Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 33
(1912)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een zestiende-eeuwsche enquête naar de buitenneringen rondom de stad Leiden,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een kort overzicht van de politiek van Leiden ten opzichte van de haar omringende landelijke nijverheid moge hier volgen, daar de enquête van 1541 een schakel is uit den langen keten van maatregelen, die door de stad tegen de ongewenschte buitensteedsche mededinging werden genomen. Dat een dergelijk optreden niet van localen aard, maar integendeel tot in de zeventiende eeuw een algemeen verschijnsel in deze gewesten was, is bekend. Men kan het verzet van Leiden in de middeleeuwen tegen de plattelandsindustrie in vier perioden verdeelen. Het eerste tijdvak neemt een aanvang met het bekende privilege van 1351, waarbij verboden werd binnen drie mijlen in den omtrek laken te reeden, behalve in de vrije stedenGa naar voetnoot1). Het is de tijd van de eerste aanraking der zich ontwikkelende Leidsche lakenindustrie met de landelijke concurrentie; het zijn de eerste noodzakelijke verweersmaatregelen, die genomen worden. Kort hierna volgt het verbod buiten de stad te weven of te vollenGa naar voetnoot2) en in het begin der vijftiende eeuw vindt een korte, maar scherpe strijd plaats tegen het streven om in den omtrek weefsels van de minderwaardige Schotsche wol te vervaardigen. Er werd toen een strenge keur uitgevaardigd, waarbij met de hooge boete van 25 ℔ werd bedreigd ieder, die het laatste jaar poorter was geweest of binnen Leiden had gewoond en zich buiten de stad binnen twee mijlen afstands had gevestigd of zou vestigen om aldaar Schotsche wol te verwerken; deze zouden binnen dezelfde maand, waarin zij waren uitgetrokken, weer in de stad moeten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
terugkeerenGa naar voetnoot1). In het volgende jaar, 1415, werd het verbod uitgevaardigd buiten Leiden eenige wol te doen kammenGa naar voetnoot2) en eindelijk verscheen omstreeks 1440 een dergelijk voorschrift betreffende het spinnenGa naar voetnoot3). De voorhanden bronnen geven den indruk, dat deze bepalingen over het algemeen in deze periode zijn nageleefd. En voor zoover de draperie in den omtrek nog niet geheel was verdwenen, werd deze blijkbaar toch niet gevaarlijk genoeg geacht om daartegen door nieuwe keuren op te komen. De volgende periode, 1450-1500, vertoont een ander karakter. De strijd raakt dan niet meer de wolindustrie, op welk gebied de stad meester was gebleven, maar een nieuwe concurrente, het tappersbedrijf. De hooge belastingen hadden den prijs van het bier in de stad omhoog gedreven, zoodat het den ‘biertappen’ in den omtrek mogelijk was hun bier aan de stadsbewoners, die tot hen kwamen, goedkooper aan te bieden. Het geschil was hoofdzakelijk van financieelen aard, daar Leiden door deze praktijken een belangrijk bedrag aan accijnzen moest derven. Vandaar dat de stad dit in 1451 zocht te keeren. In dat jaar bleek, dat op omstreeks 100 roeden afstands van de stad, in de nabijheid van het Minderbroederklooster, verscheiden huizen waren opgesteld, waarin herberg werd gehouden en waar ‘pluseurs jeunes hommes et compaignons’, als wevers, vollers en andere ambachtslieden hun dorst gingen lesschen. Dat tevens bleek, dat de bewoners aldaar verschillende ambachten, zoowel tot de draperie behoorende als andere, die men binnen Leiden gewoon | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
was te hanteeren, uitoefenden, kon slechts den tegenzin tegen genoemde praktijken versterken; bijzondere maatregelen hiertegen werden echter niet noodig geacht. Dit was wel het geval ten opzichte van de drinkgelegenheden, waartegen de stad Leiden in 1451 een octrooi wist te verwerven, dat op een afstand van 200 roeden van de stadsgrachten accijns van bier en van andere dranken mocht worden gehevenGa naar voetnoot1). In 1463 verkreeg de stad van den burggraaf, dat deze afstand voor zijne heerlijkheden tot 400 roeden werd uitgebreidGa naar voetnoot2). Het bleek in de volgende jaren, dat deze bepalingen in zeer sterke mate werden overtreden. Leiden heeft ter beteugeling hiervan het krachtigste middel toegepast, dat zij te harer beschikking had, door het verbod af te kondigen aan de bewoners van het bewuste gebied wol te spinnen te geven of deze in het algemeen brood te laten verdienen. Het eerst in 1469Ga naar voetnoot3), heeft de vroedschap in de eerstkomende jaren nog vele malen dit verbod herhaaldGa naar voetnoot4). Deze voorschrijften hadden dus niet bescherming van de locale wolindustrie ten doel, maar zijn als represaille-maatregelen te beschouwen tegen de accijnsontduikingen. Tijdelijk heeft Leiden hiermede resultaten bereikt. In 1476 stonden de gebroeders van Zwieten, ambachtsheeren van Zoeterwoude, waarschijnlijk ten gevolge van de zooeven vermelde politiek van Leiden, toe, dat allen, die binnen het gebied van de Rodenburgerwetering en de Waddingsvliet woonden, voortaan van alle goederen, die binnen Leiden accijnsplichtig | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waren, aan de stad accijns zouden betalen; bovendien zou door deze personen geen poortersnering mogen uitgeoefend wordenGa naar voetnoot1). En het scheen in 1494, of Leiden op het punt van de accijnsheffing haar doel volledig had bereikt, toen zij van Maximiliaan een nieuw privilege wist te verwerven, volgens welk zij van hen, die bier, wijn, koren of brood binnen de 500 roeden verkochten, accijns mocht heffenGa naar voetnoot2). Het tijdvak na 1500, tot het jaar 1531, heeft echter het vruchtelooze van de voorgaande pogingen aangetoond. De concurrentie van de plattelandsnijverheid, waarvan men weinig meer hoorde, steekt plotseling het hoofd weer op - een verschijnsel dat niet alleen van localen aard was -, terwijl ook de accijnsontduiking, zelfs op nog krasser wijze dan vóór 1500, opnieuw optreedt. Het kwaad, dat men had gemeend te verdrijven, had zich slechts verplaatst, daar de tapperijen terstond weer buiten den aangewezen afstand werden opgericht. Het is moeilijk uit te maken of het in deze periode alleen aan het krachtiger worden van de landelijke industrie dan wel aan den vrijwel algemeenen achteruitgang der stedelijke nijverheid toe te schrijven is, dat de mededinging van de buitensteedsche industrie allerwege sterker werd gevoeld. Het laatste, een relatieve vooruitgang der plattelandsnijverheid dus slechts, lijkt mij volstrekt niet uitgesloten. Hoe het ook zij, de Hollandsche steden hebben tegen het volgens haar meening steeds dreigender wordende kwaad de hulp van den landsheer ingeroepen om door middel van het octrooi van 1531 de in hun oogen gevaarlijke bedrijven te doen verdwijnen. Ook Leiden deed aan deze actie mede. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Reeds in het jaar 1500 werden door haar een drietal maatregelen genomen tegen de haar omringende plattelandsnijverheidGa naar voetnoot1). Bij de eerste werd bepaald, dat geen poorter voortaan door personen, binnen de vierhonderd roeden woonachtig, werk zou doen verrichten, bij de tweede, dat deze personen niet in de stad zelf eenigen loonarbeid, en bij de derde, dat zij aldaar niet als meester eenige bezigheid mochten verrichten. De talrijke overtredingen, waarvan in de voorhanden schoutsrekeningen de bewijzen zijn te vindenGa naar voetnoot2), toonen de geringe uitwerking dezer keuren aan. Tevens bracht de kwestie der accijnsontduiking Leiden weer in conflict met Zoeterwoude. In 1524 heette het, dat binnen den afstand van ongeveer een kwart mijl langs den dijk onder de zestig huizen niet minder dan zeventien ‘biertappen’ werden gevonden ‘tot ongeloofelycker schade van den bierexcijs derselver stede,’ omdat de inwoners van Leiden dagelijks aldaar ‘zonder getale’ gingen drinken en vandaar bier in kruiken, flesschen of vaatjes binnen smokkelden, zoodat men schatte, dat de stad voor een kwart of een vijfde deel van de opbrengst van den bieraccijns werd geschaadGa naar voetnoot3). Het octrooi van Karel V in datzelfde jaar trachtte hieraan een eind te maken door niet meer dan twee ‘biertappen’ binnen de vijfhonderd roeden van de stad of in het ambacht van Zoeterwoude toe te laten. Het is toen een heftige strijd geworden tusschen den ambachtsheer Gijsbrecht van Zwieten en zijn ambacht aan de eene zijde en de stad Leiden aan de andere. De eerste partij teekende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
appèl aan tegen de regeling bij het octrooi aangegeven en zocht de stad op alle mogelijke manieren te benadeelen; vandaar dat deze laatste als represaille-maatregel bepaalde, dat de burgers niet meer aan die van Zoeterwoude wol te spinnen zouden uitgevenGa naar voetnoot1). Dit conflict heeft tot 1531 geduurd, toen ook hier het bekende octrooi op de buitenneringen een nieuwe basis aan de stedelijke politiek gaf. De inhoud van dit uitvoerige stuk komt in het kort hierop neer, dat alle metselarijen en timmerijen, alle looierijen en weverijen en soortgelijke ambachten voor de toekomst werden verboden en evenzoo de brouwerijen, terwijl geen bakkerijen en tapperijen binnen de zeshonderd roeden rondom de steden mochten worden opgerichtGa naar voetnoot2). Als motieven voor de uitvaardiging werden o.a. opgegeven, dat ‘op hoop van goede koop ende tontgaan dexcysen ende andere ongelden’ de stadsbewoners dagelijks poogden de waren ‘int heymelijck ende openbaer’ op het platte land te koopen; als tweede argument gold de trek der stedelijke bevolking naar het land. Leiden werd in de nu volgende vierde periode niettegenstaande deze maatregelen niet van de concurrentie der buitenneringen bevrijd; de bewoners van de omliggende heerlijkheden, Leiderdorp, Oegstgeest en Zoeterwoude, stoorden zich weinig aan de bepalingen van het octrooi, hierin gesteund door hun ambachtsheeren. Een onderzoek, door de gezworenen van het weversambacht in 1538 ingesteld naar de wolnijverheid tusschen Leiden en Leiderdorp, bracht volgens hun getuigenis aan het licht, dat in den directen omtrek der stad elf personen wol in huis | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hadden ten einde deze te doen verwerken, waarvan sommige met twee, drie, een zelfs met vijf weefgetouwen werkteGa naar voetnoot1). En een jaar later werd in de vroedschap uitdrukkelijk verklaard, dat buiten de stad ‘veel neringen gedaen worden, soe van draperye, wollen ende linden weven, tapperye, sceepmaken ende diergelycke’, alle verboden bedrijven volgens het octrooi van 1531Ga naar voetnoot2). Het kwaad kwam niet alleen van de omwonenden. Ook Leidsche poorters zagen de voordeelen in, die de buitensteedsche productie hun kon verschaffen, en vandaar dat sommigen, hetzij in eigen persoon, hetzij in vennootschap met anderen de draperie-nering buiten het stedelijk gebied vestigden; anderen gingen daar zelfs voor loon arbeiden. Ook het verhuren van poortershuizen aan de landelijke producenten kwam voorGa naar voetnoot3). Dit alles werd in 1540 bij keur verboden, met name het uitoefenen van de draperie en de hiermede verband houdende bedrijven, het weven, vollen, kammen, vellenwasschen en afsteken van de vachten. Bovendien werden, daar kinderarbeid hierbij veelvuldig voorkwam, in het volgend jaar, bij een keur de ouders aansprakelijk gesteld voor het werken hunner kinderenGa naar voetnoot4), opdat het verbod niet zonder uitwerking zou blijven. Tegelijkertijd werd door de stad de geheele handel in de grove wolsoorten, van inlandsche en Schotsche herkomst, voor de poorters opgeheven, daar deze kwaliteiten bijna uitsluitend in de buitenneringen werden verwerkt. Aldus hoopte men den aanvoer van grondstoffen voor deze bedrijven te beperkenGa naar voetnoot5). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Leiden trachtte zich dus op enkele punten te verweren tegen de buitenbedrijven, maar wendde terzelfder tijd pogingen aan (sinds 1538) om van de landsregeering een nader octrooi hiertegen te verkrijgen, wat haar in 1540 gelukteGa naar voetnoot1). Hierbij werden alle poortersneringen binnen een afstand van vijfhonderd roeden om de stad verboden. Een nieuw argument wordt in dit stuk aangevoerd: beweerd wordt nl., dat de omwonenden hun grove grondstoffen ook aan de stedelijke ondernemers verkochten, die door de verwerking hiervan in conflict met de bestaande keuren kwamen, daar deze het gebruik hiervan beslist uitsloten. Bepaald werd, dat de bedrijven, die sinds het octrooi van 1531 waren opgericht, zonder eenige vergoeding, die, welke daar sinds de verponding van 1514 waren gevestigd, tegen schadeloosstelling moesten worden opgeheven, terwijl eindelijk zij, die hun bedrijf vóór deze verponding hadden opgericht, dit tot hun dood mochten blijven uitoefenen. Daarnaast werd aangaande de tapperijen en bakkerijen nog bepaald, dat hiervan slechts zooveel mochten blijven bestaan, als voor de behoeften van de bewoners van dit gebied noodig waren. De houding der ambachtsheeren van de omliggende heerlijkheden was reeds tijdens de voorbereiding van dit nieuwe octrooi zeer onwelwillendGa naar voetnoot2), maar nochtans wist Leiden met dien van Leiderdorp na de uitvaardiging tot een schikking te komen. Deze verklaarde zich bereid om in Leiderdorp, ‘zoe verde onse ambochtsheerlicheyt streect’, geen bedrijven, die met de lakenindustrie eenig verband hielden, voortaan te dulden of eenige andere poorters- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nering voortaan daar toe te laten. Een gelijke belofte werd door hem voor de wolindustrie te Oegstgeest afgelegdGa naar voetnoot1). Deze schikking kwam de stad op 500 gouden schilden te staan, ‘à cause de certain appointement, faict entre nous et la dite ville, touchant certeyn octroye à eulx donnez de par nous’, zooals het in de quitantie heetGa naar voetnoot2). De kwestie met den heer van Ligny was daarmee tot beider genoegen geregeld en de stad althans aan een zijde ontslagen van de mededinging der buitenbedrijven. Anders liep het met Zoeterwoude. De ambachtsheer hiervan teekende verzet aan tegen de tenuitvoerlegging van het octrooi van 1540 en liet zich niet tot een dergelijke overeenkomst, als met den heer van Leiderdorp was gesloten, bereid vinden. Eerst de dood van Cornelis van Zwieten in 1545 opende voor de stad de mogelijkheid haar doel te bereiken; voor 5000 Karolus gulden verwierf zij de heerlijkheid in eigendom. Maar de voorwaarden, door den keizer voor de verleening zijner goedkeuring hiervan gesteld, werden door de stad te zwaar geacht, zoodat zij zich met een belangrijk verlies in 1547 weer van Zoeterwoude ontdeed door dit tegen 1500 Karolus gulden aan Willem van Alkemade te verkoopen. Dit deed zij echter niet dan na zich vooraf vergewist te hebben, dat de nieuwe heer tot eenzelfde regeling genegen was als die van LeiderdorpGa naar voetnoot3). Tegen eene schadeloosstelling van 1340 ℔ verklaarde hij zich hiertoe bereid. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een bijzondere regeling werd nog getroffen ten opzichte van de scheepsmakerij, die in zijne heerlijkheid op vele plaatsen werd uitgeoefend; deze zou voortaan verboden zijnGa naar voetnoot1). Wel zijn de ambachtsbewaarders van Zoeterwoude hiertegen in verzet gekomen, maar bij octrooi van 1554, Mei 31, werd de gesloten overeenkomst bevestigd en slechts op enkele ondergeschikte punten gewijzigdGa naar voetnoot2). Hiermede kon Leiden tevreden zijn; de gevaren, die naar hare meening de buitenneringen met zich brachten, waren eindelijk tot een minimum teruggebracht. Eerst in een volgende periode, na het beleg, heeft zij door den aankoop der omliggende heerlijkheden haar invloed over den omtrek nog vergroot. Dit geschiedde reeds in 1582 met Leiderdorp, terwijl in het begin der zeventiende eeuw, in 1610 en 1615, Zoeterwoude en Oegstgeest volgden.
Het hieronder afgedrukte onderzoek naar de Leidsche buitenneringen, door eenige raadsheeren van het Hof van Holland ingesteld, stond in onmiddellijk verband met de uitvoering van het door Leiden verworven octrooi van 1540, October 11. Nagegaan moest immers worden, welke schadeloosstellingen door de stad aan de verdreven neringdoenden moesten worden toegekend; welke bedrijven volgens het octrooi mochten blijven bestaan in verband met den tijd hunner vestiging; in het bijzonder nog, hoeveel tapperijen en bakkerijen ter voorziening in de plaatselijke behoeften konden blijven bestaan. Daartoe zijn de commis- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sarissen na voorafgaande meting der vijfhonderd roeden bij de bewoners dezer huizen rondgegaan om inlichtingen betreffende hun bedrijf. Het gelukkige feit, dat de opgestelde aanteekeningen zeer uitvoerig zijn geweest, geeft de gelegenheid een beeld te verkrijgen van het leven en bedrijf dezer speciale bevolkingscategorie, die een bijzonder karakter vertoonde wegens den invloed, dien zij onderging zoowel van de nabijgelegen stad als van het omringende platte land. In het geheel bleken in dit gebied 77 huisgezinnen aanwezig te zijn. De grootte hiervan is in bijna alle gevallen niet opgegeven, daar het aantal kinderen en andere inwonende personen voor deze enquête van geen beteekenis was. Vandaar dat slechts een enkel maal hierover gesproken wordt en wij ons tot onzen spijt moeten beperken tot de opmerking, dat ook hier de kinderfrequentie - en de kindersterfte - een hoog cijfer kon bereiken, gezien de mededeeling van een der ondervraagden, dat zij 22 kinderen had gehad, waarvan slechts een in leven. Het aantal volwassen personen, dat in de berichten wordt opgegeven, bedraagt 127. Dit zijn de hoofden der huisgezinnen met hunne vrouwen, terwijl een enkel maal ook een volwassen inwonende zoon of dochter kon worden meegeteld. Het eigenaardige karakter van deze bevolkingsgroep is gelegen in de bijzondere beroepsstructuur, die zij vertoont. Dit blijkt, indien wordt nagegaan, welke bedrijfstakken in dit gebied werden beoefend. Om hiervan een overzicht te verkrijgen hebben wij de verschillende beroepen in de volgende hoofdgroepen verdeeld: I. Oerproductie. II. Bereiding van aardewerk. III. Bekleeding en reiniging. IV. Bouwvakken. V. Hout- en rietbewerking. VI. Leerindustrie. VII. Textielindustrie. VIII. Voeding- en genot- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
middelen. IX. Handel en verkeer. X. Verschillende beroepen. Vooraf dient te worden opgemerkt, dat in de onderstaande staten niet alleen de z.g. hoofdberoepen zijn opgegeven, hetgeen reeds om deze reden onmogelijk is, dat bij de opsomming der beroepen, die de ondervraagde persoon uitoefende, in de meeste gevallen niet blijkt, wat hoofd- en wat nevenberoep is. Ten einde een zoo volledig mogelijk overzicht te verkrijgen van de veelsoortige bezigheden, waardoor deze bevolking in haar onderhoud voorzag en waardoor zij het de stedelijke industrie lastig maakte, zijn daarom alle werkzaamheden, die de ondervraagde bleek te verrichten, in den staat opgenomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I. Oerproductie.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II. Bereiding van aardewerk.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III. Bekleeding en reiniging.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV. Bouwvakken.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V. Hout- en rietbewerking.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VI. Leerindustrie.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VII. Voeding en genotmiddelen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VIII. Textielindustrie.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IX. Handel en verkeer.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
X. Verschillende beroepen.
Wat in de eerste plaats opvalt, is het groote aantal verschillende productieve bezigheden, die de bevolking hier verricht, in het geheel 70. In een keur uit het jaar 1500Ga naar voetnoot1) worden bovendien nog eenige genoemd, die in bovenstaande tabel niet vermeld staan, n.l. timmeren, wielmaken, metselen, patijnmaken, schoenmaken, houtkloven, smeden, visch koopen en turf tellen. Zoo stijgt het aantal tot 79. Dit hooge cijfer vindt zijne verklaring in de talrijke nevenberoepen, soms drie, vier of meer, die de be- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zochte personen uitoefenden. Uiterst zelden kwam het voor, dat één beroep de inkomstenbron was, zooals bij den handwerksmeester in de middeleeuwsche stad meestentijds het geval was. De indruk, dien men op grond van deze beroepsstaten verkrijgt, is, dat vooral het platte land en het nabijgelegen Leiden aan deze bevolking een bestaan verschaften. Slechts een enkel maal wordt uitsluitend door het voorzien in de behoeften der streek een bestaan gewonnen. De belangrijkste bedrijfstakken blijken te zijn de oerproductie, het houden van een steenplaetse, het scheepmakersbedrijf, de draperie en linnenweverij met bijbehoorende werkzaamheden en het biertappen al of niet gecombineerd met het herberg houden. Hieromheen zijn de andere beroepen en verrichtingen gegroepeerd. Merkwaardig is de groote deelname van de vrouwen, vooral van de gehuwde, aan den beroepsarbeid, die waarschijnlijk wel mag worden verklaard uit de noodzakelijkheid van bijverdienste voor het huisgezin, dat van de inkomsten van den man alleen niet kon bestaan. Hierop wijst de afwezigheid van vrouwenarbeid bij de economisch meest sterke beroepsgroep, de scheepmakers, van welke b.v. een kon verklaren, ‘dat zijn huysvrouwe gheen neringe en doet anders dan hair kinderen waerneempt, sonder dat zy drapeniert ofte oyt gedrapeniert heeft’Ga naar voetnoot1). Van de gehuwde vrouwen trachtten bijna alle uit de een of andere deelbewerking van de textielnijverheid, hetzij het spinnen van wol, lijstwol of vlas, het wolkaarden, kammen of vellen afsteken een loon te verdienen, terwijl enkele als zelfstandige onderneemster goedkoopere weefsels vervaardigden of lieten vervaardigen. Deze | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
laatsten werkten dus voor eigen rekening. Ook de broodverkoop gaf aan enkele gehuwden een bijverdienste; daarentegen werd het tappen meer door zelfstandige vrouwen uitgeoefend. De kinderarbeid wordt een enkel maal genoemd; zoo heet het van een schuitemaker, dat zijn vrouw gewoon is wol te spinnen voor loon met zijn vijf dochtertjesGa naar voetnoot1), terwijl bekend is, dat het in 1540 nog veel voorkwam, dat onmondige kinderen buiten de stad in de draperie gingen werkenGa naar voetnoot2). Voor het grootste deel profiteerde deze laatste industrie van de goedkoope werkkrachten, die in dit gebied werden aangetroffen. Slechts enkelen vonden een bestaan door den arbeid voor of den afzet aan de omwonenden; de meesten waren wel gedwongen op andere wijze het brood te verdienen. Zoo wordt vermeld, dat sommigen in Leiden zelf den kost gingen verdienen, zeker merkwaardig, daar nog altijd de keur van 1500 bestond, krachtens welke het aan ieder ingezetene was verboden aan personen uit den kring van vierhonderd roeden om de stad daarbinnen werk te gevenGa naar voetnoot3). Dit wordt b.v. verklaard door een wolweverGa naar voetnoot4), door een plootsterGa naar voetnoot5), een schuitvoerderGa naar voetnoot6), twee houtzagersGa naar voetnoot7), een pottebakkerGa naar voetnoot8) en eindelijk door een, die aan de stedelijke perkamentmakers kalfsvellen en dergelijke huiden verkochtGa naar voetnoot9). Ook in de omliggende dorpen werd | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wel werk gezocht, zoo door een snijder, die op de steur te Koudekerk, Zoeterwoude en elders voor een daghuur ging werkenGa naar voetnoot1). Anderen trokken den boer op, hetzij om takken te bindenGa naar voetnoot2), glazen te makenGa naar voetnoot3), in de tuinen te werkenGa naar voetnoot4), turf te delvenGa naar voetnoot5), te maaienGa naar voetnoot6), schepen te dichtenGa naar voetnoot7) of als daglooner voorkomende bezigheden te verrichtenGa naar voetnoot8). Maar men trok ook verder. Naar Groningen en Friesland werd gevaren met boomen en daar als retourvracht wol ingekochtGa naar voetnoot9), of met de zandschuit naar DelftGa naar voetnoot10); een ander trok het land door om huiden op te koopenGa naar voetnoot11). Een der vrouwen verklaarde, dat haar man naar Oost en West placht te zeilenGa naar voetnoot12). Een nering in het gebied zelf werd in de eerste plaats gedreven door hen, die herberg hielden en tapten voor ‘die gaende ende comende man’Ga naar voetnoot13) en die brood verkochten. Met de bakkers en vleeschhouwers zijn zij de eenigen, die voor het plaatselijk debiet werkten. Voor een ruimer afzetgebied produceerden de scheepmakers, steenplaetsers, kalkbranders, de drapeniers en de meesten van hen, die in een onderdeel hiervan werkzaam waren. Zoo blijkt dus, dat op dit gebied zeer uiteenloopende economische verhoudingen voorkwamen. Aller- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
minst kan worden gezegd, dat het de bevolking, die het huisvest, ook onderhield; een economische eenheid vormde deze streek in geenen deele. Een ander opvallend verschijnsel is de sterke migratiebeweging van deze bevolkingscategorie. Slechts een klein gedeelte heeft hier van oudsher gewoond, de meesten zijn van elders gekomen. Enkelen uit Leiden zelfGa naar voetnoot1), waarvan een der ondervraagden de moeielijkheid om aldaar een huis te huren als reden opgeeftGa naar voetnoot2). Meer dan de helft is uit den omtrek afkomstig, uit dorpen als Warmond, Leiderdorp, Woubrugge, Noordwijk, Bodegraven enz. De tijdsomstandigheden hebben velen van het eene dorp naar het andere gedreven, tot zij zich eindelijk in deze streek neerzetten. Beschouwen wij thans de verschillende bedrijven, die volgens de enquête hier werden uitgeoefend, en in de eerste plaats, die uit den aard der zaak buiten de stad werden uitgeoefend, de landelijke bedrijven, de steenplaetsen en de kalkovens. De oerproductie hield niet vele bewoners bezig en slechts enkelen hiervan legden zich op het boerenbedrijf toe. Meestal zijn het landelijke loondiensten, waarvan in de verstrekte gegevens sprake is. Tegen de vestiging op het platte land van de steenbakkerijen en kalkovens heeft Leiden zich nooit verzet, wegens den rook en stank, dien zij verspreiddenGa naar voetnoot3). Hoewel dus het onderzoek hiertegen niet gericht was, ontvangen wij toch eenige niet onbelangrijke mededeelingen over deze bedrijven. De steenplaetsen verschaften aan talrijke arbeiders een onderhoudGa naar voetnoot4). Zoo wordt reeds in de Informacie van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1514 door die van Leiderdorp verklaard, dat uit deze plaats vijftig personen daaraan werkzaam warenGa naar voetnoot1), terwijl in het hier besproken register der buitenneringen zeven eigenaren van dergelijke inrichtingen in den omtrek worden genoemdGa naar voetnoot2). Slechts des zomers werd daar gewerktGa naar voetnoot3). Op de ovens woonden behalve de arbeiders ook nog andere personen, nl. een ‘dienaer’, meesterknecht, die de knechts betaalde, met den verkoop der steenen belast was en de gelden in ontvangst nam, waarvan hij rekening en verantwoording moest doenGa naar voetnoot4). Verder de vrouw, die voor de gezamenlijke steenplaetsersknechts het huishouden deed. Zij verkocht hun brood en bier, dat zij uit Leiden had gehaald en waarvoor de eigenaar van de steenplaetse het geld had voorgeschoten, zonder iets op het eerste artikel te winnen. Maar op het bier won zij wel op elke kruik een penning, waarvoor zij de wasch van de knechts moest schoon houden, voor hen koken en naar de markt moest gaanGa naar voetnoot5). Ook blijkt een enkele knecht voor zijn metgezellen te tappen, soms daarbij voor de Leidenaars en voor den gaanden en komenden manGa naar voetnoot6). Wij komen thans tot de bedrijven, waarvan de opvatting werd gehuldigd, dat zij in de stad behoorden te worden uitgeoefend, de z.g. poortersneringen. Ten eerste een reeks van zeer uiteenloopende beroepen, als kuiper, houtzager, koekbakker, glazenmaker, lijndraaier, lijmzieder, zeemtouwer enz., die wel niet vele vertegenwoordigers telden, maar toch altijd eenige nering aan Leiden onttrokken. Verscheidenen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
worden onder hen gevonden, die een meesterij hebben opgesteld, maar noch door hun aantal, noch door hun economische sterkte hebben zij den stadsbewoners veel zorgen kunnen bereiden. Gevaar zagen deze laatsten in hoofdzaak van den kant van de textielindustrie, de scheepmakers en de tapperijen dreigen. De drapeniers en de voerlakenreeders waren door hunne goedkoope en minderwaardige producten de prijsbedervers voor de stedelijke ondernemers; vandaar dat het verzet zich in de eerste plaats tegen hen richtte. Toch oogstte de stad hier slechts, wat zij zelf gezaaid had. Het was het gevolg van de nijverheidspolitiek der Leidsche drapeniers, dat deze ondernemers zich in de onmiddellijke omgeving der stad hadden gevestigd. Immers de stedelijke keuren verboden zoowel het reeden van lakens van andere dan Engelsche stapelwol in het algemeen als het drapenieren van voerlakens in het bijzonder, omdat hiervan schade voor de z.g. ‘hooftneringe’, de lakenindustrie, werd gevreesd. En het heeft tot het jaar 1562 geduurd, vóór de stad inzag, dat de voerlakenreederij niet te keeren was en deze toeliet, te gelijker tijd eene uitvoerige ordonnantie van 24 artikelen uitvaardigende ter regeling van de nieuwe industrieGa naar voetnoot1). Was de voor het jaar 1541 bestaande concurrentie in de textielbranche inderdaad van dien aard, dat de stad zich te recht ernstig ongerust maakte? Men krijgt den indruk van niet. Eigenlijke ondernemers waren er slechts enkele, nl. voerlakenreeders en drapeniers in het geheel elfGa naar voetnoot2). En geen van allen geeft den indruk, dat zijn bedrijf een eenigszins belangrijken omvang had. Goede stoffen werden niet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vervaardigd; het waren grove lakens, voeringlakens, schortecleetlakens en tierenteinenGa naar voetnoot1). Een der drapeniers verklaarde slechts om de veertien dagen drie stukken te wevenGa naar voetnoot2), een ander, een vrouw, dat zij ‘reedt een stuck voerlaickens’Ga naar voetnoot3), een echtpaar, dat het ‘somtijts’ een dergelijk weefsel vervaardigdeGa naar voetnoot4). Waarschijnlijk moet dan ook niet zoozeer in een direct gevaar voor de stedelijke nijverheid van overvleugeling door de plattelandsindustrie de verklaring van de vijandige politiek van Leiden worden gezocht - verschijnselen als in Vlaanderen hebben zich niet vertoondGa naar voetnoot5), - als in het feit, dat de prijzen van de betere stedelijke stoffen door het aanbod der grovere landelijke weefsels werden gedrukt, een verschijnsel, dat in sommige industrieën ook nog heden ten dage voorkomt. Als tweede factor mag verder in aanmerking komen de smokkelhandel, die van het platteland naar Leiden plaats vond, waardoor een clandestiene nijverheid in de stad dreigde te ontstaan, die buiten elke regeling en contrôle zou blijven. De klachten over dezen smokkelhandel bevestigen ditGa naar voetnoot6). Het concurrentie-motief voor de particuliere bedrijven schijnt bij het herbergswezen niet te hebben gegolden, er wordt althans geen melding van gemaakt. De stedelijke gemeenschap werd door deze buitentapperijen benadeeld door de mindere ontvangsten, die uit de verpachtingen van den bieraccijns werden ontvangen. In zooverre neemt dus dit onderdeel eene andere | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
plaats onder de buitenneringen in. Opmerkenswaard is het betrekkelijk groote aantal gelegenheden in het onderzochte gebied, waar dranken te verkrijgen waren. Eindelijk de scheepmakers. Dit is de eenige categorie, die den indruk geeft de stad inderdaad eene ernstige concurrentie aan te doen. Er worden in het register eenige personen genoemd, die een bedrijf blijken te hebben, waarmede rekening was te houden; dat zijn zij, die groote schepen maken. Dat niet allen in deze conditie verkeeren is b.v. te zien uit de verklaring van een, dat hij ‘soe rijck nyet en es, dat hy meesterye mach opsetten’Ga naar voetnoot1), van een tweede, dat hij nooit ‘meesterye opgestelt heeft overmits zijn armoede’Ga naar voetnoot2). Hier zijn de loonarbeiders aan het woordGa naar voetnoot3). Van de grooteren echter verklaart een, dat zijn huis wel zeshonderd gulden waard is, zoolang zijn bedrijf daarin is gevestigd, anders de helft. Een ander, waarschijnlijk nummer één onder allen, dat de schepen, die hij gewoonlijk vervaardigt, te groot zijn om in de stad te worden bewerktGa naar voetnoot4). Wat vooral den indruk wekt van de betere economische verhoudingen in dezen productietak zijn de verklaringen, die bijna allen omtrent den ouderdom van hun bedrijf afleggen. Sommigen spreken van dertig of veertig jaar geleden, toen hun ouders het reeds op dezelfde plaats uitoefenden. De veranderlijkheid van woonplaats, die voor die gebied kenmerkend is, wordt hier dus gemist.
De stad heeft met het octrooi van 1540, October 11, gewapend haar doel grootendeels bereikt. De | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
neringen, die binnen den bepaalden afstand verboden waren, werden opgeheven en werden zelfs in niet weinige gevallen naar de stad overgebracht. Maar nochtans verdwenen de buitenneringen niet voor goed, zooals ook reeds uit deze enquête is op te maken. Verscheidenen bleken naar hunne verklaringen te oordeelen van plan te zijn zich direct aan de grenzen van den verboden kring te vestigen, waardoor de concurreerende bedrijven slechts verplaatst zouden wordenGa naar voetnoot1). Het schijnt mij dan ook toe, dat dit octrooi van 1540 met name voor de textielindustrie op den duur weinig uitwerking zou hebben gehad, indien Leiden niet zelf in latere jaren - in 1562 - er toe was overgegaan het reeden van grovere soorten binnen haar poorten toe laten. Van dat oogenblik af was er weinig reden meer dit bedrijf op het land uit te oefenen.
N.W.P. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Onderzoek door commissarissen van het Hof van Holland ingesteld naar de buitenneringen, die binnen een afstand van 500 roeden om Leiden waren gevestigd.1540, December 30-1541, Februari 2.
(Fol. 1.) 1. Achtervolgende zekere brieve van commissie, gheëxpedieert up ons, Cornelis Zuys ende Willem Willems zoon, raiden in den Hove van Hollandt, hiernae van woorde te woorde geinsereert: ‘Kaerle, by de gratie Gods Roomsch Keyser enz., onsen lieven ende getrouwen meesteren Cornelis Zuys, onse raidt, ende Willem van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alckmaer, oick onse raidt ende procureur-generael in onsen Raide in Hollant, saluyt. Alzoe by zeeckere onse brieve van octroy, in datum den XIen dach Octobris, anno XVC XL, verleent den burgmeesteren ende regierders onser stede van Leyden in onsen lande van Hollandt voors., ende by denwelcken geinterdiceert is rontsomme der voirs. stadt van Leyden binnen die vijffhondert roeden gheen poortersneringe meer up te stellene, geseyt is, dat dieghene, die eenige neringen upgestelt zoude hebben zedert tjaer van veerthiene tot den jaere van een en dertich lestleden, betaelt zoude worden van huerluyder redelicke interesten ter taxatie van denghenen, die wy daertoe deputeren zouden, ende dat mede alle tavernen ende backeryen affgedaen zoude worden behalven die by denselven gedeputeerden toegelaten zoude wesen tot commoditeyt van den ingesetenen binnen die vijffhondert voors. roeden, als breder in dezelve brieven begrepen is, ende dat die voorn. burgermeesters ende regierders onser voirs. stede van Leyden, alsoe sy dieselve gaerne ter executie stellen zouden, ons oetmoedelijck gebeden hebben te committeren volgende onse voors. brieve (fol. 1vo.) van octroy eenige goede personaigen om tgene, des voors. is, mit diesser aencleeft te volcomene ten effecte ende executie van onse voorn. brieve van octroy ende dairup hemluyden te doen expedieren onse brieven van commissie, soe ist, dat wy, genegen wesende thuerluyder bede ende supplicatie, u ontbieden ende committeren by desen, dat voor u geroepen alle alsulcke personen, alst behoeren ende van noode wesen sal, ghy overcomet ende appoincteert mitten selven van huerluyder interesten zoe verde u mogelicken | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
is, ende voorts ter begeerte van den voorn. supplianten procedeert tot executie van den voorn. brieven van octroy volgende huere tenuer ende inhouden, alst dat behoeren sal, ende zoe verde ghy dairinne zwaricheyt ofte difficulteyt bevindt, hoort alle tgene, datter geallegeert sal worden van deene ende dandere zyde, ende, indient noot is, u dairup informeert ende u informatie mitsgaders uwen advyse up tgene, dat men dairinne bequamelicxsten zoude mogen ordonneren, oversendt onsen lieven ende getrouwen, die president, hooft ende lieden van onsen Secreten Raide, om die gesien dairup voorts te ordonneren, alst behoeren zal. Ende des te doene mit diesser aencleeft geven wy u volcomen macht, auctoriteyt ende sunderling bevel ende willen ende ordonneren onsen schouttet van Leyden voors., bailluw van Rijnlant ende allen anderen onsen justicieren, officieren ende ondersaten, dat zy ulieden des doende obedieren ende verstaen, want ons alsoe gelieft. Gegeven in onser stede van Valencheins, den XIden dach Decembris int jaer ons Heeren duysent vijffhondert ende veertich, van onsen keyserycke t21e ende van onsen rycken van Spaengnen, twee Cecillien ende anderen t25e. Onder stondt gescreven: By den keyser in synen Raide, ende geteyckent aldus: Nicolai’, ende ons van wegen de burgermeesters ende regierders der stede van Leyden gepresenteert, zoe hebben wy, commissarissen voors., by ons genomen hebbende Cornelis Sandelin, secretaris in den Hoeve van Hollant, tot eenen adjunct, upten XXXen Decembris, anno XVC ende XL, (fol. 2.) ons gevonden binnen der voirs. stede van Leyden, aldaer by ons gecomen zijn Gerijt Boeckelsz., Dirck Florijs zoon, Dirck | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aelbrechts zoon ende Willem van Lochorst, burgermeesters, mitsgaders meesters Vrank Boot, advocaet voor den Hove van Hollant, Jacob de Milde, pencionarijs, ende Jacob Deyman, secretaris derselver stede, ende hebben versocht, dat wy achtervolgende onse commissie zekere octroye, hemluyden gegunt ende verleent by de K. Mat., in date den XIen Octobris, anno XVC XL, nae zyne vorme ende inhouden soude willen stellen ter executie, wairop wy, commissarissen voors., hemluyden ter antwoorde gegeven hebben, dat wy, obedierende die voirs. brieve van commissie, bereyt waeren te procederen tot executie van den voors. octroye, versouckende aen hemluyden, dat zy tot dien eynde verclaringe wilde(n) doen, wat huysen staende waeren binnen die vijffhondert roeden, daer men neeringe dede, die men gewoenlicke was in besloeten steden te doen, mitsgaders die namen ende qualiteyt van den inwoenders van dien. 2. Hiernae, upten lesten Decembris, anno voors., zijn by ons, commissarysen voors., gecomen die voorn. burgermeesters ende regierders ende omme inspectie te nemen van der plaetse ende huysen, daer men die neeringe inne doet, binnen die voors. vijffhondert roeden staende, hebben ons geleyt die Zijlpoorte uuyt aen die noortzyde van den Rijn tot aen die brugge van Leyderdorp ende vandaen weder aen die zuytzyde van den Rijn tot die Hoechwoortsche poorte toe, verthoenende ons diversche huysen onderwege, daer men poortersneeringe doende was, ende hebben oick gesien die huysen, staende upte Minrebroederspat, van gelycke qualité. Ende omme sekerlick te weten, wye dat men die voors. neringe soude verbieden zonder eenich interest ende wye men soude toevougen redelick interest, ende wye men oick haer neeringe haer leven (fol. 2vo.) lanck soude mogen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
continueren naer inhoudt der voors. brieven van octroye, hebben wy gelast Gerijt Barthouts zoon, duerwaerder in den voors. Hoeve van Hollant, die personen binnen die vijffhondert roeden geseten ende neeringe doende, voor ons te verdachvaerden, achtervolgende welck bevel zoe zijn voor ons, commissarysen voors., gecompareert upten voors. dach die personen hiernae genomineert, die ons verclaert hebben, tgunt hiernae volcht. 3. Ten selven daige hebben wy oick ten versoucke van den voers. burgermeesters geauctoriseert ende gelast Pieter Sluyter, gesworen lantmeter van Rijnlant, by den eede int accepteren van zijn officie gedaen, ende hem bygevoucht Jan Jansz., Jaspar Pieters zoon ende Evert Jans zoon, metselaer, al van Leyden, die wy den eedt daertoe offgenomen hebben, omme te meten vijffhondert roeden van die stadt valbruggen ende rontsomme van der stadt van Leyden ende ons wairachtige mate ende gelegentheyt van dien, waer die offgaet, by hoeren eede te verclaeren ende over te brengen. 4. Achtervolgende welcken zijn upten derden Januarii, anno ut supraGa naar voetnoot1), voor ons, commissarysen voorn., gecomen Pieter Sluyter, gezwoeren lantmeter int quartier van Rijnlandt, oudt 26 jaeren, diewelcke by den eede int stuck van zijnre offitie gedaen, verclaerde, alsdat hy deur versoucke van den regenten der stede van Leyden up huyden ter presentie ende bywesen van Evert Jans zoon, metselaer, Jan Jansz., lindewever, ende Jaspar Pieters zoon, velledeelder, gemeten heeft eerst van de uuyterste valbrugge van de Hoogewoortsche poorte, zijn coers nemende upten thoeren van Leyderdorp, lijnrecht over velde (fol. 3.) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tot vierhondert ende vijf ende vijftich roeden, twelck streckende was aen een schuyertgen, behoerende totte huysinge, staende upten Rijn, daer eenen Velleman de Tapper woenachtich is, ende voorts dwers over den Rijn de lage wech langes naer een vrouwenhuysgen, staende upten voors. wech in Leyderdorp an de zuytzyde van den voors. thoeren, aldaer de vijfhondert roeden haer eynde genomen hebben, zes roeden an dese zyde van tvoirs. vrouwenhuysgen. Seyt voorts ten selven dage noch gemeten te hebben van de voors. valbrugge over velde, zijn cours nemende na de poorte van tconvent tot Rodenburch, ende voorts rechtuuyt over velde metende na den hogen dijck ende hebben hair de 500 roeden geëyndt upten voirs. dijck vierthien roeden aen deze zyde van eenen hoogen boom, staende upt landt van Heynrick Florijszs erfgenamen. Seyt noch gemeten te hebben van de voors. valbrugge langes den heerwech nae Leyderdorp toe ende dat haer de vijffhondert roeden geëyndt hebben nevens die brugge, leggende tot Leyderdorp over den Rijn, aen gheen zyde dat cleyne weechgen ofte pat ter halve sloet toe. 5. Evert Jans zoon, metselaer, oudt 40 jairen, Jan Jansz., lindewever, oudt 35 jairen, ende Jaspar Pietersz., velledeelder, oudt 41 jaer, verclaerden insgelijcx by haeren eeden, hiervoiren gedaen, dat zy daer aen ende by geweest hebben, daer die metinge by Pieter Sluyter, lantmeter in Rijnlant, gedaen is in der manieren gelijck als Pieter Sluyter ons gerelateert heeft, welcke relatie hemluyden voergelesen was ende hiervoiren geinsereert staet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(fol. 3vo.) I. Dese navolgende persoenen woenen aen tMinrebroederspat buyten die Hoochwoertsche poorte.6. Aernt Jans zoon, woonende buyten die Hooch- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
woortsche poorte aen die noortzyde van den Rijn, oudt omtrent 21 jairen, drapenierder van groff wolle ende schortecleetlaicken, seyt, dat hy woent int naeste huys aen de voirs. poorte, daer men neeringe inne doet, ende heeft daer gewoent omtrent vijff jaeren, soe mit zijn vader zoe alleen, zoe Jan Aertsz., zijn vader, gelycke neeringe int selve huys gedaen heeft, ende daer te voiren werde int selve huys gelycke neeringe van draperye gedaen by eenen Heynrick Jooste zoon, van wyens weduwe die vader van hem, die spreect, tselve huys gecoft heeft, welcke Heynrick aldaer timmerde een jaer, naer zijn huys verbrandt was van de Geldersche int jaer XXVIII, als zy in den Haige waeren, ende vermet hem tselve te bewysen mit die buyeren, die daeromtrent gewoent hebben. Seyt, dat zijn vader tvoors. huys mitte neeringe cofte van de voors. weduwe voer tweehondert gulden, te betaelen up thien jairen, daerup hy betaelt heeft vijff off zess termynen. Seyt, dat hy noch wel tweehondert gulden vertimmert heeft int voors. huys, zedert dat hy daerinne gewoent heeft. 7. Claes Wouters zoon, woenende buyten de Hoochwoortsche poorte aen die noortzyde van den Rijn opte Broederspadt, oudt omtrent 32 jairen, mitsgaders Neeltgen Jans dochter, zijn huysvrouwe, oudt omtrent 41 jaer, seggen, dat zy, Neeltgen Jans dochter, geleden omtrent 11 jairen, verbrant wesende daer te voiren int jaer van XXVIII by de Geldersche aen de zuytzyde van den Rijn int ambocht van Zoeterwoude, buyten de Hoogwoortsche poorte getimmert heeft aen de noordzyde van den Rijn int ambocht van Leyderdorp een huysken, twelck zy vercoft heeft (fol. 4.) geleden omtrent vijff jaeren eenen Jan Aerntsz., vader van Aernt Jans zoon, haer naeste buyerman, voer die somme van tweehondert gulden up thien jair en dach. Ende nyet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lange daernae heeft zy, noch weduwe wesende van Heynrick Jooste zoon, getimmert thuysken, daer zy nu inne woent, ende mit Claes Wouters, haer man, die zy twee jairen geleden getroudt heeft, gedaen die neeringe van thierenteyt te maecken, twelck es te maicken wollen op linnen ende dat van hierlantsche wolle. Ende die voors. Claes Woutersz. nopende die timmeraige van den huyse ende anders gedraecht hem aen tgundt, dat zijn huysvrouwe geseyt heeft, soe hy daervan anders int zeker nyet en weet. Seyt die voors. Claes, dat geleden wel 20 jaeren hy knecht geweest es van Jan Aerntsz., die altijts gewoent heeft binnen Leyden ende nochtans heeft hy zijn neeringe van thierenteyt te maicken buyten der stadt van Leyden in diversche huysen gedaen, daeroff dat hy, die spreect, zijn knecht geweest es ende twee jaeren hem gewrocht int huys, daer nu Jan Aertsz. zijn zoen inne woent, eer hy, die spreect, Neeltgen, zijn jegenwoordige huysvrouwe, getroudt heeft. Seyt, dat zy, Neeltgen, wesende oudt 18 jairen, heeft haer eersten man getroudt, genaempt Heynrick Joostez., die de neeringe dede van thierenteyt te maicken gelijck als Joost Willemsz., zijn vader, altijts gedaen hadde, ende zedert heeft zij altijts dieselve neeringe onderhouden, ende Heynrick Joostez. en hadde dair te vooren noyt gheen ander neeringe gedaen ende heeft van hem gehouden een soentgen, genoempt Jan Heynricxz., die nu een spolertgen es ende noch te jonck omme te weven, ende en heeft nergens anders gewoont, zedert dat zy gehylict es geweest, dan vast buyten aen die stede van Leyden, maer es geboeren binnen Leyden, ende dat zy anders gheen neeringe weet te doen dan voors. es omme die coste te winnen ende hebben altijts hoer neeringhe openbaer ghedaen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8. Herper Huyge zoon, oudt omtrent 34 jairen, woenende (fol. 4vo.) nu ter tijt tot Leyderdorp, seyt, dat hy een huys heeft, staende aen die Broederspat buyten die Hoochwoortsche poorte, daer hy plach te maicken thierenteyt. Seyt, dat hy van joncx up die neeringe gedaen heeft van weeven ende groff drapenieren, ende sedert dat hy oudt was 20 jairen ende hylickte, heeft hy selver die neeringe gedaen ende alsnoch doet, ende plach te woenen, zedert hy gehylict es geweest ende meesterie selver gedaen heeft, buyten die Hoochwoortsche poort in den ban van Zoeterwoude, ende thuys, daer hy zijn neeringe in dede ende gehuyert hadde, worde verbrant by de Geldersche, als die in den Haige gingen, ende zedert die tijt heeft hy zijn neeringe gedaen rontsomme die stadt van Leyden, uuytgesondert een halff jaer ofte dairomtrent, terstond nae thuys voors. verbrant was, dat hy binnen Leyden wrochte. Seyt, dat geleden omtrent vijff jairen hy, die spreect, zijn huys, staende aen die Broederspat, gecoft heeft van Gerijt Gerijtsz.Ga naar voetnoot1) om vier en tsestich gulden op ses jair en dach, dair alsnoch die helft off staet te betaelen, maer heeft omtrent anderhalff hondert gulden daeraen vertimmert, soe deen helft van thuys nyet veel en dochte, ende zedert hy daer gewoent heeft dese naeste vijf jaeren heeft hy die neeringe daer gedaen, maer zedert dat die van Leyden hoer octroy vercregen hebbenGa naar voetnoot2) ende hy gewaerschouwet es geweest aldaer nyet te mogen zijn | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
neeringe doen, es hy onlancx vertrocken metter woene verby die kercke van Leyderdorp. Seyt, dat die voors. Gerijt Gerijts zoon nyet en plach omme te gaen mitte draperye, maer mit enten ende jonge boomen te vercoopen, maer IJffgen Augustins dochter, zijn huysvrouwe, plach te spinnen, kemmen ende kaerden, dan en weet zekerlick nyet, dat zy plach laicken te maicken omme te vercoopen. Seyt, nae hy thalff jair binnen Leyden hadde gewoent, overmits zijn gehuyert huys verbrant was als voiren, (fol. 5.) hy woende vierdalff jaer tot Warmont ende als die leste vloet quam op AlresielendachGa naar voetnoot1), quam hy weder van Warmont mitter woene aen die Broerspat ende woende dair noch drie off vierdalff jaer in een gehuyert huys ende daernae cofte hy thuys van Gerijt Gerijts zoon, als vooren geseyt es. 9. Jorijs Cornelis zoon, kouckebacker, oudt 53 jaeren, ende Maritgen Panthalioens dochter, oudt omtrent 34 jaer, woenende aen die Broederspadt, seggen, dat zy omtrent elff jairen gewoent hebben opte voors. Broederspat ende hebben daer te voiren gewoent drie jairen aen die hooge zyde in den ambochte van Zoeterwoute binnen die vijffhondert roeden, aldaer zy die neeringe van kermiskoucken te backen gedaen hebben, aldaer zy by den Gelderschen verbrant zijn geweest, gaende nae den Haige. Seyt, datter gheen binnen der stede van Leyden en woent, die de neeringe van kouckebakker doet. 10. Willem Jans zoon, oudt omtrent 42 jaeren, ende Maritgen Huygen dochter, oudt omtrent 40 jairen, zijn huysvrouwe, seggen, dat zy woenen upte Broederspat naest Jorijs Cornelis zoon, kouckebacker, ende hebben alle haer leven in de voors. gebuyerte | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gewoent ende heeft hy, Willem Jans zoon, tambocht van lindeweven gedaen ende oick somtijts thierenteit gemaect alle zijn leeffdagen als knecht ende zedert die naeste twaelff jairen herwaerts heeft hy dieselve neeringe gedaen als meester. Seggen, dat die vader van Maritgen, genaempt Huych Huyge zoon Craen, woont in deselve gebuyerte (fol. 5vo.) aldernaest de Minrebroeders, aldaer hy over veertich jaer tambocht van lindeweven gedaen heeft, ende overmits dat hy blint es, doet noch die neeringhe by zijn zoen, mede genoempt Huych Huyghe zoon. 11. Huych Huyge zoon, alias Craen, oudt omtrent 66 jaer, ende Alijt Gerijts dochter, zijn huysvrouwe, oudt omtrent 56 jaer, seggen, dat zy by die 42 jairen gewoent hebben op die Broederspat naest die Broederspoorte, aldaer zy zedert gedaen hebben die neeringe van lindeweven ende oick somtijts wolle, welcke neeringe zyluyden alsnoch doen doer hoer zoen, genaempt Huych Huyge zoon, ende seyt, dat hy acht jaer blint is geweest. Seyt, dat Willem Jans zoon ende Maritgen, haerluyder dochter ende swager, zedert dat zy gehylict zijn geweest, altijts gewoent hebben upte Broederspat, twelck geleden es omtrent twaelf jairen. Seyt, dat hy heeft drie kinderen levendich: Huych, Anna, huysvrouwe van Jan Florijs zoon, woenende binnen Leyden, ende Maritgen, huysvrouwe van Willem Jans zoon. 12. Jan Pieters zoon, oudt omtrent 55 jaeren, woenende upte Broederspat, seyt, dat Lichtmisse naestcomendeGa naar voetnoot1) salt wordden ses en twintich jaeren, dat hy comen woenen es ter plaetse voors., aldaer hy altijts gedaen heeft die neeringe van groff wolle laicken ofte broeckens, hemden te maicken, welcke | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
neeringe hy alsnoch doende es, ende heeft hy thuys behylict mit zijn eerste huysvrouwe, genaempt Alijtgen Rombouts dochter, geboren van Waert, die al veel stercker de neeringe van hemdelaicken ende scortecleetlaicken te maicken lange tijt te voeren daer gedaen (fol. 6.) hadde ende was een weduwe, als hy die troude. Seyt, dat hy gheen kinderen en heeft, ende heeft, zedert dat hy zijn huysvrouwe troude, altijts daer gewoent. 13. Jacob Robbrechts zoon, oud omtrent 50 jairen, seyt, dat hy gewoent heeft omtrent drie jairen upte Broederspat, aldaer hy gedaen ende geëxerceert heeft die const van cirurgie ende somtijts een cruycke biers getapt voer die buyeren. 14. Neeltgen Mathijs dochter, weduwe van Dirck Jans zoon, oudt 63 jairen, woenende buyten die Hoochwoortsche poorte aen Minrebroerspat, seyt, dat zy zeven jairen aen Minrebroederspat gewoent heeft ende daer te voiren aen den hoogen dijck buyten die Hoochwoortsche poorte jegens die Minrebroeders over ende es daer opgevoet, maer es geboeren tot Woubrugge ende mit haer ouders aldaer comen woonen, als zy een jaer oudt was, als haer ouders haer dickmaels geseyt hebben, ende heeft dese leste 37 jaeren altijts lijst gesponnen, die haer uuyt Leyden gebracht werde, omme haer cost te winnen, maer en heeft noyt gereyt. Ende haer eerste man was een timmerman, die te landewaerts ginck wercken, ende haer anderde man, genaempt Yeuwout Dircxz., was een wollewever, die binnen der stadt van Leyden ginck wercken om een dachhuyere, maer en hadde hem nyet boven zeven vierdeel jaers ende was van eersten aen zieck, dat zy met hem vergairderde in echtelicke state, ende heeft zy altijts lijst gesponnen ende tselve haer kinderen geleert, daeroff noch leeft alleenlick een, ghenaempt Lijsbeth Dircx dochter. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(fol. 6vo.) 15. Gerijt Gerijts zoon van Strymen, gebooren van Roeloff Aerntszoonsveen up die Brassemermeer, oudt omtrent 55 jairen, seyt, dat hy es een gardenierder ende gewoenlicken es mit boomen ende enten te vaeren tot Groeninge ende in Vrieslandt ende coopt wederomme Vryessche wolle ende schafften, die hy overal verscheyden drapenierders vercofte. Seyt, dat geleden es wel 25 jairen hy troude zijn huysvrouwe, genaempt IJffken Augustijns dochter, die doe ter tijt woende ende diende tot Warmont, ende dede hy ter selver tijt lantneeringe ende woende in Roeloff Aerntsveen by zijn vader ende bleeff noch daer wel woenen mit zijn huysvrouwe vijff ofte ses jairen ende toech van daen mitter woone tot Waddincxveen buyten der Goude, aldaer hy oeck wel ses oft seven jairen woende, ende ginck van daen woenen tot Haserwoude, aldair hy wel drie ofte vier jairen woende, doende al overal lantneeringe, gravende ende gardinierende, ende quam van daen aen den hoegen dijck, daer hy maer bleef vijff off ses weecken ende vertrock van daen aen die Broederspat, daer hy tot noch toe gewoent heeft. Seyt, dat Augustijn Gerijtsz., die glaesmaicker, zijn eerste geboeren zoen es, die omtrent 36 jairen alsnu oudt es ende worde geboeren binnen sjaers, naedat hy zijn huysvrouwe troudeGa naar voetnoot1). Seyt, dat zijn huysvrouwe gestorven es opten Hooge Lieve Vrouwe lestledenGa naar voetnoot2), ende plach somtijts eene tonne biers te tappen ende die te haelen tot Gerijt Bueckelsz., Quirijn Allerts. ende Gerijt Jacobsz. ende heeft tselve lange jairen gedaen ende oick lijst te spinnen ende heeft eens offte tweemael gereet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(fol. 7.) Andere persoenen gehoort den eersten Januarii, anno XVC ende XL naer scriven sHoeffs van Hollandt. 16. Quirijn Claes zoon, woenende buyten die Hoochwoertsche poorte jegens Roenburgerlaen over int amboicht van Leyderdorp, oudt 40 jairen, seyt, dat hy zedert tjaer van XXVIII getapt heeft ter plaetse, aldaer hy nu woenende es ende alsnoch getappet heeft ter tijt toe, dat die van Leyden geobtineert hebben van der K(eyserlicke) M(ajesteyt) hoer octroyeGa naar voetnoot1), ende daer te vooren, doen hy woonde in zijn eerste huys, staende opten hoogen dijck, en plach nyet te tappen, ende es zijn neeringe somerdaechs in die steenplaetse te wercken ende op andere tyden in de hoven ende elders omme zijn cost te winnen, ende zijn huysvrouwe spint lijst zonder eenige andere neeringe meer te doene. Seyt, dat hy heeft vijff jonge kinderen ende, indien hy die macht hadde omme een koe ofte twee te coopen, soude tappen wel laeten. 17. Thijs Zymons zoon, cuyper, woenende buyten die Hoochwoertsche poorte omtrent Quirijn Claesz. voorn., oudt ontrent 35 jairen, seyt, dat geleden vijff jaeren hy hylickte aen zijn huysvrouwe, genaempt Pieterken Gerijts dochter, ende zedert die tijt heeft hy thuys mitten boegaert gehuyert, daer hy alsnoch inne woent, ende tambocht van cuypen gedaen, maer te voiren, eer hy hylickte, heeft binnen Leyden ende elders gewrocht als knecht ende en heeft nyet getapt noch eenige andere neeringhe gedaen, ende heeft hy drie cleyne kinderkens, behalven dat hy een jaer lanck broot vercoft heeft, ende maickt som- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tijts oick hoepen ende hercken. Seyt, dat hy nergens gheen huys en weet te crygen voer Meye, maer es tevreden te wycken. 18. Symon Gerijts dochter, oud omtrent 30 jairen, woenende (fol. 7vo.) upte Broederspat naest meester Jacob, cirurgijn, buyten die Hoochwoertsche poorte, seyt, dat zy es een lindennaeyster, sonder dat zy oyt gedrapenyert, getapt ofte eenige andere neeringe gedaen heeft. Ende Cornelis Bruynsz., haer man, vaert Oost ende West ende onthout hem meest tot Amsterdam, maer coempt somtijts by haer, ende heeft twee kinderen. Seyt, dat zy nyet dan een jaer upte voirs. Broedersdijck in een gehuyert huysken gewoent en heeft, maer te vooren woende zy tot Amsterdam wel twee ofte drie jairen lanck ende noch daervooren woende zy in die rosmoelen upt Zuytoesteynde van Leyderdorp ende heeft oick aldaer gebacken. 19. Adriaenken Lambrechts dochter, oudt ontrent 23 jaeren, woenende upte Broederspat, aldernaest Zymon Gerijts dochter, buyten die Hoochwoertsche poorte, seyt, dat zy ongehylickt es, daer geboeren ende oeck alle haer leven daer gewoent heeft by haer moeder, die wel 65 jairen in deselve gebuyerte van den Broedersdijck ofte pat gewoent heeft, als zy van haer voirs. moeder gehoort heeft. Seyt, dat zy ende haer moeder alle haer leven lijst ofte wolle gekaert ende oick gesponnen hebben, twelck zy alsnoch doen, sonder eenige andere neeringe ofte werck gedaen te hebben, ende heeft haer moeder, genaempt Menex Bouwens dochter, weduwe van Lambrecht Maertins zoon, upte selve Broederspat gewoent zedert dat zy vijff jairen oudt was, diewelcke nu oudt es ontrent 70 jairen ende heeft altijts sulcken arbeyt gedaen als vooren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II. Buyten die Reynsburger poorte.20. Neeltgen Zymons dochter, oudt ontrent 47 jairen, woenende buyten die Reynsburgerpoorte, seyt, dat zy (fol. 8.) gewoenlick es somtijts een tonne biers te tappen ende heeft tselve gedaen wel 19 ofte 20 jairen int huys, daer zy noch woent, doende die neeringe van te tappen, ende haer huys staet tusschen die stadt van Leyden ende tconvent van de Poel ende es haer huys een guet stuck weechs van andere huysen ende des werckendaechs en tapt zy nyet veel biers, maer heylich daechs comen die van Leyden thaeren huyse ende alsdan vercoopt zy meest haer bier, soe zy gheen excijs en gevet, als die van Leyden doen. Ende tselve huysken heeft zy met haer man behylickt geleden ontrent 26 jaeren ende woent verre binnen die vijffhondert roeden nae die stadt van Leyden. 21. Aeltgen Bouwens dochter, oudt ontrent 47 jaeren, woenende buyten die Rijnsburger poorte ter nyeuwer herberge In de Halve Mane bynoorden tconvent van de Poel, seyt, dat zy ontrent twee jairen aldaer getapt heeft ende heeft daer te voiren altijts tot Leyden gewoent, aldaer zy insgelijcx wel 25 jairen getapt heeft. Seyt, dat zy binnen Leyden een huys gehuyert heeft omme te tappen voer die somme van twaelff Karolus gulden ende heeft die huyere weder opgeseyt up hoepe, dat zy daer blyven soude tappen ende dat zy nyet ontslagen en mochte worden van de huyere van tselve huys ende heeft dese somer somtijts geseten wel 14 dagen, dat zy nyet een tonne biers getapt en heeft ende op somtyden heeft zy wel een tonne biers binnen acht dagen getapt ende somwylen wel een halff tonne up eenen dach. Ende woent zy, die spreect, binnen die vijffhondert roeden naer der stadt van Leyden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
22. Wouter Cornelis zoon van Oestgeest, oudt ontrent 40 jairen, woenende ter nyeuwer herberge buyten die Reynsburger poorte bynoorden tconvent van de Poel, seyt, dat hy daer gewoent heeft vier jairen ende aldaer (fol. 8vo.) getapt, ende te vooren hadde hy getapt tot Reynsburch ende woent in een gehuyert huys, ende te Meye gaet zijn huyere uuyt, ende staet tselve huys binnen die vijffhondert roeden aen die stadt van Leyden. 23. Clara Dircx dochter, weduwe wylen Aernt Willemsz. van Delft, oudt ontrent 38 jaeren, woenende ter nyeuwer herberge buyten die Reynsburger poorte bynoorde tconvent van de Poel, seyt, dat zy zesthien jairen getapt heeft int huys, daer zy nu inne woent mit haeren man Aernt Willemsz. van Delft, die nu doot es, ende te vooren hadde zy met hem getapt buyten die Hoochwoortsche poorte van Leyden ende heeft zy thuys gehuyert, daer zy in tapt, alwaer men getapt heeft wel up 40 jairen, ende staet haer huys binnen die vijffhondert roeden van Leyden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III. Buyten die Zijlpoorte.24. Bartholomeus Heynricx zoon, sceepmaicker, oudt ontrent 26 jairen, woenende buyten die Zijlpoorte van Leyden in den ban van Leyderdorp, seyt, dat geleden ontrent drie jaeren hy getroudt heeft zijn huysvrouwe Trijntgen Jacobs dochter, oudt ontrent 22 jairen, wyens vader Jacop Maerts zoon int selve huys, daer hy inne woent, die neeringe van sceepmaicken wel 25 jaeren, eer hy zijn huysvrouwe troude, gedaen hadde ende troude zijn voors. huysvrouwe ontrent 14 ofte 15 weecken nae die doot van haere voors. vader, woonende alsnoch in haer vaders huys ende heeft zedert zijn schoenvaders neeringe continuelicken gedaen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Seyt, dat men die voors. neeringe van groote schepen dicht te maecken in der stadt nyet doen en mach, bysonder (fol. 9.) als die schepen zeer groot vallen, gelijck gemeenlick zijn, die hy maickt, hoewel hy cleyne sceepkens daeronder maickt, exhiberende tot dien eynde een certificatie der stede van Leyden in date den XXen Novembris, anno XVC ende XL. 25. Govert Jans zoon, oudt ontrent 60 jairen, woenende buyten die Zijlpoorte der stede van Leyden, seyt, dat hy aldaer doet die neeringe van bier te tappen, die hy wel zeventhien jairen aldaer gedaen heeft ende plach daer oeck mede broot te vercoopen, maer en heeft binnen een halff jaer gheen broot vercoft. Seyt, dat hy oick vaert tusschen Leyden ende Delft mit coirn, scilpen, calck ende andere waren ende comanscappen ende hout oick mede herberge omme somtijts snachs volck te logeren. 26. Pieter Jans zoon, oudt ontrent 49 jairen, woenende buyten die Zijlpoorte, seyt, dat hy werckt in de calckovens ende heeft eertijts ontrent twee jairen getapt, maer heeft dieselve neeringe van tappen gelaten Sint Jacob lestledenGa naar voetnoot1) ende en doet nu anders nyet dan dat hy werct in de voors. kalekovens. 27. Aeffgen Jans dochter, weduwe van Jacob Aerts zoon, woenende buyten die Zijlpoorte, oudt ontrent 55 jairen, seyt, dat zy woent up die steenplaetse van Jacob Florijsz. ende als die knechts wercken upte voors. steenplaetse, soe vercoopt zy hemluyden bier ende broot, gelijck als andere luyden doen, die up die steenplaetse woenen, sonder dat zy yemant anders (fol. 9vo.) bier ofte broot vercoopt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ofte levert ende tselve bier ende broot, dat zy vercoopt, haelt zy uuyt die stede van Leyden, ende Jacob Florijs zoon verschiet het gelt van tbier ende broot, dat zy die knechts upte steenplaetse vercoopt, sonder dat zy yet aen tbroot wint. Dan wint zy een penninck aen een cruycke biers, daervooren moet zy die steenplaetsers wassen ende wringhen, coeken ende ter merct gaen. Seyt, dat geleden wel drie ofte vier jairen zy daerontrent in een ander huysken wel openbaerlick getapt heeft voer een yegelicken, maer overmits dat haer man soeveel dronck ende geen prouffyte en dede, heeft tappen gelaeten ende en heeft noyt anders gheen neeringe gedaen ende heeft haer huysken andere luyden verhuyert, die daerinne gedrapeniert hebben ende heeft zy altijts getapt buyten die Zijlpoorte van een jaer ofte twee die Geldersche buyten die Zijlpoorte brandenGa naar voetnoot1). 28. Jan Claes zoon, franchijnmaicker, oudt ontrent 40 jairen, seyt, dat hy woent buyten die Zijlpoorte, doende aldaer die neeringe van franchijn te maicken ende lyme te zyen, welcke neeringe hy wel zeventhien jairen lanck daer gedaen heeft sonder eenige andere neeringe te doen ende dair te voiren hadde zijn eerste huysvrouwe, genaempt Janneken Jans dochter, mit haer eerste man, genaempt Claes Pietersz. van Haserswoude, dieselve neeringe int selve huys van tjaer van seven off gedaen ende es int selve huys over die vijfftich jairen die voors. neeringe gedaen geweest. Seyt, dat hy noch een neeringe doet van lyme te zyen van toffval van tfranchijn, twelck hy doet aen dandere zyde van den Rijn rechts tegens zijn huys over. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Seyt, dat hy, overmits zijn neeringe van franchijn te maicken, veel calveren moet villen, die hem by den lantluyden van allen canten aengebrocht worden, twelck nyet (fol. 10.) behoort gedaen te worden in een stadt, alsoe tselve groote vuylnisseGa naar voetnoot1) inbrengt. Seyt, dat zijn lymeziederye driemael verbrant es geweest, eens by den Geldersche ende tweemael van zijn eygen vier. Es oick zijn huys eens verbrant by den Geldersche, maer heeft altijts weder getimmert ten aensien ende welweeten van den burgermeesters ende regierders der stede van Leyden, sonder dat hem eenich verbot gedaen es geweest, ende hadde hem dat verboden geweest, soude lichtelicken ende gaerne van daen vertrocken hebben. Seyt, dat hy poorter es van Leyden ende hout aldaer twee gildens van die franchijnmaickers, als van den meesters ende knechts, maer betaelt schot ende bede mit die van Leyderdorp ende soude wel tevreden wesen mit die van Leyden excijs te betalen ende andere lasten te dragen, als andere poorters doen, mits gevrijt wesende jegens die van Leyderdorp. Ende tot verifficatie van tgundt, dat voors. es, exhibeerde zekere certifficatie der stede van Leyden in date den XXVIIen Novembris, anno XVC ende XL. Andere personen gehoort den tweeden Januarii, anno voors. 28a. Anthonis Claes zoon, oudt ontrent 54 jairen, poorter van Leyden, woenende buyten die Zijlpoorte upte calckoven, toebehoerende die kinderen van Florijs van Archum, seyt dieselve oven gehuyert te hebben den tijt van zes jairen voer die somme van 31 gulden ende thien stuvers sjaers ende es daerop | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
comen woonen ontrent Alderheyligen lestledenGa naar voetnoot1) ende es gewoen bier te tappen upten selven oven voer zijn werckluyden, (fol. 10vo.) veenluyden, die turff brengen, ende andere, dier calck coemen haelen off coopen ende hen metten oven geneeren ende nyet voor andere luyden, noch en vercoopt gheen broot. Ende te voiren plach upten voors. oven te woenen Pieter Jans zoon, die openbaerlick tapten voer een yegelicken, ende heeft hy hoeren seggen, dat die oven gestaen heeft ontrent zesthien jairen, want zy geset es by Zegher Huyge zoon ende Florijs van Archum onlancx nae die Geldersche int jaer XXIII die huysen buyten die Zijlpoorte offgebrant hadden, ende te vooren plach daer te staen een pottebackerye ende heeft wel hoeren seggen, dat men upten selven oven getapt heeft zoe lange die daer gestaen heeft. 29. Cornelis Ulricx zoon, poorter tot Leyden, oudt ontrent 26 jairen, woenende buyten die Zijlpoorte up een steenplaetse, toebehoerende Jacob Florijsz., zeyt, dat hy nyet en es dan alleen een dienaer van den voors. Jacob Florijs zoon, betaelende die arbeytsluyden van deselve steenplaetse, vercoopende die steenen ende tgelt ontfangende, daer hy Jacob Florijsz. rekeninge off doet, hebbende dairoff zijn loon, sonder dat hy eenich bier ofte broot vercoopt ofte andere neeringe doet, ende heeft nyet dan een jaer daerop gewoent ende scheyt weder te vastenavontGa naar voetnoot2) van daen, als hy anders nyet en weet, ende woent upte selve steenplaetse, daer Aeffgen Jansdochter oick up woent, die de gesellen tbier levert, die daer werckenGa naar voetnoot3). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
30. Cornelis Meynerts zoon, oudt ontrent 52 jaeren, woenende buyten die Zijlpoorte, seyt, dat hy es een sceepmaicker van zijn amboicht ende heeft gedaen 31 jairen off daerontrent die neeringe van schepe (fol. 11.) ende schuyten mitten aencleven van dien te timmeren buyten die voirs. poorte in zijn huys, dat hy daer hadde staende, twelck by den Gelderschen offgebrant worde, maer timmerde tselve corts dairnae, ende heeft zijn neeringe voorts gedaen, als hy te voiren daer gedaen hadde, tot Alderheylige lestleden een jaerGa naar voetnoot1), dat hy binnen der stede quam woenen, maer verhuyerde doe ter tijt zijn huys een scheepmaicker, genaempt Willem Hertoges zoon, die van desen somer, zedert dat die keyser te Leyden geweest es, gestorven es ende zedert heeft zijn huys ende erve leech gestaen. Ende die voors. Cornelis Meynertsz. verthoende ons een besegelde scepenenbrieff van Leyden in date den XV Novembris, anno XVC ende thien, inhoudende, dat hy doe ter tijt gecoft heeft een huys ende erve, gelegen buyten die Zijlpoorte in den ambochte van Leyderdorp, van Willem Gerijts zoon. Ende zedert die tijt heeft hy altijts die neeringe gedaen ofte doen doen, als hy voiren gedaen heeft, ende seyt, dat hy geen kinderen en heeft noch en es nyet in de meeninge zijn neeringe aldaer weder te doen, maar, indien hijs vermochte, soude gaern mit zijn huysvrouwe haer leven lanck coopen haeren cost. 31. Govert IJsbrants zoon, oudt 41 jairen, seyt, dat hy woent buyten die Zijlpoorte, aldaer hy hout vijff ofte zes koyen, ende vaert mit die schuyt mit steen, calck, blooten ende andere waere ende coopt van den brouwers van Leyden bostel, die hy den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lantluyden wederomme vercoopt, ende vercoopt oick somtijts broot voer zijn gebuyeren ende heeft opte voors. plaetse gewoent ontrent 21 jairen, eerst doende lantneeringe alleen ende zedert vijftien ofte zestien jairen herwaerts heeft somtijts broot ende bostel vercoft, als hy noch altemet doet, sonder (fol. 11vo.) dat hy oyt ghetapt ofte andere neeringe gedaen heeft. 32. Huych Pouwels zoon, oudt ontrent 40 jairen, woenende by die Zijlbrugge, seyt, dat hy daer een cleyn huysken van leem upgeworpen heeft binnen ses jairen, daer hy een erffken aen heeft ende maickt dairup kaechgens, twelck zijn cleyne schuytkens vol gaeten, daer men die visch inne onderhout, welcke neeringe men binnen der stede van Leyden nyet en doet noch oyt gedaen en heeft, dat hy weet, ende daer te voeren woende hy aen de Zijlbrugge ontrent negen jairen, doende aldaer dieselve neeringe van kaechgens te maicken, maer overmits dat hy den coop van tvoors. huys nyet vervallen en mochte, heeft tselve huys wederomme vercoft, noch en heeft anders gheen neeringe gedaen, dan heeft somtijts wel een cleyn schuytgen gemaict. 33. Jacop van Dam, oudt 40 jairen, seyt, dat hy woent aen die Zijlbrugge in den ambochte van Leyderdorp, aldaer hy ontfanckt den thol van wegen den heere van Wassenaer, ende heeft aldaer gewoent Sint Jacob lestledenGa naar voetnoot1) wast negen jaire. Seyt, dat hy tvoors. huys, daer hy inne woent, behylict heeft mit zijn huysvrouwe, genaempt Meynsgen Bouwens dochter, weduwe van Heyman Gerijts zoon, ende heeft zijn voors. huysvrouwe wel aldaer gewoent negenthien jairen, altijts bewaerende trecht van den tholle. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Seyt, dat hy tapt ende herberghe houdt voer die gaende ende vaerende man, welcke neeringe zijn voors. huysvrouwe mit haer eerste man oick gedaen heeft, alsoe zijn huys gelegen is upten rechten stroem te vaeren nae Haerlem. Seydt, dat hy oick houdt vijff ofte zes koyen tot gerieff van zyn huysvrouwe ende kinderen. Ende heeft ons die voors. Jacob van Dam geëxhibeert die principael coopbrieff van zijn huys, spreeckende op Gerijt Heymans zoon, vader (fol. 12.) van den eersten man van zijn huysvrouwe, in date XVC ende XI, den XXVIII in Julio. 34. Jan Willems zoon, oudt omtrent 53 jairen, seyt, dat hy woent binnen Leyderdorp aen die noortzyde van den Rijn, aldaer hy heeft twee touwen, ende als hy werck heeft, weeft linden webben, maer heeft zeer weenich te doen ende es bovendien blaser van de orgele ende bode van den dorpe. Seyt, dat hy geboeren is van Ouderkerk buyten Amsterdam, maer heeft gewoent tot Leyderdorp zynt dat hy elff ofte 12 jairen oudt was ende heeft zedert altijt gespoelt ende geweven ende anders gheen neeringe gedaen noch oyt wollen geweven. Seyt, dat geleden 24 ofte 25 jairen hy gewrocht heeft als meester, daer hy alsnu woenende es, maer te voren heeft altijts gewrocht als knecht, maer heeft altijts gewrocht om een penninck, zonder oyt zijn eygen wolle ofte laecken geweven te hebben. Seyt, dat hy hem laet duncken, indien men die vijffhondert roeden soude meten van die Zijlpoorte off den wech lancx tot thuysken toe, daer hy woent, dattet al boven die vijffhondert roeden soude wesen, dat hy van de stadt van Leyden woent, maer als men den Rijn ofte twater lancx van de stadt zoude willen meten, laet hem duncken, dat zijn huysken ontrent die vijffhondert roeden van de stadt soude staen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
35. Jacob Cornelis zoon, oudt omtrent 48 jairen, ende Meynsken Claes dochter, zijn huysvrouwe, oudt ontrent 54 jairen, seggen, dat zy woenen bynnen den dorpe van Leyderdorp aen dese zyde de kercke by deerste brugge. Seggen, dat hy, Jacob Cornelis zoon, vaert mitte santschuyt tot Leyden ende Delft ende en can anders gheen neeringe, maer Meynsken, zijn huisvrouwe, geneert haer mit hierlantsche (fol. 12vo.) wolle ende heeft dieselve neeringe gedaen wel 28 jaeren, te weten als ontrent 13 jairen int huysken, daer zy nu noch in woent, ende daer te voiren dede zy dieselve neeringe in een ander huysken, staende aen die zuytzyde van den Rijn vast aen tconvent van Roedenburch te veldewaert inne van den dijck, ende plach dair oick mede eenige bier te tappen, twelck die van Leyden niet en wilden gehengen, want geleden wel zeventhien ofte 18 jairen hebben die van Leyden wel twintich maele eenige tonnen biers uuyt hairen huyse gehaelt, zoe voer ende nae wel tot 33 tonnen toe ende hebben haer huys dickmael opgebroecken. Seyt die voors. Meyns, dat zy gheen weefftouwen en heeft binnen haer huys, maer brengt alle huere werck te weven tot Cornelis Pietersz., woenende binnen Leyden, ende Willem Jans zoon upte Broederspat, ende omme die 14 daigen doet zy weven drie stucken, twee van vourlaicken ende een van schortecleetlaicken, ende dat ten alderhoochsten; noch en heeft oyt eenige fyne wolle binnen Leyden vercoft, maer Gerijt Aechten, woenende buyten Leyden, heeft wel wolle van haer gecoft ende in de stadt gebracht ende als zy dat vernam, en wilde haer nyet meer wols vercoopen. Seyt, dat Bouwen Cornelis zoon, haer eerste man, wel 22 jairen doot geweest es ende seven ofte acht jairen leefde zy met hem in echtelicke state, ende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
soedrae zy gehylict was, begonste zy te doen die neeringe van buytewolle ende tapte oeck van eersten aen ende woende doe upt voors. huysken up Roenburger wateringe, als vooren geseyt es, sonder dat zy andere neeringe gedaen en heeft. Seyt, dat zy dese laeste jairen meer gereyt heeft dan mitten eersten, zoe zy zoeveel geloeffs nyet en hadde, ende cofte mitten eersten tpont poortelswolle om elff penninck ende nu coopt tpont om twee stuvers. Seyt, dat die hyerlantsche wolle, die heymelick binnen der stede van Leyden ghereedt werdt, maickt groote dyerte in deselve yerlantsche wolle. 36. Griete Willems dochter, huysvrouwe van Luyt Roelofsz., (fol. 13.) oudt ontrent 51 jaeren, seyt, dat zy woent binnen den dorpe van Leyderdorp in de ambochte van Leyderdorp, ende es haer man een vleyshouwer van zijn amboicht, die zekere beesten sjaers slaet ende vercoopt die de gaende ende comende man. Seyt, dat zy hierenboven noch reedt een stuck voerlaickens ende heeft haer man twee linden touwen, daer hy lindelaicken op wevet. Seyt, dat zy omtrent 31 jairen gehylict es geweest mitten voors. Luyt ende heeft zedert altijt gedaen die neeringe van wolle laicken te bereyden ende linde te weven, maer en hebben boven ses ofte seven jairen die neeringe van vleysshouwen nyet gedaen. Ende seyt, dat zy noch vier kinderen levendich heeft, daeroff haer oudtste zoon, genoempt Cornelis, gehylickt is ende doet die neeringe van lindeweven ende werct om dachhuyeren ende woent naest haer duere, maer Roelant, haer ander zoen, leyt zieck thaeren huyse, ende haer twee dochteren zijn noch ongehylict ende haer man Luyt es altehans tot Delff. 37. Cornelis Gerbrants zoon, oudt ontrent 34 jairen, seyt, dat hy woent binnen den dorpe van Leyderdorp aen dese zyde de brugge aen die noort- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zyde, aldaer hy doet die neeringe van backen ende tappen, maer meest backen, houdende herberge ende settende alle die gaende ende comende man. Seyt, dat hy aldaer gewoent ende die voors. neeringe gedaen heeft ontrent acht jairen ende heeft zijn huys gecoft van Gerijt Boeckelsz. ende Adriaen Jansz., poorters tot Leyden, voer die somme van seshondert ende een Karolus guldens, up acht jairen te betaelen, ende voer die tijt en hadde noyt gebacken ofte getapt als meester, maer andere luyden, die daer te vooren inne gewoent hadden, hebben dieselve neeringe altijts gedaen. Seyt, dat hy geboeren es van Leyderdorp ende oick (fol. 13vo.) zijn huysvrouwe, genaempt Geertgen Willems dochter, ende hoewel dattet thien jairen geleden sal wesen, als die vaste coemptGa naar voetnoot1), dat hy thuys voors. cofte, nochtans en heeft hy nyet langer daerinne gewoent ofte zijn neeringe gedaen dan Sinte Pieters in den Ougst lestledenGa naar voetnoot2) wast acht jairen, overmits dat Geertruyt Gillis dochter, die te vooren int huysken woende, doe nyet ruymen en wilde, ende te voiren hadde hy tbacken geleert by den schout van Leyderdorp, genaempt Dirck Gerijtsz. Seyt, dat hy hem laet duncken, dat hy woent buyten die vijffhondert roeden van die stede van Leyden. Andere personen gehoort den derden Januarii, anno voors. 38. Luyt Roeloffs zoon, oudt ontrent 57 jairen, seyt, dat hy woenende es binnen Leyderdorp up een huys nae aen dese zyde die brugge aldaer ende geneert hem mit weven, vollen ende somtijts ontrent Sint JacobGa naar voetnoot3) mit vleysshouwen ende heeft die voors. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
neeringe gedaen binnen den ambochte van Leyderdorp voors. al ontrent die kerck wel 30 ofte 31 jairen ende begonst dieselve neeringe een jaer nae die groote sterffte, die binnen Leyden was, ende es geboeren van Bodegraven ende es comen woenen binnen tdorp van Leyderdorp int jaer XVC ende leerde aldaer zijn amboicht van spoelen ende weven, ende tselve geleert hebbende, ginck tot Noortich ende elders diezelve zyne neeringe doende, alsoe hy eenloepen was, tottet jaer van thienen toe, dat hy zijn huysvrouwe, genaemt Griete Willems dochter, troude, zedert welcken tijt hy die voors. neeringe van vollen, weven ende somtijts vleysshouden gedaen heeft eerst zeven jairen in een huysken, staende (fol. 14.) vier ofte vijff huysen aen gheen zyde de brugge, ende daernae noch een jaer mit zijn broeder Willem Roeloffs zoon in een huys, staende aen dese zyde de brugge, ende daernae int jaer XIX heeft hy gecoft thuys, daer hy noch inne woent, exhiberende ons tot dien eynden die coopbrieff van dien, in date den XXen in Januario, anno XVC XIX. Seyt, dat hy op eenige jairen wel veertich stucken beesten geslagen heeft, somtijts min, somtijts meer. Seyt, dat Cornelis Luyte zoon, zijn zoen, geleden ontrent vier ofte vijff jaeren oick meesterye opgeset heeft aldernaest zijn duere van weverye ende schererye ende houdt oick somtijts laicken te coop ende heeft ses jairen gehylict geweest ende wrocht een jaer, naedat hy gehylict was, als knecht mit hem, die spreect. 39. Cornelis Luyte zoon, oudt ontrent 24 jairen, seyt, dat hy woent tot Leyderdorp aen die noortzyde van der kercke ende es een droechscherer van zijn ambocht ende heeft een linnenweefftouwe, maer en werct daer nu nyet mede, ende es gehylict geweest zes jairen ende heeft van die tijt off, uuytgesondert teerste jaer, selver meesterye opgehouwen ende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
woent in een huysken, twelck zijn vader toebehoort, in welck huysken neeringe van weverye ende sceepmaickerye gedaen es geweest wel veertich jairen van andere luyden, ende heeft zijn vader daer wel inne gewrocht als knecht. (fol. 14vo.) Andere personen gehoort den derden Januarii, anno voors. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV. Soeterwoude.40. Geerloff Pieters zoon, pottebacker, oudt ontrent 42 jairen, woenachtich buyten die Hoochwoertsche poorte van Leyden vast aen die wintmoelen in den amboicht van Zoeterwoude aen die zuytzyde van den Rijn, seyt, dat hy es een pottebacker, tegelbacker ende diergelycke neeringe doende ende heeft dieselve neeringe altijt up die plaetse gedaen 21 ofte 22 jairen als meester, dat hy den oven daer dede setten. Ende geleden twintich jairen, doen hy gheen poorter en was, quam hy mit zijn potten binnen Leyden omme te vercoopen ende worde hem by die burgermeesters ofte wet van Leyden verboeden zijn potten aldaer te vercoopen ter tijt toe hy poorter zoude wesen van der stadt, waeromme hy poorter van Leyden geworden es ende heeft dese laeste 20 jairen die excysen betaelt als andere poorters, blyckende by den boucke, daer die poorters inne opgescreven worden, en heeft mede betaelt mit die van Soeterwoude schot, lot ende sheeren bede. Seyt, dat gemeenlicken die pottebackers woenen buyten die steden, ende indien die van Leyden nyet hebben en willen, dat hy potten backt up zijn oeven, is wel tevreden daer anders nyet te backen dan steen ende tegelen, indient anders nyet wesen en mach. 41. Hiernae upten voors. daige es voor ons, commissaryssen voern., gecompareert Cornelis van Sweeten, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ambochtsheere van Zoeterwoude, verselscapt mit heer Andries Cel, priester, notarijs, Anthonie Carlier ende heer Claes Jacobs zoon, priester, getuygen, ende heeft ons (fol. 15.) geinsinueert, hoe dat hy van wegen ende uuyten naem van alle die buyeren van Zoeterwoude geappelleert hadde van de concessie van tvoors. octroye by de K(eyserlicke) M(ajesteyt) die van Leyden gegundt ende gegeven ende dat hy alsnoch appelleerde van tvoors. octroye mitsgaders van onse commissie, protesterende van attemptaten, begerende dairoff van den voorn. notarijs gemaict te hebben een instrument in der beste vorme ende maniere. Waervan die burgermeesters ende regierders der voors. stede van Leyden by ons geadverteert zijnde, hebben doen seggen by monde van hueren advocaet, meester Franck Boot, in presentie van den voors. ambochtsheere mitsgaders die voirs. notaris ende getuygen, alsdat haer octroy inhielt die clausule: ‘al nyetjegenstaende appellacie’ ende dat daeromme haer octroy te wercke gestelt soude worden nyetjegenstaende oppositie ofte appellatie, versouckende aen ons tselve tot hueren pericule sulcx te willen doen, seggende evenwel, dat zoeverre die voors. ambochtsheere yet soude willen seggen ofte allegeren omme te beletten dexecutie van tvoirs. octroy, zy souden daerjegens seggen tgundt wes hemluyden guet duncken soude ter materie te dienen, navolgende die teneur ende inhouden van onse voors. commissie. Waerop die voors. Cornelis van Sweeten weder seyde, dat hy bleeff by zijn appellatie ende protestatie voors. ende onvermindert dien soude voer ons zijn redenen ende recht wel allegeren, maer en hadde zijn stucken noch munimenten nyet by hem noch oick eenich advocaet. Waerop die van Leyden seyden, dat hy wel van stonden aen een advocaet uuyten Haige mochte ontbieden ende zijn stucken ende munimenten lichteliken | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
recouvreren, soe hy te voiren van toctroye geadverteert was ende zy terstont bereyt wairen te seggen jegens zijn redenen ende motyven, mit meer andere woerden (fol. 15vo.) aen byden zyden verhaelt. Eyntelick heeft die voors. Cornelis van Sweeten versocht tijt van twee ofte drie daigen omme zijn saicke te instrueren ende hebben wy hem by consent van den voors. burgermeesters geaccordeert den tijt van twee daigen ende hem verclaert, dat wy zouden hoeren dingesetenen van zijn ambochtsheerlicheyt van Zoeterwoude, neeringe doende binnen die vijffhondert roeden, zonder eyntelick tvoors. octroye ter executie te stellen ter tijt toe hy mit zijn bescheyt gehoort waire. Ende hebben oick voorts gehoort die persoenen hiernae volgende. 42. Theeus Cornelis zoon, oudt ontrent 40 jaeren, seyt, dat hy woent buyten die Hoochwoertsche poorte aldernaest Jan Pieters zoon, sceepmaicker, ende es een zeemtouwer van zijn ambocht ende heeft zijn amboicht geleert ende gedaen ter Goude ende dese leste zeven jairen heeft hy gewrocht als meester tot zijns selffs behouff ende twee jairen te voiren hadde hy oick aldaer gewrocht als knecht by Adriaen, zeemmaicker van der Goude, die te Haerlem om der secte wille gerecht es, zulcx dat hy gheen seven jairen meesterye gehouden en heeft. 43. Jan Pieters zoon, oudt ontrent 44 jairen, woenende buyten die Hoochwoortsche poorte, seyt, dat hy es een sceepmaicker van zijn amboicht ende woent naest Theeus Cornelisz. ende heeft zijn voors. ambocht aldaer gedaen Sacramenti toecomendeGa naar voetnoot1) salt wesen acht jairen. Seyt, dat men in zijn voors. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
huys altijts sulcke neeringe van sceepmaicken ende wielmaicken gedaen heeft. Seyt, dat hy daer te voiren binnen die stadt van Leyden gewoent heeft, doende aldaer zijn voors. neeringe, ende alsoe hy uuyt het voors. huys moste ruymen, es buyten gaen woenen, alsoe (fol. 16.) hy binnen Leyden gheen huys en wiste te gecrygen. Seyt, dat hy een schip heeft staende upte stapel, twelck aldaer wel thien weecken gestaen heeft ende sal tselve wel binnen acht daigen upmaicken, begerende consent omme tselve te doen. 44. Machtelt Jans dochter, weduwe wylen Cornelis Aernts zoon, oudt ontrent 50 jairen, seyt, dat zy woent buyten die Hoochwoortsche poorte aldernaest die voors. Jan Pieters zoon, aldaer zy alle haer leven gewoent heeft, ende zynt dat zy een kint geweest es, heeft altijts gesponnen ende gekaert, ende wairen haer ouders mede woenende buyten dieselve poorte drie ofte vier huysen aen gheen zyde die Minrebroeders aen die hoech zyde, doende dieselve neeringe. 45. Baernt Cornelis zoon, oudt ontrent 29 jairen, seyt, dat hy woent buyten die Hoochwoortsche poorte mit Geerloff Pieters zoon, de pottebacker, die zijn meester es, sonder dat hy eenige meesterye van zijn leeffdaigen gedaen heeft. 46. Frans Hermans zoon, oudt ontrent 30 jairen, seyt, dat hy woent buyten die Hoochwoertsche poorte naest Baernt Cornelisz., knecht van Geerloff Pietersz., ende vaert dagelijcx mitte schuyte tAmsterdam, tUtrecht ende elders mit bier ende andere vracht ende lijndraeyt oick somtijts eenich oudt want, dat hy van de scippers coopt, maer en maickt gheen nyeuwe werck. Seyt, dat hy buyten die voors. poorte gewoent heeft ontrent vier jairen ende heeft daer te voiren dieselve neeringe van lijndrayen binnen Leyden gedaen, ende seyt, dat hy in een gehuyert huys woent. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(fol. 16vo.) 47. Dammas Jans zoon, oudt ontrent 32 jaeren, seyt, dat hy woent buyten die Hoochwoertsche poorte ende gaet te landewaerts ende binnen die stede van Leyden hout sagen ende sceep maicken, maer en doet dieselve neeringe nyet, daer hy woent, alsoe hy soe rijck nyet en es, dat hy meesterye mach opsetten, ende zijn huisvrouwe spint een pont wolle, als zijt heeft, sonder dat zy eenige andere neeringe doet. Seyt, dat hy daer gewoent heeft ontrent twintich jairen, soe voer soe nae, maer heeft somtijts tot Delft, Wermont ende andersins gewoent, dan dese naeste negen jairen heeft hy buyten die voors. poorte staedelijck gewoent. 48. Cornelis Claes zoon, oudt ontrent 34 jaeren, seyt, dat hy woent buyten die Hoochwoertsche poorte ende es een lindewever van zijn amboicht ende en heeft daer nyet langer gewoent dan zedert Onse Vrouwe geboerte lestledenGa naar voetnoot1) ende daer te voiren heeft hy altijts binnen die stede van Leyden gewoent, aldaer mede wevende. Seyt, dat hy ende zijn huysvrouwe hierenboven somtijts een voerlaicken reeden, twelck men binnen die stede van Leyden nyet doen en moet. 49. Jan Dammas zoon, oudt ontrent 56 jairen, seyt, dat hy woenende es buyten die Hoochwoortsche poorte jegens die Minrebroeders over ende es een schuytmaecker van zijn ambocht ende doet tselve meest swinterdaechs ende doet dieselve neeringe in zijn huysken, twelck hy heeft in een erffpacht om een Karolus gulden sjaers, ende somerdaechs loopt hy meest in die veenen omme daer schuyten ende oude schepen dicht te maicken. Seyt, dat hy geboeren es van Warmont ende es wel geleden 28 jairen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat hy gewoent heeft buyten die stede van Leyden, eerst buyten die Zijlpoorte, (fol. 17.) eer Sinte Pieters thoorn van Leyden vielGa naar voetnoot1), ende worde aldaer thuysken verbrant van de Geldersche ende daernae woende hy buyten die Hoochwoertsche poorte aen die hooge zyde, alwaer zijn gehuyerde huysken oick verbrant worde van de Geldersche, als zy uuyten Haige quamen, ende heeft die neeringe altijts gedaen, maer binnen middelen tyden heeft hy gewoent een jaer tot Wermont, dat geleden mach zijn ontrent twintich jairen, ende nae die branden heeft hy oick somtijts als knecht mit andere luyden gewrocht. Seyt, dat zijn huysvrouwe spint somtijts werck oft vlas om gelt sonder voer haerselver eenige neeringe te doen. 50. Claes Reyers zoon, oudt ontrent 30 jairen, seyt, dat hy woent buyten die Hoochwoertsche poorte ende es een schuytmaicker van zijn ambocht ende es daer geboeren ende heeft zijn ambocht binnen Leyden geleert, als hy zesthien jaer oudt was, ende vier jairen dairnae troude zijn huysvrouwe', genaempt Trijnken Aelbrechts dochter, ende soe dieselve Trijnken hadde een verbrant huys buyten die Hoochwoertsche poorte getimmert, quam hy, die spreect, daerinne woenen, doende zijn neeringe van schuytmaicken, ende ses jairen daerinne gewoent hebbende, vercoft tselve huys ende van stonden aen timmerden daerontrent jegens die Minrebroeders over een ander huys, daer hy oick zijn neeringe van schuytmaicken inne gedaen heeft, sulcx dat hy thien jairen lanck schuyten gemaect heeft buyten die voors. poorte. Seyt, dat zijn huysvrouwe gewoenlick es wolle te spinnen om gelt mit zijn vijff dochterkens, die hy heeft, ende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
reedt oick somtijts scortecleetlaicken ende heeft tselve eerst binnen een halff jaer begonst te doen. Seyt, dat zijn vader plach een backer te wesen ende heeft oick gewoent buyten die Hoochwoertsche poorte in een huys, twelck by die Geldersche verbrant worde, (fol. 17vo.) welcke backerye zijn vader in zijn leven wel achtien jairen gedaen heeft, als oick zijn moeder ende hoer vader Claes Valcke zoon, die daer mede gebacken hadden, twelck wel 50 ofte 60 jairen geleden es, alsoe hy thuys cofte int jaer van XIIII hondert ende LXVIII, als bleeck by een scepenen besegelde brieff van Leyden, ons verthoent. 51. Cornelis Cornelis zoon, oudt ontrent 38 jairen, seyt, dat hy woent aen den hoogen dijck buyten die Hoochwoortsche poorte ende doet aldaer zijn neeringe mit Geerloff Pieters zoon, als knecht werckende om een dachhuyere, ende heeft aldaer een eygen huysken, maer en heeft noyt meesterye selff opgeset overmits zijn armoede ende heeft daer gewoent acht ofte negen jairen ende heeft vier cleyne kinderkens. 52. Huych Huyge zoon Craen die Jonge, oudt ontrent 40 jaeren, seyt, dat hy woent buyten die Hoochwoertsche poorte ende es een lindewever van zijn ambocht, maer en doet die neeringe alsnu nyet in zijn eygen huys, maer heeft die aldaer weleer gedaen, aleer zijn vader, genaempt Huych Huyge zoon CraenGa naar voetnoot1), blindt worde, twelck geleden es ontrent seven ofte acht jaeren, ende heeft zedert die tijt die voors. neeringe gedaen ten huyse van zynen vader, gelijck hy aldaer noch doende es. Seyt, dat zijn huysvrouwe, genaempt Mariken Jans dochter, kaert ende spint die wolle, daer men die lijste off maict, maer en heeft tselve binnen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
twee jairen nyet gedaen, alsoe zy altijts sieck geweest es. Seyt, dat hy twintich jairen gehylict es geweest aen de voors. Marie ende heeft zedert altijts zyne voors. neeringe gedaen als meester ende en heeft van zijn leven noyt gewrocht als knecht zedert dat hy gehylict es geweest, ende heeft altijts gewoent up zijn eygen guet ontrent den Rijn buyten die stede van Leyden binnen die vijff hondert roeden. (fol. 18.) 53. Joost Claes zoon, oudt ontrent 25 jaeren, seydt, dat hy woent buyten die Hoechwoertsche poorte aen den hoogen dijck in een gehuyert huys aldaer ende es een sciptimmerman ende houtsager van zijn ambocht ende doet die neeringe tot Leyden, Delft, ende overal, daer hy zijn broot weet te winnen om dachgelden, ende en heeft noyt meesterye opgestelt, alsoe hy die macht nyet en heeft. Seyt, dat hy geboeren es buyten die Hoochwoertsche poorte ende heeft zijn ambocht geleert buyten die Zijlpoorte by Jacob Maertsz., ende zijn moeder es genaempt Beatrix tvrouwijffGa naar voetnoot1), die somtijts spint een vlasschen draet ende reet oick wat vourlaickens, ende zijn vader heeft wel 21 jairen int wilde geloopen ende zijn huysvrouwe, genoempt Toentgen Cornelis dochter, spint somtijts een stuck wolle om gelt, maer en es soe rijck nyet, dat zy selver reeden mach. 54. Meynert Heynricx zoon, oudt ontrent 29 jairen, seyt, dat hy woent buyten die Hoochwoortsche poorte aen den Rijn ende es een sceepmaecker ende houtsager van zijn ambocht ende gaet buyten wercken om een dachhuyere, sonder dat hy oyt meesterye opgestelt heeft overmits zijn armoede, ende woent by zijn vader inne, genaempt Heynrick Heynricxz., | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die een veenman es, gaende veeltijts in de veenen omme tacken te binden, ende zijn moeder, genaempt Adriaen Huygen dochter, spint wolle, daer men lijst off maickt om gelt. 55. Adriaen Willems zoon, bostelman, oudt ontrent 21 jairen, seyt, dat hy woent buyten die Hoochwoertsche poorte neffens die Minrebroederssloote over ende es een lindewever van zijn ambocht ende somtijts gaet omme met bostel te coopen van den brouwers van Leyden, die hy wederomme vercoopt die landtluyden. Seyt, dat hy es geboeren tot Leyderdorp aen de lage zyde tusschen die kercke ende stadt van Leyden, ende zijn vader, genaempt Willem Roeloffs zoon, die noch leeft, heeft altijts gereet thierenteyt. Ende en es boven een jair nyet geleden, dat hy zijn huysvrouwe troude (fol. 18vo.) ende meesterye opstelde, ende zijn huysvrouwe, genaempt Lijsbeth Diricx dochter, oudt ontrent 37 jaeren, die weduwe hadde geweest, plach somtijts roggenbroot te coop te houden, gelijck als hy, die spreect, binnen sjaers mede gedaen heeft. Ende Lijsbeth Dircx dochter, sijn huysvrouwe, zeyde, dat zy van jongs up altijts lijst gesponnen ende gekaert hadde ende woenachtich es geweest binnen die vijffhondert roeden, ende es gehylict geweest 23 ofte 24 jairen aen haeren eersten man. Andere persoenen gehoort den vierden Januarii, anno voorscreven. 56. Beatris tvroetwijffGa naar voetnoot1), oudt ontrent 68 jairen, huysvrouwe van Claes Pieters zoon, seyt, dat zy woent neffens die broeders over aen den hoogen dijck buyten die Hoochwoertsche poorte ende es zy een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vroedevrouwe ende heeft gereet groff voerlaicken ende scortecleet ende heeft vijfftich jairen lanck aen den dijck gewoent ende heeft zedert die tijt gereet Zeeussche wolle, ende worde haer huysken mede verbrant van den Gelderschen, als zy uuyten Haige gingen, ende heeft een zoen levende van 22 kinderen, die zy gehadt heeft, ende heeft wel 46 jairen lanck vroedevrouwe geweest ende naest die 36 jairen altijts daer stadelick gewoent. 57. Augustijn Gerits zoon, oudt 33 jairen, woenende buyten die Hoochwoertsche poorte, seyt, dat hy es een glaesmaicker van zijn ambocht ende gaet wercken up het lant ende nyet binnen die stede van Leyden, alwaer hy zijn glas ende loot, dat hy behouft, gewoenlick es te coopen, ende es geleden twaelff jairen, (fol. 19.) dat hy selver winckel ofte meesterye opsette, ende maict die glasen int huys van zijn vader, staende achter van die wech off, ende heeft een eyghen huysken, daerinne hy woent. Ende zijn vader plach te doen lantneeringe ende met enten in Vrieslant te vaeren ende zijn moeder lijst te spinnen, ende en heeft noyt ander neeringe gedaen, ende zijn ouders hebben oick altijt aen die Broerspat buyten Leyden gewoent zedert dat zy gehylict zijn geweestGa naar voetnoot1). 58. Willem Roeloffs zoon, oudt 53 jairen, seyt, dat hy woent buyten die Hoochwoertsche poorte jegens de Minrebroeders over, ende gaet spitten ende delven om een dachhuyere ende heeft nyet dan een jaer daer gewoent, maer dese laeste 30 jaeren heeft hy gewoent ontrent dieselve plaetse tusschen die kercke van Leyderdorp ende die stadt, zonder dat hy eenige poortersneeringe gedaen heeft, maer Jannetgen Taets ofte Waernaets, zijn huysvrouwe, die hy wel 30 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
jairen ofte daerontrent gehadt heeft, plach haer te geneeren mit thierenteyt te maicken, twelck zy plach te besteden omme te weven, maer dese laeste twee ofte drie jaeren heeft Jan, die zoen van hem, die spreect, die een wever es van ambocht, zelver geweven tgundt, dat zijn huysvrouwe gereet heeft. 59. Ende heeft zijn huysvrouwe die voors. neeringe gedaen wel 28 jaeren lanck, sonder dat tselve hem oyt verboeden es geweest, ende heeft acht levende kinderen ende de naeste thien ofte 11 jairen altijts in een gehuyert huysken gewoent, maer binnen sjaers heeft hy selver een huysken getimmert. 60. Aernt Cornelis zoon, oudt ontrent 30 jairen, woenende buyten die Hoochwoertsche poorte jegens die Minrebroeders over, seyt, dat hy es een wever van zijn (fol. 19vo.) ambocht, als van linnen ende groff wolle voorlaicken te weven, ende heeft altijts van jongs op aldaer gewoent ende es daer gewonnen ende geboeren, gelijck zijn vader ende moeder geweest zijn, die oick dieselve neeringe van te vollen ende weven gedaen hebben, als hy noch doet, ende heeft Cornelis Aertsz., zijn vader, 14 jairen doot geweest, ende zedert dat hy gehylict geweest es, twelck es ruym thien jairen geleden, heeft hy als meester op hem selven gewrocht, ende heeft zijn huysvrouwe, genaempt Haesken Heynricx dochter, altijts wolle gesponnen ende gekaert, ende heeft een eygen huysken, twelck hy cofte binnen sjaers ofte die twee jairen, nae die Geldersche die huysen buyten die Hoochwoortsche poorte gebrant hadden, maer drie jaeren geleden heeft daer wat meer aen getimmert. 61. Trijnken Jans dochter, weduwe van Theeus Gerijtsz., oudt ontrent 64 jairen, woenende buyten die Hoochwoortsche poorte een stuck verby die Minrebroeders over, seyt, dat zy wolle spint ende kaert omme die cost voer haer vier kinderen te winnen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ende haer man, die acht jaeren doot geweest es, plach mit die schuyte te vaeren ende es geleden zeventhien jaeren, dat zy van Woubrugge quam woenen, ende heeft altijts zedert buyten Leyden gewoent ende lijst gesponnen, sonder dat zy eenige voorlaicken ofte schortecleet heeft gereet ofte yet anders gedaen, ende woent in een gehuyert huysken, toebehoerende Adriaen Willems zoon, bostelmanGa naar voetnoot1), ende gheeft alle weecke drie grooten van huyere. 62. Huych Lambrechts zoon, oudt ontrent 55 jairen, woenende buyten die Hoochwoortsche poorte rechts jegens die Minrebroedersloot over, seyt, dat hy gewoenlick (fol. 20.) es te wercken opte steenplaetse, te enten ende somtijts een tonne biers voer die buyeren mit die pinte te tappen, ende es geboeren van Haserwoude, maer zedert dat hy vijff ofte zes jairen oudt geweest es, heeft hy altijts aen den hoogen dijck buyten Leyden gewoent, maer dese laeste twintich jairen heeft hy eerst begonnen te tappen, maer zijn huysvrouwe en heeft noyt wollen gesponnen ende plach binnen Leyden te gaen omme vellen off te steken. 63. Symon Hercx zoon, oudt 28 jairen, woenende buyten die Hoochwoortsche poorte, seyt, dat hy es een scheepmaicker van zijn ambocht ende heeft zijn neeringe aldaer gedaen den tijt van drie jairen ende te voiren heeft hy, die spreect, zijn neeringe van sceepmaicken gedaen buyten die Zijlpoorte als knecht onder zijn wijffs vader, genaempt Jacob Maertsz., maer zijn eygen vader was een verwersknecht, ende by Jacob Maerts zoon heeft hy als knecht gewrocht wel vijfthien ofte zesthien jairen, soedat hy zijn dochter creege ofte troude, ende heeft oick in Zee- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lant gewrocht. Ende up die woenstede van den voors. Jacob Maerts zoon woent nu Bartolomeeus, die scheepmaicker, maer up die woenstede, daer hy nu woent, es die neeringe van sceepmaicken gedaen geweest over dertich ofte veertich jairen, maer zijn ouders ofte wijff ouders en hebben tselve nyet gedaen op die plaetse, daer hy nu woent. Seyt, dat hy wel bereyt es binnen der stede van Leyden te comen, waert saecke, dat hy een bequaem plaetse conste gecrygen om zijn neeringe te doen, ende wille gaern zijn huys ofte erve daeraen vermangelen ofte geven. 64. Claertgen Jans dochter, pottebacster, oudt ontrent 40 jairen, huysvrouwe van Cornelis Jansz., pottebacker, die in zijn olyebedde leyt, woenende upten hoogen dijck (fol. 20vo.) by Roenburgerlaen, seyt, dat haer man es een pottebacker van zijn ambocht ende heeft dieselve neeringe gedaen daer zy nu woent veerthien jairen, alzoe zy doe ter tijt van Delft quamen mitter woene, noch en hebben anders gheen neeringe gedaen. Ende heeft vier kinderkens, ende heeft tselve huys, daer zy inne woent, wel vijfftich jairen een potterye geweest, maer wairen ander luyden, die deselve neeringe daer deden, ende worden uuyter stede gekuert te moeten woenen, zoe zy wel heeft hoeren seggen, ende en staen maer twee pottebackeryen buyten die voors. poorte. 65. Beer Meynerts zoon, oudt ontrent 31 jairen, seyt, dat hy woont buyten die Hoochwoertsche poorte, aldaer hy van jongs up gewoent heeft, ende heeft gedaen die neeringe van sceepmaicken wel zestien ofte zeventhien jairen, maer heeft eerst meesterye van deselve neeringe upgeset buyten die voors. poorte geleden thien ofte twaelff jairen, zedert welcke tijt hy continuelicken zijn ambocht van sceepmaicken gedaen heeft uuytgesondert een vierendeel jaers, dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hy binnen Utrecht gelegen ende die keyser gedient heeft ende es geleden acht jairen. Seyt, dat zijn huysvrouwe gheen neeringe en doet anders dan hair kinderen waerneempt, sonder dat zy drapeniert ofte oyt gedrapeniert heeft. Seyt, dat hy veel werct om een dachhuyere, nu mitten eenen sceepmaicker, nu mitten anderen, ende en heeft gheen verschot omme groote wercken te maicken ende woent in een gehuyert huysken ende stopt ondichte scepen, twelck men in de stadt nyet doen en mach. Ende versochte die voorn. Beer hem gegundt te wordden oerloff om een scip, twelck hy up stapel heeft leggende, te mogen voortmaicken, alsoot hijt in eenen dach wel opmaicken zoude. 66. Meynert Beere zoon, oudt omtrent 60 jairen, seydt (fol. 21.), dat hy woent aen Roenburgerlaen naest Cornelis Jansz., pottebacker, aldaer hy vischcorven ende turffmanden voor den lantluyden maict, twelck hy aldaer gedaen heeft Heyligermisse toecomendeGa naar voetnoot1) salt wesen 30 jairen, ende en heeft zedert die tijt anders gheen neeringe gedaen anders dan zoemerdaichs, als hy nyet veel te doen en hadde, plach somtijts te delven turff int lant, maer en heeft tselve delven zedert thien jairen herwaerts nyet gedaen, overmits zijn traecheyt van ouderdom. Seyt, dat zijn huysvrouwe, genaempt Zyburch Jacobs dochter, spint lijst ofte yeff, zonder dat zy yet reedt, twelck zy gedaen heeft zedert dat hy zijn voors. neeringe gedaen heeft. 67. Luyt Aernt Doe zoons weduwe, oudt ontrent 70 jairen, woenende aen den hoogen dijck naest Beer Meynertsz., seyt, dat zy spint lijst, maer wylen haer man plach in zijn leven een sceepmaicker te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wesen, die ontrent vijfthien jairen doot es; ende heeft gesponnen ontrent thien jairen naer haer mans doot, want zy mitten eersten tselve nyet en dede, overmits dat zy by den Geldersche, uuyten Haige coemende, verbrant werde. 68. Joost Thonis zoon, oudt 28 jairen, woenende opten hoogen dijck naest Oudt Pieters zoon aen deen zyde ende Heynrick Heynricx zoon aen dandere, seyt, dat hy es een sceepmaicker van zijn ambocht ende heeft zijn vader doot geweest tusschen die twaelff ende derthien jairen, diewelcke in zijn leven tsceepmaicken opte selve plaetse gedaen hadde, gelijck als oick gedaen hadde Gerijt Adriaens zoon, oudevader van hem, die spreect, die oick een sceepmaicker was, sulcx dat by besterffenisse die voors. neeringe ende thuys mitten erve gecomen es aen hem, die spreect, mit (fol. 21vo.) zijn broeder, genaempt Cornelis Thonis zoon, die met hem innewoent ende oick tamboicht van sceepmaicken doet. Ende als haer vader doot was, heeft zijn moeder, genaempt Mariken Thonis, altijts die neeringe van sceepmaicken onderhouden mit die voorn. Cornelis, zijn broeder, ende andere knechts, sulcx dat die neeringe altijts vervolch es geweest ende noyt in vreemden handen gecomen. Andere persoenen gehoort den vijften Januarii, anno voorscreven. 69. Trijn Outgerts dochter, oudt ontrent 36 jairen, woenende buyten die Hoochwoortsche poorte aldernaest Cornelis Jans zoon, pottebacker, seyt, dat zy kaert ende spint lijst, dat men binnen die stadt nyet doen en moet, ende heeft zedert een jaer herwaerts alleen gewoent, doende die voors. neeringe, ende daer te vooren woende by haer vader ende moeder inne, aldaer zy alle haer leven tselve spinnen ende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
caerden gedaen heeft, ende naer haer moeder deser werelt overleden was ende haer vader een ander wijff getroudt hadde, es zy op haer selven comen woenen, ende troude haer vader zijn tweede wijff drie jairen nae haer moeders doet, genaempt Maritgen Pieters dochter. Seyt, dat zy oick broot vercoft heeft, twelck haer gebrocht worde van der Waddinck, maer zedert die publicatie van toctroyeGa naar voetnoot1) en heeft tselve nyet gedaen. 70. Cornelis Jans zoon, oudt ontrent 40 jairen, woenende aen den hooghen dijck buyten die Hoochwoortsche poorte, seyt, dat hy anders geen neeringe en doet dan laicken bleycken ende oick somtijts vaert mit die schuyte, als hy nyet te doen en heeft, noch en heeft (fol. 22.) van zijn leeffdaigen anders gheen neeringe gedaen, ende plach hier voortijts oick bostel te coop te houden, twelck hy binnen zes jairen herwaerts nyet gedaen en heeft. Seyt, dat indien zijn buyeren wech zullen moeten, en sal zijn neeringe van bleycken nyet meer durffven doen, overmits tpericule van de dieven. Seyt, dat zijn huysvrouwe, genaempt Neeltgen Heynricx dochter, haer somerdaechs geneert mit bleycken ende swinters spint een stucke wercxs. Seyt, dat hy ontrent zeventhien jairen daer gewoent heeft ende altijts die neeringe gedaen. 71. Cornelis Aerts zoon, oudt ontrent 28 jairen, woenende buyten die Hoochwoertsche poorte aen den hoogen dijck, seyt, dat hy voor den brant van tjaer XXVIII mit zijn vader, genaempt Aernt Claes zoon, woende aen den voors. hoogen dijck ende dede zijn vader die neeringe van sceepmaicken, by denwelcke hy tselve ambocht geleert heeft, twelck hy wel veer- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tich jairen daer te voiren gedaen hadde, ende nae den brant vertrocken zy tsamen tot Alphen, aldaer zy woenden ontrent vierdalff jaer ende noch anderhalff te Woubregge, doende altijts tvoors. ambocht van sceepmaicken, ende daernae quam zijn vader woenen in de stadt van Leyden ende hy, die spreect, hylicte tot Zoeterwoude ende woende eerst in een gehuyert huys twee jairen, aldaer hy die meesterye van zijn ambocht eerst opstelde, ende naedemael coft hy thuys, daer hy nu inne woent, van Dirck Adriaens zoon, daer hy als meester vijff jairen zijn ambocht in heeft gedaen, sulcx dat hy in als die meesterye opgestelt ende gedaen heeft den tijt van zeven jairen. Seyt, dat zijn huys, daerinne hy woende, staende die neeringe wel seshondert gulden gelden soude ende indien die neeringe daer verboden wordt, es geen driehondert gulden waert. (fol. 22vo.) Seyt, dat zijn huysvrouwe, genaempt Machtelt Dyeuwouts, spint vlas. 72. Huych Bouwens zoon, woenende aan Roenburgersluys buyten die Hoochwoortsche poorte, oudt ontrent 24 jairen, seyt, dat hy es een sceepmaicker van zijn ambocht ende heeft tselve ambocht gedaen ter plaetsen voors. als meester ontrent vijff jairen, dat hy gehylict es geweest ende daer te voiren woende hy binnen Leyden by Aernt Walicx zoon, daer hy zijn voors. ambocht by geleert heeft. Seyt, dat zijn huysvrouwe, genaempt Marie Cornelis dochter, gheen neeringe en doet. Seyt, dat hy boven die driehondert roeden van der stadt nyet en woent. Seyt, dat die steden van de sceepmaickers gheen prouffijt en hebben, maer meer last ende pericule van brande. 73. Cornelis Aerts zoon, oudt ontrent 49 jairen, woenende aen die Roenburgersluys buyten die Hoochwoertsche poorte, seyt, dat hy duer tlandt gaet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vachten, huyen ende calfsvellen coopen, die hy weder binnen Leyden die perchemijnmaickers vercoopt. Seyt, dat hy hierenboven tapt ende herberge hout voer alle den gaende ende comende man ende heeft beyde die voors. neeringe gedaen omtrent dertich jaeren ende troude die weduwe daer ten huyse, die daer te voiren inne tapte. Seyt, dat zijn huysvrouwe een oude vrouwe es ende int gasthuys leyt, daer hy haer die cost gecoft heeft. 74. Heynrick Arijs zoon, oudt 71 jairen, woenende buyten die Hoochwoortsche poorte aen den hoogen dijck, (fol. 23.) seyt, dat hy aldaer gewoent heeft wel een en veertich jaer ende heeft altijts, behalven een jaer ofte twee, getapt Leyds bier ende herberge gehouden voer die gaende ende comende man, twelck hy alsnoch doet. Seyt, dat zijn wijff, genaempt Geertruyt Hercken dochter, spint somtijts een stucxken lijst, dat men binnen die stede van Leyden nyet doen en moet, maer en heeft haer leven nyet gereet noch en heeft noyt elle wolle laickens gereet. 75. Dirck Dircx zoon, oudt ontrent 58 jairen, woenende by Roenburgersluys buyten die Hoochwoertsche poorte, seyt, dat hy somerdaechs gaet mayen, hoye ende coirn snyden ende oick slooten graven ende swinters spouwet hy hoepen, maer en can nyet cuypen ende en can oick anders gheen neeringe dan lantwerck, ende heeft ontrent twee jairen ter plactse voors. gewoent ende daer te voiren heeft hy gewoent binnen Schoonhoven. Seyt, dat zijn wijff, genaempt Maritgen Laurijs dochter, anders nyet en doet dan spint somtijts een pont vlas, als zijt heeft. 76. Outgaert Pieters zoon, oudt ontrent 70 jairen, woenende upten Rijn buyten die Hoochwoortsche poorte aen dese zyde Roenburgerlaen, seyt, dat hy met een aelman ofte cleyn sceepken voert potaerde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ende oick somtijts wat calcksteen, nae dat valt, upte dorpen rontomme Leyden ofte oick binnen Leyden, daert te doen valt. Seyt, dat hy behalven desen eertijts roggenbroot te coop te houden plach, maer overmits tcleyne gewin heeft tselve lange gelaeten. Seyt, dat zijn huysvrouwe somtijts spint ende kaert lijst, zonder dat zy eenich voorlaicken ofte thierenteyt reedt ofte oyt gereet heeft. Seyt, dat hy upten voirs. dijck geboeren es ende heeft terffken, daer hy up woent, van zijn ouders geërft. Seyt, dat hy noyt van (fol. 23vo.) zijn leven ander neeringe gedaen en heeft, dan heeft eertijts een weenich ghesteenplaetst. Seyt, dat hy boven desen wat bostels coopt, als hy die gecrygen can. 77. Fijtgen Heynricx dochter, oudt ontrent 38 jairen, woenende buyten die Hoochwoertsche poorte, huysvrouwe van Lucas Jans zoon by Roenburgersluys, seyt, dat haer voors. man es een scoelapper van zijn ambocht ende maect daer somtijts een paer nyeuwe schoenen onder ende zy, die spreeckt, spint zomtijts linden ende somtijts coopt zy pelswol, tpont van een groetken, daer zy groff voirlaicken off reedt. Seyt, dat zy haer huysken gecoft heeft Sint JacobGa naar voetnoot1), nae die Geldersche in de vasten daer te voiren in den Haige geweest hadden, ende hadde doe noch haer eerste man, genaempt Dirck Jans zoon, die een lindewever was van zijn ambocht, die deser werelt overleedt ontrent twee jairen, nae zy thuys gecoft hadde, ende een jaer nae zijn overlyden troude zy haer jegenwoirdigen man, die een scoelapper es. Seyt, dat Sint Jansmisse lestledeGa naar voetnoot2) wast negen jairen, dat zy haeren voors. laeste man troude, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zedert welcken tijt hy altijt zijn neeringe gedaen heeft ende noyt van daen gewoent heeft. Seyt, dat hairen voors. man somtijts oick een vel ofte vacht coopt, die by die duere gebracht werden, twelck hy weder vercoopt oft voorlaicken dairoff maict. 78. Aelbrecht Rommers zoon, oudt ontrent 74 jairen, woenende buyten die Hoochwoertsche poerte aen gheen zyde Roenburgersluys int scheyt van den Rijn, seyt, dat hy es een snyder van zijn ambocht, maer en hout gheen tafel binnen zijn huys ende gaet wercken tot Koukerck, Zoeterwoude ende elders om een dachhuyere. Seyt, dat hy upte voors. plaetse gewoent heeft over (fol. 24.) die vier en twintich jairen ende troude daer een weduwe, genaempt Hase, die daer wel twintich jairen te vooren gewoent hadde mit haeren eersten man, genaempt Dirck Arijs zoon, die een lantman was ende alsnoch daer woent. Seyt, dat zijn wijff spint mitter wyele yeff ende oick werp voer eenige drapenierders, woenende in den Haige, twelck zy gedaen heeff wel vijfthien ofte zesthien jairen zedert dat haer dat tappen verboden werdde van wegen die van Leyden. 79. Hiernae, upten voors. vijfften Januarii, anno voorscreven, zijn voer my, Cornelis Zuys, commissarijs voorn., in absentie van meester Willem van Alcmaer, die by de Rekencamere in den Haige bescreven ende aldaer gereyst was, gecompareert die voorn.Ga naar voetnoot1) Cornelis van Sweeten, ambochtsheere van Zoeterwoude, mitten voorn.Ga naar voetnoot1) notaris ende twee getuygen ende heeft gepersisteert by zyne voorgaende appellatie, soewel van de concessie van den voors. octroyeGa naar voetnoot2) als onse commissie, ende appelleerde hierenboven van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de onbehoerlicke metinge, alsoe hy seyde, by die burgermeesters ende regeerders van Leyden gedaen van den vijffhondert roeden, waerop gehoort die van Leyden deden seggen by monde van hueren advocaet meester Vranck Boot, dat toctroy, hemluyden by de K(eyserlycke) M(ajesteyt) gegundt, inhoudende was die clausule ‘nyetjegenstaende oppositie ofte appellatie’ ende ons commissie vermeldende was tselve octroy nae zyne vorme ende inhouden te mogen executeren, versouckende dies achtervolgende, dat wy altijts voorts zouden willen procederen. Ende nopende die metinge ontkende die by eenige onbehoirlicke manieren gedaen te wesen, maer duer onthiet ende bevel van ons, commissarysen voors. 80. Huych Huyge zoon, oudt ontrent 36 jairen, woenende buyten die Hoochwoertsche poorte vast aen die brugge, dair men omgaet nae Leyderdorp, seyt, dat (fol. 24vo.) hy bier tapt ende herberge houdt voer den gaende en comende man. Seyt, dat hy int laeste van den voorleden zomer aldaer comen woenen es ende heeft getrout die waerdinne van denselven huyse, wesende weduwe, genaempt Dirckgen Pieters dochter, diewelcke aldaer gewonnen ende geboeren es ende alle haer leeffdaigen herberge dair gehouden heeft, als oick haer ouders over die tsestich jairen gedaen hebben. Seyt, dat hy ende zijn huysvrouwe anders gheen neeringe en doen dan voors. es, dan mach somtijts een calfshuyt vier ofte vijff coopen, alst pas geeft, diewelcke hy weder tot Leyden ter merct brengt omme een pennincxken daeraen te winnen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V. Buyten die Witte Poorte ofte Haechpoorte.81. Jacop Meeus zoon, oudt ontrent 33 jairen, seyt, dat hy woent aen die Waddinck buyten die Witte ofte Haechsche poorte in den ambochte van Zoeterwoude, aldaer hy vijff ofte zes coyen hout, somtijts min, somtijts meer, nae hy lant can gecrygen. Ende bact oick mede roggenbroot om gelt, twelck hy gedaen heeft zedert dat hy gehylict es geweest, dat geleden es veerthien jairen. Ende zijn huysvrouwe, genaempt Mariken Aelbrechts dochter, helpt hem tzuvel havenen ende oick backen, zonder dat zy eenighe andere neeringe ofte ambochten doen. 82. Cornelis Aernts zoon, oudt ontrent 31 jairen, seyt, dat hy woent buyten die Witte of Haechsche Poorte aen de Wadding upte steenplaetse van Zeger Huyge zoon in den ambochte van Zoeterwoude, aldaer hy steenplaets(t) ende oick tapt voer die knechts, die daer wercken, ende oick somtijts voer die van Leyden, die dair comen drincken, ende die gaende en comende man. (fol. 25.) Seyt, dat buyten die voors. Witte Poorte binnen die vijffhondert roeden anders gheen huysen en zijn, dair men tapt ofte backt, dan thuys van hem, die spreect, dair men alleenlicken tapt als voors. es, ende thuys van Jacob Meeusz., daer men bact, ende soude wel van noode wesen, dat daer een tapper bleeff voer die gaende en passerende man. Seyt, dat zijn huysvrouwe haer anders mit gheen neeringe geneert dan mit tappen ende die steenplaetse waer te nemen. Seyt, dat int vijffste jaer gaet, dat hy, die spreect, daer comen woenen es, maer zijn huysvrouwe hadde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
daer vijff ofte ses jairen te voiren gewoent ende was een weduwe, als hy haer troude. Andere persoenen, gehoort den zesten Januarii, anno voorscreven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VI. Buyten die Coepoorte.83. Meyns Pieters dochter, huysvrouwe van Pieter Oudte zoon, oudt ontrent 46 jairen, seyt, dat zy woent buyten die Coepoort, aldaer zy in den voerleden somer getapt heeft, maer en doet tselve alsnu nyet, overmits dat zy die macht nyet en heeft ende haer man cranck leyt ende wel een halve jaire in zijn bedde gelegen heeft. Seyt, dat, als haer man gesont es, hy gewoentelicken es te steenplaetsen, sonder dat hy eenige andere neeringe weet ofte can doen, maer mach somtijts wat slooten ende hacken. Seyt, dat zy maer een jaer gewoent heeft mit haeren voors. man buyten die Coepoorte. (fol. 25vo.) 84. Jacob Lambrechts zoon, oudt ontrent 26 jairen, seyt, dat hy woent buyten die Coepoorte in een gebuyerte, genaempt Lammen, aldaer hy hout coyen ende bouwerye, ende tapt oick somwylen een tonne biers, maer nyet veel, ende set oick volck, alsoe zijn huys upt water gelegen es, daer men verby moet vaeren nae der Goude ende Amsterdam ofte mit die schuytgens van Leyden nac Delft ofte den Haige. Seyt, dat zijn huysvrouwe, genaempt Maritgen Dircx dochter, haer mit anders gheen neeringe en geneert dan die coyen waer te nemen ende den tap ende slijt daerenboven een tonne souts ofte twee sjaers mitte mate zynt dat zy upte voors. plaetse gewoent heeft, twelck te Meye naestcomende sal worden vier jairen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(fol. 25vo-30vo.) 85. Vervolg van het protest van Cornelis van Zwieten, ambachtsheer van Zoeterwoude, tegen de burgemeesters van Leiden, en het antwoord dezer laatsten, die verklaren, dat hij vroeger voldoende gelegenheid heeft gehad zich tegen de verleening van het octrooi te verzetten.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Rijn in de gebuyerte, genaempt Broederspat, in de ambochte van Leyderdorp, hebben geinterdiceert draperye ofte neeringe te doen Aernt Jans zoonGa naar voetnoot1), drapenierder van groeve wolle. 88. Hebben noch bevonden aldaer woenachtich te wesen meester Jacob Robbrechts zoonGa naar voetnoot2), cirurgijn, die oick somtijts plach een tonne biers te tappen, ende oick Zymontgen Gerijts dochter, lindenayster om gelde, die onlancx van buyten daer wairen commen woenen, diewelcke wy hebben geinterdiceert haer neeringe aldaer te doen, maer by consent van den burgermeesters ende regierders van Leyden ende die voors. meester Jacob ende Zymontgen, overmits dat zy hen souden mogen versien van andere huysen ende woeninge, hebben hen geconsenteert aldaer te mogen blyven haer werck doende tot den eersten dach van Meye toe naestcomende. 89. Item Herper Huyge zoonGa naar voetnoot3), drapenierder, gehoort zijnde ter eenre ende die burgermeesters voorn. ter andere, hebben wy entelicken by hoer beyder consent geinterdiceert denselven Herper gheen neeringe van draperye te mogen (fol. 31vo.) doen, maer alsoe hy willichlycken overgegeven heeft binnen een myle aen die stede van Leyden zijn draperye nyet op te setten ofte te doen, zoe es hem daerjegens geaccordeert geweest, dat hy tusschen dit ende Paesschen naestcomendeGa naar voetnoot4) zal mogen int huys, staende by die brugge van Leyderdorp binnen die vijffhondert roeden van der stadt, twelck hy nu gehuyert heeft, zijn wolle, die hy by hem seyt te hebben, tot duysent ponden toe affwercken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
90. Item Jorijs Cornelis zoonGa naar voetnoot1), kouckebacker, die wy bevonden hebben een redelick interesse te competeren van dat hy zijn neeringe daer upgeset heeft gehadt voer tjair XVC XXXI, hebben, partyen gehoort, tselve sijn interest getauxeert ter somme toe van vijff ende tseventich Karolus gulden, die de regeerders van Leyden hem beloeft hebben te betalen up Lichtmisse naestcomendeGa naar voetnoot2). Ende zijn partyen mit die tauxatie aen beyden zyden tevreden geweest ende hebben hem mitsdien geinterdiceert geen neeringe daer meer te mogen doen, naevolgende tvoors. octroy. 91. Item Claes Wouters zoon, als man ende voicht ende uuyt die name van Neeltgen Jans dochter, drapeniersterGa naar voetnoot3), zijn huysvrouwe, partyen gehoort als voiren, hebben wy haer toegetaxeert voer huer redelick interest off verset die somme van twee ende tsestich Karolus gulden, daer zy aen beyden zyden mede tevreden wairen. 92. Item Willem Jans zoon, linde- ende wollewever, ende zijn huysvrouwe Maritgen Huygen dochterGa naar voetnoot4) es voer haer redelick verset ende interest by consente van den burgermeesters ende regeerders van der stede van Leyden gegont ende toegeseyt, dat dieselve burgermeesters haer bestellen sullen een huysken binnen der stede van Leyden, zoe guet alst huer es, dat zy zullen ruymeu, daerinne die (fol. 32.) voorscreven Willem ende Maritgen haer beyder leven lanck om nyet inne sullen woenen, ofte, indien zy willen, sullen tenden teerste jaer van de stadt ontfangen vijff ende twintich Karolus gulden voer haer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gracelick verset ende gaen woenen, daert hemluyden believen sal. Hierenboven sullen die voors. Willem ende Maritgen haer neeringe blyven doende int huys, daer zy nu inne woenen, totten eersten dach van de vasten naestcomendeGa naar voetnoot1) omme haer werck op te maicken, ende waeren die voors. partyen hiermede tevreden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VIII.93. Item die persoenen, hiernaer verclaert, hebben wy bevonden haer neeringe upgeset ende continuelicken gedaen te hebben voer die verpondinge in den jaire XVC ende veerthien. 94. Eerst Huych Huyge zoon Craen dOude, lindeweverGa naar voetnoot2), 95. Jan Pieters zoon, drapenierderGa naar voetnoot3), 96. Adriaenken Lambrechts dochterGa naar voetnoot4) sal blyven kaerden ende spinnen lijst geduerende tleven van haer moeder, genaempt Meyns Bouwens dochter, 97. Neeltgen Mathijs dochter, weduwe wylen Dirck Jans zoonGa naar voetnoot5). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IX. Sijlpoorte.98. Item buyten die Zijlpoorte in den ambochte van Leyderdorp (fol. 32vo.) binnen die voors. vijffhondert roeden hebben wy, commisarisen voorscreven, bevonden te tappen ende andere poortersneeringe upgeset te hebben sedert October, anno XVC een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ende dertich, dese naevolgende persoenen ende dieselve bevolen off te doen die voors. tapperyen ende andere neeringe, als by namen: 99. Govert Jans zoonGa naar voetnoot1), tapper, 100. Pieter Jans zoonGa naar voetnoot2), tapper, 101. Cornelis Gerbrants zoonGa naar voetnoot3), tapper ende backer, 102. Cornelis Meynaerts zoonGa naar voetnoot4), scheepmaicker, 103. Govert IJsbrants zoonGa naar voetnoot5), brootvercooper, 104. Cornelis Luyte zoon, droochscherer ende lindeweverGa naar voetnoot6), mits dat hy sal blyven doende zijn neeringe totten eersten dach in de vasten naestcomendeGa naar voetnoot7), 105. Anthonis Claes zoonGa naar voetnoot8), tapper up een calckoven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
X.106. Item hebben oick bevonden aldaer neeringe upgeset ende gedaen te hebben voor den jaire XVC XXXI, ter cause van dewelcken hemluyden redelick interest competeert, die persoenen hiernae volgende. 107. Jan Claes zoonGa naar voetnoot9), franchijnmaicker, denwelcken wy, commissarysen voorn., partyen int lange gehoort ende oick ons geinformeert hebbende up tgundt, dat zy aen beyden zyden geallegeert hadden, hebben voer zijn redelick interest ende verset toe- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
getaxeert (fol. 33.) die somme van hondert ende twintich Karolus gulden aen gereeden gelde ende sal hierenboven die voors. Jan Claesz. poorter der stede van Leyden worden sonder yet daervooren te betalen, hoewel men anders daervoren gewoenlick es te geven dertich stuvers. Ende sal zijn neeringe van tgundt hy gecoft heeft beroerende die franchijnmaickerye blyven doende int huys, daer hy nu inne woent, tot Meydach eerstcomende, maer zijn lijmziederye zal hy buyten die stede moeten doen, overmidts den stanck, die men binnen die stede nyet en behoort te verdragen, daermede beyde die partyen tevreden zijn geweest. 108. Item Huych Pouwels zoonGa naar voetnoot1), schuyt- ende kaerdemaickerGa naar voetnoot2), hebben wy, partyen gehoort als voren, voer zijn redelick interest toegetaxeert sesthien Karolus gulden aen gereeden gelde ende sal hierenboven nae die vorst tschip, twelck hy op stapel heeft staende omme te calffaeten, moegen offmaicken binnen acht daigen ende sal tgebindt van tnyeuwe huysken, dat hy elders sal stellen, mogen maicken op zijn erff, daer hy nu woent ende uuytscheyden sal. Des soe heeft die voors. Huych beloeft zijn nyeuwe huysken te stellen aen gheen zyde dat butterhuys ofte verder ende nyet naerder aen de stadt, daermede beyde partyen tevreden geweest zijn. 109. Item Jan Willems zoon, lindeweverGa naar voetnoot3), hebben wy, partyen gehoort als voiren, voer zijn redelick interest ende verset toegetaxeert ses Karolus guldens, die men hem betalen sal te Pincxteren naestcomendeGa naar voetnoot4), ende soe lange sal hy mogen blyven int huys, daer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hy nu inne woent, doende zijn neeringe van lindeweven, ende sal alsdan zijn neeringe moeten (doen) buyten die (fol. 33vo.) vijffhondert roeden van der voors. stede, daermede beyde die voors. partyen tevreden gheweest zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XI.110. Item hebben aldaer gecontinueert omme haer neeringe te mogen doen achtervolgende tvoors. octroy, partyen daerup gehoort zijnde, eerst die persoenen, hiernae volgende: 111. Bartholomeus Heynricx zoonGa naar voetnoot1), sceepmaicker, man ende voicht ende uuyt die name van Katherina Jacobs dochter, zijn huysvrouwe, soe lange dieselve Katherina leven sal, soe die neeringe van sceepmaicken by haer ouders over zeer lange jaeren ghedaen es geweest. 112. Item Meyns Claes dochter, huysvrouwe van Jacob Cornelis zoonGa naar voetnoot2), es gecontinueert van te moghen drapenieren. 113. Item Luyt Roeloffs zoon, lindewever ende vleyshouwerGa naar voetnoot3), mitsgaders Griete Willems dochter, zijn huysvrouwe, zijn beyde gecontinueert int lindeweven ende reeden ende es dieselve Luyt verboden vleys te houden ende te vercoopen, dan es hem geaccordeert, dat hy jaerlicx ontrent Sint JacobGa naar voetnoot4) in die Leyderdorpsche kermisse sal mogen slaen ende vercoopen een, twee ofte drie beesten sonder meer. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XII.114. Item buyten die Hoochwoertsche poorte int | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ambocht van Leyderdorp upt eylant tusschen die twee Rynen ofte opt scheytsel van die twee Rynen, woenen die persoenen, hiernae volgende: (fol. 34.) 115. Quirijn Claes zoonGa naar voetnoot1), tapper ende 116. Thijs Zymons zoonGa naar voetnoot2), cuyper, diewelcke wy interdictie gedaen hebben up die voors. plaetsen nyet te mogen tappen ende cuypen, opte peynen int octroye begrepen, behoudelick dat dieselve Thijs Zymonsz. aldaer zijn neeringe van cuypen sal blyven doen tot den eersten dach in de vasten naestcomendeGa naar voetnoot3). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XIII. Hoochwoortsche poorte.117. Item buyten die Hoochwoortsche poorte aen den Rijndijck ofte hooghen dijck in tambochte van Zoeterwoude hebben wy, commissarysen voorn., bevonden eenige tappers, backers ende oick eenige persoenen, die neeringe upgeset hebben zedert October, anno XVc een en dertich, ende hebben hemluyden bevolen van wegen der K(eyserlicke) M(ajesteyt) dieselve tapperye, backerye ende andere neeringe off te doen ende verboden gheen nyeuwe daer te setten, upte peynen int voors. octroy begrepen, als by namen: 118. Theeus Cornelis zoonGa naar voetnoot4), zeemtouwer. 119. Jan Pieters zoonGa naar voetnoot5), sceepmaker, mits dat hy zijn neeringe van sceepmaicken sal mogen doen totten eersten dach in de vasten naestcomende. 120. Frans Hermans zoonGa naar voetnoot6), scipper ende lin- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
drayer, mits dat hy sal blyven doende zijn neeringe totten eersten dach in de vasten. 121. Dammas Jans zoonGa naar voetnoot1), sceepmaicker, mits dat hy zijn (fol. 34vo.) vader sal mogen up helpen maicken die pont van heer Jan van Duvenvoirde drie ofte vier daigen. 122. Cornelis Claes zoon, lindeweverGa naar voetnoot2). 123. Huych Huyge zoonGa naar voetnoot3), tapper, mits dat hy mogen sal uuyttappen binnen acht daigen tgundt, dat hy heeft in zijn huys. 124. Joost Claes zoonGa naar voetnoot4) ende 125. Meynert Heynrickz.Ga naar voetnoot5), timmerluyden. 126. Adriaen Willems zoon, lindeweverGa naar voetnoot6). 127. Huych Lambrechts zoonGa naar voetnoot7), tapper. 128. Symon Hercx zoonGa naar voetnoot8), sceepmaicker, mits dat hy sal blyven sceepmaicken tot den eersten dach van de Mey naestcomende ende beloefde alsdan in de voirs. stede te comen woenen ende soe verde andere buyten geseten by de K.M. toegelaten werdt haer neeringe buyten die stadt te mogen doen, sal tselve mede genyeten. 129. Cornelis Aerts zoonGa naar voetnoot9), sceepmaicker, mits dat hy sal blyven sceepmaicken totten eersten dach in de vasten naestcomendeGa naar voetnoot10). 130. Huych Bouwens zoonGa naar voetnoot11), sceepmaicker. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
131. Cornelis Aerts zoonGa naar voetnoot1), tapper. 132. Heynrick Arijs zoonGa naar voetnoot2), tapper, mits dat hy sal blyven tappende noch veerthien daigen. 133. Fijtgen Heynricx dochter, huysvrouwe van Lucas Jans zoon, schoelapper, reester van wolleGa naar voetnoot3). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XIV.(fol. 35.) 134. Insgelijcx hebben wy die personen hiernae volgende verboden te kaerden, lijst ofte ijff te spinnen, maer sullen wel werp mogen spinnen, te weeten: 135. Trijnken Outgers dochterGa naar voetnoot4), behoudelijck dat zy sal blyven doende haer neeringe totten eersten dach in de vasten naestcomendeGa naar voetnoot5). 136. Mariken Pieters dochterGa naar voetnoot6), huysvrouwe van Outgaert Pieters zoon, mits dat zy sal blyven spinnen totten eersten dach in de vasten naestcomendeGa naar voetnoot5). 137. Geertruyt Harcken dochterGa naar voetnoot7). 138. Trijnken Aelbrechts dochterGa naar voetnoot8), huysvrouwe van Claes Reyers, maer sal blyven werckende totten eersten dach in de vasten naestcomendeGa naar voetnoot5), als zy nu doet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XV.139. Ende die persoenen hiernae volgende hebben wy verboden oick haer neeringe aff te doen, maer alzoe zy die begonst hebben gehadt voer October, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
anno een ende dertich, hebben haer huer redelick interest toegetauxeert in der manieren hiernae volgende, partyen daerop gehoort ende informatie gedaen hebbende: 140. Claes Reyers zoonGa naar voetnoot1), schuytemaicker, getauxeert voer zijn interest die somme van vijffthien Karolus gulden. Des sal hy mogen blyven ende opmaicken zijn werck, dat hy begonst heeft, totten eersten daige van de vasten naestcomendeGa naar voetnoot2). Ende dieselve Claes beloefde nyet naerder aen die stadt te comen om zijn neeringe te doen dan tot die Doesbrugge toe. (fol. 35vo.) 141. Augustijn Gerijts zoonGa naar voetnoot3), glaesmaicker, es zijn interest getauxeert tot twaelff Karolus guldens. 142. Aernt Cornelis zoon, weverGa naar voetnoot4), ende Haesken Heynricx dochter, zijn huysvrouwe, toegetauxeert twintich Karolus gulden, ende alsoe zy beloeft hebben in der stadt te comen woenen, es hemluyden toegelaeten, dat zy hoer werck, twelck zy thaeren huysen hebben, souden mogen affweven ende opmaicken tusschen dit ende vastelavont naestcomendeGa naar voetnoot5), ende dat ter plaetse, dair die voors. Aernt nu ter tijt zijn weefftouwen gestelt heeft. 143. Trijnken Jans dochter, kaerster ende spinsterGa naar voetnoot6), es toegetaxeert ses ende dertich stuvers; dies heeft zy beloeft binnen der stadt van Leyden te comen woenen. 144. Beer Meynerts zoonGa naar voetnoot7), sceepmaicker, es | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijn interesse getauxeert ter somme van twaelff Karolus gulden ende es hem toegelaeten binnen veerthien daigen, naedat tijs uuyten water sal wesen, te mogen volmaicken die begonste wercken op zijn erffken staende, mits conditie, dat, indien zijn medegebuyeren by de K(eyserlicke) M(ajesteyt) toegelaeten wordt binnen die vijffhondert roeden haer neeringe te mogen doen, dat hy tselve van gelycke alsdan mede doen sal mogen, behoudelick, dat hy in dien gevalle weder sal restitueren die stadt van Leyden die twaelff Karolus gulden, by hem ontfangen, mit alle welcke tauxatien ende conditien partyen aen beyden zyden tevreden zijn geweest. 145. Lijsbeth Diricx dochterGa naar voetnoot1), huysvrouwe van Adriaen Willems zoon, bostelman, kaerster ende spinster van lijst, es voer haer gracelick interesse toegetauxeert negen Karolus guldens. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XVI.(fol. 36.) 146. Hiernae volgen die persoenen, die in haer neeringhe ghecontinueert zijn: 147. Geerloff Pieters zoonGa naar voetnoot2), pottebacker, diewelcke willichlick overgegeven heeft binnen die stede te comen woenen ende oick excysen te betalen van al tgundt, dat hy in zijn pottebackerye sal besigen in alder manieren, off dieselve neeringe in de stadt gedaen waere. 148. Claertgen Jans dochterGa naar voetnoot3), huysvrouwe van Cornelis Jans zoon, pottebacker, zieck leggende in zijn uuyterste sacramenten, nae communicatie mit haer man hierop gehadt, es gecontinueert in haer neeringe van potten, tegelen ende mitten ancleven | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van dien te backen, mits dat zy sullen betalen excijs van bier, turff ende anders, dat zy tot haeren huyse ende oven behouven, alleleens off zy binnen der stede van Leyden woenende wairen, sonder faulte daerinne te doen, upte verbuerte van huer continuatie. 149. Machtelt Jans dochterGa naar voetnoot1), weduwe van Cornelis Aerts zoon, es gecontinueert omme te mogen kaerden ende spinnen. 150. Jan Damas zoonGa naar voetnoot2), scuytmaicker, es gecontinueert zijn neeringe te mogen doen, als hy die naeste zes en twintich jairen gedaen heeft. 151. Beatris Cuypers, alias tvroetwijffGa naar voetnoot3), reester van grove wolle, es gecontinueert in haer neeringe. 152. Willem Roeloffs zoons huysvrouwe, genaempt Jannetgen Taets ofte WarnaetsGa naar voetnoot4), is gecontinueert te mogen reeden thierenteyt ende groeve lappen ofte laickenen. (fol. 36vo.) 153. Meynert Beere zoonGa naar voetnoot5), mandemaicker ofte corffmaicker, ende Zyburch Jacobs dochter, zijn huysvrouwe, spinster van ijff ofte lijst, zijn oick gecontinueert elcx in haer neeringe. 154. Joost Thonis zoonGa naar voetnoot6), sceepmaicker, es gecontinueert in zijn neeringe van sceepmaicken. 155. Haese Aelbrecht Rommers zoon snyders huysvrouweGa naar voetnoot7) es gecontinueert Haechsche wolle te mogen spinnen. 156. Luyt Aernt Doe zoons weduweGa naar voetnoot8), oudt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tseventich jairen, sal men mogen laeten lijst spinnen haer leven lanck. 157. Item Huych Huyge zoon Craen de JongeGa naar voetnoot1), lindewever, ende zijn huysvrouwe, kaerster ende spinster, zijn gecontinueert, te weten dat die voors. Huych geduerende tleven van zijn vader Oude Huych Craen mit hem sal blyven werckende, gelijck hy dese laeste seven ofte acht jairen gedaen heeft ende nae toverlyden van zijn vader sal zijn leven lanck blyven lindewevende mit twee weefftouwen ten hoichsten, sonder wolle te mogen weven ofte andere neeringe te mogen doen, ende zijn huysvrouwe sal mogen spinnen werp, sonder te kaerden ofte lijst te spinnen, daermede die voors. partyen wel tevreden geweest zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XVII.158. Buyten die Reynsburger poorte hebben wy bevonden te woenen: 159. Neeltgen Zymons dochterGa naar voetnoot2). 160. Aeltgen Bouwens dochterGa naar voetnoot3). 161. Clara Diricx dochterGa naar voetnoot4) ende (fol. 37.) 162. Wouter Cornelis zoonGa naar voetnoot5), alle tappers binnen die vijffhondert roeden, ende hebben dieselve personen verboden nyet meer te tappen achtervolgende tvoirs. octroye. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XVIII.Buyten die Witte Poorte hebben wy bevonden binnen die vijffhondert roeden woenachtich te wesen: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
163. Jacob Meeus zoonGa naar voetnoot1), backer, die wy gelycke verbot van nyet te backen gedaen hebben. 164. Cornelis Adriaens zoonGa naar voetnoot2), steenplaetser upte steenplaetse van Zeger Huyge zoon, es verboden te tappen, maer sal men op die steenplaetse voer diegheene, die aldaer wercken, jaerlicx mogen inleggen sonder excijs te betalen hondert ende thien vaten biers in manieren, hiernae verclaert int capittel van de steenplaetsers. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XIX.Buyten die Coepoorte hebben wy bevonden wonachtich te wesen: 165. Pieter OuttenGa naar voetnoot3) mit Meyns Pieters dochter, zijn huysvrouwe, tapper. 166. Jacob Lambrechts zoonGa naar voetnoot4), tapper ende zoutvercooper, die wy gelycke interdictie gedaen hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XX.167. Hiernae, omme te beletten die fraude in de tapperye binnen die vijffhondert roeden aen de voors. stede, die men op eenige steenplaetsen plach te doen, zoe hebben wy voer ons doen comen zekere persoenen, als Jacob Florijs zoon, Zegher Huyge zoon, heer Frans Gerijts zoon uuyt die naem ende van wegen Florijs van Stenevelt, zijn broeder, die in Brabant was, Jan Dircx zoon, houtcooper, Jan Dirck Zyburcxz., (fol. 37vo.) Maritgen Claes dochter, weduwe wylen Zymon Gardijn, ende Adriaen Gerijts zoon de Vrye uuyten naem van Aelbrecht Gerijts zoon de Vrye, zijn broeder, die cranck te bedde lach, alle eygenaers van eenige steenplaetsen buyten Leyden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gelegen, mitsgaders eenige meestersknechts upte steenplaetsen werckende, als Cornelis Jansz. Maes, Cornelis Adriaens zoon ende eenige andere. Ende nae wy uuyt hemluyden gehoort hadden, hoeveel biers zy behouffden jaerlicx up elcke steenplaetse voer die luyden, aldaer werckende, mitten aencleven van dien, zonder dat zy eenige andere luyden souden bier vercoopen ofte tappen, gehoort oick die burgermeesters ende regierders derselver stede, hebben wy, commissarysen voors., bevonden, dat deen jair duer dandere die werckluyden aen de steenplaetsen hemluyden souden mogen behelpen mit hondert ende thien vaeten biers jaerlicx op elcke steenplaetse, dieGa naar voetnoot1) zy zullen mogen aldaer drincken zonder excijs te betalen, sonder meer, maer wel min op een jaer te mogen inleggen, behoudelick dat zyluyden gheen bier en sullen mogen andere vercoopen ofte tappen, opte peynen in de voors. octroye begrepen, ende dat zy tselve bier haelen sullen tot alsulcken brouwer, als die regierders van Leyden verclairen sullen. 168. Hebben noch gehoort Jan van Thol, Gerijt IJsbrantsz., Jan Jans zoon ende Heylken Willems dochter, huysvrouwe van Joachim Aelbrechts zoon, 169. Welcke persoenen hebben calckovens ofte gaen omme mit calckbarnerye binnen die vijffhondert roeden der voors. stede, die ons verclaert hebben, dat men opte calckovens nyet gewoenlick es eenich bier inne te leggen ofte tappen ende tselve nyet en begeren, alsoe haer werck daer nyet mede gevoerdert en soude worden, maer meer verachtert ende die knechts, werckende in deselve calckovens, zijn gewoenlijck een cruyck biers ofte weye met hem te brengen, ende men werckt aen een ghemeen calckoven omme te vollen off te branden boven twee daigen nyet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(fol. 38.) 170. Noch hebben wy, commissarysen voors., gesproecken mit Jacob van DamGa naar voetnoot1), tapper, woenende aen die Zijlbrugge, diewelcke wy toegelaeten hebben omme binnen die voors. vijffhondert roeden te mogen tappen tot gerieve ende commodite van den ingesetenen binnen die vijfhondert roeden, maer alsoe die voors. Jacob nyet alleenlick getapt en heeft noch alsnoch en begeert te tappen alleenlick voer diegheenen, die binnen die voors. vijffhondert roeden woenachtich zijn, maer voer alle die gaende ende comende man, alsoe zijn huys een herberge es, leggende upte vaert van Haerlem, soe heeft die voors. Jacob van Dam overgegeven van alle bieren, die hy tappen sal, excijs te betaelen, gelijck off hy binnen der stede woende. Ende sal mitsdien blyven tappende, als hy tot noch toe gedaen heeft ende sal zijn bieren haelen tot een zeker brouwer binnen Leyden, daert hem believen sal, daeroff hy die namen die burgermeesters overleveren sal ende een ceelken van den excysenaer ontfangen, als die ander poorters. Ende sal nu acht vaeten biers mogen inneleggen, die Gerijt Aelbrechtsz., die brouwer, hem schuldich es, sonder excijs daeroff te betalen. Ende dit es gesciet in presentie van den burgermeesters, die daermede tevreden waeren. 171. Item noch buyten die Hoochwoertsche poorte aen den hoogen dijck jegens die Minrebroeders over hebben wy, commissarissen voors., toegelaeten Beer Meynertsz.Ga naar voetnoot2) omme binnen die voirs. vijffhondert roeden te mogen tappen tot commoditeyt van den ingesetenen aldaer, maer alsoe die voors. Beer versochte oick te mogen tappen voer allen den gaende ende comende man, presenterende in dien gevalle | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
excijs te betalen van zyne bieren, als men binnen der stede doet, soe es denselven Beer by consente van den burgermeesters ende regierders der voors. stede van Leyden toegelaeten ter plaetse voors. te tappen voer den ingesetenen ende gaende ende comende man mits betalende excijs, behoudelick dat hy gheen quaet ofte licht geselscap setten en sal, daerdeur eenige inconvenienten geschien mochten, up peyne in dien gevalle gedeporteert ofte offgeset te worden van zijn voors. tapperye. Des zoe sal hy eerst zes vaten biers mogen inleggen (fol. 38vo.) ende slyten sonder excijs te betalen, twelck die voors. Beer sulcx beloeft heeft te onderhouden. Ende sal al tbier, dat hy voertaen slyten sal, haelen tot een zeker brouwer binnen Leyden, diet hem believen sal, diewelcke hy die burgermeesters ofte excijsmeesters nomineren sal, nemende van deselve excijsmeesters een briefken, als andere poorters gewoenlick zijn van doen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
XXI.172. Voorts hebben die regierders van Leyden versocht aen ons, commissarysen voors., te willen gaen up sekere plaetsen binnen der stede, die zy ons zouden verthoenen, daer die sceepmaickers, die nu buyten woenen ende hoer neeringe achtervolgende tvoors. octroy nyet en mochten doen, lichtelicken ende bequamelicken souden mogen comen woenen omme haer neeringe te doen, achtervolgende diewelcke zijn wy mit eenige van hemluyden gegaen binnen der stadt ende gecomen upte houten brugge, leggende over den Nyeuwen Rijn voor den huyse van Gerijt Jan Kerstentsz., ende hebben van de brugge tot die Hoochwoertsche poorte toe lancx twater bevonden aen elcke zyde van twater te staen twintich huysen ofte daerontrent. Noch gecomen upte houte | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
brugge, leggende over den Ouden Rijn, die men gaet uuyt Marendorp op die Hoygraft, ende hebben bevonden van die brugge tot die Zijlpoorte toe aen elcke zyde van de graft te staen ontrent achtien huysen. Noch zijn wy voorts gegaen ende gecomen in die Steenschuyere ende Vliete, beginnende van die nyeuwe brugge voorts nae die Vliete gaende, aldaer aen elcke zyde van twaeter waeren derthien huysen ofte woensteden. Noch die Vliete lancx tot twatergadt toe, leggende aen die stede grafften van Leyden, alwaer aen elcke zyde van twaeter stonden wel twintich huysen ofte dairontrent. Voorts van de nyeuwe brugge, Steenschuyer ende Rapenburch lancx twater stonden zeer veele huysen, zoet een groote distantie was. Ende noch voorts gegaen lancx twater van die Bostelbrugge, comende by die Reynsburger poorte den Rijn lancx tot die wijncraen van der stadt toe, bevonden tselve oick een groote distantie (fol. 39.) ende spacie te wesen ende van die wijncraen die geheele Maeren lancx tottet watergat toe, van deselve Maeren comende in de stadtgraffte, bevonden oick tselve een guede, redelicke distantie te wesen, alwaer aen beyden zyden van twater huysen stonden. Ende tot eenighe van den voors. plaetsen hebben wy gesien, datter sceep- ende schuytmaickers woenden ende haer neeringe deden ende seyden ons die voors. burgermeesters, dat up alle die voors. plaetsen die sceepmaickers toegelaeten was te mogen woenen, schepen ende schuyten te maicken ende int waeter te pecken, soe daer gheen verwers ofte drapenierders en woenden, die daerby bescadicht souden mogen werden, sulcx dat ons, commissarysen, dochte die voorscreven gedesigneerde plaetse bequaem ende groot genouch te wesen omme veel scheepmaickers te mogen woenen, soe daer water, erven ende huysen bequaem genouch toe wairen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aldus gedaen ende volbracht by ons, commissarissen voor genomineert, binnen der stede van Leyden ten daegen ende jaer als voeren. In oirconden hebben wy dit mit onsse ghewoentlicke hantteycken onderteyckent upten tweeden February XVC ende veertich, nae scriven sHoofs van Hollant.
(w.g.) Cor. SUYS. W. WILLEMSZ. C. SANDELIJN. |
|