gheven contrarie mede den placaten ende tverbot voorscreven. Soo ist dat mijnen heeren de scepenen gehoort den eysch bij mijn heere de schout van | |||||||||
[pagina 112]
| |||||||||
wegen k. Mt. tegens den voorscreven persoonen gedaen mit hoer antwoort ende confessien ende op de gelegentheyt van hoere delicten ende misbruycke ripelicken gelet hebbende, den zelven persoonen mit vonnisse gecondempneret hebben te zullen bij den scarprechter openbaerlicken voer hoeren huyse gehangen, gewurcht ende van levenden lijfve ter doot gebrocht werdden, anderen ten exemple als bij den scarprechter gedaen es ende zijn voorts hoer goeden bij den zelven vonnisse verclaert geconfisqueert tot profijte van den keysere als grave van Hollandt ter somme toe elcx van hondert ponden naevolgende den privilegien deser stede. Actum et presentibus ut supraGa naar voetnoot1). J. fol. 57. | |||||||||
XXXVII.
| |||||||||
[pagina 113]
| |||||||||
Zeyt dat hij nyemant gedoopt noch tampt nyet gehadt en heeft ende ontkent gedoopt te hebben Willem tot Kadijck, daer hij wel gelogeert es geweest. Ontkent mede gedoopt te hebben Cornelis Joncker Bottenzn. Seyt dat zedert Jan Volckertszn gevangen ende geexecuteert es geweest, hij hem binnen deser stede opentlijcken onthouden heeft, doende zijn ambachte ter tijt toe dat de naecte luyden bij de straten liepen tot welcken tijt tot zijnen huyse bij de waekers ende anderen gesocht worden, maer en vonden hem nyet, overmits dat hij uuyt zijn huys opt dack mit een ladder geclommen was, aldaer hij bleeff op ende ofgaende 2 dagen ende 2 nachten, daer nae hij ghinck uuyter stede uuyt de Regulierspoort. [fol. 57 vo.] Seyt dat hij te woenen plach bij de Haerlemmersluys alder naest Peter Zijbrantszn in een kellenaer ende mits dat de buyeren claechden Ruysch Janszn van perikele van brant, overmits tvuer ende roock, die zij maickten int verwen van hoere blaeu scortecleet. Zoe quam Ruysch Janssen ende nam daeroff inspectie ende daer nae verboet hem selfver in persoon, dat hij daer uuyten huyse soude vertrecken ende nyet meer mogen verwen, mits welcken hij mit zijn huysvrouw te Meye een jaere geleden mitter woene gevaren is bij Jan Roedenpoort int huys daer thouten schietgen plach te woenen, alder zijn huysvrouw noch tegenwoirdelijcken woenachtich es, maer en heeft daer ten huyse nyet geweest zedert tloopen van den naicten luyden, gelijck boven geseyt es. Seyt daer nae uuyter stadt gaende hij naer Amsterveen gegaen is geweest ende zoe voort deur Slooten nae Sloterdijck in een herberge, van daer hij op den Hoern gevoert worde ende van daer te Oostzaenden ende voorts in den dorpen van Waterlant. Seyt omtrent Paesschen in de vasten te Nyerop geweest te hebben een nacht ende van daer te Graftdijck, zonder dat hij alder yemant van den bondt gevonden heeft. Ontkent te Purmereynde geweest te hebben, noch oick tot Cadijck oft gesien te hebben thuys, alder omgevallen. Seyt in de Paeschdagen geweest te hebben in een | |||||||||
[pagina 114]
| |||||||||
clamp hoy optemeer after Aelsmeer alleen alder hij bleeff tot de heilige dagen over waeren. [fol. 58.] Seyt dat hij zedert Paeschen herwerts continuelick in de veenen ende omtrent deser stede geweest heeft. Seyt Meydach geweest te hebben te Weesp ende van daer gegaen te zijn op den Hinderdam. Seyt dat opten nacht als hier topruer was, hij geslapen heeft in een steenen huys op dese zijde de brugge tot Ouderkerck, alder hij mit zijn broeder Henrick mede gevangen des Zonnendaichs ghegeten hadde, daer hij mede gegaen heeft omtrent 14 dagen. Seyt dat hij heeft hoeren seggen, dat Henrick verckendrijver mede in den bont soude zijn ende oick tselve wel van meer luyden gehoort heeft. Seyt dat de brief, die bij hem gevonden es, hem gegeven is bij Baeff Claes alhier geexecuteert, aleer zij gevangen was. C. fol. 57. 18 Mei 1535. Adam Foppenzn, andermael gehoort seyt, dat hij geen bevel noch commissie gehadt en heeft omme yemande te doopen, noch nyemant gedoopt te hebben. C. fol. 59 vo. 17 Mei 1535. Henrick Henricxzn verckendrijver oft cuyper. Seyt geleden drie oft 4 jaren bij Peter Houtsager ende zijn geselscap gecommen te wesen ende heeft gewoent inde nuwe zijdts Ramen omtrent 3 oft 4 jaeren geleden mit Peter Houtsager voorscreven. Gevraecht zijnde oft hij binnen deser stede binnen 3 oft 4 jaeren nyet herdoopt en is, seyde daerop die spreect, dat hij nyet mit allen daer op seggen en wilde. Ende nae desen hebben scepenen van Diemen gewesen mit vonnisse, dat Henrick gehouden es te kennen oft ontkennen oft hij binnen 3 oft 4 jaeren herdoopt es oft nyet. Daeroff hij noch nyet en heeft willen seggen, maer persisteerde bij zijn voergaenden woorden. [fol. 58 vo.] Seyt de geheele wynter ende tot nochtoe int lant ende hieromtrent mit hoepen geloopen te hebben | |||||||||
[pagina 115]
| |||||||||
ende heeft tusschen Sinte Martensmisse geweest te Groningen ende van daer int Trenten ende Twenten. Ontkent alder eenigen broederen gesproken te hebben. Seyt dat hij te Paesschen geweest heeft in de veenen, zonder te willen verclaeren waer. Seyt oick te Paesschen lestleden te biecht noch ten heiligen sacramente geweest te hebben ende van de voerjaren en heeft hij nyet willen verclaren of hij daer geweest is oft nyet. Seyt gecommen te wesen bij Adam Foppenzn omtrent 3 oft 4 weken geleden tot Sloten ende es mit hem gegaen langes tlant ende in de dorpen hieromtrent totter tijt dat hij gevangen is geweest ende sliep tot Ouderkerck op dit eynde van de brugge ende es van daer gegaen nade Legmeer, daer hij tijdinge hoorde van doproer tot Amsterdam, sonder dat hij van te voren yet geadverteert oft verbootscapt es geweest ende es voorts van de Legmeer gecommen tot Rijckeroort ende Deuvendrecht deur Diemen tot an den Diemerdijck omme van daer te varen an den scepen nae Hasselt oft Zwarte water varende. Seyt, dat hij nyet gehoert en heeft van eenigen scepen, die hier omtrent leggen souden mit eenige van der secte geladen. C. fol. 58. Den 18en in Meye 35 presentibus mijnen heer de procureur generaal, de balliu ende drie scepenen van Diemen. Henrick Henricxzn verckendrijver andermael gehoert zijnde, heeft bekent, dat Jan Volckertszn hem gedoopt geleden 3 oft 4 jaer ten huyse van Jan Pouwenzn ende dat in tegenwoordicheyt van diversche personen, die mede van den bondt waren. Gevraecht oft hem nyet leet en es, dat hij hem heeft laten herdoopen zeyt, dat hem leet is al dat tegens God is ende dat hij alnoch nyet verstaen en can, dat tzelve tegens God is. Seyt dat zedert hij in den bondt geweest is, nyet te biechte noch ten heiligen sacramente en es geweest noch in der kercke omme misse te hooren noch en gelooft | |||||||||
[pagina 116]
| |||||||||
nyet dat God is onder de specie van tbroot als tselve geconsacreert is, maer dat God zit ande rechterhant zijns vaders. Seyt, dat hij van den oproer noyt geadverteert en is geweest van te voren, aleer die gebeurde noch raedt noch daet daertoe gegeven en heeft. C. fol. 59 vo. | |||||||||
XXXVIII.
| |||||||||
[pagina 117]
| |||||||||
gehoort heeft van de huysvrouw van den voorscreven snijder. In margine: Te letten op de kousenmaecxter ende harnaschvegher. Seyt dat omtrent 2 oft 3 dagen voor den opruer hoer voorscreven man gecoft heeft omtrent een arm vol deghens ende zes oft zeven roers, de welcke hij binnen haeren huyse brochte ende gecoft hadde van Jacob de harnaschvegers huysvrouw, de welcke voorscreven huysvrouw haer getuge geseyt heeft, dat zij consent hadde van Mr. Peter Colijn omme tvoorscreven geweer te coopen. Seyt dat zij hem heeft hoeren zeggen ende vermanen dat hij mit tvoorscreven geweer reysen wilde nae Coppenhagen. [fol. 60 vo.] Kent dat Henrick Goetbeleet een dach oft 2 voordat den opruer geschiede tot haeren huyse geweest is, soeckende haere man ende ten selven dagen als snachts daeran trumoer gebeurde, is tvoorscreven geweer uuyt haeren huyse geweest, zonder dat zij weet bij wyen, mits dat zij bij dage omme hoere neeringe van uuytdragen te doene uuyten huyse was. C. fol. 60. Robrecht de Lannoy geboren van Chefueren bij Haet in Henegouwen, verhoord op 17 Mei 1535. Zijn vader was Peter van Lannoy en zijn moeder Margriete Begin, geboren van Valencijn. Hij is niet herdoopt, noch in de schepen naar Overijsel geweest, maar wel zijn vrouw. In Antwerpen woonde hij, achter het stadhuis in Sinte Jorijs of in het Pater Noster, was van beroep suikerbakker. Omtrent Paschen is hij in Antwerpen geweest, om een certificatie aangaande zijn leven te halen. Hij heeft met Paschen niet te biecht en ten sacrament kunnen gaan, omdat hij aan flerecijn leed. Maandagavond voor het oproer heeft hij vanwege zijn ziekte niet aan tafel gegeten. Hij weet niets van Jan van Geel. Op handtastinge geabsolveerd 8 Juni 1535. C. fol. 60 vo. en 61. | |||||||||
[pagina 118]
| |||||||||
XXXIX.
| |||||||||
[pagina 119]
| |||||||||
18 Mei 1535. Pieter Rippenzn schilder seyt, dat hij op den Dam gemaict heeft ten huyse van den mandemaickere de schilderie van den Hamen uuyt welcker cause hij gecorrigeret es ende dezelve voldaen heeft. Seyt, dat hij wel gehoort heeft, dat tot zijnen huyse een dooper es gevangen geweest, maer en heeft hem nyet gesien, alzoe hij nyet thuys en was ende overmits dien en heeft nyemant tot zijnen huyse willen logeren. Seyt, dat tot zijnen huyse een jaer lange gewoont heeft een vrouwe, Griete genaempt, sonder dat hij weet dat zij gedoopt es. Seyt te biecht ende ten sacramente es geweest ende te gevoelen als een goet karsten man. Seyt, dat hij zekeren tijt uuytter stede geweken es als de voorscreven man tot zijnen huyse was gevangen, mits datter geseyt was, dat men hem zoude apprehenderen ende hij gevangen zoude blijven ten minsten zoe lange de voorscreven vreemde man leefde. In margine: op hanttastinge. C. fol. 43. Cornelis Jacobszn. Kieren, verhoord op 18 Mei, wonende op den Colck, is ten onrechte verdacht te hebben behoord tot de Herdoopers en iets te hebben geweten van het verraad. Op handtastinge ontslagen. Dirk Jacobszn., timmerman van Ransdorp, wonende binnen Amsterdam, ontkent ook te behooren tot de Herdoopers, maar is wel eenigen tijd gevlucht naer Zaerdam, waar men hem nariep als Lutheraan. Volgens zijn meening geheel ten onrechte, want hij vermaande juist de menschen, zich ‘te wachten van de Dooperie’. Ontslagen op hanttastinge ende es zeer suspect. C. fol. 43 vo. | |||||||||
[pagina 120]
| |||||||||
ende ontkent, dat de man van Leyden alhier mitten radde geexecuteret ten tijde mijnen heere van Hoochstraten hier was in de somere lestleden buyten zijnen huyse es gevonden ende gehoort daerop Claes Loen seyt den voorscreven man ten huyse van den voornoemten Jan du Boys gesien ende selfs bevonden te hebben. C. fol. 45. Alzoe Jan du Boys vetermaicker mijnen heeren van den gerechte suspect es van angehangen oft favoer gedragen te hebben der secte van den Anabaptisten ende alzulcx mijnen heeren gebleeken es, datter over jaere eenen van den Anabaptisten hier ter stede gebrant zijnde, binnen zijnen huyse es bevonden geweest, hoewel de voorscreven Jan du Boys doe op de wake wesende noyt heeft bekent van den voorscreven man geweeten te hebben. Soo ist dat mijnen heeren den voornoemten Jan du Boys mit vonnisse gebannen hebben uuyt deser stede ende hoere vrijheyt ende hem bevoelen daer uuyt te gaen binnen sdaechs sonnenschijn, daer uuyt blijvende ten eewigen daghen op de verbuerte van zijnen lijfve. Actum ut supraGa naar voetnoot1). J. fol. 54. 18 Mei 1535. In margine: hier off te scrijven an die van Zwoll. Jan Janssen cramer van Zwoll alias Jan Ghijsen zeyt dat hij te karsmisse ende over jaere te Paesschen te biecht ende te sacramente es geweest, uuytgeseyt Paesschen lestleden, aldoe hij uuyt Swolle ende ongestelt wesende, hem daertoe nyet en heeft kunnen begeven. Seyt all Sint Agnieten dach lestleden uuyt Zwol geweken te wesen uuyt vrese van gevangen ende gepinicht te wordden. Ontkent geweten te hebben van den anslach ofte opruerte hier ter stede gemaict. | |||||||||
[pagina 121]
| |||||||||
Gevraecht van zijnen geloove van den sacramente seyt te geloven, dat God es daer twe oft twee in zijnen name vergadert zijn. Seyt voerts wel te geloven, dat God in den sacramente es. Tschijnt wel te vacilleren. C. fol. 45. 31 Mei 1535. Jan Ghiesen van Zwoll es bij den koorde ende mitter garde bij den scarprechter geexamineret angaende dat hij haerdoopt zoude zijn sonder dat hij daeroff van den opsette ofte verraet yet heeft bekent. In margine: te scrijven van Campen. Geabsolveert ende bevoelen uuytter stede gaen bij mijnen heeren van den Rade ende gerechte den 8en July anno 35. C. fol. 53 vo. Jan Ghijsen van Zwoll es op den lesten dach in Meye anno 1535 ter presentie van den gerechte bij den scarprechter bij den koorde ende garde geexamineret angaende hij verdoept ende van den verraet van den Anabaptisten zoude wesen sonder dat hij daer aff yet heeft bekent. J. fol. 55 vo. | |||||||||
XLI.
| |||||||||
[pagina 122]
| |||||||||
Seyt dat Lambert een schoenmaickers knecht uuyt Vrieslant hem haelde, als hij den voorscreven vrouwe doopte ende houdt, dat de zelve Lambert in Vrieslant gesturven. Seyt, dat Michiel de wever een uure off daeromtrent voor den opruer op de plaets hem daer off geadverteret heeft, omme daarmede te commen daer toe hij, die spreect nyet en wilde verstaen. C. fol. 44 vo. Den 24en dach in Meye anno 1535. Peter Coster kent, dat hij haerdoopt es ende eene persoen heeft haerdoopt ende zeyt, dat hij des avonts laet gewaerscouwt was van den opruerte, sonder dat hij tzelve heeft dorren voortseggen, mits hij sorghde daer over belast oft gevangen te wordden. C. fol. 51. Peter Claeszn. Coster van Zaenerdam geboren, poorter van Amsterdam. Beschuldiging: Te zijn herdoopt en anderen te hebben gedoopt, het verraad geweten te hebben, en hoewel hij er niet zelf mee instemde, het niet te hebben verteld. Vonnis: 25 Mei 1535. Te worden onthoofd, zijn lichaam gevierendeeld op een rad en zijn hoofd op een staak ten toon gesteld. Verbeurdverklaring van goederen tot een som van honderd 's heeren ponden. J. fol. 44 vo. | |||||||||
XLII.
| |||||||||
[pagina 123]
| |||||||||
22 October 1535. Cornelis Gherijts dEngelsman gevraecht Seyt dat hij voer zijn gevangenisse mit nyemant sonderlincx conversatie heeft gehadt dan mit zijn medegesellen van dragers ende anders ende heeft bij wile wel in een duytsch Evangeliebouck heeft gelesen ende heeft eens onverschiets in een bibele gelesen ende heeft te prediken gegaen buyten Sint Anthoenis int gasthuys ende bij wilen in den parochyekercken. Seyt in drie jaeren nyet te biecht, noch ten sacramente geweest te hebben. C. fol. 103. Alzoe Cornelis Gerijtszn dEngelsman genaempt qualicken gevoelt heeft van den heyligen sacramente-des altaers anders dan de heylige karsten kercke daer aff gelooft ende leert te gevoelen, daerom hij achtervolgende den placaten der k. Mt. onsen genadigen heeren wel behoort gestraft te werdden an zijn lijff ende goedt anderen ten exemple, ten waer hij bether instructie ontfangende de voorscreven dwalinge offgegaen ende hem tot penitentie ende onder den gheloove der heyliger kercke begeven hadde. Soo ist dat mijnen heeren overgemerct de gelegentheyt deser saicke den voorscreven Cornelis Gherijtszn gecondempneret hebben ende condempneren bij desen de voorscreven zijnen dwalingen openbaerlicken voer der goeder ghemeente te bekennen ende off te gaen ende daer nae gaende in de gevangenisse, daer inne blijven zall ter tijt toe hij den costen van zijnder gevangenisse betaelt zal hebben ende de zelve betaelt hebbende uuyt deser stede ende hoere vrijheyt gaen zall, daer uuyt blijvende den tijt van acht jaeren op de verbuernisse van zijn lijff. Gecundicht den lesten Octobris anno 1535 presente toto collegio. J. fol. 66. | |||||||||
[pagina 124]
| |||||||||
hebben geweten van het verraad. Ontslagen op handtastinge. Anna Jansd. vrouw van Jan Claeszn., den smid. Achtervolgende het verbod heeft zij de vrouw van Evert den bakker, genaamd Haentgen van Leyden, uit haar huis laten gaan en heeft na dien tijd geen Anabaptisten gelogeerd. De pastoor van het Leprozenhuis kwam dikwijls bij haar aan huis. Haar dochter is getrouwd met Zijbrant Claeszn. en is gaan wonen in het huis van Peter Gael. Anna Jansd. heeft niets geweten van het verraad en is met Paschen te biecht en ten sacrament geweest. C. fol. 46. | |||||||||
XLIV.
| |||||||||
[pagina 125]
| |||||||||
dat zij mede zoude moeten haerdoopt zijn, sonder dat zij tzelve heeft willen aanvaerden. C. fol. 45 vo. Alzoe Anna Baelhuys oft Annetgen Jansdochter van Brusele mijnen heeren van den gerechte suspect es van geweten te hebben van den verraet op deser stede geraempt geweest hebbende, alzoe hoere man mede van den geselscappe der verraderen es geweest ende daer onder geslagen es, hoewel de voorscreven Anna de voorscreven kennisse ofte wetenscap ontkent, zeggende hoeren man voere den opruerte van hoere zijde opgestaen te hebben omme te gaen opt privaet, sonder haer yet anders te kennen te gheven. Soo ist dat mijnen heeren voorscreven der voornoemte Anna Baelhuys mit vonnisse bannen uuyt deser stede ende hoere vrijheyt, bevelende haer daer uuyt te ghaen binnen sdaeghs sonnenschijn ende te blijven ten eewigen daghen op den verbuerte van haeren halse. Actum ut supraGa naar voetnoot1). J. fol. 53. | |||||||||
XLV.
| |||||||||
[pagina 126]
| |||||||||
genaempt Aert, die smanendachs des avonts te vijff uuren van hier reysde. Zeyt dat zij voer jaere geleden tot hoeren huyse gevonden heeft, als zij van den marct quam Oebe de Vriess mit noch twee ofte drie tsamen ontbijtende, die zij terstondt van daer hiete gaen bemerckende, dat zij van den doopers secte waeren. Zeyt te karsmisse lestleden te biecht ende ten sacramente es geweest ende heeft doe hoer gebiecht teges den Carmelijt, maer te Paesschen en es zij daer nyet geweest, overmits zij te zeer ongestelt was ter cause van een pleyt oft oude zwaricheyt, die zij uuytstaende hadde tegens eenen van Sneeck. Zeyt te Paesschen geweest te hebben ende wel te gevoelen van den Sacramente. Zeyt tot Nierop nyemant geinformeret te hebben. C. fol. 49. Alzoe mijnen heeren van den gerechte genouch gebleken es, dat Ael Pieter Govertszoons weduwe zekere voerleden jaeren ende tot verscheyden reysen gelogeert ende gehuyst heeft verscheyden persoonen, besmet van de Lutherie ende andere gereprobeerde secte ende voer zulcx over lange gefameert es geweest, sonder dat mijnen heeren bevinden kunnen, dat zij de voorscreven persoonen gekent ofte wetende gelogeert heeft, hoewel nochtans tzelve nyet te presumeren es, maer wel ter contrarien te vermoeden staet ende daeromme de voorscreven mijnen heeren nyet gedoegen en willen de voornoemte Alijdt binnen deser stede langer converseeren ofte [fol. 65] houden zall. Soo ist dat mijnen heeren voorscreven overgemerct de gelegentheyt van der voorscreven saicke ende vanderstate der zelver Alijdt haer gheven ende gunnen tijt tusschen dit ende Alderheyligen dach eerstcommende excluys omme hoere saicken, uuytschulden ende inneschulden te claren ende vereffenen, zoeveel des moogelijcken zij, condempnerende haer te betalen den costen van hoere gevangenisse ende voer den voorscreven dach van Alderheyligen te gaen uuyt deser stede ende hoere vrijheyt, daer uuyt blijvende ten eewigen daghen op de | |||||||||
[pagina 127]
| |||||||||
verbuerte van haer lijff. Aldus gecundicht den 21e Augusti anno 1535, presentibus den schout, Ruysch Janssen ende Heyman van Aemstel burghermeesteren ende allen den scepenen dempto Jan IJsbrantszn Hoolesloot. J. fol. 64 vo. | |||||||||
XLVI.
| |||||||||
XLVII.
| |||||||||
[pagina 128]
| |||||||||
onder den verraderen geexecuteret zijnde ten tijde van der oploope gewoont ende geweest heeft ten huyse van Jan de backer, daer uuyt zekere persoonen van den voorscreven verraderen geloopen zijn ende alzulcx wel te presumeren es, dat zij de vergaderinge van den voorscreven luyden gewaer es geworden ende van hoere opsette geweeten heeft, hoewel tzelve uuyt hoere confessie ende belijdinge nyet en blijct. Soo ist dat mijnen heeren van den gerechte nyet willende alzulcken persoonen, die van tvoorscreven verraet geweeten te hebben suspect zijn, binnen deser stede lijden, der voornoemte Lijsbeth Aerijsdochter bannen ende mit vonnisse proscriberen uuyt deser stede bevelende haer daer uuyt te gaen binnen sdaechs sonnenschijn daer uuyt tot eewigen daghen blijvende op den verbuerte van hoeren halse. Actum ut supraGa naar voetnoot1). J. fol. 53 vo. | |||||||||
XLVIII.
| |||||||||
[pagina 129]
| |||||||||
bevele van den zelven Frans hoeren man twee gesellen te wetene Jan ende Anthoenis Elbertszoonen gebroeders gebrocht heeft gehadt ten huyse van Trijn Peters van Francken omme daer te logeren, de welcke gebroeders haerdoopt ende vanden opruermaickeren geselscappe geweest zijn, sonder dat zij daer off [fol. 64 vo.] geweeten te hebben, beleden ofte geconfesseret heeft noch mijnen heeren vanden gerechte tzelve van haer hebben kunnen gecrigen, hoewel zij nochtans nyet en es sonder groote suspitie, van geweeten te hebben vander saicke voorscreven. Soo ist, dat mijnen heeren vanden gerechte, nyet willende alzulcken suspecte persoonen te zullen blijven binnen deser stede, der zelver Marie voer correctie overgeseyt hebben ende zeggen over bij desen, nae dat zij bevonden zal wordden des machtich te zijn, dat zij gaen zall uuyt deser stede ende hoere vriheyt daer uuyt blijvende ten eewigen dagen opde verbuernisse van haeren lijfve. Aldus gecundicht den 13en Augusti anno 1535 presentibus den schout, allen den burgermeesteren dempto Heyman van Aemstel, Symon Claeszn, Gherijt Andrieszn, Jan IJsbrantzn Hoolesloot, Mr. Henrick Dircxzn, Dirck Hillebrantzn ende Claes Loen scepenen. J. fol. 64. | |||||||||
XLIX.
| |||||||||
[pagina 130]
| |||||||||
bezijden de hardenboll, een Jan uuyten Haech ten huyse van haer affirmante. Welcke Jan daer geslapen heeft vier nachten ende ghinck des daechs langes der strate ende ten zelven tijt was hij gesocht bij de scutters als wesende een dooper, twelck zij daer te voeren noyt en wiste ende was een lang man mit zwart haer, hebbende een lanckwerpt vael aensicht, brugsche graewe hoesen etc. ende zedert heeft zij affirmante..... C. fol. 62 vo. Oede Jansdochter. Alzoe mijnen heeren van den gerechte gebleken es, dat Oede Jansdochter van Rijp uuyt Vrieslandt enige persoonen, haerdoept zijnde, tot hoeren huyse heeft gelogeert gehadt, sonder dat zij wiste zoe zij zeyt denzelven verdoopt te wesen ende mijnen heeren van den gerechte suspect es. Soo hebben de zelve mijnen heeren der voorscreven Oede Jansdochter voer correctie overgeseyt ende zeggen over bij desen, dat zij binnen sdaechs sonnenschijn gaen zall uuyt dese stede ende hoere vrijheyt daer uuyt blijvende tot eewigen daghen op der correctie van der stede. Kb. D. Nieuw folio 289. | |||||||||
L.
| |||||||||
[pagina 131]
| |||||||||
Adriaena Jansd., vrouw van Jacob den messenmaker, verhoord op 19 Mei 1535. Voor veertien dagen was zij naar Brussel gereisd, om vrijgeleide te krijgen voor haar man, opdat deze zich kon verantwoorden. Met Paschen is zij nog te biecht en ten sacramente geweest. Volgens haar beste weten is haar man in Keulen, waar een oom van hem in den raad is. Haar man is geboortig uit het land van Kleef en zij is van Bergen-op-Zoom. Op handtastinge ontslagen 4 Juni 1535. C. fol. 61 vo. | |||||||||
LI.
| |||||||||
[pagina 132]
| |||||||||
tusschen trumoer op, twelck de voorscreven Jan eerst hoorende zeyde, daer es rumoer ende bleeff tot hoeren huyse alle de nacht ende des morgens heeft hem begheven tot slapen op een vanden slapers bedden. C. fol. 48 vo. 19 Mei 1535. Hans van Coelen zeyt, dat hij in den avont als snachts daer nae den anslach geboerde hij zijnder vijff geseten heeft, drinckende in de perse, aldaer hij werct ende van daer alleen opgestaen heeft tusschen negen ende 10 uuren, omme te gaen slaepen tot Jannetgen zijn waerdinne, aldaer hij bleeff noch sittende drinckende mitter zelver Jannetgen, die slapers houdt mit eenen Aert Janssen messemaicker, sonder te weten van den voorscreven anslach. Seyt te Paesschen lestleden nyet ten sacramente, maer aldaer te karsmisse geweest te hebben ende zoude te Paesschen oick hebben hoochtijt gehouden, en hadde hij mit veelheyt van zijn werck nyet te zeer becommert geweest. Ghelooft wel vanden sacramente ende heeft te Paesschen misse gehoort ende gaet ter kercke als hij plach. C. fol. 47 vo. Actum den 27e July anno 35 ter presentie van den gerechte. Hans van Coelen geexamineret mitter koorde seyt, dat Peter van Gheyen in zijnen huyse in den dorpe van Gheyen omtrent een mile van Coelen hem geleeden een jaer off daeromtrent heeft gedoopt. Seyt, dat hij tot Groeningen heeft gehoort van den broeders, dat dese stede den Christenen van God gegeven was, maer en heeft nyet geweeten, dattet mitten messe geschieden zoude. Seyt, dat Harman Hoen de voorscreven woorden over tafele heeft geseyt tot Groeningen int gulden ancker ende zulcx zeyde van den propheet gehoort te hebben ende dat hij die spreect op alzulcken woorden hier ter stede es gecomen. C. fol. 88 vo. | |||||||||
[pagina 133]
| |||||||||
Hans van Coelen es den 27e July anno 35 mitter koorde bij den scarprechter geexamineert angaende zijnen haerdoopsele ende van tpoinct van den Anabaptisten opsette tegens deser stede ghemaict ende heeft daer aff geconfesseert ut perceptum in registro confessionum. Presente collegio van den gerechte. J. fol. 61 vo. Alzoe Hans van Coelen hem begeven heeft int verbont van den Anabaptisten, laetende hem haerdoopen ende alzulcx hem mede zekeren tijt heeft gevoucht in den geselscappe van den voorscreven secte binnen der stadt van Groeningen, van daer hij binnen deser stede gecomen es, wetende van den opsette op deser stede bij den Anabaptisten gemaict ende hem al tot Groeningen te kennen gegeven onder tdecxel van de prophetie bij Adriaen uuyt Benscop voortgestelt, dat God die heere den broeders van den voorscreven secte dese stede gegeven hadde ende zulcx adhererende tvoernemen van den voorscreven Anabaptisten, hem hier ter stede ghevoucht heeft in meeninge om hier ter stede den aenslach der voorscreven Anabaptisten te verwachten ende mitten luyden van de voorscreven secte dese stede te besitten ende onder subiectie van die van Munster ende haeren opgeworpen coninck uuyter obedientie vanden k.Mt. onsen genadichsten heeren ende voorts in alle ongevallicheyt ende grondelinge verderffenisse te brengen, dwelck nietemin duer hulpe van God almachtich den vertwifelden verraders den voorscreven aenslach angeheven hebbende, belet es geweest. Soe ist dat mijnen heeren de scepenen gehoort den [fol. 63 vo.] eysch bij den schout van wegen k.Mt. tegens den voorscreven Hans gedaen mit zijnen confessie ende belijdinge ende voorts opde gelegentheyt der voorscreven saicke ende van zijnen misbruycke gelet hebbende den zelven Hans van Coelen mit vonnisse gecondempneret hebben te zullen bij den scarprechtere mitten zwaerde opten scavotte geexecuteret ende van levenden lijve ter doot gebrocht, zijn hooft op een staeke op eenen van den blockhuysen int Ye gestelt ende zijn lichaem gequartiert buyten deser stede gehangen wordden, zoe bij den scarp- | |||||||||
[pagina 134]
| |||||||||
rechter gedaen es, verclaerende voorts zijnen goeden geconfisqueert tot behouff van den keysere als Grave van Hollant. Actum ten dage ende bijwesene als voerenGa naar voetnoot1). J. fol. 63. | |||||||||
LIII.
| |||||||||
[pagina 135]
| |||||||||
Craenpoort ende aldaer diversche maeltijden heeft geteert, zoe mit zijnder huysvrouw, zoe sonder haer alleene nae haer affscheyden ende waeren ter zelver haerberge mede gelogeert Albert van Campen, Harman Hoen van Zwoll, Hans van Coelen ende noch een vet man van Koevoerden mit zijn dochter, een vader mit zijn zoon van Winckel oft van Scagen, wonende op Bilt ende andere noch tot 8 oft thien personen toe, die somtijts wel 14, 15 oft meer int getall waeren, zoe daer zomtijts meer bij quamen ende waeren all persoenen, die fugitijff waeren, elcx uuyt zijn lande ende heeft hij getuge wel gesien ende gemerct dat de voorscreven persoenen veel te samen te luysteren hadden ende heymelicke conversatie allene hielden nae de maeltijden ende zeyde Albert van Campen op een tijt, dat hij tot anderen tijden scipper hadde geweest ende wederom scipper was gemaict ende een scip vueren zoude mit drie cooperen Raeden, dwelck alle bergen op ende neder ende mit alle winden ende stroemen zoude moegen vaeren ende zoude binnen corten tijt een behouden reyse doen ende zouden alle gaeden rijck zijn. Daerop Haerman Hoen zeyde, dat hij zoude scrijveyn wesen opt voorscreven scip, werpende de handt inde lucht ende der gelijcke manieren ende woorden hebbende, die oick scipper Marten, vaerende op Groeningen poorter deser stede ende Jarich van Staveren mede eensdeels wel gehoort ende gemerct hebben. C. fol. 78. 9 Juni 1535. In margine: ut supraGa naar voetnoot1). Hans Eylos poorter deser stede zeyt mede ter voorscreven harberge gelegen te hebben ende tgene voorscreven staet mede gesien ende zulcx gehoort ende gemerct heeft, [fol. 78 vo.] seggende zoe veel meer, dat Albert van Campen voorscreven hem affirmant op eenen tijt vraechde, hoeveel kinderen hij hadde, daerop hij affirmant zeyde, zes, ende vraechde Albert Wouter, hoe oudt dattet outste was, zeyde hij affirmant daerop, omtrent 16 jaeren, daerop | |||||||||
[pagina 136]
| |||||||||
de voorscreven Albert tot hem affirmant zeyde, dat hij affirmant den dach nyet en zoude leven, dat tvoorscreven kindt zoude gehuwelict zijn ende hij affirmant daerop dencken zoude, dattet hem geseyt was, daer duer hij affirmant beducht zijnde, claechde tzelve den voorscreven Claes IJsbrantszn ende des anderdaechs verhaelden zijluden dese woorden over tafele, dewelcke Albert noch zeyde ende dat hij affirmant daerop dencken mochte, twelck Harman Hoen hoerende heeft de zelve woorden geapprobeert. Twelck Claes IJsbrants mede affirmeerdt ende zeyt daertoe, dat de voorscreven bontgenoten inde weke voor den opruerte oft daer omtrent uuyt Groeningen reysden met 14 oft 15 starck. Seyt mede de voorscreven Claes, dat ten tijde zij in de voorscreven harberge lagen, in hoere geselscappe quamen, nae dat de stadthouder van Vrieslant tclooster innegenomen hadde, twee gesellen, daer aff deen van den bast omme gehangen te wordden gevallen was ende dander ondert zwaert geweest hadde ende beyde ontloopen waeren ende was onder tvoorscreven geselscap een barbier die den affgevallen man meesterde ende maickten zijluden een candeelken omme hem te genesen etc. Soo waerlicken etc. Actum opden 9 dach in Junio anno 35. Presente collegio. Nota te bedencken dat tvoorscreven geselscap ter Zwartersluys te scepe es geweest ende anden dijck opgeset wordde, zoe de voorscreven getugen wel hebben gehoort. C. fol. 78. Actum den 26e July anno 1535. Harmanus Hoen geexamineret bij monde verclaert ende seyt sonder torture, dat Adriaen de propheet uuyt Benscop wesende tot Groeningen, heeft geseyt tot hem die spreect, in presentie van Albert, bergervaerder van Campen ende Wolter in de Sonne van Zwoll, dat dese stadt van Amstelredamme den christenbroeders gegeven was ende datter wel 5000 van den broeders inne waeren ende dat alle de gheenen, die belaeden ofte verjaecht waeren, de zelve zoude daerwaerts commen, mits hier een barmhartich volck was ende zouden hier allegader ontfangen wordden. Dan | |||||||||
[pagina 137]
| |||||||||
oft Wouter inde Sonne de zelve woorden hoerden ofte nyet, en weet hij die spreect nyet, dan hij die spreect heeft tgunt hij van den voorscreven propheet hadde gehoert voorts den voorscreven Wouter te kennen gegeven, zoe hijt van den propheet voorscreven hadde verstaen. Seyt dat Albert van Campen voorscreven, die hem liet scrijven Arent van Venlo hier ter stede, mede es geweest in den gulden parsse int gelach, daer hij die spreect gedroncken heeft. [fol. 87 vo.] Seyt, dat hij die spreect wel geweeten heeft, alleer hij Wouter inde Sonne hier ter stede sprack, dat den aenslach des nachts gebueren zoude ende hij alzulcx den voorscreven Wouter heeft geseyt des Manendaechs tusschen 8 ende 9 uuren voer middage, dat den toecomenden nacht den aenslach gebueren zoude, dat dese stadt den broeders zoude gelevert wordden, maer en heeft den zelven Wouter nyet gesproeken nae middage van den zelven dage. Seyt dat des naemiddachs hij uuyt zijn haerberge gegaen es, es mit Albert van Campen ende Henrick Cramer, die met hem in den witten valck ter harberge lagen omme te gaen spaceren ende dat Hans van Coelen henluden gemoet es in de Warmoesstraet ende ghingen te samen drincken in den gulden parsse, aldaer de voorscreven Hans weleer hadde gewrocht ende es aldaer mede gecomen een smeedtsgeselle die tseyn van tlindt brochte, haelende tzelve uuyt zijn boesem ende stekende dat mit Albert voorscreven bij tbedde ende zeyde de messemaicker int openbaer, dat tzelve lindt zoude tseyn wesen, twelck hij die spreect nyet ten besten verstaende, es opgestaen, gaende bij tbedde, aldaer de voorscreven Albert zeyde, dat tzelve lindt zoude hoer veltteycken wesen. Seyt dat de voorscreven propheet uuyt Benscop mede geseyt heeft gehadt tot Groeningen, datter er in deser stede twee hooftluyden waeren van skeysers wegen ende dat zijn k.Mt. de stadt van Munster wilde ontsetten ende alle de gheene, die hier nyet en wilden blijven, zouden aengenomen wordden bij den voorscreven hooftluden omme tontset te doene, ende heeft hij die [fol. 88] spreect op Sonnendage voere den opruerte ontfangen | |||||||||
[pagina 138]
| |||||||||
heeft binnen deser stede in een harberge, die hij nyet en weet te specificeren een Philippus gulden op de handt van zijnen soulte, die hem gaff Jacob van Vollenhoo scrijveyn ende den luyden aennemende. Seyt dat Henrick Cramer geseten heeft op den wagen tot Groeningen, aleer hij die spreect daerop ghinck ende dat Hans van Coelen daerop quam te Rolde, ende waeren mit hem in den gulden ancker tot Groeningen een overlander mit zeem leer gecleet, een lanck jong man, genaempt Willem, Job, een cort geselle van Haerlem, alst hij anders nyet en weet, oudt 25 oft 26 jaeren, Lambert een schoonmaicker, een Vriess wonende tot Monickendam ende hadde zijn vrouw wesende een lange vrouw genaempt Mergriet. Seyt dat Henrick Cramer ende Hans van Coelen comende mit hem die spreect, reysende nae deser stede mitten geselscappe mit hem wesende, van de saicke van den anslach op deser stede tusschen weghen gesproeken hebben ende dat de voorscreven Henrick Cramer ende Hans van Coelen zoe veel van den aenslach hebben geweeten als hij die spreect. Kent noch dat hij haerdoopt es bij Hans Speck binnen der stadt van Deventer geleden een halff jaer offt daerover. In margine: Gevraecht den 28en July anno 35 voer der tijt van zijn sterfven. Seyt dat hij tot Groeningen gevraecht heeft van Wolter, oft hij mede verdoopt oft van den verbonde was, daer op hij hem antwoordende, heeft geseyt, dat hij die spreect, nyet en behoufde nae te zeggen van tgunt hij van hem nyet te kennen gaff. Seyt nyet te weten van enigen vorder opset tegens dese stede oft anderen steden oft van eenigen burgeren van Zwoll haerdoopt zijnde. C. fol. 87. Harmannus Hoen, borger der stadt van Zwoll es op den 29en in Meye anno 1535 bij den koorde ende geessele ende daer nae den lesten in Meye anno voorscreven ter bancke bij den scarprechter geexamineret, uuyt saicke hij wedergedoopt ende van den verraet der Anabaptisten geweeten zoude hebben etc. ende heeft | |||||||||
[pagina 139]
| |||||||||
dies angaende geconfesseert als breder gescreven es in den registre van den confessien. Presente collegio. J. fol. 61. Alzoe Harmannus Hoen burgher der stadt van Zwolle haerdoopt zijnde, mede bevonden es in den geselscappe van den Anabaptisten secte daermede hij zekeren tijt geconverseert ende communicatie gehouden heeft gehadt, zoe binnen der stadt van Grooningen, deser stede van Aemstelredamme als elders ende alzulcx bij Adriaen uuyt Benscop een van den valsschen propheten der secte voorscreven ende bij denwelcken den aenslach tegens deser stede gemaict ende voortgestelt es geweest binnen der stadt van Groeningen van tgunt hier ter stede gebueren zoude ende onlancx geleden, God betert, gebuert zijnde, geadverteret ende verwitticht es, daer aff hij eenigen anderen van de voorscreven secte voorts te kennen heeft gegeven, sonder tselve den gerechte deser stede te verwittigen. Ende opten woorden ende uuytgheven van den voorscreven quaden propheet hem mit Hans van Coelen, Henrick Cramer van Zutphen ende met anderen van eender secte ende opinie van Groninghen aff tot binnen deser stede begheven heeft, omme den voorscreven aenslach te verwachten ende mitten luyden van den voorscreven secte dese stede te besitten ende uuytter subiectie van den keysere als Grave van Hollant te brengen onder den onchristelicken heerscappie van den voorscreven Anabaptisten ende hoeren onduechdelicken handele, daer aff mijnen heeren vanden gerechte genouch gebleken es. Soo ist dat mijnen heeren de scepenen gehoort den eysch bij mijnen heere den schout van wegen k.Mt. onsen genadigen heeren tegens den voorscreven Harman ghedaen mit zijnen confessie ende belijdinge ende opde gelegentheyt van zijn misbruycke gelet hebbende, den zelven Harmannus Hoen mit vonnisse gecondempneert hebben te zullen bij den scarprechter mitten zwaerde op den scavotte geexecuteert ende van levenden lijve ter doot gebrocht, zijn hooft op een staeke op eenen van den blockhuysen int Ye gestelt ende zijn lichaem gequartieert buyten deser stede gehangen wordden, als bij den scarprechter | |||||||||
[pagina 140]
| |||||||||
gedaen es, verclaerende voorts zijnen goeden geconfisqueert tot behouff van den keysere als Grave van Hollant. Actum ut supraGa naar voetnoot1). J. fol. 62 vo. | |||||||||
LIV.
|
Leentgen Jan v. Reenen huysvrouw. |
De coster van Zaerdam breeder te examineren. |
Alijdt Wouters. |
Marry Nannincxdochter. |
Weyn Jans. |
Cornelis EngelsmanGa naar voetnoot3). |
De susters van Baefven. |
Claes Janssen mandemaicker. |
[fol. 65 vo.] Jacob van CampenGa naar voetnoot1). |
Harman Hoen van Zwoll ende Hans van Coelen. }bij de bancke te examineren opt verraet. |
Frans Fredericxzn. } te torqueren opt verraet. |
Cornelis Modder. } te torqueren opt verraet. |
Cornelis Corneliszn van Middelburch |
mit zijn huysvrouw | omme te weten oft men Cornelis zoude loslaten ende den examinatie te doen ter presentie van zijn huysvrouw. |
C. fol. 65.
LV.
20 Mei 1535. Henrick Evert Valckerzn., anders Henrick Cramer van Zutphen, ter dood veroordeeld.
Henrick Evert Valckerzn van Zutphen, geexamineret ter bancke, ontkent haerdoopt te wesen.
Zeyt hier gecommen te wesen saterdage den 8e deser maent ende zijn logijse heeft gehadt ten huyse van Peter Govertszn ende op manendage daer an, als snachts daer nae dopruer gebuerde, geseten heeft mit Harman Hoen ende meer anderen tot vijff toe ten huyse van Tijman Peterssen boekebinder in den gulden parse, aldaer zij te samen droncken ende es aldaer gebleven sittende, als de drie van den geselscappe wech ghingen ter tijt toe hij aldaer ten huyse gevangen werdde, sonder te weten van enich opset der Anabaptisten oft van den lose.
Seyt dat hij voer ende aleer dat Munster innegenomen wordde, binnen Munster geweest es mit zijn cramere, alzoe hij alder wege gaet ende uuyt dier saicke uuyt Zutphen es gegaen, mits hem bij zijnen vader geseyt wordde, dat men hem vangen ofte pinigen zoude, overmits hij tot Munster hadde geweest.
Seyt nyet te weten van enigen burgeren binnen Zutphen, die mitter ketterie van den haerdoperen besmet zijn.
Seyt te woonen binnen Enchuysen mit zijn huysvrouw Anna Symons van daer geboeren ende heeft zijn huysvrouw gehadt zedert den lestleden zomere omtrent Margriete ende woont in de Coonienstraet.
Seyt dat hij in Zutphen nyet en es geweest zedert vastenavont over Jaere.
In margine:
Frans in den Trompe seyt, dat hij van Adriana uuyt Benscop int gatt gehoort heeft, dat deze Henrick corts in Munster es geweest.
C. fol. 50.
14 Juli 1535.
Henrick Cramer van Zutphen es mitter coorde, geesele ende bancke geexamineret opt stuck gedelateret bij den voorgaenden Barent Backer, dat dezelve Henrick mit Jan van Geel ende den voorscreven Vriesen uuyt Munster gegaen es oft oick es gedoopt, offt oick geweeten heeft vant verraet off daer bij oft onder es geweest. Actum ut supraGa naar voetnoot1).
C. fol. 87.
Actum den 27en in Julio anno 35, presentibus de schout ende allen den scepenen dempto Holesloot.
Henrick Cramer geexamineret mitter koorde, verclaert ende confesseret, dat hij binnen Munster es geweest voer lichtmisse off daer ontrent ende blijvende daer ontrent 8 oft 10 daghen es daer weder uuyt gegaen.
Seyt dat hij gedoopt es bij Henrick Slachscap tot Coesvelt geleden te vastenavond een jaer ende preecte de voorscreven Slaechscap openbaer bij den straten.
Seyt dat hij op Karsavont lestleden mit Jan van Geel ende twee Vriesen uuyt Munster es gegaen ende heeft drie off vier boecxkens, elcx omtrent 3 quatern groot uuyt Munster gebrocht ende heeft die gelevert Willem glaesmaicker tot Deventer, wonende in de Cleyne Veerstraet ende hadde die boeckens ontfangen van Jan Geel.
Seyt dat Jan van Geel hem hadde geseyt, datter een propheet volge uuyt Munster genaempt Henricus, die geseyt hadde, dat God de Heere een basuyn zoude laten luyden ende daer God zijn banier der gerechticheyt zoude oprechten, daer zouden die broeders bij een commen ende dat hij die spreect last heeft gehadt tzelve den broeders te vercundigen.
Seyt dat de voorscreven glaesmaicker mede es gedoopt als hij wel meent.
C. fol. 90 vo.
Henrick Evert Valckenzn, anders Henrick Cramer van Zutphen genoompt, es den 20en in Meye anno 35 ter bancke bij den scarprechter geexamineret uuyt saicke vanden Anabaptisterie ende hoere verraet binnen deser stede te werck gestelt etc. Presente collegio.
De zelve Henrick Cramer es den 14e in Julio anno 35 uuytter voorscreven saicke ende mits nyewe inditien, dat hij uuyt Munster gecommen was mit Jan van Gheel mitter koorde, geessele ende bancke de novo geexamineret sonder yet te willen confesseren tot zijnen belastinge.
Henrick Cramer voornoemt es derdemael op den 27 July anno voorscreven mitter koorde geexamineret uuyter voorscreven saecke ende mits hij bij Harmannus Hoen van der zelver saicke gedelateret was ende heeft ten selven dage geconfesseret haerdoopt te wesen ende breder alst tregistro van den confessien vermelt. Presente collegio van den gerechte.
J. fol. 61 vo.
Alzoe Henrick Cramer van Zutphen geboeren, hem heeft laeten haerdoopen ende mitten luyden van dier secte geconverseert heeft gehadt, qualicken ghevoelende van den Sacramenten der heyliger kercke tegens den heyligen karsten gheloove ende ordonnancie der heyliger kercke ende daer en boven hem vervordert heeft te versoucken die stadt van Munster voor karsmisse lestleden mit zijner cramerie, die aldaer vercoopende ende van daer weder gegaen es, verselscapt mit Jan van Gheel ende twe Vriesen daer uuyt brengende zekere bootscappe an den luyden van
den voerscreven secte, mitgaders enige boeckxkens aldaer gemaict, die laetende enigen suspecten personen binnen Deventer, oick mede vant verraet [fol. 64] ende opsette tegens deser stede geweeten, tzelve verzwegen ende mit Harmannus Hoen, Hans van Coelen ende enigen anderen van Groeningen tot hier gecommen es, verwachtende den aenslach van den Anabaptisten ende hoerluyden wedervaeren, in meninge dese stede mitten voorscreven Anabaptisten te besitten ende den onchristelicken handel der zelver secte hier mede te helpen oprichten ende onderhouden, daer off mijnen heeren van den gerechte genouch gebleken es. Soo ist dat mijnen heeren de scepenen gehoort den eysch bij den schout van wegen k.Mt. tegens den voornoemten Henrick gedaen mit zijnen confessie ende belijdinge ende op de gelegentheyt van zijnen misbruycke ende dese saicke ripelicken gelet hebbende, den zelven Henrick Cramer mit vonnisse gecondempneret hebben te zullen bij den scarprechter opten scavotte mitten zwaerde geexecuteret ende van levenden lijfve ter doot gebrocht, zijn hooft op een staecke op eenen van den blockhuysen int Ye gestelt ende zijn lichaem gequartiert buyten deser stede gehangen wordden, als bij den scarprechter gedaen es, verclarende voorts zijnen goeden geconfisqueert tot proufijte van den keysere als Grave van Hollant. Actum ut supraGa naar voetnoot1).
J. fol. 63 vo.
LVI.
Memorie voor schepenen.
Trijn Florijs van Sparendam,
Claesgen Claesdochter,
Jannetgen Jansdochter te bannen vier jaeren, overmits zij converseret hebben in den geselscapte van enigen
haergedoopte personen ende van der saecke suspect op pene van hoeren lijfven.
Lijsbeth Aerijs de huysvrouw van Claes Jansen glaesmaicker ten eewigen dagen op hoer halsse.
Cornelis Corneliszn van Middelburch ende Barbara Adriaens zijn wijff ten ewigen daghen op hoere halsen.
Anna Willem de smits wijff te bannen tot Coelen ende Aken ende te gheven 10000 steens, overmits zij enige suspecte personen heeft gelogeert ende daermede geconverseret.
Jan du Boys te bannen ten eewigen dagen op zijnen halse.
Rem Garbrantszn vier jaeren uuytter stede op zijn halss, mits hij op de plaetse es geweest.
Annetgen Baelhuys oft Annetgen Jans van Brusele ten eewigen dagen.
C. fol. 73.
LVII.
24 Mei 1535. Anna Willem de Smits wijff veroordeeld tot een bedevaart naar Keulen en Aken.
Anna Willem de smits wijff.
Alzoe mijnen heeren van den gerechte gebleken es, dat Anna Willem de smits wijff enige persoonen vander Lutherie suspect tot hoeren huyse gehadt ende daer mede geconverseert heeft. Soo ist dat mijnen heeren voorscreven der zelver Anna voer correctie overgeseyt hebben, dat zij in beteringe van den voorscreven misbruycke gaen zall uuyt dese stede ende hoere vrijheyt binnen sdaechs sonnenschijn, doende een bedevaert tot Coelen ende Aken ende nyet weder [fol. 287 vo.] inne commende voer ende aleer zij de voorscreven bedevaert gedaen ende 10000 leytsche steens tot behouff deser stede betaelt zal hebben opde correctie vander stede. Aldus gecundicht den 24e dach in Meye anno 35, presentibus den schout Ruysch Janssen, Heyman van Aemstel Jacobszn ende Goessen Janssen Recalff burgermeesteren ende allen den scepenen dempto Symon Lourenszn.
Kb. D. Nieuw folio 287.
LVIII.
24 Mei 1535. Barbara Adriaensd. verbannen.
Alzoe Barbara Adriaensdochter uuyt Wallachren mede mitten luyden vanden Anabaptisten secte alhier te scepe es geweest ende den vader vande huysvrouw van Jan Mathijszn, die een van den principaelen heerdooperen es, te man heeft gehadt ende alzulcx mijnen heeren van den gerechte suspect es vanden voorscreven Anabaptisten an te cleefven, hoewel zij ontkent haerdoopt te wesen. Soo ist, dat dezelve mijnen heeren der voorscreven Barbara mit vonnisse gebannen hebben uuyt deser stede ende hoere vriheyt ende haer bevoelen daeruuyt te gaen binnen sdaechs sonnenschijn, daer uuyt blijvende ten eewigen daghen op de verbuerte van hoer lijff. Actum ut supraGa naar voetnoot1).
J. fol. 54.
LIX.
28 Mei 1535. Henrick Janssen snijder van Oostzanen en Barte Huberts van Bruekelen verbannen.
Henrick Janssen, snijder van Oostzanen.
Henrick Janssen, snijder woonende te Oostzanen, es in beslooten camere mit vonnisse van scepenen gecondempneert te ghaen uuyt dese stede, nae dat hij zijn costen betaelt zal hebben ende daer uuyt te blijven den tijt van een jaer eerstcommende, sonder daer inne weder te commen op de correctie van der stede ende dit uuyt saicke hij gepeniteret hebbende van zijnen misbruycke, beruerende der haerdoperen secte binnen siaers hier ter stede gecommen ende buyten de plaetze van zijn residentie gereyst es, contrarie den placaten vanden k.Mt. den 11en in Julio lestleden hier ter stede gecundicht. Actum
den 28en in Meye anno 1535, presentibus den schout, Ruysch Janssen ende Goessen Janssen Recalff, burghermeesteren, Symon Claeszn, Gherijt Andrieszn, Jan IJsbrantszn Holesloot, Dirck Hillebrantszn ende Claes Loen, scepenen.
Barte Huberts. Barte Huberts van Bruekelen es mit vonnisse van scepenen in beslooten camere gecondempneret te betalen den costen van hoere gevangenisse ende daertoe te gaen uuyt dese stede tusschen dit ende margenavondt ende [fol. 288] daer uuyt te blijven den tijt van zes jaeren op der correctie van der stede. Ter cause zij suspect es van der lutherie ende enige suspecte persoenen gehuyst heeft etc. ende oick qualicken zoude gesproeken hebben op der justicie sonder datmen dies angaende vaste bewijs heeft kunnen gecrigen. Actum et presentibus ut supraGa naar voetnoot1).
Kb. D. Nieuw folio 287 vo.
LX.
29 Mei 1535. Peter Kammaicker van Nuerenburch en de Bossenaer verbannen.
Peter Kammaicker van Nuerenburch es op huyden mit vonnisse van den scepenen in beslooten camere gebannen uuyt dese stede ende daer uuyt te blijven tot eeuwigen dagen op verbuernisse van zijn rechterhand, ter cause dat hij hem suspectelicken heeft gedragen in den nacht vander opruerte ende tegens de waerdicheyt van den heyligen sacramente. Actum op den 29en in Meye anno 1535, presentibus den schout ende allen den scepenen voorscrevenGa naar voetnoot2).
J. fol. 55.
Actum opden 29en in Meye anno etc. 35.
Een van de gebuyren int verwerssteechgen zegt, dat zij wel gesien heeft ten huyse vanden Bossenaer daer inne ende uuyt gaen den boeckebinder in Sint Annenstraet ende andere vreemde luyden, die zij nyet en kendt.
Drie oft vier van dandere gebuyren zeggen van gelijcken.
Desen voorscreven bossenaer es bevoelen zijn costen te betaelen ende dese stede te ruymen.
C. fol. 53 vo.
LXI.
1 Juni 1535. Aechgen Jansd., vrouw van Jan Zijvertszoen, ter dood veroordeeld.
Alzoe Aechgen Jansdochter, de huysvrouw van Jan Zijvertszoen haer begheven heeft onder tverbont van den Anabaptisten, laetende haer andermael doepen, contrarie den heyligen karsten geloove, dordonnancie der heyliger karsten kercke, den bescreven rechten ende placaten keyer mt. onsen g.h. Ende daer en boven haer vervordert heeft int beghinsele van den vasten lestleden te huysen ende tonderhouden Henrick Henricxzn ende anderen zijner consoorten vanden Anabaptisten secte tot haeren huyse conventiculen gehouden ende brandt gesticht, daer en boven hier ter stede bij nachte naict geloopen ende groot opruer gemaict hebbende ende mitten zelven naickt te loopen ende den voorscreven opruer te starcken. Soo ist dat scepenen gehoort den eysch van den schout van wegen k.Mt. tegens der voorscreven Aechte gedaen mit hoer antwoort ende belijdinge ende op de gelegentheyt van hoeren misbruycke ripelicken gelet hebbende, der zelver Aechte mit vonnisse gecondempneret hebben te zullen bij den scarprechter openbaerlicken voere hoeren huyse gehangen, gewurcht ende van levenden lijfve ter doot gebrocht werdden, anderen ten exemple, zoe terstont
daernae bij den scarprechter gedaen es ende zijn voorts hoere goeden mit vonnisse geconfisqueert tot proufite van den keysere als grave van Hollandt ter somme toe van hondert ponden achtervolgende den privilegien deser stede. Actum et presentibus ut supraGa naar voetnoot1).
J. fol. 57.
LXII.
2 Juni 1535. Barend van Leeuwarden, anders Boeke de Vriess, verbannen.
In margine: Tegens Boeke de Vriess.
Actum op den 2en in Junio anno 35.
Symon Thaeniszn affirmeert, dat hij twee oft drie dagen voer der opruerte geweest es op de nuwe brugge ende sach dat aldaer sat Boeke de Vriess scoelapper, sprekende mit noch drie ofte vier mannen, daer off deen was de knecht van Hubert int scaerlaken ende dander een scoenlapper ende hadde de voorscreven Boeke veel woorden, die hij affirmant nyet all en koste verstaen, dan hoorde onder andere, dat hij zeyde: Ten es nyet tegens de scrifte, maer tes mitter scrifte ende zeyde daer nae onder meer woorden, wie een stuck over heeft, die moestet een ander mede deelen.
Marrij Jan van Zolders affirmeert, dat all inden winter lestleden zij affirmante mit hoer spinnen geweest es naest hoer duere, aldaer inne quam de voorscreven Boeke ende worde hem gevraecht, wat moet hij hadde, daerop hij zeyde, en zoude ick nu gheen moet hebben, ick zal corts te Reventer gaen eeten ende zeyde daernae onder andere, dat Amsterdam goet zoude te winnen zijn, daer op zij affirmante zeyde, steden ende bergen zijn goet te
winnen, als daer verraet es van binnen, vragende hem, zoe zoude men dese stede winnen, daerop hij zeyde noemende een heerscap, hadde ik zulcken [fol. 74] mans gelt ick wistet wel te doen oft diergelijcke woorden, daerop zij affirmante zeyde, dies gelt en hebt ghij nyet, daer op hij zeyde, ick hebbe weleer een strijch gouden gulden gehadt, daer op zij affirmante zeyde, zoe hebt ghij u qualicken geschict, nu zijt ghij een oudt scoenlapper ende mitsdien es de voorscreven Boeke vandaer gegaen etc.
Gheerte de tapster affirmeert dat nyet en weet te zeggen van Boeke voorscreven, dan dat zij wel heeft gesien, datter veel vrouwen uuyt ende in zijn huys loopen sonder dat zij den vrouwen kent.
C. fol. 73 vo.
Gecundicht den 3en in Junio anno 1535 presentibus den schout, Goessen Janssen Recalff, Ruysch Janssen ende Mr. Jan Teyng burghermeesteren ende allen den scepenen.
In margine: Boeke de scoelapper.
Alzoe mijnen heeren van den gerechte gebleken es, dat Barent van Leeuwaerden, anders Boeke de schoelapper genaempt, enige suspecte woorden tenderende tot achterdeele deser stede zoude hebben gesproeken, daer aff hij wel scarpelicken behoort gestraft te werdden Soo ist dat mijnen heeren voorscreven nyet willende zulcken persoonen binnen dese stede houden den voorscreven Barent mit vonnisse gebannen hebben ende bannen mits desen uuyt deser stede ende hoere vrijheyt, bevelende hem daer uuyt te gaen binnen sdaechs sonnenschijn ende daer uuyt te blijven den tijt van twee jaeren op der correctie vander stede.
Kb. D. Nieuwe folio 288.
Peter Peterszn alias Borrekierck, wever van Leyden, zijn vader Peter Janszn genoompt, wonende tot Leyden een vulder van zijnen ambachte zeyt gedoopt te wesen van Cornelis uuyten Briel scoemaicker omtrent een jaere geleden ten huyse van Jan Ghijsbertszn scoemaker tot Leyden op de maer, die hij zeyt mede van den bont te wesen ende der
Seyt in den oproer oft naden oproer tot Leyden, geweken te wesen uuyt Leyden deur vrese van gevangen te worden. Seyt oick dat hij voorden opruer tot Leyden wel geweten heeft, dat alder in twee huysen zekere herdopers vergadert waren ende dat hij mit den zelven nyet te doen en wilde hebben. Zeyt dat hij twe dagen nae den oproer uuyt Leyden es gevallen over de muere bij de Ramen mit eenen Jorijs de lanternmaicker van Coelen en hadde twe dagen heymelick gelegen in een hoyberch.
Seyt dat Jan van Colen schoemaker mit Arent uuyt Gelderlant zijn soon Pouwels de scoemaker, die mit Jan Ghijsbertszn gewrocht heeft ende noch een stoeldrayer van Haerlem genoompt Dirck herdoopt zijn ende dat de zelve Pouwels de schoemaker ende Dirck tot Leyden bij hem gelogeert zijn geweest.
Seyt dat hij mit eenen Thonis Willemszn van Leyden wollever, die mede inden bont es, nyet en consenteerde, dat men wederomme slaen zoude.
Seyt 2 oft 3 jaeren geleden te zijn, dat hij ten heiligen sacramente es geweest ende nyet te geloofven, dat tlichaem Christi zoe warachtelijcken onder tbroot is nade consecratie alst an den cruce gehangen heeft, dan gelooft daeroff figuerlijcken als Pauwels sprect vanden steen ende de scriftuere vanden serpente in de woestijne opgerecht.
[fol. 77 vo.] Gevraecht hoe vele personen hij van den ........ weet tot Leyden woenachtich. Seyt daerop weynich te kennen ende noomde bij namen de navolgende personen. Eerst Marrijtgen die van Amsterdam gecommen was tot Leyden manck gaende, Anna die mede mitter zelver Marrie van Amsterdam tot Leyden quam, geleden een jaere ende voor den opruer weder van Leyden gevaren was.
Wijfven die alhier gevangen leyt.
C. fol. 77.
Peter Peterssen, alias Borrekerk van Leyden.
Beschuldiging: Zich laten herdoopen door Cornelis uuyter Briel. Geen kennis gegeven aan de overheid van een vergadering te Leiden.
Vonnis: 10 Juli 1535. Te worden onthoofd, gevierendeeld, zijn hoofd op een staak en zijn lichaam op een rad gesteld. Verbeurdverklaring van goederen.
J. fol. 59 vo.-60.
LXIV.
6 Juni 1535. Aert Corneliszn. van Oost Zaenen geabsolveerd.
Aert Corneliszn wever van Oost Zaenen zeyt geleden te wesen omtrent 25 jaeren dat hij gedoopt is, zonder van yemant anders ter werelt gedoopt te wesen. Zeyt te Paesschen lestleden te biecht ende ten heiligen sacramente geweest te hebben ende mit geenen van den bont oft herdoperen te doen heeft gehadt.
In margine: geabsolveret mits van zijn onschult es gebleken. Actum den 7e in Junio anno 35.
C. fol. 77 vo.
LXV.
10 Juni 1535. Thoenis Adriaenszn. van Culenborch op handtastinge ontslagen.
In margine: Nota. Ontslagen op hanttastinge.
Actum den 10e Juny anno 35.
Thoenis Adriaenszn de backer van Culenborch zeyt datt hij alhier binnen deser stede suspect gereputeret es geweest bij eenige, omme dat hij tot zijnen logeerde tot versoucke van Jan Paeuw oft zijn huysvrouw een Vriess ende zijn huysvrouw wesende van den maechtaele van Heytman, die mede te sceep ende tot Zwol hadden geweest ende hadden een cedulle van remissie ende alzoe bij edicte gecunddicht wordde gheen doopers oft van dier secte te moeten logeren, heeft hij den zelven luden uuyt zijn huis doen gaen.
Seyt dat hij zedert omtrent omnium sanctorum lestleden een nacht tot zijnen huyse heeft gelogeret Jacob van Campen, daermede hij gewrocht heeft gehadt omtrent 7 oft 8 jaeren geleden ende wiste wel dat hij een opinias mensch was in de luterie, maer wiste nyet dat hij een doeper was.
Seyt dat hij als een goet karsten mensch te biechte te kercke en te sacramente es geweest ende gegaen heeft als zijn voerouders mit een goet gelooff.
Seyt oick dat des margens alst Jacob van Campen tot zijnen huyse geslapen hadde, hij die spreect, omtrent 8 uuren es gegaen uuyten huyse ende es daer nae omtrent een halve uure geleden weder inne gecommen ende sach dat de voorscreven Jacob van Campen Jan Paeuw ende noch een derde man bij een saeten tot zijnen huyse ende zeyde hem zijn huysvrouw, dat haer dochte dat de luyden waeren van den dooperen secte, zulcx dat hij die spreect den voorscreven Jacob ende anderen tot zijnen huyse nyet langer houden en wilde.
C. fol. 79.
LXVI.
1 Juli 1535. Barbara Claesdochter geboren van Nuw int lant van Ravensteyn verbannen.
Barbara Claesdochter geboeren van Nuw int lant van Ravensteyn es op huyden in beslooten camere bijden gerechte bevoelen uuytter stede bij den dienaeren geleyt te werdden ende dat zij nyet weder inne commen zall op de verbuernisse van beyde haer oeren ter cause van zekere woorden smaickende commotie bij haer gesproeken ende uuyt suspitie zij uuyt Munster gecommen mochte wesen, etc. Actum den eersten July anno etc. 35, presentibus den schout, allen den burghermeesteren dempto Mr. Jan Teyng ende allen den scepenen dempto Claes Loen.
J. fol. 58.
LXVII.
8 Juli 1535. Getuigenverhoor betreffende Mr. Wouter de Hebreeusmeester.
Depositien gedaen op den 8e July anno 35, presentibus Symon Lourenszn ende Mr. Henrick Dircxzn scepenen.
Luduwe coockebackers seyt ende affirmeret bij eede, dat zij gesien heeft wel een maent tijts lange voer den lesten oploop, datter een man genaempt Mathijs sonder dat zij affirmante hem anders kent, hebbende witte hoesen aen, alle dage omtrent vijff uuren tegens den avondt gecomen es ten huyse van Meester Wouter hebreeusmeester, daer mede de zelve man veel woerden hadde binnen Meester Wouters huys ende wordde de zelve Mr. Wouter altijts van boven geroepen als de voorscreven man aldaer inne quam ende heeft zij affirmante wel gesien ende gehoort, dat int offscheyden, als zij weder buyten der doere quamen de zelve meester Wouter den voorscreven man de handt gaff, zeggende, mijn lieve man, beschictet wel, daerop dander zeyde, ick zalt wel doen. Seyt voorts dat Mr. Wouters huysvrouw haer affirmante heeft geseyt, dat de voorscreven man mede in den oploop geslagen was ende preess hem zeere ende insgelijcx Mr. Wouter voorscreven, watten goeden man dat de voorscreven Mathijs was.
Seyt mede dat de voorscreven Mathijs zeer wel bekend was mit Goessen Janssen Recalff ende Heyman van Aemstel burgermeesteren deser stede.
Soo waerlicken etc.
C. fol. 81.
Gheerte Vastaerts affirmeert bij eede, dat zij voer den oploop wel heeft gesien, dat een man mit witte hoesen, een zwarte mantel om hebbende mit een zwart capmutsgen op zijn hooft tot verscheyden reysen gecomen es ten huyse van Mr. Wouter oft op den stoep heeft sien sitten, maer en heeft gheen woorden gehoort bij hem ende Mr. Wouter gesproeken ende en kende zijn naem ofte persone nyet, heeft oick wel gehoort, dat hij mede in den loop gebleven es.
Trijn Cornelisdochter affirmeert, dat zij den voorscreven man dickwils heeft gesien gaen ten huyse van Mr. Wouter voornoemt ende voer zijn duere sitten, die altemet weder van hier gereyst heeft ende wederom kwam, maer en weet nyet, wat hij daer te doen hadde, noch en heeft nae den tijt van den opruerte gehoort, dat de voorscreven man mede inden opruer geslagen was ende tzelve bij Mr. Wouters huysvrouw geseyt zoude wesen. Soo waerlicken etc.
C. fol. 81 vo.
Claes Semmenzn geexamineret affirmeert ende zeyt bij eede, dat hij overgebuyre es van Mr. Wouter de Hebreeusmeester ende tot veele reysen heeft gesien voer den tijt van den oploop, dat een jonggeselle genaempt Mathijs, dragende witte hoesen, dickwil in ende uuyt ghinck ten huyse van Mr. Wouter, aldaer hij op sommigen dagen tot drie ofte viermael in ende uuyt ghinck ende daer altemet gebleven es den tijt van drie ofte vier uuren ende heeft hij getuge wel tot twemael oft driemael gehoort, dat Mr. Wouter int offscheyden van den voorscreven Mathijs tot hem zeyde ende op hem begeerde, dat hij de saicke wel zoude bewaeren, sonder dat hij getuge weet, wat de saicke was.
Seyt oick, dat de voornoemte Mathijs alhier in den opruerte onderden Anabaptisten geslagen es ende de voorscreven Mr. Wouter een dach oft twe off daer omtrent nae den opruerte geseyt heeft onder anderen woorden, dat hij den voorscreven Mathijs dikwils hadde gevraecht, off hij van den verraet oft opsette nyet en wiste ende dat Mathijs [fol. 82 vo.] voornoemt daerop hadde geantwoort, dat hij daer off nyet en wiste, daerop Grietgen Peter de coockebackersdochter mede de voorscreven woorden hoorende zeyde, dat men den voorscreven Mr. Wouter uuyt dese woorden wel zoude behaelen off begripen, mits hij zeyde den voorscreven Mathijs gevraecht te hebben alvoer den opruer off hij vant verraet nyet en wiste ende tzelve was ludende, al oft hij daer off te voeren hadde geweten, dwelck hij getuge mitten eersten oick zoe wel nyet en versinde, als hij wel daer nae daede als tvoorscreven meysken dese woorden verhaelde.
Seyt, dat hij oick wel gesien heeft, dat Frans in den Tromp oick dickwils es gecomen ten voorscreven huyse ende dat de huysvrouw van Mr. Wouter naeden opruerte geseyt heeft tot hem getuge ende zijnder huysvrouw, dat de voorscreven Frans omtrent 9 uuren in den avont voer der opruerte den slotelen vanden Rethorijckerscamer van den voorscreven Mr. Wouter haelde, zeggende dat hij zijn budel op de zelver camere hadde vergheten. Soo waerlijcken etc.
Actum den 12en in Julio anno 1535, presentibus Mr. Henrick Dircxzn ende Claes Loen scepenen.
19 Juli 1535.
Griete Peter Coockebackersdochter geexamineret zeyt ende affirmeert bij eede hoe waer es, dat zij affirmante wel heeft gesien, dat voer der tijt vanden opruerte een man genaempt Thijs tot Mr. Wouters huys dagelijcx zekere tijt geduerende inne ende uuyt heeft gegaen, dan wat woorden hij mitten zelven mach gehadt hebben en heeft zij getuge nyet gehoort noch en weet daer off te zeggen, dan zij wel heeft gehoort van haer moeder, die gehoort zoude hebben, dat Mr. Wouter tot hem zoude hebben geseyt ende op hem begeert, dat hij de saicken doch wel zoude bewaeren.
Seyt voorts dat op eenen heyligen dach naeden opruerte de voorscreven Mr. Wouter geseten heeft in den stoepe van haer affirmante ende heeft aldaer onder anderen woorden verhaelt vanden [fol. 83] voorscreven Thijs mede inden opruerte geslagen wesende, daer aff den zelven Mr. Wouter verwonderde ende zeyde, watten goeden man de voorscreven Thijs was ende dat hij hem alvoeren wel geseyt ende dickwils gevraecht hadde offt de zelve Thijs ymmers van dit verraet oft opset nyet en was ende dandere daerop geseyt hadde, neen ick, twelck zij affirmante hoorende, daer uuyt bevoelde, dat de voorscreven Mr. Wouter alvoeren vanden voorscreven opsette oft verraet geweten mochte hebben, mits hij zeyde daer off den voornoemden Mathijs gevraecht te hebben, zoe dat haer affirmante vervreemde, dat Mr. Wouter voornoemt, die haer dunct een clouck man te wesen, zulcken woorden uuytgaff, daer inne men hem behaelen zoude moegen
ende heeft zij affirmante daer aff naederhant vermaent hoeren buyrman Claes Semmenzn bierstoker als de voorscreven woorden mede gehoort hebbende, die daer op ten antwoorde gaff, dat men uuytten voorscreven woorden den voornoemten Mr. Wouter wel zoude moegen achterhaelen ende verwonderde hem mede, hoe dat Mr. Wouter alzulcken woorden quam te spreken. Actum ut infra.
Trijn Pieter Coockebackersdochter geexamineret seyt ende affirmeert bij eede, dat zij mede gesien heeft den voorscreven Thijs dagelicx meest all twemael daechs commen ten huyse van Mr. Wouter, daer mede diversche heymelicke spraeck houdende, sonder dat zij vanden woorden heeft gehoort oft kunnen verstaen ende heeft zij getuge mede naedentijt vanden opruerte daer bij geweest in hoer stoepe, daer Mr. Wouter voornoemt praetende mitten gebuyren vanden voorscreven Thijs, mits hij mede inden opruerte geslagen was, zeyde dat hij den zelven Thijs gehouden hadde [fol. 83 vo.] voer een guet man ende hadde den zelven Thijs dickwils gevraecht zeggende, Thijs ghij en zijt ymmers van desen verraet nyet, sonder daer off meer te zeggen, bevoelende moegelicken, dat tzelve qualicken bij hem verkalt ende gesproeken was, zulcx datter nyemant van den gebuyren ofte luyden daerbij wesende, yet daerop hebben geseyt, dan de voorgaende getuge, sustere van haer affirmante, dezelve woorden vattende, heeft die nae dat Mr. Wouter van daer gegaen was verhaelt tegens hoer buyrman Claes de bierstoker.
Heeft mede zij deposante dickwils gesien, dat Frans in den Trompe gecomen es ten voorscreven huyse ende daer dagelijcx inne ende uuyt ghinck. Soo waerlicken. Actum den 19en July anno 35 presentibus Gherijt Andriessen Symon Lourenszn ende Claes Loen scepenen.
C. fol. 82.
Meester Marten Dircxzn presbyter Seyt ende affirmeert bij zijnen priesterlijcken woorden zijnen hant op zijn borst leggende, hoe waer es, dat hij affirmant Meester Wouter heeft hoeren exponeren openbaerlijcken voor den jongen vijf oft zes lessen int Greex uuyten ewangelie
van St. Jan ende dat hij affirmant inde zelve expositie den voorscreven Mr. Wouter wel sommige woorden heeft hoeren verhaelen, die na zijnen goetduncken voir den jonghen bath ende oirbairlijcker hadden verzwegen geweest ende hem oick wel breeder heeft hoeren exponeren op den voorscreven ewangelie dan hem bij de placaten k. Mts. geoorloft werdt, mits dat hij dat nyet alleen en exponeerde nade letter, maer daer bij brocht vele vreemde exposicien ende bijsondere van een poeet geheeten Nonnus ende en exponeerde oick de voorscreven Mr. Wouter den ewangelie nyet voorden jongen secundum ferias et denicalesGa naar voetnoot1) maer gansselick ende all gelijck dat bij Sint Jan bescreven is.
Seyt oick, dat onlancx nae de voorscreven Mr. Wouter int Griecx gelesen hadde bij hem affirmant gecomen is Mr. Cornelis Croock zeer verstoort wesende, zeggende hoe dat hij opde Rethorikers camere gehoort hadde mit zijnen discipelen dexpositie, die Mr. Wouter gedaen hadde opden ewalie (Evangelie?) van St. Jan int 6e capittele op de woorden sprekende, tBroot dat ick u geven sal, dat is mijn lichaem ende dat de voorscreven Mr. tselve exponeerde zeggende, dat dair genomen worde het futurum pro preterito, als dattet den ouden vaderen gegeven was int hemelsch broot, dair off Mr. Cornelis zeyde, dat hij den voornoemten Mr. Wouter gestraft hadde, zeggende: gheeft mij een exempel op een andere plaets in de scrifture, daer tfuturum pro preterito meer gebruyckt wordt. Daerop Mr. Wouter antwoorde, dat hijt wel wist maer op dien tijd niet en wiste te doen. So waerlicken etc. Actum den 5en Augusti anno 1535 presentibus Dirck. Hillebrantzn ende Claes Loen scepenen.
Martinus Thodircxs.
C. fol. 96.
schout, Goessen Janssen burgermeestere ende allen de scepenen.
Barent backer van Zwoll geexamineret mitter koorde ende garde, Seyt dat hij nyet gedoept es noch gedoopt en heeft.
En heeft gheen conversatie gehadt mit Harman Hoen.
Seyt ende confesseret daer nae, dat hij geleden twee jaeren gedoopt es van Gherijt boeckebinder in een kelder tot Zwolle tot Dirck Pruyssen huys mit noch een van Zwolle, genaempt Jan van Middelburch, burger tot Zwolle mede mit hem die spreect tot Munster geweest hebbende ende zalt Sinte Pontiaensdach naestcomende twee jaeren woordden.
Seyt, dat hem de voorscreven Gerijt boeckebinder van Nyewenhuys tampt van te leeren ende doopen opgeleyt heeft ende dat hij dien achtervolgende wel enigen personen te wetene Gheert van Hardenberch, Wolter in de Sonne ende Joost de pannebacker, borgers van Zwol daertoe heeft vermaent sonder henluden te doepen, mits zij tzelve nyet en wilden ontfangen, maer indien zij tzelve hadden willen ontfangen, zoude henluden gedoopt hebben ende zoude tot Zwol tvoorscreven ampt exerceren.
Seyt dat hij van nyemant gewaerschuwet es, omme uuytter stadt van Zwoll te gaen, dan zoe Jan Pangenstrell ende Emsse gevangen waeren, es hij mede geweken uuyt vrese van mede gevangen te worden.
[fol. 86 vo.] Seyt dat hij ten huyse van Jan de speldemaicker wel geleert ende gelesen heeft den tijt van twee off drie jaeren op heyligen dagen ende anders ende waeren daer bij hem drie, vier, 5 oft zes personen, zomtijts meer ende zomwilen min ende las ten voorscreven huyse oick bij tijden Jan Cotken ende heeft de zelve Jan hem die spreect int eerst daer an gebracht.
Ende quamen inden voorscreven vergaederinge de voorscreven speldemaicker Herdenberch de pannemaicker ende anderen.
Seyt, dat Harmanus Hoen leerde ende vergaederinge hadde in een ander huys, ende daerbij quam Jan Cramer borger tot Zwoll ende hadden de zelve last omme den armen te deelen, dan en weet nyet, wie henluden daer
off bevel hadde gegeven ende heeft hij die spreect daer toe altemet een almoese gegeven.
Seyt dat Harman Hoen uuyt oorsaicke hij eenigen gevangen voer der gevangenisse informatie gedaen ende wat goets toegesproeken hadde, dwelck hem naegedragen wordde, voer de processie gegaen heeft.
Seyt dat twe Vriesen genaempt deene Jacob ende dander zoe hij meent Peter, hebbende een lang aensicht mit Jan van Geele ende een cramertgen, bleyck van ansichte ende jong van jaeren uuyt Munster getrocken zijn op Karsmisse avondt ende dunct hem wel zekerlicken dat Henrick Cramer hier gevangen de zelve man es.
C. fol. 86.
Barent Backer burger van Zwoll es den 14. July anno 35 mitter koorde ende garde geexamineret bij den scarprechter opt stuck van zijnen haerdoopsele ende heeft daer aff eene breede confessie gedaen ut patet in registro confessionum, presentibus den schout, Goessen Janssen burgermeestere ende allen den scepenen.
J. fol. 61 vo.
Barent Backer, burger van Zwolle.
Beschuldiging: Herdoopt en het ambt van leeraar bekleed. In Munster een tijd lang in dienst geweest van Jan Buekelszn van Leyden.
Vonnis: 28 Juli 1535. Te worden onthoofd, gevierendeeld, zijn hoofd op een staak en zijn lichaam op een rad gesteld. Verbeurdverklaring van goederen.
J. fol. 62.
LXIX.
21 Juli 1535. Jan van Utrecht verbannen.
Alzoe Jan van Utrecht messemaicker gepeniteret hebbende van zijn anderde doopsell, daer nae anders op der poorte van zijnder gevangenisse qualicken bij anderen gevangenen geleert zijnde, verclaert heeft hem te willen blijven bij tanderde doopsele ende dat nyet off te gaen, sonder dat hij nochtans bij de zelver verclaringe persevereert, maer, nae hij oprechte informatie ontfangen heeft
gehadt, hem [fol. 61] weder gansselicken gegheven heeft onder tgelooff ende ordonnancie der heyliger kercke. Soo ist dat mijnen heeren vanden gerechte, overgemerct de gelegetheyt deser saicke, den voorscreven Jan van Utrecht mit vonnisse gecondempneert hebben te gaen binnen sdaechs sonneschijn uuyt deser stede ende hoere vrijheyt, daer uuyt blijvende ten eewigen daghen op de verbuernisse van zijn halss. Actum in beslooten camere den 21en July anno 1535, presentibus den schout, Goessen Janszn Recalff ende Ruysch Janszn burgermeesteren ende allen den scepenen.
J. fol. 60 vo.
LXX.
19 October 1535. Rem Peterssen verbannen.
Actum den 19en in Octobri anno 35, presentibus Mr. Cornelis Dobbenzn schout, Mr. Henrick Dircxzn, Dirck Hillebrantszn ende Claes Loen scepenen.
Cornelis Corneliszn houtsager oudt omtrent 33 jaeren geexamineret zeyt bij eede, dat hij affirmant geleden op Saterdage lestleden achte dagen gewaect heeft op onsen lieven vrouwen toorn mit Rem Peterssen de pelser ende anderen van zijnder waeke ende datten zelven tijde de voorscreven Rem Peterssen, nae datter enige van zijn medewaekers uuytgegaen waeren om een maenhout te haelen, een bouck voorthaelde ende daer inne lass in tegenwoordicheyt van hem affirmant ende lagen daer noch andere slapende op den voorscreven toorne sonder dat hij affirmant weet, off zijluden tvoorscreven lesen mede hoorden ofte nyet ende verhaelde de voorscreven Rem int voorscreven lesen, dat de heyligen in de kerck hadden oegen ende en sagen nyet, oeren ende en hoorden nyet, voeten ende en ghingen nyet ende heeft hij getuge den voorscreven Rem Peterssen ten zelven tijde mede hoeren seggen, datter wel een opruer opstaen mochte, sonder te noemen enige plaetze ofte tijde.
Seyt voorts, dat de voornoemte Rem Peterssen onder de voorscreven woorden mede zeyde, dat all tgene in
Balaams tempel geschiede, nyet en was dan affgoederie. Soo waerlicken etc.
Symon Henricxzn coornsetter, oudt omtrent 38 jaeren, geexamineret zeyt ende affirmeert bij eede, hoe waer es, dat hij affirmant ten dage ende plaetze voornoemt mede heeft gewaect ende leggende achter de Zeedtse int doncker in allen schijne off hij hadde [fol. 102] geslapen, heeft gesien, dat de voornoemte Rem Peterssen peltzer, nae dat eenige van den voorscreven waekers offgegaen waeren om te halen een maenhout, een bouckgen voorthaelde, daer inne hij begonst te lesen in bijwesen van Cornelis de houtsager de voorgaende getuge, die de kaerse hielde ende verhaelende de voorscreven Rem Peterssen uuytten ouden testamente van den kinderen van Ysrahel, hoe die in Babilonien gevangen hadden geweest, zeyde onder andere woorden, dat de beelden in der kercke oegen hadden ende nyetten en sagen, oeren sonder hoeren, monden sonder spreken, voeten sonder te moegen gaen, maer worden bij den papen gedragen, die daer aff genoet werdden ende daermede hoeren hoeren ende brasserien onderhielden ende dat alle tgene in der kercke mitten heyligen sacramente ofte heyligen gedaen wordde all affgoderie was, dienende totter papen proufijte ende dattet wonder was, dat de mensschen zoe verblint waeren dat zij tzelve nyet konden mercken. Seyde oick de zelve Rem Peterssen, dat hij luyden wiste, die daerop gelt wilden uuytleggen, dat voer alderheyligen een slach gebueren zoude, veel zwaerder ende subtijlder dan die geweest es. Soo waerlicken etc.
C. fol. 101 vo.
Actum den 22en in Octobri anno 35, presentibus den schout, Mr. Jan Teyng burgermeester, Symon Claessen, Gherijt Andrieszn, Mr. Henrick Dircxzn ende Dirck Hillebrantszn scepenen.
Rem Peterssen de peltzer geexamineret bij monde Seyt dat hij gelesen heeft sonder studeren op der waeke int boeck bij hem bij den schout gethoent ende zeyt dat hij weleer ten huyse van Alijdt Peter Govertszns,
als hij daer ten huyse vellen heeft gesocht te coopen, in den bibele alleene heeft gelesen ende oick tzelve heeft gedaen ten huyse oft in den winckele van Jan Zijvertszn boeckevercooper, sonder te prediken.
Seyt dat hij een tboeck bij hem gevonden, gemaict bij Johannes Pomeranus bij hem gehadt heeft int slot, sonder te weten, dat hij verboeden es geweest, sonder dat hij weet hoe lange dat hij hem heeft gehadt ende es tzelve hem gegeven bij een man, die hij nyet en kent mit conditie, in dien hij hem die spreect daer aff maende, alsdan daeraff betalinge zoude doen ende dat hij zedert vanden zelven man nyet en es gemaent, noch hem heeft gesien.
Seyt mede dat hij tnuwe testament geprent bij Christoffel van Reemdde, gecregen heeft van een man, dien hij nyet en kent ende tzelve geruelt an een ander testament.
Seyt dat hij tboeck van den propheten bij hem gevonden, gecregen heeft van Pieter Louwen moeder.
Seyt dat hij de Duytssche misse gemaict bij Johannes Oecolampadius gecoft heeft sonder te weten van wien.
Seyt te Paesschen geweest te hebben te biecht ende ten heyligen sacramente.
Ontkent geseyt te hebben, dat tgunt inder kercke geschiet van diensten Goodts ende anders nyet en zijn dan versieringe van den papen ende affgoderien omme hen zelven daermede te voeden.
[fol. 103.] Seyt dat hij ten tijde zijn medegesellen gegaen hebben omme een maenhoudt te haelen, hij verhaelt heeft tusschen elff ende 12 uuren inden nacht van den opruer, die zoude gebueren, als tzelve gehoort hebbende uuytten monde van Lievert lijndrayer, aleer de voorscreven gesellen omme tvoorscreven maenhout ghingen.
C. fol. 102 vo.
Den 27e Februari anno 36, presentibus de schout, Jan Rijser, Willem Coeck, scepenen.
Cornelis Anchelmus verdaicht ende geexamineert seyt ende affirmeret bij eede, hoe dat hij op Saterdaghe lestleden mit Jacob Herweyer procureur, postuleerende
voorden Hove van Hollant op een waghen es gecommen van Haerlem nae deser stede ende dat tot Sloterdijck eenen Rem de pelser gecomen is uuyt een huys ande waghen, zegghende tot hem deposant, ghij almachtige schelm, heb ick de stede van Amsterdam willen verraden, thoenende genouch manieren omme hem deposant mit een jong mes, dwelck hij in de hant hadde omme hem deposant te invaderen, daerop de voorscreven Jacob Herwayer zeyde, wat wilt ghij hem misdoen, hij en kan hem nyet verweeren, daer de voorscreven Rem weder op seyde, indien hij hem mocht verweeren ende vande weghe waere, hij en soude hem nyet ontgaen oft diergelijcke woorden in substantie.
Jacob Herwayer verdaicht ende geexamineert zijnde affirmeert in effecte tgeene Cornelis Ancelmus deposeert uuytgeseyt, dat hij geen kennisse en heeft an den voorscreven Rem, oft en weet wie dattet geweest is, maer was gecleet mit een witte graeuwe rock, mit een schootvel voer tlijf. Soe waerlijcken etc.
C. 1553. fol. 425.
Alzoe mijnen heeren van den gerechte gebleken es, dat Rem Peterssen anhangende gereprobeerde leeringen eenigen verboeden boecken, te weten de zoutere, gemaict bij Johannes Pomeranus, den Duytssche misse, gemaict bij Ecolampadius ende andere, die bij den placate k. Mt. geinterdiceret ende verboeden zijn, bij hem te houden off te bewaeren [fol. 66 vo.] ende oick tot verscheyden plaetzen hem heeft onderwonden te lesen, leeren ende prediken ende van der schriftuere te disputeren ende op den ordonnancien ende cerimonien der heyliger kercke qualicken ende scandeliken te spreken, dwelck al saicken zijn, eyschende scarpe punitie. Soo ist dat mijnen heeren vanden gerechte gehoort hier op de confessie ende antwoorde vanden voornoemten Rem Peterssen ende opde gelegentheyt van zijnen missuysen gelet hebbende den zelven condempneren ende mit vonnisse overzeggen, dat hij een halff uure staen zall opter kaeke mit een roede mutse als een doctoer op zijn hooft ende de voorscreven
boecken an zijn hals hebbende, ende daer nae binnen sdaechs sonnenschijn, zijne costen van den gevangenisse betaelt hebbende, gaen zall uuyt dese stede ende hoere vrijheyt daer uuyt blijvende den tijt van zes jaeren an een geduerende, sonder daer inne weder te commen op de verbuernisse van zijn lijff. Actum den 9en Novembris anno etc. 35, presentibus den schout, Ruysch Janssen ende Heyman Jacobszn, burgermeesteren ende allen den scepenen.
J. fol. 66.
LXXI.
7 Februari 1536. Schoen Yeff verbannen.
Actum den 7en in Februario anno 36, presentibus den schout, Cornelis Buyck burgermeesteren, Symon Claeszn ende Claes Loen scepenen.
Symon Boem ende Aecht Jans zijn sustere geeedt ende geexamineret affirmeren, dat geleden te Paesschen off 14 dagen daernae lestleden een jaere zij getugen gehoort ende gesien hebben neffens den gulden hantsthuyn op der strate, dat Schoen Yeff zeyde int gemeen deser off dese gelijcke woorden, de heeren moegen wel bannen ende hoer moeder bruyen, zij wiste een cleyn pleckgen daer op den Paeschmanendage daer voorgaende wel hondert personen gedoopt waeren.
Seyt voorts de voorscreven Aecht Jans, dat zij wel heeft gesien datt Rem de pelser dijckwil voor zijn banninge tot de voorscreven Yeff inne ende uuyt heeft gegaen.
Seggen voorts de voornoemde Symon ende Aecht, dat zij wel hebben gesien, dat Ael pottebacxter ende Lutte Jan Lijmzieders wijff dickwils nae hoeren gevanckenisse gecommen hebben ten huyse vanden voorscreven Yeff, dwelck Jan IJsbrantszn meede bij eede affirmeerde gesien te hebben ende dat de dochtere van Hillegont, hier gerecht daer dagelicx mede loopt.
Zeggen mede, dat de voorscreven Yeff ende Lutte mit hoeren geselscappe dagelicx te samen drincken ende de voorscreven Yeff wel geseyt heeft, dat zij wijn zoude
drincken, als zij deposanten scerpbier zullen drincken.
Seggen de voorscreven Symon ende zijn sustere, dat zij gesien hebben omtrent den middage sdaechs nae den oploope dat de voorscreven Yeff in een schuyte quam mit zekere knechten daer inne, omme bij Montelbaen op te gaen, welcke knechten bij Cornelis Boem, Claes van Enchuysen ende Roel Kretschen zwagere offgekeert werdden ende zeyde de voorscreven vrouwe doe ter tijt, dat zij [fol. 109] van Alcmaer quam ende de knechten zeyden te commen van Monickendam.
Seggen mede de voorscreven twe voorgaende deposanten dat zij dickwill hebben gesien, dat de man vanden baxster in de Pijlstege gehangen, gecommen es ten huyse van den voorscreven Yeff ende hebben zij getugen wel gehoort van enige vrouwepersonen dat de zelve bacxter tot Yeffven huys in de crame heeft geleghen. Soo waerlicken most hen deposanten God helpen etc.
Trijntgen ende Griete Thoenisdochteren geeedt ende geexamineret zeggen ende deposeeren bij eede, dat zij op ghisteren te gast hebben geweest bij Huych Gerijtszn wonende naest Schoen Yeven huyse ende aldaer mit malcanderen sprekende, sonder de voorscreven Yeff int goet oft in quaet op te haelen, heeft de zelve Yeff luysterende ant schot vanden voorscreven Huych Gerijtszn huys ende de woerden van haer getugen hoerende, begost zeer qualicken te spreken zoe opden voorscreven Huych Gerijtszn als oick op haer getugen, zeggende de voorscreven Huych te wesen een luytsbosch ende een ketter ende veel meer misdaen hadde dan de scamele Rem de peltzer hier gebannen, zeggende oick haer getugen te wesen dieffeggen ende hoeren ende diergelijcke veele vijleynige woerden, daertoe de man van de voorscreven Yeff mede aenviell, helpende zijn wijff, zoe dat zij getugen verdichtende waeren, datter een gevecht zoude hebben gevallen tusschen den voorscreven Huych Peterssen ende de man van de voorscreven Yeff. Soo waerlicken etc.
C. fol. 108 vo.
Huych Gerijtszn ende Lijsbeth Bartolomeusdochter zijn
huysvrouw geeedt ende geexamineret zeggen bij eede dat hem wel kennelicken es, dat de bacxter in de Pijlstege gehangen in de crame heeft gelegen ten huyse van Yeff voornoemt ende dat omtrent MichaelisGa naar voetnoot1) anno 35 ende was eerst bevallen ten huyse van den lijmzieder ende es naederhant tkindt oudt drie vierendeelen jaers gedoopt geweest.
Seggen mede, dat zij getugen wel hebben gesien, dat Ael pottebaxster, Lutte Lijmzieders ende Rem de peltzer, nae dat de voorscreven Yeff bij den baeliu gevangen es geweest ten huyse van de voorscreven Yeff dijcwils inne ende uuyt hebben geloopen.
Seyt mede de voorscreven vrouwe, dat zij zekeren tijt voer dat Rem de peltzer gebannen wordde, op eenen heyligen dach commende uuytten sermoene van den minrebroeders, heeft in hoere huyse gehoort, dat een vrouwe persoene vraechde een manspersone inne den huyse van Yeff voornoemt, hoe dattet te verstaen was, de hemel es mijn zeedtstoel ende mijn voetsscamel op der aerde, sonder dat zij mochte hoeren, hoe dat de voorscreven man dat uuytleyde.
Seggen beyde de voorscreven getugen, dat Marie Peters hier mede gevangen geweest hebbende, op alderheyligen avont anno 34 ten huyse vande voorscreven Yeff in den geest beslapen es geweest. Soo waerlijcken, etc.
C. Fol. 109 vo.
Alzoe mijnen heeren van den gerechte ghenouch gebleken es van den quaden ende onstuerighen regimente zekere lange tijt gehouden bij Schoen Yeff, woenende buyten Sint Anthoenis poorte ende datter tot meermael tot haeren huyse personen suspect ende oick eensdeels gecorrigeert van lutherie ende andere gereprobeerde secte tot haeren huyse geconverseert hebben gehadt. Soo ist dat mijn heeren vanden gerechte omme te schuwen meer inconvenienten, die uuyt haer quade conversatie
zouden moegen commen, gehoort den eysch bij mijn heer den schout opde voornoemte Schoen Yeff gedaen, mit hoere antwoort ende defentie gevisiteret zekere getuychnissen ende opde gelegentheyt van haere misbruycken gelet hebbende, der voorscreven Schoen Yeff gebannen hebben ende bannen bij desen uuyt deser stede ende hoere vrijheyt, bevelende haer daer uuyt te gaen binnen sdaechs sonnenschijn sonder daer inne weder te commen binnen den tijt van zes jaeren op de verbuernisse van hoer rechterhandt. Gecundicht den 2en Marcy anno etc. 36 presentibus den schout, Claes Gherijt Deymanszn ende Cornelis Banninck, burghermeesteren ende allen den scepenen dempto Claes Gherijt Mattheusznszn.
J. fol. 67 vo.
LXXII.
26 Februari 1536. Henrick van Maestricht ter dood veroordeeld.
Actum den 26 February anno 36.
Henrick van Maestricht gevraecht ende ghehoort bij monde. Seyt dat hij hem heeft laten opscrijven Claes Peterssen.
Seyt tot Edam gewoont te hebben achter in den huyse van Gheert Jaep Zwaens.
Ontkent haerdoopt te wesen ende seyt te Paesschen lestleden tot Edam te biecht ende ten heyligen sacramente geweest te hebben.
Seyt dat hij uuyt dese stede gehouden heeft, zorgende gevangen te wordden, mits quade tongen, die van hem qualicken spreckende waeren als Gheerte Kammen ende anderen ende men hem hier vervolgende was.
Seyt tot Monickendamme gewoont te hebben geleden vierdalff jaeren off daeromtrent bij Claes Coel den tijt van 7 weeken.
Heeft den tijt van twee jaeren gewoont mit Thijs de cuper.
Seyt dat Pouwels Lou pompemaickerszn bij hem es gecommen tusschen Waerden ende Mudelberch ende
ghisteren mit hem gedroncken heeft buyten deser stede, sonder dat hij hem oyt heeft gekent ende wordde dezelve Pouwels gehaelt bij een vrouwe.
Actum ut supra, presentibus den schout, Claes Gherijt Deymanszn ende Cornelis Banninck burghermeesteren, Jan Janssen Rijser ende Peter Kantert scepenen.
In margine: Lambert van Oyen gevraecht zijnde, affirmeert, dat dese Henrick van Maestricht mit noch 2 andre persoenen bij hem wesende, daer aff deene Pouwels genaempt was, gecomen zijn in de herberge tot Bunschoten, daer hij getuyge mit zekere andere personen metten waerdinne thorende was, maer Henrick mit zijnen twee compaens halen (hadden?) te samen gegeten uuyt hoeren knapsack.
Actum in presentie van den schout, Cornelis Banninck, burgemeester ende allen den scepenen dempto Symon Martszn.
C. fol. 116.
Alio die.
Henrick van Maestricht zeyt geweest te hebben te Goch, te Cleeff ende anderen plaetzen ende gevraecht waer hij eerst quam bij Pouwels Lou pompemaickerszn seyt, dat hij bij hem quam al tot Deventer ende nyet en wiste dat hij Louwen zoon was dan tusschen Muyden ende dese stede.
Seyt dat Pouwels voorscreven tot Deventer bij hem was in den harberge genaempt inden troch buyten der stadt ende dat de voorscreven Pouwels aldaer zeyde gecomen te wesen omme pomphout te coopen.
Seyt dat hij zedert karsmisse over jaere binnen dese stede nyet en es geweest, overmits quade tongen die hem overliegende waeren.
Op huyden den 4en Marcy anno 36 hebben mijnen heeren de scepenen uuyt voorgaende inditien ende suspitien ter banck gewesen Henrick van Maestricht.
Presentibus den schout, Claes Gherijt Dcymanszn burgermeestere ende allen den scepenen.
Ende es dezelve ter bancke geleyt, sonder dat hij yet
heeft willen confesseren van zijn doopsell ende anders breeder geexamineret zijnde. Presentibus den schout, Claes Gherijtszn burgermeestere, Jan Rijser Janssen ende Symon Martszn scepenen.
Nota, hier zoude noch een poinct staen bij den voorscreven Henrick geconfesseret den 10en Marcy anno 36 genoteert staende in de minuyt registre van de camere, etc.
C. fol 116 vo.
Actum de 13en Marcy anno 1536.
Cornelis Coertszn woenende tot Huysom in Goylant geedt zijnde ende geexamineert Seyt ende affirmeert, hoe dat op Huysermer kerckmisse anno 34 14 dagen nae deser stede kerckmisse tot Huysom gecommen es eenen genoompt Henrick caerdemaicker van Maesstricht mit zijn huysvrouw Meester Quintijnsdochter, die des middaechs ten huyse van hem affirmant ten eeten waren, zonder dat zij doen ter tijt eenige woorden tegens hem affirmant hadden. Seyt voorts dat sdaichs nae onser liever vrouwendach lichtmisse daer an volgende hij affirmant van Oudenaerden thuyscomende, den voorscreven Henrick caerdemaker alleen zonder zijn huysvrouw tot zijnen huyse gevonden heeft, dien hij affirmant vraechde, van waer hij doch quam, dair op de voorscreven Henrick antwoorde, dat hij van Antwerpen quam ende nae dat hij affirmant geseyt hadde, dat hij bij hem wat soude gaen sitten eten ende de maeltijt gedaen zijnde, ghinck hij affirmant uuyt zijn huys om te gaen helpen een wijncoop verdrincken ende den voorscreven Henrick ontslagen te wesen ende de voorscreven Henrick hem affirmant terstont uuyten huyse volgende, quam bij hem affirmant, vragende oft hij noch langer int Babileensche lant begeerde ende wilde te blijven, daer hij affirmant op antwoorde, dat hem dochte, dat hij was int lant van beloofte, dair de voorscreven Henrick weder op zeyde, Broeder ick waerschuwe u. Ziet toe, dat ghij mittet ongodlick bloet nyet en wort verslagen, daer hij affirmant op seyde, hoe soude dat te werck gaen, dat en waer ijmers nyet evangelijs, dair de voorscreven Henrick weder op zeyde, Ziet wel toe, ick heb u nu eens gewaerscuyt ende u en
sal nyet meer gewaerschuwet [fol. 117 vo.] worden, daer hij affirmant op zeyde, hoe dat de anslagen, die zij dagelicx begosten nyet godlick en waeren ende gheen voortganck en hadden, maer qualijcken verghinghen ende dat hem God oick zulcx nyet bevolen en hadde, dair Henrick op seyde, al ist tot Amsterdam qualicken vergaen, zij en zijn daerom nyet al vrij ende onser isser noch all een groot deel in Amsterdam zonder getal te noemen, daer hij affirmant noch op seyde begerende tslot te weten, hoe soude dat te werck gaen, dair Henrick op zeyde, dat men hem affirmant dat nyet en mocht zeggen, daer hij affirmant op seyde, hoe soude ick nyet weten ende uuyt mijn huys ende goet gaen, ick mocht bedrogen worden, gelijck de goede luyden hoere goet verlopende, tot noch toe bij u luyden bedrogen zijn geweest oft diergelijcke meerder, begerende van hem, dat hijt hem affirmant zeggen wilde, waerop Henrick zeyde, ick salt u seggen, verclarende alsdoen, hoe dat binnen een maent, alle degheene, die in Munster waeren, daer uuyt souden gaen ende hier ende over al comen, alle tongodlijcke bloet verslaen, zeggende oick datter zijner wel duysent in Enchuysen waeren ende daeromtrent ende datter er oick een groote meenichte waren in Vrieslant, die daer op wachte ende dat hij daerop oick verwachte zeggende daerom [fol. 118] noch tot hem affirmant, dat hij wel soude voor hem zien ende nyet meer gewaerscuwet zoude worden, waernae hij affirmant hem vraechde, oft hij mede mit hem wilde te bier gaen, dair hij wel vrij lach soude hebben, zeggende, broeder tzal bath lecken oft diergelijcken woorden, dair hij op seyde, dat hem nyet wel en luste te drincken, mits dat men halven ende heelen droncken, dan eyntlick ghinck met hem affirmant ende begeerde van hem affirmant, dat hij hem wilde herbergen, daer hij affirmant op zeyde, dat hij hem gheen herberch en wilde verleenen, zeggende ghij hebt wel voor dese tijt hier int dorp geweest, gaet daer ghij pleecht te gaen en opden selven avont drinckende vande voorscreven wijncope, werde hij affirmant gevanghen.
Actum den 13en Marcy anno 36 presentibus de schout
Claes Gerijtszn, Cornelis Benninck, burgermeesteren, Jan Rijser ende Peter Cantert scepenen.
C. fol. 117.
Den 13en Marcy anno 36 de schout Claes Gerijtszn, Banninck borgermeester, Jan Rijser, Cantert scepenen.
Henrick van Maestricht zeyt, dat eenen Claes van Enchuysen mit een hant ten tijde de schepen hier ter stede mit de haerdooperen offvoeren, hem onderwijs gedaen heeft op Sint Anthonisdijck, als hij nae Gheelmuyden gaen zoude van 'tverbot ende dat hij daer op zeyde, dat hijt nyet en konde begrijpen, maer dat hij alle tgeene hij noch soude kunnen begripen, Gods wille zijnde, begeerde te navolgen, waernae de voorscreven Claes hem die sprect een briefken screeff heymelicken, dat hij, die sprect, brocht der huysvrouw vanden selve Claes, die hem alsdoen terstont broeder noomde ende dit briefken screef hij bij Sint Antoen capelleken.
Seyt eerst binnen deser stede gehoort te hebben van den evangelie ten huyse van Thijs de cuyper ende bij monde van den selven Thijs ende daer nae van eenen Jacob droochscheerder, die geexecuteert is in den Hage wiens huysvrouw genoompt es Fekel, daer plach te comen Henrick int fluewelen wambuys ende es wel drie jaeren oft daeromtrent verleden, noch quam daer eenen genoompt Jan van Leeuwarden droochsceerder, wiens huysvrouw genoompt was Fenne.
C. fol. 119.
Confesseret de voorscreven Henrick, dat hij Cornelis Goertszn heeft gevraecht off hij langer blijven wilde int Babiloenssche lant ende dat hij nyet meer gewaerschout zoude worden ende dat de Coninck van Munster zoude uuyttrecken ende tgodtloose bloet verslaen ende die hem int velt nyet wilde verwachten, die zoude reysen inden drie boergen als te wetene Groeningen, Deventer ende Amsterdam.
Seyt nyet gedoopt te wesen, maer dat Claes van Enchuysen een cramer, hebbende een handt, hem buyten Sint Anthoenispoort de handt opt hooft heeft geleyt
zeggende, genade ende vrede van God onse vader allen den gheenen, die van goede wille zijn, sonder enich water hem over thooft te ghieten ende tgeschiede ten tijde de scepen zouden vaeren nae Gheenmuyden ende gaff de voorscreven Claes hem een beslooten briefgen, dwelck hij brochte der huysvrouw van Claes voorscreven, die hem doe noemde een broeder.
Zeyt dat Huberts meyt den verbont haetende was.
C. fol. 119 vo.
Den 27e Aprilis anno 36 presentibus den schout, allen burgermeesteren dempto Teyng ende allen den scepenen.
Henrick van Maestricht geexamineret bij monde, seyt dat Mr. Gherijt naest zijn doere woonende, gedoopt es buyten Sint Anthoenispoort bij eenen Jan de wever van Utrecht ten tijde de scepen vueren nae Gheelmuden ende heeft de zelve Jan gedoopt de huysvrouw van hem die spreect ende zijnder huysvrouwen moedere.
Seyt mede, dat des voorscreven Gherijts broeder genaempt Cornelis tot Coppenhagen gesturven, mede gedoopt was.
Seyt dat Olof de kistenmaicker in Sint Annenstraet gewoont hebbende mit zijn huysvrouw mede gedoopt es.
Seyt dat hij selfs nyet gedoopt en es, maer in den bonde van hoerluyden getreden duer doplegghinge van den handt hem gedaen bij Claes van Enchuysen ende heeft hem zedert gehouden als een broeder.
[fol. 121.] Seyt dat de voornoemte Jan de wever hem die spreect geseyt heeft, dat hij Mr. Gherijt voorscreven inden bonde ende broederscap hadde ontfangen, dan en weet nyet oft mitter doopinge in den watere oft bijde oplegginge van de handt geschiet es.
Seyt van nyemant te weten, die int verbont ontfangen es dan mitten doopsele anders dan zijns selfs persoone.
Seyt dat hij eens geweest es ten huyse van Claes van den Bosch, dien hij die spreect hielde over een van den bonde ofte broederen ende aldaer mit Jacob harnaschveger, die hem oick........ een broeder te wesen ende Willem Boem gelesen heeft op de camere van Claes voorscreven inden bijbele malcanderen onderwisende van
Goodts woort ende was daer mede present Jacob van Campen hier geexecuteret, die oick zeer bevreest scheen te wesen, zoe dat hij die spreect hem zeyde, waeromme hij beducht was, zeggende voorts, indien God mit ons es, wie kan ons deeren.
Seyt mitten voorscreven Willem Boom ende Jacob de harnaschveger oick wel eer geweest te hebben in den thuyn van Willem Boom daer te samen sprekende van Goodts Woort ende voorts hen becommerende mitten hoenderen ende anders, dat in den thuyn te doen was.
Seyt mede dickwil geweest té hebben ten huyse van Thomas slootemaicker mit Jacob messemakere inden slotell ende dat de zelve Jacob mit zijn zoone ende huysvrouw hem hielden voer broeders vanden bonde ende dat hij die spreect mitten voorscreven Thomas ende Jans zoe hier ende daer tot verscheyden plaetzen heeft gesproeken van Goodts Woort.
[fol. 121 vo.] Seyt tot anderen tijden gehoort te hebben van Jan Paeuw, dat eenige van den broederen openbaeringe hadden gehadt, dat de stadt van Groeningen den broederen gegeven was.
Gevraecht ende versocht te zeggen bij zijn eewige welvaert oft hij noyt daerbij es geweest, dat gesproeken wordde, dat van God de Heere den broederen enige steden ofte landen gegeven zouden zijn, daer tgerechte woordt ende de rechtelicke Christenkercke opgericht zoude wordden ende de broederen rust zouden hebben oft diergelijcke saicken.
Zeyt van gheenen plaetzen int perticulier gehoort te hebben, dan heeft wel verstaen, gehoort ende gelesen, dat Daniel spreect, dat alle macht ende gewelt onder den ganszen werlt den volcke Goodts gegeven zoude wordden.
Seyt daerbij nyet geweest te hebben, daer geseyt was dat alle tgoet zoude gemeen zijn, maer heeft wel gehoort, dat deen dander moet deelen tgunt hij over heeft ende zulcx hij medegedeelt heeft nae zijnen vermoegen, die hij gebreck sach lijden.
En weet nyet van Dirck, Gherijt, Willem ende Anna de zeylmaickers kinderen, dat die mede int verbont zouden zijn, dan heeft mit henluden wel te sermoen geweest buyten Sint Anthoenis.
Seyt dat Thomas de slootemaicker hem geseyt heeft, dat Michiel Aemen ende zijn broeder mede van den verbonde zouden zijn.
Seyt dat hij wel gehoert heeft, dat Jacob de binnenlantsvaerder mede van den verbont zoude zijn.
Seyt tot Deventer geweest te hebben int Lelijgen bij Jacob Dircx ende int Munnikgen ende heeft wel gehoort van enighen van den bontgenoten, dat hij mede van den bonde was.
[C. fol. 122.] Cornelis schoemaicker gewoont hebbende neffes Jan van Wij es mede van den verbonde, zoe hij gehoort heeft.
Seyt dat de zoone van Jan van Schellincwou een schoenmaickere van zijn ambocht gedoopt es bij eenen genaempt Meynart ende oick bij den zelven Meynart ten zelven tijde gedoopt waeren de zoone van Adriaen de huyckemaicker ende de zoone van Claes van Groll wesende alle drie jongen ende hij die spreect daerbij es geweest, daer de zelve jongen, zoe deen hier ende dander daer hen voer broeders hielden.
Seyt nyet te weten dat yemant van den voorscreven personen bij hem genomineret mit enich opruer oft ander quadt te doene hebben gehadt, begerende men henluyden uuyt zijn delatie gheen verdriet doen en wille.
C. fol. 120 vo.
Actum den 29en in Aprille anno 36 presentibus den schout Willem Claes Coock, Peter Cantert ende Symon Martszn scepenen.
Henrick van Maestricht gevraecht seyt ende affirmeret, dat Lambert zeepzieder dickwils de scrifture verhaelt heeft in bijwesen van hem affirmant tot veel tijden tlatijn bijbrengende, sonder dat de voorscreven Lambert oyt geapprobeert heeft den doopsele, maer es daer tegens geweest.
Seyt dat Pieter Govertszns wijff mede gehouden es voor een van den broederscap.
Seyt gevaeren te hebben, al voer hij die spreect eerst gevangen wordde mit Peter van Neck van hier off ter Goude ende voorts tot Dordrecht ende wel heeft tusschen
wegen gemerct ende gehoort, dat hij mede was vant Woordt, sonder dat hij weet dat Peter voorscreven van den broederscap es.
[fol. 122 vo.] Seyt dat Hubert int scaerlaken ende zijn huysvrouw wel geweten hebben, dat hij die spreect in hoeren huyse sat, mits hij mit henluyden anden tafele etende was, sonder dat zij yet van hem wilden hebben.
Seyt dat hij wel heeft gehoort van Thomas slootemaicker, dat zijn huysvrouw mede gedoopt es.
Seyt dat hij des naemiddaechs dickwils heeft gegaen wanderen bijde vesten ende elders mit eenen Jan een smidtsgeselle, anhebbende een taneyten slooff ende spraeken vant Woort sonder te vergaderen in enighen huysen.
Seyt dat Mr. Gherijt hem tot anderen tijden heeft geseyt, dat Dirck Tasch tot Antwerpen een visioen hadde gehadt van den wolcke, die hier zoude commen tusschen doude ende nyewe zijden ende dat de nyewe zijde vercoeren was etc. ende dat de voorscreven Mr. Gherijt hem liet beduncken, dattet bijden voorscreven Dirck nyet versiert, maer hem geopenbaert was, alzoe Dirck voorscreven was van goeden levene.
C. fol. 122.
Opten 4e in Maerte anno 1536 es Henrick van Maestricht uuyt voorgaenden inditien ende suspitien van haerdoopt zoude wesen ende den luyden van dier secte angehangen te hebben oft alnoch aen te hangen mit vonnisse ter bancke gewesen ende bij den scarprechter geexamineret presentibus den schout, Claes Gherijt Deymanszn burghermeester, Jan Rijser Janssen ende Symon Martszn, scepenen.
Opten eersten in Aprille anno 1536 es Henrick voornoemt uuyt nyeuwe inditien ende informatie tegens hem gedaen, nae vonnisse van scepenen daeraff gewesen bij den scarprechter andermael geexamineret, presentibus den schout, allen den burghermeesteren dempto Mr. Jan Teyng ende allen den scepenen.
Alzoe Henrick van Maestricht ten tijde die scepen
mitten luyden vanden haerdoperen secte gelaeden, nae Gheenmuden wilden vaeren, hem begheven heeft onder den secte van den haerdoperen doer doplegghinge van de handt, hem gedaen bij eenen Claes van Enchuysen ende zedert hem onder de alliancie ende broederscap van den zelven luyden gedraghen ende gehouden, mitten zelven tot verscheyden plaetzen geconverseert ende enighen anderen totter voorscreven secte geraeden ende geinduceért heeft gehadt, all contrarie den placaten bijde k. Mt. onsen genadichsten heere tegens den luyden vanden voorscreven secte ende hoeren anhangeren geordonneret ende gedaen publiceren sonder dat de voorscreven Henrick den tijt van gracien waergenomen ende die verworfven heeft. Soo ist dat mijnen heeren die scepenen gehoort den eysch bijden schout van wegen k. Mt. tegens den voornoemten Henrick ghedaen mit zijn antwoort, confessie ende belijdinge ende opde gelegentheyt deser saicke ripelicken ghelet hebbende, den voorscreven Henrick van Maestricht mit vonnisse gecondempneret hebben mitten zwaerde bij den scarprechter geexecuteret ende van levenden lijfve ter doot gebracht te werdden ende zijn lichaem op een radt ende thooft gestelt te werdden op een staeke, ten waere die heere hem uuyt gracie tkerckhoff beliefde te gunnen, welcken vonnisse daernae bijden scarprechter geexecuteret es. Actum den 10e Juny anno 1536, presentibus den schout, allen den burghermeesteren dempto Cornelis Buyck Zijbrantszn, Claes Gherijt Matheusznszn, Claes Doedenzn, Jan Rijser Janssen, Peter Willemszn Kantert ende Symon Marten Dircxznszn scepenen.
J. fol. 70 vo.
LXXIII.
2 Maart 1536. Mathijs Karstenszn., anders Thijs de Cuper, verbannen.
Alzoe mijnen heeren vanden gerechte gebleken es, dat ten huyse van Mathijs Karstenszn, anders Thijs de Cuper genaempt, tot anderen tijden enighe van der Anabaptisten secte bevonden zijn geweest, nyettegenstaende dat bijden gerechte op zekere groote peyne verboeden
was, alzulcken luyden te huysen off te houden, daeroff hij oick om zijnen lijfve wel behoorde gestraft geweest te hebben, indien zulcx claerlicken hadde geblecken, dat hij den voorscreven persoonen weetende in zijnen huyse hadde onderhouden, daeroff de zelve Mathijs hem excuseerende geseyt heeft, nyet geweeten te hebben, mits hij ten tijde de voorscreven luyden tot zijnen huyse waeren gevonden ofte van daer ontloopen, buyten deser stede drinckende was, hoewel dese excusatie nyettegenstaende mijnen heeren voorscreven wel bemercken kunnen, dat hij nyet geheel onschuldich es ende besondert daerbij gevoucht, dat hij onlancx geleden geseten hebbende in een harberghe, drinckende buyten deser stede bij eenen Henrick van Maestricht alhier gevanghen, den zelven wel kennende ende ziende inde stede gaen, nyet angebrocht, ijmmers dat arger es vanden gheenen, die hem geopenbaert ende den wachters inde poorte te kennen gegeven hadde, eenen scoever ofte verclicker gemaict heeft, dwelck all saicken zijn, eysschende punitie ende correctie. Soo ist dat mijnen heeren vanden gerechte overgemerct de gelegentheyt vanden voorscreven misbruycken den voorscreven Mathijs Karstenszn gebannen hebben ende mits dese bannen uuyt dese stede ende hoere vrijheyt, bevelende hem daer uuyt te gaen binnen sdaechs sonnenschijn ende daeruuyt te blijven den tijt van zes jaeren ende dat hij daer toe een bedevaert zal doen tot Roomen, alleer hij weder inne dese stede zal moegen commen op de verbuernisse van zijnen lijfve. Gecundicht ten daghe ende bijwesene als voerenGa naar voetnoot1).
J. fol. 68.
den schout, allen den burghermeesteren dempto Mr. Jan Teyng ende allen den scepenen.
Alzoe mijnen heeren vanden gerechte genouch gebleken es, dat Marritgen Mr. Quyntijns weduwe enighe persoenen suspect ende gefameert vander Anabaptisten secte versteken heeft gehadt, contrarie tverbot deser stede daerop gecundicht, dwelck mijnen heeren nyet en willen laeten ongestraft. Soo ist dat mijnen heeren voorscreven der zelver Marrijtgen voer correctie overgeseyt hebben ende zeggen over bij desen, dat zij in beteringhe van hoere voorscreven misbruyck betaelende den costen van hoerder gevangenisse gaen zall uuyt dese stede ende hoere vrijheyt tusschen dit ende Paesschen eerstcommende daer uuyt blijvende den tijt van zes jaeren op de pene van ten eewigen dagen daer uuyt te blijven.
Kb. D. Nieuw fol. 293.
LXXV.
23 Januari 1535. Confessie van Jannetgen Thijsdochter, vrouw van Pieter Thoniszn.
Examinatie gedaen opten 23en January anno 1534, stilo curie bij Meesters Joost Sasbout ende Aernt Sandelin, raitsluyden van Hollant in presentie van Mr. Huyck van Eynden ende Rombout van Steynemolen secretarissen.
Jannetgen Thijsdochter, huysvrou van Pieter Thoniszn, oudt omtrent 35 jaeren, woenachtich tAmsterdam andie nyeuwe zijden, arm, wiens man een timmerman aldaer is.
Seyt dat zij herdoopt is omtrent Pinxsteren lestleden bij eenen Jan van Campen ten huyse van Jan Paeuw ende en worde nyemant mit haer gedoopt op die tijt. Mar heeft wel gehoort, dat zedert dien tijd over 300 daer ten huyse gedoopt souden wesen ende dat die selve Paeuw gevangen zijnde, dat bekent soude hebben ende veel van dien genoempt ende dat die gheene die genoempt zijn, gewaerscout souden wesen van de huysvrou van den voorscreven Paeuw ende sijn sulcx veel van hemluyden hem houdende heymelicken binnen der stede slaepende in andere huysen dan in de huere. Seyt dat zij bij
Meester Huych van Eynden onderwesen zijnde, naer dat zij oick uuyter stede geweeken was, leetwesen heeft van dat zij haer heeft laeten doopen ende begeert daer aff gratie ende is gedelobereert te seggen ende te openbaeren alle tgunt, dat zij weet van topset van de herdoopers ende dengeenen, die daer aen hangen, waer zij hem onthouden ende hoe zij hem draegen, etc. Ende sulcx seyt zij, dat op Sint Pontiaensdach lestleden Jacob van Campen, soe zij vermoet geslapen heeft ten huyse van eenen slootmaicker, wonende jegens [fol. 69 vo.] de sluys bij de Haerlemmerpoort omtrent vier ofte vijff huysen van den wildeman, welcke slootmaicker nyet en is van de secte van den herdoopers, noch oick nyet en weet, dat die luyden die daer herbergen sulcx zijn ende weet dit, soe een vrouwepersoon wonende achter an de schilder over Jan Duvezn bij Sint Jacobscapelle, die welcke oick niet suspect en is van deser saicken, gecommen is aen haer deposante ende seyde, datter een persoon in grote last was van zijn lijff ende behoufde hulpe omme versteken te worden ofte gelogeert, begerende dat zij tselve doen soude, uuyt desen is de deposante gegaen aen eenen Zijbrant de smit, wonende aen Sint Jansbrugge opt houcxken ende is een knecht daer ten huyse soe men seyt, mar heeft die dochter getrout aen hem, begerende dat hij logijs wilde besorgen voor de voorscreven persoon ende seyde zij deposante tot hem, dattet Jacob van Campen mochte wesen. Daerop die voorscreven Sijbrant seyde, dattet wel wesen mochte ende heeft de voorscreven Zijbrant de voorscreven persoon logijs beschict ten huyse van den voorscreven slootmaicker. Seyt dat de propheten ende leraers in gelijcker manieren gelogeert worden in huysen van persoonen, die nyet suspect en zijn ende sijn van deser leeringe, die goedertieren ende bermhertich zijn omme yemant te logeren ende en ondecken hem niet in sulcke huysen, wie zij sijn, sulcx dat die gheene, die hem logeren nyet en weten wye zij sijn. Seyt dat achter thuys van Zijbrant woont een mesmaickers wijff, wiens man geruympt is, daer Jacob van Campen ende andere leraers bij daege ende niet bij nachte veel geweest hebben. Seyt dat dese mesmaickers wijff genaempt Machteld heeft
een suster, wiens name zij niet en weet, noch oick waer zij woont, aldaer die leraers veel onthouden zijn geweest, soe zij deposante verstaen heeft ende hebben daer [fol. 70] bijsondere onthouden geweest die leraers gecommen uuyt Engelant. Seyt dat bij Sint Jacobs capelle int straetgen daer op thoucxken staet die witte valck ende in het anderde huys int straetgen woont een weduwe genaemt Lijsbet, die wat qualick oft manck gaet tot wiens huyse op dese tijt, soe zij meynt sijn twee gesellen gelogeert beyde snijders, daer van deene genaempt is Jan, die gedoopt is ende worden daer ten huyse veel gelogeert gelijcke persoonen ende en is nochtans die voorscreven Lijsbet nyet besmet. Seyt dat inde Pijlstege omtrent die mitwegen an de rechte zijde van den procureurs vaeder woont een backer, daer dese luyden oick veel gelogeert worden achter op twee solders deen boven dander ende daer naest tot des backers wijfs suster. Seyt dat op gisteren acht daegen wel vier oft vijff van dese doopers ofte leraers gelogeert waeren int huys van Jan Paeuw, daer nyemant nu ter tijt inne en woont dan een cleyn meysken ende boven opte solder staet een gat, daer zij door mogen gaen int naeste huys, daer een backer woont, die oick hem heymelicken houdt ende van gelijcken onthouden hem dese luyden veel in huysen, die leech staen ende daer brieven voor staen te huyer of te coop van welcke huysen eenige sloetelen hebbende, daer inne ende uuyt mogen.
Seyt dat in den leeren emmer bij Sint Jacobs capelle dese luyden hem veel onthouden ende daer verkeeren bij daege, mar nyet bij nachte ende weet die waerdinne wel, dat die luyden, die daer verkeeren van dier secten zijn ende heeft zij deposante haer wel horren seggen, dat zij corts verlost soude worden uuyt Pharao handen [fol. 70 vo.] ende onlancx geleden die schout daer in thuys commende, ghinck een leraer daer uuyt onbekent zijnde. Seyt dat op gisteren acht daegen des avonts gecommen is ten huyse van haer deposante eenen Meynart van Eemden ende is een jonge geselle, die wat qualicken gaet ende is omtrent Meye lestleden tot Amsterdamme uuyt die vangenisse gebroeken, versouckende, dat zij hem
soude willen logijs besorgen, twelck hoerende haer man versprack den selven Meynart, seggende dat hij de schamele luyden bedrooch ende om haer lijff brochte, indien sijn saicken recht waeren, behoorde met alle zijne adherenten te gaen bij den heeren van der stadt ende daer int openbaer sijn leringe te belijden ende te beschermen met meer andere diergelijcke woerden. Daerop de voorscreven Meynart seyde, dat den tijt noch nyet gecommen en was, die heere soude wercken ende ten soude nyet lange lijden ende dat hij nyet en behoorden den wolven in de kant te gaene. Seggende mede, dat zij wel tzestich schutters van der stede in hoer geselscap hadden ende datter twee scepenen ende een burgermeester goet waeren, sonder dat hij yemant noomde ende indien dattet corts met gemoede nyet goet en worde oft en geschiede, soe souden zij daer met gewelt aenvallen ende en soude nyet lange vertoeven. Seyt dat die voorscreven Meynart ten selven tijde tot haer deposante seyde int secreet, soe zij vermaent hadde, in den Hage te willen trecken, omme haer coopmanscap te doene, dat zij haer weder thuys haesten soude, want als zijluyden meenende die broeders haer dingen gereet ende die stede in hadden souden die poorten toesluyten [fol. 71] ende waer zij buyten, en soude dan niet in mogen commen ende soude tselve corts gebueren. Seyt dat op Sint Pontiaenavont lestleden van wegen den propheten ende leerders allen dengheenen, die van haere secte waeren, bevolen worden drie daegen te vasten te water ende te broede ende God den Heere bidden om victorie. Gevraecht bij wien ende hoe die bootscap gedaen worde seyt, dat haer die bootscap gedaen worde bij de vrouwe in den leeren emmer ende deen seyde dat den anderen voort, daer hij kennisse aen hadde.
Mar zij deposante en vaste nyet, alsoet haer man niet hebben en wilde. Gevraecht oft zij nyemant en kent oft en weet te noemen uuyt die vroetscap, schutters ofte rijedomme, die gedoopt souden zijn ofte van deser secten seyt neen ende indien zijt wist, soude die gaerne noemen. Seyt dat in de vorst voorleden 32 leeraers vergadert sijn geweest op Sparendam inde halve mane, soe de voor-
screven Meynart als een van hemluyden haer deposante geseyt heeft, omme daer te sluyten ende haer saicken ten eynde te brengen ende hadden aen Jacob van Campen begeert, dat hij hem mede daer soude willen vinden bij den anderen, die van Monickedam, van Campen, van Deventer ende andere quartieren daer gecommen waeren. Mar de selve Jacob en wilde uuyter stede van Amsterdam nyet, sondt nochtans sijn goetduncken in gescrifte totten anderen ende overmits dat zij onderlinge in hoer leeringe nyet en conden accorderen, mar twistende bleven sonder dat zij gehoort heeft waer aff en is tot noch toe nyet geschiet. Seggende de voorscreven Meynart tot haer deposante soeveel meer hadden wij connen accorderen, wij hadden op dese uuyre [fol. 71 vo.] Amsterdam in onsen handen gehadt. Ende vraechde zij deposante den selven Meynart, hoe dat die luyden malcanderen kennen souden wye van der secten waeren dan nyet. Daerop Meynart seyde, dat alle die mans van hoere secte wesende, souden blau mutskens hebben ende de vrouwen souden in huys blijven ende den heere naerstich bidden. Seggende indien eenige van den broeders geen geweer en hadden, men soude daeroff adverteren de voorscreven Machtelt, sij soude hemluyden weer besteken Mar en heeft van hem nyet gehoort, hoe ofte waer zij vergaederen souden ofte hoe dat ment aen leggen soude anders dan voorscreven is. Seyde de voorscreven Meynart oick, dat men den broeders ende susters geven soude letteren, die welcke thoonende en souden zij nyet dootgeslagen worden. Seyt dat Jacob van Campen verstant heeft binnen Munster ende sijn saicken dirigeert nae die tijdinge, die hij uuyt Munster crijcht ende dat uuyt Munster is laeten weeten, dat den broeders van Amsterdamme het zwaert gegeven is ende dat zijt te wercke mogen stellen, alst hemluyden goetdunct. Seyt dat op gisteren voor den noen zij deposante sach deur Delft gaen twee gesellen, deen met een grauwe ende dander met een tanneyten mantel, soe haer dunct, hebbende affgesneden hoesen, deegens optie zijde ende hoeden opt hooft met zijde doersteken, deen root met witte zijde ende dander zwart met zwarte zijde, welcke twee wel drie weeken binnen Amsterdam geweest
hebben, daegelicx bij der straten gaende, hebbende groote ringen an de hant ende worde haer deposante geseyt bij de vrouwe, wonende in den leeren emmer, dat zij uuyt Munster gecommen waeren.
Ende ten selven [fol. 72] daege nae die noen zij deposante willende reysen nae den Hage, quamen haer te gemoete binnen Delft acht andere gesellen, die zij oick binnen Amsterdam wel gesien heeft ende men seyde te wesen van deser secten. Mar en kent die nyet. Seyt dat de voorsereven Meynart haer deposante geseyt heeft, dat zedert die vangenisse van Jan Paeuw binnen Amsterdam wel driehondert van nyews gedoopt souden zijn ende dat zij binnen der stede van Amsterdam van dier secten wel sterck souden wesen vierdalff duysent. Ende heeft Meynart haer oick wel geseyt diviserende, dat een propheet woont binnen Campen, genaempt Lenart, soe zij meynt die aldaer wel vierhondert onder hem heeft, die met zijn geselscap souden commen Jacob van Campen te boeten alst van doene soude wesen. Seyt dat de voorscreven Meynart haer deposante wel geseyt heeft, dat zij haer man behoorde te laeten ende dat zij een ander mochte trouwen, van dier secten onder andere woerden vraegende, oft zij geen gaedinge in hem hebben soude. Mar zij deposante seyde, dat zij bij haer man wilde blijven ende uuyt desen heeft zij deposante begost te duncken, dat haer dingen niet te rechte en waeren ende de voorscreven Meynart is deerste geweest, die haer verleyt heeft. Seyt dat zedert die cappellaen ten leprosen is heeten wechgaen veel luyden uuyter kercken gebleven zijn ende hem hebben laeten herdoopen ende dat hij veel luyden daer affhielt. Seyt dat die propheten die arme luyden raeden, dat zij haer goeden vercoopen souden ende zij draegen ende behelpen hem daermede selver. Seyt dat de voorscreven Machtelt wel soude raedt weeten ommen den voorscreven Jacob van Campen ende zij schict die brieven voortoover van Jacob van Campen, daer hij die dirigeert, etc.
A. Rijksarchief, fol. 69Ga naar voetnoot1).
LXXVI.
29 April 1534-29 October 1535. Keuren tegen de Anabaptisten.
Gecundicht den 29e Aprilis anno 1534, presentibus Jacob Peterssen Harinck ende Cornelis Banninck, burgermeesteren mit allen den scepenen bij advijs van den XXXVI raeden.
Alzoe mijnen heeren vanden gerechte onderricht zijn, dat veel vreemde persoonen, mannen ende vrouwen tot verscheyden huysen binnen dese stede op solders oft anders heymelick in merckelicken getaele onderhouden wordden, alle verdoopt oft inden scepen geweest hebbende, omme uuyten lande te trecken ende dezelve personen binnen dese stede gecommen zijn ende daghelicx noch inne commen, omme alhier hoere vergaderinge ende hen starck te maicken in meeninge dese stede, daer God voor zij, te overvallen ende voor hen ende hoeren anclevers inne te houden, omme welcken persoonen te gecrigen mijnen heeren voorscreven dese voorleden nacht ende oick in voorgaenden daghen ende nachten zekere inquisitie ende ondersouck gedaen hebben in verscheyden huysen, daer inne angaende der voorscreven saicke suspitie mochte wesen, sonder enige groote menichte te bevinden, overmits de zelve persoonen versteken ende verbercht wordden, zoe mijnen heeren verstaen, all tenderende tot grondelinge verderffenisse deser goeder stede ende der goeder gemeente van dier, daer inne mijnen voorscreven heeren gaerne voorsien ende remedieren zouden, zooveel in hen es. Soo ist dat de zelve mijnen heeren hier op gehadt tadvijs vanden XXXVItich raeden deser stede, bij desen gebieden, ordonneren ende bevelen [fol. 195] allen vreemden personen, gheen poorteren deser stede wesende, die verdoopt oft in den voorscreven scepen geweest zijn oft den secte vanden voorscreven haergedoopten anhangen, dat zijluyden ende elck van hen, tzij man oft vrouw gaen zullen tusschen dit ende voor de clocke vijff uuren geslagen zal hebben uuyt deser stede ende hoere vrijheyt, sonder daer inne te blijfven oft weder te commen, dan bij
wille ende beliefven vanden gerechte deser stede op de verbuernisse van hoeren lijfven.
Gebieden voorts, dat nyemant tzij man oft vrouw hem en vervordere den voorscreven haergedoopten oft andere persoonen inden scepen geweest hebbende oft hoere secte anhangende, nae vijff uuren voorscreven te logeeren ofte houden in zijnen huyse ofte wooninge ende oft daer yemant van alzulcken personen versteken waere, dat elck dien wetende, anbrengen zal den gerechte opde verbuernisse vanden lijfven der gheenre, die den voorscreven persoonen naeder voorscreven uure logeerde, onderhielde oft wetende nyet an en brochte.
Verbieden mede mijnen heeren voorscreven allen uuytheemsen ende vreemden te gaen bij der straeten, tzij bij dage oft bij nachte mit lange messen oft enich geweere op verbuernisse vanden zelven geweeren.
fol. 195vo. Bevelen voorts mijnen voorscreven heeren, dat de scutteren ende gezwoeren dienaeren deser stede voort an mit lange messen zullen gaen ter tijt toe, dattet anders geordonneert zall wesen ende dat alle personen, die desen toecommenden nacht ende andere nachten ontboeden zullen wordden te waicken, hoer waecke waernemen op de correctie van der stede.
Dat oick gheen harberchsluden oft andere binnen deser stede woonende, voortan enighe gasten in hoeren huysen en zullen moeten ontfangen, ten zij dat zij die namen van den zelven gasten den eersten avondt anbrengen ende innescrijven laten ende zelfs hoere gasten in persone bijbrengen, te wetene an doude zijde tot Gelis Janssen Wisselaer ende ande nyewe zijde tot Cornelis Gherijtszn inde Plempe. Ende en zullen de voorscreven gasten ende vreemden voort an nyet weder uuyt dese stede moegen vaeren achter de naestcomende uure van vijfven dan hebbende alvoeren een passepoorte vanden gheenen, die hen inne gescreven zal hebben.
Item, datter gheen vrouwen oft kinderen opde plaetze
deser stede zullen moeten commen, als de scutteren aldaer vergadert zijn op de verbuernisse van hoere opperste cleet.
Kb. D. Nieuw fol. 194 vo.
Gecundicht als voerenGa naar voetnoot1).
In margine: Roerende den Anabaptisten.
Alzoe mijnen heeren vanden gerechte verstaen, datter diverssche persoenen vanden gheenen, die haergedoopt zijn ende daeroff ghepeniteert hebben, dagelicx commen ende oick vernachten binnen deser stede, nyettegenstaende de tijt van binnen hoeren plecken te blijven, nyet geexpireert en es, oick andere vanden Anabaptisten secte noch nyet gepeniteret hebbende, hen onderwinden te houden binnen deser stede, omme andere goede luyden vander gemeente te trecken tot hoeren opinien ende dwalingen, daer inne mijnen heeren vanden gerechte gaerne zouden voersien, [fol. 15] zoeveel des mogelicken zij, omme alle voerder inconvenienten te verhoeden. Soo ist dat de zelve mijnen heeren vanden gerechte verbieden allen den gheenen, die haergedoopt zijn ende gepeniteert hebben buyten deser stede wonachtich zijnde, te commen binnen deser stede binnen den tijt van hoere penitencie. Ende den anderen noch nyet gepeniteert hebbende te houden ende oick te commen binnen deser stede op gecorrigeert te werdden an hoeren lijfven ende ghoeden, zoe dat náevolgende den placaten k. Mt. ende den kueren deser stede daeroff tanderen tijden gecundicht zijnde, geordonneert es ende behoeren zall, bevelende voorts allen poorteren oft inwooneren deser stede, dat zij hen verdragen zullen den voorscreven personen oft yemant van hen in hoeren huysen te ontfangen, logeren ofte houden. Maer den zelven, die zij weten oft vernemen zullen, den schout ofte burghermeesteren deser stede an te brenghen, omme daer over
correctie gedaen te wordden, zoe nae gelegentheyt vander materie bevonden zall werdden te behoeren ende dit op de correctie van der stede.
Kb. E. fol. 14 vo.
Gecundicht den 19e in Septembri anno 1534tich.....
In margine: vanden Anabaptisten.
Alzo mijnen heeren vanden gerechte dagelijcx onderrecht worden van vergaderinge, die geraemt zoude worden te gevallen binnen deser stede ende omme die eyntelijcken te mogen invaderen tot behouff vanden Anabaptisten ende anderen hen anclevende, daer uuyt volgen zoude, de gansse verderffenisse deser goeder stede ende der ingesetenen [fol. 16] van dier, daer God voor zij, waer inne mijnen heeren voorscreven gaerne voorsien zoude, zo veele des mogelijcken zij, omme alle inconvenienten te verhoeden. So ist dat de zelve mijnen heeren gebieden allen dengheenen, die nachtslapers om ghelt binnen horen huisen hebben ofte houden, dat zij luyden mit horen slapers persoonlijcken hen zullen voegen te comen opt zegelhuys deser stede te wetene, die vander ouder zijde op Dingesdage, Woensdage ende Donderdage te tween uren nae middage ende die van der nyeuwer zijde op Vrijgade (Vrijdage?) ende Saterdage oick ter tweeen uren nae middage all eerstcomende, omme mit horen slapers genoteert te worden.
Bevelende voorts den voorscreven personen, dat zijluyden voortan gheene slapers annemen en zullen, ten zij die eerst innegescreven zullen wesen bij den clercken deser stede, ende dit all op pene daer aff an horen lijffve ende goeden gecorrigeert te worden nae gelegentheyt vander sake.
Gebieden voorts mijnen heeren vanden gerechte, dat alle de schutters deser stede dagens ofte lange messen dragen zullen van nu voortan op peyne van telcken een schelling Vlaemsch te verbueren tot prouffijte van horen rott tot dat men anders laet weten.
Insgelijcx dat gheen uuytheemssche ofte vreemde personen voortan dragen zullen lange messen bij dage noch bij avondt opde verbeurte van hoere dagen ofte lange
messe tot prouffijt van sheeren dienaren ende der stede wakers, die de zelve messen of bijnden zullen.
Kb. E. fol. 15 vo.
Gecundicht ut supraGa naar voetnoot1).
In margine: beruerende van gheen vergaderingen te maicken ende voorts van beruerten.
Alzoe mijnen heeren vanden gerechte alle inconvenienten, periculen ende ongevallen, die deser goeder stede zouden moegen opcommen, gaerne verhoeden ende behinderen zouden ende besondert [fol. 17 vo.] den vergaderingen, die bij eenigen quaetwilligen zouden moegen gebueren omme tweedracht, seditie oft ongenoechte binnen deser stede ende tusschen den ingesetenen van dier (daer God voor zij) te verwecken ende op te rueren ende ten eynde de goede ghemeente deser stede in alle vrede, eenicheyt ende liefde gehouden mach werdden. Soo ist dat de voorscreven mijnen heeren ordonneren, gebieden ende willecueren den poincten ende articulen hier naer volgende.
Ende eerst dat hem nyemant tzij poorter oft vreemde vervorderen en zall, enige vergaderinge ofte conspiratie tegens de obedientie vanden gerechte ofte regenten deser stede oft andersins te maicken oft daer inne te commen consenteren oft hen te verbinden opde verbuernisse van zijnen lijffve ende goeden nae gelegentheyt der saicken.
Item, dat alle degheene, die van alzulcke vergaderinge, conspiratie oft opsette tegens dese stede te maicken hooren ofte weeten zullen, daer aff mijnen heeren den schout oft yemant vanden burghermeesteren gehouden zullen zijn, te verthoenen ende tadverteeren sonder tzelve te verswigen op pene van daer aff gestrafft te werdden an lijff ende goet, zoe naer gelegentheyt behoeren zall.
[fol. 18]. Item, zoe wanneer mijnen heeren de burghermeesteren oft vanden gerechte den schutteren ofte den gemeente deser stede voortan ontbooden zullen hebben te commen op de plaetze deser stede, alsdan alle vreemdelingen, gasten, jongen beneden de 16 jaeren, vrouwen ende maechden, wie die zijn, hen zullen wachten te commen oft te voughen onder oft bijden voorscreven schutteren ofte gemeente opde verbuerte te wetene den jongen ende vrouwe personen van haer opperste cleet ende den vreemdelingen van daer off arbitralicken gecorrigeert te wordden.
Item hier te insereren ende es mede gecundicht een articule vanden vreemden geregistreert libro precedente folio 128.
Item dat oick een yegelick, wie hij zij poorter ofte vreemde, hem verdragen zall qualicken ofte schandelicken te spreken opden sancten ofte sanctinnen, opden sacramenten oft ordonnancien der heyliger kercken oft oick opden geestelicken staete, tzij op prelaten, priesteren, monicken, baghijnen oft anderen geestelicken personen, mannen ofte vrouwen, wie die zijn ende dit all op pene daeroff gestrafft te werdden in lijff ende goeden naer uuytwisen den placaten k. Mt. onsen genadichsten heeren ende anders nae gelegentheyt vander saicke.
Item dat oick nyemant hem vervorderen en zall, enigen persoonen, tzij man ofte vrouwe [fol. 18 vo.] te beroepen oft yet over te zegghen betreffende de materie van luterie ofte ketterie, seditie, oploop, conspiratie ofte verraderie, ten zij dat hij zulcx wettelicken zall kunnen doceren ende bewisen op pene van gestrafft te werdden mit alzulcke correctie, als dezelve beroepen oft overgelooghen persoone lijden zoude moeten, indien die schuldich bevonden waere.
Item dat alle de poorteren deser stede, die yet zullen hoeren ofte vernemen, smaickende verraederie ofte verderffenisse deser stede uuyt enighen perthien, tzij van deene zijde off van dandere, tzelve gehouden zullen wesen,
mijnen heeren den schout, burghermeesteren ende gerechte, oft yemant van henluden te delateren ende te kennen te gheven, als oick alle poorters deser stede van eedtsweghen schuldich zijn te doene op pene, die hier inne gebreckelicken waere van gecorrigeret te werden als menedich.
Item, dat oick nyemant hem zal vervorderen eenighen opsetten te versieren ofte rumoer onder der ghemeente te sayen van eenighen partielicken saicken noch alzulcken saicken deen dandere voort te zeggen. Ende zoe wie yet voort zeggen wille, dat hij den gheenen gehouden zall wesen bij te brenghen oft ten minsten te noemen daeroff hij zulcke materien gehoort heeft, op pene daeraff, als een loeghenaere ende twistzayere gestrafft te wordden, tzij op den kaek oft anders nae gelegentheyt ende guetduncken vanden gerechte.
Kb. E. fol. 17.
Bij tijden van clookegeslach zullen die gasten in de herberghe blijven op hoer lijffGa naar voetnoot1).
Die gasten zullen hoor geweer hoere waerdinne leveren.
In margine: vernyeut den 29e Novembri anno 34.
Item, dat alle vreemde gasten zullen bij gevalle van brant ofte clockegeslach gehouden wesen binnen hoeren herbergen te blijven op die verbeurte van hoeren lijfven ende dat de zelve binnen dese stede comende, hoere messen ofte geweere leveren zullen in handen van hoeren waerden ofte waerdinnen, die tzelve gehouden zullen werdden opte sluyten op de verbuerte vant geweer ende daeren boven gecorrigeert te werdden nae goetduncken vanden gerechte.
Item dat alle de voorscreven vreemde gasten hen alle avonde vinden zullen binnen hoeren herbergen ende daer nyet uutcoomen voor acht uren des morgens opde ver-
beurte van hoere overste cleet ende daerenboven gecorrigeert te werdden nae goetduncken vanden gerechte.
In margine: van messen te moeten draghen.
Item dat voortan tot anders geordonneert zal wesen mijnen heeren schout, borgermeesteren, scepenen, raeden, scutters ende allen officiers ofte dienst hebbende deser stede daegelicx hoere lange messen an hen dragen zullen opder correctie vander stede.
Kb. D. fol. 128.
Ghecundicht opten 29en Januarij 1535, presentibus de schout Allert Andrieszn, Ruysch Janszn ende Jacob Pieterszn Harinck, burgermeesteren, Claes Hillebrantzn, meester Cornelis Dobbenzn, Mr. Claes Heyn, IJsbrant Coppertszn ende meester Peter Bicker, scepenen.
In margine: Dat yegelick van buten commende, hem sal laten inscrijven bij den quartiermeesters ende oick bij Henrick Peter Harinck.
Alzoe mijnen heeren vanden gerechte mitter hulpe Goods gaerne voirsien ende beletten souden alle periculen ende inconvenienten, die dese stede ende hoeren poorteren ende inwoeneren opcomen oft gebeuren souden mogen ende de tijt, God betert, haer nu zulcx begeeft, dat men alle goede steden nyet te wel bewaren en mach. Soe ist dat daeromme [fol. 21 vo.] dezelve mijnen heeren eenen yegelijcken waerschuwen ende bevelen van voortaen nyemant te logeren, te herbergen, noch te vernachten in hoeren huysen, tzij van horen vrunden oft magen, man oft vrouwe, persoonen om ghelt noch om Goodtswille, ten sij de zelve alvooren angebrocht ende overgelevert zijn in gescrifte den quartiermeesters nu ter tijt geordonneert in den quartiere daer inne zij geseten zijn, blijvende nochtans in waerden dordonnancie onlancx gepubliceert, alsdat alle vreemde ende uuytheemsche luyden hoere passepoorten halen ende hen innescrijven zullen laten terstont, als zij inder stede gecommen zullen wesen ende daeruuyt sullen willen gaen ten huyse van Henrick Peter Harinck in den gulden ploech.
Kb. E. fol. 21.
11 Februari 1535.
Gecundicht ut supra.
Mijn heeren vanden (gerechte) bevelen allen poorteren ende oick scutteren ende anderen vanden gemenete deser stede ende consenteren henluden te gaen elck tot zijnen huyse vande plaetse, alzoe den dach op gegaen ende lichtende es ende dat elck zijn geweer gereet houden zall.
Voorts gebieden eenen yegelicken, wie hij zij, poorter oft vreemde, zoe wie enigen vanden Anabaptisten oft hen ancleevende gehuyst oft gehooft heeft ofte noch hebben ofte weeten, den zelven zullen van stonden an den burghermeesteren oft yemant vanden gerechte anbrengen op de pene, daerinne gebreekelick waere ende daeroff geweten te hebben bevonden wordde, gestraft te wordden mitter zelver punitie, daer de Anabaptisten mede gepuniert zouden worden.
C. fol. 28.
Gecundicht den tweeden dach in Maerte anno 1535, presente toto collegio.
In margine: omme te gecrigen Jacob van Campen ende Jan Mathijszn, hooffden en leeraers der Anabaptisten.
Alzoe mijnen heeren vanden gerechte int seker verstaen, datter alnoch enige leeraers ende verleyders vander Anabaptisten secte hen binnen dese stede int heymelick houden, informerende den simpelen mit valsscher leeringe ende dambocht vant haerdoopen hanterende, daerinne mijnen heeren vanden gerechte gaerne remedieren zouden, zoe veel des moegelicken es. Ende want mijnen heeren voorscreven onderricht wordden, dat eenen Jacob van Campen genaempt, uuyt Mastbrouck geboeren ende Jan Mathijszn van Middelburch vanden principaelsten zijn, die hen der voorscreven hanteringe onderwinden ende den armen simpelen menschen verleyden ende bedriegen. Soo ist dat mijnen heeren omme te moegen den zelven persoonen in hoeren handen gecrigen, bevelen allen poorteren ende inwoeneren deser stede tzij man oft vrouwe, die vanden voorscreven persoonen weten zullen oft alsnu weten, waer zij binnen deser stede zijn oft gehouden
wordden, denzelven mijnen heeren vanden gerechte oft yemant van hen wisen ende te kennen zullen gheven. Ende zullen mijnen heeren voorscreven den gheenen uuyt wiens delatie ende vermeldinge de voorscreven persoonen geapprehenderet ende gecregen zullen werdden, gheven tot een dancbaerheyt voer elcken vanden voornoemten verleyders de somme van vijftich karolus guldenen mit waerscuwinge, dat zijluden tegens den gheenen, die den voorscreven leeraers ende haerdoopers wetende, nyet en vermelden oft te kennen gheven, rigoeroeselicken zullen procederen an hoeren lijfven ende goeden, zoe ter saicke dienen ende behoeren zall.
Kb. E. fol. 22 vo.
Gecundicht den 25e dach in Maerte anno 1535.
In margine: verdachvaerdinge van Anabaptisten fugitijff zijnde.
Alzoe de naebescreven persoenen, zoe mijnen heeren vanden gerechte verstaen ende oick de gemeene fame es, hem heymelicken houden ofte fugitijff maicken, ter cause zij suspect ofte besmet zijn vander ketterie der Anabaptisten, tegens welcken mijn heere de schout deser stede omme te bewaeren trecht van den kMt. onsen genadichen heere nyet en behoort noch en wille achterlaeten te procederen, ende mits zijluden in persoone nyet te gecrigen en zijn. Soo ist dat mijn heeren vanden gerechte ten versoucke vanden schout voorscreven bij desen openbaerlicken doen verdachvaerden den persoonen hier naer genoempt, te wetene die huysvrouwe van Jan Paeuw, Claes van den Bosch, woonende in die Brugstege int roede paert, Fflorijs van Hoorn, gewrocht hebbende mit Jan Paeuw, Marrijtgen, de huysvrouw van Steven de harnaschvegher, scepper Jacob binnenlantsvaerder, oft vuerende een lichtscip, Willem de backer, woonende naest der duere van Jan Paeuw, Petergen inde Engelsche straet, Pouwels Louw pompemakerszn, Gherijt ende Volckgen inden leeren emmer, Lubberich woenende in Sint Jacobsstraet, Cornelis Evertszn in Dirck van Hasseltsstege, vuerende een lichtscip, Dirck, Gherijt, Willem en Anna Jannetgen de zeylmaickers kinderen, woonende over Sinte Gheertruden convente,
Claes ende Willem Peter Ackermans zoonen, Thomas de slootemaicker inde Minrebroederssteghe, Jacob de messmaicker inden slotele, Henrick de kaerdemaicker, de zwagere van Mr. [fol. 23 vo.] Quintijn, Oloff de kistemaicker in Sint Annenstraet, Peter van Leeuwarden, schoemaicker, werckende op doude brugge, Claes van Groll, Michiel Claes Aemenzoon, Meeus de pompemaicker ende voorts allen anderen personen omme der saicke voorscreven oft andere heresie uuyt deser stede fugitijff zijnde, omme te compareren in persoone voere der vierschaere deser stede den eersten rechtdach nae Paesschen ende te anhoeren alzulcken eysch ende conclusie, als mijn heere die schout op elcken van henluden doen ende nemen zal willen.
Kb. E. fol. 23.
Gecundicht den 28e dach in Meye anno 1535.
Alzoe mijnen heeren vanden gerechte een brieff van waerscuwinge, onlancx in doude kerck gevonden, te handen gecomen es angaende dopsette vanden haerdoeperen tegens dese stede ende omme een nyewe beruerte te verheffen ende de persoene den voorscreven brieff gescreven hebbende, nyet bekent es, mits hij zijnen naeme verswijcht, kennende nochtans haerdoopt te wesen, sonder dat hij consenteren wille int voernemen vanden opruermaickeren ende daeromme deser stede geadverteert heeft, twelck mijnen heeren vanden gerechte in dancke nemende, doen den voorscreven scrijvere ende waerscuwere te wetene, dat mijnen heeren hem toezeggen ende gheven zeker ende vast geleyde omme te commen bij mijnen voorscreven heeren ende vrij veylich ende onbehindert weder te gaen, ten eynde hij bij mijnen heeren come ende hen voorts de waerheyt opene van tgunt hem gevraecht zal werdden ende zoe verre hij van zijn anderde doopsele scheyden tzelve offgaen ende hem tot penitencie keeren wille ende de saicken bij hem geopent ofte die hij noch openen zall, zulcx inde waerheyt bevonden werdden, zoe zullen mijnen heeren voorscreven hem doen hebben van den k. Mt. onsen g.h. gracie ende remissie van zijn haerdoepinge buyten zijnen costen.
Kb. E. fol. 24.
Gecundicht den 28e July anno etc. 35, presentibus den schout, Goessen Janssen Recalff ende Mr. Jan Teyng, burgermeesteren ende allen den scepenen dempto Hoolesloot.
Alzoe ten tijde van de justicie, op huyden gedaen zekere beruerte duer onverstandt op de plaetse [fol. 25] geweest es ende omme alle quade voernemen te wederstaen veele vanden scutteren ende andere poorteren deser stede op de plaetze wesende, hoere tabbaerden, mantelen oft andere overste clederen affgeworpen ende hen ter resistencie gestelt hebben, daerduere zoe mijnen heeren verstaen veele tabbaerden, mantelen, heucken, bonetten ende andere clederen oick zekere geweeren verloeren zijn, die weder gekeert behoeren te werdden. Soo ist dat mijnen heeren vanden gerechte bevelen eenen yegelicken, die de voorscreven clederen, geweer oft yet van dien in handen heeft tzelve binnen sdaechs sonnenschijn brengen zal in handen vanden clercken deser stede, omme bij henluyden gerestitueert te werdden, dient behoort opde peene, indien hier inne yemant gebrekelicken waere van daer aff als van dieverie gestraft te werdden, anderen ten exemple.
Kb. E. fol. 24 vo.
Gecundicht den 29e dach in Octobri anno etc. 35, presentibus den schout, Claes Gherijt Deymanszn ende Cornelis Banninck burgermeesteren, Claes Gherijt Matheusznszn ende Jan Rijser Janssen, scepenen.
In margine: van toesicht totter stede.
Alzoe mijnen heeren vanden gerechte int zeker onderricht zijn van zekere vergaderinge van knechten ende daertoe gewaerscuwt van zeker verraet opgenomen tegens deser stede omme die te brenghen uuyt handen vande key. Mt. onsen genadichsten heere tot gansse verderfenisse vander zelver, daer God voer zij, twelck, mitsgaders alle periculen, die dese goede stede van enighen quaetwilligen zouden moegen opcommen, mijnen heeren van den gerechte mit alle naersticheyt gaerne zouden verhoeden, ordonneren daeromme mijnen heeren voorscreven, bevelen ende gebieden, dat alle vreemde persoonen binnen deser stede wesende ende die daerinne noch commen
zullen moeghen, hen zullen wachten bij daghe ofte bij nachte te commen uuyt hoeren harberghen bij tijde van brant ofte clockeslach op pene van hoeren lijfven te verbueren.
Item, dat dezelve vreemden persoonen hen wachten zullen te commen anden poorten ofte deser stede muren, smorgens voer thien uuren ende nae middaechs nae drie uuren op de pene van daer aff gestrafft te werdden an lijff ende goeden nae gelegentheyt vander saicke. Dan zullen de vreemde luyden hoer passpoort gehaelt hebbende ende die van stonden an reysen [fol. 37 vo.] willen, buyten der voorscreven tijt bijden poorten moegen commen ende daer uuyt ghaen.
Item, dat oick nyemant vanden vreemden hen vervorderen zall bij dage ofte bij nachte te gaen bijden straeten met lange messen oft ander geweere opde verbuerte van tzelve geweere, tot dat anders geordonneert sal worden.
Waerschouwen voorts allen poorteren ende ingesetenen deser stede, dat een ijgelick, tzij capiteyn oft gheene selffs in persone te waeke zal commen, sonder daer aff te gaen voere de clocke smorgens geluyt zal wesen opde boeten daertoe staende, die men eenen yegelicken sonder simulatie offnemen zall ende dat elck zijn harnasch ende geweere gereet zal houden, zoe hij zijnen lijff ende goet beschermen wille.
Kb. E. fol. 33.
- voetnoot1)
- Het bloedigh tooneel der Doopsgesinde en weereloose Christenen die om het getuigenisse Jesu hares Salighmaeckers geleden hebben en gedoodt zijn van Christi tijdt af tot dese onse laetste tijden toe, enz., door T.J.v.B. Gedruckt tot Dordrecht bij Jacob Braat voor Jacobus Savry, woonende in 't kasteel van Gendt in 't jaar 1660.
- voetnoot2)
- C.A. Cornelius, Die Niederländischen Wiedertäufer während der Belagerung Münsters 1534 bis 1535, München, 1869.
- voetnoot3)
- Deze confessie is ook gedrukt in De Navorscher, Dl. XIV, blz. 303.
- voetnoot1)
- A.J.M. Brouwer Ancher, Tijdschrift voor Geschiedenis, Land- en Volkenkunde. Jaargang 1897.
- voetnoot2)
- O. Dapper, Historische beschrijving der stad Amsterdam, 1663, drukt het vonnis van Peter Gael c.s. af op blz. 151 en dat van Jacob van Campen op blz. 152 en 145. (Na blz. 152 begint de nummering weer met blz. 145). T. Domselaer, Beschrijving van Amsterdam en C. Commelin, Beschrijving der stadt Amsterdam, 1693, zijn copieën van O. Dapper. Zij volgen woordelijk dat verhaal; zelfs maken zij dezelfde fout, nl. ‘Alzoe Jacob Jansz. geboeren van Yselmuden onder Mastbrouck, anders Jan van Campen’, terwijl het origineel heeft: ‘anders Jacob van Campen’. Commelin geeft enkel het versje, dat staat boven de deur van het St.-Elizabethsgasthuis en nog eenige woorden van Jacob van Campen als bijvoeging, bovendien wijkt hij in de randschriften van Dapper af.
- voetnoot3)
- Dr. I.M.J. Hoog, De martelaren der Hervorming in Nederland tot 1566, Schiedam, 1885.
- voetnoot1)
- Blz. 36, 412, 413.
- voetnoot2)
- F. van der Haeghen, Bibliographie des martyrologes protestants néerlandais, La Haye, 1890, tome II.
- voetnoot3)
- Dr. I.M.J. Hoog, Onze martelaren, Ned. Archief voor Kerkgeschiedenis, 's-Gravenhage, 1902. Nieuwe Serie, Dl. I.
- voetnoot4)
- Hoog teekent hierbij aan: ‘jaar onzeker’.
- voetnoot5)
- J. Wagenaar, Amsterdam in zijn opkomst, aanwas, geschiedenissen, voorregten, koophandel, gebouwen, kerken, staat, schoolen, schutterije, gilden en regeeringe beschreven, Amsterdam en Harlingen, 1760-1801, 8o.
- voetnoot6)
- J. ter Gouw, Geschiedenis van Amsterdam, Amsterdam, 1879-1893.
- voetnoot7)
- L. Hortensius, Oproeren der Wederdooperen, geschiet tot Amsterdam, Munster, en in Groeningerlandt, 1660.
- voetnoot8)
- Joost Buyck Sijbrandsz. Nieuwe Maren of verhaal van hetgeen voorgevallen is binnen Amsterdam en op andere plaatsen in de jaren 1534-1536, afgedrukt in Dr. P. Scheltema, Aemstel's oudheid, Amsterdam, 1856, Dl. II.
- voetnoot1)
- Eenige apostelen waren: Jan Boekelsz. van Leyden, Bartel Boeckebinder, Dirck Cuper, Gerrit Boeckbinder, Jacob van Campen, Peter Scheymaker, David van Hoorn, Lenaerdt Boeckbinder, Cornelis ut den Brill, Claes van Alckmaer, Meynardt van Delft, Peter Houdtsager. Velen van hen hebben zich later bekend gemaakt als predikers van de nieuwe leer.
- voetnoot1)
- Toch hooren wij nog wel, dat er lieden uit Amsterdam in Den Haag gevangen waren. In een brief van 17 Maart 1534 (stilo curiae) schrijft Reynier Brunt, dat op de Voorpoort vele gevangenen uit Amsterdam zitten. Het zou echter kunnen zijn, dat die niet in Amsterdam zijn gearresteerd, maar ergens elders. Blijkens een lijst in ‘Brieven, rapporten, enz.; naar aanleiding van vervolgingen, ingesteld tegen Lutheranen en Wederdoopers, 1530-1539, zijn bv. Brechte Lambrechtsdochter en Bertelemeeus, beiden van Amsterdam, op 1 December 1535 te Hazerswou gevangen genomen.
- voetnoot2)
- Wagenaar, Dl. III, blz. 17.
- voetnoot1)
- Hortensius zegt, dat de keizer op 7 Maart een termijn van 14 dagen stelt.
- voetnoot2)
- Ter Gouw, Dl. IV, blz. 249.
- voetnoot1)
- Van deze gracie schijnt o.a. Cornelis Vlaminck gebruik te hebben gemaakt. Hij heeft echter al spoedig berouw over zijn daad gehad. Jan Paeuw deelt toch in zijn verhoor mede, dat Cornelis met hem gesproken had in zijn tuin, en hem toen gezegd had, dat hij zichzelf ‘onwaerdich’ achtte ‘den huyse Goodts te dienen, want hij onzuver was ende een onreyn dier hadde geraict, verstaende daerbij, dat hij enige brieven van absolutie off diesgelijck gehaelt en alzoe gesimuleert zoude hebben, om vredelicken te sitten ende dat es geschiet omtrent Meye’. Cornelis Vlaminck is al terechtgesteld vóór Maart 1535, want in een brief van 15 Maart 1534 (stilo curiae) schrijft Brunt, dat hij Jan Henricxz. naar Zwol heeft gezonden, om de goederen van Cornelis Vlaminck voor den keizer in ontvangst te nemen.
Deze Cornelis Vlaminck schijnt een aanzienlijk man te zijn geweest. Joh. E. Elias, De vroedschap van Amsterdam 1578-1795, Haarlem, 1903, Dl. I, blz. 226, vertelt, dat hij de zoon was van Cornelis van Handtshoorne en Alijdt Gijsbertsd. van Diemen. Zijn vader was in 1500 schout, in 1502 regent en in 1510 burgemeester. Hijzelf is geboren 15 Juli 1491, was graanhandelaar in de Warmoesstraat tusschen Oudebrugsteeg en Papenbrugsteeg ‘in de Craen’. Hij is schout geweest in 1525 en regent in 1526. Volgens Elias zou hij kort vóór Juni 1535 ‘tot Broek om de mennisterij zijn onthoofd’.
- voetnoot1)
- Jan van Scellincwou was al April 1535 gevangen in Den Haag (Brief van 14 April 1535). Het vonnis is te vinden bij Cornelius, S. 56-59.
- voetnoot1)
- Deze Jacob Claesz. is door het Hof van Holland op 14 October 1535 voor twee jaar verbannen uit Amsterdam, op straffe van de verbeurte van zijn rechterhand. Hij werd beschuldigd, te zijnen huize gelogeerd te hebben een gedoopte maagd uit Benschop, wapenen verkocht te hebben aan de Anabaptisten en binnen den tijd van zijn vonnis weer in Amsterdam te zijn teruggekomen. Zie Cornelius, S. 56-59.
- voetnoot1)
- Brief van 15 Maart 1534, stilo curiae, geschreven te Alkmaar, zich bevindend in de reeds genoemde collectie Brieven, rapporten, verbalen, enz.
- voetnoot2)
- Bernhard Rothman, Eyn gantz troestlich bericht van der wrake unde straffe des Babylonischen (niet wedergedoopten) gruwels an alle ware Israëliten und bondgenoten Christi hir unde daer verstroyet, durch de gemeinte Christi te Munster.
Reeds vroeger had hij geschreven Restitution rechter und gesunder christlicher Lehre, waarvan een uittreksel te vinden is in Het beginsel en voortganck der geschillen onder de Doopsgesinden, Bibliotheca reformatoria, VII, blz. 559-564. Dirk Philipsz. schrijft hiertegen Van de geestelijke herstelling. De uitspraken van den bijbel moeten geestelijk worden verstaan.
- voetnoot1)
- Zie over deze beweging Mr. P.G. Bos, Groningsche Wederdooperswoelingen in 1534 en 1535. Ned. Archief voor Kerkgeschiedenis, Nieuwe Serie, Dl. VI, blz. 1-47.
- voetnoot1)
- Dapper, blz. 148, geeft de volgende beschrijving: ‘Hendrik Goetbeleit was een middelmatighe lengte, grof van leden, stark van lichaem en die lange jaeren den oorlogh gevolght had. Deez was bij de zijnen door zijn vroomheit in groote eer en aanzien en nu mede de secte der wederdooperen ingelijft’.
- voetnoot1)
- Wagenaar, Dl. III, blz. 28 vlg.
- voetnoot1)
- Cornelius, S. 19 flg.
- voetnoot2)
- Brief van 15 Maart 1534 (stilo curiae). Negen van de zestien gevangenen uit Amsterdam zijn geëxecuteerd. Zeven of acht zijn gereserveerd, ondanks het bevel van den heer van Assendelft, maar Amsterdam heeft dit gedaan, omdat het vrouwen zijn, waarvan twee zwanger, en andere willen peniteeren.
- voetnoot3)
- Van deze personen heb ik alleen het verhoor kunnen vinden van Hendrik Caardemaker van Maastricht, getrouwd met Mr. Quintijnsd., afgenomen op 26 Februari 1536 en volgende dagen.
- voetnoot1)
- Ter Gouw, III, blz. 274 en 275 noemt het kruisgilde, evenals het Onze Lieve Vrouwengilde politieke gilden, waarschijnlijk ontstaan in 1445, kort na St.-Elizabethsdag. Het waren ‘gilden van den rijcdom’. Vele regeeringspersonen uit de 15e eeuw waren, alvorens op het kussen te komen, lid geweest van deze gilden.
- voetnoot1)
- E.M. ten Cate, Onderhandelingen van wege het hof te Brussel met de Munstersche Wederdoopers aangeknoopt, Doopsgezinde Bijdragen, 1899, blz. 1-20.
- voetnoot2)
- Dapper, blz. 149, zegt: Jan van Geele kreeg remissie van de landvoogdes op voorwaarde, dat hij de stad Munster aan Keizer Karel zou overleveren.
- voetnoot3)
- Deze Mathijs is in het oproer gedood.
- voetnoot4)
- In hoever Mr. Wouter betrokken is geweest bij het oproer, blijkt niet. Wel heeft hij ongeveer een maand lang, elken dag, soms zelfs meermalen 's daags, met dien Mathijs gesproken en hem bij het weggaan steeds op het hart gedrukt, dat hij de zaak wel bewaren zou. Een vonnis heb ik niet gevonden. Uit een brief van Reynier Brunt aan Hoogstraten van 2 Januari 1535/6 blijkt, dat Mr. Wouter gebannen is, want Mr. Pieter van Montfoort houdt te Haarlem conversatie met ballingen, zooals Mr. Wouter. Of dit vonnis verband houdt met zijn aandeel aan het oproer of betrekking heeft op andere aanklachten, zooals, dat hij de Schrift niet uitlegde overeenkomstig de plakkaten, is mij evenwel niet gebleken.
- voetnoot1)
- Brief van 2 Januari 1535/6.
- voetnoot2)
- Successio Anabaptistica, Dat is Babel der Wederdoopers doer V.P. Coloniae Bernardi Gualtheri Anno M.D.C.III, Bibliotheca reformatoria Neerlandica, Dl. VII, blz. 1-87.
- voetnoot1)
- Brouwer Ancher geeft in een noot de volgende verklaring: ‘De scholastieke theologie der Middeleeuwen had een vierledige verklaring der Bijbelboeken ingevoerd. De eerste was natuurlijk de verklaring van hetgeen letterlijk in den Bijbel te lezen is, dus de eenvoudige verklaring, waarbij dan de schriftuur stond op één claeuwe. Jacob van Campens meening was echter, dat er ook een symbolische verklaring van de Heilige Schrift aan te nemen was, namelijk dat de door God geïnspireerde schrijvers van het Oude Testament in hun verhalen gedoeld hebben op hetgeen in het Nieuwe Testament geboekt staat, waarbij de schriftuur alsdan stond op twee claeuwen’.
- voetnoot2)
- In de Successio Anabaptistica wordt deze Cornelis genoemd onder de Apostelen van Jan Mathijsz. In den nacht, toen ‘de naecte luden liepen’ had hij met Jacob van Campen geslapen ten huize van Hillegont Petersd. op den Nieuwendijk. Hij is kort vóór 17 Mei 1535 in Den Haag gedood, wat blijkt uit het verhoor van de genoemde Hillegont Petersd.
- voetnoot1)
- Hier en in het vervolg is in het opschrift niet de datum van het vonnis, maar van het begin van het proces gegeven, in verband met hetgeen opgemerkt is in de inleiding, blz. 2.
- voetnoot1)
- Brieven, rapporten en verbalen gezonden aan den graaf van Hoochstraten, stadhouder-generaal van Holland, Zeeland en Friesland, voor het meerendeel naar aanleiding van vervolgingen, ingesteld tegen Lutheranen en Wederdoopers 1530-1539.
- voetnoot1)
- Actum op den lesten dach in Novembri anno 1534, presentibus den schout allen den burghermeesteren, dempto Ruysch Janssen, Claes Hillebrantszn, Mr. Cornelis Dobbenszn, Mr. Claes Heyn ende Joost Buyck Zijbrantszn, scepenen.
- voetnoot1)
- Actum op den 11e dach decembris anno 34 mitter clocke, presentibus den schout, allen den burgermeesteren Claes Hillebrantszn, Mr. Claes Heyn, Joost Buyck ende Claes Basgen, scepenen.
- voetnoot1)
- Actum op den letsten dach in Decembri anno 1534, presente toto collegio.
- voetnoot1)
- Dit verhoor is doorgehaald. In margine staat: ‘Is genouch begrepen in de confessie bij hem gedaen voor den heere van Assendelff ende de procureur op de poort’.
- voetnoot1)
- In margine: dit heeft Claes ter bancke missaect.
- voetnoot1)
- Speer.
- voetnoot1)
- Paloeren of paluren, uniform, de kleederen, waardoor men als krijgsman in dienst van een bepaalden heer of van een stad kenbaar is. Dr. E. Verwijs en Dr. J. Verdam, Middelnederlandsch Woordenboek, 's-Gravenhage, 1885, dl. VI, blz. 74.
- voetnoot1)
- Snaphaen, munt van 5 of 6 stuivers. Op de munt stond een ruiter. Deze was waarschijnlijk genoemd naar het wapen, dat hij in de hand droeg. Haen zou dan de bekende benaming van een deel van het geweer zijn. Verwijs en Verdam, dl. VII, blz. 1386-1387.
- voetnoot1)
- Actum op den eersten dach in Junio anno 1535, presentibus Claes Gherijtszn schout, Ruysch Janssen, Heyman van Aemstel Jacobszn, Goessen Janssen Recalff ende Mr. Jan Teyng burghermeesteren ende allen den schepenen.
- voetnoot1)
- Aldus gecundicht den 14e July anno 1535, presentibus den schout, Goessen Janszn Recalff burghermeestere ende allen den scepenen.
- voetnoot2)
- In margine staat: gebannen.
- voetnoot1)
- Sinte Peters ad vincula = 1 Augustus.
- voetnoot1)
- Barvoetebroeders is een andere naam voor de Minderbroeders of Observanten.
- voetnoot2)
- Bij den gerechte gesloten den 10e July anno 35, presentibus den schout ende allen den scepenen.
- voetnoot1)
- Actum den 24e dach in Meye anno 1535, presentibus den schout, Ruysch Janssen, Heyman van Aemstel Jacobszn ende Goessen Janssen Recalff burgermeesteren ende allen den scepenen dempto Symon Lourenszn.
- voetnoot1)
- Misschien de Restitutie van Bernt Rothmann, die in October en November 1534 verspreid werd, en waarvan Cornelius, S. 13 zegt, dat het boek ‘eine Darstellung der in Münster herrschenden Lehre und Lebensgestaltung und die Geschichte der wunderbaren Grundung und Erhaltung der Gemeinde enthält’. Dit boekje had waarschijnlijk de priester aan Jan Paeuw gebracht, want deze had van den priester verstaan ‘hoe dattet binnen Munster stonde’. Noch Jan Paeuw noch Jacob van Campen hadden het evenwel gelezen.
- voetnoot1)
- Het verhoor van Jacob van Campen en van twee vrouwen wordt opgehouden, totdat Hoogstraten, die verwacht wordt, in de stad komt. (Brief van 11 Juni 1535). Waarschijnlijk waren dit Fije Danen en Margriet uuyt Hitlandt, die allen 10 Juli 1535 veroordeeld werden, nadat de stadhouder gemeld had, niet te komen dan na de dagvaart te Mechelen.
- voetnoot1)
- Actum op den eersten dach in Junio anno 1535, presentibus Claes Gherijtszn schout, Ruysch Janssen, Heyman van Aemstel Jacobszn, Goessen Janssen Recalff ende Mr. Jan Teyng burghermeesteren ende allen den schepenen.
- voetnoot1)
- Actum den 24e dach in Meye anno 1535, presentibus den schout, Ruysch Janssen, Heyman van Aemstel Jacobszn ende Goessen Janssen Recalff burgermeesteren ende allen den scepenen dempto Symon Lourenszn.
- voetnoot1)
- Actum den 24e dach in Meye anno 1535, presentibus den schout, Ruysch Janssen, Heyman van Aemstel Jacobszn ende Goessen Janssen Recalff burgermeesteren ende allen den scepenen dempto Symon Lourenszn.
- voetnoot1)
- Actum den 24e dach in Meye anno 1535 presentibus den schout, Ruysch Janssen, Heyman van Aemstel Jacobszn ende Goessen Janssen Recalff burgermeesteren ende allen den scepenen dempto Symon Lourenszn.
- voetnoot1)
- Actum den 28en July anno 1535, presentibus den schout, Goessen Janssen Recalff ende Mr. Jan Teyng, burghermeesteren ende allen den scepenen dempto Jan IJsbrantszn Holesloot.
- voetnoot1)
- Concernerende Harman Hoen ende Hans van Coelen
- voetnoot1)
- Actum den 28en July anno 1535, presentibus den schout, Goessen Janssen Recalff ende Mr. Jan Teyng, burghermeesteren ende allen den scepenen dempto Jan IJsbrantszoon Holesloot.
- voetnoot2)
- In margine: dese wat opte houden.
- voetnoot3)
- In margine: Sacramentisten nyet gedoopt.
- voetnoot1)
- In margine: te sterven mitter executie.
- voetnoot1)
- Actum den 14e in Julio anno 35, presentibus den schout, Goesen Janssen burgermeester ende allen den scepenen.
- voetnoot1)
- Actum den 28en July anno 1535, presentibus den schout, Goessen Janssen Recalff ende Mr. Jan Teyng burghermeesteren ende allen den scepenen dempto Jan IJsbrantszn Holesloot.
- voetnoot1)
- Actum den 24e dach in Meye anno 1535, presentibus den schout Ruysch Janssen, Heyman van Aemstel Jacobszn ende Goessen Janssen Recalff, burgermeesteren ende allen den scepenen dempto Symon Lourenszn.
- voetnoot1)
- Actum den 28en in Meye anno 1535, presentibus den schout, Ruysch Janssen ende Goessen Janssen Recalff burghermeesteren, Symon Claeszn, Gherijt Andrieszn, Jan IJsbrantszn Holesloot, Dirck Hillebrantszn ende Claes Loen scepenen.
- voetnoot2)
- Actum opden 28en in Meye anno 1535, presentibus den schout, Goessen Janssen Recalff burghermeester ende allen den scepenen dempto Symon Lourenszn.
- voetnoot1)
- Actum opden eersten dach in Junio anno 1535 presentibus Claes Gherijtszn schout, Ruysch Janssen, Heyman van Aemstel Jacobszn, Goessen Janssen Recalff ende Mr. Jan Teyng burghermeesteren ende allen den scepenen.
- voetnoot1)
- Naar kerkelijke feest- en boetedagen.
- voetnoot1)
- Michaelis kan zijn 29 Sept., 8 Mei of 16 Oct. Hier is alleen mogelijk 8 Mei, want de bakster is gehangen 21 Mei 1535.
- voetnoot1)
- Gecundicht den 2en Marcy anno etc. 36, presentibus den schout, Claes Gherijt Deymanszn ende Cornelis Banninck, burghermeesteren ende allen den scepenen, dempto Claes Gherijt Mattheusznszn.
- voetnoot1)
- Brieven, rapporten, verbalen, enz.
- voetnoot1)
- Gecundicht den 28e dach in Augusto anno 1534, presentibus Heyman van Aemstel, schout, Allert Boelenzn, Ruysch Janssen ende Jacob Peterssen, burgermeesteren, Claes Hillenbzn, Mr. Cornelis Dobbenzn, Mr. Claes Heyn, Joost Buyck Zijbertszn ende Mr. Peter Bicker scepenen.
- voetnoot1)
- Gecundicht den 21e novembris anno 1534, presentibus den schout, allen den burghermeesteren Claes Hillebrantszn, Mr. Cornelis Dobbenzn, Mr. Claes Heyn, Joost Buyck Zijbertszn ende IJsbrant Coppertszn, scepenen.
- voetnoot1)
- Gecundicht opden 25en Novembri anno 1527, presentibus die schout met geheele collegie dempto Jacob Dircxzn Pruisch scepenen.