Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 40
(1919)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 10]
| ||||||||||
De houding der Nederlanden in de Hongaarsche geloofsvervolgingen (1674-1680) (officiëele bescheiden),
| ||||||||||
[pagina 11]
| ||||||||||
van interventie in hun belang was toegestaan, waren in het koninkrijk Hongarije als in een zelfstandigen staat de rechten van de protestanten, o.a. volledige autonomie, door Rijksdagsbesluiten en andere verdragen verzekerd. Leopold en zijne diplomaten waren echter van plan niet alleen de zelfstandigheid van Hongarije te vernietigen, maar ook de ‘ketterij’ aldaar uit te roeienGa naar voetnoot1). Toen tengevolge van herhaalde schennis der Hongaarsche wetten enkele Hongaarsche magnaten zich genoodzaakt zagen eene samenzwering tegen den koning te smeden (1669)Ga naar voetnoot2), werd van deze gunstige gelegenheid gebruik gemaakt eenerzijds door te verkondigen, dat Hongarije hierdoor zijn recht op zelfstandigheid had verloren, andererzijds door met behulp van vervalschte brieven de schuld der samenzwering op de protestanten te schuiven, hoewel juist al deze magnaten katholieken waren. Leopolds trouwste dienaren, de Jezuïeten, hebben hierin vooral de hand gehad. Ik zou te ver afdwalen, als ik nog meer hiervan zou mededeelen; alleen zij er op gewezen, dat er sinds 1672 voor het judicium extraordinarium te PozsonyGa naar voetnoot3), voor de vervolging der samenzweerders ingesteld, hoe langer hoe meer predikanten werden gedagvaard, die allen werden veroordeeld en opgesloten, tenzij zij een reversaal onderteekenden, waarin zij verklaarden katholiek te willen worden of Hongarije te zullen verlaten. Het was duidelijk, dat 't hier niet om schuld aan de samenzwering maar om het geloof te doen was; hetwelk dan ook aan den Grooten Keurvorst van Brandenburg Frederik Willem in 1672 aan- | ||||||||||
[pagina 12]
| ||||||||||
leiding tot interventie gafGa naar voetnoot1). Dat hielp echter weinig: in 1674 werden nagenoeg alle protestantsche predikanten voor het judicium extraordinarium gedagvaard. Velen gaven aan de oproeping gehoor, anderen vluchtten naar gebieden, die onder Turksche protectie stonden. In Pozsony speelde zich dan het bekende proces af: reversalen moesten worden geteekend. Een honderdtal bleef echter standvastig, die liever wenschten ter dood veroordeeld te worden; zij werden voorloopig in de gevangenis gezet. Verscheidenen zijn hier door onmenschelijke behandeling spoedig gestorven, anderen verklaarden zich naderhand toch bereid de reversalen te onderteekenen en weken uit. Een veertigtal predikanten van ongebroken moed werden echter op 18 Maart 1675 als slaven weggevoerd naar de Spaansche galeien. Omtrent dezen tijd beginnen onze hier medegedeelde bronnen uitvoeriger te spreken. De Staten der Vereenigde Nederlanden maakten - wellicht thans voor den eersten keer in de geschiedenis - op grond van de Calvinistische ondersteuningsidee van het recht van politieke interventie voor geloofsgenooten gebruik. De geschiedenis van deze interventie was tot nu toe tamelijk duister. Alleen Prof. Dr. E. Thury publiceerde enkele brieven van keizerlijke gezanten in Den Haag, welke eenig licht hierop hebben geworpenGa naar voetnoot2). In Nederlandsche archieven werd echter tot nu toe niet gevorscht. Ik ben aan dezen arbeid gegaan en de uitkomst daarvan wordt hier medegedeeld. Allereerst ging ik de politieke stukken opsporen, waarvoor de dépêches van Hamel Bruyninx, gezant te Weenen (1669-1693), als uitgangspunt dienden; daarna heb ik in protokollen van kerkelijke lichamen gezocht om te zien, of er aanteekeningen hieromtrent te vinden waren. Enkele gegevens schenen op sterke medewerking van de gereformeerde kerk te Utrecht | ||||||||||
[pagina 13]
| ||||||||||
te wijzen en het doorlezen van haar protokol leverde dan ook werkelijk verrassende resultaten op. Ook van de gereformeerde kerk te Amsterdam meende ik eenige medewerking aan de interventie te mogen verwachten, waarin ik echter ben teleurgesteld. Ik deel deze aanteekeningen toch mede, om te toonen, dat, al was eene groote gemeente niet bij machte sterkeren invloed uit te oefenen, tenminste belangstelling werd getoond. Het archief van de gereformeerde gemeente te 's-Gravenhage heb ik niet onderzocht, omdat er geen enkele aanwijzing was, dat daar stappen ten behoeve der Hongaren zijn gedaan. Dat verwondert mij niet, want bij nader onderzoek krijgt men den indruk, dat èn de Staten van Holland èn dientengevolge de kerken dezer provincie aanvankelijk bij het begin van de interventie zeer voorzichtig in hun optreden waren, al verbeterde de situatie, tenminste bij de synodale gedeputeerden in Den Haag, na de bevrijding der Hongaarsche predikanten. Het Oud-synodaal Archief in Den Haag kon mij hierin ook weinig helpen, aangezien de bijlagen op de protokollen juist van de tweede helft van de 17de eeuw verloren zijn gegaan. Wie de hier medegedeelde synodale protokollen en andere stukken uit de overigens sterk calvinistische Noordelijke provincies (Friesland, Groningen) doorleest, zal begrijpen, dat ik in de archieven van de kerkelijke gemeenten aldaar in het geheel niet veel hoopte te vinden. De oorzaak daarvan is niet aan gebrek aan belangstelling maar veel meer daaraan toe te schrijven, dat er geen betrekkingen tusschen de veroordeelde Hongaarsche predikanten en de Noordelijke provincies hebben bestaan. Dat neemt niet weg, dat er vermoedelijk nog enkele aanteekeningen te Franeker en Leeuwarden in de protokollen van de kerkelijke gemeenten te vinden zullen zijnGa naar voetnoot1). Uit de politieke rol, welke de Staten van Friesland hebben gespeeld, is echter duidelijk, dat deze aanteekeningen niet veel nieuws kunnen bevatten. In ieder geval viel de positieneming en invloed van deze kerken met die van Utrecht niet te vergelijken. Het | ||||||||||
[pagina 14]
| ||||||||||
is opmerkelijk genoeg, dat de afgevaardigden van de Hongaarsche predikanten hier te lande alleen in het Zuiden van het land bezoeken hebben gebracht en wel aan de kerken van Arnhem, Utrecht, Leiden, Den Haag, Delft, Rotterdam, Dordrecht, Gouda, Haarlem en AmsterdamGa naar voetnoot1). Om deze redenen, afgezien nog van bezwarende technische moeilijkheden, heb ik dan in het Noorden niet gevorscht. Zeer waardevol zijn daarentegen de grootendeels voorhanden zijnde brieven van den gezant Gerard Hamel Bruyninx, al ontbreken de antwoorden van den griffier Fagel geheel en al. Ook de protokollen van de Staten-Generaal, die ik over dit tijdperk (1674-1680) alle heb doorgezien, zijn gewichtig. De brieven der Staten-Generaal aan den Keizer evenals diens antwoorden zijn heden, althans in het Alg. Rijksarchief, niet meer te vinden; hun inhoud bleef echter in andere hier medegedeelde documenten bewaard. Het is overigens mogelijk, dat zij nog eens uit het Staatsarchief te Weenen te voorschijn zullen komen. In de Resolutiën der Provinciale Staten heb ik weinig gevonden. Van de houding der Staten van Holland spreken de resolutiën der Staten-Generaal genoeg. FrieslandGa naar voetnoot2), en naar het schijnt ook GelderlandGa naar voetnoot3), hebben eene enkele - men moet toegeven - zeer belangrijke resolutie genomen, en Utrecht, hoewel hier de druk tot interventie het sterkst was, heeft maar twee keer zijn stem laten hooren. Waarom niet meer? Naar mijne meening alleen hierom, omdat de Staten van Holland wegens het niet voldoen van de krijgssubsidie, waartoe zij zich tegenover den Keizer verplicht hadden, vooral in de eerste helft van 1675 in groote verlegenheid waren | ||||||||||
[pagina 15]
| ||||||||||
en voorloopig in hun interventie niet te ver wilden gaan. Hoe ongelukkig dit voor de Hongaarsche protestantsche kerken ook was, toch durfden de andere provincies niet veel zeggen, omdat de benauwde toestand gedeeltelijk aan haar zelf was toe te schrijven, door haar weigering of haar onvermogen om haar deel te betalen. In het algemeen zij opgemerkt, dat ik de hier medegedeelde stukken uit handschriften heb genomen, welke ik over dit tijdperk geheel heb doorgezien. Zijn er geene verdere aanteekeningen medegedeeld, hoewel in deze documenten nu en dan daarop wordt gezinspeeld, dan beteekent dit, dat de bedoelde besluiten toch niet werden genomenGa naar voetnoot1). Mijn streven was de oorsprong en ontwikkeling van alle stappen historisch na te gaan. Hierbij behoort ook het vraagstuk van de Gedeputeerden tot de buitenlandsche zaken, welke commissie geen protokol schijnt te hebben gevoerd, althans vind ik noch bij FruinGa naar voetnoot2) noch in het Alg. Rijksarchief sporen daarvan. Mijn vermoeden wordt nog versterkt door Van Beverningk's affaireGa naar voetnoot3); althans kan ik niet veronderstellen, dat deze commissie geregeld protokol heeft gevoerd. Anders zou Van Beverningk niet zoo slecht op de hoogte zijn geweest van de onschuld der Hongaarsche predikanten, daar de memorie van Hamel Bruininx al een jaar in handen van deze commissie lagGa naar voetnoot4). Ik heb hier uitsluitend de officieele documenten medegedeeld en wel om de volgende redenen. Allereerst verlangt het onderwerp zelf eene scherpe scheiding tusschen bronnen van officieelen en van particulieren aard. Deze geloofsvervolging was zoo belangrijk, dat bijkans heel Europa hierin werd gewikkeld. Daarenboven zijn de bronnen talrijk, hoewel tot nu toe geen systematisch onderzoek naar officieele stukken in verschillende landen | ||||||||||
[pagina 16]
| ||||||||||
van Europa heeft plaats gehad. Het door mij in Nederland ingesteld onderzoek bewijst, dat dergelijke stukken wel in ruime mate voorhanden zijn. Het is overbodig te zeggen, dat officieele bronnen in dat geval boven particuliere mededeelingen (brieven enz.) de voorkeur verdienen, omdat de schrijvers daarvan in den regel minder goed op de hoogte zijn van hetgeen er in de officieele wereld omging. Bovendien stellen de door mij hier gepubliceerde documenten de houding van de politieke en kerkelijke overheden in de Nederlanden duidelijk in het licht. De particuliere brieven van de Hongaarsche predikanten afkomstig, welke hier te lande na hun bevrijding waren aangekomen en na een verblijf in Engeland nog enkele maanden hier vertoefdenGa naar voetnoot1), spreken meer van hun persoonlijke indrukken, voorzoover zij iets nieuws bevatten. Deze brieven zouden overigens door wijlen Prof. Dr. E. Thury, die ze te Zürich had ontdekt, worden uitgegeven. Zijn plotselinge dood heeft dit plan helaas verhinderdGa naar voetnoot2). Ik koester de hoop deze brieven uit zijn nalatenschap als een afzonderlijk geheel te publiceeren, in welk verband deze van uit de Nederlanden geschrevene brieven der Hongaarsche predikanten beter op hun plaats zullen zijn. Ik doe dat - zooals gezegd - op grond van de methodische overweging, waarin ik door een diepgaande bestudeering van dit onderwerp ben versterkt, dat de uitgave dezer documenten in twee strikt gescheiden groepen moet geschieden. Aan mijne opvatting vasthoudend liet ik ook de bescheiden van half officieel karakter weg. Zoo b.v. den brief, dien Zaffius tot de Nederlandsche predikanten heeft | ||||||||||
[pagina 17]
| ||||||||||
gerichtGa naar voetnoot1). In werkelijkheid schijnt deze nooit aangekomen te zijn. In elk geval is van eene officieele behandeling van dezen brief nergens sprake. Evenmin heb ik den brief van Malapert aan De Ruyter opgenomenGa naar voetnoot2), aangezien Malapert hier niet in opdracht van de Staten heeft gehandeld en zijn brief geen officieel karakter heeft. Ook de verschillende brieven, welke De Ruyter met betrekking tot de vrijlating van de Hongaarsche predikanten ontving en verzond, heb ik hier niet in regest opgenomen, omdat De Ruyter ondanks de officieele opdracht der Staten-Generaal als een private aangelegenheid de vrijlating heeft uitgevoerdGa naar voetnoot3). Bovendien hebben Brandt, Kocsi Csergö, Otrokócsi en andere nieuwe vorschers van deze brieven reeds uitvoerige mededeeling gedaanGa naar voetnoot4). Ik nam daarentegen wel de proclamatiën van de Hongaarsche predikanten op, voorzoover deze op de | ||||||||||
[pagina 18]
| ||||||||||
Nederlanden betrekking hadden. Al waren deze nooit een onderwerp van officieele behandeling, zij hadden toch de bedoeling hulp langs politieken weg te bewerken. Bovendien heb ik het geheele tijdperk met 1680 afgesloten beschouwd. Dat ik de synodale besluiten van Groningen en Ommelanden na 1680 opnam, laat zich gemakkelijk verklaren. De synoden van Groningen en Ommelanden hebben nl. bij uitzondering ook na 1680 over Hongaarsche aangelegenheden besluiten genomen. Wie echter de mechanische arbeidsmethode der synoden kent, weet, dat deze besluiten nog altijd een naklank van 1674 zijn en laat zich niet bedriegen, doordat ook na 1680 vele geloofsvervolgingen in Hongarije hebben plaats gehad. Hoewel in deze besluiten wel duidelijk is te voelen, dat de leden van de synode berichten over nieuwe vervolgingen na 1680 hebben ontvangen, toch is hier de nawerking van 1674 naast andere elementen (bidden voor verdrukte kerken in de geheele wereld) duidelijk te herkennen. Daarentegen zegt het genoeg, dat andere synoden met 1680 of met 1681 over de Hongaarsche aangelegenheden ophouden te spreken. Tegen mijne opvatting, om in de lange rij van volgende interventiën van Nederlands zijde deze periode met het jaar 1680 als afgesloten te beschouwen, zal men misschien op de bekende rol van Hamel Bruyninx op den Hongaarschen Rijksdag te Sopron (1681) wijzenGa naar voetnoot1). Ik moet echter al dadelijk opmerken: 1o dat het 25ste wetsartikel, waarin den Hongaarschen predikanten de terugkeer naar hun vaderland werd toegestaan, niet door eenigen invloed van Hamel Bruininx is tot stand gekomen, en 2o dat de dépêches van Hamel Bruyninx, gericht aan den griffier | ||||||||||
[pagina 19]
| ||||||||||
en de Staten in het jaar 1681, welke ik in handschrift geheel heb doorgezien, wel van andere gravamina der Hongaarsche kerken melding maken, van de veroordeelde Hongaarsche predikanten echter niet reppen. Dat zou overigens ook overbodig zijn geweest, omdat deze predikanten sinds 1679 in Hongarije terug waren. Wat betreft de werkzaamheid van Hamel Bruyninx in het jaar 1681, moet ik er evenwel de aandacht op vestigen, dat het interventiewerk der Nederlanden tot in het midden der 18de eeuw heeft voortgeduurd en omvangrijker is, dan tot heden toe werd vermoed. Het is waarlijk een geluk te noemen, dat de Nederlanden door bondgenootschappelijke betrekkingen met den Keizer juist in de moeilijkste tijden van onze kerk de gelegenheid en het plichtsgevoel hebben gehad om voor onze belangen op te treden. Al konden de Nederlandsche gezanten en de Staten-Generaal bijkans nooit geheel hun oogmerk bereiken, zij werkten toch voortdurend met alle middelen de godsdienstpolitiek van de Habsburgers in Hongarije tegen. Op grond van deze en andere archivalische onderzoekingen, dit probleem betreffende, meende ik deze periode met 1680 te moeten afsluiten. Wat nu onze documenten aangaat, weerspiegelt zich daarin duidelijk de bondgenootschappelijke verhouding tusschen den Keizer en de RepubliekGa naar voetnoot1). Immers begint met ons tijdperk een nieuwe periode in de buitenlandsche betrekkingen van Nederland. De Witts regenten- (tevens Franschgezinde) politiek was mislukt, nu moest de Oranje-Keizerlijke politiek beproefd worden. Daarom is de dikwijls slappe houding van den raadpensionaris Fagel begrijpelijk: hij moest immers naast de Hongaarsche andere voor het bestaan der Republiek belangrijke aangelegenheden met den Keizer en zijne diplomaten regelen. Daarom waren er tijden, dat de Staten meenden weinig te kunnen doen; men voelt echter ook in dit geval, dat het hun aan goeden wil niet ontbrak. | ||||||||||
[pagina 20]
| ||||||||||
Ook de houding der Nederlandsche predikanten is begrijpelijk. De onverschilligheid, welke hier en daar op te merken viel, vond zijn oorzaak allereerst in de samenstelling van de leden der synode. Deze wisselden nl. elkaar jaarlijks afGa naar voetnoot1). Hoe zou men dientengevolge kunnen verlangen, dat de geheel nieuwe leden, die van den feitelijken toestand waarschijnlijk zeer weinig afwisten, met denzelfden vurigen ijver aan het werk zouden zijn gegaan, als hunne voorgangers? Ook moet men bedenken, dat de kerken zelve nieuwe tijden tegemoet gingen. Het echte Nederlandsche Calvinisme met zijne heele ideeënwereld (o.a. belangstelling voor buitenlandsche geloofsgenooten) begint terrein te verliezen, tevens daalde de macht der predikanten. Het was nog niet lang geleden, dat de Voetiaansche hervormingspogingen waren mislukt en de commissarissen der Staten wel niet door ‘goddelijke order’ maar ‘uit gewoonte’ in de synoden zaten. Toch is roerend te lezen, hoe zij de Hongaarsche ‘broederen’ opnemen, hen telkens in de publieke gebeden gedenken en hoe zij ook voor hun eigen kerken voor onheil vreezen, ingeval zij hunne plicht verzuimen. Deze interventie is als geschiedkundig probleem zeer merkwaardig. Het is immers opvallend, dat een van Hongarije vergelegen staat als Nederland, dat nooit gemeenschappelijke belangen daarmede had, bereid was de Hongaarsche geloofsgenooten niet alleen cultureel (door toekeunen van bijzondere voorrechten aan Hongaarsche studenten op zijne Hoogescholen), maar ook politiek te ondersteunen. Ook dit is opvallend, dat de Republiek de Hongaarsche aangelegenheden nooit voor diplomatieke doeleinden heeft misbruikt. De diepere oorzaak, welke al deze problemen verklaart, ligt in de internationale ondersteuningsidee van het CalvinismeGa naar voetnoot2). Niet toevallig | ||||||||||
[pagina 21]
| ||||||||||
is het, dat Utrecht, waar Voetius, de grootste Calvinist der 17de eeuw, heeft gewerktGa naar voetnoot1), eene zoo gewichtige rol in de interventiepolitiek der Nederlanden heeft gespeeld. Ook dit is niet toevallig, dat G. Hamel Bruyninx - zelf een katechisant van Voetius -, die een van de gewichtigste Nederlandsche gezantschappen bekleedde, zoo uitstekend in den Bijbel thuis was. Zijne uitvoerige memorie van 1675, een werk van een zeer bekwaam diplomaat, is doortrokken van zuiver calvinistische ideeën. Deze ideeën werkten in de toekomst door: de Nederlandsche interventies, al bereiken zij niet altijd haar doel, houden te Weenen tot het midden der 18de eeuw, tot het stervensuur van het Oud-Nederlandsch Calvinisme, met de grootste hardnekkigheid aan. Ten slotte is het mij een behoefte mijnen dank aan hen uit te spreken, die mij bij mijne onderzoekingen de behulpzame hand hebben geboden. Allereerst moet door mij een woord van warmen dank tot het Curatorium van het Stipendium Bernardinum te Utrecht (Voorzitter Prof. Dr. S.D. van Veen) gericht worden, dat voor archivalische onderzoekingen, o.a. dit probleem betreffende, mij als stipendiaat van het Bernardinum bijzondere subsidies heeft verleend. Verder moet ik het bestuur en personeel van | ||||||||||
[pagina 22]
| ||||||||||
verschillende kerkelijke en Rijksarchieven bedanken, dat zij mijne onderzoekingen in alle opzichten hebben vergemakkelijkt. Ook aan de Heeren Van Someren, Bibliothecaris der Rijksuniversiteit te Utrecht, en Dr. Hulshof, Conservator der Handschriften aldaar, behoort door mij voor hunne voortdurende tegemoetkoming en hulp een bijzonder woord van dank te worden gericht.
E.M. | ||||||||||
Lijst van geraadpleegde archieven.
| ||||||||||
I. Politieke Lichamen.I.
| ||||||||||
[pagina 23]
| ||||||||||
qualycker getracteert worden, synde ettelijcke honderden - - naer dat sy het examen te Presburgh lang uyt gestaen ende tot gheen renegerinch gebracht hebbe kunnen worden, noch met goede woorden noch met dreygementen van galeij, sweert ende galgh - - eydelyck in harde gevanckenisse ende swaere banden hier ende daer gebracht ende gelegt geworden, met scherp verbodt aen alle bevelhebberen, dat sy niemant by haer sullen laten komen; off gedogen, dat iemand met haer spreeckt. Sulcx dat veele vande schaepen van Christi recte waerheyt, sonder harders sijnde, de waerheyt afvallen. Ondertusschen nemen de soo genoemde rebellen niet aff, maer meer ende meer toe, 't geen in 't eynde door het toekomen der turcken, noch wel een beswaerlycken ende gevaerlycken toestant mocht ende oorsaecken. Eenige dagen geleden is hier tijdinghe geweest, dat de Keyserse tegens de rebellen eenighe honderden verloren hadden; nu loopen de geruchten, dat de oversten Smith 900 van de rebellen neer gemaeckt soude hebben. Hiermede etc. Concept. Register van uitgaande brieven van Hamel Bruyninx, 21 Jan. 1673-29 Dec. 1674. A.R. 's-Gravenhage. Leg. 89. | ||||||||||
II.
| ||||||||||
[pagina 24]
| ||||||||||
daer sij sullen oordeelen sulcx van vrucht te sijn, sullen aenwenden om sijne Keyserlijcke Majesteyt tot commiseratie over der gereformeerde gemeynte in Hungarien, ende insonderheyt over derselver predicanten droevigen toestand te permoveren ende voorts op de bequaemste secreetste en met meest ernstige wijse de saecke daer heenen trachten te dirigeren, ten eynde de voornoemde gereformeerde gemeynte en voornamentlyk mede de bedienaars des goddelijcken woords onder deselve vande voorschreve harde persecutien bevrijt, ende in een gerusten staet herstelt mogen werden. Secr. Res. - R.A. Utrecht, Statenarchief 637. | ||||||||||
III.
| ||||||||||
[pagina 25]
| ||||||||||
soude angekomen sijn en veerdig om overgegeven te werden, als dit tegelijk van drie so considerable geallieerdens van sijne Majesteyt met ernst gepousseerd wierd, so geloven wij dat er wel eenige apparantie tot succes soude sijn, maer buyten dat wijnige of gene. A.R. 's-Gravenh. Stat. Gen. 7178. Ook als concept: Register etc. Leg. 89. | ||||||||||
IV.
| ||||||||||
[pagina 26]
| ||||||||||
devoiren ende goede officien bij deselve gesecundeert te werden, soo haest dergelijcke brieven van voorschrijvens van wegen den Coninck van Denemarcken ende sijne Churfurstelycke Doorluchtigheit van Brandenburg mede verveerdicht, ende aldaer aengecomen sullen sijn. Secr. Res. - R.A. Utrecht. Stat. arch. 637. | ||||||||||
V.
| ||||||||||
[pagina 27]
| ||||||||||
koming van alle verdere daeruyt te vreesen onheylen. - T'welcke als den Heer Grave van Montecuculi hadde aengenomen gehadt, is het daer doenmaels bijgebleven. Wat. haer ho. mo. ten voorszeynde aen sijne Keyserlijcke Majesteyt geschreven missive aengaet, die sullen wij volgens ordre onder ons houden tot dat de andere beloofde van den Coning van Denemarcken ende Heer Cheurfurst van Brandenburgh sullen ingekomen sijn, dewelcke haere hier aenwesende ministers seggen daegelijckx te verwachten, ende heeft den Heer Envoyé van Brandenburgh daertoe opnieuw een schrijven laeten afgaen. A.R. 's-Gravenh. Stat. Gen. 7178. Ook als concept: Register etc. Leg. 59. | ||||||||||
VI.
| ||||||||||
VII.
| ||||||||||
[pagina 28]
| ||||||||||
wegens de stad ter beschrijvinghe gecommitteert, hebben in onse vergaderinge geexhibeert en laten lesen het nevensgaende extract uyt den missive geschreven uyt Ongarijen, waeruijt UEd. sullen vernemen hoedanich onse religionsverwanten aldaer geweldich werden gepersecuteert ende in de gevanckenisse gesmeten. Ende want welgemelte Heeren ons mede bericht hebben, dat door voorspraeck en intercessie vanden heer schweedsche ambassadeur aen het hoff van sijne Keyserlijcke Majesteyt eenige vande gedachte ongeluckige en deplorabele menschen uyt hare detentie waren gerelaxeerd, soo hebben wij ons verplicht gevonden UEd. bij desen gansch ernstigh en vrundelijck te versoucken, dat UEd. met alle efficacieuse devoiren en empressementen ter vergaderinge van haer ho. mo. die saecke daerhenen willen dirigeren, dat deselve soo met krachtige brieven van voorschrijvens aen hoochgedachte sijne Keyserlijcke Majesteyt als bij de Heren derselver in den Hage aenwesende ministers alle bedenckelijcke officien gelieven te adhibeeren, ten eijnde gemelte onse geloofsverwanten van opgedachte oncristelijcke vervolgingen violenteren ende incarceratien mochten werden en blijven gedelibreert, waartoe ons verlatende etc. R.A. Utrecht, Stat. arch. 232. | ||||||||||
VIII.
| ||||||||||
[pagina 29]
| ||||||||||
in nostra Hungaria extirpata est. Omnes pastores partim expulsi, partim Presburgi in carceres, numero 150 conjecti sunt. Nulli Theologo amplius sub poena capitis in Hungaria vivere licet.... Non ita pridem D. Köpeczi (qui ante biennium Groningae studuit) Presburgo ex carcere ad Dm Altingium scripsit; ut et uxor Di Csúzi, ad matrem in Frisiam; conqueritur in literis, quod maritus absque ulla causa sit captus, et crudeliter tractetur. R.A. Utrecht. Stat. arch. 234. | ||||||||||
IX.
| ||||||||||
[pagina 30]
| ||||||||||
staen, dat alvorens in desen te disponeren de retroacta sullen worden opgesocht ende nagesien. R.A. Utrecht. Stat. arch. 635. | ||||||||||
X.
| ||||||||||
[pagina 31]
| ||||||||||
te zijn, wanneer wij ons te binnen brengen de sware persecutien ende elenden, die dese republiek om een en deselve oorsaecken heeft gesupporteert, ende dat sy mitsdien nade oude lesse: haud ignara male miseris succurrere disco, haere christelijcke compassie niet onbetuigt behoorde te laten aen diegene, die jegenwoordig in hetselve predicament staen, gelijck sij daer af doorgaens professie heeft gemaackt ende noch onlangs ter occasie vande groote vervolgingen in Piemont alatemte ende charitable preuves daervan gethoont. Ende nademael dat berieht is, dat den koning van Sweeden sich niet ontsien heeft sijn crediet en voorspraecke voor sijne geloofsgenooten bij hooggemeldte Keiserlijke Majesteit te interponeren, soo meinen wij dat het den staat qualijk soude kunnen verantwoorden, indien sij niets ter werelt voor de haere quamen te senteren. Temeer, dewijle het seer apparent is, dat nademael de keyser ter complaisance van een prince, met dewelcke hij niet in de beste correspondentie is levende, van sijn voorige rigeur heeft gelieven te remitteren, deselve daertoe veel meer sal worden gepermoveert, doorde gunstige intercessie en voorschrijvens van die gene, met welcke hij bij versche tractaten op het nauwste is geallieerd, ende verknocht, waermede etc. Leeuwarden, 20 Martii, 1675. UE. goede vrunden de Staten van Vrieslandt, was geparapheert Sabinus Wissemavt. Ter ordonantie derselver: J. de Schepper. Copie. Acta Synodi Provincialis Frisiae. (Leeuwarden), 1675. - A.v. Pr. K. Utrecht. | ||||||||||
XI.
| ||||||||||
[pagina 32]
| ||||||||||
XII.
| ||||||||||
XIII.
| ||||||||||
[pagina 33]
| ||||||||||
tyrannicque persecutien ende onverdraeglycken overlast wierden verlost ende op vrije voeten gestelt. R.A. Utrecht. Stat. arch. 232. | ||||||||||
XIV.
| ||||||||||
XV.
| ||||||||||
XVI.
| ||||||||||
[pagina 34]
| ||||||||||
hebben ter vergaderinge voorgedragen ende bekent gemaeckt, dat de deputati synodi vande provincie van Utrecht aende Heeren Staten harer principalen bij memorie hadden vertoont etc. (vgl. No. 13), ende dat oversulcx de hoochgemelde Heeren Staten de gemelde Heeren Gedeputeerden bij expresse aenschrijvinge hadden gelast met alle bedenckelijcke ende meest krachtige officien ende permotiven aen haer Ho. Mo. voor te dragen, aen te houden ende het daerheenen te dirigeren, ten eynde deselve door efficacieuse brieven van voorschrijvens ende recommandatie soo aenden Keyser als Coning van Spaignen wilden bevorderen ende effectueren, dat de voorszeidc broederen ende religionsverwanten vande voorsz. persecutien, gewelt ende overlast mochten worden verlost ende op haere vrije voeten gestelt; hetwelcke de gemelte Heeren Gedeputeerden dan vervolgens oock met alle meest crachtige redenen hebben gesecondeert ende geurgeert. Ende is daernevens mede gelesen de missive vanden resident Hamel Bruynincx, geschreven tot Weenen den 22en September laestleden, de voorsz. harde persecutien ende vervolginge der predicanten in Hongarien mede concernerende. Waerop gedelibereert etc., dat het voorsz. geproponeerde neffens copie vande voorsz. missive vanden voornoemden resident Hamel Bruynincx gestelt sal worden in handen vande Heeren van Heuckelom ende andere haer Ho. Mo. Gedeputeerden tot de Buytenlantsche saecken om te visiteeren, examineren, de retroacta na te zien, ende van alles alhier ter vergaderinge rapport te doen. R.A. Utrecht. Stat. arch. 635. | ||||||||||
XVII.
| ||||||||||
[pagina 35]
| ||||||||||
anderen seinen Mitbrüdern bannisirt auss der galera ohn einen predicanten nach Utrecht soll geschreiben haben’ etc. Hij vraagt om instructie in deze aangelegenheid.Medegedeeld bij Thury, Adatok.... p. 44. | ||||||||||
XVIII.
| ||||||||||
XIX.
| ||||||||||
[pagina 36]
| ||||||||||
woordich nevens andere predikanten om de saecke der religie, naer een voorgaende...Ga naar voetnoot1) gevanckenis miserabil gebannen op de galeye, gelijck uyt deselve brieff nader gesien can worden, ende daer benevens versocht, door serieuse brieven aen den Keyser als door particuliere dewoiren van de resident Hamel Bruynincx den voornoemden ende andere ellendige gebannen vande galeye mochten worden ontslagen ende generaelijck die vande gereformeerde religie gratieuselijck ende genadichlijck gehandelt, dat sulcx een plicht was die men aen geloofsverwanten ende een christelijck medelijden schuldich was, versoeckende dienvolgens gantsch ernstelijck, dat hare Ho. Mo. door haer schrijvens aen sijne Keyserlijcke Majesteyt in faveur vande voornoemde ellendigen gebannen wilden intercederen ende den voornoemden resident Hamel Bruynincx lasten met sijne particuliere dewoiren ende alle goede officien de voorsz. saecke crachtelijck te willen seconderen, opdat de voorsz. gebanne predicanten mochten werden verlost ende soo doenlijck die vande religie met oogen van gratie van hoochstgedachte sijne Keyserlijcke Majesteyt aengesien, tot welcke eerstelijck de gemelte Heeren Gedeputeerden Staten meynden te meer hoope van succes te geven, doordien sij vernamen dat op de intercessie vanden Coninck van Sweeden, sijne Keiserlijcke Majesteyt eenige lutersche predicanten mede onder de voorsz. gebannene sijnde geweest hadde ontslagen, ende dat apparent bij dese constitutie van nieuwe alliantie, soo niet meerder, immer soo veel gedefereert soude werden, aen het versoeck van haren Ho. Mo. als aen dat van den hoochsgedachte Coninck van Sweeden, hebbende den gemelten heer van Santen voorts de voorsz. saecke met alle bedenckelijke redenen ernst ende yver gesecondeert. Waerop gedelibereert etc. mits desen te consenteren in het voorsz. versoeck ende dat dienvolgende ende brieven van voorschrijvens daartoe gerequireert ende den voornoemden resident Hamel Bruynincx gelast 't voorsz. versoeck met alle meest crachtige officien te seconderen | ||||||||||
[pagina 37]
| ||||||||||
ten eijnde de voorsz. gevangene ende gebannene predicanten mogen werden verlost ende vande galeye bevrijt. R.A. Utrecht. Stat. arch. 635. | ||||||||||
XX.
| ||||||||||
XXI.
| ||||||||||
[pagina 38]
| ||||||||||
XXII.
| ||||||||||
XXXIII.
| ||||||||||
XXIV.
| ||||||||||
[pagina 39]
| ||||||||||
XXV.
| ||||||||||
XXVI.
| ||||||||||
[pagina 40]
| ||||||||||
derselver alhier aenwesende ministers, by communicatie van 't keyserlycke decreet contentement ende satisfactie sal geven. Ondertusschen dat syn Keyserlijcke Majesteyt reciproquel versocht, dat haer Ho. Mo. ordre souden believen te stellen, dat de catholise - - roomsgesinde - - binnen Uytrecht, ende Overyssel, so hardt niet souden werden getracteert, als geschiede. Waer op ick antwoorde, dat niet te twijffelen was, als dat haer Ho. Mo. gesupponeert eenigh hardt tractament, sulcx sonder difficulteyt souden inwillighen, als billijk ende redelyck so wanneer syn Keyserlycke Majesteyt van sijner zyde preuve van moderatie, sagtmoedigheit ende christelijcke liefde tegens den evangelise in Ungaren gegeven sal hebben: ende wat myn belangde, dat ick daertoe soude bybrenghen 't geen mijn meugelijk soude wesen, met denselven iever, als ick haer Ho. Mo. billijke, redelijke ende christelijke ordre hadde geexecuteerd, opdat eenmael dat woeden van christen tegen christen gematight mochte worden. - Hieromme, ende omdat de Ungarse persecutie na behoren mochte worden gemodereert, so versoek ik, dat haer Ho. Mo. myn ordre believen te geven, dat ik dit hof mag verseekeren, dat haer Ho. (Mo.) binnen Uytrecht, Overijssel ende andere plaetse van haren staat, alle billijke redelijke ende mogelijke moderatie sullen gebruyken, ende om daer van een levendighe preuve te geven, dat haer Ho. Mo. ordre hebben gestelt, om te examineren, waerinne haere gravamina bestaan, so haest die ingekomen sullen sijn, want sulcx billijk ende redelijk is, uyt desen naturlijcken reghel, bij onsen heylandt ende salighmaker ons zelfs gerecommandeert: 't gheen ghy niet wilt, dat U geschiet, doet dat aen andere niet. Hiermede etc. A.R. 's-Gravenh. Stat. Gen. 6080 en 7178, concept aldaar Leg. 90. (Register van uitgaande brieven van Hamel Bruyninx 3 Jan.-22 Dec. 1675.) | ||||||||||
[pagina 41]
| ||||||||||
XXVII.
| ||||||||||
XXVIII.
| ||||||||||
[pagina 42]
| ||||||||||
ende mijnen plicht daeromtrent willen afleggen, desen dus tot gheen anderen eynden dienende, als om de selve t'accompaigneren, onder den heer van der Dussen, die sich met het overbrenghen van dien heeft geschargeerd; sal ik hiermede etc. A.R. 's-Gravenh. Stat. Gen. 6080. | ||||||||||
XXIX.
| ||||||||||
XXX.
| ||||||||||
[pagina 43]
| ||||||||||
voor dat ik het decreet gesien sal hebben, overmits ik veel mael ondervonden hebbe, dat de toesegginge favorabelder syn als de resolutien ende de decreten. A.R. 's-Gravenh. Stat. Gen. 6080. | ||||||||||
XXXI.
| ||||||||||
XXXII.
| ||||||||||
XXXIII.
| ||||||||||
[pagina 44]
| ||||||||||
dat den secretaris Abele myn daervan by simple copye communicatie gegeven, ende daer beneffens een beslothe missive aen de regeringe te Graz toegesonden heeft. Doch hiermede niet te vrede konnende syn, hebbe ik versocht extensie ende exhibitie van het decreet in forma, om U Ho. Mo. te communiceeren; ende daer beneffens opene brieve van requisitorien ad omnes magistratus etc. om het voorsz. decreet sijn effect te doen hebben, 't geen mijn so wel 't een als 't ander by den heer Chancelier toegeseght is geworden. Hiermede etc. A.R. 's-Grav. Stat. Gen. 6080. | ||||||||||
XXXIV.
| ||||||||||
XXXV.
| ||||||||||
[pagina 45]
| ||||||||||
XXXVI.
| ||||||||||
XXXVII.
| ||||||||||
XXXVIII.
| ||||||||||
XXXIX.
| ||||||||||
[pagina 46]
| ||||||||||
baronibus, nobilibus’ etc., waarin hij o.a. zegt, dat ‘cum nobis intuitu officiorum ex parte charissimorum amicorum et confoederatorum nostrorum Generalium Foederati Belgii Statuum interpositorum, benigne placuerit decreverimusque, ut Hungarici religionis Protestantis pastores, tum nuper ad triremes relegati, tum in carceribus aliis modis detenti in libertatem asserentur’.Medegedeeld bij Thury, Adatok.... p. 162-163. Ook aanwezig: A.R. 's-Gravenh. Stat. Gen. 6080. | ||||||||||
XL.
| ||||||||||
XLI.
| ||||||||||
[pagina 47]
| ||||||||||
XLII.
| ||||||||||
XLIII.
| ||||||||||
XLIV.
| ||||||||||
[pagina 48]
| ||||||||||
resolvirten, Ehrwürdige Kayserliche Mayesthät wegen Losslassung der Predicanten zu danken, zum anderen sich zu dergleichen Freyheiten für die Catholische undt zu Abschaffung der schulteissen inquisition zu reclären’. (Hierbij komt als bijlage een Fransch memoriaal van Kramprich d.d. 13 April 1676, aan de Staten-Generaal gericht, dat echter op raad van Fagel later werd ingediend.)Medegedeeld bij Thury, Adatok.... p. 174-178. | ||||||||||
XLV.
| ||||||||||
[pagina 49]
| ||||||||||
geten formulam renversalium secundum tenorem decreti caesarei de non vindicando daer neffens te vougen, hoewel ik sulcx versocht hadde, ende niet anders als hoogh nodigh geoordeelt konde worden, op dat men eenmael door het werck soude komen; oversulcx daerenboven versocht, dat de brieven van requisitie ende 't renversallGa naar voetnoot1) mochten worden gedepescheert, naer het ontwerp, als ick hem ter handt stelde. Waerop eindelijk deser daghen gevolght is, dat ik de depesches volgens de neffensgaende copije hebbe bekomen, niet zonder moeyte ende verscheiden memorien aenden hoffchancelier die sich hieromtrent wel heeft gethoont ende gedraghen. Hierdoor dan in staet synde om d'executie te lathen bevorderen, soo hebbe ick van daegh eenighe Ungaren gecommitteert van beyde de confessies om het Keyserlyck decreet ter executie te stellen, ende de effective verlossinge van de gevangene praedicanten te bevorderen, 't gheen ick hope dat met Gods hulpe - - die syn genadighe aenschijn soo verre heeft lathen blijcken - - in korten volkomentlijk sal volghen. Wij hebben hier volkomen naerricht vande verlossinge van die ghenige praedicanten, die op de Napelsse galeijen sijn gevonden, door intercessie van den heer Admiraal de Ruyter. Maer aengesien noch een eenighe gevangenen ende geaffligeerde hier ende daer in Hungaren sich bevinden ende ook ettelijcke 18 te Buccari aen de Golff - - toe gehoort hebbende den graeff van Serin, nu syn Keyserlycke Majesteyt bij confiscatie toekomende - - gelijck ook noch twee in seeckere have in Italien genaemt Theate, soo hebbe ick van daegh de nodighe ordre tot derselver verlossinge als oock van die noch meer hier ende daer gevonden ende naergevorscht souden konnen worden, als voorgestelt ende afgeveerdight. Godt geve daer toe sijne verdere genaed ende seghen. Amen. - Dewyl u Ho. Mo. myn de goetheyt so verre hebben believen te bewijsen, by derselver resolutie van den 9en Maart 1676, - - daer ik deselve onderdanigh voor bedancke - - dat sy myn - - op myn versoeck - - verloff vergunt hebben, | ||||||||||
[pagina 50]
| ||||||||||
om een keer derwaerts te moghen doen, soo sal ick het ampelder rapport omtrent dese saeck, als ook 't gheene deselve vorder is raekende, ende U Ho. Mo. voor te brenghen, ende in deliberatie te geven is, tot myn overkomste reservere, door dien ick alles bequamer tot bericht van U Ho. Mo. ende tot dienst van Gods kercke naer het evangelium in Hungaren, selfs mondelingen sal voor ende aenbrengen konnen. Hiermede etc. A.R. 's-Gravenh. Stat. Gen. 6080. | ||||||||||
XLVI.
| ||||||||||
XLVII.
| ||||||||||
XLVII.
| ||||||||||
[pagina 51]
| ||||||||||
evangelische predicanten uyt Hungarien verdreven, gesecondeert met een brief van recommendatie vande heere Churfurst van Brandenburch, geschreven tot Ceulen aende Spree, den 9en Junij lestleden, bedanckende voor eerst haer Ho. Mo. van dat de supplianten door derselver voorspraecke van haere miserien ende elenden waeren verlost, en ten anderen versoeckende, dat die vande Evangelische religie in haere kercken in Hungarien vooruit inde te maecken vredenstractaten geconsidereert ende geincludeert mochten werden, ende ten derden, dat de supplianten inde iegenwoordige haere ongelegentheyt met geldtmiddelen mochten werden gesubsidieert, ende geassisteert, breder inde ordinaris notulen huyden vermelt. Waerop gedelibereert sijnde, is goetgevonden ende verstaen, de supplianten mits desen toe te leggen de somma van twee hondert guldens, te vinden uyt het provenu vande presenten, die den grooten Prince van Souho Capiteyn Generael van het geheele coninckrijck van Congo door sijne affgesanten den 26en November 1671 aen haer Ho. Mo. heeft vereert ende laeten overleveren, ende sullen tot dien eynde de voorszeide presenten tot gelt gemaeckt; ende daeruyt de voorszeide 200 guldens aende supplianten ter handt gestelt, ende de overschietende penningen inde secrete casse opgesloten werden, om bij haer Ho. Mo. verder daerover gedisponeerd te werden, soo als deselve t' sijner tijt sullen vinden te behooren. Secr. Res. - R.A. Utrecht. Stat. arch. 637. | ||||||||||
XLIX.
| ||||||||||
[pagina 52]
| ||||||||||
Heuckelom ende andere haer Ho. Mo. Gedeputeerden tot de Buytenlantsche saecken om te visiteren, examineren, de retroacta nae te sien, nopende de gelegentheyt ende toestant van die vande evangelische religie uit coninckrijck van Hungaren, den resident Hamel Bruyninx gegenwoordich alhier inden Hage sijnde, mondelinge te hooren, sijn bericht in te nemen ende van alles rapport te doen, ende wert de supplianten tot een subsidie toegelecht de somma van twee hondert guldens eens te betalen uyt fonds als bij een aparte resolutie staet vermelt. R.A. Utrecht. Stat. arch. 635. | ||||||||||
L.
| ||||||||||
[pagina 53]
| ||||||||||
incliniren scheinen. Womit mich zu beharrlichen Kayserlichen Hulden undt Gnaden unterthenigst befehle etc. Thury'sche verzameling No. 108. Hoogeschool-bibl. Pápa. | ||||||||||
LI.
| ||||||||||
[pagina 54]
| ||||||||||
Bruynincx, tegenwoordich alhier inden Hage wesende, nader mondelinge te hooren, sijn bericht in te nemen ende van alles rapport te doen, ende werdt aen Basilium Köpeczi, Stephanum ParenszaziGa naar voetnoot1), Johannem Szomodi, Stephanum BattozkessiGa naar voetnoot2), Franciscum Ottrokoczi, Balthasarum Nicletium, Johannem ZalonesaiGa naar voetnoot3), Thomam Steller, acht vande voornoemde hungarische predicanten met de voorszeide missive ende brieff van recommendatie herwaerts gecomen tot een subsidie toegelecht de somma van vierhondert guldens eens, te betalen uyt het restant van het provenu vande presenten, die den grooten prince van Souho, Capiteyn Generael van het geheele coninkrijck van Congo, door sijne affgesanten den 26en November 1671 aen haer Ho. Mo. heeft vereerd ende laeten overleveren, breeder gementioneert in haer Ho. Mo. resolutien vanden eersten ende achsten Augusti lestleden. Secr. Res. - R.A. Utrecht. Stat. arch. 637. Ook als gewone resolutie Stat. arch. 635. | ||||||||||
LII.
| ||||||||||
[pagina 55]
| ||||||||||
haer Ho. Mo. Gedeputeerden tot de buytenlantsche saecken om neffens derselve supplianten voorige missive ende het schriftelyck rapport vanden resident Hamel Bruyninx, de voornoemde hungarische predicanten concernerende ende inde notulen vanden 14en deser breder vermelt, te visiteren ende te examineren ende in conformité van haere Ho. Mo. resolutie vanden eersten Augustus lestleden, de retroacta nae te sien, nopende de gelegentheyt ende toestant vandie vande evangelische religie int Coninckrijck van Hungarien, den voornoemden resident Hamel Bruynincx jegenwoordich alhier inden Hage wesende mondelinge te hooren, sijn bericht inte nemen ende van alles alhier ter vergaderinge rapport te doen. R.A. Utrecht. Stat. arch. 635. | ||||||||||
LIII.
| ||||||||||
[pagina 56]
| ||||||||||
de supplianten gelieven te verleenen brieven van voorschrijvens aen sijne Conincklijcke Majesteyt van Groot Brittannien ten eynde de supplianten des te vrijmoediger hare saecke sijne Majesteyt mogen comen voor te dragen. Ende een goede uytcomste inde selve becomen mitsgaders der supplianten voorige missive met het schriftelijcke rapport vanden resident Hamel Bruynincx, de voornoemde hungarische predicanten concernerende ende in de notulen vande 14en desselve maents breder vermelt, hebbende oock in conformité van haer Ho. Mo. resolutie vanden 1en Augusti lestleden de retroacta naegesien, nopende de gelegentheydt ende toestant vandie vande evangelische religie int coninkrijck Hungarien, alsmede mondelinge gehoort den voornoemde resident Hamel Bruynincx ende daernevens overgelevert ende ter vergaderinge laeten lesen een proiect van een missive van voorschrijvens aen sijne Conincklijcke Majesteyt van Grootbrittannien ten behoeve vande voornoemde hungarische predicanten, bij den voornoemde resident Hamel Bruynincx op ordre vande gemelde heeren haer Ho. Mo. Gedeputeerden ontworpen ende opt papier gebracht. Waerop gedelibereert sijnde, hebben haer Ho. Mo. de voorsz. missive soo als deselve aen het eynde deses staet geinsereert haer wel laeten gevallen, ende is voorts goedgevonden ende verstaen, dat deselve inde fransche tale getranslateert ende de Ungarische predicanten met het bericht vanden voornoemde resident Hamel Bruynincx, daerin vermelt, ter handt gestelt sal worden om aen sijne Conincklijcke Majesteyt by deselve overgelevert te worden. Ende is wijders mede goetgevonden ende verstaen, dat copie vande voorszeide missive aen hoochsgedachte sijne Conincklijcke Majesteyt doorde voornoemde Ungarische predicanten zal werden ter handt gestelt aenden heere van Beuningen, haer Ho. Mo. extraordinaris ambassadeur aen meer hoochsgedachte sijne Conincklijcke Majesteyt van Groot Brittannien, ende denselven daernevens aengeschreven de voorszeide hungarische predicanten daer omtrent de behulpsame handt te bieden ende, sooveel eenichsints mogelijck sal wesen, te seconderen. | ||||||||||
[pagina 57]
| ||||||||||
LIV.
| ||||||||||
[pagina 58]
| ||||||||||
tot dien eynde te lande uyt te gaen ende daer niet weder in te comen op conincklijcke ongenade, ende de hoochste straffe, doch dat sulcx - - als een saek van d'uijtterste conscientie - - bij veele ende verscheyde onder haer met een ongemeene stantvasticheyt tot de gevanckenisse, galeye, banden van yser, den bloede ende doot toe is geweygert, soo sijn wij daer door met een christelijck medelijden tegens haer soodanich bewogen geworden, dat wij d'intercessie voor haer bij sijn Keyserlycke Majesteyt met ernst hebben laeten ondernemen ende door aenhouden tot vrijstellinge van haere personen, restitutie van haer affgenomen kercken, vrije bedieninge vande voorszeide evangelische religie, off wel in allen gevallen een naerder ende onpartijdich ondersoeck over schult off onschult, maer aengesien wij tot noch toe niet verder van sijne Keyserlycke Majesteyt hebben connen verwercken, als haer ontslaginge vande galeyen ende gevanckenisse ende derhalven onse schuldige compassie verder hebben willen doen blijcken ende onse conscientien ontlasten omtrent de plicht, waer aen een geloffsgenoot tegens gelooffsgenoot naer de wet van een christelijcke lieffde, broederschap ende gemeynschap der heylighen is verbonden. Daer en boven oock door onse vordere intercessie bij sijne Keyserlijcke Majesteyts goedertierentheyt, billickheyt ende gerechticheyt van meening sijn te doen aenhouden om verdere vergunninge vande voorsz. resterende versochte pointen, dat oock gedeputeerden vande voorszeide ontslagen hungaerse predicanten ons daer en boven te kennen hebben gegeven, dat sij haer geerne mede aen U Conincklijcke Majesteyt souden addresseren, omt' faveur van U conincklijcke intercessie bij sijne Keyserlijcke Majesteyt ootmoedich te versoecken ende mede te mogen genieten, ten eynde sij aen haer kerck ende hare kercken aen haer weder gegeven mochten werden, met toelatinge van een vrije, onbecommerde ende publicque bedieninge van beyde de evangelische religien in Hungaren, soo ende gelijck sij die voor de voorszeide beschuldinge hebben genoten, ende mitsdien ons versocht ende gebeden hebben, om onse brieven van voorschrijvens aen U Conincklijcke Majesteyt, soo hebben wij haer oock daermede niet connen | ||||||||||
[pagina 59]
| ||||||||||
weygeren aende handt te gaen, ende U Conincklijcke Majesteyt vrundtelijck nabuyrlijck goetgevonden te versoecken ende te bidden de voorgemelte gedeputeerden vande voorszeide ontslagen predicanten goedertierentlijck te doen hooren, haer in haeren noodt ende versoecken sodanich te helpen ende bij te springen, als het U Conincklijcke Majesteyt uijt een christelijcke ende godsalige beweginge sal oordeelen te behooren, ende connen goetvinden etc. Secr. Res. - R.A. Utrecht. Stat. arch. 637. | ||||||||||
LV.
| ||||||||||
LVI.
| ||||||||||
[pagina 60]
| ||||||||||
den naeme van haer Ho. Mo ten hooghsten vrundelick nabuyrlick bedanckt over en van weghen de goedertieren loslathinghe der Ungarsen predikanten uyt hare banden ende ijsers; ende dat deselve aen Haere intercessie soo veel heeft believen te defereren, 't gheen sij in gelijcke ende andere occasien overbiedighst sijn danckbaer te erkennen ende te verschuldighen. Doch aengesien haer Ho. Mo. sich volkomentlijck verseeckert houden van de onschuldt ende onnoselheijt deser luyden omtrent eenighe misdaedt van rebellie ende andere haer ten last gelegt, soo vinden sij haer in conscientie verobligeert, deselve soo verre vorder aen te nemen, dat sij andermael met haere intercessie op het vertrouen, dat sij hebben geset op de goedertierentheydt, redelijckheydt, billijckheydt, rechtveerdigheydt ende andere ongemeene christelijcke deughden van sijn Keyserlycke Majesteyt, bij deselve andermael vrundelick nabuyrlick dorven inkomen ende in Christi naeme ende om syne verdienste, die voor ons heeft geleden, als wij syne vianden waeren, vrundtelijck nabuyrlijck te versoecken ende te bidden, dat sijn Keyserlijcke Majesteyt believe den roem van sijne goedertierne sachtmoedigheydt, godtvresende medogentheydt ende christelijcke liefde teghen sijne onderdaenen syn vollkomenheden ende volmaecktheydt te geven door het vergunnen en verleenen van verloff en vrijheydt aen de losgelathen en in ballingschap onswervende evangelise praedicanten: om vrij, onbekommert ende ongemolesteert in haer vaderlandt het Koningkrijck Ungaren bij vrouw, kinderen, vrunden ende maghen te mogen komen, gaen, staen, blijven ende woonen. Daerenboven om haer leer en predickampt in kerken ende scholen onder haer respectieve gemeynten te moghen bedienen, waernemen ende bekleeden, als voor dat van haere verstooringe; ende voorts alles te moghen doen, waertoe sij volgens beroep ende ampt sijn verplicht. Dien volghende dat haer afgenomen kercken, schoolen, huysen ende goederen, daeraen behoorende, weder ingeruymt ende gegeven moghen worden, onder aenbiedinghe van vernieuwinghe van eedt tot verbintenisse van trouwe ende gehoorsame onderdaanigheijdt, die sij aen sijn Keyserlijcke Majesteyt als | ||||||||||
[pagina 61]
| ||||||||||
haeren Koningh schuldigh sijn, bij aldien syn Majesteyt sulckx oordeelen te behooren. Naedemael haer Ho. Mo. seeckere ende gewisse naericht hebben, van dat de Ungarse beweginghe onder de handt van verscheyde machtighe en redoutable machten worden gewoedt ende naer alle apparentie in een groote vlamme van oorlogh, gevaerlijcke verwijderinghe ende schadelijcke verwarringhe tusschen syn Majesteyt en sijne onderdaenen staen uyt te bersten, ten sij de onlusten ende de oorsaecken van dien als noch tijdelijck bijgeleght ende weghgenomen worden; soo hebben deselve als goede vrinden, naebuyren ende geallieerde sijn Keyserlijcke Majesteyt daervan kennisse ende trouwhartighe waerschowinghe willen doen mits desen. Ende dewijlen oock haer Ho. Mo. daerbij merckelijcke sijn geinteresseert, uijt oorsaecke van de alliantie, verbintenisse ende goede vrundtschap, waerinne sij teghenwoordigh met sijn Keyserlijcke Majesteyt staen, ende waerom sij te samen behooren te blijven, indien sij haer waerachtigh interesse wedersijdts naer behooren willen betrachten; ende dat mitsdien de Ungarse beweginghe tot gheen verwijderinghe konnen uytbersten, sonder haer Ho. Mo. daervan de smerten ende onheylen ten deelen te doen gevoelen; soo hoopen en vertrouwen sij, dat sijn Keiserlyck Majesteyt sich wel sal lathen gevallen, dat sij sich daer ontrent bekommeren en deselve in bedencken lathen geven, off het voor sijn Majesteyt ende sijne geallieerde in 't gemeyn ende een ieder in 't bysonder niet dienstigh, noodigh ende raetsaem is, dat de Ungarse onlusten ende oorsaecken van dien hoe eer hoe beter weghgenomen, de gevaeren voorgekomen ende daerdoor de gemiscontendeerde ontwapent ende het dierbare vertrowen tusschen koningh ende onderdaenen herstelt worde. De gerechtigheijdt van saecke is haer Ho. Mo. onbekent, sij sijn oock van gheene meyninghe sich daerinne te engageren, dat meer is, sij hebben al te goedt gevoelen vande rechtveerdigheydt ende goedheydt van sijn Majesteyt, als dat sij souden konnen gelooven, dat sijn Majesteyt willens wethens en met voorbedachten raedt syn onderdaenen soude willen verongelijcken. | ||||||||||
[pagina 62]
| ||||||||||
Ondertusschen konnen sij niet voorbijgaen om het interest dat sij daerinne hebben - - als dat sijn Majesteyts wapenen teghens de overweghende macht van Vranckrijck niet en worden gediverteert - - sijn Keyserlijcke Majesteyt te gemoedt te voeren, dat den vreden, die een koningh aen sijn onderdaenen geeft, om een borgerlijcken oorlogh bij te legghen ende te eyndighen, vrij van grooter aengelegentheydt is, als het verkrijgh van verscheyde niewe staeten; dat de grootste overwinninghe in domesticque verwarringhen daerinne bestaet, dat men niet en behoeft te overwinnen; datmen beter, wijser ende voorsichtigher doet, door den vreden veel liever als met de wapenen, sich in sulcken ghevallen dat ghenige te onderwerpen, 't gheen men ten schoonste genomen tegemoet siet, met gewelt te boven sullen konnen komen. Dat een koningh in burgerlijcken oorlogh teghens sijn onderdaenen altijdt verliest, nimmermeer windt, schoon hij overwindt. Dat de desperatie van soodanighen wilden aert is, dat die niet te temmen sij; oversulcx dat het altijdt voor een koningh gevaerlijck sijn onderdaenen tot desperatie te brenghen, voornamentlijck die gheene, die een rugghe van een seer machtighen erffvyandt ende van anderen hebben, die een indispensabel interest in haer bescherminghe opnemen. Dat het oversulcx in burgerlijcke onlusten altijdt voor den koning lofflijcker, heerlijcker, geruster ende seeckerder is te vergheven als te straffen. Dat sijn Keyserlijcke Majesteyt sich van dese salutaire maxime door gheen contrarie raedt behoort te lathen diverteren; alsoo veelmaels 't particulier interesse dat van een prins te rugghe doet stellen ende 't selve, om 't vuijl te bedecken, met de verw van sub ende obreptie kunstigh aengestreecken wordt; de waerheijdt ende de gewisheijdt van 't een ende 't ander hier voorgestelde soude met veel andere bondighe redenen ende exempelen konnen worden bekrachtigt, bij aldien haere Ho. Mo. niet verseeckert waeren, dat sijn Keyserlijcke Majesteyt van soodanighen wijse ende trowen raedt was gedient, dat het onnoodigh ende vergeefs soude sijn eenighe verdere erinneringhe niet en doen uyt een albemoeyende drifft, maer uyt een hertelijcke wel gemeynde affectie ten | ||||||||||
[pagina 63]
| ||||||||||
gemeynen besten van sijn Keyserlijcke Majesteyt ende haeren staet, bestaende in 't noodigh gebruick van de gemeyne waepenen teghens Vranckrijck. Waeromme sij dan sijn Majesteyt vrundtelijck nabuirlijck versoecken, sij willen haer versoeck niet aff ende de voorsz. moetroeringhe niet in de windt slaen. Ende lathen haere Ho. Mo. sijn Majesteyt vorder versoecken deselve believe haer een positijff antwort te lathen toekomen, opdat de voorsz. in ballingschap omswevende predikanten haer moghen verblijden in de keiserlijcke genade, off troosten in haer onschuld, met gedult ende vertrowen op Godt, affwachtende de kroone der heerlijckheijdt, die belooft is aen alle diegheene, die daer om Christi willen ende sijn waerheydt, die naer het evangelium is, komen te lijden, ende daerbij volstandigh verblijven in gedult en christelijcke lijdtsamheydt; sijn Majesteyt believe verseeckert te sijn, dat sij niet alleen dese lijdende predikanten, maer oock haer ende haeren gantsche staeten, alle kercken ende christelijke gemeijnten, alomme door de gantse christenheydt sullen verblijden door een genadighe en goedertierene resolutie, die deselve op dese vrundelijk nabuirlijcke intercessie, dit versoeck, dese bede, jae oock smeeckinghe sullen komen te nemen. Nademael het gerucht van haer lijde ende elendt door de gantsche wereldt is verspreijdt ende aller herten met medelijden ende ontferminghe sijn ontsteecken; sulcks dat, gelijck de ontferminghe ende 't medelijden aller vroome ende veele hondert duysende evangelise christenen, gebeden ende suchten voor dese lijdende praedikanten in Ungaren tot Godt heeft doen senden: alsoo sal oock die blijdtschap, die sij sullen ontfanghen door de genadighe ende goedertieren resolutie van sijn Keiserlijcke Majesteyt tot haer herroepinge ende herstellinghe, aller loff en dancksegginghe tot Godt doen uytstorten; met inborstighe gebeden voor het welvaeren ende voorspoet van sijn Keyserlijcke Majesteyt persoon ende regeeringe. A.R. 's-Gravenh. Stat. Gen. 7178. | ||||||||||
[pagina 64]
| ||||||||||
LVII.
| ||||||||||
LVIII.
| ||||||||||
[pagina 65]
| ||||||||||
II. Kerkelijke Lichamen.
| ||||||||||
II.
| ||||||||||
[pagina 66]
| ||||||||||
III.
| ||||||||||
IV.
| ||||||||||
V.
| ||||||||||
[pagina 67]
| ||||||||||
D. Correspondens Noord-Hollandiae rapport gedaan aan het Eerwaardige Synodo, dat de saacken vande kercken aldaar voornaementlijck merkelyk waaren gevordert ende wort vorders versocht aan de leden Synodi, de saacken op het serieuste voort te setten door gebeden ende andersints. I-V. A.v. Pr. K. Utrecht. | ||||||||||
VI.
| ||||||||||
VII.
| ||||||||||
[pagina 68]
| ||||||||||
Zuit-Hollandiae heeft den christelijcken synodus uit haer acten voorgedraegen de groote elende en elendige vervolginge in Hungarien soo in opzicht vande protesteerende (sic!)Ga naar voetnoot1) predikanten, sijnde ballingen, als oock de gemeente Jesu Christi aldaer, met versoeck dat in desen synode an de respective classen dese nootlijdende protesterende (sic!) predicanten en gemeinten soo mochten worden gerecommandeert, dat sij derselver in haare publieke gebeden indachtigh mochten sijn; is dit selve van de aenwesende broederen angenomen om een jegelick in sijn classe dit bekent te maken. | ||||||||||
VIII.
| ||||||||||
IX.
| ||||||||||
[pagina 69]
| ||||||||||
de christelijcke voorbede voor deselve bij d'aenwesende broederen, om de respective classen te recommandeeren, aengenomen. | ||||||||||
X.
| ||||||||||
XI.
| ||||||||||
XII.
| ||||||||||
[pagina 70]
| ||||||||||
dan ooeijt te vooren was, is gesproocken van alle de desolatien, benautheden, verdruckingen, vervolgingen en dangereuse conditien der suchtende duyve Jesu Christi bekans in alle gewesten der werelts, op dat doch een ieder leeraer met hertelijcke smeeckingen in den publijcken godsdienst geweldelick aenstae, om de vreede van Jerusalem en welstaent van Zion. | ||||||||||
XIII.
| ||||||||||
XIV.
| ||||||||||
[pagina 71]
| ||||||||||
XV.
| ||||||||||
[pagina 72]
| ||||||||||
daer haer wel visie van gemelte resolutie vergunt is, maer alsoo se om redenen secreet waeren, soo en konden se de copye daervan niet machtigh worden, voordat daertoe speciael consent van haer Ed. Mo. soude sijn. | ||||||||||
XVI.
| ||||||||||
XVII.
| ||||||||||
[pagina 73]
| ||||||||||
omstandiger opgelesen, 't gene sich heeft toegedragen omtrent het lossen vande hungarische predicanten, die om den name Jesu tot een ellendige slavernije op de galeyen waren gedoemt, namentlijk, dat D.D. Deputati Synodi Zuijt- en en Noort-Hollandie van zijn weledele den heere raatpensionaris hadden verstaan, dat hare Ho. Mo., door een christelijcke mededoogentheyt bewogen zijnde ende door eenen heyligen ijver aangedreven, hadden geresolveert te schrijven aan den edelen heer leutenant admirael generael de Ruyter hoog-loffelijken memorie, doenmaels in de middellantsche zee, ten dienste van den Staat ende deselfs hooge bondgenooten tegen derselver vijanden agerende, dat zijn Edele alle goede devoiren by den Prince de Montesarchio ende andere, by dewelcke yet heylsaams te verrichten was, tot lossinge vande voornoemde belyders der waarheyt souden aanwenden, 't welck soo gewenschten uytslach heeft gehadt, dat alle de voorsz. vrijgelatene des Heeren Jesu oock in hare vryheyt herstelt zijn ende dat hare zielen en lichamen door de christelijke barmhartigheyt, ende goet tractament vanden selven saligen heer de Ruyter sijn verquikt geworden, ende van zijn Edele gescheyden zijnde na Switserlandt sijn gereyst ende by missive hertelijcke danckbaarheyt hebben betoont aan de eerwaardige synodus van Zuyd-HollandtGa naar voetnoot1). A.v. Pr. Utrecht. | ||||||||||
XVIII.
| ||||||||||
[pagina 74]
| ||||||||||
XIX.
| ||||||||||
XX.
| ||||||||||
[pagina 75]
| ||||||||||
XXI.
| ||||||||||
XXII.
| ||||||||||
[pagina 76]
| ||||||||||
staedt bij zijn Keyserlijcke Majesteijt alreets commissie was gegeven, om bij zijn Keyserlijcke Majesteijt in faveur vande hungarische predicanten en kercken alles te doen, wat mogelijck was, en dat sijn WelEdelheyt selve verder het zijne gaerne soude toebrengen, indien 't de noot vereyscht, om gemelde heer resident noch meerder instructie te doen hebben. Hadden oock D.D. Deputati conjunctim cum D.D. Deputatis van Zuythollant den weledelen heer resident begroet ende saecke serieuselijck gerecommandeert, dewelcke seer omstandelijck, zoo mondelingh als bij schriftelijcke memoiren, vertoont hadde zijn WelEdelheyt onvermoeiden en gantsch cristelijcke devoiren, tot hiertoe onder Godts zegen niet zonder alle vrucht geweest; voorts met sulcken hertelijcke beweginge beloovende daerin te sullen continueren, dat D.D. Deputati in 't een en 't ander niet alleen ten vollen vergenoegen maer ook daerdoor sonderlinge gestigt waren. D.D. Deputati sijn hier op nomine Synodi voor hare yverige devoiren bedanckt en blijven gelast alsoo te continueren. De respective classen sijn oock gevraecht, of eenige voorslagen hadden ten gemelden eynde, en verclaerden alle tot redres der hungarische zaecken niet te hebben dan hare godtvruchtige gebeden, waerin niet wilden nalaten te volharden. A.v. Pr. K. Utrecht. | ||||||||||
XXIII.
| ||||||||||
[pagina 77]
| ||||||||||
XXIV.
| ||||||||||
XXV.
| ||||||||||
XXVI.
| ||||||||||
XXVII.
| ||||||||||
[pagina 78]
| ||||||||||
hebben D.D. Deputati gerapporteert etc. 2, aengaende hungarische predicanten hadden oock Deputati utriusque synodi, den heer raetpensionaris Fagel begroetende, versocht, dat desen staet geliefde te continueren in hare voorgaende ijver ten beste van die ellendige ballingen ende die bedroefde ende geaffligeerde kercke. Waerop de heer raetpensionaris antwoorde, dat hij niet en wiste, wat daer in meerder soude gedaen worden, datter geschreven was aen den Keyser te Weenen, aen den ambassadeur van Beuningen in Engelant, doch nam syn Edelheyt aen om niet te sullen stilsitten in dat pieuse werck, dat bovengemelte brieven door sijn voorsorge souden worden vernieuwt ende gerepeteert, gelijck oock daernae uyt den mont van sijn Weledelheyt hebben verstaen sulcx geschiet te sijn. - D.D. Deputati worden voor hare moeyte hertelijck bedanckt vanden christelijcken synodus ende siet deselve synodus voor tegenwoordich niet verder daer in te doen, maer alleen blijft D.D. deputatis aanbevolen om een wakent ooge te houden op alle voorvallen in desen, ende daer in dan pro re nata te handelen. A.v. Pr. K. Utrecht. | ||||||||||
XXVIII.
| ||||||||||
XXIX.
| ||||||||||
[pagina 79]
| ||||||||||
art. 5 Synodi Suidthollandiae en art. 7 Noorthollandiae aangaande de hongarise predicanten, alhoewel op nieuws geen nader aensoeck was gedaan, hebben echter Gedeputeerden met den heer raatpensionaris daarover geconfereert en vernomen, of er niet ietwes tot vertroostincq van die ellendige broederen verder soude kunnen worden gedaan, waarop sijn Edelheyt deesen raadt gaf, namentlijk, dat Deputati daar over eens souden spreecken met sijn Excellentie den heer van Beverning, tegenwoordich sijnde inden Hage, en beloofde dat selfs oock te sullen doen, en soo sich eenige goede occasie opdeede, daaraan favorabel de hant te houden, doch indien niet, meinde, dat men dan geen grooten ophef daar van behoorde te maacken. Gedeputeerden, deese goede occasie niet willende laten voorbij gaan, hebben haar op staande voet geadresseert aan den heer van Bevernincq en sijn Eccellentie de saacke van die ellendige ballingen ten allerhoochsten en met seer beweeglijcke termen gerecommandeert. Waarop van zijn Excellentie tot antwoort kregen, dat hij verscheide malen van deese saacke hadde gesproocken met de ambassadeurs van sijn Keyserlijck Majesteit, als oock met die van de Coningen van Engelant en Sweden, dat uut de laatste hadde verstaan, dat den resident van Sweden aan het keizerlijck hof seer groote devoiren hadde aangewent tot hare herstelling en het soo verre hadde gebracht, dat daar over een groot conseil in den raadt des Keizers gehouden was, waar in de bescheidenste wel tot moderatie en sachticheyt helden; maar dat de jesuiten het soo hadden weten te dirigeren, dat dien heilsamen raadt verworpen was en in de oude hardicheyt wiert voortgegaan. Wat de ambassadeurs des Keisers aanginch, als sijn Excellentie te Nimwegen daarvan met haar sprak en voor de Ungaren intercederde, seyden die, dat die menschen niet tot oorsaacke van religie, maar om rebellie en correspondentie met den vorst van Sevenbergen wierden vervolcht. Sijn Excellentie verhaalde oock, dat laatst een Ungarisch predicant was bij hem geweest, die met een deftige en cierlijcke latijnsche oratie hem om hulpe voor hem en sijn medebroederen had aangesocht, maar dat hij hem dit tot antwoort hadde gegeven, namentlijk, dat de | ||||||||||
[pagina 80]
| ||||||||||
Keiserse voorwenden, dat sij enckel om rebellye wierden gestraft, dat het derhalven nootsaackelijck was dat die tegenwerping wiert opgelost, sou haar iets tot haare verlichtinch worden uutgewrocht, doch dat die geseide predicant niets daarop had weten te antwoorden en sedert oock niet weer verschenen was. Sijn Excellentie herhaalde ten laatsten, indien die tegenwerping met bondige redenen kan beantwort worden, dat dan wel wat goets te verrichten sach, en beloofde bij alle gelegentheyt daartoe te sullen vigileren. Waerop Deputati hebben goetgevonden te vernemen, of noch eenige Ungarische predicanten in 't lant sijn, en soo ja, haar hiervan te verwittigen. | ||||||||||
XXX.
| ||||||||||
[pagina 81]
| ||||||||||
hadden uutgegeven, waar in sij haar selven hadden gesuivert van de lasteringe haar te last geleit, namelijck, dat se niet om religie, maar om rebellie wierden vervolcht. Hebben oock deputati geresolveert, dit ter gelegener tijt sijn Excellentie Beverninck te vertonen en de aanbieding van den heer raadtpensionaris te rememoreren. XXVIII-XXX. O.S. 's-Grav. | ||||||||||
XXXI.
| ||||||||||
XXXII.
| ||||||||||
[pagina 82]
| ||||||||||
Haegh sijnde. Welke laetste betuycht hadde, dat hij op aensoek van een der hongarische exulerende predicanten, tot Nimmegen aen hem gedaen, om in haer faveur en tot haer herstellingh alle officien aen te wenden, bewogen was gheworden om daer af te spreken met de heer engelsche ambassadeur Jenkins, van welke hij tot antwoort ghekregen hadde, dat de heer ambassadeur van Sweden aen 't keyserlijcke hof, nu allereyts soo krachtighe en rigoreuse instantien te Weenen daertoe had ghedaen, datter selfs een groot conseil over was aenghestelt. Daer in wel de heeren politijcke neygden nae de sachte kant, en tot de herstellinghe. Doch de ghenoemde geestelijcke en wel bijzonderlijck de jesuiten hadden 't door haer bitterheyt overdwerst, voorgevende, dat het maer waeren een hoop rebellen, gheen faveur weerdich. Zulks datter voortaen niet voordeelichs voor haer te doen scheen, of die blame van rebellije moste eerst op goede gronden van hen sijn afgheweert en men most hen onder een ander naem doen doorgaen, welke antwoorde van sijn Excellentie van Beverningk met de heer raetpensionaris ghecommuniceert sijnde, soo voegde die daerop tot antwoort, datter een ample deductie in gheschrifte was van de heer resident van onsen staet tot Weenen, Hamel Bruyninghs, tot defensie van ghemelte ballingen en religionsverwanten, die in desen ghevallen te passe konde komen: en van welke hij ook beloofde sich te sullen dienen, ende die andere mede te suppediteeren tot promotie van dit pieuse werk en soulagement dier verdruckte ballingen en kerken. De christelijke synode hertgrondelijck bewogen over dese verbrekingh van Joseph en daerbij van ter sijde verstaende, datter al eenighe der exulecrende predicanten in haere kerken souden sijn wederghekeert en herstelt, bedankt D.D. Deputatos voor haer trouwe en ijverighe devoiren alrede in dese saeke aenghewent en versoekt se om verder alsoo te continueren tot beste van Godts kerke. A.v. Pr. K. Utrecht. | ||||||||||
[pagina 83]
| ||||||||||
XXXIII.
| ||||||||||
XXXIV.
| ||||||||||
XXXV.
| ||||||||||
[pagina 84]
| ||||||||||
Synodi Zuid-Hollandiae overeencomende met art. 8 Synodi Noort-Hollandiae, handelende vande hongarische praedicanten, heeft D. van der Lee gerapporteert, dat wel met de heer professor Wittichius had gesproken, maar tot nog toe geen nader bescheit van die praedicanten hadde becomen. XXXIII-XXXV. O.S. 's-Grav. | ||||||||||
XXXVI.
| ||||||||||
XXXVII.
| ||||||||||
[pagina 85]
| ||||||||||
XXXVIII.
| ||||||||||
XXXIX.
| ||||||||||
XL.
| ||||||||||
XLI.
| ||||||||||
[pagina 86]
| ||||||||||
XLII.
| ||||||||||
XLIII.
| ||||||||||
[pagina 87]
| ||||||||||
LXIV.Art. 42 (fragment.) (Een missive gesonden aen de Generaliteyt voor de bedructe in Hungarijen.) Rapporteerden dergelijcken haer Weledelheden, dat insgelijcke hadden aen haer Ed. Mo. voorgedragen de saecken van de bedruckte broederen in Hongarien, en speciatim die vervoert en op de galeye gesmeeten waeren, dat haer Ed. Mo. hadden geresolveert in serieuse termen te schrijven aen haere gecommitteerden ter generaliteyt. Waervoor de WelEd. Heeren Commissarissen met alle ootmoedige gediensticheyt hertelijck sijn bedanckt. | ||||||||||
XLV.
| ||||||||||
XLVI.Fo. 665. (Briev geschreven aan de gedeputeerden vande corresponderende synoden over de gevangene hongarischen | ||||||||||
[pagina 88]
| ||||||||||
broederen sittende op de Napelsche galey.) Eerwaardige, godtzinnige ende hooggeleerde heeren ende broederen. Datelijck in den aanvang van het eerwaardige synodus van Utregt, aldaar gehouden in September lestleden, is aan dezelve deur de heeren professoren Burmannus ende Leusden overhandigt seeckere missive van eene der bedruckte Hongarische broederen, zittende jegenwoordig op de Napelsche galey in eene deer[lycke] slavernie [behelsende] eene beweeglijcke narratie ende verhaal van [haere bovengemelde] ende erbarmelycke toestandt, in welcke sij (daar) doenmaals bevonden door de vreedtheyt van de roomsche praelaten na een langduijrige gevangenisse in Hongarien ende onlijdelijcke beswaarnissen [op den galeyen] na Napels gesonden. Dito missive [door] onze eerwaardige synode niet zonder groote ende weldige beweginge ende roeringe der gemoederen zoo van kerckelijcke als politijcke, daar na gewoonte tegenwoordig, gelesen ende aangehoort zijn, heeft bovengemelte synodus d'aanwesende Heeren politijcke commissarissen nietemin ernstlijck als ootmoediglijck versogt ende gebeden dat hare Edelheden de moeijte geliefden te nemen, om daarvan bij d'eerste gelegentheyt rapport te doen ter vergaderinge van haar Ed. Mo. de Heeren Staten ende met eene te versoecken dat haar Ed. Mo. in serieuse termen wouden schrijven aan hare gedeputeerden ter vergaderinge vande generaliteit ten eynde dat hare Edelheden met de gesamentlijcke gedeputeerden van d'andere provincien, zodanige middelen beramen mogten als tot verlossinge van onse bedroefde medebroederen nodig vinden zullen te behoren, 't welck hare Ed. Mo. niet alleen gewillig hebben aangenomen, nemaar oock aan ons verclaart, dat al bereydt te dier oorzake bezending gedaan hebben aan Zijn Hoogheyt, den Heere Prince van Orange, om met hoog-gemelte sijn Hoogheyt daar over te spreecken. Dit hebben wij Eerwaardige Heeren ende Broederen U U. Eerw. neffens de gedeputeerden van d'andere corresponderenden synodus willen bekent maacken, ende daerbij te gelijck gedienstelijck te versoecken, dat U Uwe Eerwaarden de goedheyt wouden hebben, om hare devoiren bij d'onse te voegen, en specialijck om de Staten van Uwe provincie onder- | ||||||||||
[pagina 89]
| ||||||||||
danigh te bidden, dat hare Ed. Mo. en Gro. Mo. oock aan hare gedeputeerden ter vergaderinge van de generaliteit geliefden te schrijven, ten eynde hare Edelheden neffens de gedeputeerden van d'andere provincien wouden bedagt wesen op zodanige [middelen, als na haar] hoogwijs oordeel d'efficacieuste [mogten wesen voor] een spoedige ende haastige relaxatie ende verlossinge van onse bedroefde ende elendige hongarische broederen, welcke als boven al geseit is ........ in Hongarien ............ hebben moeten ............ ende ........ na Napels met onlijdelijcke beswaernissen .............. van het .............. nu al een geruymen tijdt op de galey in slavernie geseten hebben, verstooten van hare gemeinten ende familien, welcke, als men wel (kan) dencken hare tegenwoordigheyt wel van node hebben, wij en willen, ja konnen niet twijfelen of Uw Eerw. zullen haar zelven(?) geern ende gewillig neffens ons in dese voegen, als wetende dat wij met die bedroefde herten sanguine Christi conglutinati simus, als eens die brave Salvianus zeyde; meer materien ende redenen zullen wij daar niet bijvoegen, opdat wij niet en schijnen aan Uwe gewoonlijcke goedwilligheyt enigermate te twijfelen. D'Heere, van wie ende door wie alle dingen zijn, wille U Uwe Eerwaarden in hare respective gemeinten, familien ende personen (zegenen), 't welck wenscht. Actum Utregt, den 3en November 1675. Nomine deputatorum synodi Dominicus Blaesius, synodi p.t. deputatus. | ||||||||||
XLVII.
| ||||||||||
[pagina 90]
| ||||||||||
hebben D.D. Deputati synodi gerapporteert, dat achtervolgende desen last hadden geschreven aen de respective corresponderende synoden ende berichten hare Edelheden de Commissarissen, dat hare Ed. Mo. de Heeren Staten van dese provintie hierover geschreven hadden aen hare Gecommitteerden ter generaliteyt, op dat de generaliteyt desen aengaende hare officien souden doen aen sijn Keyserlijcke Majesteyt ende vorsten van 't rijck, ten eynde sij mochten verlost worden uyt hare slavernije ende weder herstelt in hare kercken: voor welcke goede voorsorge ende dewoiren dese christelijcke synodus hare Ed. Mo. van herten bedanckt. R.D.D. Correspondentes van Suyd- en Noord-Hollant hebben uyt hare acten oock getoont wat devoiren dien aengaende waren gedaen a D.D. Deputatis Synodi van Suyd- en Noord-Hollant, en dat eydenlijck gemelte predicanten door den manhaften heer Michiel De Ruyter zaliger, luytenant admirael, op ordre van hare hare Ed. Ho. Mo. door een brieff van hare Ed. Ho. Mo. hierover aen den heer De Ruyter toegesonden, waren verlost. | ||||||||||
XLVIII.
| ||||||||||
[pagina 91]
| ||||||||||
XLIX.
| ||||||||||
L.
| ||||||||||
LI.
| ||||||||||
[pagina 92]
| ||||||||||
acta, aengaende den tegenwoordigen staet van die broederen, besonders hoe dat haer Eerwaarden door Godts genadigen zegen - - uyt geseyt een - - in de ampten van haer bediningen waren herstelt, soo heeft de christelijcke synodus sonderlingh genoegen scheppende in Godts vaderlijck goetheyt, in die acte uytgedruckt, de voorsz. acte door den scriba van dit eerwaardige synodus in dit haer synodeelboeck goedgevonden te laten insereren met versoeck, dat wanneer dese saek in verder recommandatie soude mogen werden opgebracht, dat oock dan met enen niet alleen gebeden, maer ook dancksegginge aen Godt voor sijn goetheyt aen die broederen gedaen moghten werden belast. Die acta van Noorthollandt luydt als volght. (Vgl. II, XXXVII). XLIII-LI. A.v.Pr.K. Utrecht. | ||||||||||
Classicale notulen.LII.
| ||||||||||
[pagina 93]
| ||||||||||
genomen in onse gebeden hare noode gedenken en rapporteert Rev. D. Dankers, synodi nostrae deputatus, dat nevens sijne deputatus ende D.D. Deputati Synodi Suyd-Hollandiae tot bekominge van dit godvrugtig oogmerk alrede bezig sijn, sijn haer Edelheden tot bijstand in dese droevige ongelegentheijd twee hondert caroli guldens toegeteld; sal oock hare noodt verder de kercken deses classis worden gerecommandeert, om eenige almoesen tot onderstand der genoemde heeren ballingen aen Rev. D. Quaestor Eleomosynarum Clercqius te bestellen. | ||||||||||
LIII.
| ||||||||||
LIV.
| ||||||||||
[pagina 94]
| ||||||||||
confessie, uit haer vaderlant en van hare kercken gebannen, versoeckende dat oock bij dese vergaderinge devoir tot herstellinge vande evangelische kercken in haer lant mochte worden gedaen, en sij in hare tegenwoordige nootdurfticheyt eenigh subsidie mochten genieten. De vergadering heeft haer bekent gemaeckt, dat de sake vande hungarische kercken alrede wort behertight, en in den aenstaende synode alhier sal dienen. Tot subsidie is haer gegeven 3 ducatons. | ||||||||||
LV.
| ||||||||||
Kerkeraadsnotulen.LVI.
| ||||||||||
LVII.
| ||||||||||
[pagina 95]
| ||||||||||
en sijn ouderlingh frater Witte hebben gerapporteert met de heer burgermeester Hudde en volgens de raad van sijn Achtbaerheyt met de heer van Castricom noopende het stuck van de lossinge der hungaarsche predicanten gesprooken te hebben en hadden die beijde heeren burgermeesteren aengenomen aen die haer saak gunstiglijk te gedencken. | ||||||||||
LVIII.
| ||||||||||
LIX.
| ||||||||||
LX.
| ||||||||||
[pagina 96]
| ||||||||||
vergaderinge verschenen ses hungarische predicanten, voor desen ballingen ende gebannen op de galeyen maer door den heer Admirael De Ruyter hooglofflijcker gedachtenisse verlost, versoeken dat door alle mogelijcke middelen, de vrijheyt van hare kercken ende persoonen soude mogen bevordert ende eenige subsidien voor haer ende hare medebroederen soude meugen gegeven worden. De eerwaardige vergadering, aengehoort hebbende haren voorstel, hebben uyt innerlijcke ontferminge ende mededogentheyt over hare persoonen en vervolginge en over de droevige toestant van haer ende hare medebroederen geresolveert, dat haer versoeck door den presidem bij de Edelachtbare Heeren Burgermeesteren voorgestelt sal worden, opdat hare vrijheyt ende hare gereformeerde kercken bij alle gelegentheyt staatsgewijse soude mogen gevordert worden. - Ten anderen, dat haer Edelgrootachtbaerheden haere persoonen gelieffden te ondersteunen met een liberale subsidium. - Ende dat dese zaake de eerwaerdige classis op het favorabelste zal voorgedraegen worden, voor dewelcke sij selven sullen hebben te compareren, ende dat oock de diaconen deselve zaake sal worden gerecommandeert ende uijt onsse kerckenraetsbeursse werden gesubsidieert als oock den eerwaardige broederen predicanten ende ouderlingen elck hare liberale onderstant en gifte een ijder int bijsonder sal worden gerecommandeert. | ||||||||||
LXI.
| ||||||||||
[pagina 97]
| ||||||||||
vergaderinge oordeelt dit hierbij te laaten berusten. - Oock rapporteert Ds. Beucholt met de broederen diaconen gesprooken te hebben, de welcke hebben aengenommen ijetwes daerinne te doen. | ||||||||||
LXII.
| ||||||||||
LXIII.
| ||||||||||
[pagina 98]
| ||||||||||
LXIV.Fo. 212. (Hungarische predicanten.) Is voorgelesen de attestatie ten behoeve vande hungarische predicanten en geresolveert haer deselve te behandigen, ende tegelijck de gelden bij de predicanten ende ouderlingen ingebracht, bedragende een somma van vierhondert acht guldens en seven stuyvers. | ||||||||||
LXV.
| ||||||||||
LXVI.
| ||||||||||
[pagina 99]
| ||||||||||
LXVII.
| ||||||||||
LXVIII.Fo. 293. Welck voorstel van Ds. Beuckholt door de edele praeses frater van Hoorn de broederen 27 October 1676 bekent gemaeckt sijnde, soo is daerop bij omvrage geresolveert, de resolutie, bij dese vergadering op 13 van dese loopende maent genoomen, dat men de verdrevene ongerse predikanten met f 120. - uyt eenige penningen | ||||||||||
[pagina 100]
| ||||||||||
aen dese diaconie gegeven, om aen vluchtelingen of verdreven predikanten te geven, soude assisteeren, aen de eerwaardige kerckenraet bekent te maecken, en sijn daertoe gecommitteert fratres Nooten en Marcus. | ||||||||||
LXIX.Fo. 293. Opt voorstel door de edele praeses frater van Hoorn gedaen, of men het gelt soo voor de ongerse predikanten is gegeven, door enige broeders haer Eerwaarden aen haer Eerwaarden logement sal laten brengen of dat men hetselve door haer Eerwaarden uyt dese kamer sal laten halen, is geresolveert, datmen hetselve door haer Eerwaarden aenstaende dinsdach sal laten uyt de Kamer halen. | ||||||||||
LXX.Fo. 293. Op den 29en October 1676 sijn de edele fratres Lourens Jansen Nooten en Jan Marcus volgens resolutie vande Camer geweest inde vergadering vande eerwaardige kerckenraet en hebben daer bekent gemaeckt, dat de broeders diaconen geresolveert hebben, om aen de ongerse verdrevene predikanten te geven f 120. - uyt soodanige penningen, als tot sulcken einde aan dese diaconie sijn gegeven, waerop door de eerwaardige preses van de vergadering van de eerwaerdige kerckenraet gevraecht sijnde, of de broeders diaconen oock begeerden dat gemelte ongerse predikanten, geassisteert met een predicant, uyt de eerwaardige kerckenraet inde Camer van de broeders diaconen souden verschijnen. Daerop voorss. gecommitteerde fratres hebben geantwoort daertoe niet gelast te zijn, maer ord(er) te hebben de voorss. predikanten te versoeken, dat haer Eerwaerden geliefden in completen getale aenstaende dinsdach 3 november tevens ten half ses uren aen de Camer deser diaconie te comen en hebben daermede beleefdelijck haer afscheit van de eerwaardige kerckenraet genomen. | ||||||||||
[pagina 101]
| ||||||||||
LXXI.Fo. 293. Op den 3en November 1676 sijn de voorss. ongerse predikanten in de Camer deser diaconie verschenen, als wanneer door de edele praeses frater Johannes van Hoorn een korte, bondige en welspreeckende oratie in duyts wierdt gedaen, ende substantie van die door dien enige van voorss. predikanten geen duyts verstonden, door sijn Edele in latijn herhaeld sijnde, wierden door sijn Edele die voor verhaalde f 120. - neffens noch f 148. -, soo de broeders gesamentlijck tot een vrijwillige giffte aen voorss. predikanten vereert hadden, maeckende samen f 268. -, haer Eerwaarden overgelevert, het welck door haer Eerwaarden met blijtschap ontvangen en met een oratie in latijn tot dancksegginge beantwoort sijnde, sijn vertrocken. LXVI-LXXI. K.A. Amsterdam. | ||||||||||
LXXIII.
| ||||||||||
[pagina 102]
| ||||||||||
heer professor Leusden, als ouderling, te committeren, over die saeke de achtbaere burgermeesteren te begroeten en te versoecken, dat het haer Achtbaere believen, 't selve door mijn heere de Staten van dese provincie te brengen in de generaliteyt, ten eynde soo iets effectivelix te verrichten tot verlichtinge en verlossinge van de voorsz. broederen. | ||||||||||
LXXIV.
| ||||||||||
LXXV.
| ||||||||||
[pagina 103]
| ||||||||||
daar nevens dat men aan onse H.H. Staten sal versoeken, dat iets effectyffs daarin gedaan werde ende gelast de directores daarin steeds aan te houden ende trachten te weten, wat in die sake bij de generaliteit werd gedaan, ende dat daarvan aan de vergaderinge rapport gedaan werde: mede dat dese sake door deputatos in de synode, die op morgen beginnen sal, kennisse gegeven werde, om ook het hare te doen. Aangaande het subsidium werd goedgevonden, dat elk predicant in sijn wijk de welhebbende lieden sal aanspreken, ende dat de professor Burmannus hetgene gegeven wort sal ontfangen ende overmaken. Daarover sal ook dit versoek aen de synode gedaan worden. Sal ook van de voornoemde missive aen de fransche ende luthersche kerk copie gegeven worden. | ||||||||||
LXXVI.
| ||||||||||
LXXVII.
| ||||||||||
[pagina 104]
| ||||||||||
hongarische predicanten aangekomen sijn, als dat 2 à 3 wegens groot ongemack en hardt tracteren op de galeyen gestorven sijn, sal door de eerwaardige schriba aan D. van Halen, nu in 's-Gravenhage sijnde, geschreven worden om te vernemen, wat bij haar Ho. Mo. in dese sake gedaan is, en verder na uijterste vermoghen aldaar te recommanderen en dese vergaderingh dan nader te informeren. | ||||||||||
LXXVIII.
| ||||||||||
LXXIX.
| ||||||||||
LXXX.
| ||||||||||
[pagina 105]
| ||||||||||
hungerse broederen blijft alle de broederen aenbevolen, om alle devoiren aan te wenden tot solaes ende verlossinge van de selve, zoo bij de burgemeester als by anderen. Is oock goetgevonden D. Best te versoecken, dat het sijn Eerwaarde believe aen ymant in Engelandt te schrijven, ten eynde dese saeck in het parlement, dat tegenwoordigh vergadert is, bekent te maecken ende haer Edelen intercessie te versoecken. Daer nevens sal men Syn Hoogheyt, die hier staet in korten tijd te komen door te passeren, daar over begroeten. | ||||||||||
LXXXI.
| ||||||||||
LXXXII.
| ||||||||||
[pagina 106]
| ||||||||||
geleden, en de genadige verlossinge uit de sware bandenen, met eenen een danksegginge aen dese vergaderinge voor derselver dewoiren tot hare verlossinge gedaen, met versoek, dat dese vergaderinge hetsij bij hare Ho. Mo. of daer 't soude konnen met vrucht geschieden, believe op de beste wijse te helpen versorgen, dat haere vrijheid mogte gegeven werden, om weder uit haer bannissement tot haer vaderland te keeren, de vrijheid vande religie ook mede voor de gansche gemeinte aldaer te mogen genieten en in haer diensten weder toegelaten te mogen werden. Is geresolveert dat de directores den Heer Praesiderende van haer Ed. Mo. en de Heeren Borgemeesters en daer verder met vrugt iets gedaen soude konnen werden dese sake te recommanderen, dat alles mogte bij den Keiser aengewent werden, op dat alsoo de kerken van Hungarien in haer voorige vrijheid mogen werden herstelt. | ||||||||||
LXXXIII.
| ||||||||||
LXXXIV.
| ||||||||||
LXXXV.
| ||||||||||
[pagina 107]
| ||||||||||
de gedeputeerde uit de corresponderende synodus tot revisie etc. gelieven te spreecken vande hungarisse broederen, hoe men voor de selve best soude konnen verkrijgen vrijheyt om tot hare gemeyntens weder te komen, als mede van exercitie van religie voor de gemeyntens aldaer, gelijck voor desen gehadt hebben. | ||||||||||
LXXXVI.
| ||||||||||
[pagina 108]
| ||||||||||
daar d'ongarische broederen hare danksegginge hebben gedaan, ende de sake vande ongarische kerken welgemelte heeren gerecommandeerd, welke van hare Hoog Edelheden gunstelik is aangenomen, met beloften van sulks na vermogen te sullen helpen bevorderenGa naar voetnoot1).
LXXII-LXXXVI. K.A. Utrecht. | ||||||||||
Aanhangsel.LXXXVII.
| ||||||||||
[pagina 109]
| ||||||||||
om op naer de stadt napolys te laveren om ons vater en ballast (in te nemen) en verstont door den consel van dalen, dat de hongaryse predycanten op eden alle haer vryheyt becomen hebben en met een eersten aen myn boort gesonden sullen werden, dye wij met verlangen tegemoet sullen syen, wy deden voort onse best al dyen nacht om op te laveren den 11en dato.
Fo. 78. Den 11en febrywary op dysendach. Item den 11en smorgens waren wy die nacht 1½ myl de baey ingeavansert, ick ontfynck een brief op antwort van den mynen van gijster avont en sijn noch dijen avont noch de baey gecomen, de vyseroey is noch met vele groote aen myn bort gecomen en ons bewyllecompt en beloofde....Ga naar voetnoot1) de 26 hongaersche predycanten noch den avond aen boort gecomen en lagen soo dye nacht tot den 12en dato.
Fo. 78. Den 12en febry(wary) op wonsdach. Item den 12en smorgens vroech hebben wij de voorseyde predicanten verdeelt op onse schepen, daer is een luyters predicant by my aen boort, genaempt Samuel Nycolaeys, op heden heb ick den vyseroey den markys de Los Veles wesen becomenteeren ende handen te kussen en te bedancken, dat hij de arme gevangen predycanten hadde in vryheyt gestelt. A.R. 's-Grav. | ||||||||||
LXXXVIII.
| ||||||||||
[pagina 110]
| ||||||||||
onder anderen, dat sijne Excellentie verstaen hadde, dat den prince de Montesarcho met vijff schepen van oorloge uyt Palermo was vertrocken, en wijders op 't versoeck van hem lt. Admirael Generael instandigh geschreven te hebben aen den heer Marquis de Loz Velez, viceroy van Naepels over de relaxatie van de hungarische predicanten; gemerckt met No. 34. A.R. 's-Gravenh. |
|