Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 38
(1917)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 358]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Stukken betrekking hebbende op den tocht naar Chatham en berustende op het Record Office te Londen,
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 359]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op den tweeden voor de monding van de Theems bij het Noord-Voorland lag. Zij zijn vermoedelijk alle op dien laatsten dag naar Holland gezonden en met het adviesjacht, dat hen droeg, in handen van de Engelschen gevallen. Het komt mij voor, dat prof. Brugmans het belang van deze brieven overschatte, toen hij ze ‘hoogst belangrijk voor onze geschiedenis’ noemde. Zij voegen aan onze kennis van den tocht naar Chatham weinig toe. Op het oogenblik, dat zij geschreven werden, stond de eigenlijke aanval nog verricht te worden en wat deze brieven geven, heeft enkel betrekking op het inleidend stadium van de expeditie. De vloot, die Texel had verlaten op den 6den Juni, lag, na bij Den Briel voorraden en krijgsvolk te hebben ingenomen, enkele dagen op de Zeeuwsche kust te wachten op het Zeeuwsch eskader en toen het zeker was, dat dit niet zou komen opdagen, werd zij den 13den in drie smaldeelen ingedeeld, maar kon eerst den volgenden dag oversteken bij gebrek aan goeden wind. Die kwam - zoo leert ons het omstandig relaas van Andringa (hierachter, blz. 398) - den 14den in den namiddag en de vloot ging onder zeil, koersend naar het Konings DiepGa naar voetnoot1). Maar in den vroegen ochtend van den 15den werd zij door een storm overvallen en moesten de ankers worden uitgeworpen. Toen het weer den 16den bedaarde, moest men wachten, tot de wijd en zijd verspreide schepen weer wat bijeen waren, en den 17den zette men de reis voort en bereikte het Konings Diep. Van die rust op den 16den nu maakten onze briefschrijvers gebruik en het resultaat van hun pogingen is een bonte verzameling. Daar zijn ten eerste de brieven van een officieel karakter, gelijk die van Cornelis de Witt en van De Ruyter aan de Staten-Generaal en de Staten van Holland en aan den admiraal der Fransche vloot, den Nederlandschen gezant in Frankrijk, enz Die laatste loopen over de vereeniging met de Fransche vloot, die nimmer kon plaats hebben, omdat Lodewijk XIV heel iets | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 360]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
anders voor had. In de eerste wordt van de paar dagen van 14 tot 16 Juni verslag gedaan, een verhaal waarin de storm een groote rol speelt. Het wordt met allerlei variaties ook geleverd in het tiental particuliere brieven, waarvan sommige kort en droog zijn (die van De Witt aan vrouw en broer), een enkele uitvoerig en precies (die van den secretaris Andringa), een andere (ik meen die van den vice-admiraal Jan de Liefde aan zijn vrouw en men kan hetzelfde zeggen van zijn brief aan de Staten van Holland) vooral merkwaardig, omdat men eruit leert, wat een taaltje in die dagen vice-admiraals konden schrijven. De rest, blijkbaar geschreven door jongemannen, klerken van De Witt, aan hun familie en vrienden, bekoort hier en daar door de menschelijkheid van den toon. Men vergeve mij, dat ik die bescheiden documents humains niet in de vergetelheid van de bundels Holland heb willen laten voortsluimeren: wij zijn aan huiselijke brieven uit den burgerstand van de 17de eeuw niet zoo rijk, dat ik deze, op welke bovendien de glorie van Chatham afstraalt, niet de moeite van een publicatie zou waard achten. De brieven, die aan dezen groep voorafgaan, zijn bijna alle in het Engelsch. Zij zijn geschreven tusschen den 3den Februari en den 10den Juni 1667, alle bestemd voor het oog van de Engelsche regeering, en geven inlichtingen over de stemming in Holland, de gevoelens ten opzichte van vrede, de toebereidselen der Hollanders voor een expeditie ter zee en dgl. De schrijvers, die men moeilijk anders dan spionnen kan noemen, waren mannen van verschillende stand en bekwaamheid. Degeen, die in dezen eersten groep het leeuwenaandeel levert, is Samuel Tucker, die zich uitgaf voor, en vermoedelijk was, een Engelsch koopman te Rotterdam. Ik geef hier negen brieven van hem - niet alle volledig -; verderop nog ettelijke. Hij schreef onder valsche namen (Arthurs, W.S., Johnson), of onderteekende met zijn initialen alleen, en adresseerde zijn brieven nu aan John Johnson, koopman in Lyme, Dorsetshire, dan aan William Johnson, koopman te Antwerpen; ook aan Antoine van der Heeren, koopman te Antwerpen. Al die brieven zijn in dezelfde | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 361]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hand geschreven en alle kwamen ongetwijfeld even snel terecht in handen van Mr. Joseph Williamson, Lord Arlington's lodgings, Whitehall. Ik geloof niet, dat men moet aannemen, dat de commercieele passages in deze brieven slechts bestemd waren om - gelijk wij in onze dagen zouden zeggen - den censor van het spoor te leiden: zij klinken daarvoor te echt. En indien men ze moet gelooven, is Samuel Tucker een vermogend koopman geweest: men zie de passage over de veroverde Antillen (hierachter, blz. 367). Hij was in elk geval een rechte Engelsche patriot en vond het niet noodig om zijn gevoelens te verbergen. Overtuigd, dat oorlog met Engeland Nederland moest ruïneeren, spoorde hij de regeering aan om den vrede niet al te goedkoop te verkoopen en vóór den tocht naar Chatham was hij even krachtig in zijn afkeuring van de ondankbaarheid en overmoed der Hollanders, die ondanks koning Karel's grootmoedige vredelievendheid (zij hadden de onbeschaamdheid te beweren, dat het geldgebrek was!) voortgingen zich ter zee toe te rusten, als hij na den tocht verontwaardigd was over hun opgeblazenheid. Hij was een man van onafhankelijk oordeel en lang niet slecht ingelicht over de bewegingen der Nederlandsche vloot. Ik noem als bewijs voor dat laatste zijn mededeelingen over plannen tegen de Schotsche kapers (hierachter, blz. 375), voor de juistheid waarvan men De Jonge kan raadplegenGa naar voetnoot1). En hij liet het de Engelsche regeering dan ook niet ontbreken aan waarschuwingen, dat, terwijl zij de vloot opgelegd hield in vertrouwen op de vredesonderhandelingen, de Hollanders met man en macht werkten om de hunne zeilree te maken. Van de troepen, die ingescheept zouden worden, wist hij op den derden Juni. 't Is waar, dat hij van het doel weinig begrip had, minder nog dan een ander Engelsch koopman te Rotterdam, van wien ik een brief van 2 Juni geef (hierachter, no. 12). Dat neemt niet weg, dat uit deze brieven blijkt, hoe ampel de Engelsche regeering gewaarschuwd was tegen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 362]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het gevaar dat dreigde. Dat blijkt ook uit de gedetailleerde lijsten van oorlogsschepen en den staat van hun uitrusting, die zij uit Holland kreeg en die ik heb opgenomen om dit feit te illustreeren. Maar het merkwaardigst document in dit verband is de brief van Pierre du Moulin van 10 Juni (hierachter no. 15), die weliswaar niet veel dagen vóór de Nederlandsche vloot in Engeland kan zijn aangekomen, maar waarin de ‘tocht naar Chatham’ bijna met zooveel woorden wordt voorspeld. Du Moulin was verbonden aan het Engelsch gezantschap, dat toen te Breda vertoefde. Uit dezen en twee latere brieven blijkt genoegzaam, dat hij een man van intelligentie en beschaving was. Ik heb verderop in bundel 183 van de collectie Holland een schrijven gevonden van gravin de Hornes in Den Haag aan haar neef (neveu) Lord Arlington, den minister, waarin zij kort na den vrede Du Moulin aanbeveelt voor een of ander ambt. Zij schrijft onder meer: ‘Il est devenu Angles comme vous sçavez, par où je croy que toutes les difficultés et obstacles que sa naissance auroit avoir (sic) pux causer sont levés’. De derde groep brieven is wederom in het Engelsch, geschreven tusschen 27 Mei en 15 Augustus 1667, en, op enkele brieven van Samuel Tucker na, afkomstig van leden van het Engelsch gezantschap, dat den 17den Mei te Breda was aangekomen. Ik heb uit de groote menigte van meest zeer onbeduidende epistels, die van deze heeren in de bundels Holland 182 en 183 bewaard worden, een keus gedaan en in de eerste plaats gepubliceerd, wat rechtstreeks op de expeditie tegen Chatham slaat, en vervolgens wat de uitwerking van het succes der Nederlandsche vloot op de vredesonderhandelingen illustreert. Men zal hier nog twee knappe brieven van Du Moulin aan Arlington vinden over de stemming in Nederland, waarvan de eerste geschreven is vóór en de tweede nadat de schitterende uitslag van de onderneming bekend was geworden. Verder heb ik voornamelijk geput uit de brieven aan Joseph Williamson, den secretaris van Lord Arlington, van een man, die zich gemeenlijk met een onverstaanbaar cijfer en eens met de initialen P.M. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 363]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
teekent en dien ik heb kunnen identifieeren met den ‘reverend Dr. Mews’, van wien een der andere leden van het gezelschap spreekt (zie hierachter, blz. 408, en vgl. een plaats, waar hij een kapelaanschap voor zich opeischt, blz. 416). Uit den toon van zijn brieven aan Williamson valt op te maken, dat hij een positie van eenig gewicht bij het gezantschap bekleedde. Hij steekt zijn verontwaardiging over de zorgeloosheid, die tot de ramp van Chatham geleid heeft, niet onder stoelen of banken en spreekt enkele weken later over de aanvallen in Engeland gericht tegen den vrede, die inmiddels gesloten is, met de prikkelbaarheid van een man, die zich mee verantwoordelijk voelt. Trouwens, wanneer hij terug is in Engeland, schrijft hij aan Williamson - 26 Sept. 1667 uit Oxford -, dat hij in Reading door den burgemeester en notabelen met groote eerbewijzen was ontvangen, ‘teekenen van vreugde, die meer den vrede dan hemzelf golden’Ga naar voetnoot1). Het is van belang na te gaan, hoe aanmatigend deze man vóór den tocht naar Chatham over de Hollanders en den vrede schreef en hoe vast erna zijn overtuiging was, dat vredesluiten de eenige weg was. Zijn opmerkingen over de Hollandsche couranten zijn interessant. - Van Griffith en Allestree, van wie ik een enkele aanhaling heb gedaan, kan ik weinig mededeelen. Zij waren geen personen van gewicht. Een stoet van jongelieden van stand was met het gezantschap meegekomen (vgl. de beschrijving bij Aitzema, VI, blz. 35) en zij gedroegen zich volgens Mews (hierachter, blz. 407) niet op een wijze, die het aanzien van hun natie kon verhoogen; Allestree schijnt vooral te zijn meegekomen om Nederlandsch en Fransch te leeren, maar hij bekent een paar keer bedrukt, dat hij weinig vorderingen maakt. De vierde groep brieven heeft met den tocht naar Chatham geen rechtstreeksche betrekking (behalve dat hij in een er van nog eens wordt beschreven). Het zijn een viertal Hollandsche brieven, dagteekenend uit Juli 1667, alle geschreven van 's lands vloot in zee, één van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 364]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Ruyter aan de Staten, de andere van opvarenden van verschillenden rang aan verwanten - een der schrijvers is een schoonzoon van De Ruyter - en men kan er het een en ander uit leeren over de verdere expedities door onze vloot, die heel dat jaar de zee beheerschte, ondernomen. In zoover als die expedities (waarvan ook in de brieven van Dr. Mews herhaaldelijk sprake is) een uitvloeisel waren van dezelfde politiek, die den tocht naar Chatham had ingegeven, en het hunne bijdroegen tot het totstandkomen van den vrede van Breda - ofschoon niet een ervan een zoo schitterend succes heeft gehad als de aanval op ‘de riviere van Londen’ -, leek het me voor de volledigheid van deze uitgave gewenscht ze mee op te nemen. P.G. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eerste groep.1.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 365]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I shall do it as an adventure and hope, however, your honnour will take it in good part from your honnours most humble and most affectionate servant S.T. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 366]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
taken by the English, there trade decayes and taxes increase, which much dejects the communality here. The alliance with the French is disliked here by many and lately one of there preachers here, in a sermon in the church, spoke soe much against the Alliance with France that notice came of itt to the French Ambassadour, who complained thereof and the preacher hereupon is suspended from preaching again till further order. The ice being now out of the waters, men are set at work upon the Estates shipps to fit them for service againe in the summer, and all endeavours are used herein. Upon a report from England of 14 à 15 frygatts set to sea with souldiers upon them, as if with a desighne to land somwhere, orders and soldiers have been dispatched to all the outports here to keep watch. ---------------- Great are the expectations here, what answer his majestie will give to the last letter of the Estates about a newtrall place to treat in for a peace. The longer this war continews, the more his majestie will have his will of this country, and nothing can consume this country soe much as a war with England, provydedGa naar voetnoot1) England can hynder there tradeing; not to be done but by being master of the seas. The interest of the Prince of Orange increaseth here. ---------------- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 367]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Carybe Islands except Barbadoes and soldiers are gone out of France and more are goeing thence to keep what is gotten and enlardge there conquest if they can, whereby henceforth the staple of rough suger will be no more in England but in France, if the French can but injoye those islands. And great is the loss which the English nation has suffered and will suffer thereby. My last advice thence speakes of the loss of Antegua, Monseratt and that NievisGa naar voetnoot1) was even to a presumtion of its being before this surrendered allsoe to the French. I have myself effects at Antygua, which have lost with that island and if Nievis bee taken allsoe - - as it is said it is - -, I shall loose above 1500 ℔ sterling on those two islands. The confidence of the French is very great there, as is there crewelty allsoe to the English there under them; there successes hath allsoe soe heightened them, that they have taken Stacia, an island from the Dutch, tooGa naar voetnoot2). This week hath been a great rumour here of hopes of a speedy peace and the people are in a manner overjoyed to hear of itt, but doubt much of itt, because the French and there partie are soe prevayling here, who 'tis thought will labour to hynder itt and good reason, forthat the French are all this tyme strengthening themselves at sea and inlardgening there trades, whilest wee are weakening one the other and both declineing. A report here is, the king of England hath condecended to treat here at the HagheGa naar voetnoot3) and is sending his Ambas- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 368]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sadors over hyther, the Lord Craven and Lord Hollis. Mens thoughts are much busyed about the reason and end hereof, but all doe conclude the subtile dealing French king and his partie will be able to do less at the Haghe then in a newtrall place out of this countrye. The Dutch generally are grown weary of the warr and finde it decayes their trade and countrye, and every yeare the effects doe appeare more and more and many judicyous men thinck they cannot hold out the warr above a year or two more, soe much is this country exhausted to sattisfie Munster, Brandenburgh and Denmark and maintayne there costlye equipage in the warr with England; and them that doe pretend to know much, doe conclude the Estates will finde the want of mony before the king of England, and tho these are remarques which you do not want from me, yet I presume to send them to you as willing to contrybute all I can for your information and government in your affayres, tradeing being very bad and not like to be good, untill a peace be and therefore by all merchants desyred. If the Dutch get a peace before they are thoroughly wearied with the warr, they will have a better esteem of themselves then ever they had yet, and will oneGa naar voetnoot1) a less honour for the English nation. The actions of the first yeare of the warr cast downe the genius of this people very much and then 'twas fastinge once a week, but the last years actions hath raysed there spirits againe, but if the warr be continued long, or that the English and Dutch fleets fighting againe this following summer and the Dutch fleet but worsted, this country must seek a peace. In fine this warr is too costly to hold long. ---------------- The Patrick, a kings shipp of 48 guns, is taken by two States men of war out of Zealand of 24 and 34 guns and brought up thereGa naar voetnoot2), where it occasioned noe small | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 369]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rejoyceing and the ship praysed for a very good ship and able to carie about 60 guns. The taken men will be sadly to pass and deserve to be pittyed. They say the Patrick men were good at there great guns, but coming to a close fight, for want of soe good hand armes, swords and pistols etc. as the Dutch had - - and always have in there shipps - -, were much worsted by the Dutch. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.
|
4 of 80 guns, |
16 of 70 to 60 guns, |
20 of 40 to 50, |
17 of 24 to 36. |
Seaven of the fifty seaven are new and newly were at sea.
Three more building, one intended to carry 110 guns, but will not beare above 90.
12 men of warr are now fitting out and 't is said for ye Sound.
5.
Samuel Tucker aan John Johnson.
Rotterdam, 18 Maart 1667.
People here are in earnest expectations of a peace and generally much dissatisfied with the Estates eludeing the King of England's generous offer to treat at the Hague in order to make a peace, and the generall opinion here is they have not done well therein, and many doubtGa naar voetnoot1) they will in tyme repent ittGa naar voetnoot2). This unexpected proposition from the King of England has altered the minds of many here unto more favoured thoughts for his majestie.
What effect this overture may have, must be left to tyme, but the Estates preparations for war goes on with might and maine, and noe tyme is neglected in equipping the ships, noe not so much as Sundays, in so much that the fleet will be out very tymely this yeare. They talk in Aprill. In breaf, they prepare and make ready a peace, which affords no sign of peace. Onely some will have it best to make peace with the sword in the hand.
Wars is chargeable work and this year all inhabitants here must pay the hundredth penny or 1 p.c. of there estates, besides all other taxes, which are infinite and is deadly burdensom, and like to be more, whilst the warr continews, and this without any trade - - considerable - - saddens mens mindes beyond expression.
Seventeen of the English pryssoners in Rotterdam prysson, to get out of this wearysome prysson, have listed themselves in the Estates service and are to serve under the Reere Admirall Jan van Ness. Som thinck more will follow these example, unless the sooner released.
6.
Liste des vaisseaux de guerre qui ont passé montre à Amsterdam jusques au 21 du mois de Mars de l'an 1667 S.N.Ga naar voetnoot1)
Capitaines. | Vaisseaux. | Canon. | Soldats et matelots. |
---|---|---|---|
Guilliaume V. der Saen | Hollandia | 84 | 450 |
Shey | De Spiegel | 74 | 350 |
Hendrick Adrianss | Wourden | 74 | 350 |
Goeskens | Utrecht | 68 | 350 |
Van Meewen | Cometstaer | 68 | 325 |
De Haen | Calans Oogh | 64 | 350 |
Jaen de Bois | de Vryheydt | 64 | 300 |
Marrevelt | t' Geloove | 64 | 300 |
Cornelis Swart | Province van Utrecht | 64 | 350 |
Joest Verschure | Amsterdam | 64 | 260 |
Jean Roerderinck | Oosterwyck | 64 | 260 |
Thomas Tobias | Beschermer | 64 | 300 |
Vollenhoven | Agata | 52 | 225 |
Suyst | Suyderhuyss | 50 | 225 |
Pieter Magnus | Raethuyss van Haerlem | 46 | 200 |
Pieter van Mietlant | Haerlem | 46 | 180 |
Jan van Gelder | Harderwijck | 46 | 180 |
Jacob Pinckes | Wapen van Essen | 46 | 200 |
Thomas de Sittert | Jaervelt | 46 | 200 |
de Vriess | Stavoeren | 46 | 160 |
Broeder | Out Hollandia | 46 | 160 |
Jan Geisel van Lier | de Waekende Boey | 44 | 180 |
Tous ces vaisseaux cy spécifiés seront en estat de descendre au Tessel et Vlieten, si tost que la saison le permettra, car àprésent toutes les eaux allentour d'Amsterdam sont gelés et on va sur la glace tout de mesme comme si c'estoit au mois de janvier, ce qui leur empêche un peu d'estre plus diligents dans leurs armements, et ces gelées ont donné loisir à plusieurs soldats et matelots de s'enfuir, qui autrement auraient estés à bord des vaissaux.
7.
Samuel Tucker aan William Johnson.
Rotterdam, 22 April 1667.
Want of subject is the cause I have not written you of late. Wee are here in earnest expectation of a peace with England, the ambassadors thence are dayly expectedGa naar voetnoot1). Itt is the general opinion, when they are here, a peace will be concluded with them before they returne againe. Most people wonder at the kings condecention soe farre and dyvers discourses are made upon itt; the most generall is that his majestie is in som measure nescessitated hereto by want of mony or apprehensions of the French kings attempts or the Estates fleet - - esteemed better than ever - -, togeather with the French and Dane coming in to there assistance as it is expected they will do this summer. It is certain the spirit of these people are higher now then they have been since the warr, but they will com downe againe, if the war should continew, for a greater plague this country cannot have than a warr with England; the merchant shipps which goe abroad, are most of them taken, and them which lye still and wayt for peace, decaye with lyeing by, and soe doth the herringbusses throughout the country togeather
with there netts and materials etc., but, notwithstanding the hopes and preparations here for peace, the preparations for warr goeth forward nevertheless and most of the Estates shipps are ready or dayly fall downe to there outports in order to make a speedy rendevous in a body. The generall de Ruyter is a bord his ship at HelvoetsluiceGa naar voetnoot1), where lyes all the shipps of the Maze ready and 't is said, if the English Ambassador aryve there and sallute first, they shall be answered allround from the shipps......Ga naar voetnoot2) or doe but com in the Estates jachtes.
A squadron of the Estates men of war are ready to convoye about......Ga naar voetnoot2) of shipps for Guinea north about and with them some shipps besides, bound to the West Indias and some on the French account to the French places and in France greate preparations are making for supply of these......Ga naar voetnoot2) abroad. The English pryssoners here suffer unspeakably for want of due care and order taken for there release. A peace will be most welcome for the pryssoners of both sides, as well as to all merchants.
I conclude
yours at command
S.T.
8.
Samuel Tucker aan William Johnson.
Rotterdam, 29 April 1667.
Sr. When any of those commodities offers which you desire, I shall advice you thereof. Most men doe built here upon a peace; whereby the commodities of this country doe advance in price and on the contrarie those of forreighn partes decline.
The King of Englands letter of the 22/12th currantGa naar voetnoot3)
to the Estates is in print here and therein his Majestie wrightes them in a most friendly maner and to the wonder of people here stiles them: nos bons amis et alliés, as if effect the peace were allready concluded; and this appeares the more probable by his Majesties forbearance to set out his fleet. But on this side the face of things seems to looke a quite contrarie waye. For the Estates fleet was never pressed to sea with more speed than now, in soemuch that there whole fleet is very neare readye and in fourteen days more may be at sea. De Ruyter is onbord his ship at HelvoetsluiceGa naar voetnoot1) and scarce a ship but is ready for the rendez-vous and not a captain but is onbord and all the shipps are well victualled, and for 3 months' tyme, and the seamen all payd off to three monthes, which makes a notable couridge amongst themGa naar voetnoot2). And now the fleet is fitted, victualled and men payd, 't is generally believed here the fleet will putt to sea.
Den heer van Gent, commander of the Amsterdam squadron, is lately put to sea with about 20 men of war and four fireshipps; soe how to reconcile these different proceedings, I know not, but in buying the goods you desyre, I shall have an eye to the treaty how itt goes forward, and wish you could help me to the acquaintance of some one about the English ambassadors for my better government.
I cannot understand whye this side doeth arme with soe much hast and speed now after such an overture for peace, seeing a peace is somuch desyred and wanted here. What there arming with so much vigour here may put the King of England upon doing the like, and soe prolong the warr by a rasher act than it was begun, and that against that King that under God is onely able to destroye this country and reduce itt to his desyres by onely a bare prolongation of the warr.
The Scots Capers have lately taken som shipps of Amsterdam, bound north about for France. It is sayd som of the Estates shipps shall be ordered to look after them capers, besides a squadron apointed to convoye about 14 shipps for Guinea soe farr as Shitland and they, 't is hoped, will take up som of the Scots capers in these wayeGa naar voetnoot1).
----------------
The King of England's majestie his declining the great advantage hee hath upon this country by a further continuance of the warr, is interpreted by som as an act of great favour to this countrye but by too many here to proceed from fear, or want of mony and these thinck the present condition of the Estates armes is such - - since the building of there great shipps - - that, with the help of there Allies, they are now able to exact from the King of England more then they could ever hytherto doe.
Yours at command
S.T.
9.
Samuel TuckerGa naar voetnoot2) aan John Johnson, merchant in Lyme, Dorsetshire.
6 Mei 1667.
About 30 of the Estates Shipps of warr are at sea to guard the coast and convoye out some shipps. And all the rest of the fleet fitt dayly, as if they were to goe to sea allsoe in a short tyme, but wee hope a good peace will prevent them.
It is the hope of many English merchants here that the Carybee islands will be reduced again to the English by his majesties forces in them parts, otherwise the English trade thither will be much impayred and never be so good as it was.
10.
J. Smyth aan Sam. Cottington.
Rotterdam, 24 Mei 1667.
Yours came safe to hand to my great content. Since you are pleased to assure me ye favour of your correspondence, which I highly esteem at such a tyme, wherein wee are arived at ye doore of hope in point of trade, for wee make no doupt of a sure and lasting peace, being wholly overcome by his Majesties condescensions on the one hand and the furious expedecion of the French on the other, who like a bonargis puts our great hopes into fears, for he has possest himself already of Armanteers and BasseyGa naar voetnoot1), which are bad beginnings. Ye news hereof made our States resolve upon ye raiseing of 12000 men to fortyfy the fronteers and other necessary garrisons, as well as ye field army, not knowing when ye storme may terminate; ye game they finde intricate and ye riddle they cannot discover. Wee have been very solicitous here to persuade our states to stand on high terms, because our dear and honest friend Mr. Robert WashingtonGa naar voetnoot2) and others have assured them that the kings condicion was soe low for want of mony and ye affections of his subjects and that he would beg a peace on his knees rather than run further risk. But 't will not downe at this tyme here, for we are realy as good friends of England as ever were, thank good monsser for it. But truely its pitty for much labours abortive, that was expended this way by our dear friends
Burton, Washington, Kelsey, Garret Bend, Col. White, Capt. Gospright and others. But patience till another opportunity presents, which wee shall noe way neglect to observe.
Yours humblest
J. Smyth.
11.
Samuel TuckerGa naar voetnoot1) aan John Johnson.
Rotterdam, 27 Mei 1667.
Since my last, I have sold two Bales more of your searges (No. 25, 26) at 34 gs and noe endeavour shall be wanting in the sale of the rest for your most advantadge. Buyers forbear at present soe much as may be, in hopes of a speedy peace. The Liberty graunted in Ireland for the transportation of Irish woolls to all foreighn partes, if continued, will much abate the prices of English drapery abroad, espeatyally in these parts, to the great detryment of thousands in England that have there lyvelyhoods by the makeing of woollen manufacturers and noe sooner coms a peace, but Irish woolls will be brought over hyther in great quantities, unless a stop be put thereto before. For if Irish woolls be permitted to be brought over to this country, it will be in vayne to send over any more English Drapery hyther. As yet noe Irish woolls has been brought over, but many are about itt. It is pitty but this liberty were recalled, if not, wee may bid farwell to our trade of drapery from EnglandGa naar voetnoot2).
The ambassadors are now all at BredaGa naar voetnoot3) and wee hope shortly to hear of som good issue off there treaty. The proceedings of the French against the Spanish Netherlands puts us here into a feare that, iff the French
overcom - - as they are likely enough to doe - -, they will prove bad neighbors to us; and therefore indeed the Dutch grow jealous of the French and are true enemys to this there desighne. This makes many to thinck the English and Dutch will both see it is there interest to oppose the desighns of the French, and that on this consideration his majestie of England his ambassadors will finde the Estates very inclineable to peace. The Estates fleet, however, goes to sea the first winde, and will be the best fleet they have had out yet and they goe on here in making of brass guns - - in all there melting houses here - - as if they should have warrs for ever, and it is observed that, since the warr with England, they have cast here in all above two thousands brass guns, and goe on still. Them in Flanders have had a considerable parcell of powder from hence already and some vessels loaden with hand barrows to worck at fortifications and will want for nothing this country affords, if they have but mony. Awhile agoe people here were all for the French, but now of late much altered, and would show it more aparently, were there but a peace with England, and it is commonly sayd much will be done now to have a peace with England; all thinck the French domineer too much everywhere. Som shipps more are goeing hence for Guinea and Eastindia. Here's about 70 English pryssoners in Rotterdam, which lye here onely for want of [.....]Ga naar voetnoot1) to get them out. They had been long since at liberty, had there release been sollisyted rightly or but followed earnestly. With my respects to you conclude
Yours at command
W.S.
This day from Flanders wee heare the French have taken the towne ArmentiersGa naar voetnoot2), who were marching there for Cortrick, and the people there in great fear of the French.
12.
John Brown aan Sam. Cottington.
2 Juni 1667.
Sr. I received yours with the enclosed and shall observe your orders as to the shipping of those goods per first. Here is an Ostender now loading, in whom I intend to embark them. The pan tyles are risen a rix dollor ye hundred, since they percieve they are much demanded for ye rebuilding the Citty, but if the peace goes on, as we have no cause to fear, all hands to work on that commodity, which at present stands as wel as almost all things else, for wee are at a great stand, not knowing what these things mean, as first ye newes of a peace concluded twixt your king and France, and then ye surprise all of ye strongest points of Guiny by a squadron of your men of war, then ye Frenchs great expedition and decent into Flanders in conjunction with ye bishop of Munster, our graund enemy, the Swede lurching about Bremen and the borders of East Friesland, and last of all ye great preparacion for sea in such a juncture, wherin peace is highly expected. All heads are amazed, many hearts greved and those that heretofore were high begin to droop. 10.000 soldiersGa naar voetnoot1) are imediately apointed abourd, all ye ships are now out, whither they intend to visit ye coast or attend the French motion, is yet not certainly known. Some of de great ones detachedGa naar voetnoot2) for the fleet begin to falter, least their place be supplyed by a contrary party ere theire return. Things work
strangly. Wee take of nothing safer than peace wth you and wth France, else all is gon. We can see that with half an eye. Our poor friendsGa naar voetnoot1) droop away to see things goe soe odly and their council not followed; onely Garret Bond vallewes it not much, for he told me not long since: ‘Let goe how it would, he had one fast friend at court heere worth while to give him at all home with some others of his feathered companions to pluck them a little for remembrance sake, for they deserve it, not knowing when they are wel’. But to returne to our own proper bussness pray consult with the markett and see what profit can be made of the pantiles at the rates I sent you in my last, as alsoe of the Reinsch wine and bottles. They I can send from Dordrecht, but ye tiles and kettles from hence. Madder is fallen, if you have any occasion, as alsoe copper wire and all sorts of iron ware, because trading declindes exceeding. Not else till next, but that I am
yours affectionate friend.
13.
Samuel Tucker aan John Williams te Antwerpen.
Rotterdam, 3 Juni 1667.
I have per a former acquainted you that in Zeeland they permitt all English goods to be imported there, soe it com in Flemish or other free bottoms, and not in English, or English mens names, and thence all English goods is transported throughout these parts by water at easy charges.----------------------------
The Ambassadors at Breda vissit eache other offten, but have had no session yet about the treatyGa naar voetnoot2). Here is a report England and France are agreed, and that a
peace between them will shortly be proclaymed and that the Dutch are left to make there peace as they best can, and that the king of England is sending over 6000 men into Flanders under the command of the lord Inchequeen to act agst the French.
The Estates fleet is at sea off the Texell, where the whole fleet hath been rendevous'd and yet continews. Seaverall merchant shipps of great burthen - - of two-400 tuns - - are hyred to be victualled by the owners for a month and to take in about eight thousand land soldiersGa naar voetnoot1), wch some thinck are to be landed in France for the service of the French against Flanders; others have other conjectures, but if they shall be caried is not vulgarely knowne. Some thinck they are for the strenghthening som out-colonies of the Dutch. Being what the present offers, I conclude
yours at command
S. Arthurs
Wee have som more East india shipps goeing out and expected home per first.
14.
Liste van de Amsterdamsche OorlogscheepenGa naar voetnoot2).
Gedagteekend: aō 1667 May 31/11 June.
Officiers en capiteins. | Scheepen. | Matrozen. | Soldaten. | Canoons. |
---|---|---|---|---|
Lieutenant Admiral | van Gent Dolphin | 475 | 75 | 84 |
Vice Admiral Sweers | den Oliphant | 450 | 60 | 80 |
Schout by nacht | van der Borgh d'Goude Leeu | 450 | 60 | 80 |
Commandeur van der Saen | Hollandia | 400 | 50 | 80 |
Capitein Schey | d'Spiegel | 325 | 50 | 70 |
- van Meeuwen | Cometstarr | 275 | 45 | 60 |
- Hendrick Adrianse | Wourden | 275 | 45 | 60 |
- Marrevelt 't | Gelooff | 275 | 45 | 60 |
- Roeteringk | Oosterwijck | 250 | 40 | 62 |
- de Haen | Calans Oogh | 275 | 45 | 68 |
- Jacob And. Swart | Croningen | 250 | 40 | 62 |
- Jean Corn. Swart | Prov. van Utrecht | 250 | 40 | 62 |
- Joskens | Uijtrecht | 250 | 40 | 62 |
- Jan van Amstel | Tijtverdrijff | 250 | 40 | 58 |
- Joost Verschuer | Amsterdam | 250 | 40 | 62 |
- Vollenhove | Agata | 225 | 30 | 50 |
- Lieut. Collonel Palm | Deventer | 250 | 40 | 62 |
- De Vriess | Stavoren | 175 | 30 | 46 |
- Fabritius | Suyderhuys | 175 | 30 | 46 |
- Smint | de Starr | 130 | 25 | 36 |
- Broeder | de Provincie | 175 | 30 | 46 |
- de Boys | de Vreede | 175 | 30 | 46 |
- Floris Florissen Bloem * | d'Groeten Harder | 150 | 25 | 30 |
- Tomas Tobiasz | Beschermer | 225 | 30 | 42 |
- Pieter van Mitlant | Haerlem | 170 | 30 | 42 |
- Jacob Pauw | Essex | 225 | 30 | 50 |
- Suystt | d'Stat Gouda | 175 | 30 | 46 |
- Pieter Magnus | Stadhuys v. Haarlem | 175 | 30 | 50 |
[Onleesbaar] | 225 | 30 | 50 | |
- Jacob Binckens | Ess | 225 | 30 | 44 |
- Tomasze* | d'Muyltromp | 175 | 30 | 44 |
- Paulus van Gelder | Harderwyck | 175 | 30 | 44 |
- Gillis de Wilde | Campen | 175 | 30 | 44 |
- Jean Geysel v. Lier* | d'Waeckende Boey | 175 | 30 | 46 |
- Brederode* | Leyerdorp | 100 | 25 | 26 |
- Auske Fockes* | Seelandia | 150 | 25 | 30 |
- Berckhout* | Edam | 175 | 30 | 40 |
- Laurijs de Bruyn | d'Postilion | 100 | 25 | 26 |
- Jacob Flixen * | 't Prachie | 100 | 25 | 26 |
Capt. X. | de Som | 175 | 30 | 40 |
40 scheepen |
Amsterdam | 40 } 86 Holl. oorlogscheepen. |
van der Maesz | 14 } 86 Holl. oorlogscheepen. |
de Vriezen en Groningers | 9 } 86 Holl. oorlogscheepen. |
Noord Hollanders | 9 } 86 Holl. oorlogscheepen. |
Zeelanders | 14 } 86 Holl. oorlogscheepen. |
Amsterdam | 6 } 20 Branders. |
de Maesz | 5 } 20 Branders. |
Vriesen en N. Holl. | 4 } 20 Branders. |
Zeelandt | 5 } 20 Branders. |
15.
P. du MoulinGa naar voetnoot1) aan Arlington.
Amsterdam, 31 Mei-10 Juni 1667.
Right Honble. Having been absent from Breda for some private businesse I had in this country, I have not been able to give yr Lp an account of any passage there, neither did I think it agreable to my duty to give yr Lp ye trouble of empty letters.
This is now to let yr Lp know I am come two days since from the Texell and was there when their fleete went outGa naar voetnoot2). I had the misfortune to come somewhat late and in ye very moment they were setting saile, so that I could not view exactly ye whole fleet nor satisfy myself as to ye number and strength of all their ships, though I followed them a good while. Onely I came up to ye three flaggships of this town, wch they have built this last winter and wch indeed are very fine ships; the Admirall, wch is van Gent's shipGa naar voetnoot3), carrieth 84 guns. Ye 2 others 80, but they say that all of them may, and are built to, carry 90, onely they'l trye how they will saile and induce ye sea wth that number. Their lower teare is all brass guns, 4 whole canon and ye rest demy canon;
they have four or five more ships of ye same bignesse and all - - according to ye information I received from severall seamen belonging to them - - have between five and six hundred men on board. The number of ye ships that went out is about 60, wth 14 or 15 fireshipsGa naar voetnoot1), but they have left behind 9 or 10 good ships, wch are to follow, besides ye Sealand squadron that is to meet them at sea. In all that fleet they all say there is but 10 or 12 ships under 50 gunsGa naar voetnoot2) and all ye rest from 50-90, but though I am apt to believe it, because I could se none but great ones, yet I cannot speak it upon my own knowledge, having not been able to vieuw them all. What their intention is now, is kept here very secret, onely 't is confidently reported that 20 merchant ships have been hired to follow ye fleet and carry both provisions and men, who they say are ready in ye Mase, but what credit may be given to that report yr Lp will be best able to judgeGa naar voetnoot3). I only think fit to acquaint yr Lp wth one particular, wch per adventure may prove of some concernement.
Going to ye Texell, I happened to meet with two Englishmen, who were going to De Ruyter and who, being then much in drink, did bragg before severall of us of ye letters they had for de Ruyter and ye great respect they should have, both from ye Admirall and from ye whole fleet. Having no opportunity that night of speaking to them in private, I took an occasion the next day to enter into severall discourses wth them, and found ye one was halfe a fifth monarky manGa naar voetnoot4), whose ship
was seized in ye Isle of Wight about a year before ye warr for some treasonable speeches against his Majty, insomuch that he confessed to me that, besides ye losse of his ship, he should also have suffered for 't, if he had not made his escape; ye other not so great a fanatick, but never the lesse a passionate fellow, who, as farr as I could gather from his discourse, hath lost his ship or goods for stealing ye kings customes. Amongst other things that wch I took most notice of, is that they did inveigh very bitterly against ye burning, both of ye ships in ye Vlie and ye houses in ye Schelling, saying ye Dutch might easily be revenged of it and do ye like in England. I told them I did not think it so easily and that in my opinion his Maty had no considerable port, where he might feare any such attempt, to which they replyed that I was mistaken and that to their knowledge it was no hard matter to enter into severall English ports and burn and destroy all ye ships there in spight of either blockhouses or forts. Wee had severall other discourses not worth ye relating, but in generall, although, being at that time sober, they proved -- as two cunning knaves they are -- to be pretty wary and very unwilling to discover their mind further, yet I found, by all wch they said, that they were fully resolved to serve ye Dutch to ye utmost of their power and to that end were recommended from very good hands to De Ruyter. I was resolved to watch them there, if I could have come on board, for I was myselfe going to De Ruyter's ship as a traveller to give a visit to his secretary, one of my old acquaintances and friends, but being not able to come up to him, I was forced to take leave of these fellows, who were put on board a galliote wch was to follow ye fleeteGa naar voetnoot1). This is all that passed between us
and I must begg yr Lp's pardon if I have been somewhat tedious in ye relating of it; but not knowing how farr it might concerne yr Lp to have this account I did it ye more fully in hopes yr Lp would not take it ill and that you will accept of ye weake endeavonrs of
yr Lordship's most humble and most faithful servant
P. du Moulin.
Tweede groep.
16.
Order van de Gedeputeerden der Staten-Generaal op de vloot.
7 Juni 1667.
De Heeren Gedeputeerden ende Gevolmachtigden van de Hoogh Mogende Heeren Staten Generael der Vereenigde Nederlanden lasten ende ordonneeren hiermede den Schipper Nan Maerssen aensiens desen van hier te seylen binnengaets van Texel, met twee missiven, d'eene aenden Lt Adml van Aylva op syn onderhebbende 's Landt's schip Groot Frisia en d'andere aenden commissaris Hendrick Kruyff op den Helder te adresseeren, en voorts in sijn onderhebbende Gaillot in 't Nieuwe Diep in te nemen en te laden soodanige vivres en waeren als hem aldaer voor den admirael de Ruyter sullen worden inge-
scheept en volgen daermede op 't spoedichste voorsz. Vloote tot op de Hooghte van de Mase.
Actum in 't Schip de Seven provintien ten ancker voor Texel in 't gesicht van de Wall.
den 7 Juny 1667.
S. Andringa.
C. de Witt.
17.
Cornelis de Witt aan de Staten-GeneraalGa naar voetnoot1).
16 Juni 1667.
Hoochmogende Heeren.
Mijne Heeren: Mijn laetsten aan Uwe Ho.Mog. is geweest van den 14 deser lopende maent, synde onder zeyll buyten Schoonvelt. Dienselven dach omtrent de middach kregen wij de windt Zuyd en des naemiddachs Z. ten Oosten, soo dat wy resolveerden met 's Lands vlote te verseylen ende cours te stellen naer de Engelsche custe ende aldaer ofte omtrent de Hooffden te verwachten de vlote van sijn Majt. van Vranckrijck onder den Heere Hartoch van Beaufort, achtervolgende ende in conformiteit van de conventie tusschen den Heere Grave d'Estrades en de Gedeputeerden van Hare Hoochmo., gesloten op den 5den Mey laetstleden in 's Gravenhage onderteyckentGa naar voetnoot2).
Wy avanceerden dien dach redelijck ende des avondts de wint meer ende meer opcoelende, maeckten wij voor het aencomen van den dach ons bevonden voor de Engelsche custe op thien vademe waters, maer de dach aenkomende sagen dat onze meeste schepe van oorloge verre achteruit waren gebleven en de windt liep Zuydtwest met een harde ende hevige storm, soodat wij resolveerden terugge te laten drijven tot op 14 vademen, naer gissinge vijf mijlen buiten het Noort-VoorlandGa naar voetnoot3) sijnde hetselve Z.west van ons, alwaer wij den ganschen dach van
gisteren, continueerende de storm uit den Zuydwesten, voor ancker gebleven sijn. Tegens den avondt begonde het weder aff te nemen ende huyden hebben wij de windt West ten Zuyden met mooy weder, soodat wij ordre aan verscheiden gaillotschippers gegeven hebben te cruyssen en de vermiste schepen op te soecken en te gelasten herwaerts op te laveeren, sijnde beducht, dat groote schade aen anckers ende touwen geleden sal sijn. Het scheepsvolck can uyt den grooten mars jegenwoordich tellen inde 't sestich ree seylen en sijn wij onder de vlagge sterck geweest een ende 't zestich scheepen van oorloge met de fregates en roeyjachten, daeronder gereeckent veerthien branders, vier fluyten met landmilitie en vier à vijf booten en opgeboeyde buisen met ammunitie van oorloch geladen. Edoch dewijlen de schepen seer wijdt van den anderen versprijdt sijn, connen wij alsnoch niet seeckerlijck adviseeren, wat schepen bij de vlagge en welcke van de selve versteecken sijn en de meeste schade geleden hebben, maar presumeeren dat de fluitschepen met de Landtmilitie en de branders wel meest absent gevonden sullen worden, omdat soo wel niet van touwen en anckers voorsien sijn als de schepen van oorloge. Als wy pertinente kennisse hiervan becomen sullen hebben, sullen wij Uwe Ho.Mo. notificieeren.
Van de Vriessche schepen, dewelcke wij oordeelen all eenige dagen seylveerdich geweest te sijn, hebben wij tot noch toe geen bij ons becomen en die van Zeelandt oordeelen wij niet in postuur te sijn om in weynich tijdts onder de vlagge dienst te konnen doen naer het rapport, dat wij van eenige personen uit Zeelandt, inde Vloote op Schoonevelt aengekomen, ontfangen hebben Onse aenkomste met 's Landts Vlote alhier hebben wij aen den Heere Hartoch van Beaufort, (aen den) Governeur van Duynkercken, ende aenden Heere van Beuningen en agent de Glarges bij distincte missiven bekend gemaackt gelyck UEd. Ho.Mo. uit de copijen hiernevensgaande sullen gelieven af te nemenGa naar voetnoot1), sullende affwachten wat
van de voorsz. conjunctie te verwachten sal sijn. Ende hiermede desen eyndigende, Hoochmogende Heeren, sullen Godt Almachtig bidden Uw Ed. Ho.Mo. loffelycke regeeringe ende derselver personen meer ende meer te willen segenen.
In 't schip de Zeven provincien leggende ten ancker buyten het Noordt-Voorlandt en hetzelve Zuidwest van ons, op 14 vademen den 16 Juny 1667.
Hooch Mogende Heeren
Uw Ho. Mo.
oodtmoedige en gehoorzame dienaren
C. de Witt.
18.
Cornelis de Witt aan den hertog De BeaufortGa naar voetnoot1).
Op 's lands schip enz.Ga naar voetnoot2), 16 Juni 1667.
Très illustre et puissant seigneur.
Nous avons crue de notre devoir et de l'intérest commun de nos maîtres d'avertir vostre Altesse par celluy que les Etats Généraux des Provinces Unies des Pais-Bas ont trouvé àpropos de départir quelques uns de leur corps avec plein pouvoir, représentants leur hautes puissances dans leur flotte, tant pour faciliter la jonction des deux armées navales que pour concerter avec vostre Altesse sur ce que l'on pourra entreprendre sur l'ennemi commun et qu'à cette fin nostre flotte a fait voile et est sortie du Texel le 6 de ce mois et est désià avancée jusques au pas de Calais, au nombre de soixante et deux bons vaisseaux de guerre horsmis les brulosts et autres frégats de service, en intention d'attendre ici des nouvelles de vostre Altesse, de la condition et constitution de l'armée navale du Roy très Chrétien qui est sous vostre com-
mendement, jusque à ce que la jonction des deux flottes se puisse faire, selon le 4e article de la convention faitte par le sieur comte d'Estrades, Ambassadeur extraordinaire de France, et les sieurs députéz des Etats Généraux des Provinces Unies des Pais-Bas, signée à la Haye le 5e du mois de May dernierGa naar voetnoot1).
Nous tascherons cependant d'apporter tant de dommages et d'incommoder autant l'ennemy commun qu'il nous sera possible et que l'occasion se présentera selon le 8 Art. de la convention et attendrons avec désir la jonction des deux flottes, affin de pouvoir présenter en personne à vostre Altesse notre service et de tesmoigner que nous sommes véritablement de vostre Altesse,
Les bien humbles serviteurs,
Les députéz et pleinipotentiaires des Estats Généraux des Provinces Unies des Pais-Bas, représentants leur hautes puissances dans leur flotte.
C. de Witt.
Par leur ordre
D. Sweerts.
19.
Cornelis de Witt aan Van Beuningen.
Op 's lands schip enz., 16 Juni 1667.
Edele Gestrenge Heer.
----------------Ga naar voetnoot2) Wy syn eerst heden hier aangekomen met de intentie om de conjunctie met de vlote van sijn Mat van Vranckryck te faciliteeren ende te bevorderen, sullende hier omtrent
de hoofden ende voor de reviere van Londen tijdinghe verwachten in wat state de voorsz. vlote van den Coninck van Vranckryck gebracht is ende wanneer UwEdt oordeelt dat deselve tot het effectueeren van de voorsz. conjunctie zee sal connen kiezen -------------------------- sullende met verlangen van UEd. Gestr. verwachten ende verstaen, of wij met seeckerheyt die voorsz. Fransche vlote in weynich dagen hier sullen hebben te verwachten, opdat wij daernaer onse mesures mogen nemen ende niet te vergeefs tot ondienst van den lande met de navale macht van den Staet hier onnuttelijck worden opgehouden.
Eyndigende bevelen wij UEd. Gestr. in Godts h. protectie, verblijvende
UwEd. Gestr. ootmoedige dienaer
C. De Witt.
P.S. De Heer Lt Adml de Ruyter doet aen UwEd. Gestr. sijnen dienst presenteeren en heeft niet te voegen bij 't geen wij bij desen UwEd. Gestr. adviseeren.
20.
Cornelis de Witt aan den agent De Glarges.
Op 's lands schip enz., 16 Juni 1667.
Mijnheer.
----------------Ga naar voetnoot1) Wij schryven ook over 't selve subject aen syne Hoochheyt den Heer Hartoch van Beaufort ende de Heer van Beuningen bij deze ingelijde missiven, versoeckende dat Uw Edt niet gelieven te versuymen ofte naer te laten deselve ten spoedichste ende op de seeckerste wijze aen hoochstgemelde Heeren te doen bestellen en aen ons by alle voorvallende occasien advertentie ende kennisse te
geven, wat Uwe Edt van de Engelsche vlote sal hebben verstaen, waer deselve ofte een gedeelte van dien haer tegenwoordich is onthoudende, oock wijders te berichten wat inde Spaensche Nederlande dagelycx is voorvallende; daer op wij ons verlatende sullen wij eindigen, blyvende
UwEd. dienstwillige
C. de Witt.
21.
Cornelis de Witt aan den goeverneur van Duinkerken.
Op 's lands schip enz., 16 Juni 1667.
Monsieur.
Nous donnons par ces encloses advis à Monsieur le Duc de Beaufort de notre arrivée avec la flotte des seigneurs Etats Généraulx, nos maistres, aux environs du pas de Calais et comme il importe pour faciliter la jonction des deux armées que les lettres soient seurement adressées, nous vous prions de les envoyer au sieur résident de Glarges à Calais, qui aura la soing de les faire venir promptement à leur adresse susdites et vous obligez,
Monsieur,
Vos bien humbles serviteurs les députéz et plénipotentiaires des Etats Généraulx des Provinces Unies des Pays-Bas représentans leur hautes puissances dans leur flotte,
C. de Witt
par leur ordre
D. Sweerts.
22.
Cornelis de Witt aan Johan de Witt.
Op 's lands schip enz., 16 Juni 1667.
Myn heer ende broeder.
Op de memorie van den secretaris Andringa bevinden wij, dat vier of vyf gaillote op contschap gezonden syn.
Twelcks wy vertrouwen, dat bij de heeren haer hoochm. gedeputeerden van den Helder afgezonden moeten syn, sonder dat wij eenige kennisse hebben werwaerts dieselve syn versonden. Wy hebben tot noch toe niet meer als 12 of uyterlyck 13 gaillote machtich konnen worden, met de lootsbooten van de Maze daeronder begrepen, en dewijlen wij op het aenkomen voor de reviere van Londen veel cleyn vaertuych van nooden sullen hebben, soo sal wel dienstich sijn, dat alle de gaillote met brieven afgesonden wezende ten spoedichste weder herwaerts worden afgeprest, off bij faulte vandien sal niet mogelijck sijn soo dickmaels aen haer Hoochm. te schrijven, als wy wel gaerne souden doen ende derhalve [versoecke]Ga naar voetnoot1) dat in cas de brieven niet soo spoedich ende dickmaels aenkomen als wel verwacht wort, dat Uw Edt ons dienaengaende gelieve te excuseeren. Deze gaet over Calais om de gaillots te menageeren. Ende d'Heer de Ruyter oordeelt dat jegenwoordich van de vlote niet meer als acht ofte negen van deselve by de vlagge.
Hiermede blyve, mynheere en broeder,
UwEd. ootmoedige dienaer en geaffectioneerde broeder
C. de Witt.
23.
Cornelis de Witt aan de Staten van Holland.
Op 's lands schip enz., 16 Juni 1667.
Deelt mee, dat Schout-bij-nacht Jan Gideonsz. Verburch ‘uit 's landts Vlote is gedimitteerd ende geaccordeerd om sich naer 't Vaderlandt te begeven’ tot herstel van zijn slechte gezondheid en dat het bevel over zijn schipGa naar voetnoot2) is opgedragen aan Volckert Sibartt, eersten kapitein van den Lt-Admiraal Van Gent.
24.
Cornelis de Witt aan zijn vrouw.
Op 's lands schip enz., 16 Juni 1667.
Alderliefste.
Wij sijn eergisteren van de cust bij Zeelandt 't seyl gegaen en die selve nacht gekomen dicht voor de Engelsche cust. Des 's morgens, sijnde gisteren, kregen wij een harde wint en storm uit de Zuyt Westen, soodat wij genootsaeckt waeren het anker te laeten vallen en hebben gisteren den ganschen dag alhier gelegen. Vertrouwe dat al vele schepen groote schade geleden sullen hebben; dewijl wij al een groot deel van deselve vermissen, hebben de gaillodts schippers gelast te gaen cruysen en deselve op te soeken ende belasten herwaarts op te laveeren, maer wij hebben op ons schip, Gode zy lof, gansch geen schade. Tot noch toe is hier niets voorgevallen en sal derhalve eindigen,
blijve,
Alderliefste,
U
C. de Witt.
25.
Jan de LiefdeGa naar voetnoot1) aan de Staten van Holland.
Op 's lands schip enz.Ga naar voetnoot2), 16 Juni 1667.
Edel mogende Heeren,
Minheeren, naedat wij met 's Landts vloote op den 14 deser uyt Schooneveldt ofte van voor de Wielinge see neeme, comt de wint Sud en nae S. ten O. Wij setten ons nae de Engelse cours, dat den 15 des 's morgens het Noort Voorland 5 mille op 13 vadem ten ancker com de wint op den dach een harde storm, dat
de meerendeel van 's Lans vloot voor twee anckers doorgaan. Min dagelick anck breeckt de hand af, dat nu twee anckers mis, die beyde gebroocken sin ende min self maer met twee anckers binne scheepboort bevinde, dat van min devoor geacht hebbe U Edl. Mog. bekent te maaken met daernevens gedienst versoucken, dat min ten spoedichste weder twee andere anckers, swaer ieder 3400 lb., mochte toecome, omdat het seer prikelleus is soo kostelicken schip met twee anckers in see te houden. Wat schade de rest van de scheepen hebben, sal buuten twiffel op vandaech bey de vlagge bekend gemaeckt, ende UEdl. moge zoo gezonden werden. Dat afcortende, zal ick bliven, naer mine gebiedenisse, Uw Edl. mog. Heeren min Heeren Uw Edl. mog. gans onderdanigh ende getrouwen dienaar
Jan de Liefde.
26.
Jan de Liefde aan zijn vrouw.
Op 's lands schip enz., 16 Juni 1667.
Mejeuffrou ende waerde Huisvrou,
Alderliefste, Sedert mine joneste van den 14 aan UE. zoo come wij met 's lans vloot den 15 's morgens, het Noort Voorlant S.W. 5 mille van min, ten ancker, de wint S.S.W. met harde storm, dat de scheepen voor twee anckers doorgaan en mij bijnae den Hr Admirael van MeppelGa naar voetnoot1) voor de bouch quam, dat Godt almachtigh voorhoet. Min daghelick ancker is gebrooeke en hebbe ick anders geen schaade, maer bevint min nu met twee anckers int 's lans schyp, dat vaderGa naar voetnoot2) gelieve sorge te dragen dat min twee andere anckers, swaer ieder 3400 lb. swaer, alsoo ick daer seer om verleege ben. Dese sent over Calis alleen maer tot u gerustheit. Het is met
Cornelis broerGa naar voetnoot1) oock noch wel wat sachde (schade); dat daer noch meer is van anckers ofte van andere scheepe wil den tidt leere. Dat hiermede afcortende, beveel UE. min beminde ende alderliefste met onse Soon en vrinde in de bescharminge van Godt almachtig, die ons met gesontheit en ter [....]Ga naar voetnoot2) weder in corte by den andere leide,
dat ick altidts sal bliven UE. lieff hebbende man van ganscher harte,
Jan de Lieffde.
Den ginnerael de Ruiter doet aen vader beneffens min ende aen UE. sin gebiedenisse.
Met grooten haast dat de post vertreckt.
27.
D. SweertsGa naar voetnoot3) aan P. van Lodenstein.
Op 's lands schip enz., 16 Juni 1667.
Mijnheer.
Den Heer Vice Admiral UEds Schoon Soon heeft soo veele occupatien hier aanboord van de Heer Admirael met Syn Ede, dat het hem niet mogelijck is geweest een letterken aan UEd. bij dese brieven te vervoegen, die hy UEd. versoeckt te mogen volgens haer advise behandicht werden, 't welc hy versocht heeft, naer syne groetenisse, UE. mochte geadviseert worden door,
Mynheer,
UEd. ootmoedige dienstwillige Dienaar
D. Sweerts.
28.
J. Andringa aan den secretaris van den Raad van UtrechtGa naar voetnoot1).
In 's lands schip enz., 16 Juni 1667.
Mijn Heere ende Neeff,
doen ick UEd. den 12den deser maend lest schreeff van het Schonevelt onder Walcheren, hadden wij noch de rechte seeckerheyt niet, dat 's lants scheepen van oorloch aldaer soo ongereet en die van Vrieslandt uit Texel herwaerts aen soo weynich geadvanceert waeren. Doch 's nachts van beyde verwitticht wordende 't geen voorsz. staat, heeft men geen tijt onnut willen spenderen, maar 's lants vlote, die den 6den dezer, bij provisie ende met reflextie op de voorsz. verwacht wordende Zeeuwsche ende Vriesche 's lants schepen, in drie Esquadres verdeelt was, den 13den 's morgens naeder verdeeltGa naar voetnoot2) sonder achtinge op d'affwesende te nemen, soo dat elck esquader omtrent 21 schepen ende fregatten, beneffens 5 Branders sterck was, die weder yder in drie smaldeelen wierden gerangeert en daermede geresolveert onder seyl te gaen en reyse te vorderen tot voor de reviere van Londen, ofte het Coninghs diep, formerende tot dien eynde de rendevous, om door eenich ongeval van den anderen versteecken werdende, malcanderen aldaer te vertoeven, gaende tot dien eynde onder zeyl, maer dewijle de windt van den Z. Westen was, conden wij weinich West winnen. Ondertusschen was oock den militairen Chrijgsraet aen ons boort geconvoceert, die gecomposeert wierde volgens de naeder ordre, dat is, behalve mynheer Corn̄s. de Witt, die als gedeputeerde en gevolmachtigde van Haere Ho. Mo.
met een preadviseerende stem deselve mede bijwoonde, myn heer de Ruyter als General, de colonellen GhendtGa naar voetnoot1) en Dolman etc., die ick mede als secretaris bediende, condemnerende vijff soldaten van regemt. de Marine, een tot hangen ende 4, yder drie mael van de rae te vallen ende elck met 100 slagen strengelijck gelaerst te worden.
Dien avond voechde ick my eerst weder ter tafel tot genoegen van mijne heeren den Ruward ende Admirael, die mij recommandeerden liever maer die directie omtrent mijne affaires te houden als selfs veele te laboureren, wandt mij liever halff als heel te missen hadden.
Ick hebbe - - met permissie - - een groote quantiteit flnymen uit mijn keel gelost, die sich daer schijnen geset te hebben, 't sedert dat ick mij van de pijpties gespeend hebbe, en vinde mij, de Heere sij gedanckt, althans redelijck, maer teer van ogen.
Den 14den wierden de voorsz. sententien nae haeren inhoud geexecuteerd ende Juriaen Hendrickx van Sandes uit Holsteyn, omdat hy uit de Compe van den gr. van Ghendt onder Cap. Knoppert ende van dat vendel ten tweedenmael voor schelm verloopen was, wierde aenden nock van den DauphijnGa naar voetnoot2) opgeknoopt en stierff seer cordaet ende christelyck.
Wy lagen doen ten ancker, om de vlote te stoppen, also de wint noch contrarie was, doch 's namiddachs cregen wij deselve Noorden, daermede seer snedich West gewonnen ende de voortganck behielden tot tegen den 15den 's morgens vroech ten 2 uren, dat deselve met een swaere buy weder Z.W. schoot, soodat genoodsaeckt waren seyn te doen om 't ancker inde gronde te smijten en daer voor te gaan leggen rijden, nae gissinghe W.Z.W. 4 mijlen van 't Noort Voorlandt van Engelandt, tot de 16den 's morgens vroech, dat het weer bedaert en onze schepen wijt ende zijt van de anderen gesien wierden
sonder noch te connen weeten, wieder vermist wert, ofte wat schade datter aen anckers off touwen geleden is. Heden schrijven aent fransce hoff, dat wy hier sijn ende verwachten te verstaen, waer ende wat staet dat die vloot is om met ons te conjugeeren. Wy vreesen datter eenige fluyten mette landt-militie van ons door 't harde weer versteecken sijn, omdat die soo geen rijdtuigch hebben.
Even als wij uit het Texel in zee gesteecken waeren, stierden wij den Gaillod nae de Stadt Nieupoort in Vlaanderen met adresse aan den hr. Waverans, voornaem coopman aldaer, om aff te haelen eenige brieven, die van elders aldaer mochten ingecomen syn ende die met eenige verversinge de vlagge in Schoonevelt toe te brengen, maer dit gaff sulcken quaden suspicie aen den hr. Governador, dat hij den coopman in een stricte gevanckenisse wierp, gelijck hij hier clagende heeft geremonstreert ende is ernstich aenden selven Governador op zijn relaxatie gesc(hreven) met expressie dat soo hy hem niet op vrye voeten stelt, wij op middelen van recompensatie sullen deneken.
Ick bedanke UE. nochmaels voor sijne vruntelijcke ende beleeffde rescriptie en hoope deselve in vergoedinge geduyrende dese expeditie vande bijsonderste voorvallen mede te doen participeeren, recommandere hem doch, ist mogelijck, de vereffeninge met mijnen broeder in mijnen naam te doen. De saecke van Ginnea schijnt met het loopende geruchte, dat d'Engelsche op de custe van Africa weder domineeren, noch bij mij uitstel te gewinnen tot tegens de winter, want den gedesigneerden Directeur Generael nu niet eerder wort geseyt derwarts te sullen vertrecken en dieswegen de reste overslae tot naeder gelegentheyt Ick hoope dat UEd. ende nicht Nieuwstade haer op de bruyloft van mijnheer Leydecker wat sullen hebben vermaeckt met haere nieuwe ma soeur. Adieu mon très chère cousin, je demeure vostre très humble serviteur,
J. Andringa.
29.
G. Middelkamp aan Mevrouwe Maria van Reygersbergh, vrouwe van de beide Catwycken.
In 's lands schip enz., 14 Juni 1667.
Weledelgebooren gestrenge Vrouwe.
Mevrouwe, ick hebbe in naerkominge van mijnen schuldigen plicht niet kunnen achterwege laten U Weled. eenige weynige letteren te laten toekomen ende onder anderen, dat naedat wij, te weten den heere Adm. de Ruyter, met de schepen uit de Mase met die in 't Texel geconjungeert waren, twee dagen daeraan met omtrent 70 rae zeylen uit Texel vooruit sijn in see gesteecken onder de superintendentie van den heere Corn. de Witt, Ruart van Putten, stellende cours naer de Mase, alwaer gecomen sijnde eenige Landtsoldaten geembarqueert sijn geworden, loopende soovoort naer Schooneveldt, custe van Zeelandt en onse provisionele geordonneerde rendevousplaetse om aldaer de schepen, staende ter directie van Zeelandt, af te wachten, doch die, soo wij vernemen, seer slecht bemand zijn. Wij verwachten oock noch den Heere Lt Admirael Aylva van Vrieslandt met 17 schepen, daeronder Graef Jan van Hoorn. Wij staen nu en dan veel koude ende onstuymige dagen uit; de goede Godt will daer in voorsien ende deselve temperen, ten eynde het ooghmerck ende desseynen van onse loffelijcke overheden ten dienste van de staat ende ons algemene lieve Vaderlandt mogen uitgewerkt werden. Ick sal voor dese mael eyndigen ende mij naest opofferinge van mijnen onderdanigen ende geringen dienst, onder handtkussinge aen Uw Weled. mitsgaders desselfs loffelr familie recommandeeren in de altijdt toegedragene goede gunste 't mijwaerts, deselve bevelende in Godes h. bescherminge ende verblijve
Weledelgeboorne Gestrenge Vrouwe
G. Middelkamp.
P.S. Desen op gisteren dusverre geschreven hebbende, doch bij mancquement van gelegenheidt niet afgesonden
sijnde, sijn wij cort daer aen met onse bijhebbende schepen - - sonder de Zeenwen - - in getale als boven in Zee gestocken ende als nu omtrent 10 mylen in zee geavanceert ten ancker omtrent 5 mylen van 't Noordtvoorlandt Engelsche custe met de stengen ende reen geschoten, alsoo deselve een volcomen storm woeyde.
Den Heere Lt Admirael de Ruyter heeft mij gelieven aan te beveelen desselfs oodtmoedige dienst soo aen U Weled. als aen desselfs Broeder den Heere van Couwerden door desen te willen opdragen.
Indien Uw Weledt. mij d'eere ende 't geluck gelieve te laten toecomen van door Mr. Meyer ofte yemandt anders een letterken te laten toecomen, of mijne brieven wel terecht komen of niet, deselve kunnen aan mij geadresseert worden door Monsr le Roy ten Huyse van desselfs Hr ende Broeder. Verblijve als voren met haest.
30.
G. Middelkamp aan de ‘Eer en deughtrycke jonge dochter Elsje Jans van Vaxen tot leerbroeck’.
In 's lands schip de seven Provinciën, leggende ten ancker voor Blankenburgh, 14 Juni 1667.
Eer en deughtrycke.
Ick en hebbe niet willen laeten UE. een briefje te laten toecomen nopende myne goede gesondtheydt die oock van UE. hoope, met presentasie soo UE. hetselve derft doen van mynen dienst aen de oude luyden. Wy syn tegenwoordig met een schoone vloot schepen in Zee met hoope den vyandt eenige afbreuck te doen. Schrijft my eens hoe dat het met de vrienden all toegaet als oock met UE. ende den Heer van Berckwoude. Ick sal met haest eyndigen alsoo wy tegenwoordich de handen vol hebben en van UE. antwoord verwachten off myne brieven wel terecht komen.
UE. dienstw. dien.
G.F. Middelkamp.
P.S. Kunt het opschrift schrijven als volgt:
Eer en deughtrycke jonge dochter
Anna Maria Middelkamp by de bosbrugge aen de Uyleboomen tegenover den Heer van Schoonenburgh in 's Gravenhage.
UE. moet verdacht wesen dit opschrift te schryven op een papier dat gy om myn brief sult vouwen en sal dan wel bestelt worden.
31.
M. Jager aan een vriend.
In 's lands schip enz., 14 en 16 Juni 1667.
Confrater en waarden Vrunt.
Hiermede versoecke grootelycx geexcuseert te syn van niet eens aan UE. geschreven te hebben, maer eensdeels heeft het myn dispositie niet willen toelaten enten anderen oock met mancquement van onse Clerque, dewelcke heden met de Fluyt noch niet gecomen syn, soo veel te schryven valt, dat niet een oogenblick tydt hebbe om een letterken aan een van myn vrunde te schryven, dewelcke niet en wete dat noch in zee ben.
Hebbe de eerste dagen dat het wat hart woeyde heel zeesieck geweest, maer Godt loff 't sy nu al gedaen. Ben nu weder byna fris, maer myn ongemacklyk leggen inde bloote hangmat door mancquement van een matras, dewelcke Knopper noch by sich heeft, maeckt myn mede al wat indispoos.
Wy hebben met 's lants vlote voorleden.......Ga naar voetnoot1) op Schooneveldt gelegen, alwaer wy doen ter tydt een stercken wint kregen ende de meeste van 's lands vlote door haer anckers schoote en malcanderen op den boegh quamen te dryven en eenige van deselve schade hebben geleden, wy leggen nu omtrent West Cappel en sullen ons cours setten naer de Revier van Londen, sal Ued.
alsdan en oock ondertussen naerder communicatie doen.
Heden is alhier in de vlote justitie gedaen over seven personen van de welcke een gehangen is, de rest van de ree afgevallen. Volgens UE. seggen soude wel beginnen geselschap te krygen, hadde vandaeg al twee vincken gevangen, dewelcke al besigh waren om malcanderen wat goets te doen, ofte om van haer jonge in 't selve bosch te planten, doch hebbe daer voor geweest, want sulcke ossen in myn wey niet van noden syn. Wilt altemet eens om myn dencken van op myn gesontheyt te drincken, wy dencken oock al om U ontrent de schilderyen 't welck een heel playsirigh gesicht is. Wilt oock myn gebiedenis doen aen de Maegdekens tot Uwen huyse en oock het kleine Minnetye, 't welck versoecke eens voor myn wilt soenen. Sult my vruntscap doen niet te vergete de gebiedenis aan UE. Confraters, oock aen confrater van Nieuwervaert, den Vroomen Helt, als UE. en hy te samen by de soete myssijes bent.
Maer hier is de struyff aan de pan gebacken. Het gesicht van de soete Maegdekens te misschen, dat vaert myn grootelycx, dan toch troost myn daer weder in, als dat wy de Engelsche Maechdekens eens mogen gaen besoecken en sien off daer wat te queecken valt.
Versoecke UEd. gelieffde de moeite te nemen van desen ingelyden te behandigen aen Jan Lempkes sult my verobligeren.
Ick hebbe niet connen bijbrengen van desen aan UEd. te bestellen om redenen datter haestich schryven quam ende voort op den 15den was het soodanigen storm, dat men niet wiste, waer het cleyn vaertuych sich hielde, oock dat men genoech te doen hadde, dat het schip voor twee anckers conde houden.
Hope met de aenstaende post nader beschrijvinge te doen behandigen van 't geen verder gepasseert is. Hiermede sal ick eyndigen, verblyve verder met haest
UE. onderdanigen dienaar
M. Jager.
PS. Wilt desen ingelyden verder voor Monr Middelkamp eens bestellen.
32.
M. Jager aan de ‘Eerbare deuchtrycke Jonge Dochter Jasparina Conincx ten huyse van de Heer Borgemeester de Witt tot Dordrecht’.
In 's lands schip enz., 14 en 16 Juni 1667.
Besondere vrundinne.
Ick hebbe niet connen bybrengen van eens aan UE. te connen schryven, vermits alhier sooveel te schryven valt en oock hebbe de eerste van de dagen als het wat hart waeyde ben somtyts wat zeezieck geweest en oock vaert myn het ongemacklyk leggen off slapen in een hangmat sonder matras; de oorsaack is als dat den hoffmeester al onse goederen by hem heeft ende niet weet wanneer hy comen sal, wy seylen als nu naer de Reviere van Engelandt.
Vandaegh syn hier een deel volck gerecht in de vlote, alwaer een van gehangen is en voort drie mael van de ree gevallen syn en hondert slagen met een dik touw voor haer gadt. Wy hebben voorlede weeck een seer harde wint gehadt, soodat eendeels van de schepen opp malcandere quamen te dryven, soo datter noch al eenige schaloos syn geraeckt, doch niet veel te beduyden. Ick weet nyet veel te schryven als versoecke myn gebiedenisse gelieve te doen aan alle de bodens ende hellebaerdiers en seggen, dat Daniel ende Jan Forman met de klerquen noch niet by ons syn, 't welck myn van herten leet is. Oock myn gebiedenisse aen alle nieuw getroude, dewelcke UE. wel weet wie ick meene als U suster ende man, U Moey ende man en Marie ende haer man, oock de gebiedenis aen alle goede vrunden dewelcke ghy wel kent, maer myn te lang valt om te noemen, terwyl het nu laet is - - en tyt om te kooy te gaan - -.
Actum 14 Juny.
Ick hebbe vandaeg niet connen bybrengen van desen te bestellen, alsoo wy eenen storm gehadt hebben van
desen dach, dat geen gallyots costen binnen loopen; hebbe oock soo seesieck geweest, dat geen lust hebbe om eenich dinck te doen. Met myn Heer is 't Godtloff noch heel wel, die weet van geen see sieckte.
Verhope UE. somtyts een lettertye te schryven. Ick hebbe oock verstaen met leetwesen het affsterven van ons soet Ceesije. Off het geviel dat UE. een letter aen myn geliefde te schryven, soo behandicht hem aen Jan Lempken,
hiermede eyndigende blyve
UE. welbekende vrunt
M. Jager.
33.
M. Jager aan een vriend.
In 's lands schip enz., 16 Juni 1667.
Besondere vrunt.
Derve UE. qualyck moeylyck vallen, doch can 't selve niet naerlaten UE. by desen te versoecken UE. gelieve de moeyte te nemen van dese ingelyde, houdende aen ons Jasparyntye, selver in handen te leveren, off, deselve niet thuys synde, aen Marie, de franse Matresse, wonende over ons deur ende den anderen, houdende op den Oudenbosch, gelieff die te behandigen aan Cornelis de Vuyst, Roeper aen de Vuylpoort, salse als dan wel bestellen. Wilt maer seggen denselven van my comt. Sult my groote vruntschap doen, off het geviele dat eenige brieven aan u quam, dewelcke het opschrift aen my was luydende, wilt die in den Haagh aenden knecht van de Raatpensionaris behandigen; salse alsdan wel voortbestellen; waer op myn verlatende, sal blyven
UE. onderdanige vrunt
M. Jager.
34.
M. Jager aan zijn moeder.
Adres:
Eersamen vroomen ende seer discreeten Joris Janssen Vorster omme te behandigen aan Eerbare Deughrijcke Leonora van Swieten. Ouden Bosch.
Seer waarde ende beminde moeder.
Ick hadde UE. lest geschreven, als dat ick met myn Heer voor een maent off twee soude gaen seylen, maer vertrouwe UE. het wel sal gehoort hebben, dat ick met mijn Heer en met de Vloot in zee ben. Men weet niet - wy syn alle sterffelycke menschen - waer Godt de Heer de mensch synen tyt gestelt heeft; doch verhope, dat die almogenden Godt ons weder met gesontheyt sal laten thuyscomen. Wy leggen tegenwoordig 3 à 4 mylen van de revier van Londen, synd tegenwoordich een groote storm; hope de Heer alles sal voorsien. Ick ben al eenigen tyd seesieck geweest, is lustich overgegeven, ick hope dat het gesont voor myn maech sal wesen.
Ick moet hier heel veel schryven. Dan toch, sal geen schade wesen, maer men slaept hier ongemacklijck. Off het geviel, dat UE. geliefde een bericht aen myn te schryven, soo schryft aen Johannis Lempkens, Bode van Dordrecht op 's Gravenhage, wonende in de Colffstraat tot Dordrecht om voort te bestellen aen en soo voorts: die salse mijn dan wel bestellen. Hiermede eyndigende met haest naer myn gebiedenisse,
UE. onderdanige Zoon
M. Jager.
Derde groep.
35.
Dr. MewsGa naar voetnoot1) aan Joseph WilliamsonGa naar voetnoot2).
Breda, 17/27 Mei 1667.
----------------
The Dutch brag much wt they will do this summerGa naar voetnoot3) and boast in letters of a frigat of 20 guns taken by a Flushing Captain; but not a word of it in ye currants; so that wee beleive nothing of it.
----------------
Several persons of condition are for a while leaveing us to take a veiw (view) of Flanders and those quarters before ye advance of ye armys make it too dangerous.
Wee could have spared some onely them sooner, and could wish they would not come back unless their behaviour were more for ye honour of our nation. Madam Ferins a famous etc., who came over with my Lord Hollis is retreited to her old freinds ye Swedish Ambassadors.
36.
Dr. Mews aan Joseph Williamson.
Breda, 10 Juni 1667.
----------------
Our affaire heere I believe goeth on but slowly and tis hard to guesse at ye issue when wee have scarce begun. The plenipotentiarys meete not in one common roome; but each hath his apartment so well designd that I hope there will bee no rencounters for preceding. The mediators possess ye greate roome of state and pass between ym.
The States fleete went out of the Texel upon Monday
lastGa naar voetnoot1). Tis sayd that they hold their course Northward and by the number of soldiers they have on board - - 40 comp. - - tis guessed they have a design to land and Orkney is namedGa naar voetnoot2); DolmanGa naar voetnoot3) goes upon this expedition, and all the gang of rebells here with the addition of some malecontents out of England and Scotland have met in the Hague. I am likewise informed that Grove, sometyme an officer under BamfieldGa naar voetnoot4), is sent for over, and also a Quartermaster who was upon the Scaffold when the late King was murthered. Certain it is they have great business in hand; and I presume will very shortly attempt to execute it.
37.
W. GriffithGa naar voetnoot5) aan Jos. Williamson Esqr, Guarde of his Majesties papers of State at Whitehall.
Breda, 17 Juni 1667.
----------------
Since hisGa naar voetnoot6) departure hence on Monday last all things
continue here much in the same posture he left them in, which is indeed not very promising and much undoubtedly of the issue of this treaty depends upon the good or ill success of their fleet, from which they seem to promise themselves some great adventure, that may encline us to a peace upon their condition. It consists of not above 60 men-of-war and 7 fire-ships - - as I am informed from on-board De Ruyter himselfGa naar voetnoot1) - - and the 48 Regiments of Landmen they make so much noise of, are more to supply their want of Sea-men, than to advance their commander - - under the States Deputies - - Doleman to be Prince of the Orkney or Hitland Isles; though their design was at first thoughtGa naar voetnoot2) to be thereabouts to secure their ships, that come and goe Northabouts, from the Scotch Capers and that upon the conquest Doleman should have the command; whereby these, who love the treason so well, might seem however to reward that Traitour - - who hath dared things against his Country - brevibus Gyaris et carcere digna - - with an honorary exile from them also, suitable to his degenerate ambition. But these are but the airs of youthful heads; while the better versed in the graver politiques conclude from the store of wheelbarrows, spades, and the like instruments taken with them, that their intent is rather to lie before the Thames and perhaps - - if possible - - to make a descent on shore, and go at once a sheepstealingGa naar voetnoot3) for fresh provisions for the K. Arrant Doleman and the Hogen Deputies. But however they intend their course for ours, the wind hath not yet served them to get off their own coast, where upon Saturday last such a storm took them about 't Schoonvelt, that by their own confession, both their Admiral and Rear-Admiral
van Ness - - I hope by an happy omen - - lost their ankurs, and a fire-ship or two are made unserviceable; since when we had here another more violent tempest from Tuesday-evening untill yester-morning, which we have the charity to wish them partakers of.
38.
P. du Moulin aan Lord Arlington.
Breda, 24 Juni 1667.
Since my last of ye 31th of May I have been kept longer att Amsterdam by a fevrish distemper and could not reach this towne before yesterday; wch being too short a time to have informed myselfe of anything worth yr Lordships knowledge, I'll make bold to offerr to yr Lordships consideration some few things I have gathered in my journey through most part of Holland and Seland.
By all discourses I had with most sort of people in severall places, I find they are generally very desirous of a peace, but I did wonder to see them so stiff and, to almost every particular man, resolved - - as they pretend - - to venture the loss of their estate rather than to harken to a peace which they call dishonorouble and yield the least thing to his Mv. The reasons for their stiffness are: 1o that they are made to believe that although peace might be bought cheaper than war maintained, yet it is much safer for them to go on in this warr since they are come so farr, because it would be a precedent to make them buy a peace at any time hereafter and - - as it might fall out - - in some occasions much dearer than now.
2o their strength in shipping which is much greater than ever it was and maketh them bragg that, insteade of being brought lower by this warr, they have gotten since ye beginning of it 30 or 40 ships better than their Admiralls were before.
3ly their plenty of money, wch - - if we believe them - - is such, that the States have not indebted
themselves above 40 tuns of gold since this warr and the half of all the charges they are to be att this year is already payd in a month since.
4o their forwardness and our backward preparations in Engd is in my opinion the greatest occasion of their pride and that wch above all maketh them stand upon so high termes. It seemeth, because they are ready before us and have now no enemy to encounter, they are apt to think it will ever be so and they doe so much flatter themselves that his Maty wanteth both men and money, that they think it now a very fit time to impose what conditions they please upon him, insomuch that it hath been publickly discoursed in most places - - even amongst ye rest by the Ambassador HubertGa naar voetnoot1), who otherwise is a pretty well inclined man and a greate lover of the house of Orange - - to oblidge the English by this treaty of peace to quit their pretentions of the dominions of the seas and that the Holld ships should no longer strike to ours; all their merchants are also of opinion, and must needs be made believe so that therewith be no peace wth Engd, unlesse ye act of Navigation be recalled. But all these vaine discourses will soon vanish and I dare say they'll be ashamed of them themselves, as soone as his Maty has his fleete att sea, and will be glad to accept then of his Maty's just proposalls, if they doe it not sooner.
I thought to have added something more to this; but I feare 'tis already too much and before I know how farr this may be acceptable to yr Lp I dare not take so much upon me nor give yr Lp, any further trouble.
I am Right Honourable yr Lordship's most humble and most devoted servant P. du Moulin.
39.
Jo. Smyth aan Samuel Cottington.
Rotterdam, 24 Juni 1667Ga naar voetnoot1).
Sir.
I weekely receive yours and returne you thanks for your constancy therein, and desire to know wherein I can further serve you. Trade is yet dead, but wee hope twil mende. Wee are here in great expectacion of great matters done by our fleet about Harwich and so up the river to Chatham and Gravesend. Our droopeing brethren, which hung the lugge, begin to prick up eare, hopeing this brave adventure will make a diversion (of?) ye factions and fractions. Manny discontented of the party are gon with noble Dulman and Groves, but our friend Bamfeild laughs in his sleeve to see how like owles they will come hom. Like ye King of France and his 40000 men etc. Hearty prayers and suplicacions are set up at Mr. Washington, Burton and Kelsey etc. and dayes kept that this attempt may open a way for ye restoracion of those saints to their former dignityes.
----------------
40.
Dr. Mews aan Joseph Williamson.
Breda, 24 Juni 1667.
Sir.
I presume you had mine of Sunday last from BrugesGa naar voetnoot2); at my returne hither I finde all things in ye state I left ym. I persist in my opinion that nothing can so
quicken these people as his Majesty making a show of recalling the Ambassadors. You would wonder what an effect the very fear of that hath already had with the people here, who now sufficiently understand how insolent their masters are. Meethinks these people should not bee so blinde as not to see what certaine misery attends ym, iff this treaty should not succeede, or that they can bee so sottish as to beleive that, when ye French King lays claime to bee Duke of Brabant, hee will bee content with halfe ye Duchy.
De Witt in a late Harangue made a reflexion upon the death of the D. of Kendale, and the sickness of the D. of Cam.,Ga naar voetnoot1) concluding from thence and the Fire and the Pest, that God had marked out the English Monarchie for destruction. The truth is he is insolent beyond a paralell, save only his type, Cromwell, and will prove as pernicious to this, as Cromwell was to the English, nation.
As I passed through Flanders I saw nothing but ruine and desolation.
41.
P. du Moulin aan Lord Arlington.
Breda, 14 Juni 1667.
The sad loss of his matys ships att Chatham hath put a stop to all businesse here and almost to private conversation. The Dutch in the meanwhile are more active than ever and have fitted the rest of their men-of-warre with above 20 fireships, which are to joyne with all speed the rest of their fleete. The Count of Horne is imbarked upon that new squadron with his regiment; 'twas reported with two regiments more, but, by the letters come to day, I can but heare of his alone. The people
in these parts are made to believe that they'll heare shortly of some other attempt no less prejudiciable to Engd than that of Chatham and in their very fleet they are full of the same hope, his secretary writing to that effect to his brother, but I hope they'll be so well entertained whereever they come, that they'l soone prove weary of that sport, and that an end will be put to their bravadoes.
The Count of Donaw with ye Resident Applebome came to towne on Saturday last and have made some agreement with ye Dutch at least ad tempus. At first they spoke very high, and would not hearken to any moderate proposalls or friendly composure of businesse, but were resolv'd - - as they pretended - - to have a full satisfaction from ye Dutch both as to ye old debts they claime and their present dispute about counterband goods. Which pretenses were ye true cause of their delays and whilst they were treating att ye Hague to gett time they gave out their coaches and liveryes were not ready. Yet I am apt to believe they have not effected much, and it seemeth there is two reasons of this suddain change and laying aside most of their pretensions; the one is ye powerful interposing of France, who would not suffer two of their nearest allyes to fall out in such a juncture of time; and ye other the losse of our ships, wch in their opinion weakeneth much England and will force his Mty to a peace, in wch case they'l be lesse valued by either party and conseqly lesse able to make their conditions with the Dutch. Whereupon I think I am bound to lett yr Lp know, that both allyes and Enemyes are altogether persuaded his My will come to a peace, not so much out of love for it, but he is beaten into it and is not able to continue the warr longer. Insomuch that Monsieur CourtinGa naar voetnoot1), in a late discourse wth a person he intended should tell it againe to the Embassrs, did not stick to say the sooner the Kg should make a peace the better it would be for him, since it
was his safest and readyest way to avoid new inconveniences, and prevent the losses, wch he may and is like to receive every day. The Swedes do not speak soe plaine, but one may easily gather from their discourse and that of their confidents that their opinion is much like.
42.
Samuel Tucker aan Antoine van der Heeren, merchant in Antwerp.
28 Juni 1667.
From the Estates fleet wee have advise that some of there shipps have been fare up in the ryver of Chattam and there burnt 7 of the kings greatest shipps, taken the Royal Charles - - without a man onbord - - .....Ga naar voetnoot1) this advice came from the fleet were on a desighne on 4 shipps more.....Ga naar voetnoot1) another place in the ryver. It seems the English were overconfident the Dutch would not come up soe farr in the ryver and therefore minded not the security of their ships as they ought to have don.
The loss on this side in fireing the shipps is inconsiderable, but 't is said many of the landmillitie, put on shore, are cut off. Wee have yet noe punctuall accompt of particulers, but shall have it in tyme.
Tis a great loss the English have had in these shipps soe destroyed, in reguard they were the best shipps the king had and hereby his strength in shipps is much lessened, which by a tymely care might easyly have been prevented.
This country has also received a very great losse of late Sr Jeremy Smith with about 16 sayle of men of war met with 70 sayle of merchantshipps and 6 men of warr belonging to this country, and destroyed the 6 Dutch men of war and took about 50 of the merchantshipps.
The treaty at Breda it is thought will break off without effect. Sad tymes. God better them.
P.S. This rencounter of Sr Jeremiah Smith in the Sound.
43.
Dr. Mews aan Joseph Williamson.
Breda, 1 Juli 1667.
Sir.
You may easily guess how wee entertayned your last letters and you cannot but thinke wee wonder very much that, haveing had warning, you should not provide better. I looke not so much, nor do our Enemies, upon the prize as the affront, then which there was never a greater offered our nation. In yours you say that the French are more cryd out against than ye Dutch, as haveing lulled us a sleep with a treaty. I know not where the fault lys, but possiblely you may mistake, sure I am that cannot excuse our supinisse. You cannot tell where they will bee next. Pray have a care of Tinmouth and the colliers, for I am just now told out of Holland that there is a designe that way.
I had a promise both from His Majesty and the Duke of York the last summer that, iff any forces were raised, I should bee Chaplaine Generall; pray, by R. Philips or som other Freind, minde them of it that, iff there bee any formed, I may not loose the honour. I know how prejudiciall somtymes absence proves, though a man bee in His Majesty's service.
The sober and wiser sort of people here are so farre from rejoying, that they look upon it as a judgment, concluding they are now farther from a peace than ever.
I told you in my last that I thought Turney would not bee long lived; it was given up that very day. The French army is now said to be about Doway. The fate of which I cannot guess at not knowing how it is garrisoned. The Marq. Castle Rodrigo hath taken ye gold a peice of Spanish both state and policy.
Mr. H. Coventry takes so great paine and is so perplexed with the cypher that, had hee not a body of a very strong temper, I should much suspect his health. The weather is extreame hot, but hitherto God bee praysed wee are reasonable healthy, though last week the plague in the town alarmed us.
I hope your next letter will bring us better news than the last.
I am sir yr etc.
44.
Samuel Tucker aan?
Rotterdam, 1 Juli 1667.
Dr friend.
According to yr desyre I shall send you pr next boate for Antwerp the goods you order for. I have sent forward your bill for Amst. for acceptance. Seaverall merchants in Amst. are fayled of late upon the loss of those ships taken and destroyed per Sr Jeremiah Smith, whereof you had a breife account in my last. This is a sad and ruinous war to merchants, who every where long for peace, wch seems to be at present further off than ever. Wee heare of nothing don yet at Breda towards a peace, and now tis feared the Kings Majestie will be embittered against the Dutch upon this loss and burning of his ships at Chattam and there cross proceedings at this tyme towards a peace- and on the other hand it is not to be expressed how much the spirits of these people are raysed since there late success at Chattam, for which there is to be kept here the next wednesday a day of thancksgiveing and of rejoycing, by makeing of bonfires and all other acclamations of joye, and they goe on here againe with preparing of more fireships for the fleet and worck night and day at them and in six days 24 fireshipps are to be ready to sayle to the fleet, wch tis said shall be continued to block up the Thames soe long as the tyme of the yeare will permit, and a great number of land soldiers more are to goe to the fleet, wch makes
som conclude, that those that send them have yet no mind to peace and the talke goes here now they will bring England soc lowe, that they will get the English act of Navigation to be taken off, but these it may be reckon before there host and understand not that God hath endued England with strength enough to humble the Dutch.
But the loss by the shipps burnt, it seems is great and more than last yeare, when our dyvided fleet fought the Dutch at the disadvantadge of one against two; those who councelled the separating of the fleet then and keeping of it in now see there error doubtles. The loss is great, but set out here much beyond what it is, but tyme will discover the truthe and I suppose wee shall have it in our English gazets of next week.
The confidence and neglect of our nation - - and not the couridge of there enemys - - the last yeare in separating the fleet gave an opportunity to there enemys to tryumph, as they did then, and the same has given them an opportunity to doe itt now againe. Yet the English have the honour still that the Dutch never won there pretended victories upon the English by there fighting, but by a too great odds and a stratagem. Excuse me that I presume to entertayne you with these discourses. Did you but hear the scoffs and scorns the Dutch doe put upon us now, it would trye your patience and should a peace be made now, wee should for ever be vext with them. The Dutch themselves thinck it noe tyme for his Majestie to make peace now after soe consyderable a loss and most here are of this opinion and doe fear this worck will put the peace further off, and for my part I cannot beleive otherwise. God graunt a peace to the honnour of his Majestie and the good of his subjects and soe with my paper I conclude, Sr, yrs at command
Johnson.
45.
Dr. Mews aan Joseph Williamson.
Breda, 4 Juli 1667.
----------------
I am glad to heare that there is a possibility of recovering the London and the other great ships. Som report the Charles brought to Helvoot sluice, others to Vlyssinghe, wee hope to neither. On Wednesday is theire day of jubilee for theire success. I do believe very many will keep it but with halfe a face.
You may believe wee are now heere but a kinde of honourable prisoners, when wee have not the liberty of any towne but this.
Greate preparations are made to reenforce their fleet with fireships and frigates, and a greate numher of foot besydes. The States of Friesland have been here two days very close with the States Genl. ambassadors.
I know not which way they get over, but tis most certaine that there is scarce a weeke, but some of the godly party, as they call themselves, arrive in Holland and I am sure some have lately passd by the way of Flanders. They are made very welcom; they rayle liberally against his My, and I am told proffer their service very frankly which doubtless will not bee refused, but of Scotland many likewise are come, fearing - - because doubtless they have deserved it - - the fate of the late Martyrs there.
I did understand by your letter, what I found in som to others, viz., that there was reason to suspect som designe upon the storehouse at Dedford, a fire haveing been very neere it. I hope you have had warning enough, and I am sure tis a good rule Etiam quae tuta sunt formidare.
Your next will I hope send us an account of som good effects of your anger; it cannot but bee sharp, but I would feigne see it cut. Heere is already a loose report that you have cut off som considerable numbers on Shepley Islands. I wish it true, and that. Dolman
may have fallen into your hands. I would take a considerable jorney to see him on a gallows with the Hollands flag over his head.
46.
Dr. Mews aan Joseph Williamson.
Breda, 19 Juli 1667.
What ye Dutch say of Horwitch ye enclosed will tell you, but though you say in yours, I shall see what was don there, I finde no relation of it from your hand and by what I have seen in others I perceive that Militia horse did as well as ever thought they would.
47.
Dr. Mews aan Joseph Williamson.
Breda, 22 Juli 1667.
There is gon Northward from Amsterdam a very considerable number of foote in 23 merchants ships and 10 men of warr, theire designe generally believed to bee upon a Danish account, because some of their men of warr are to meete them. Drums beate up at Dort for men for Cap. Brakels ship; and you may bee certaine there is som new designe on foote, because ye pulpits are employed to begg a blessing upon it. I send you ye Rotterdam Gazet that you may see what is written from London. I wonder you meete with none of those letters. There is not on this side such a nest of our fugitives as is there, especially Scots, and those, as I am informed by one of theire countrymen, ye most feirce raylers against ye King. Wee have yet no letter of ye last post. I hope my Ld Coventry is coming and that may bee ye reason.
48.
Dr. Mews aan Joseph Williamson.
Breda, 25 Juli 1667.
Sir.
I sent you a Gazet last weeke; I now send you another of ye same worthy Author, who either receives or feigns excellent news out of England. Tis very probable that ere this ye scribler is secured for findeing how scandalously hee wrote of our nation, our government and ye treaty, I translated his libell and shewd it to his Exc. ye Lord Hollis, who immediately sent ye gazet to Monsr Beveringe, who resented ye impudence of ye villaine, and returnd his Excellency word that hee would fortwith write to ye Hague, and that all things should bee don to his Exc.'s satisfaction. The issue wee shall know this evening or to morrow earlyGa naar voetnoot1).
49.
Dr. Mews aan Joseph Williamson.
Breda, 26 Juli 1667.
Since I dispatched myne of ye 25th, yours of ye 8th are com to hand with ye paper of English intelligence, which ye Dutch gazets gave us 2 days before; which I therfore hint to you that you may know they have a quicker way of getting intelligence among you, than you have of transmitting it to your freinds. And how this coms to pass may not be unworthy your inquiry.
50.
Dr. Mews aan Joseph Williamson.
Breda, 29 Juli 1667.
----------------
I heare sufficiently how this negotiation is discoursed of in England and I should wonder att it, did I not know ye humor of our nation and remember a Dutch proverb, which says: ‘The best soldyers sit in ye chimney corner’, which in other English, but to ye same sense, is: ‘The best statesmen sit in ye coffeehouse’. But I am of opinion, had any of those sage men been actually engaged in this province, they would hardly give so faire an account of it, all circumstances weighd.
I have not a prospect to any farther advantage accrewing to my selfe by this treaty, than what I cannot but partake of in ye common happyness of ye nation, and ye greate satisfaction I have in beeing serviceable to his My or his ministers, though at never so remote a distance, in this affaire. But were it in my power to unravell what is now wound up, and could so farr give my selfe to ye Devil as to bee willing to it, I do not doubt, nay I am confident I could ascertaine my selfe of a very large recompense of iniquity. As for those men who are so ill pleased with what is don, I know no discipline would sooner bring ym to their witts, were it possible to put it in practice, than secludeing ym from ye common blessings of peace.
51.
Samuel TuckerGa naar voetnoot1) aan Joh. Williams merchant at Antwerp.
Rotterdam, 29 Juli 1667.
Sir.
I have none of yours, soe this will be the breifer. I desyre you will forbeare to send the searges for Zealand
in a Flemish bottom as I ordered per my last, for that it seems the peace is absolutely concluded, and you will have a better conveyhence speedyly, soe soone as the peace is published, which tis sayd will be in a very few days.
It is not to be expressed, how high the spirits of the Dutch are at present. An Englishman is nothing here now, but as one that hath lost all his credyt. You cannot believe what lowe thoughts they have for the English nation at present, even to the slighting and abuse of the nation where ever they can. The Harlemer courantier in one of his late courants styled the parlyment of England or the house of commons the [low]Ga naar voetnoot1) lower house. Naranus of Rotterdam in his courant will have the King of England was constrayned to a peace by the armes of the Estates here. Hee has been very foule in his two last courants, as you may perscieve per the inclosed paper, which is a translation out of his two last courants, which I send you the rather, because it agrees soe well with the spirits of the people here in generall. They expect the English shall truckle under them hereafter, and that, where and when a Dutchman is present, an Englishman must hold his peace, which the English not being used to doe, it is to be feared the people of both sides will be in warr long after the peace is made. The English will hardly bear the braggings and boastings of the Dutch, and the Dutch will have it now that they are uppermost, that the Dutch have got the day and honnour, and the English lost itt, agreable to whichGa naar voetnoot2) is all there discourse here at present. The Dutch fleet is ordered to be revictualled at sea for 3 months more, which is all I have at present.
52.
Dr. Mews aan Joseph Williamson.
Breda, 5 Augustus 1667.
----------------
Who can tell but Antwerp may become French and the Scheldt bee opened againe. In ye meane tyme tis cleare enough to me that whatever assistance theyGa naar voetnoot1) expect here, De Witt is so much for France that unless he fall they will bee deceived; and I do not see but that he hath made himselfe so considerable by this warre, that will bee a worke of more tyme than their affaires will admitt of to disturb him. You cannot bee ignorant, what promises wee had, ere wee came out of England, that many would appeare against his faction; and yet during ye whole treaty hath not one person so much as ventur'd a visite to ye Ambassadors; no not Mons. VanderdoosGa naar voetnoot2), now all is done; by which you may see how much hee hath yem in awe.
----------------
I am in som paine untill I heare Dartmouth harbour bee sufficiently secured. Now that ye Dutch fleete is divided, meethinks ours might do somthing which, now wee are goeing off the stage of warr, might deserve a ‘plaudite’.
53.
Dr. Mews aan Joseph Williamson.
Breda, ongedagteekendGa naar voetnoot3).
I am confident you expect no news now from this
quarter, which hath som months afforded you so much. The arrivall of ships for the transport would be wellcom news to us, for wee have little now to do but to treate our new friends, and this week will finish that.
These people I finde are desirous to have the Ambassadors continued heere in order to an accommodation between Spaine and France; but I thinke their return very neady in order to..... affaires at home; for you know who are to meete in OctoberGa naar voetnoot1), and iff this negotiation bee cavilld at, as in probability it will, I know they are able to vindicate it.
Dolman and som of his brother renegadoes are returnd home from the fleete; and iff you will beleive those good men, they hindred ye Dutch from burning and doeing much mischeife on our coast; so great lovers are of theire country. But for ye raceGa naar voetnoot2) of Ch. Steward, that they declare against and think they cannot do theire country better service than to helpe roote it out.
----------------
54.
Dr. Mews aan Joseph Williamson.
Breda, 15 Augustus 1667.
I am sorry to finde by all letters, that our people at home are so little in theire witts, that they are so restless under ye disease, and so impatient of ye remedy, and I dread to thinke what fatal distemper may arise out of this uneasyness of disposition, and yet withall I do not apprehend it any hard matter to prevent ym, yf wee bee not wanting to our owne safety by beleiving there is no danger. - - - - - - - - In ye meantyme pray have a care that you bee not betrayd by security to som affront from those who are not yet your perfect freinds; som greate thing they designe at their very
goeing off, which may leave an impression of dishonour, though perhaps no great disadvantage, upon you; and next to cowardice I ever thought negligence most unworthy a rationall people.
55.
Dr. Mews aan Joseph Williamson.
Breda, 19 Augustus 1667.
Among other traytors wch assisted ye Dutch in bringing in ye fleete at Chatham, there was one Robert Holland, a Scotsman, who is a sworn enemy of his Matie. With the reward of his treason hee bought a ship, wch hee manned with som of his own crew and freighted it with Hollands butter and cheese. Shee is among som of ye prises; pray bee gudeGa naar voetnoot1) to him.
Why are not Mason and those other rogues described by som marks, that they may bee known iff they cross ye seas?Ga naar voetnoot2)
Vierde groep.
56.
Jan Germain aan zijn ouders.
In 's lans schip De Ridderschap van Hollant waerop comandeert den heer Johan de Liefde, visadmiraal, leghgende en drijven voor Hitlant, den 13 Julius 1667.
Eerwaerdige Vader ende Moeder,
ick laet u.l. weten mijn goede gesontheijt, hoopende dat het met vader ende moeder van gelijcken is. Wij benne jegenwoordich onder Hitlant met een esquader schepen. Wij verwachten de Oostindie-vaders (sic). Wij hebbe vandaegh met 3 Copamnie soldaten aen lant geweest om water te hale, dat wij oock bekomen hebbe. Een van onse schepen hebbe een prijs genomen, daer een brander of gemaeckt woort, geladen met Noortse lasten. Wij hebbe conschap gekregen van verscheijde houckers als dat den admirael SmitGa naar voetnoot1) met ses schepen van orlog, een branders en een Oostiennie, die hij van ons genomen hadde, over een dagh voor ons hier geweest. Wij hebbe oock advijs, als dat de Engelse een casteel op Hitlant hebben gemaeckt, gemonteert met 70 stucken en 400 man. Wij hebbe gistere een fregat nae Fero gesonden om te zien, of de Oostiendie-vaeders der varen, maer hebbe noch geen bescheijt gekregen. Ick hoope, als dat vader ende moeder wel die brieven sullen ontfangen hebbe van de revier van Londen, alwaer ick mede geweest hebbe. Het nu een geluck, dat ick vader ende moeder desen brief schrijf, want wij en hebbe geen oockasie om te schrijven, want als men een advijsboot nae Hollant sturt, dan woort het genomen en om goet uyt Hollant te krijge noch weel minder. Hiermede soo bevele ick vader ende moeder Godt de Heere geve u segen en voorspoet, de groetenisse aen Monsr. Kunius. UE gehoorsame soon
Jan Germain.
57.
Admiraal De Ruyter aan de Staten van Holland.
Actum in 's land's schip de Seven Provincien zeijlende dwars van Poortlandt den 27sten Julij 1667.
Edele Mogende Heeren,
Tsedert mijnen laetsten vanden 16den deser lopende maendt hebben wij onze coers door de hoofden westwaert heen gestelt, ende sijn door stilte ende contrarie winden soodanich opgehouden, dat wij genoechsaem niets conden avanceeren. Op Wonsdag laetstleden den 20sten deser heeft capn. Cornelis de Vos, voerende de galey van Amsterdam, bij ons aengebracht Harmen Beets, voerende een snauw te caepe geequipeert ende affgevaeren van Vlissingen, den welcken aen ons gerapporteert heeft, dat hij ontrent thien mijlen buyten Heysant gerencontreert hadde een vlote van Engelsche coopvaerders, sterck 44 seylen, geaccompaigneert met eenen convoyer, met de welcke hij vijff etmaelen geseylt hadde, ende dat deselve alle op Maendach voorleden den 18den deser loopende maendt aen het West-einde van Wicht langs de Naelden waeren binnen geloopen. Waerop bij ons gedelibereert sijnde, hebben geresolveert met 's landt's vlote in alle moogelycke spoet naar Wicht voorsz. te seylen, op hoope dat wij aldaer de voorz. coopvaerders, den welcken den voorn. caper asseureerde alle te comen uit de Barbados, ofte een gedeelte van deselve, souden aentreffen. Des Saterdachs smorgens heel vroegh liepen wij in Wicht langers de rheede van St. Helena, ende van daer over gesteecken sijnde naer Portsmuyden, bevonden wij, dat aldaer nochte voor de Vrouw, ofte het gat van Nieupoort, nochte op de gantsche reede achter ende binnen Wicht, niet een eenich schip was gebleven. Sagen oock dat de voorsz. coopvaerders binnen Portsmuyden niet waeren ingeloopen, alsoo binnen die haven niet dan 14 à 15 schepen, onder dewelcke de zeeluyden die wat jonger van gesicht sijn als ick, seyden de Souverain te connen bekennen, waeren leggende, dewelcke
wij presumeerden alle, ofte voor het meeste gedeelte, coninghs schepen te sijn, maer vermits dat gat seer nauw is, gelijck alle die op die haven bekent sijn, verclaerden, ende dat op de cant van tselve is gelegen een seer considerabel fort; dat oock aen de andere sijde de stadt, soo als geseyt wert, seer wel is gefortificeert, soo wiert niet geraden gevonden op deselve iets te attendeeren. Maar andermael den voorn. caper bij ons ontbooden hebbende, die op de hoope van beuyt mede binnen Wicht was ingeseylt, den welcken naeder ondervraeght ende gehoort sijnde, persisteerde bij sijne voorgaende verclaringe, ende bleeff affirmeeren, dat hij de voorn. vlote Barbadosvaerders aldaer hadde sien binnenloopen, soo conden wij niet anders oordeelen, dan dat de voorsz. coopvaerders van onse aencompste ontwijffelijck verwitticht sijnde, ende haer op die reede niet betrouwende, souden verseylt sijn naer Pleymuyden, soodat wij resolveerden weder buyten te loopen ende onsen cours te setten naer Pleymuyden voorsz., hoopende onderwegen ofte ten eynde 't Canael eenige Straetvaerders, die wij verstaen hebben daegelijckx verwacht te worden, te sullen bejegenen. Wij raeckten dienselven avond met d'ebbe weder buyten, ende hebben den gantschen nacht met reedelijcke coelte ende een Oostelijcken wint geseijlt, soo dat wij ons tegenwoordich bevinden op de hoochte van Poortlandt, sonder dat wij totnochtoe inde Canael eenige andere bejegeninge gehadt hebbenGa naar voetnoot1). Sal derhalven
desen hiermede eyndigen ende U Ed. Mo. beveelen in Godes h. protectie, blijvende
Edele Moogende Heeren
Uw Ed. Mo.
Seer dienstwilligen dienaer
Michiel Ad. ruyter.
58.
Adriaen de HaeseGa naar voetnoot1) aan zijn broeder in Indië.
Int Schip Veere, seyllende onder slants vloote voor het Noort Voorland desen 19 Julij 1667.
Seer waerde broeder,
desen gaet met onsen neef Anthonij to(?) de Witte, die in quaeliteyt als ondercoopman na Indiën toe gaet, soo heeft hij door desselfs broeder, neef Jan de WitteGa naar voetnoot2), die hier mede in de vloote is, gecommandeert met sijn compagnie, die hij over eenige tijt door het faveur van mijnheer de Ruyter heeft geeregen, mij seer versocht ick aen ue. een brief soude schrijven. Ofte hij ue. quam te rencontreeren, soo versoucke ue., waerin hem eenigen dienst cont doen, hetselve aen hem gelief te bewijsen; daeraen niet sijn twijffelende, want wel can dencken, dat vrienden den anderen comen aen te treffen in soo vaerde affgelegen landen, de genegentheyt daer te meer aan den anderen connen betoonen.
Wij sijn met het slandt's vloot nu al eenigen tijt in zee geweest en ons altijt onthouden in ende voor de reviere van Londen, alwaer wij met eenige schepen sijn geweest in de reviere van Rochester tot voor Sattum toe ende eerst hebben genomen het heylandt Sappey ofte Quinenburgh, ende voorts in de reviere van Rochester
gebrant de admirael en vyceadmirael schepen van de witte en blauwe vlagge ende teerste admiraels schip genaemt de Rojael Caerles, nevens noch een bij ons genomen, ende in Hollant gebracht. Soo dat sij in alles hebben verlooren 9 schepen sonder de branders, meest alle schepen voerende 80 ende 90 stucken, waeronder oock waeren de Carolus Quintus ende het Huys te Switten, welcke sij vantevoren van ons hebben genomen. Het is een groote saecke voor ons geweest, ende een groote spijt voorden coninck, dat wij sijn gecomen int hart van sijn lant, ende de schepen genomen ende gebrant in sijn gesicht. Sij hadde deselve niet claer gemaeckt, waerdoor oock van alle haer schut niet waeren versien; op de Rojael Caerles lagen maer 32 met alle stucken. Hadden noch seyllen noch cabels in, als alleen waervoor hij lach. Daer is over dese vyctorij in Hollant geviert ende een danckdach gehouden. Den vijant heeft sijn vloote niet gereet gemaeckt om dese somer in zee te gaen om tegen ons te ageeren. Wij hebben daerna noch een attacke gedaen op het casteel te Herwidts, waer wij in haer gesicht lande ontrent de 2 duysent man, die tot voor het fort trocken, maer, alsoo wij met de schepen niet conde daervoor comen door de droochte ende niemant daer bedreven was, nadat sij eenige cerges op het fort hadden geschooten, sijn met goede order weder afgetrock, alsoo onmogelijck was soo te winnen door de sterckte, maer door een formeele belegering soude moeten geweest sijn. Ons volck sijn allen weder aan boort gecomen, sonder dat de vijandt het imbarkeeren heeft belet. Hebben maer achtergelaten 7 dooden ende in 30 gequetsten. Wij houde de riviere noch beset ende gaen met noch een getal van schepen in Canael onder de heer de Ruyter, waer ick oock mede gaen, maer vertronwe niet iets meer sal worden uitgerecht, alsoo over een dach 2 a 3 is schrijvens gecomen, dat den vreede tot Breda genouch was geslooten op aprobatie van den coninck, daertoe al een van de Engelsche ambassadeurs was vertrocken om over 10 dagen weder tot Breda te wezen. Wij mogen hoopen Godt Heere voorder sijn segen daerover sal gegeven, ende tot een volcomen effeck mach comen. Deselve
vreede soude sijn geslooten tot reputatie ende avantage van onsen staet. De pretentie van de schepen Bonaventuere ende BonesperantieGa naar voetnoot1) soude sij hebben gequiteert, de vrijghe negotie voor ons op Engelant open gestelt, soo dat de Engelschen haer over den oorlooge niet seer hebben te bedancken.
Ick hebbe over eenige dagen van huys een brief gecregen, waer sach dat de vrienden allen noch in goede gesontheyt waren. Godt geve dat het lange ter salicheyt mach dueren. Ick hoopen met ue. nevens ue. alderliefste ende kinderen mede noch wel is ende Godt d'Heere sal laten continueeren, dat hij ons noch dat geluck sal laten sien, dat wij malcander met vrugde in vaderland mogen sien ende in gesontheyt bij den anderen wesen. Over een maent hebbe ick alsmede vader ende andere vrienden ue. geschreven, waer wij wel soude hebben gesonden eenige Rense wijn ende anders, maer also het schip te vol was geladen, soo raden de bewintvoerder vader, dat liever soude wachten tot het naeste schip, dat nu haest moet comen te vertrecken; doch sult uyt de brieven het wel connen sien. Maer sal apparent wel een geluck geweest hebben, dat het goet daer niet in is geweest, alsoo op gisteren hier in de vloote schrijvens is gecomen, dat om de Noort een Oostindisch schip is genomen, comende van huys, soo dat het moet wesen het schip van Zeelant offte het schip van de Maes, die alle beyde op een tijt sijn comen te vertrecken ende ider heeft bij hem twee schepen van oorloge, doch het seecker is datter een is genomen. Het schip van Zeelant is een fluytte genaemt Bennenskercke.
Moeye Kien heeft heel doot kranck geweest, maer nu hoor sij - godt sij gedanckt - weer aen de beter handt is. Wanneer maer occasij hebbe, sal niet manckeeren UE ider mael te schrijven. Desen gaet over Amsterdam, also onsen neef de Witte van deselve camer is geavanceert mede door faveur van dheer De Ruyter, dat hem wel noodich was, ende comt alles omdat neef Jan de Witte
is met een dochter van dhr De Ruyter getrout. Hiermede sal afbreecken, en na mijne seer dienstige gebiedenisse alsmede aen maseur u alderliefste en oock lieve kinderen en andere vrienden soo eenige bij UE sijn, wijl UE altesamen bevelen in de bewaringe van godt almachtig, die hope UE sal geven hetgeene mach strecken tot UE aller salicheyt, en blijve
Heer ende broeder,
U.E. seer genegen dienaer
ende broeder,
Ad. de Haese.
59
Jean de WitteGa naar voetnoot1) aan zijn vrouw.
In't schip de 7 provintien, 24 Juli 1667.
Liefste.
Mijn lieff op den 18 deser en 't vertrecq van voor de Reviere van Lonnen hebben u.l. mijnen laetsten geschreven, daerin vermelt dat wij op een tocht gingen, doch onkondich waeren, waer naer toe. Tsedert sijn wij met 24 schepen en 3 advisjachten en galliodts als ander cleijn vaertuich 't Canael in gezeijlt, alwaer wij tot op 22 ditto weynich voortganck hadden gemaeckt soo door contrarie wint als stilte, en sijn op den 24 ditto gearriveert op de reede van teyllant Wicht, alwaer wij meynden te vinden ontrent 40 schepen, die - - volgens tbericht van een caeper - - quamen van de Barbados, aldaer souden sijn ingeloopen, doch hebben die niet gevonden, maer saegen aent vastelant aen de stadt en 'tcasteel, genaempt Portmuyden, liggen den grooten Soevereyn met nog 10 à 12 schepen, die daer op laegen met steyngen doorgeschoten achter de stadt en casteel, daer wij oordeelden niet conden aendoen, oversulx resolveerde wij weder van tusschen het eyllant en tvastelant uit te
zeyllen en onse reyse te vervorderen tot het Canael aff, soo dat wij daer nu mede besich sijn, op hope dat den goeden godt ons voort leste noch een goet succes sal gelieven te verleenen. Wij saegen op teyllant veel volckx in de wapenen, daeronder was een standaert van ruyterie en 10 vaendels van voetvolck, sonder die gene die wij noch niet en zaegen. Enfijn, wij maecken op ons gemack soo doende gantsch Engelant in alarm.
Dese nacht hebben wij goeden voortganck gehadt en sijn nu tsedert gisteravond van Wicht tot voor Poortlant gecomen, welcke voortganck noch geduyrich continueert. Wadt ons vorder sal connen te wedervaren salt UE met alle occage schrijven, ant tsedert mijnen lesten aen UE sijnder geen brieven uit ons schip wech gegaen. In desen sende UE een brieff voor frère Antony van neeff capt. Adriaen de Haese aen sijn broeder geschrevenGa naar voetnoot1), doch ick vreese dat hij al wech is; soo niet, gelieft hem van mijnentwege geluck op de reyse te wenschen en desen brieff hem te doen behandigen, soo wij voor de reviere Hadeen blijven liggen. Soude aan frère Antony en UE meerder geschreven hebben, maer van hier presenteert de occage seer weynich. Oock connen geen tijdinge van UE vernemen, doch wij gelooven dattet niet lange sal duyren en haest tijdinge sullen crijgen van vrede. 't Schip van der Vere, dat den Engelsen ambassadeur mede naer Engelant was gevaeren, saegen wij leggen in Duyns, die nu vertrouwe weder al in Hollant is. Ick hope dat UE mijnen laetsten wel sult ontfangen hebben, en de vrouwen van de soldaeten tegenwoordich sullen gecontenteert sijn. Ick verlange seer naer tijdinge van huys, doch veel meer naer UE persoon. Mij dijnckt(?) qualijck dat den tijt sal comen, dat wij den anderen sullen sien. Ick hope dat de kinders al soete sijn en lustich leeren. Soo dat is, gelieft haer voor mij te kussen en sal haer op mijn thuyscompste ider een gout stuck gelt geven, soo ick die goede getuygenisse van haer hoore.
VaederGa naar voetnoot1) doet UE oock seer groeten, maer die heeft weder twee mael de coorse gehadt, sijnde van den eenen tijt tot den anderen den derdendaegse coorse, die gistre lest is geweest met groote koude. Wadt het vorder sal worden, salt UE met alle occage laeten weten, doch tegenwoordich is vaeder seer wel te passe, soo dat die coorsen niet continueeren als voor desen. De broeders waeren gistre oock aen boort, die UE seer doen groeten en oock noch wel te passe sijn. Sij hebben UE aengenaeme brieven wel ontfangen. Vandaege hebbe ick een pack van mijn nieuwe onderkleeren aengedaen, die mij soo wel paste als ick mijn leven ondercleeren hebbe gehadt en valle mij seer gemackelijck; daervoor UE seer bedancke. Mijn oude ondercleeren passen mij niet meer; ick worde op de reyse noch hoe langer hoe dicker. Vorders mijn lieff, weet niet meer te schrijven als dat UE wensche den zegen des Heeren, lanckduyrige gesontheyt en beterschap in UE hals, dat mij taengenaemste van alle tijdinge soude sijn, soo ick sulcx mocht verstaen en vorders bevele UE inde bescherminge des Alderhoochsten en weest seer vriendelijk gegroet van
U L gaffection. man
Jean de Witte.
Gelieft eens te zenden bij de vrouwe van mijn luytenant en sijne groetenisse te doen en te seggen, dat hij noch seer wel te passe is. Hij doet UE oock seer groeten.
- voetnoot1)
- Zie hierachter no. 39 en no. 53
- voetnoot2)
- H. Brugmans, Verslag van een onderzoek in Engeland naar archivaha, belangrijk voor de geschiedenis van Nederland, 1892, blz. 131. De nummering der bundels F. St. P. Holland is, sinds prof Brugmans ze bewerkte, geheel veranderd.
- voetnoot1)
- The King s Channel.
- voetnoot1)
- Nederlandsch Zeewezen, II. 2, blz. 100
- voetnoot1)
- Cdendar of State Papers, Domestie, 1667, blz. 181.
- voetnoot1)
- Zie Inleiding, blz. 360.
- voetnoot1)
- Over de slechte behandeling der Engelsche gevangenen in Nederland, Tucker bevestigt die.
- voetnoot2)
- Hij bedoelt het tegenovergestelde
- voetnoot1)
- Provyded beteekent hier aangezien.
- voetnoot1)
- Alle drie eilanden in de Antillen.
- voetnoot2)
- St.-Eustatius was, met Tabago en Barnna, al in 1664 door de Engelschen genomen. Het was nu met Fransche hulp terugveroverd en het kostte den Staten inderdaad eenige moeite om het van Lodewijk XIV terug te krijgen Wagenaar, XIII, blz. 252
- voetnoot3)
- Karel II had Den Haag voorgeslagen in een brief van 31 Jan / 10 Febr 1666/67: Aitzema, VI, blz 9. De Witt zag in dit voorstel een valstrik, meenende, dat men aan de Oranjepartij de gelegenheid wilde geven zich te doen gelden en dit was zeker ook wel de bedoeling der Engelschen Zie wat Pepys opmerkt onder 17 Februart (O S) Vgl noot bij blz. 370, en vgl. hierachter no. 52.
- voetnoot1)
- Versta. own
- voetnoot2)
- Zie over dit wapenfeit De Jonge, a w, II, 2. blz 389 vlgg., en Pepys onder 6 Februari (O. S).
- voetnoot1)
- Doubt vermoeden
- voetnoot2)
- Het had De Witt niet weinig diplomatie gekost om den voorslag te verijdelen De Staten van Holland waren hiertoe tegen die der meeste andere gewesten in 't geweer geroepen. Vgl. Wagenaar, XIII, blz. 43.
- voetnoot1)
- Een lijst van kapiteins en schepen, die aan den tocht naar Chatham hebben deelgenomen, kan men o.a. vmden bij Aitzema. VI, blz. 110 vlgg. Alle hier opgesomde kapiteins komen ook daarop voor, behalve Van laer, en allen kommandeerden ook met meer dezelfde schepen. De namen zijn op deze Fransche lijst veelal verminkt. Men vergelijke de Nederlandsche lijst hierachter no 14, waar het aantal van matrozen en kanonnen ook nogal versclult
- voetnoot1)
- Karel II had inmiddels in de weigering om in Den Haag te onderhandelen berust en Breda aangenomen brief van 8/18 Maart, Artzema, VI, blz. 12.
- voetnoot1)
- In April was De Ruyter evenwel nog ziek, vgl. De Jonge, a.w., blz. 401.
- voetnoot2)
- Afgescheurd.
- voetnoot2)
- Afgescheurd.
- voetnoot2)
- Afgescheurd.
- voetnoot3)
- Die brief bij Artzema, VI, blz. 27.
- voetnoot1)
- Vgl. noot 1 bij blz. 373.
- voetnoot2)
- Men vergelijke hiermee de slechte betaling der Engelsche zeelieden, die werden afgescheept met bons, tickets zie Pepys, passim.
- voetnoot1)
- Vgl. De Jonge, a.w., blz. 400.
- voetnoot2)
- Hij onderteekent hier met ‘Arthurs’.
- voetnoot1)
- Armentières en La Bassée. Het bericht is echter onjuist. Volgens een brief van Lionne van 31 Mei 1667 (bij d'Estrades, IV, p. 248) had Castel Rodrigo, beducht voor het oprukken der Franschen, de vestingwerken dier beide plaatsen zelf laten vermelen.
- voetnoot2)
- Uit den samenhang valt op te maken, dat Washington en de verderop genoemde Engelschen in Holland vertoevende rebellen waren. Vgl. nog een brief van Smyth hierachter, no. 39, en vgl. no. 12.
- voetnoot1)
- Hij onderteckent hier W.S.
- voetnoot2)
- Vgl. over dit onderwerp b.v. Lecky, Ireland in the 18th century, I, p. 175 ff.
- voetnoot3)
- De onderhandelingen begonnen echter pas den 4den Juni.
- voetnoot1)
- Algescheurd.
- voetnoot2)
- Vgl. noot 1 bij blz. 376.
- voetnoot1)
- Men heeft geen nauwkeurige opgave omtrent het aantal soldaten aan boord van de vloot, die de Medway is opgevaren Meer dan 3000 of 3500 zijn er echter vermoedelijk niet geweest. Vgl. De Jonge, a.w., blz. 497.
- voetnoot2)
- Detached - Dit doelt vermoedelijk op De Witt, in wiens bedoeling het aanvankelijk had gelegen zelf op de vloot mee te gaan, zie De Witt's Brieven, Frum-Japikse, III, blz. 292, 20 Mei was Corn de Witt benoemd in zijn plaats.
- voetnoot1)
- Ook deze schrijver doelt op de Engelsche rebellen in Holland, vgl. blz. 376. De toespelingen zijn weer zeer duister.
- voetnoot2)
- Vgl. noot 3 bij blz. 377.
- voetnoot1)
- Vgl. noot 1 op blz. 379.
- voetnoot2)
- Op de met een sterretje gemerkte na komen al deze namen voor op de lijst bij Artzema. Vgl. de noot op blz. 371.
- voetnoot1)
- Deze opgaven komen nauwkeurig overeen met wat van officieel Nederlandsche zijde bekend is. Volgens De Jonge, a.w., blz. 421, bestond de vloot uit 51 oorlogsschepen, 3 fregatten, 6 gewapende adviesjachten, 14 branders en ettelijke galjoten. C. de Witt's opgave verderop, blz 388, sluit andere schepen, dan die uit Tessel kwamen, in.
- voetnoot2)
- Volgens de lijst bij De Jonge, a w., blz 197, waren er meer en dat zou men ook kunnen afleiden uit de lijst hiervóór no 14
- voetnoot3)
- De bizonderheid was volkomen juist.
- voetnoot4)
- De bekende secte, die, aanvankelijk meenende dat Cromwell het duizendjarig rijk inleidde weldra verder gingen dan hij kon toelaten en die kort na de restauratie een geruchtmakende poging deden om Londen te nemen
- voetnoot1)
- Du Moulm geeft hier teekenende bizonderheden over personen, van wier bestaan wij reeds van elders wisten In De Witt's brieven, Fruin-Japikse, III, blz. 297 wordt vermoedelijk op deze twee loodsen een toespeling gemaakt Volgens De Jonge, a.w., blz. 410 noot, worden zij elders in De Witt's briefwisseling met name genoemd Robert Holland van Boston in Lincolnshire en Sideracq. In de uitgegeven brieven heb ik die namen echter met kunnen vinden, maar ‘Robbert Hollant, Engelsche Lootsman’, wordt genoemd door Aitzema, VI, blz. 115 Hierachter no. 55 wordt Robert Holland een Schot genoemd A.W. Tedder in The Navy of the Restoration (1916), p. 184, zegt, dat aan boord van de vloot van De Ruyter was ‘Captam Thomas Holland, an old Commonwealth captam’ en een neef van Robert. Maar Tedder toont op diezelfde plaats duidelijk, dat hij niet al te best is ingelicht.
- voetnoot1)
- Letterlijk dezelfde brief van De Witt aan de Staten van Holland
- voetnoot2)
- Artzema, VI, blz 110.
- voetnoot3)
- North Foreland, de vooruitspringende punt ten zuiden van de wijde Theemsmonding, tusschen Margate en Ramsgate.
- voetnoot1)
- Deze brieven volgen. De Glarges was agent der Staten te Calais, Van Beuningen in dezen tijd, naar men weet, gezant te Parijs.
- voetnoot1)
- Een gelijkluidende brief werd door De Ruyter aan De Beaufort gezonden
- voetnoot2)
- Met dit enz. duid ik hier en in de volgende brieven de plaatsbepaling, die meest in dezelfde woorden wordt gegeven, van brief 17 aan.
- voetnoot1)
- Dat vierde artikel luidt Que la Flotte des Etats estant en mer devant celle de l'ennemy, le vent estant au Ouest, elle se postera vers le Pas de Calais, ou bien entre la Riviere de Londres et le Pas, et celle de Sa Majesté s'avancera à la faveur du mesme vent dans la Manche, pour jomdre celle des Etats. Zie Artzema, VI, blz. 110.
- voetnoot2)
- De weggelaten gedeelten zijn gelijkluidend aan den brief aan De Beaufort.
- voetnoot1)
- Het weggelaten gedeelte is gelijkluidend aan den brief aan Van Beuningen. Ook hetzelfde postscriptum.
- voetnoot1)
- Onleesbaar
- voetnoot2)
- De Gouden Leeuw.
- voetnoot1)
- Vice-admiraal van De Ruyter.
- voetnoot2)
- Hij was op het admiraalsschip om met De Ruyter te confereeren. vgl. Inerachter no 27.
- voetnoot1)
- Luitenant-admiraal van Van Ghent
- voetnoot2)
- Zijn vrouws vader nl., Pieter van Lodensteyn, secretaris van het Admiraliteifscollege van de Maas, aan wien de volgende brief gericht is.
- voetnoot1)
- Cornelis de Liefde, kapitein van de Wassenaer.
- voetnoot2)
- Onleesbaar.
- voetnoot3)
- Sweerts was, naar uit dit schrijven blijkt, secretaris van Jan de Liefde, ‘den Heer Vice-Admiral’. Over Lodenstein zie blz. 395, noot 2.
- voetnoot1)
- Dit volgens een notitie van den man, die deze stukken ten bate der Engelsche regeering vertaalde Zooals door Dr Mr S. Muller Fz., gemeente-archivaris van Utrecht, welwillend werd medegedeeld, was in 1667 Mr. Joachim Nieuwstad secretaris van den Raad
- voetnoot2)
- Aitzema, VI, blz. 113.
- voetnoot1)
- Van Ghent was luitenant-admiraal, maar had den lang van kolonel in het landleger
- voetnoot2)
- Van Ghent's vlaggeschip.
- voetnoot1)
- Opengelaten. Blijkbaar vergeten in te vullen.
- voetnoot1)
- Zie Inleiding blz. 363
- voetnoot2)
- Zie Inleiding blz. 363.
- voetnoot3)
- Cursiveering beteekent hier en in de volgende brieven geheimschrift.
- voetnoot1)
- 6 Juni.
- voetnoot2)
- Dat men na alle geruchten over een ernstiger plan den 10den Juni in Breda de plank nog zoo kon misslaan, is wel opmerkelijk, temeer omdat inmiddels in Den Briel, waar de raadpensionaris zelf den 8sten was geweest, alle toebereidselen waren gemaakt voor de inscheping van troepen op de vloot. De Witt's Brieven, Fruin-Japikse, III, blz. 298.
- voetnoot3)
- Kolonel Thomas Dolman, een Engelschman in Staatschen dienst Hij was al door De Witt gebruikt bij de vredesonderhandelingen gedurende den eersten Engelschen oorlog De Witt's Brieven, Frum-Kernkamp, I, blz. 74 enz. Er was naar het schijnt eenige moeilijkheid gerezen over zijn meegaan op deze expeditie en hij kwam in elk geval pas in Den Briel aan boord a. w, III, blz 298. Hoe de Engelschen over hem dachten, zal nog uit verdere brieven van Dr. Mews blijken
- voetnoot4)
- Kolonel Bamfield, een Engelschman in Staatschen dienst.
- voetnoot5)
- Eén van de talrijke personen aan het Engelsche gezantschap verbonden en, naar uit het door mij weggelaten begin van zijn brief valt op te maken, niet een man van groot gewicht.
- voetnoot6)
- Van den ‘reverend Dr. Mews’.
- voetnoot1)
- Onjuist evenwel vgl. C. de Witt's opgave blz. 388
- voetnoot2)
- Vgl. blz 375
- voetnoot3)
- Vgl Cal St. P Dom. 1667, blz 171, T Ross aan Williamson uit Harwich, 11 Juni (O S) gelooft dat de Hollanders ‘mean little else than to steal sheep, which they attempted at St Osyth, but retired when the people appeared’.
- voetnoot1)
- Pieter de Huybert, pensionaris van Zeeland, een van de gezanten der Staten-Generaal te Breda.
- voetnoot1)
- Deze brief, waarvan een korte inhoud gegeven wordt in de Calendar of State Papers, Charles II, Domestic, 1667, is onder de binnenlandsche bundels verdwaald geraakt, waar ik hem heb opgespoord.
- voetnoot2)
- Allestree schrijft 11 Jum uit Breda ‘Dr Mews is gone this day for Bruges’. Deze plaats heeft mij in staat gesteld de identiteit van den schrijver dezer brieven te bepalen.
- voetnoot1)
- De hertogen van Cambridge en van Kendall waren de zoons van den hertog van York. Kendall, de jongste, was overleden op den 1sten Juni.
- voetnoot1)
- Eén der beide Fransche gezanten te Breda
- voetnoot1)
- Afgescheurd
- voetnoot1)
- Afgescheurd
- voetnoot1)
- Den 1sten Aug (S.N.) schreef Allestree aan Williamson: The currant writer of Rotterdam, who had printed false and scurrilous newes of the King of England and his people, and indeede such as could not be expected from the most sordidly uncivill enemy, is forbid by the States, upon complaint made, to write any more, and what farther punishment shall be inflicted upon him is left to the judgment of the magistrates of Rotterdam.
- voetnoot1)
- Die hier Wm. Smith teekent.
- voetnoot1)
- Aldus in het oorspronkelijk Tucker's kennis van het Nederlandsch was nog niet volmaakt
- voetnoot2)
- In overeenstemming waarmee
- voetnoot1)
- Blijkbaar de Engelsche regeering
- voetnoot2)
- Welke Van der Does hier bedoeld wordt, kan ik met uitmaken
- voetnoot3)
- Deze brief, waar met een andere hand 1669 op is geschreven, ligt onder latere brieven in bundel 185. Het is echter duidelijk, dat hij geschreven is in de eerste dagen na het sluiten van den vrede, d.w.z. begin Augustus 1667.
- voetnoot1)
- Het parlement
- voetnoot2)
- Het geheimschrift was in dezen brief met vertaald, maar uit de andere brieven kon ik het cijfer afleiden.
- voetnoot1)
- Schotsch dialect. De aardigheid was vermoedelijk mis, daar Holland geen Schot was Zie blz. 385, noot 1.
- voetnoot2)
- Ik wil aan Mews' brieven nog toevoegen de vermelding van een weinig bekend boekje, geschreven met de bedoeling om aan te toonen, dat de Hollanders in dezen oorlog niet aan het langste eind hebben getrokken, en waarin in het bizonder de tocht naar Chathain op verrukkelijke wijze wordt goedgepraat Het heet: A short account of the Material Passages in the first War between the English and Dutch since His Majesties Restauration, written by the Rt Hon. the Earl of Castlemaine (second edition 1672). Het volgende is een kostelijk staaltje van officieele apologie
If they (de Hollanders) took in hand this designe to further the Treaty, I must say they understand the Affairs of England just as I thought they did, for this was the only way to exasperate even them, that favoured the accommodation, and had there not been great endeavors used, by some that naturally love quiet, to pacify the King - - in truly showing Him that so slight an Action deserv'd not to make him change his mchnations to Peace, so advantagious for Christendom - -, the Contriver (hij bedoelt De Witt) would have occasioned more harm to his Country, then perchance in his whole life-time he could have again redrest (p. 65).
- voetnoot1)
- Sir Jeremy Smith
- voetnoot1)
- C. de Witt schrijft hetzelfde verhaal in dezelfde woorden aan de St. van Holl en aan de St Gen De aanhef luidt ‘Mijnen laetsten aen Uw Ed. Gr Mo (Ho Mo) is geweest van den 18den deser loopende maent, geschreeven op de hoochte van Furly, ende affgesonden met een Hamburger schipper, de wil hebbende naer Amsterdam’ En verderop geeft hij nog een bizonderheid, die De Ruyter niet vermeldt: ‘Op het eylandt Wicht saegen wij veele trouppes soo te voet als te paert in de waepenen, ende in ordre gerengeert, soo dat de officieren van de Lantmilitie niet dienstich oordeelden aldaer te landen, temeer alsoo de forten op voorsz evlandt gelegen geseyt werden seer sterck ende sulcx niet apparent te sijn dat deselve met een assaut overrompelt souden kunnen worden’. Hetzelfde verhaal ook aan ‘Edele, erntfeste, achtbaere, wijse, voorsichtige Heeren’ (vermoedelijk van de Admiraliteit van Amsterdam), aan wie den 17den het laatst was geschreven.
- voetnoot1)
- Kapitein van de Veere
- voetnoot2)
- Zie den volgenden brief.
- voetnoot1)
- Zie Wagenaar, XIII, blz. 120.
- voetnoot1)
- ‘Den Heer de Ruiters schoonzoon, Johan de Witte, Kapitein over een kompagnie zeesoldaten’. Brandt, Leven van De Ruiter, blz. 879 (1746).
- voetnoot1)
- Dit is de hieraan voorafgaande brief.
- voetnoot1)
- Ongetwijfeld zijn vrouws vader De Ruyter