Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 29
(1908)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Zweedsche archivalia
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
I.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Lodewijk alleen achter, ‘schier sonder vrienden in Antwerpen’. Leonora Frans, de huisvrouw van Hendrik Vlens, koopman op Engeland, trok zich het lot van den wees aan. Vlens leidde hem op in den handel en zond hem in 1557 naar Engeland, waar Lodewijk Blommaert geruimen tijd in zijn dienst werkzaam was; ten slotte werd hij de compagnon van Vlens. Vermoedelijk ging het hem voorspoedig in zijne zaken; althans, nadat hij weder was teruggekeerd naar Antwerpen, trad hij daar in het huwelijk met de dochter van een aanzienlijk koopman, nl. met Margaretha Hoefnagel, dochter van Sr. Jacques Hoefnagel. Eene zuster van zijne vrouw, Susanna Hoefnagel, trouwde met Christiaan Huygens, den lateren secretaris van den Raad van State, den vader van den dichter-staatsman Constantijn Huygens. Dat Lodewijk Blommaert tot de notabele Antwerpsche kooplieden behoorde, blijkt ook uit de regeeringsposten, waartoe hij werd gekozen. In November 1580 - hij was toen reeds kapitein der schutterij - werd hij benoemd tot gecommitteerde van Antwerpen in den Raad van Brabant; een jaar later werd hij tot schepen gekozen; in November 1583 eindelijk benoemde de regeering van Antwerpen hem tot superintendent en kapitein op het fort Lillo, welken post hij gedurende drie maanden waarnam. Na den val van Antwerpen week Lodewijk Blommaert uit naar EngelandGa naar voetnoot1); hij overleed te Londen op den 1sten September 1591Ga naar voetnoot2). Van de vijf kinderen | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
uit zijn eerste huwelijk was er toen nog slechts één in leven, nl. de jongste zoon, Samuel, geboren te Antwerpen 21 Augustus 1583. Na den dood zijns vaders bleef Samuel nog eenigen tijd in Engeland bij zijne stiefmoeder, die hem vervolgens buitenslands op school zond, eerst te Stade, later naar Holland, in Den Haag en Haarlem. Reeds vroeg werd hij bij een koopman in de leer gedaan, omstreeks twee jaren bij een koopman te Hamburg, daarna te Amsterdam bij de kooplieden Jan le Bruyn en Arnout Hoofman, eindelijk te Weenen bij zijn oom Daniel Hoefnagel; ‘ende alsoo sucklende van d'een plaetse in d'ander’, - zoo schrijft Samuel Blommaert in het Memorieboeck - ‘ben weder t'Amsterdam gecomen, bynaer, ja ten lesten heel van vrienden verlaten; heeft de Heere my in den sin gegeven om de werelt ende mijn avonture te gaen soecken; soo hebbe ick my begeeven totte reyse naer Oostindiën en ben by de bewinthebbers van de Oostindische Compagnie aengenomen voor assistent.’ Met de vloot van 12 schepen, die in December 1603 onder admiraal Steven van der Hagen uitzeilde, vertrok Samuel Blommaert naar Oost-Indië. Het was de beroemde tocht, die eindigde met de verovering van Amboina en Tidore, waardoor de Portugeezen uit de Molukken werden verdreven en de Oostindische Compagnie den kruidnagelhandel vermeesterde. De verovering van Amboina kwam ook aan Samuel Blommaert ten goede; toen de oppercommies van zijn schip tot gouverneur van dat eiland werd benoemd en de ondercommies dientengevolge opschoof tot oppercommies, werd Samuel Blommaert tot ondercommies bevorderd. Na de vermeestering van Tidore, die in Mei 1605 geschiedde, zeilde zijn schip naar Patane, op de Oostkust van Malakka. ‘Aldaer gecomen sijnde, bevonden dat de cooplieden van d'admirael Warwijck, die wy | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
daer oock vondenGa naar voetnoot1), een jonck ofte indiaens schip toegemaekt hadden om de kusten van Borneo te ontdecken; soo ben ick door onsen vice-admirael Cornelis Bastiaens en breden raden gecoren om met de voorschreven jonck naer Borneo te varenGa naar voetnoot2).’ Nadat hij eonige maanden te Banjermassin had vertoefd, ‘sijn vandaer geseylt naer SukidanaGa naar voetnoot3), mede op hetselve eylant Borneo gelegen, op ½ graet bysuyden de linie equinoctiael, alwaer wy oock eenige maenden gelegen hebben ende goede prijs diamanten et lapes besangesGa naar voetnoot4) gecocht, ende sijn vandaer vertrocken naer Bantam, naerdat wy een geheel jaer op dese reys geweest hadden. Deese onse jonck is tot Bantam weder toegemaekt om naer de custe van Borneo te varen ende ick ben door den raedt aldaer voor commis daerop gestelt; maer alsoo bynaest gereedt waren om tseyl te gaen, heeft de Heere my besocht met een doodelycke sieckte van 't root melesoen, soo datter op de jonc een ander in mijn plaetse gestelt wierde, dewelcke | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
in Banjermassingh gecomen sijnde, altsamen vermoort sijn geworden, soodat de Heere genadelycken daervan my bewaert heeft, daervan Hy in de eerbiedicheyt moet gelooft weesen. Deese tydinge tot Bantam comende, ick weder beeter aen de handt sijnde, ben door den raedt aldaer gecommitteert om met een saloep naer Succidana te vaeren om onse commisen, die daer laghen, te lichten, van vreese, dat met haer denselven ganck soude gegaen worden. Deese reyse hebbe inne ontrent 6 weeken gedaen; daernaer ben noch eens met een cleyn jacht derwaers geweest; ben eyndelycken door den admirael ende breeden raden, doen der tijdt [tot] Bantam sijnde, aengenomen om voor oppercommis in Succidana te liggen, alwaer ick met hetselve jacht naer toegeseylt ben. Aldaer wonende, hebbe in diverse peryckelen geweest, namentlycken om van de inwoonderen vermoort te worden, alsoo ick met het jacht geweest hadde in Sambas, gelegen op den ½ graet bynoorden de linie, alwaer ende met welcken Coninck ick een vast contract en verbondt gemaeckt hebbe; die van Succidana, sulcx vernemende, hadden geresolveert ons altsamen te massacreren, maer den Almogenden Godt, die den raetslach der heydenen verstoort, heeft ons genadelycken verlost ende bewaert. In der tijt, dat ick hier woonden, sijn wy altesamen door een Indiaenschen jongen, die ons dienden, vergifticht geworden, doch de Heere heeft ons genadelycken bewaert. Ende alsoo mynen tijt hier geëxpireert was ende denckende, dat den pot soo langen ten water gaet totdat se een breeck hebben, resolveerde naer het vaderlant te vaeren; hebbe derhalven mynen ondercommis geauthoriseert in mijn plaetse en ben met het jacht gevaeren naer Bantam, alwaer eenige schepen vonden, die naer het vaderlant wilden, waerop ick my getransporteert hebbe.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Ziedaar het vrij sobere verhaal, dat Blommaert zelf van zijn verrichtingen in Indië, met name op Borneo, geeft. Daar deze verrichtingen door verschillende geschiedschrijversGa naar voetnoot1) tot een punt van onderzoek zijn gemaakt, is het ons mogelijk daarover iets meer mede te deelen, dan Blommaert zelf in zijn Memorieboeck doet. Van zijn eerste reis naar Borneo - die een jaar duurde, en, zooals uit de mededeeling in het Memorieboeck valt af te leiden, in de jaren 1605 en 1606 heeft plaats gehad - weten de latere geschiedschrijvers niets te vertellen. Uit Blommaert's verhaal blijkt alleen, dat hij door den vice-admiraal Cornelis Bastiaansz. met een jonk naar Borneo werd gezonden, dat hij eenige maanden in Banjermassin en in Succadana heeft doorgebracht, en van laatstgenoemde plaats een partij diamanten en bezar-steenen heeft medegebracht. Hierdoor wordt dus het vermoeden | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
van Tiele, dat de Nederlandsche factorij te Succadana in 1606 is opgericht, bevestigdGa naar voetnoot1). Na Blommaert's terugkeer werd hij aangesteld tot commies op een schip, dat een reis naar Banjermassin zou doen; doch, gelijk wij hoorden, ziekte belette hem mee te gaan. Zijn plaatsvervanger werd toen de koopman Gilles Michielsen, die den 15den November 1606 met vijf man uit Bantam naar Banjermassin werd gezonden om daar handel te drijven; na zijne aankomst werd hij met de zijnen op last van den sultan verraderlijk vermoordGa naar voetnoot2). De koopman Hans Roeff, die aan het hoofd der factorij te Succadana stond en daar een groote partij diamanten had opgedaan, verkeerde insgelijks in gevaar en had dringend laten verzoeken om te worden afgehaald. Jan Willemsz. Verschoor, die destijds aan het hoofd van onze nederzetting te Bantam stond, zond den 22sten Juni 1607 Samuel Blommaert met een sloep naar Succadana om Roeff af te halen, doch bij Blommaert's aankomst was deze reeds naar Patane vertrokken. Den 13den Juli 1607 keerde Blommaert van deze reis te Bantam terugGa naar voetnoot3). In den zomer van 1608 viel de derde reis van Blommaert naar SuccadanaGa naar voetnoot4). Jacques l'Hermite, de | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
opvolger van Verschoor als leider van het kantoor te Bantam, had uit eenige jonken, die van Succadana waren gekomen, verstaan, ‘dat de Coninck aldaer vermoort was ende ons volck eenichsints in perickel stonden, doordien eenige steenen by haer hadden.’ Hij zond daarop Samuel Blommaert met het jacht ‘De vliegende draak’ naar Succadana en gaf hem 1000 realen van achten en 492½ rosenobels mede, ‘om te sien oft deselve, dewyle daer soude sijn, noch conde besteeden.’ Bij zijne aankomst vond Blommaert allles in beteren staat, dan men vermoed had. Pieter Aertsz., het hoofd onzer nederzetting te Succadana, had zijn lading grootendeels kunnen verhandelen; volgens den last van l'Hermite keerde hij met Blommaert naar Bantam terug en bracht 633 diamanten mede, wegende 275 caraat, benevens twee bezarsteenenGa naar voetnoot1). Geen wonder, dat l'Hermite in een brief aan bewindhebberen den handel op Succadana een ‘seer profytelycken handel’ noemt; ‘als men een jachtke hadde, dat men jaerlijcx hiertoe alleen mochte gebruycken om te halen en brenghen tgheene daer soude mogen van doen hebben, achte jaerlijcks vry wat opbrenghen soude, te meer als men selffs naer Landa[k] mochte vaeren, dwelck met sulcke jacht oock eensdeels doenlijck is’. Hij had aan Samuel Blommaert reeds opgedragen om gedurende zijn verblijf te Succadana te informeeren naar den handel op Landak, dat rijk aan diamanten scheen te zijn; deze had daar echter nog weinig van kunnen vernemen, omdat de prauwen van Landak nog niet waren | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
aangekomen. Na Blommaert's terugkeer besloot de ‘breede raet’ te Bantam, dat hij wederom naar Succadana zou vertrekken om ‘het rechte fondament’ van den handel op Landak uit te vorschen; tevens werd hem de uitdrukkelijke last medegegeven om met de vorsten van Banjermassin, Landak, Sambas en Broenei verbintenissen aan te gaan. Blommaert nam aan om gedurende den tijd van twee jaren op Borneo te blijven; 19 November 1608 vertrok hij met het jacht ‘De vliegende draak’ naar Succadana en kwam daar den 7den December d.a.v. aanGa naar voetnoot1). Al spoedig bleek aan Blommaert, dat Sambas de geschiktste plaats was om zich te verzekeren van de uitwegen van den diamanthandel. In den zomer van 1609 ondernam hij zelfGa naar voetnoot2) een tocht daarheen en op 1 October 1609 sloot hij met den vorst van Sambas, die ook aanspraken op Landak maakte, een contract, de eerste overeenkomst, in naam der Oostindische Compagnie met een der vorsten van Borneo geslotenGa naar voetnoot3). Bij dit verdrag beloofde de Compagnie den vorst van Sambas te zullen beschermen tegen alle vijandelijkheden, die hem zouden worden aangedaan, met name door de Spanjaarden en Portugeezen, waartegenover hij aan de Nederlanders vrijen handel verleende en beloofde alle andere Europeanen uit zijn gebied te zullen weren. De Nederlanders verkregen ook het monopolie van den diamanthandel; wanneer de inboorlingen, die tot dusverre ook te Succadana diamanten kwamen verhandelen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
deze plaats zouden willen verlaten en voortaan alleen te Sambas komen, zou de Compagnie haar nederzetting te Succadana opbreken en naar Sambas overbrengen, ‘alsoo, op twee plaetsen woonende, altijt oorloghe tusschen de Coninghen van Sambas en Succadana soude ontstaen.’ Uit deze laatste bepaling valt reeds af te leiden, dat het verbond met Sambas de ijverzucht der koningin van Succadana moest opwekken. Aanvankelijk gunstig gezind jegens Blommaert, had zij in den loop van het jaar 1609 hem toch reeds allerlei moeilijkheden in den weg gelegd. Zij zelf maakte aanspraak op het oppergezag over Landak; eerst nadat zij Blommaert's verzoek om aan de Nederlanders den uitsluitenden handel op Landak te vergunnen, hooghartig had afgewezen, had deze zich in betrekking gesteld met den vorst van Sambas. Na het sluiten van het contract tusschen de Compagnie en den vorst van Sambas, verhinderde de koningin van Succadana zooveel mogelijk het handelsverkeer van de Nederlanders met Landak; de toevoer van diamanten naar Sambas bleef dan ook beneden de verwachting, die de Compagnie daarvan had gekoesterd. Toen Blommaert de koningin aansprak over de voldoening van hare schulden, werd zij zeer vertoornd en schijnt er zelfs aan gedacht te hebben, den Nederlandschen kooplieden een langer verblijf in haar land te verbieden; het leven van Blommaert zelf werd een oogenblik bedreigd. Hetzij om deze reden, hetzij om andere - waarover straks - Blommaert achtte het geraden Borneo eensklaps te verlaten. Na het beleid der zaken te hebben overgedragen aan Pieter Aertsz., verliet hij den 5en Augustus 1610 Borneo's Westkust, voordat de termijn van twee jaren, waarvoor hij zich verbonden | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
had, geheel was verstreken. l'Hermite was dan ook zeer verrast, toen Blommaert den 13den Augustus te Bantam verscheen en het verzoek indiende om onmiddellijk naar Europa te mogen vertrekken. Daar hij bijna zeven jaren in Indië had doorgebracht, willigde de raad te Bantam zijn verzoek in. Den 4den September 1610 aanvaardde Blommaert met het schip Hoorn de terugreis naar het vaderland; den 1sten Juni 1611 kwam hij behouden op de reede van Tessel aanGa naar voetnoot1). Over de reden, waarom Blommaert zoo plotseling Borneo verliet en naar het vaderland terugkeerde, schrijft hij in zijn Memorieboeck slechts: ‘ende alsoo mynen tijt hier geëxpireert was ende denckende, dat den pot soo langen ten water gaet, totdat se een breeck hebben, resolveerde naer het vaderlant te vaeren’. Dit is in de eerste plaats niet geheel juist; wij vestigden er reeds de aandacht op, dat zijn tijd eigenlijk nog niet verstreken was; hij had zich verbonden ‘voor den tijt van 2 jaeren [in Borneo] te leggenGa naar voetnoot2)’; 19 November 1608 was hij van Bantam naar Succadana vertrokken en 7 December d.a.v. daar aangekomen; toen hij op 13 Augustus 1610 te Bantam terugkeerde, ontbraken er dus nog 3 of 4 maanden aan den termijn, voor welken hij zich verbonden had. Ter verklaring van zijn terugkeer noemt Blommaert ook de overweging, dat de kruik zoo lang te water gaat, totdat zij breekt. Volkomen juist; maar misschien in een anderen zin, dan waarin hij deze woorden in zijn Memorieboeck zal willen hebben opgevat. Zooals zij daar staan - na de vermelding van het gevaar, | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
dat hij heeft geloopen om ‘door die van Succidana te worden gemassacreert’, en van de poging van een inlandschen bediende om hem en zijn mannen te vergiftigen - moeten zij bedoelen, dat hij het oogenblik gekomen achtte, om zich niet meer bloot te stellen aan allerlei gevaren, waaruit hij tot dusverre door ‘den Heere genadelycken’ was gered. Er is echter eenige aanleiding om te vermoeden, dat Blommaert ook in ander opzicht reden had zich het spreekwoord te binnen te brengen, dat de kruik zoolang te water gaat totdat zij breekt. In Augustus 1610 had hij Succadana verlaten ‘met eene schoone partij diamanten’, zooals Pieter Aertsz., zijn opvolger op den post te Succadana, in een brief van 26 September 1610 berichtte; maar l'Hermite meldde in een brief van 4 September 1610: ‘Blommaert bragt alleen 154½ caraet, dewijl er door de inlandsche oorlogen weinig diamanten te bekomen warenGa naar voetnoot1).’ Deze twee berichten stemmen niet overeen. Men zou kunnen meenen, dat Pieter Aertsz. spoediger tevreden was dan l'Hermite en dat hij van ‘eene schoone partij diamanten’ sprak, waar de ander het niet verder brengt dan tot ‘weinig diamanten’ en ‘alleen 154½ caraet’. Doch er is reden om eene voor Blommaert minder eervolle verklaring aan te nemen van het verschil tusschen het bericht van Pieter Aertsz. en dat van l'Hermite. Op 11 September 1610 hadden bewindhebberen der Compagnie in het vaderland besloten, den gouverneur-generaal Both te bevelen ‘om scherpelijk te informeeren op het comportement van Samuel Blommaert in Succadana, en indien niet alles naar behooren bevonden wordt, hem, na gedane rekening, over te zenden naar Nederland met de | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
eerste schepen, alzoo wij verstaan in den handel te Succadana zeer veel is gelegen en dat de Compagnie daar grootelijks bij ontrouwe commiezen kan worden gefraudeerd’. Men mag aannemen, dat zij niet zonder gegronde reden een dergelijk bevel hebben gegeven. Doch het kon niet ten uitvoer worden gelegd. Op den dag, waarop bewindhebberen dit besluit namen, bevond Samuel Blommaert zich reeds niet meer in Indië. Of hij, bij zijn terugkeer in patria, nog door bewindhebberen ter verantwoording is geroepen, daarover zwijgen de mij ten dienste staande bronnen; nog minder kan ik dus mededeelen, of Blommaert zich heeft weten te zuiveren van de verdenking, die tegen hem werd gekoesterd, dan wel of men hem alleen bij gebrek aan bewijsmiddelen ongestraft heeft moeten laten. Wat mij van zijn later leven bekend is geworden, geeft mij echter het recht te verzekeren, dat hij er een ruim geweten op na hield, zoodat ik eerder geneigd ben de verdenking van bewindhebberen voor gegrond te houden, dan haar te verwerpen. Na zijn terugkeer in Nederland vestigde Blommaert zich als koopman te Amsterdam, waar hij woonde op de Keizersgracht, ‘in de stad RijsselGa naar voetnoot1)’. Al spoedig, den 5den Juni 1612, trad hij in het huwelijk met Catharina Reynst, een dochter van Gerrit Reynst. Zijn schoonvader behoorde tot de aanzienlijkste kooplieden en reeders van Amsterdam en was een der eerste bewindhebbers van de Oostindische Compagnie; hij werd op 19 Februari 1613 tot gouverneur-generaal benoemd en zeilde den 2den Juli d.a.v. uit om dien post te aanvaarden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
In de bekende instructie, door Isaac le Maire aan zijn zoon Jacques medegegevenGa naar voetnoot1), wordt ook de naam van Samuel Blommaert genoemd. Voor het welslagen van de expeditie rekende Le Maire op de ijdelheid en de hebzucht van Reynst; daarom gaf hij zijn zoon in last, eerst ‘de goede forme ende maniere van regeringe’ van den gouverneur-generaal te prijzen en vervolgens zijne diensten aan te bieden voor het overvoeren naar het vaderland van goederen, die Reynst op oneerlijke wijze had verkregen, ‘ende voornamentlijck, indien dat hy eenige cleynnodiën hadde, dat ul. hem gaerne deselve vrachtvry sal overvoeren ende leveren aen synen schoonsoon Blommaert oft an dengenen, die hy sal ordonneren’. Misschien was het Le Maire niet onbekend, dat Blommaert eenige ervaring had in het van de hand zetten van diamanten, die op slinksche wijze waren verkregen! Maar nog in een ander opzicht is er verband tusschen de expeditie van Le Maire en Blommaert; de laatste heeft namelijk, gelijktijdig met Le Maire, de hand gehad in de uitrusting eener expeditie, die eveneens bestemd was concurrentie aan te doen aan de Oostindische Compagnie. Twee brieven van bewindhebberen, d.d. 4 Februari 1616, de eerste gericht aan Gouverneur-Generaal en Raden, de tweede aan Reynst ‘in eygen handen’, geven hieromtrent uitsluitselGa naar voetnoot2). In den eersten spreken zij van de expeditie van Le Maire en vervolgens van ‘nog een schip, by Samuel Blommaert, Jacques Nicquet en Comp. [uit- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
gerust], genaamd Mauritius de Nassau, zijnde vooreerst gedestineerd naar Angola’; ook omtrent dit schip bevelen zij hetzelfde als omtrent de schepen van Le Maire, nl. dat het bij aankomst in Indië moet worden aangehaald, in dienst van de Compagnie in Indië gebruikt en het volk op de schepen der Compagnie verdeeld. In den tweeden brief, die voor Reynst persoonlijk bestemd was, gelasten bewindhebberen hem tegen de voorvermelden gestrengelijk te procedeeren, zonder verschooning van iemand, wie hij ook zij; niet alleen zijn eed tegenover de Staten en de Compagnie verplicht hem daartoe, maar zijn eigen positie en reputatie staan op het spel, daar zijn schoonzoon Samuel Blommaert en zijn zwager Jacques NicquetGa naar voetnoot1) in een der uitrustingen gemoeid zijn; bewindhebberen uiten dus de hoop, dat zij ‘in hunne goede meening van de onschuld en onwetendheid van Reynst in deze zake mogen worden geconfirmeerd’ door een streng optreden zijnerzijds, zonder aanzien des persoons. Toen deze brieven in Indië aankwamen, was Reynst reeds overleden; in hoeverre hij kennis heeft gedragen van de door zijn schoonzoon en zwager ondernomen uitrusting, moet onbeslist blijven. Het eenige, dat ons over deze uitrusting nog bekend is, weten wij uit een verhoor, dat Samuel Blommaert op 30 Januari 1616 door eenige bewindhebbers is afgenomenGa naar voetnoot2); daaruit blijkt, dat het schip Mauritius de | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Nassau in last had naar Angola te zeilen en vervolgens ‘tot de straat Magellanes toe langs de geheele kust van Terra Australis te zoeken of er een opening is om in de Zuidzee te geraken, en, opening vindende, daardoor er in te loopen om te zien of ze zoo in de Zuidzee kunnen komen, en, daar komende, dan dadelijk weer terug te keeren, doch door nood en niet terug kunnende doorkomen, dan naar Oostindië te loopen, niet met het plan om daar handel te drijven, maar om daar verversching van de Oostindische Compagnie te verzoeken.’ De vraag, of het schip eenige brieven met adres aan Reynst of anderen in Indië mede had, werd door Blommaert ontkennend beantwoord. Uit het verhoor blijkt, dat het doel der expeditie van Blommaert en Nicquet bijna geheel gelijk was aan dat, hetwelk de Australische Compagnie van Le Maire en consorten beoogde. Of de Mauritius van Nassau werkelijk een poging heeft gedaan om een nieuwen doortocht naar de Zuidzee te vinden, heeft P.A. Tiele - aan wien wij onze kennis van deze expeditie danken - niet kunnen ontdekken. In elk geval mag men aannemen, dat het doel niet bereikt is; zoo dat het geval ware geweest, zou de reis van de Mauritius de Nassau niet nagenoeg onbekend zijn gebleven. Voor Blommaert's verdere lotgevallen zijn wij voorloopig alleen aangewezen op het weinige, dat hij in zijn Memorieboeck daarvan verhaalt. Hoofdzakelijk familiegebeurtenissen zijn daarin opgeteekend. De vermelding der getuigen, die bij den doop zijner kinderen stonden, licht ons althans in omtrent den kring zijner bloedverwanten en vrienden. Blommaert zelf had maar weinig nabestaanden; zijn oomGa naar voetnoot1) Christiaan | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Huygens, de secretaris van den Raad van State, is de eenige mannelijke bloedverwant van Blommaert's zijdeGa naar voetnoot1), die als getuige wordt genoemd; hij verscheen echter niet in persoon, maar liet zich vervangen door ‘ons cosijn Caspar de Vogelaer’. Van de zijde van Blommaert's vrouw daarentegen zijn de bloedverwanten, die als getuigen bij den doop worden genoemd, talrijk, zoowel de Reynsten als de Nicquet's. Het uitheemsche, vooral het Zuidnederlandsche element is er rijk vertegenwoordigd: Maria Nicquet, een moederszuster van Blommaert's vrouw, was getrouwd met Bartholomeus Moor, een Antwerpenaar van geboorte, later als koopman te Amsterdam gevestigd; Suzanna Nicquet, insgelijks een moederszuster van Blommaert's vrouw, was getrouwd met Hans Rombouts, koopman eerst te Antwerpen, later te Amsterdam; Constancia Reynst, een zuster van Blommaert's vrouw, was getrouwd met Joan Carlo Smissaert, koopman te Amsterdam, maar de zoon van een Antwerpenaar; Weyntje Reynst, een andere zuster van Blommaert's vrouw, was getrouwd met Isaac Coymans, geboren te Hamburg, later makelaar te Amsterdam. Tot den familiekring van Blommaert behoorden verder Mr. Dominicus van Heemskerck, gehuwd met Sara Nicquet, een moederszuster van Blommaerts vrouw; Adam Bessels, koopman op Italië en de Levant, gehuwd met Margaretha Reynst, een zuster van Blommaerts vrouw; en Dr. Laurens Reael, de gewezen Gouverneur-Generaal, gehuwd met Suzanna Moor, | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
een dochter van den hierboven genoemden Bartholomeus MoorGa naar voetnoot1). Genoeg reeds om te doen zien, dat Samuel Blommaert verkeerde in de aanzienlijkste handelskringen van Amsterdam. Over zijn handelszaken verhaalt hij in het Memorieboeck slechts het volgende: ‘Anno 1624, in Amsterdam. In dit jaer heeft de goede Godt my merckelycken voor ongelucken bewaert, alsoo ick by de 4 jaeren in compagnie geweest hebbe met eenen Salomon GoenssesGa naar voetnoot2), wiens schelmendiefsticken Godt de Heere my geopenbaert heeft, waerdoor ick uyt mijn oogen sach en ben het onheyl, dat hy en sijn broeder[s] Jan en Passchier Goensses mijn meynden toe te brengen, door Godes genaden ontkomen en [zijn zij] in den put, die se my meynden te graven, selver gevallen. Ick hebbe daerdoor oock geproeft, hoeverre dat men op vrienden mach staen, die in plaetse van yemandt sonder hun schaden te assisteren, [hem] wel over rug souden werpen, gelijck mijn swager[s] Adam Bessels, Isaac Coymans en Jan Carlo Smitsaert, oock Bartholomeus Moor, onsen oom, sochten te doen, haer aenwysende mijn huys en ander liquide om, ofte ter noot aengecomen hadde, voor eenige precosten [sic] te staen, maer hebbent my gewygert, maar in plaets van assisteren, sochten my de liquiste effecten uyt de handt te trecken, maer gelooft sy | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
alleen de Almogende, hebbe hunder niet van doen gehadt, alsoo alle te samen in Dansick betaelt wierdenGa naar voetnoot1)..... Dit hebbe willen verhalen om onse kinderen te waerschouwen hun met niemant in compagnie te begeven, want ordinaris beginnen de compagniën in den namen Godes en scheyden in den namen des duyvels. Wilt oock op niemandt betrouwen dan op Godt alleen en laet u dit voor een les dienen op geen vrienden te staen, want soolang als het yemandt wel gaet, vint vrinden genoech, maer qualijck gaende, sullen u de vrienden over schouder aensien.’ Bij de eerste verkiezing van bewindhebbers der Westindische Compagnie, in October 1622, werd Samuel Blommaert door burgemeesteren uit een door de hoofdparticipanten opgemaakt tripel getal tot bewindhebber gekozen. Vermoedelijk had hij reeds vóór de oprichting der Compagnie handel gedreven op Afrika; wij zagen althans, dat het door hem en Jacques Nicquet uitgeruste schip Mauritius de Nassau eerst naar Angola bestemd was, voordat het een nieuwen doortocht naar de Zuidzee moest zoeken. In 1629 moest hij, door het lot aangewezen, als bewindhebber aftreden; van 1636 tot 1642 had hij wederom zitting; in 1645 werd hij voor de derde maal tot bewindhebber gekozen; in het volgende jaar werd hij bovendien aangewezen tot een der twee vertegenwoordigers van de kamer Amsterdam in de in 1643 opgerichte Generale Rekenkamer der Com- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
pagnie. Bij het vermelden van zijn aftreden als bewindhebber in 1642 teekent Blommaert nog het volgende aan: ‘Alsoo mynen tijt van 6 jaeren als bewinthebber van de WestindischeGa naar voetnoot1) Compagnie te dienen geëxpireert is, ben ick den ... Augusti 1642 neffens andere vijf afgegaen, sijnde tevooren door de vergaderinge van de XIX, alwaer ick gepresideert hebbe en voorgestelt om de kuste Chili te ontdecken, versocht om tselve aen Syne Hoocheyt den heere Prince van Orangiën voor te dragen, die doenmaels met het leger van desen Staet tot Botbergen, tusschen Rijnberck en Orsoy, lach, en hebbe hem twerck voorgedragen, die 't ractsaem vont ten dienst vant landt en de Compagnie [het]selve by der handt te nemen, gelijck geschiet [is] onder het beleyt van Hendrik Brouwer als GeneraelGa naar voetnoot2).’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Tot dusverre hebben wij het leven van Samuel Blommaert beschreven naar de gegevens van het ‘Memorieboeck’, aangevuld door hetgeen Nederlandsche geschiedvorschers omtrent zijne verrichtingen in Indië aan het licht hebben gebracht. Met de vermelding, dat hij in 1654 te Amsterdam overleedGa naar voetnoot1), hebben wij de gegevens, die Nederlandsche geschiedbronnen omtrent hem opleveren, uitgeput. Noch deze geschiedbronnen, noch het Memorieboeck maken gewag van de betrekking, waarin Samuel Blommaert geruimen tijd heeft gestaan tot Zweden. Reeds toen ik in den zomer van 1900 voor de eerste maal het Rijksarchief te Stockholm bezocht, werd mijne aandacht getrokken door een verzameling brieven | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
van Blommaert aan den Zweedschen Rijkskanselier Axel OxenstiernaGa naar voetnoot1). De gelegenheid liet destijds niet toe, dat ik den inhoud dier brieven grondig bestudeerde. Toen ik in het najaar van 1906 wederom te Stockholm vertoefde, heb ik de brieven overgeschreven of geëxerpeerd en tevens ook in andere archiefserieën behalve de Oxenstierna-collectie enkele archivalia omtrent Blommaert verzameld. Tevens bleek mij, dat ook in enkele der groote Zweedsche bronnenpublicaties gewag wordt gemaakt van Blommaert's betrekkingen tot Zweden. Zoo ben ik thans in staat aan mijne lezers het een en ander daaromtrent mede te deelen, als onmiddellijke inleiding op de lectuur van Blommaert's brieven aan Oxenstierna. In de eerste helft der zeventiende eeuw was de koperhandel een der voornaamste inkomsten van de kroon Zweden; vooral te Amsterdam werd het koper aan de markt gebracht; dikwijls werden ook leeningen in Holland gesloten, waarbij het koper als onderpand diende. In de jaren 1628-1633 waren de Zweedsche commissarissen Conrad von Falkenberch en Erik Larsson van der Linde achtereenvolgens belast met de zorg voor den verkoop van het koper en voor verschillende andere financieele operatiën van de Zweedsche regeering in HollandGa naar voetnoot2). In hunne brieven aan den kanselier Oxenstierna wordt een en andermaal gewag gemaakt van Samuel Blommaert als | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
factor of handelsgevolmachtigde van Erik Larsson; hij verleent in de jaren 1631-1633 diensten bij den afzet van het koper en bij verschillende wisseloperatiënGa naar voetnoot1). Dat Blommaert ook op andere wijze dan als factor van Erik Larsson bij den koperhandel gëinteresseerd was, bleek mij uit een briefGa naar voetnoot2), door hem op 2 December 1632 uit Amsterdam geschreven aan den Paltsgraaf Johan Kasimir, den zwager van Gustaaf Adolf, die gedurende de afwezigheid van den Koning in Duitschland het oppertoezicht voerde over de legerzaken in Zweden en sinds 1631 ook over de rijksinkomsten; na den dood van Gustaaf Adolf bleef hij op verzoek van den Rijksraad voorloopig daarmede voortgaanGa naar voetnoot3). De brief luidt aldus: ‘Durchleuchtiger, Hochgeborner Fürst, Gnediger und Gebiethunder Herr,
Euer Fürstl. Gnaden seint meine unterthenigste Dienst bereyt. Euer Fürstl. Gnaden Schreiben sub dato 6/16 October ist mir richtig uberantwortt worden, auf welchen nicht unterlassen sey, E.F.G. mit aller Ehrbietung auffs höchstes zu bedancken von der genädige presentatie von aller favor, mir sambt mit Consorten zu beweisen zu die Wercken auf NackenGa naar voetnoot4). | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Wir haben die erste sechs Jahren mit groszen schaden gecontinuirt umb das Messingwerckh in reputatie zu bringen, aber durch den grossen Abschlag der Kupffern und der extreme groszen Kosten, die darauf gingen, haben groszen Verliesz gehabt, gleichwol durchGa naar voetnoot1) die gnedige Verleihnung von Ihro Kon. Mayt. hochloblicher weitberümbter memorie von der augmentatie von der previlegium fur sechs Jahren hat uns verquickt zu continuirn. Ersucht in aller Untherthenigkeit, das E.F.G. die guthe und gnedige Handt wil anhalten, auf das wir an dem Werckh mögen bleiben; darzu das bäste fur das reich Schweden und auch uns sein sol, das die Kupffern in reputatie gehalten mögen werden; darfür ich unterschiedtlich mahl discoursen mit Mons. Falckenberch, Ihro Kon. Mayt. Commissaris, gehabt hab, nemblichen das es der einigste und bequemste mittel sey umb die Kupffern in preys zu halten, das gepractisiert wirde die Consumbtie in dieselbe und gewehret denjenigen, die Ihr eigen nutz suchen. Umb solches zu thun, muste alhier geformeert werden ein Compie, die mit Ihro Kon. Mt. und die Reichsrathen tractierden, alle Jahren zu empfangen ein gewisse quantiteit zu gewissen preys, und das bey contract verboden wurdte das an niemandt anders einig Kupffer gelieffert wurde. Umb darzu zue komen, presentire ich an mons. FalckenbergGa naar voetnoot2), das ich mich starck wil machen für solche Compie und hab darzu einige articulen auffs pampier gebracht, die Ihro Kon. Mt gesenth sin. Umb hierinne mit fondament zu gehen, presentirte | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
ich selber bei Ihro Kon. Mt. zue reisen, wan Ihro Kon. Mt. auf ein gewisses Orth were, und zu mehrer Versicherung von meinen guthen wil, presentirte zu einem anfang 2000 schiffpfundt Kupffer zu nemen, gegen f 58 das hundert pfundt contant, welches ein hoher preys ist umb so merckliche partey zu nemen, gleichwol umb das fondament zu Acken zu machen, da die meiste Kupffern geconsumirt werden, und umb die werckmeisters diesen Wintter an der handt zu haben, das sie kein teusche Kupffern solten nemen, so befundt ich rathsam Ihme solches an zu biethen, aber es scheinet das er ohne expresse befehl von Ihro Kon. Mayt. solches nicht törff thun. Ich remonstrirde Ihm, dass der Wintter bey der Handt wahr, das Ihro Kon. Mt. und das Reich Schweden von die Interesten entschlagen solte werden und ein merckliche Summa avanciren umb in den schweren Krieg zue gebrauchen, also die Kupffern gahr hoch belehnet waren, das man die parteyen diesen Wintter uber solte haben suchen zu verschliesen umb alle gemachte Wahren in Bezahlung zu nemen und alle Orthen davon zu providirn, umb die auch in hochen preys zu thun bleiben, da sie anders, wens in viel handten komen, mit gesudelt und unter die Fuesz gebracht werden. Ich hatte einige principalen meiner Freundt zu Acken darzu gedisponiert, umb diesen fues zu nemen, aber scheint den monsr. Falckenberch darzu nicht konte disponirn, wie wol das Ihm genugsahm bericht hat, das er Ihr. Kon. Mayt. und das Reich von Schweden ein groszen Dienst damit thun solte, aber scheinet das er ohne näher befehl von Ihro Kon. Mt. nicht törffe thun. Nun hats Gott dem Allmechtig beliebet den frumen und glückseligen König, welcher umb die freyheit von Teuschlant sein leben hat muszen laszen, von dieser Welt in sein ewig reich zu holen, dadurch | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
diese sach auch verhindert worden, und also das reich Schweeden hieran so mercklichen ist gelegen, das die Kupffern, welches eines von die principalste domaynen von Schweeden ist, in hochen preys bleibe, habe die freyheyt genommen E.F.G. in aller unterthenigkeit hiervon ein wenig zu erkännen geben, vertraue nach E.F.G. gewonliche gnade und discretie nicht für unguth zu nemen, das ich so freymüttig an E.F.G. schreibe, darzu ich zu mehrer occasie genomen habe umb E.F.G. missive zu beantwortten, darinne E.F.G. mich entbiethet umb alda zu komen umb entlich mündtlich von andere Dingen zu rethen, hab in passant nicht unterlassen können stücksweis E.F.G. zu erkännen geben, was ich darin gethan habe und an zu zeichen das mein affectie ist und alzeit gewest umb das reich von Schweden Dienst zu thun und zu sehen ob das Werck eines verfast und auf ein guth fondament gebauet könnte werden, und wil hierauf ein gnedige antwortt erwartten, und underdessen Gott dem Allmechtigen bitten, das Er E.F.G. verleihe ein glückseelige Regierung.’
Uit dezen brief blijkt in de eerste plaats, dat Blommaert en consortenGa naar voetnoot1) met privilegie der Zweedsche regeering een ‘messingwerck’ - een fabriek van geelkoper - hadden opgericht te Nacka, nabij Stockholm; hij klaagt verder over den lagen prijs van het koper en doet den voorslag, dat in Holland een consortium van kooplieden gevormd worde, dat jaarlijks een bepaalde hoeveelheid koper tegen een vastgestelden prijs van de Zweedsche regee- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
ring zal koopen; deze zal dan aan niemand anders koper mogen leveren. De reis van Blommaert naar Zweden, waarvan in dezen brief sprake is, heeft hoogst waarschijnlijk niet plaats gehad; anders zou in den brief van Le Blon, dien wij zoo aanstonds zullen mededeelen, daarvan gewag zijn gemaakt. In elk geval is het Blommaert niet gelukt de Zweedsche regeering over te halen om aan een Hollandsch consortium het monopolie van den koperhandel te geven; immers, al dadelijk in den eersten van zijne brieven aan Oxenstierna, die hierna worden uitgegeven, nl. in dien van 3 Juni 1635, komt hij weder met den voorslag aan, om ‘alle de coperen by contractation in één hant te brengen.’ Anderhalf jaar nadat Blommaert den boven medegedeelden brief aan den Paltsgraaf Johan Kasimir had geschreven, wordt uitvoerig over hem gehandeld in een schrijven, door Michel le Blon tot den lateren Zweedschen resident Spiering gericht. Le Blon stond in dienst van de Zweedsche regeering als leverancier van politiek en diplomatiek nieuws, dat hij dikwijls op slinksche wijze moest machtig wordenGa naar voetnoot1); hij zond het hetzij direct aan Oxenstierna, hetzij aan Spiering, die dan voor de verdere expeditie zorgde. Op 18 Juli 1634 nu schreef Le Blon het volgende:
‘Vorleden Saeterdach heb ick UE. van alles, datter passeert, geschreven ende geadviseert. Ondertusschen ben ick hier eenige maelen geweest by Sieur Samuel | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Blommart, die (gelijc hy seyt) claer bewysen can oorsaecke te wesen van Sr. Erich LarsonsGa naar voetnoot1) opcomste alhier, hem [te hebben onderricht] van alles, wat wissel aengaet, 't profijt van de subsidiën en 't gene daeraen is dependerende, 't voorderlijcxste vercoop van de Swedsche cooperen, negotie ende navigatie in Sweden te veroorsaecken, schepen bevracht op Moscovië en andere plaetsen, vor hem zijn credit, geld ende vermogen [heeft] geënployert, daervooren hy weinich meer genooten heeft als dat hem alles onttrocken is geworden van commissiën ende corespondentiën om sijn selven beter te cunnen beneficeren. 't Is een eerlijck end een vermogen man, die in sijnnen jongen tijt ettelycke jaeren in Oost-Indiën voor oppercommis ende coopman treffelycke diensten heeft gedaen, kreech oversulcx des General ReynstensGa naar voetnoot2) dochter ten huwelycke. Is voorts een van de eerste en voornaemste instellers van de West-Indische Compaignie ende deselve van begin aff seven jaeren als bewindhebber treffelycken bedient en gevoordert heeft. Is hooftparticipant in beyde, Oost-Ga naar voetnoot3) ende West-Indische Compaignie, somma een coopman van sinrycke aenslaegen. Discourert met fondement (so my dunct) van de negotie en navigatie, die men in Sweden soude cunnen veroorsaecken; bewijst deftichlycken, hoe men omtrent een vier hondert duysent schippont cooper in Sweden selfs sou cunnen verarbeyden en ongeveer soveel in Vranckrijck, deur [met] den Cardinal de Richelieu een contract te maecken, geen ander als Swedsche coo- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
peren aldaer te moogen verstieren, 's Conings geschutgieteryen en magazijn daarvan jaerlix te versien, behalven de muntten, daervan datter nu een te Bordeaux schijnt bewilleget te wesen om duyten te slaegen, daer tegenwoordig op dient gelet te worden. De reste van 't gene 's jaers meer overschieten sou, mocht men in Oost en Neerlandt verstieren naer wensch. Hij heeft Monsr ValckenborgGa naar voetnoot1) veel fraeye en voordeelige aenslagen aengewesen en voorgeschreven; die doet oock groote nersticheyt om hem eens in Sweden by de Rijcksraeden te hebben, opdat se hem en zijnne redenen selfs mochten hooren, met belofte van goede recompentiën. Dan also hy uyt sijnne negotiën so niet scheyden en can, het sekere vor 't onseker te verlaeten, voor alleer hy in eenen sekeren dienst gestelt ende vercosen waere, maect hy met reden dificulteyten. Dan (soo hy segt) naedemael van de Croons wegen alhier ymanden wesen moet, die den handel perfect verstaet en gewent is rondt en rechtuyt te gaen, so wilt hy hem seer gerne daertoe laeten gebruycken ende het tegenwoordige afgaen, ende dat voor sekere jaers gagie oft voor provisie van 't gene datter te doen sal vallen. Alsdan soude hy geheel sijn werck daervan mogen maecken en zijnne getrouwicheyt tegens compagniën en alles, dat hy oyt by der handt gehat heeft, claerlycken laeten blycken, te meer overmits hy tegens deselve gepickiert is ende eenige van hun officiers, die gemisnoegd zijn, op zijn handt heeft, waermede men verscheyde voordeelen soude cunnen in 't werck stellen, die voreerst met kleine capitaelen by der handt mogen genomen werden, daervan 5 off 6 centies ten minsten van overschieten soude. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
E. Larson en dergelycke luyden (om differentte redenen) en sullent niet gaerne sien, maer zijn overcomen ende annemen naer vermogen soucken te verhinderen, also het schijnt hy hun te seer in den wech is off wesen soude, ende van alles te veele weet etc. Ick hebbe hem beweegdt sijnne meeninghe in schrift te stellen, met belofte deselve aen niemand als aen UE. te langen, opdat se in geen andere als in grootvaedersGa naar voetnoot1) handen souden comen, seer vervaert wesende vor de Cantzeley, alwaer hy segt dat Monsr. Valckenborgs brieven deur Larsons creaturen plachten te verdwijnnen. Dit heb ick UE. wel willen adviseren met verscher memoriën om, offer voordeel aen vast mocht wesen, tselve waer te nemen. Ondertusschen als ick zijnne schriften become, sal ick se UE. bestellen ende verblyven, naer mijnne herttelycke gebiedenissen’ enz.
De poging om Samuel Blommaert in nader contact met de Zweedsche regeering te brengen, leidde weldra tot het gewenschte resultaat. Toen de rijkskanselier Axel Oxenstierna in het voorjaar van 1635 uit Zuid-Duitschland naar Noord-Duitschland moest reizen, nam hij zijn weg over Frankrijk en Holland om deze mogendheden over te halen tot het verleenen van krachtiger hulp aan Zweden in den dertigjarigen oorlog. In Mei 1635 vertoefde hij te Amsterdam en te 's-GravenhageGa naar voetnoot2). Gedurende zijn verblijf te Amsterdam zal hij de gelegenheid niet hebben verzuimd | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
om de economische belangen van Zweden te bevorderen en betrekkingen aan te knoopen met personen, die zijn land in dit opzicht van dienst konden zijn. Daar heeft hij ook een onderhoud met Blommaert gehad; de eerste brief van Blommaert aan Oxenstierna, d.d. Amsterdam, 3 Juni 1635, vangt immers aan: ‘ick hebbe aen U Excie mondelinge verthoont’ enz. Reeds onmiddellijk na het vertrek van Oxenstierna uit Holland is Blommaert dus begonnen aan hem te schrijven. Het Rijksarchief te Stockholm bewaart in de omvangrijke verzameling brieven aan Axel Oxenstierna 38 brievenGa naar voetnoot1) van Blommaert aan den Kanselier, alle uit Amsterdam; de eerste is van 3 Juni 1635, de laatste van 22 Juni 1641. De collectie is niet compleet; uit de vermelding van den datum van den vorigen brief, die men gewoonlijk in den aanhef der brieven vindt, en uit de groote gapingen, die soms tusschen de data van twee opeenvolgende brieven liggen, blijkt dat verscheidene verloren zijn gegaan. Tezamen beslaan de brieven 166 bladzijden in folo. formaat; het zou mij te lang hebben opgehouden ze alle geheel af te schrijven, maar dit was, op een enkele uitzondering na, ook niet noodig; in de breede excerpten, die ik er uit heb gemaakt, is, naar ik meen, alles vervat, dat wezenlijk belang heeft. De laatste brief, die van 22 Juni 1641, bevat niets, dat doet gissen, waarom Blommaert de brief-wisseling heeft gestaakt. Het is trouwens mogelijk, | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
dat er enkele brieven van lateren datum zijn verloren gegaan; maar groot kan het aantal brieven na Juni 1641 niet zijn geweest. Dit meen ik uit de volgende feiten te mogen concludeeren. In November 1636 had de Zweedsche regeering voldaan aan den wensch, dien Blommaert herhaaldelijk in zijne eerste brieven uitspreekt, nl. hem een officieele aanstelling te geven; hij werd toen benoemd tot commissaris op een jaarlijksch tractement van 1000 rijksdaaldersGa naar voetnoot1). Doch in 1642 stond hij niet langer in Zweedschen dienst; immers, in de vergadering van den Rijksraad van 22 Juli 1642 werd besloten dat Harald Appelboom en Peter TrotzigGa naar voetnoot2) in Blommaert's plaats te Amsterdam zouden komen en dat zijn tractement tusschen hen zou worden verdeeldGa naar voetnoot3). Om welke reden Blommaert in 1642 is opgehouden als Zweedsch commissaris te fungeeren, zij voorloopig | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
daargelaten; in elk geval niet door den dood, want, gelijk ik boven reeds mededeelde, hij overleed eerst in 1654. Zijn afscheid uit Zweedschen dienst wordt hier slechts aangevoerd ter verklaring van de omstandigheid, dat na 1641 geen brieven van hem aan Oxenstierna meer bewaard zijn. Uit Blommaert's brieven blijkt, dat hij, behalve aan den Kanselier, ook heeft geschreven aan de Rijksraden, aan de Kamerraden (leden van het Kammar-Collegium), aan Conrad von FalckenberchGa naar voetnoot1) en vooral zeer dikwijls aan den vice-admiraal Claes Fleming, den leider van het Zweedsche departement van marineGa naar voetnoot2); met den laatsten heeft hij hoofdzakelijk gecorrespondeerd over het onderwerp, dat ook in zijne briefwisseling met den Kanselier de meeste plaats inneemt, nl. de reis van Minnewit naar Amerika. Juist daarom heb ik een poging gedaan om de brieven van Blommaert aan Fleming op te sporen; maar zonder succes. De ar- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
chivaris Per Sondén - de beste kenner in Zweden van het tijdvak van Gustaaf Adolf en Oxenstierna - deelde mij mede, dat er in het Rijksarchief te Stockholm geen brieven van Blommaert aan Fleming bewaard zijn gebleven; de eenige portefeuille, waarin misschien een brief van Blommaert aan Fleming verdwaald kon zijn, getiteld: ‘Några Clas Flemings papper, 1630 och 1640-talen’, heb ik nauwkeurig doorzocht, maar zonder gunstig resultaat. Ook zijne brieven aan de Rijksraden zijn in het Rijksarchief te Stockholm niet meer te vinden; immers, de heer Sondén deelde mij mede dat, wanneer deze brieven bewaard waren gebleven, daarvan melding moest zijn gemaakt in de noten bij den door Dr. Westrin opgemaakten inventaris der Diplomatica Hollandica; dit nu is niet het gevalGa naar voetnoot1). Naar de enkele brieven van Blommaert aan Conrad von Falckenberch en aan sommige leden van het Kammar-Collegium heb ik geen onderzoek ingesteld; de laatste zijn misschien te vinden in het Kammar-Arkiv, maar mijn zeer beperkte tijd liet niet toe, dat ik eenige dagen besteedde aan nasporingen, die hoogst waarschijnlijk geen of slechts een weinig belangrijk resultaat zouden opleveren. Zoo geef ik dus hier alleen de brieven van Samuel Blommaert aan den Zweedschen rijkskanselier Axel Oxenstierna uit, benevens enkele Stockholmsche archivalia, die ter toelichting daarvan kunnen dienen; naar de laatste heb ik niet opzettelijk gezochtGa naar voetnoot2), | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
maar alleen diegene gebruikt, waarvan het bestaan mij bekend was geworden op mijn eerste archiefreis in het Noorden, en die ik dan ook reeds in mijn Verslag van Skandinavische archivalia had gesignaleerd. Mij rest thans nog de taak, aan te geven in welk opzicht de kennis onzer vaderlandsche geschiedenis door deze publicatie wordt gebaat. Ik zal daarbij de meeste onderwerpen slechts even aanroeren en verwijs naar den inhoud der brieven zelve voor alle verdere bijzonderheden; alleen zal ik uitvoerig handelen over de uitrusting, die tot de stichting der kolonie Nieuw-Zweden heeft geleid, omdat dit onderwerp tot dusverre in de Nederlandsche historiographie weinig de aandacht heeft getrokken. In zijne brieven aan den Zweedschen rijkskanselier geeft Samuel Blommaert in de eerste plaats advies over alles, wat den koperhandel en de koperindustrie betreft. Maar vooral nadat hij tot commissaris van de kroon Zweden is aangesteld, raakt dit onderwerp langzamerhand op den achtergrond en treden andere naar voren. In de dagen van Gustaaf Adolf en Oxenstierna speelde Zweden niet alleen een groote rol door zijn militaire macht, maar trachtte het zich ook economisch zooveel mogelijk te ontwikkelen. De rijkdom van den bodem aan delfstoffen bleef niet langer grootendeels ongebruikt; de regeering begunstigde de ondernemingen van immigranten als Gerard en | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Willem Gillisz. de Besche en Louis de Geer, die de metaalindustrie tot grooten bloei brachten. Willem Usselincx vond voor zijne grootsche plannen van overzeeschen handel en kolonisatie een gunstig gehoor, maar door gebrek aan kapitaal konden die plannen het niet verder brengen dan tot een begin van uitvoering. Ter bevordering van de scheepvaart werd een Scheepscompagnie opgericht, die schepen bouwde en uitrustte, welke in dienst der kroon Zweden voeren; in vredestijd werden zij gebruikt voor de koopvaardij, in oorlogstijd als oorlogsschepen. Verschillende raadgevingen van Blommaert hebben betrekking op deze schepen, die in dienst der kroon Zweden voeren. Hij stelt o.a. voor, ze te gebruiken voor de zoutvaart, welke dan weder onder een geprivilegieerde compagnie moest worden gebrachtGa naar voetnoot1); ook doet hij allerlei voorslagenGa naar voetnoot2) om de kwade praktijken te weren, die bij de schippers zijn ingeslopenGa naar voetnoot3). De meeste zijner adviezen hebben echter betrekking op handelsaangelegenheden, waarmede hij als bewindhebber der Westindische Compagnie vertrouwd was geraakt. Uit Blommaert's brieven blijkt, dat hij bij die Compagnie een groot man was. Wanneer in het | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
begin van 1636 de onderhandelingen met Spanje ongerustheid wekken bij de Compagnie en haar met name bezorgd maken voor het behoud harer veroveringen in Brazilië, gaat Blommaert als gedeputeerde van de hoofdparticipantenGa naar voetnoot1) naar Den Haag om bij den Prins en de Staten-Generaal voor de belangen der Compagnie op te komenGa naar voetnoot2). In Augustus 1637 zendt de vergadering der negentienen hem naar de legerplaats van den Prins, om dezen in te lichten omtrent den staat van zaken in BraziliëGa naar voetnoot3). Wanneer de Compagnie in 1637 en 1638 met Richelieu onderhandelt over een subsidie om ‘eenighe merckelycke exploten tot offbreuck van Spaniën by der hant te nemen’, dan schijnt ook daarbij Blommaert een groote rol te spelen, althans hij schrijft: ‘ick hebbe dese saecke nu bynaer een gheheel jaer by der hant gehadt met kennisse van Sijn HoocheytGa naar voetnoot4).’ Blommaert verzekert, dat de expeditie van Cornelis Cornelisz. Jol, alias Houtebeen, die in 1638 de Spaansche zilvervloot trachtte te vermeesteren, hoofdzakelijk door hem was beraamd en voorbereid; de tijding van het mislukken van dit exploot heeft hem dan ook ‘uut der maeten verdrootenGa naar voetnoot5).’ Een overzicht van de voornaamste krijgsverrichtingen der Westindische Compagnie wordt door hem niet zonder zelfgevoel besloten met de woorden: ‘alle de voorschreven concepten en aenslaegen sijn meest door mijn beleyt en op mijn aengeven in 't werck gestelt, en d'instructiën | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
hebbe selver ingestelt, alsoo ick mijn werck maecke om puntuel kennisse van alles te hebben, wat in de ganse limiten van de octroy te doen is, alsoo ick continueel informatie neme van iedereen, die uut die quartieren comen, dat by andere soo niet en wort gepractiseert’Ga naar voetnoot1) enz. Ook al heeft Blommaert tegenover den Zweedschen rijkskanselier misschien het aandeel, dat hij aan de leiding der Westindische Compagnie had, een weinig overdreven, toch mogen wij veilig aannemen, dat hij een der actiefste bewindhebbers is geweest. Dat gedeelte zijner brieven, waarin hij over de aangelegenheden dezer Compagnie handelt, is dan ook voor ons niet het minst belangrijk. Één ding trof mij daarbij vooral: hij gaat naar bed en staat op met plannen tot verovering van een Spaansche zilvervloot, en droomt ondertusschen van het buitmaken van een rijkgeladen Spaansch koopvaardijschip. Ook over de pogingen, die Usselincx in 1637 en 1638 aanwendde om Nederland te betrekken in de Zweedsche Zuider-Compagnie, bevatten de brieven van Blommaert verschillende berichten; hij geeft te kennen, dat Usselincx ‘niet aensiens noch credit genoech heeft om sulcken grooten werck uut te voeren’; zoo het de Zweedsche regeering ernst is met dit plan, dan moet zij er niet Usselincx, maar hare ministers hier te lande voorspannenGa naar voetnoot2). Blommaert zelf oppert in een zijner brievenGa naar voetnoot3) het denkbeeld, dat Zweden toe zou treden tot de Westindische Compagnie en te Gotenburg een Kamer van die Compagnie zou worden opgericht. Maar ook de uitvoering van dit plan zou wel zijn afgestuit op dezelfde moeilijkheid, die Usselincx in | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
den weg stond voor de verwezenlijking van zijne denkbeelden: het ontbrak Zweden aan het noodige kapitaal tot het beginnen van groote handelsondernemingen. Toch heeft Blommaert een onderneming op meer bescheiden schaal kunnen doorzetten, die geleid heeft tot de stichting van de eerste Zweedsche kolonie. Wanneer hij (in zijn brief van 26 December 1635) den Kanselier opmerkzaam maakt op personen, van wier dienst Zweden zich moet zien te verzekeren om deel te krijgen aan den kolonialen handel, dan schrijft hij o.a.: ‘Noch een ander persoon is hier, die op een ander oort seer ervaeren is, die in 't lant van Cleeff woont; en alsoo 't daer vol oorloghs is, heeft my synen dienst gepresenteert en soude wel genegen wesen by Uwe Excellie te comen en mondelinge openinge van dingen te doen’ enz. De persoon, op wien hier blijkens latere brieven gezinspeeld wordt, is Peter MinnewitGa naar voetnoot1), geboortig uit WezelGa naar voetnoot2), die in dienst van de Westindische Compagnie was getreden en van 1626 tot 1632Ga naar voetnoot3) het bestuur had gevoerd over de kolonie Nieuw-Nederland. Hoewel hij zich | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
in die betrekking als een zeer bekwaam man had doen kennen, werd hij het slachtoffer van een oneenigheid in den boezem der Compagnie over de in Nieuw-Nederland ingestelde patronaatschappenGa naar voetnoot1); de bovendrijvende fractie beschuldigde hem de patronen te begunstigen ten koste der Compagnie en riep hem daarom terug van zijn post; hij keerde toen naar Holland en vervolgens naar zijn geboorteland terug. Voorloopig wordt in de brieven van Blommaert verder het stilzwijgen bewaard over Peter Minnewit; eerst in zijn brief van 26 November 1636 noemt hij hem weder, en dan met name; hij schrijft dan aan den Kanselier, dat de Zweedsche resident Spiering bij hem in Amsterdam is gekomen en dat zij het raadzaam hebben gevonden Peter Minnewit bij zich te ontbieden ‘om met hem wegen seecker voyage te spreecken en [hem] dan naer Sweden aff [te] veerdigen, om met Uwe Excie en de heeren van de regeringe te spreecken.’ Wij weten echter van eldersGa naar voetnoot2) wat er tusschen December 1635 en November 1636 ten opzichte van de ‘voyage’, die Minnewit zou ondernemen, was voorgevallen. In het voorjaar van 1636 kreeg Axel Oxenstierna, die destijds te Wismar vertoefde, een bezoek van Peter Spiering, een Nederlander van geboorte, die in de door Zweden bezette Pruisische | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
havens het tolwezen had geregeld; toen deze havens in 1635 wederom werden afgestaan, was zijn werk daar geëindigd, maar hij bleef in Zweedschen dienst. Oxenstierna zond hem nu naar Nederland met de opdracht om de Staten-Generaal te bewegen tot het verleenen van subsidiën aan Zweden; tevens moest hij de gelegenheid waarnemen om de belangen der kroon Zweden in zaken van handel of nijverheid te behartigen. Na zijne aankomst in Nederland geraakte Spiering spoedig in aanraking met Blommaert, die hem op Minnewit opmerkzaam maakte; deze werd dan ook naar Holland ontboden. Aanvankelijk schijnt er sprake te zijn geweest van een uitrusting naar GuineaGa naar voetnoot1); maar al spoedigGa naar voetnoot2) werd een ander doel in het oog gevat, nl. de landstreek, waarmede Minnewit uit eigen ervaring bekend was, de Oostkust van Noord-Amerika, meer in het bijzonder de aan Nieuw-Nederland grenzende landstreek. Toen Spiering in den zomer van 1636 een reis naar Zweden deed, zou Minnewit hem eerst daarheen hebben vergezeld; hij werd daarin echter verhinderd en stelde toen een memorie voor Spiering op, die deze medenam naar Zweden. Dit stukGa naar voetnoot3) is van den volgenden inhoud: ‘Alsoo de navigatie veel conincrycken en | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
lande [doet] floreren en allenskens in Westindiën door de Engelsche en Fransen en Nederlanders [vele plaatsen] geoccupeert worden, soo duncket my dat de croon Sweeden niet leedich en behoert te staen om hunne naem mede in vremde landen te verbreyden; so hebbe ick, ondergeschreven, mynen dienst aen die croon Sweden willen presenteeren om met een cleyn by der hant te nehmen, dat in 't korte tot een groot door Godts segen soude connen commen. Vooreerst hebbe an de heere Pieter Spiring voorgestelt om een voyage te doen naer de Virgines, Nie-Neederland en andere plaetsen, daeromtrent seekere plaetse my wel bekentelijk sien, van zeer goet climaet, dewelcke genoemt soude worden Nova Sweediae [sic]. Tot welcke equipaje van noden soude wesen een schip van 60 à 70 à 100 lasten, gemonteert met 17 stucken en amonitie naer advenant. Voor cargesoen soude nodich weesen 10 à 12000 guldens, bestaende in dissels, bijllen, ketels, duffels en andere cremerey. Tot equipage 20 à 25 man, gevictualeert voor 12 maenden, soude omtrent bedragen 3400 guldens. In gevael die croon Sweeden het schip met d'ammonitie daertoe welde doen, met 12 soldaten tot besettinge van de plaetse om in possessie te houden, mitsgaders een barckjen ofte jachtjen om aff en aen te varen [en] te handelen, soude de gantse equipaje ende uytreedinge gedaen worden voor omtrent 16000Ga naar voetnoot1) gulden, daervoor ick selve | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
presentere voor de helft in te coemen, ende de heere Spiering ofte van wegen de croon Sweden voor d'ander helft straecks in contant daerby leggen. De bequaemste tijt om uyt te vaeren soude wesen hoe eerder hoe beter, hoewel dat den handel eerst op het voorjaer geschiet, maer by tijts daerwesende, kan men die wilden bevrienden, datse in den winter sooveel vellen versamelen; en soude hoopen 4, 5 ofte 6000 beversvellen te verhandelen, om met diet clein beginsel groot capitael te vergaederen, om hiernaer wat meerder by der hant te nehmen. De croon Sweeden soude gelieven de beginners van deese niewe voyaje [te] begnadigen met ocktroi, stellende de limitten van Terra Neuff tot Florida, dat niemant voor den tijt van 70 jaeren uyt Sweden daerwaerts soude moegen vaeren, op verboerte van schip en goet; ende alsoo in 't vaeren in zee dickwils gerescontreert worden eenige Spanse ofte Portugesche schepen, mosten een bestellinge mede hebben, dat men dieselvige soude moegen aentasten en voor goede prise in Sweeden brengen. Dat mede d'eerste tien jaeren alle goederen van deese Compagnie van uytgaen ende incoemen souden mogen tolvrey sein. En also dit lant bequam is om toback te planten en andere graenen, soude goet wesen eenige bequame persoenen mede te nemen, die daer al[s] velwaerdersGa naar voetnoot1) mede souden connen diennen. Hierby conde mondelinge aengewesen worden, wat nuttichheeden de croon Sweden met der tijt | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
daruyt soude connen trecken, tsy dat ick in Sweden ontboden worde om naerder contentement van alles te geven, ofte sulcx als de heeren van de regeeringe sullen goetvinden. Dit is soo coertelijck om UE. voor memory te dienen. UE. gelieven aen den bekende vrientGa naar voetnoot1) ten eersten antwoort uyt Sweden te schryven off men het in 't werck sal leggen, opdat geenen tijt versuymt mag worden en anderen ocuperen 't geene tot groet voordeel van de croon Sweden soude strecken; waermede wensche UE. geluck op de reyse, en ick sal blijven
UE. getrouwe dienaer, Pieter Minuit.’ Amsterdam, 15 Junij 1636.
Gedurende zijn verblijf in Zweden in den zomer van 1636 heeft Spiering met de regeering aldaar over de door Minnewit voorgestelde expeditie gesprokenGa naar voetnoot2). Toen hij in den herfst van 1636 naar Nederland terugkeerde, vestigde hij zich daar voor goed als Zweedsch residentGa naar voetnoot3); weldra werden de onderhandelingen met Minnewit en Blommaert hervat, welke laatste nu tevens zijn officieele aanstelling als Zweedsch commissaris kreeg. Uit het boven medegedeelde extract uit Blommaert's brief van 26 November 1636 is ons reeds gebleken, dat Spiering bij hem te Amsterdam was gekomen en dat zij hadden besloten Minnewit, | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
die inmiddels naar Emmerik was gegaan, weder naar Holland te ontbieden. In de eerste helft van Januari 1637 had te 's Gravenhage een samenkomst plaats van Spiering, Blommaert en Minnewit; daar werd beslotenGa naar voetnoot1) tot de oprichting van een Compagnie om handel te drijven en koloniën te stichten op de Amerikaansche kust, van Florida tot Terra Nova, voor zooverre deze nog niet door de Nederlanders en de Engelschen was bezetGa naar voetnoot2); de helft van het benoodigde kapitaal, dat op f 24000 werd geschat, zou door Blommaert en Minnewit en consorten worden geteekend; de andere helft moest in Zweden worden bijeengebracht. Minnewit zou naar Zweden gaan met de noodige kaarten en papieren ter voorlichting van de regeering; in Februari 1637 aanvaardde hij de reis daarheen. In Zweden toonden de voornaamste regeeringspersonen zich bereid, niet alleen om de uitrusting te bevorderen, maar ook om er zelf aandeel in te nemen; de drie Oxenstierna's en admiraal Fleming brachten te zamen met Spiering de f 12000 bijeen, die van Zweedsche zijde moesten worden geteekendGa naar voetnoot3). Vooral Fleming interesseerde zich voor het plan en droeg | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
zorg, dat twee vaartuigen, toebehoorende aan de (sinds 1630) vereenigde Zuider- en Scheepscompagnie voor den tocht werden uitgerustGa naar voetnoot1), een groot en gemonteerd schip, de Kalmar Sleutel, en een jacht, de Vogel Grijp of de GriffioenGa naar voetnoot2). Blommaert was ondertusschen in Holland bezig met alles voor te bereiden voor den tochtGa naar voetnoot3): hij zorgde voor den aankoop van de levensmiddelen en de lading (breede duffels, daarvoor expresselijk in Kampen en Leiden gemaakt, en ketels) en voor het aanwerven van officieren en manschappenGa naar voetnoot4), die met de overige benoodigdheden naar Gotenburg werden gezonden, vanwaar de expeditie zou uitzeilen. Voor dit alles stond hij alleen, omdat Minnewit door ziekte in Zweden werd opgehouden en eerst in den zomer van 1637 naar Holland terugkeerde; vandaar ging ook hij later naar Gotenburg. Uit alles blijkt, dat Blommaert de eigenlijke ziel van de expeditie was; hij gaf aan Minnewit de instructie voor zijn tocht mede; hij zelf was voor een vierde part bij de onderneming geïnteresseerd, Minnewit voor een achtsteGa naar voetnoot5); hij schoot de gelden voor, | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
die de Zweedsche participanten nog in gebreke bleven te stortenGa naar voetnoot1). Ondanks den aandrang van Blommaert, die in brief op brief uiteenzette, waarom het gewenscht was dat de expeditie vroeg in het jaar zou uitzeilen, werd dit uitzeilen vertraagd, niet alleen door de ziekte van Minnewit, maar ook door het talmen in Zweden; en ondertusschen waren de maandgelden van de bemanning reeds ingegaan. Eerst in het late najaar van 1637 kozen de schepen zee; maar zij werden in de Noordzee door een geweldigen storm overvallen en moesten in Tessel en te Medemblik binnenloopen om de geleden schade te herstellen en den voorraad levensmiddelen, door het lange wachten in Zweden reeds geslonken, aan te vullen. Door dit alles steeg het bedrag der onkosten tot f 36000, zoodat elk der | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
participanten naar rato weer bij moest passen. Hierover was Blommaert al evenmin gesticht als over het feit, dat de Zweedsche regeering de kosten van de bewapening en uitrusting der schepen niet wilde dragen, waarop de Hollandsche deelnemers hadden gerekend; maar hij troostte zich met de hoop, dat één rijke Spaansche prijs weer alles goed zou kunnen maken. Den 31sten December 1637 aanvaardden de Kalmar Sleutel en de Griffioen wederom de reis. Van den aanvang af was het de bedoeling van Minnewit geweest om koers te zetten naar een landstreek, gelegen tusschen Virginia en Nieuw-Nederland, aan den rechteroever der Delaware, en deze onder den naam van Nieuw-Zweden voor de kroon Zweden in bezit te nemenGa naar voetnoot1). Toen hij gouverneur van Nieuw-Nederland was, had hij dat land leeren kennen als vruchtbaar, met een voor kolonisatie gunstig klimaat en door zijne ligging aan de Delaware uiterst geschikt zoowel voor het drijven van handel landinwaarts als voor den handel op West-Indië. De Nederlandsche Westindische Compagnie had reeds vroeger zich aan den oever der Delaware gevestigd. In 1623 had zij een expeditie uitgezonden onder Cornelis Mey, die de rivier opvoer en aan den linkeroever daarvan een kleine sterkte bouwde, het fort Nassau. In 1631 was door een consortium van Hollandsche kooplieden (waartoe ook BlommaertGa naar voetnoot2) behoorde) een expeditie uitgerust onder leiding van De Vries, die landde in de buurt van Kaap Hinlopen, aan den mond der Delaware, en aan den rechteroever daarvan de kolonie Zwanendal stichtte; van de Indianen werd land gekocht aan beide oevers | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
der rivier. Maar reeds twee jaren later werd zoowel Zwanendal als fort Nassau door de Indianen verwoest; het laatste werd echter spoedig weer hersteld. Toen de expeditie van Minnewit in den mond der Delaware kwam, was de toestand daar zoo, dat aan den rechteroever geen Nederlandsche nederzetting meer bestond; alleen aan den linkeroever, een eind de rivier op, lag het fort NassauGa naar voetnoot1). Ook de Engelschen maakten aanspraak op de streek aan weerszijden van den mond der Delaware en hadden in 1635 van Virginia uit een aanval op fort Nassau gedaan, welke echter werd afgeslagenGa naar voetnoot2); maar bij de aankomst van Minnewit was geen enkel punt aan de rivier door hen bezet. Van de Engelschen zou Minnewit dus vermoedelijk weinig last hebbenGa naar voetnoot3); en wat de Nederlanders betreft, was het in zijn voordeel, dat de aandacht der Westindische Compagnie in dezen tijd bijna geheel in beslag werd genomen door Brazilië. In Maart 1638Ga naar voetnoot4) kwam Minnewit met zijne beide schepen aan den mond van de Delaware of, zooals | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
de Nederlanders haar noemden, de Zuidrivier. Hij voer een rechterzijriviertje daarvan, de Minquas-kil, binnen, sloot met de hoofden der Indianen een contractGa naar voetnoot1), waarbij zij hem een streek land aan den rechteroever der Delaware verkochten, liet er de Zweedsche vlag hijschen en doopte het land Nieuw-Zweden. Aan de Minquas-kil, bij deze gelegenheid tot Elbe herdoopt, begon Minnewit op de plaats, waar tegenwoordig de stad Wilmington ligt, een fort te bouwen, dat naar de Zweedsche koningin Christina werd genoemd, alsmede een paar huizen. Het jacht de Griffioen werd naar Virginië gezonden om te trachten daar zijne lading te verhandelen. De sloep voer de Zuidrivier op om eenigen handel te zoeken; toen zij echter bij fort Nassau kwam, verhinderde de bezetting haar verder te varen. De toenmalige gouverneur van Nieuw-Nederland, Willem Kieft, door de manschappen van fort Nassau onderricht van de komst van Minnewit, zond aan dezen laatste een protestGa naar voetnoot2) tegen zijne vestiging aan de Zuidrivier, maar Minnewit bekommerde zich daarom niet. Ondertusschen was het jacht teruggekeerd van Virginië, waar het geen handel had kunnen drijven, | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
daar de Engelsche gouverneur weigerde hiertoe toestemming te gevenGa naar voetnoot1). Minnewit liet het jacht daarop zijne lading lossen en zond het naar West-Indië, naar het eiland St. Christoffel, om water en zout in te nemen en vervolgens ‘om de West te loopen en een vetten Spanjaard te veroveren, die de onkosten van de expeditie goed zou maken’. Toen het fort Christina voltooid was, maakte ook hij zelf aanstalten tot de afreis; hij had aan de Zuidrivier met de inboorlingen nog eenigen handel in pelswerk kunnen drijven en liet daartoe ook de rest van zijn lading achter; de lading, die de Griffioen gelost had, liet hij aan boord van zijn eigen schip brengen. Het commando over het fort vertrouwde hij aan Måns KlingGa naar voetnoot2) toe, die 23 man onder zijn bevel hield; Hendrik Huyghen werd met de leiding der handelszaken belast; ook de sloep bleef achter, opdat men daarmede de rivier op en af zou kunnen varen om handel te drijven. Omstreeks half Juni vertrok Minnewit met de Kalmar Sleutel naar St. Christoffel en ruilde daar zijne lading tegen tabak. Reeds was hij op het punt naar Zweden te vertrekken, toen hij te gast ging aan boord van een schip uit Rotterdam, het Vliegende Hert; terwijl hij daar vertoefde, stak plotseling een orkaan op, waardoor alle schepen van de reede werden geslagen en sommige verongelukten, daaronder het Vliegende Hert. Toen de bemanning van de Kalmar Sleutel de zekerheid had gekregen, dat Minnewit was vergaan, aanvaardde zij de terugreis naar Zweden; | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
maar in de Noordzee werd het schip door een storm beloopen en moest met gekapten mast in Holland binnenvallen; vandaar vertrok het later naar Gotenburg. In diezelfde Zweedsche haven viel ook de Griffioen binnen; op zijn kruistocht in Westindië was dit jacht er niet in geslaagd om een ‘vetten Spanjaard’ buit te maken; het had vervolgens koers gezet naar Nieuw-Zweden en bracht vandaar een lading pelterijen mede. Aldus eindigde de eerste expeditie naar Nieuw-Zweden. De aandeelhouders in Nederland waren over den afloop daarvan weinig tevreden; van den aanvang af hadden zij geklaagd, dat de zaak in Zweden veel te groot werd opgezet en de kosten veel te hoog liepen; hun was het niet te doen geweest om een Zweedsche kolonie te stichten, maar om winst te behalen door den handel en misschien hadden zij ook wel als sluitpost der rekening gehoopt op de verovering van een ‘vetten Spanjaard’. Maar de Zweedsche regeering dacht daar anders over; voor haar was het verkregen resultaat van groote beteekenis. Vooral Fleming, sinds November 1637 president van het nieuw opgerichte Commercie-Collegium, spande alle krachten in om de nieuwe kolonie tot bloei te brengen en maakte terstond aanstalten voor een nieuwe uitrusting daarheenGa naar voetnoot1). De kroon Zweden nam voortaan ook geldelijk deel aan de uitrustingen en bevorderde die door allerlei middelen, ook door gewelddadige. Toen in Zweden zich geen vrijwilligers aanboden om als kolonisten naar Amerika te trekken, werden boereknechten, die uit hun dienst waren weggeloopen of iets anders op hun kerfstok hadden, gedwongen om met hunne gezinnen naar Nieuw-Zweden te gaan. De verdere geschiedenis van de kolonie Nieuw- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
ZwedenGa naar voetnoot1) behoef ik hier niet ter sprake te brengen, omdat Blommaert's brieven daarover zwijgen. De aanspraken der Nederlandsche deelnemers werden door de Zweedsche regeering in 1641 voor f 18000 afgekocht; van dat oogenblik af droeg de onderneming geheel een nationaal Zweedsch karakter; haar beambten, zoowel de burgerlijke als de militaire, waren voortaan bijna zonder uitzondering ZwedenGa naar voetnoot2). Toch hebben ook Nederlandsche landverhuizers zich als kolonisten in Nieuw-Zweden gevestigdGa naar voetnoot3). In 1639 hadden een aantal inwoners der provincie Utrecht, ‘siende dat de lasten op de landen hoe langer hoe swaerder vallen en dat den huysman qualijck den cost daerop can crygen’, zich gewend tot het bestuur der Westindische Compagnie om als kolonisten naar Nieuw-Nederland te trekken. Toen zij het echter niet eens konden worden over de voorwaarden, richtten zij zich tot de Zweedsche regeering en zonden een afgevaardigde naar Stockholm om over een vestiging in Nieuw-Zweden te onderhandelen. Den 24sten Januari 1640 st. vet. verleende de Zweedsche regeering hun een octrooi voor het stichten van | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
een kolonie in Nieuw-Zweden, waarvan de inhoud bijna geheel een navolging is van de bepalingen, die voor de patronaatschappen der Nederlandsche Westindische Compagnie golden. Joost van den Boogaerdt was de leider der Utrechtsche landverhuizers, die in November 1640 in Nieuw-Zweden aankwamen en zich daar vestigden in de nabijheid van het fort Christina.
De betrekkingen van Samuel Blommaert met Zweden eindigen in denzelfden tijd, waarin de uitrustingen naar Nieuw-Zweden ophielden te geschieden voor gezamenlijke rekening van Zweden en Nederlanders en een nationaal-Zweedsche onderneming werden. Misschien is er wel eenig verband tusschen het een en het ander. Blommaert had bij de eerste uitrusting een vrij groote som gelds voorgeschoten; ook voor de tweede uitrusting - waarbij de overige deelnemers hier te lande zich niet meer wilden interesseeren - betaalde hij allerlei onkosten, die moesten worden gemaakt toen de Kalmar Sleutel op haar tweede uitreis naar Nieuw-Zweden lek te Medemblik binnen liep. Het is mogelijk, dat men in Zweden in gebreke bleef hem de voorgeschoten gelden terug te betalen of wel zijne diensten te beloonen naar de waarde, waarop Blommaert zelf ze schatte, en dat hierdoor Blommaert aan Zweden den dienst heeft opgezegd. Voor deze veronderstelling vind ik eenigen steun in het feit, dat de Zweedsche archiefstukken wel melding maken van een besluit tot afkoop der rechten van de deelnemers in Nederland, maar niet van het voldoen der vorderingen van BlommaertGa naar voetnoot1). In de twee | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
missives van Blommaert, die uit het jaar 1641 over zijn (waarvan één trouwens slechts in fragment bewaard is), brieft hij alleen nouvelles over, maar schrijft geen woord over Nieuw-Zweden; daarna houdt de correspondentie op, is er althans geen enkele brief meer bewaard. Het staat vast, dat hij aan de derde uitrusting naar Nieuw-Zweden, die in 1641 werd ondernomen, geen deel namGa naar voetnoot1); en reeds vroeger werd medegedeeldGa naar voetnoot2), dat in 1642 Harald Appelboom en Peter Trotzig in zijne plaats als Zweedsche commissarissen te Amsterdam kwamen. Maar nog een andere verklaring van Blommaert's afscheid uit Zweedschen dienst biedt zich aan. De lezers, die het geduld hebben gehad mij tot hiertoe te volgen, zullen zeker reeds een en andermaal bij zich zelf de opmerking hebben gemaakt, dat Blommaert, bewindhebber - en een der toongevende bewindhebbers - der Westindische Compagnie, tot deze maatschappij in een uiterst scheeve positie was komen te staan; niet alleen toch liet hij, sinds hij als bezoldigd adviseur van Zweden in handelszaken was opgetreden, de regeering van dit rijk genieten van de kennis van den handel op Amerika en Afrika, die hij als bewindhebber der Compagnie had verworvenGa naar voetnoot3), maar hij spoorde haar ook aan tot allerlei | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
ondernemingen, die òf aan de Nederlanders in het algemeen, òf aan de Westindische Compagnie in het bijzonder concurrentie zouden aandoen. Voor Zweden was Blommaert zeker een voortreffelijk consul; maar die consul was tevens bewindhebber der Westindische Compagnie; en de consul ried aan tot ondernemingen, die de bewindhebber had moeten trachten te verijdelen. De uitrusting naar Nieuw-Zweden geschiedde hoofdzakelijk door toedoen van Blommaert; voor een aanmerkelijk bedrag was hij zelf er bij betrokken: was dit te rijmen met den eed, dien hij als bewindhebber had afgelegd, waarin hij o.a. had gezworen ‘in alles te sullen bevorderen 't meeste proffijt van de Compagnie ende derselver schade te beschutten sooveel moghelijck sal zijn?Ga naar voetnoot1)’ De vraag te stellen is tevens haar te beantwoorden. En wij herinneren ons nu dat Michel le Blon, toen hij Blommaert aan Spiering aanbeval, ironisch had beloofd, dat Blommaert, zoo hij door de Zweedsche regeering in bezoldigden dienst werd genomen, ‘zijnne getrouwicheyt tegens compagniën en alles, dat hy oyt by der handt gehat heeft, claerlycken [zou] laeten blycken, te meer overmits hy tegens deselve gepickiert is ende eenige van hun officiers, die gemisnoegd zijn, op zijn handt heeftGa naar voetnoot2).’ Toen Le Blon dit schreef, in | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Juli 1634, was Blommaert geen bewindhebber meer, alleen hoofdparticipant van de Westindische Compagnie en stond hij dus vrijer tegenover haar; maar in 1636 werd hij weder tot bewindhebber benoemd en de jaren, waarin hij de Zweedsche regeering van zijn adviezen diende, vallen juist samen met die, waarin hij als bewindhebber der Compagnie zeer op den voorgrond trad. Blommaert's brieven aan Oxenstierna leveren het bewijs, dat hij zich bewust was van het dubbelzinnige zijner positie en het ongeoorloofde zijner handelingen. Reeds in den allereersten brief verklaart hij, dat het uitbrengen van zijne adviezen ‘met scrupule moet geschieden’ en uit hij de vrees, dat zijne brieven in handen zullen komen van wie er beter onbekend mede bleven. Wanneer hij voor het eerst de aandacht van den Kanselier vestigt op den gewezen gouverneur van Nieuw-Nederland, Peter Minnewit, noemt hij diens naam niet, spreekt alleen met groote omzichtigheid van ‘zeker persoon, die op een ander oord zeer ervaren is’Ga naar voetnoot1). Het is waar, wanneer hij zijn aanstelling tot Zweedsch Commissaris in den zak heeft, begint zijn geweten te kloppen: ‘in gevalle dat iet soude moegen voorgenomen worden, dat tegen de Compagnie soude moegen wesen, soude tselve met geen goet gemoet connen doen, soo lange als ick in dien dienst ben, maer soude denselven moeten verlaetenGa naar voetnoot2).’ Maar deze gewetensklopping moet alleen dienst doen om de Zweedsche regeering een som gelds uit de schatkist te kloppen; immers, zoo betoogt hij, als bewindhebber van de Compagnie krijg ik jaarlijks een goed tractement; | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
dit raak ik kwijt, zoodra mijn teer gemoed mij verbiedt langer het bewindhebberschap te vervullen; in dat geval reken ik er op, dat de Zweedsche regeering mij, behalve mijn jaarwedde als Commissaris, een vereering zal geven in evenredigheid van de door mij bewezen diensten. Toen hem echter bleek, dat de Zweedsche regeering scheutiger was met beloften dan met rijksdaalders, bleef hij zijn tractement als bewindhebber opstrijken, hoewel de uitrusting naar Nieuw-Zweden toch zeker wel mocht worden beschouwd als ‘iet, dat tegen de Compagnie’ was. HerhaaldelijkGa naar voetnoot1) kondigt hij zijn voornemen aan om het bewindhebberschap te laten varen; hij is immers iemand, die ‘altijt met open deuren wil wandelen’ en buiten opspraak verlangt te blijven en met een gerust geweten wenscht te levenGa naar voetnoot2); maar verder dan tot de aankondiging van zijn aftreden brengt hij het niet. Juist op het punt, dat voor de beoordeeling van Blommaert's ‘getrouwicheyt’ ten opzichte der Westindische Compagnie van het meeste belang is, spreken zijne verklaringen elkaar tegen. Den 6den Mei 1637 schrijft hij aan Oxenstierna, dat hij zijn aandeel in de uitrusting naar Nieuw-Zweden op naam van Minnewit zal stellen, ‘om redenen’; hoofdzakelijk, zooals hij laat volgen, omdat hij nog in dienst van de Westindische Compagnie is. Dit laat zich hooren; en daaruit volgt dus, dat hij voor de Westindische Compagnie zijn aandeel in de uitrusting geheim heeft gehoudenGa naar voetnoot3) - waartoe hij, zou men meenen, ook | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
alle reden had! Doch hoe dit te rijmen met hetgeen hij op 28 Januari 1640 schrijftGa naar voetnoot1): ik heb in den beginne aandeel genomen in de uitrusting en daar ik zag, dat er iets groots uit zou groeien, en wel begreep, dat de Westindische Compagnie het mij, als bewindhebber, later ten kwade zou duiden, dat ik eraan deel had genomen, heb ik ‘participatie genomen met hun kennisse, daervan my acte doenmaels tot mijn ontlastinge is gegeven’. In die acte zou hij dan tevens beloofd hebben, de zaak zoo te beleiden, dat Minnewit buiten de limieten van Nieuw-Nederland zou blijven; en dit, zoo vervolgt hij, heeft Minnewit ook 0gedaanGa naar voetnoot2), want hij is de Zuidrivier ingevaren en ‘heeft hem nedergestelt Suytwaerts tusschen de Engelschen en Nieu Nederlant’. Men zou de tegenstrijdigheid tusschen de verklaring van 6 Mei 1637 en die van 28 Januari 1640 kunnen opheffen, door te veronderstellen, dat Blommaert eerst van plan is geweest zijn aandeel in de expeditie voor de Westindische Compagnie verborgen te houden, maar later daarop terug is gekomen en open kaart heeft gespeeld. Maar deze veronderstelling stort dadelijk ineen, omdat Blommaert in een brief van 4 September 1638, (nadat hij bericht heeft gekregen van de aankomst van Minnewit aan de Zuidrivier) zijne vrees uit, dat de Westindische Compagnie, zoodra haar gerapporteerd is, dat ‘de Sweden in | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
haer gepretendeerde limiten’ zijn gekomen, daarover bij de Staten-Generaal haar beklag zal indienen; hij is bang, dat hij ‘daerom te lyden sal hebben’ en verzoekt, dat de Zweedsche regeering door hare ministers in Holland het gebeurde zal laten verdedigen. Voor dit alles zou geen reden geweest zijn, wanneer Blommaert, zooals hij in zijn brief van 28 Januari 1640 bericht, vóór het uitzeilen van de expeditie open kaart had gespeeld met de Westindische Compagnie. Ik ben dan ook geneigd aan te nemen, dat hij in laatstgenoemden brief onwaarheid spreekt, al kan ik er geen aannemelijke verklaring voor vinden, waarom hij aan Oxenstierna dezen leugen wil opdisschen. Nog een andere reden is er, om de mededeeling, dat Minnewit's expeditie met voorkennis van de Westindische Compagnie heeft plaats gegrepen, te verwerpen. Indien dit geschied ware, zou Blommaert toch wel gezorgd hebben, dat aan Minnewit een schriftelijke verklaring daarvan was medegegeven, welke deze had kunnen toonen aan de ambtenaren der Compagnie in Nieuw-Nederland; maar in dat geval zou dan ook het protestGa naar voetnoot1) van Willem Kieft, den gouverneur van Nieuw-Nederland, tegen de nederzetting van Minnewit aan de Zuidrivier zijn uitgebleven. Ten slotte nog dit. In zijn brief van 28 Januari 1640 schrijft Blommaert, gelijk wij zooeven hoorden, dat Minnewit zijne belofte, om zich niet neder te zetten in de limieten der Westindische Compagnie, is nagekomen, want hij is de Zuidrivier binnengevaren en heeft zich gevestigd tusschen Nieuw-Nederland en de Engelschen (in Virginië). Daaruit zou men moeten afleiden, dat Blommaert dat gedeelte van de kust der Zuidrivier, waar het fort Christina werd gebouwd, | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
als buiten de limieten der Compagnie gelegen beschouwt. Op zich zelf is dit reeds niet aannemelijk; de rechteroever der Zuidrivier, waar Minnewit de kolonie Nieuw-Zweden stichtte, was wel is waar op dat oogenblik niet door de Nederlanders bezet, maar zij hadden er vroeger reeds een kolonie gehadGa naar voetnoot1) en bezaten bovendien vlak in de nabijheid, op den linkeroever, een sterkte, fort Nassau. Blommaert moest weten, dat de plaats, waar Nieuw-Zweden werd gesticht, door de Westindische Compagnie werd beschouwd als binnen haar gebied te zijn gelegen. En hij wist dit ook. Dezelfde brief van 4 September 1638, waaruit wij zooeven de onwaarheid concludeerden van Blommaert's verzekering, dat de expeditie met voorkennis en goedvinden der Westindische Compagnie had plaats gehad, levert ook het bewijs, dat Blommaert zeer goed wist, dat de Compagnie den rechteroever der Zuidrivier als haar territoir beschouwde. Immers, zoodra hij bericht heeft gekregen van Minnewit's vestiging daar, uit hij de vrees, dat de Compagnie er bij de Staten-Generaal over zal klagen, dat ‘de Sweden in haer gepretendeerde limiten’ zijn gekomen. De slotsom van deze argumentatie is dus, dat Blommaert zich tegenover de Westindische Compagnie aan een ongeoorloofde handeling heeft schuldig gemaakt, toen hij de uitrusting van Minnewit heeft op touw gezet. Voor elk ander had de verontschuldiging kunnen gelden, dat de Westindische Compagnie de ontginning der boorden van Hudson en Delaware, die zij nominaal in bezit had genomen, bijna geheel verwaarloosde, en dat er in Amerika nog plaats voor | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
velen was; maar voor een bewindhebber van de Compagnie kan men deze verontschuldiging kwalijk aanvoeren. Het aandeel van Blommaert in de stichting der kolonie Nieuw-Zweden is natuurlijk niet verborgen gebleven voor de overige bewindhebbers der Compagnie. In zijne brieven aan Oxenstierna zwijgt hij over de onaangenaamheden, die hem naar aanleiding daarvan wedervoeren; maar van eldersGa naar voetnoot1) weten wij, dat de Nederlandsche deelnemers aan de uitrusting, en vooral Blommaert, harde woorden te hooren kregen. Ik vermoed dat ook hierin de verklaring is te zoeken van Blommaert's afscheid uit den Zweedschen dienst; misschien is hij door de Compagnie wel voor de keus gesteld om òf zijn bewindhebberschap, óf zijn post als Zweedsch consul op te geven; maar daarmede betreed ik het ruime veld der gissingen. Hoe dit zij, Blommaert heeft het niet voorgoed bij de Westindische Compagnie verkorven; immers, nadat hij in 1642, toen zijn tijd van zes jaren verstreken was, had moeten aftreden, werd hij in 1645 voor de derde maal tot bewindhebber gekozen. Ten slotte nog een enkel woord over de houding der Westindische Compagnie tegenover de kolonie Nieuw-Zweden. Op het protest, dat de gouverneur van Nieuw-Nederland, Willem Kieft, tegen de vestiging van Minnewit aan de Zuidrivier had ingediend, volgden voorloopig geen daden; vermoedelijk heeft Kieft ook op nader instructies uit het vaderland gewacht. Maar het bestuur van de Westindische Compagnie in Nederland bekommerde zich in dezen | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
tijd niet veel om de kolonie Nieuw-Nederland; de heeren XIX hadden het hoofd te vol van de gebeurtenissen in Brazilië. Toen bovendien de Zweedsche regeering al spoedig het bestuur van de kolonie Nieuw-Zweden in handen namGa naar voetnoot1), zou de Westindische Compagnie, gesteld dat zij aanvankelijk voornemens ware geweest haar recht met de wapenen te handhaven, zich wel tweemaal bedacht hebben, voordat zij vijandelijkheden tegen de Zweden pleegde. Op de politiek der Westindische Compagnie hadden de Staten-Generaal een veel grooter invloed dan op die der Oostindische; en juist in deze jaren zocht de regeering van onze Republiek de vriendschap van Zweden, omdat de voortdurende conflicten met Denemarken deden vreezen, dat een oorlog met dit rijk niet lang meer zou uitblijven; in September 1640 werd tusschen Zweden en de Republiek een tractaat gesloten ‘tot verzekering van de veiligheid en vrijheid van de scheepvaart en den koophandel in de Oost- en de NoordzeeGa naar voetnoot2).’ Redenen van algemeene politiek verklaren dus reeds voldoende, waarom geen poging werd gedaan om de Zweden met geweld uit hunne vestiging aan de Zuidrivier te verdrijven. Zoo bleef voorloopig de vrede tusschen Nederlanders en Zweden in Noord-Amerika ongestoord, al zagen de eersten het met schele oogen aan, dat de Zweden hun gebied gestadig vergrootten en hunne handelsbetrekkingen uitbreidden, en al was het hoofdzakelijk gemeenschappelijke naijver op de Engelschen, die hen ervan terughield om onderling | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
twist te zoeken. In 1644 schreef de gouverneur van Nieuw-Zweden, Johan Printz, aan het bestuur der Zweedsche Westindische Compagnie: ‘hoewel de Hollanders ons hier heel ongaarne zien en altijd protesteeren en af en toe hun gemoed lucht geven door eens flink te schelden, hebben zij toch, sinds ik hier gekomen benGa naar voetnoot1), altijd goede vriendschap met ons onderhouden en dat doen zij nog, vooral hun commandeur in Manhattan, Willem Kieft genaamd, die mij zeer dikwijls, zoodra er slechts gelegenheid is, brieven zendt en mij op de hoogte houdt van wat er in Zweden, Holland en andere landen in Europa voorvalt; in den beginne gaf hij mij in zijne brieven te kennen, dat de Westindische Compagnie aanspraak maakte op deze geheele rivier [de Zuidrivier], maar sinds ik daarop heb geantwoord met zulke goede redenen, als ik kon bedenken, heeft hij mij nu een tijdlang daarvan verschoondGa naar voetnoot2).’ Eerst in 1646 werd de vriendschappelijke verhouding tusschen Nederlanders en Zweden verbrokenGa naar voetnoot3); van dat jaar af rezen er voortdurend geschillen over het gebied, waarover elk van beide partijen haar handel wilde uitbreiden. Maar het verhaal van deze gebeurtenissen ligt geheel buiten het bestek dezer inleiding; hier zij ten slotte er slechts aan herinnerd, dat in September 1655 de geheele | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
kolonie Nieuw-Zweden door Peter Stuyvesant, gouverneur van Nieuw-Nederland, werd vermeesterdGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||
No. 1. Amsterdam, 3 Juni 1635Ga naar voetnoot2).Adviezen over den koperhandel, de koperindustrie en de vaart op Guinea en Afrika.
‘Ick hebbe aen U Excie mondelinge verthoont de middelen, waerdoor het coper, sijnde een van de principaelste domeynen van Sweden, in reputation en prijs soude connen gebracht worden en daertoe aengewesen dry middelen. Het eerste om by contractation alle de coperen in één hant te brengen; daer can voor exempel by gebracht worden de Oostindische Compagnie, die groote menichten van speceryen alle jaeren uut Indiën brengen en deselve meest alle by contractation in één hant brengen, welcke contractanten het vertier en consu[m]ptie daerin soecken, en alsoo wort de specerye de heele werelt [door] versonden en geconsumeert en de Compagnie en hebben gans geen moeyten off swaricheden van schulden te verwachten, maer worden door de contractanten pront betaelt. Ick hebbe daerop aengewesen hoe nootsacckelycken het voor de croon Sweden soude sijn om het coper | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
mede soo by contractation aen één Compagnie te brengen, en tot dien eynde verthoont, dat men aen de croon Sweden soude adviseren wat in de coperen omgaet, wat de contractanten met de coperen doen, waer se die versenden, hoe die vertiert worden, wat plaetsen en landen dat coperen trecken, wat prijs daervan gemaect wort en wat voorder daeraen dependeert, om, als den tijt van dry jaeren van 't eerste contract expireerden, dat men dan favorabelder contract voor de croon Sweden soude connen maecken en ondertusschen onder de hant wercken om een tweede partye te verwecken en te sien off men die van Aken niet en soude connen brengen om te contracteren, alsoo die van Aken en StalborchGa naar voetnoot1) het meeste coper consumeren en hebben jaerlijcx van doen omtrent vijfthien off achtien mael hondert duysent [ponden], sijnde vijf, zes à seven duysent schippontGa naar voetnoot2), dat naer mijn calculation wel de helft is, dat de minen van Sweden gevenGa naar voetnoot3). Met de rest soude mede uutwegen gevonden worden, te weten den Coninck van Vranckrijck heeft jaerlijcx voor sijn giethuysen van doen naer gissinge twee duysent schippont, het coninckrijck Sweden heeft selver veel van doen om te vergieten en dan Moscoviën en andere coninckrycken en provintiën meer, soodat alle jaeren, als de saeck wel aengelegt wort, sooveel coperen vertiert als er gemaect worden, alst maer blijft op thien à twaelf duysent schippont jaerlijcx. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Hierop vallen nu verscheyde consideratiën, alsoo der op meer plaetsen coper valt als in Sweden; in gevalle datter een vrede in Duytslant gemaect wort, soo sullen de Duytse coperwercken weder by de hant genomen worden, die Aken altijt versien hebben, alsoo die van Aken voor desen niet als sulcke coperen plachten te gebruycken. Derhalven waert best, vooreerst de coperen in eenen middelmatigen prijs te houden, om daerdoor de berchwercken, die buyten Sweden sijn, onder te houden, dat andere coperen tegens de Sweetse coperen niet en costen mercten. By sooverre datter een vrede in Duytslant compt, gelijck het apparent den eenen tijt off den anderen sal geschiede, soo sullen de coperen dapper begeert worden; alsoo Duytslant door den swaeren oorloge gans uutgeput is, sal een ieder hem weder van noodigen huysraet moeten versien, soodat naer mijn oordeel in gevalle in corten een vrede in Duytslant quam, dat het dan best was noch wat buyten contract te blyven, alsoo der dan coperen genoech geconsumeert sullen worden, als in Sweden maer goede ordre wort gestelt op 't uutvoeren en dat de coperen daer by prijs gemeinteneert worden, en alsdan in eenen goeden afftreck sijnde, soude daerdoor te beter en favorabelder contract voor de croon Sweden te maecken sijn. Oock soo valt te considereren, dat als de coperen in hoogen prijs sijn, soo behelpen hen de lieden, die tevoren eenen coperen ketel gekocht hebben, met eenen yseren, daervan d'experiëntie hebben gesien, want doen het coper hooch was, soo hebben die van Luyck ysere potten en ketels gemaect, die met groote menichten naer Engelant en andere plaetsen sijn gevoert, waerdoor de ketels in desestime geraect sijn en het vierde paert sooveel copere ketels naer Engelant niet gevoert worden als het | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
plach; soo soude het in Duytslant oock gaen, derhalven waer mijn advis vooreerst de coperen in eenen middelmatigen prijs te houden. Het tweede middel is, dat de Croon Sweden alle middelen moet aenwenden om sooveel copermeesters in Sweden te trecken alst moegelijck sal wesen, daertoe nu wel bequaeme tijt soude wesen met dat den oorloge omtrent Maestricht en die quartieren schijnt te sullen vallen, om daerdoor in Sweden sooveel coper tot messinghwerck te maecken alse connen, daertoe de Croon Sweden de wercken, die alreede in Sweden sijn, als van Louis de Geer, op NackenGa naar voetnoot1) en andere oock, die noch mochten comen, met previlegiën en vrijheden mosten versien, dat andere costen gevoelen datter profijt te doen was, om die aen te locken om mede gelycke wercken in Sweden te brengen; als by gelyckenis de heeren Staeten-Generael, oock de Staeten van de particuliere provintiën geven octroyen aen Compagniën, oock om meiren te bedycken 20 en 30 jaeren vrydom; onder de Compagniën sorteren veel menschen, die hun winst en verlies daermede soecken en wachten, gelijck daervan d'experiëntie in dese landen te sien is aen de Oost- en West-Indische Compagniën, oock de Noortse of Spitsberghse Compagnie, hoe machtich dat dese Compagniën sijn van schepen, geschut en anders en sulcken grooten menichte van zeevarent volck, diese in hunnen dienst gebruycken; wat neringe dat tselve hier int lant brenght, can by iedereen geoordeelt worden; oock in tijt van noot, dat eenige potentaten desen Staet ter zee iet wilden doen, wat voor eenen stercken rugge tlant aen dese Compagniën souden hebben, en daervan ten deelen | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
de proeve gehadt hebben, doen den vyant over 4 oft 5 jaerenGa naar voetnoot1) in de Veluwe was gevallen. Wat voordeelen dat het lant trect uut de octroyen van bedyckinge van meiren, dat heeft d'experiëntie oock geleert, want het Noorderquartier was meerendeel waeter en in diverse meiren verdeelt, te weten de Zijp, de Wiringer weert, de Beemster, de Purmer, de Wormer, de Huyge-weert, de Waterlantse meiren, de Schermer en meer andere, die veel duysenden mergens maecken en door particulieren sijn bedijct en tot schoone landen gemaect; den meestendeel sijn hunne vry jaeren geëxpireert. Wat groot incomen desen Staet nu jaerlijcx daervan trect, sal lichtelijck affgemeten connen worden. Daerby wil seggen, ingevalle dat de croon Sweden desen voet mede nam, soude daerdoor van tijt tot tijt groote neringe int lant brengen en oock de scheepvaert, en daerdoor continuelycken veel schepen hebben, en veel bootsvolck int werck gehouden worden, die in tijt van noot, als iemant de croon Sweden wilden beoorlogen en de Oostzee onveyl maecken, in slans dienst gebruyct souden connen worden, daer dickwils ter contrarie de landen van bootsvolck ontbloot sijnde, veel swaricheden van te verwachten staet. Daerop wil seggen, als int rijck van Sweden het coper, dat daer valt, selver tot messinghwerck verwercken, tselve soude groote neringe int lant brengen en de zeevaert allenskens daerdoor accresseren om naer andere coninckrycken en landen hunne gemaecte waeren te versenden, oock selve van andere daer int lant de waeren comen soecken, die daer int lant weder andere waeren souden brengen en daerdoor goede negotie | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
veroorsaecken, waerdoor de tollen vermeerdert, de landen gebenificeert en de gemeenten wel daerby sullen vaeren. Hieruut compt nu het derde punt, naemenlycken de vaert op Guinea, welcke plaets jaerlijcx omtrent 300.000 rijcxdaelders aen coopmanschap can vertieren, bestaende de capitale waeren in lijnwaet, coperwerck en yser; de rest sijn bywaeren van verscheyde manifacturen. De twee, als het yser en coper, sijn in Sweden selver te maecken door die middel, als voren verhaelt hebbe, van de coperwercken met previlegiën te vergunnen, dat het meerendeel vant coper, dat Sweden geeft, tot messinghwerck gemaect wort. Het yser wort in Sweden oock gemaect, maer tot noch toe geen bequaem fatsoen voor Guinea, dat mede met der tijt can geremedieert werden, want de staven moeten wesen van een bequaeme lenghte, dicte en breete, moeten lanck sijn 11 à 12 voet, dry vingeren breet, glat en effen geslaegen tot bequaeme dunte, datter maer 32 à 33 staven in duysen[t] pont gewicht gaen. Vóór het oprechten van de West-Indische Compagnie hebben naer Guinea gevaren 5, 6, 7 en acht Compagniën, die daer tegens dander dickwils geclatGa naar voetnoot1) hebben, waerdoor veel waeren sijn geconsumeert. Elcke Compagnie plach met een schip te senden 50, 60, 70, 80 à 100 vaeten coperwerck, dat groote neringe tot Aken bracht; gaven in de claddinge 70, 80 à 100 pond coperwerck voor een bende, dat sijn twee oncen gout; daernaer de West-Indische Compagnie het octroy van de Heeren Staeten-Generael vercregen hebbende, hebben over de thien jaeren de | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
cust van Guinea en voorts de ganse cust van Aphrica alleen bevaren en hebben het soo verde gebracht, dat se maer 35 pont coperwerck voor een bende oft 2 oncen gout hebben gegeven, maer hadden daerdoor het coperwerck door de groote dierte soo gebracht, dat se het vierde paert niet en consumeerden, gelijck te voren by particulieren gedaen wiert. Dit en diergelycken heeft de cooplieden in Engelant en andere plaetsen verwect om oock octroyen in die plaetsen te versoecken, en is in Engelant oock een Compagnie opgericht, die nu op Guinea vaerenGa naar voetnoot1), en hebben voorleden jaer goede negotie gemaect, meest door hun coperwerck, alsoo daer goede quantiteyt brachten; hebbent meest vercocht tegens 40 pont coperwerck voor een bende oft 2 oncen gout; wat proffijt datse daeraen gedaen hebben, is wel te rekenen. Daerop hebben oock eenighe in Vranckrijck octroy becomen en sijn oock naer Guinea gevaeren, maer die is hun schip door ongeluck verbrant. Dit heeft alreede sulcker veranderinge gemaect, datter nu weder wel drymael sooveel coperwerk naer Guinea moet gesonden worden alse plachten te doen. Als het Rijck Sweden nu oock octroy gaven om naer Guinea en de cust van Aphrica te vaeren, soo soude het bynaer op den ouden voet comen, dat 3 à 400 vaeten coperwerck, elck vat van 1000 à 1200 pont gewicht, derwaerts gesonden worden, dat groot vertier in de coperen soude brengen, alsoo die van Aken wel eens sooveel gaercoper daervoor souden | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
aennemen; soodat in gevalle dat het voor Sweden int eerst met soo grooter avance niet en reusceerden, omdat alle begintselen wat difficil vallen, oock dat dese Compagnie tegens alle anderen soude moeten cladden, soodat tghene de Compagnie in Sweden aen d'een lieten sitten, souden se wederom halen aen de coperen, dat die te beter souden gelden, en de croon Sweden soude de navigatie in hun lant crygen om van trap tot trap voorder daerin te gaen en behandelen de ganse cust van Aphrica, dat jaerlijcx meer dan 25000 staven yser trect, en souden door experiëntie het yser soo bequaem in Sweden maecken, dat het in plaets van Naems yser gebruyct soude connen worden. Hier souden nog veel andere dingen by te voegen wesen, hoe en in wat manieren den handel lancx de ganse cust van Aphrica gedreven wort, beginnende van de reviere Senegael, Capo verde, Sera Leones, Greyn- en Qua-Qua-cust, Guinea, Benin, Gobon, Capo de loopGa naar voetnoot1) en voorts in Angola, wat waeren datter gebracht en daer getrocken worden, en voorts meer andere dingen, die tot nut en proffijt voor de croon Sweden souden strecken, oock aenleydinge geven van andere negotie; maer het soude te lanck vallen en U Excie, die met andere occupatiën geoccupeert is, verdrietich vallen te lesen; sal tselve uutstellen tot bequaemer gelegentheyt, alsoo tselve oock eenichsins met schrupele soude moeten geschieden, vreesende myne schriften in andre handen quaemen; maer in actuelen dienst van de croon Sweden sijnde, soude van ander consideratie wesen | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
en soude dan mijn werck daervan maecken om goede aenleydinge te geven met puntuel advisen. Ick hebbe ten deelen int gros aen Monsr Coenraet Falckenberch hier wat aff gescreven, die mijn brieven aen de Heeren Rijcx [raeden] gecommuniceert heeft, die versoect dat ick eens in Sweden soude willen comen; maer op soo lossen fondament om simpelijck daer te comen sonder te weten hoe en op wat voet, soude voor my niet raetsaem wesen, maer indien U Excie in Sweden was, die myne meeninge uut de mondelinge discourssen gehoort hebt, en in actuelen dienst hier sijnde en van mijn principalen ontboden wordende, dat had een ander insien. Ick sal niet manckeren U Excie puntuel te schryven wat hier in de coperen en appedentiën van dien omgaet, neffens tgeen U Excie my meer sal gelieven te commanderen; oock hoe hem de saecke van den oorloge draegen en wat tydinge dat van andre quartieren becomen, opdat U Excie sal connen sien wat dienst van my sult connen trecken om my in actuelen dienst van de Croon Sweden en U Excie alhier te gebruycken. Hiermede besluytende, bidde Godt Almachtich U Excie te geven een geluckighe, voorspoedighe reyseGa naar voetnoot1) en ick sal blyven’ enz. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
sijn wat geresen, alsoo meest allen het coper, dat in particuliere handen was, buyten het coper van Sr. TripsGa naar voetnoot1), meest vercocht is à 44 gulden het hondert en wordt nu op 45 gulden gehouden; het sal hem veel gouverneren naerdat veel oft weynich met deerste schepen van Sweden sal comen. Wat daerin van tijt tot tijt passeert, sal aen U Excie adviseren.’ Verder nouvelles over den veldtocht in de Zuidelijke Nederlanden enz. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
No. 3. Amsterdam, 23 Juni 1635.Adviezen over den koperhandel. Nouvelles.
‘Mynen lesten is geweest op 16 courantGa naar voetnoot2), waermede geschreven wat sedert het vertreck van U Excie hier voorgevallen was, soo in de coperen als anders. Sedert is weynich gepasseert, alsoo noch geen schepen van Sweden comen, soo is het coper wel soo willich en wort gehouden op 45½ gulden het hondert; het sal hem seer gouverneren naer datter veel oft weynich uut Sweden sal comen. Ick en can niet vernemen, dat Sr. Trips vercoop[t]; dat hy weder coper veylden, soo sou't affslaen. Die van Aken en derven hun niet versien van groote partyen, willen eerst sien duytcompste van dese tocht van Sijn Excie den Prince van Oragnen, dat heel Brabant in roere maectGa naar voetnoot3). In Guinea | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
staet het soo, dat de coperwaeren wel begeert waeren; dat Sweden nu cost resolveren derwaerts t' equiperen, om datter soo een derde en vierde daer quam, dat soude grooten treck in de coperwaeren maecken; dat is U Excie genoech verthoont, daeraen my referere.’ - Verder nouvelles. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
No. 4. Amsterdam, 4 Juli 1635.Adviezen over den koperhandel. Voorslag om een groote partij koper van Trip te koopen. Over het trekken van kopermeesters uit Aken naar Zweden. Klacht over Wynand Nack, die knechts van het werk te Nacka aftrekt.
‘Mynen lesten is geweest op 23 passato; sedert is weynich voorgevallen; van Stockholm is een schip gearriveert, maer brenght geen off weynigh coper, soodat geen veranderinge in die waer is; voor 45½ gulden can men coopen. Ick verstae, dat dheer Erich Laerssen van Stockholm aff is geveerdicht om met U ExcieGa naar voetnoot1) wegen het coper te spreecken; coster eenen voet beraemt worden om door deen middel off dander het coper in één hant te brengen, dat naer mijn oordeel niet wel sal connen vallen, voor en aleer dat de dry jaeren, die den BerchsmanGa naar voetnoot2) geconsenteert is aen ieder man te vercoopen, geëxpireert sijn. In gevalle ick het rechte oogemerck van U Excie wiste, soo cost ick hier de saeck daernaer dirigeren. Ick houde die van Aken in devotie, hun hoop gevende | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
dat U Excie de saeck soo sal dirigeren, dat haest op eenen anderen voet gebracht sal worden en dat met beter fondament aen de coperen te comen sal wesen; cost er eenen voet gevonden worden, dat de coperen uut handen van Elias Trips geraecten, dat soude veranderinge maecken; nu is iedereen daervoor vervaert, meenende tghene in sijn handen is, veel grooter partye is als het in der daet is, en als hy à prijs courant begost te vercoopen, soo soude het in effect veranderinge maecken. In 't eerst, indien U Excie een masse van 100.000 rijcxdaelders off daeromtrent by malcanderen cost brengen om het meerendeel van de coperen van hem te coopen en dat in stillicheyt, ick meene geen beter gelt geëmployeert soude worden om eenen goeden interest daervan te maecken, als alles in stillicheyt en int secreet toeginck. Ick wensten eens occasie te mogen hebben om U Excie eenen aengenaemen dienst te moegen doen. Ick hebbe U Excie in mijn overgeleverde geschrift verthoont de middelen, waerdoor het coper by prijs te meinteneren soude wesen, daertoe verthoont, dat het rijck Sweden alle middelen most aenwenden om in Sweden sooveel coper tot messinghwerck te maecken, alst moegelijck soude wesen, en dat de wercken van Louis de Geer, op Nacken en anders gebenificeert wierden, dat se werckende mochten blyven, en daerdoor andere aenlocken om meer diergelycke wercken in Sweden op te richten; daertoe verthoont hoe noodich dat het soude wesen in Sweden te brengen de navigatie op Guinea; wat coperen dat daer geconsumeert worden, is U Excie verthoont, daerdoor niet alleen consumptie in de coperen soude comen, maer oock int yser en andere waeren, en daerdoor van tijt tot tijt de navigatie in Sweden te brengen. Hieraen dependeert veel, daeruut de croon Sweden benefitie van soude trecken; als ick in actuelen dienst van de croon Sweden en | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
U Excie was, soude mijn werck daervan maecken en U Excie volcomen onderrichtinge geven. Daer sijn meer andere plaetsen, daer wat te doen soude wesen en met goeden nut en proffijt negotiëren, daervan tot sijnder tijt breeder openinge sal connen doen en ten deelen U Excie mondelinge verthoont hebbe. Salt nu daerby laeten tot naerder en beter gelegentheyt. Alsoo het schijnt dat het vier van den oorloghe tusschen Vranckrijck en Spanien hoe lanck soo meer ontsteect, waerdoor die van Aken hunne waeren door Brabant naer Vranckrijck niet en connen voeren, dat oock al stilstant in de coperen brenght, soodat de occasie hoe langhs hoe meer hem presenteert om van Aken copermeesters in Sweden te trecken, dunct mij, onder correctie, dat die occasie behoort waergenomen te worden. De brieven van Stockholm melden, dat dien Wynant Nack, daervan U Excie vóór desen hebbe geschrevenGa naar voetnoot1), daegelijcx meer onrust in Sweden maect met de knechts van de messinghwercken te debaucheren met meer loon en andere beloften te geven, hebbende van het wercken op Nacken nu corts negen van de beste knechts affgetrocken en op sijn werck gebracht. Dese luyden hebben met groote excessive costen de knechts van [het] messinghwerck van Aken in Sweden gebracht, en worden nu door een, die selver knecht is geweest en tot costen van dat werck in Sweden op Nacken geleert en opgequeect, hebbende, soo men seyt, het serpent in den boesem opgevoet, soo geloont. Dit en strect niet alleen tot ruine van dat werck, maer sal met der tijt mede tot ruine vant werck van Louis de Geer | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
strecken en voornementlycken een offkeer aen andere meesters maecken om in Sweden te comen, alsse tot groote costen de knechts daer hebben gebracht, datse door andere ontrocken souden worden. Desen Wynant, als vóór desen verthoont, is een slecht knecht geweest, sonder capitael, maer mette doot van Abraham Melis saliger heeft sijn personnage daer soo gespeelt en hem selven soo berijct, dat de wesen daerdoor bedorven worden en andere een offkeer geeft om in Sweden te comen, en alsoo ick weet dat U Excie vyant is van ongerechticheyt, en niet toe sult laeten dat weesen verdriet sullen worden, voornementlijck in een saeck, daeraen sijn vaderlant gelegen is om het rijck Sweden door de messinghwercken te benificiëren om daerdoor de meeste coperen, die in Sweden vallen, aldaer te verwercken en andere coninckrycken en landen van hun wercken te versien, waerdoor de negotie soude augmenteren, de landen floreren en de gemeenten wel vaeren, soo hebbe dit U Excie willen verthoonen opdat sulcken begintselen, die tot naerdeel vant lant strecken, bytijts door U Excie wijs beleyt geweert mochten worden. Ick meene, indien Louis de Geer noch eens by U Excie quam, soude dit stuck mede opt hoochste recommanderen. Ick geloove wel door het affwesen van U Excie uut Sweden veel dingen gaen niet tot meeste contentement van U Excie. Evenwel [omdat het] ten deele door U Excie geweert con worden, soo hebbe dit wat wijtloopich verthoont, oock mede alsoo mijn swaeger Geeraert ThiensGa naar voetnoot1), die oock een messinghwerck tot Amersvoort heeft, alsoock Mattheust [sic] HeuftGa naar voetnoot2) en ick participanten int werck | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
op Nacken sijn en gaerne saegen, dat het werck gaende mocht blyven, daer ter contrarie op desen voet geruineert mede worden. Als ick wiste d'inclinatie van U Excie om meerder werckmeesters in Sweden te trecken, daertoe oock de navigatie op Guinea en appendentie van dien, soo soude ick het roer daernaer stieren en tot Aken door de tweede en derde hant daerin wercken, maer soolange als ick het rechte oogenmerck van U Excie niet en wete, soo en sal daerin niet doen’. - Verder nouvelles. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
No. 5. Amsterdam, 11 Juli 1635.Verzoek om nader instructie over de onderwerpen, waarover adviezen begeerd worden. Over den prijs van het koper. Verzoek om vaste aanstelling in dienst van Zweden.
‘Mynen lesten is geweest op 4 deser; en oock continuelycken sedert het vertreck van U Excie alle weecken geschreven wat hier passeert’. Hij zou dit nog ijveriger doen, wanneer hij nader instructie had, op welke punten adviezen worden begeerd. - Maar één schip binnengekomen, uit Nyköping, met 2 à 300 schippond koper; de adviezen uit Stockholm luiden, dat geen groote hoeveelheid koper dit jaar uit Zweden zal komen; ‘soo beginnen de coperen te rysen en worden nu vercocht voor 46 gulden het hondert, contant in banco te betalen; het schijnt dat Aken haest gebreck sal hebben; indien in Sweden maer | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
ordre was op het uutsenden, ick meene haest in de 50 soude loopen; doch ick achte, dat de drie jaeren, dat een ieder vergunt is aen den Berch te coopen, eerst geëxpireert sullen moeten wesen’. - Geeft bij hernieuwing den wensch te kennen om ‘het rechte oogenmerck van U Excie en de Heeren Rijcxraeden’ te kennen en betuigt opnieuw, dat men meer dienst van hem zou hebben, als hij ‘in actuelen dienst van U Excie en de Croon Sweden’ was. - Verder nouvelles. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
No. 6. Amsterdam, 7 Augustus 1635.Bericht over den koperhandel. Verzoekt opnieuw nader instructie en vaste aanstelling.
‘Op primo deser was mynen lestenGa naar voetnoot1).’ - Schip uit Stockholm gearriveerd met 800 schippond koper; de prijs blijft 45 gulden. - Begrijpt wel, dat in deze tijdsgelegenheid in Zweden niet veel ter hand genomen kan worden; evenwel, in de aangelegenheid van het koper kan wel iets gedaan worden. - Verzoekt opnieuw nader instructie en bepaalde aanstelling. ‘Wy hebben hier advisen bynaer van alle quartieren van de werelt; als men sijn werck daervan maeckte, souden byeen connen versamelen veel nuttige dingen, daer U Excie het merch uut soude connen trecken’. Sinds het vertrek van Zijne Excie heeft hij verscheiden brieven geschreven, maar tot nog toe weet hij niet, of één daarvan Zijne Excie heeft bereikt en of deze begeert dat hij voortgaat met schrijven. ‘Daer blijft veel in de | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
pen, dat niet en derff schryven, dat wel geschieden soude als ick in actuelen dienst was’ enz. - Nouvelles. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
No. 7. Amsterdam, 11 Augustus 1635.Zal aan Le Blon adviezen uit Weenen bezorgen. Erik Larsson te Amsterdam aangekomen.
‘Op 7 courant was mynen lesten’. - Nouvelles. - ‘Alsoo ick eenige vrienden tot Weenen hebbe woonen, heeft mons. Le Blon my versocht aen hun te willen schryven om advisen vandaer te hebben wat daer passeert, dat ick gedaen hebbe’. - ‘Erich Larssen is hier oock aencomen; geeft groot op, dat hy last heeft van de Heeren Rijcxraeden om de coperen te contracteren en dat U Excie alles wat hy doet sal approberen; maer ick meene dat hy niet verrichten sal; gebruyct den middel niet, die men tot sulcken dingen hoort te doen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
No. 8. Amsterdam, 22 Augustus 1635.Erik Larsson is bezig te onderhandelen met een consortium over het monopolie van den koperhandel, maar volgt hierin een verkeerden voet. Blommaert hoopt dat de Kanselier na zijne terugkomst in Zweden deze zaak ten goede zal leiden. Voorslag tot een gezamenlijke Zweedsch-Fransch-Nederlandsche expeditie tegen Spanje of Portugal.
‘Mynen lesten is geweest op 11 deser’. - Schip uit Stockholm gearriveerd met een partij gaarkoper, verkocht tegen 44 en 44½ het honderd. - ‘Erich Larssen is noch hier; soude garen contractanten soecken om de partye, die hier is, in één hant te brengen; maer het schijnt, dat synen last is niet laeger te comen als tegens 50 gulden, dat de lieden | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
vrempt voorcompt, daer men tot 44 à 45 gulden can coopen elck sijn gerieff, dat se sulcken grooten partye souden aenslaen tot 50 gulden. Den voorslach is om allen het coper, dat hier en tot Hamborch en Lubeck is, te ontfangen en betalen en dan alle jaeren 6000 schippont van Sweden te ontfangen, en wat meer in Sweden gemaect wort, dat hetselve hier gesonden en door de Compagnie gedeponeert worden tegens 30 gulden, sonder dat ick can vernemen, dat in consideratie genomen wort de wercken in Sweden van Louis de Geer, Nacken en andere, dat die sooveel coper soude gelevert worden alse tot hun wercken van doen hebben, maer dat se mede tot discretion van die Compagnie souden moeten staen, dat den rechten middel was om die messinghwercken te ruineren, daer ter contrarie naer mijn oordeel die werken met alle voordeelen behooren begenadicht te worden, om occasie te geven om meer luyden in Sweden te trecken om messinghwercken daer op te richten, om door dien middel allen het coper, dat Sweden geeft, off het meestendeel van dien daer int lant te verwercken en in gemaecte waeren uutgesonden te worden, daerdoor veel luyden in Sweden getrocken sullen worden, dat neringe by sal brengen en van tijt tot tijt de commercie augmenteren. Ick hebbe dieswegen lange discourssen met U Excie gehadt, oock schriftelijck verthoont; bevonde doenmaels dat U Excie genegen was om op desen voet de saeck te bevoorderen. Ick en can niet anders affmeten, off het welvaeren van de croon Sweden is op 't hoochste daeraen gelegen, alsoo het coper een van de principaelste domainen van Sweden is. Ick can wel verstaen, dat het nut en noodich is, de coperen by contractation aen één Compagnie te brengen, maer naer mijn oordeel en wort den voet niet wel genomen; can oock niet gelooven dat U Excie in sulcken | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
contract soude consenteren, maer wel dat aen de contractanten jaerlijcx 6000 schippont gelevert soude worden en dat het overige, sooveel als in Sweden gemist cost worden, gedeponeert soude worden; maer vooral mosten de messinghwercken geëxcludeert worden, dat die sooveel coper, alsse van doen hadden, gelevert soude worden ten pryse gelijck die vant contract of minder, om hun te favoriseren dat se werckende moegen blyven en, als geseyt, andere daertoe animeren om gelycke wercken in Sweden op te richten; daerby soude gevoecht connen worden den handel op Guinea, daervan voor desen genoech is verthoont. Ick wil verhopen dat de vrede met Polen sal getroffen worden en dat U Excie daerdoor occasie sal hebben om naer Sweden te reysen en met synen wysen raet dese saeck soo helpen bestieren, gelijck het gemeene nut sal vereysschen, alsoo aen dese saeck van 't coper veel gelegen is. Daer vallen noch verscheyde andere consideratiën om de scheepvaert in Sweden te trecken, daervan mondelinge ten deelen met U Excie hebbe gediscoureert en tot sijnder tijt breeder openinge van sal connen doen, alsoo de pen niet vertrouwe alles te schryven’. Nouvelles. - Voorslag tot het zenden van een gemeenschappelijk Zweedsch-Fransch-Nederlandsch eskader naar eenige havens van Spanje of Portugal om daar alles te ruineeren en zoo mogelijk voet aan land te houden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
No. 9. Amsterdam, 26 December 1635Ga naar voetnoot1).Over zijne correspondentie met Zweedsche regee- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
ringspersonen; klaagt over de geringe uitwerking daarvan; verwacht veel van de terugkomst van den Kanselier in Zweden. Het contract over den koperhandel is tot stand gekomen; gevolgen daarvan; het is noodig dat de Zweedsche regeering iemand aanstelle om haar nauwkeurig te onderrichten over den koperhandel. Waarom hij niet naar Zweden is gegaan. Over het verkoopen van Zweedsche schepen in Nederland. Over personen, die Zweden in zijn dienst moet trachten te krijgen. De koperwerken in Aken en Stallberg lijden groote schade door den oorlog. Nouvelles.
‘Ick hebbe wel ontfangen een missive van U Excie in dato 27 November tot Straelsont; daerby onder andere gesien dat mijn schryven U Excie aengenaem sijn geweest, belastende my daerinne te continueren. Ick hebbe voor desen brieven van d'heer Spierinck gehadt, in den naeme van U Excie geschreven, dat ick myne brieven aen hem soude adresseren en dat hy se aen U Excie soude communiceren, dat ick continuelijck alle weecken gedaen hebbe, vertrouwende dat deselve U Excie gecommuniceert sullen wesen. Naerderhant is Monsr Le Blon hier gecomen, die my mondelinge gerapporteert heeft de goede genegentheyt, die U Excie tot mywaerts is draegende; oock dat U Excie eerstdaechs naer Sweden sout vertrecken, begerende, indien myne affairen sulx admitteerden, dat ick mede in Sweden soude willen comen en dat U Excie my soude doen hebben commissie in debita forme van de Heeren Rijxraeden en Administrateurs van de Croon Sweden om hier in actuelen dienst van de Croon Sweden en de Copercompagnie aldaer gebruyct te worden.’ Had nu gehoopt dat dit zou gebeuren, en te hooren dat Oxenstierna in Zweden was aangekomen; maar het zwaarste moet het lichtste | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
overwegen; hoewel hij niet kan uitmaken wat het zwaarste is, daar de tegenwoordigheid van den Rijkskanselier in Zweden mede zeer noodig is, niet alleen om politieke consideratiën, maar ook voor de bevordering van Zweden's welvaart. Hij kan dit afleiden hieruit dat geen effect gesorteerd is door de menigvuldige brieven, die hij naar Zweden geschreven heeft, eenige aan de Rijksraden, andere aan eenige van de Rijksraden in 't particulier, andere aan de Heeren Kamer-raden en voornamelijk ook aan den heer Conrad von Falckenberch, waarin hij verscheiden aanwijzingen heeft gedaan, van belang voor de kroon Zweden, ‘voornementlycken op het stuck van de coperen, waerdoor die by prijs gemeinteneert souden blyven. Het contract is nu voltrocken, daervan men d'effecten daegelijcx siet, sijnde het coper op 52 gulden gecomen, en naer mijn opinie op het voorjaer op 56 gulden ende er over sal comen. Ick hebbe aengewesen dat de croon Sweden en de Copercompagnie in Sweden hier noodich iemantGa naar voetnoot1) dienden te hebben, niet alleen om de coperen te ontfangen en leveren en wat daeraen dependeert, maer voornementlycken om aen die van de regeringe in Sweden van tijt tot tijt puntuel advijs te geven, wat hier in de coperen omgaet, waer de contractanten tselve vertieren, wat tot Aken geconsumeert wort, off se coperen van andere plaetsen crygen, en wat daer meer aen dependeert; item ondertussen sien om van Aken te trecken eenige copermeesters om hun in Sweden neder te slaen onder favorable conditiën, om met der tijt het meerendeel van 't coper, dat een van de principaelste domeynen van Sweden is, daer int lant te verwercken, | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
dat groote negotie soude geven. Ick geloove dat eenighe, en dat wel van degene, diet minst betaempt, dit niet gaeren sien soudenGa naar voetnoot1), dat aen die van de Regeringe volcomen kennisse gegeven wort, wat hier in de coperen omgaet, om die van de Regeringe als geblinthoet te houden, dat se van hem alleen iet te trecken hebben, die dan sooveel geeft als hy wil hebben dat se weten.’ - Monsr Le Blon verzocht hem uit naam van den Kanselier, dat hij, als Oxenstierna in Zweden terug zou zijn, daarheen zou reizen om zijne commissie te ontvangen. Overwegende echter: 1o. dat de terugkomst van den Kanselier in Zweden nog onzeker is, 2o. dat zijne eigen zaken hem niet toelaten in subito van huis te gaan, 3o. dat ‘den vrint, die het contract hier gemaeckt heeft’Ga naar voetnoot2), door zijne creaturen in Zweden alle middelen zou aanwenden om te beletten dat hij, Blommaert, in actueelen dienst van Zweden werd aangenomen: om al deze redenen is hij niet naar Zweden gegaan. Hoopt echter dat de Rijkskanselier, bij zijne komst in Zweden, zal bewerken dat hem commissie worde verleend; wanneer hij, in actueelen dienst zijnde, door Kanselier of Rijksraden naar Zweden ontboden wordt, zal hij zijne zaken zoo regelen, dat hij ten allen tijde van huis kan gaan. Dit alles heeft hij vroeger in den breede aan Spiering geremonstreerd; hij vertrouwt, dat deze zijne brieven aan den Rijkskanselier zal gegeven hebben. ‘D'heer Spierinck heeft op my begeert, alsoo in Sweden alle jaeren nieuwe schepen aengemaect wordenGa naar voetnoot3) en dat de Croon deselve alle geen werck can | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
geven, waerdoor deselve vergaen, wat middelen datter souden wesen om eenighe hier te vercoopen. Hebbe hem daerop geantwoort, dat hier nimmermeer occasiën en ontbreecken, sijnde corts een Sweets schip hier vercocht voor 22000 gulden. De bequaemste schepen, die hier best vercocht souden worden, dienen te wesen schepen van 150, 200, 250 à 300 lasten, groot van ruym, om sout te connen laeden. De West-Indische Compagnie bevracht veel schepen naer Brasil, die met vivres en coopmanschap derwaerts gesonden worden, vaeren naer Brasil, lossen daer hunne goederen, loopen dan naer West-Indiën en halen hun schepen vol sout, oock wel root hout, crygen bynaer sooveel vracht op Brasil asse oncosten maecken tot de heele reys, soodat alle het sout off hout, dat se thuys brengen, overgewonnen wort; hiervan tot sijnder tijt breeder. Ick hadde oock aen d'heer Spierinck geschreven, dat hier een seer bequaem persoon was, die men naer Sweden desen winter soude connen senden onder decksel van eenighe schepen uut Sweden te halen en hier te brengen, welcken persoon een van de bequaempste schippers is, die ick hier kenne, en niet alleen bequaem tot een schipper, maer heeft verscheyde reysen commandeur geweest op diverse explooten, die de Compagnie gedaen heeft; heeft de silvervloot helpen nemen, de schepen van de HondurasGa naar voetnoot1) en [is tegenwoordig geweest bij] dit exploot | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
op CampecheGa naar voetnoot1); heeft diverse reysen op de cust van Guinea geweest en aldaer practice. Desen persoon, indien men hem daertoe conde brengen en hy by U Excie comende, sout groote openinge van diverse dingen van hem connen becomen. Ick kan wel affmeten, dat veel dingen te primatuer sijn voor de Croon Sweden, eensdeels, als vooren verhaelt, dat U Excie niet in Sweden en is om de saeck tot bevorderinge vant Rijck by der hant te nemen, ten anderen dat misschien de humeuren van die van de Regeringe voor alsnoch daertoe niet en strecken; maer sulcke persoonen en can men tot allen tyden niet becomen. Hy sal op het voorjaer voor de compagnie weder naer Guinea vaeren. Noch een ander persoon is hier, die op een ander oort seer ervaeren is, die int lant van Cleeff woontGa naar voetnoot2); en alsoot daer vol oorloghs is, heeft my synen dienst gepresenteert en soude wel genegen wesen by U Excie te comen en mondelinge openinge van dingen te doen, daer ick wete dat met een cleyn wat groots te doen soude wesen en ick, in actuelen dienst sijnde, naerder aenleydinge soude connen geven. Die van Aken claegen seer, datse door Picolomini bedorven worden; Stalborch en andere plaetsen, daer coper gewerct wort, hebben se geplundert en berooft, soodat de lieden niet en connen wercken; en van Aken connen qualijck goederen versonden worden; tot Nimmegen leyt noch veel coper, dat gecocht is uut deerste schepen, die dit jaer uut Sweden sijn gecomen, doordien dat het qualijck versonden can worden als met perickel. Dese occasie, dunct my, | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
moet waergenomen worden om nu eenige copermeesters van Aken naer Sweden te trecken, maer sulcx can niet wel geschieden’ voordat de Rijkskanselier in Zweden terug is. ‘Gisteren is een vloot van 150 schepen van Oosten gearriveert, daeronder ses schepen van Stockholm; can niet vernemen datse coper voor het contract mede brengen, maer alleen, naerdat ick tot noch toe can vernemen, omtrent 300 schippont gaercoper voor particulieren. Ick speure dat de contractanten door de tweede en derde hant het coper laeten opcoepen om alles, wat noch in particuliere handen [is], in de heure te crygen, om door dien middel het coper in hooger prijs te brengen. Jan Heuft den oudenGa naar voetnoot1) is tegenwoordich in Den Haege; indien U Excie iet met hem te doen hebt wegen subsidie off anders, dat soude nu gevoechelijck gedaen connen worden. Indien het contract alleen luyt op dese landen, soo cost men door den eenen middel off dander met de Croon van Vranckrijck tracteren om seecker quantiteyt coper voor alle de magasinen en giethuysen van den Coninck te provideren, dat door den Cardinael de Ricelieu beleyt cost worden. Doch ick en can daervan met geen fondament schryven, alsoo ick niet en wete, hoeverre dat de Croon Sweden doort contract verbonden is.’ Schepen, uit de Oostzee gekomen, rapporteeren dat door storm veel koopvaarders daar zijn gebleven. Het gerucht gaat, dat Spiering op een van die schepen | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
is geweestGa naar voetnoot1); God geve van niet. - Uit Spanje aankomende schepen berichten dat de verovering van SchenkenschansGa naar voetnoot2) daar zoo breed wordt uitgemeten, dat zij dagelijks bericht verwachten dat heel Holland is veroverd. - Nouvelles over de onderhandelingen over de trèves; men zegt dat de Koning van Spanje in geen onderhandelingen wil treden, tenzij de West-Indische Compagnie geheel geannulleerd worde: ‘het schijnt, dat het hem daer geheel om te doen is, vreesende datse door de conqueste van BrasilGa naar voetnoot3) soo groot sullen worden, datse hem de geheele West-Indica en de groote schatten van dien infructueus souden maecken, want tgene de Compagnie nu onder haer gewelt heeft, is alreede sooveel, datse van nu off 25 tonnen gouts jaerlijcx daervan sullen connen trecken, indien se 't met wijsheyt regeren, en dan in 3 off 4 jaeren daer noch eens soo veel.’ Later meer daarover. Over de onderhandelingen over de trèvesGa naar voetnoot4) zal ‘Monsr Le Blon, [die nu] in Den Haege is’, U Excie wel uitvoerig berichten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
zijne brieven. Vreest dat Erik Larsson hem tegenwerkt. Nouvelles.
‘Ick ben bynaer dry weecken in Den Haege geweest gedeputeert van de hooftparticipanten van de West-Indische Compagnie om by Haer Hoog Mog. aen te houden om, ofter eenighe handelinge van trèves off anders met Spaniën mocht vallen, by 't octroy gemeinteneert te worden, waerdoor aen U Excie niet en hebbe geschreven.’ De beslissing over de onderhandelingen over de trèves wacht op de terugkomst van Griffier Musch uit OosterhoutGa naar voetnoot1). Het schijnt dat de vijand wil onderhandelen, als men Brazilië wil ontruimen; de Koning van Spanje vreest vooral, dat vandaar uit aanslagen op West-Indië gedaan zullen worden, waardoor hem de zenuw van den oorlog zal worden afgesneden. ‘Dit apprehendeert den Coninck van Spaniën en synen Raet wel, en [wil] derhalven alle middelen aenwenden om ons door eenen trèves int slaep te wiegen. Ick hebbe dit en andere omstandicheden meer Sijn Excie den Prince van Oragnen wel ingescherpt, diet oock seer wel can vatten en verstaen.’ Hij kan hierover niet uitvoeriger schrijven, zoolang hij geen officieele aanstelling heeft; had gehoopt, volgens rapport van Le Blon, dat de Rijkskanselier die uit Zweden zou zenden, maar de nieuwe oorlog met Saksen heeft dat zeker verhinderd. Dringt opnieuw aan op de toezending zijner commissie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Meest alle de coperen, die in particuliere handen uut Sweden gecomen waeren, sijn door eenighe, die styve beursen hebben, opgecocht, waerdoor tot op f 54 het hondert sijn geresen, maer die van Aken schryven den coperen alhier [dat het] noch weynich fondament heeft, doordien dat daer soo weynich gewerct wort en de gemaecte waeren niet nae advenant willen volgen, dat welhaest beteren soude, alsser eens een algemeynen vrede in Christenheyt was’. Op zijne brieven aan de Rijksraden, de Kamerraden en Conrad von Falckenberch heeft hij nog steeds geen antwoord, waaruit hij afleidt dat zijne brieven niet aangenaam zijn, of dat Erik Larsson door zijne creaturen laat tegenwerken dat hij, Blommaert, in actueelen dienst wordt aangenomen, om een van de zijnen daarvoor in te voeren en de Rijksraden geblinddoekt te houden, vooral in zake het kopercontract, om tot de expiratie van dat contract zijn particulier voordeel daarbij te zoeken. Hij zal gaarne een letter antwoord van Z. Excie verwachten om te weten waarnaar zich te gedragen. Hoopt dat Z. Excie spoedig bevrijd zal zijn van den zwaren last van den Duitschen oorlog, om aan zijn vaderland anderen nuttigen dienst te kunnen doen. - Nouvelles over het uitloopen van schepen van de Oost- en de West-Indische Compagnie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
No. 11. Amsterdam, 6 Februari 1636.Herhaling van vroegere verzoeken en klachten. Stilstand van de koperfabrieken te Aken wegens den oorlog. Wenscht commissaris te worden van de Zweedsche Kopercompagnie. Nouvelles.
‘Mynen lesten is geweest op den 24stenGa naar voetnoot1) van de | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
voorleden maent’. - Herhaling van zijn vroeger verzoek om een vaste aanstelling, en van zijne klachten over het uitblijven van antwoord op zijne brieven. Alleen in den voorleden zomer kreeg hij een brief van de Heeren Kamer-Raden, met verzoek in zijne adviezen te continueeren en te willen melden, op welke conditiën eenige kopermeesters uit Aken naar Zweden zouden willen komen. ‘D'occasie daertoe openbaert hem van tijt tot tijt meerder, alsoo die van Aken in eenen droevigen staet geraecken’; nauwelijks toch was de inkwartiering van Piccolomini afgekocht, of de overste Bredow is met 12 compagnieën paarden en 5 compagnieën te voet voor de stad gekomen, gelijk de Kanselier kan zien uit inliggend extract uit een aan Blommaert uit Aken gezonden briefGa naar voetnoot1). ‘Dit werck sal de contractanten van de coperen geen voordeel geven, alsoo tot Aken, veel min tot Stalborch weynich gewerct sal connen worden’. Twijfelt niet, of Zijne Excie zal de zaak in Zweden daartoe beleid hebben, dat hij de commissie van de Kopercompagnie zal krijgen om het koper, dat uit Zweden komt, te ontvangen en aan de contractanten te leveren, vrachten en ongelden te betalen, pertinente rekening te houden enz. Bericht over de lading van twee schepen, die voor de West-Indische Compagnie uit Brazilië zijn gekomen. Nouvelles over de krijgsgebeurtenissen in Brazilië. ‘Het schijnt dat Haer Hoog Mog. de saeck van de Compagnie wat beter beginnen te apprehenderen’. - Verdere nouvelles. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Zweden daaruit kan trekken voor de koperindustrie en den koperhandel.
Voorgaande was van den 6en dezer maand. Daar het winter is, valt er weinig meldenswaardigs voor. Bredow is Aken binnengetrokken. Veel lieden vertrekken vandaar; alle werken staan er stil; het koper, dat al gerezen was tot 53 à 54 gld. het honderd, kan men hier nu voor 50 gld. koopen. ‘Daeruut U Excie can sien, dat het vertier van 't coper meest aen Aken hanght; maer dit werck comt naer mijn oordeel wèl voor de Croon Sweden, en dat om twee redenen, te weten:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[De nu volgende brief, gedateerd Amsterdam, 27 Februari 1636, is niet aan Oxenstierna, maar aan Le Blon gericht. De inhoud daarvan luidt: Heeft weinig te melden, daar hij met den voorgaanden bode in den breede heeft geschreven aan Zijn Excie alsook aan Spiering, en sedert weinig is voorgevallen. Het koper kan men nu voor f 49 bekomen. Uit Aken continueeren de klachten, dat de stad en het handwerk geruineerd worden; was te wenschen, dat Zweden in dat troebel water vischte. Ware voor Zweden ook te wenschen geweest, dat Zijne Excie den vorigen zomer in Zweden gekomen ware; veel zaken van belang worden in zijne afwezigheid daar veronachtzaamd. Het is maar goed dat hij, Blommaert, voorleden zomer niet, zooals Le Blon had verzocht, naar Zweden is gegaan; zou tot spot zijn geweest voor degenen, die ongaarne zien, dat de Zweedsche regeering van alles goed geïnformeerd wordt. - Nouvelles.] | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
No. 13. Amsterdam, 5 Maart 1636.Overlijden van Erik Larsson. Mislukte operatie om den prijs van het koper op te jagen.
Den 20sten der vorige maand het laatst aan Zijne Excie geschreven. - Herhaling van den inhoud van vorige brieven. - Uit Stockholm is bericht gekomen van het overlijden van Erik Larsson; hoopt nu spoedig in actueelen dienst van Zweden en de Koper-compagnie te worden genomen. - Het koper, gedaald tot 48½ en 49 gulden het honderd, is weer tot 50 gulden verkocht. ‘Vóór dat spel tot Aken hadden de contractanten 400.000 pont coper, dat in particuliere handen was, opgecocht tegens 53 gulden het hondert, om door dat middel al het coper, dat noch in particuliere handen was, aen hun te trecken en dan het coper op 60 gulden te stellen, en diet van doen hadde, soude sooveel hebben moeten geven; dat hun nu missen sal, want door dese disordre in Aken soo en sal daer sooveel niet gewerct worden, en in particuliere handen is noch wel sooveel om degene te gerieven, diet van doen souden moegen hebben, soodat ick voor alsnoch weynich apparentie sie, dat dit jaer groote partyen sullen connen geconsumeert worden en sy sullen dit jaer weder 6000 schippont moeten ontfangen. Hieruut sal U Excie connen afmeten, dat de consumptie van 't coper meest aen Aken dependeert en sulcx vandaer getrocken werdende en in Sweden gebracht, wat beneficiën dat de Croon Sweden mettertijt daeruut sal connen trekken’ enz. - Verder nouvelles. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
verkoopen. Bezwaren van de kopermeesters uit Aken om zich in Zweden te vestigen.
Den 5den dezer maand het laatst geschreven. De vorige week is de heer Spiering hier gearriveerdGa naar voetnoot1); heeft hem niet gesproken, daar hij van zijne komst niet wist en Spiering maar één dag te Amsterdam geweest is en toen naar Delft gereisd; naar Blommaert hoort, wordt hij eerstdaags weder te Amsterdam verwacht; hoopt hem dan te spreken; hoopt dat hij een schriftelijke commissie voor hem medebrengt. Eenigen tijd geleden heeft hij op last van Spiering advies gegeven over het verkoopen van schepenGa naar voetnoot2), ‘daertoe nu de beste gelegentheyt presenteert, diet soude connen doen, alsoo den Coninck van Vranckrijck hier schepen laet soecken om ten oorloge te gebruycken, en alsoo niet wel bequaeme daertoe can vinden, heeft seven nieuwe schepen aen laeten besteden hier te timmeren; in gevalle eenighe schepen desen somer uut Sweden hier gebracht wierden, souden tot goeden pryse hier vercocht cunnen worden. Ick hebbe tot dien eynde aengewesen, alsoo de Croon Sweden hun coper voor 't contract hier moeten leveren, datse hetselve met hun eygen schepen hier sonden en dan de schepen lieten vercoopen.’ Heeft nooit gehoord of dit geschied is. Het koper blijft op omtrent 50 gld. het honderd, met weinig aftrek. Te Aken en Stallberg wordt heelemaal niet gewerkt. Hier zijn al kopermeesters gekomen, met wie hij er over gesproken heeft of zij zich niet in Zweden zouden willen vestigen; het grootste bezwaar is, dat zij niet gaarne op het | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
onzekere derwaarts gaan; zij zeggen dat het iets anders zou zijn, wanneer de Koning nog in leven of Zijne Excie in het land was, maar zij vinden het bezwaarlijk om met veel hoofden te doen te hebben, waarvan de een tot vreemdelingen genegen is en de ander niet. Hij heeft hun gewezen op het voorbeeld van Louis de Geer, ‘dat die soo wel heeft gevaeren en noch doet en werckt nu in Sweden soo sterck als ses off acht van de beste meesters van Aken; daerop sy seggen, dat het fondament daervan geleyt is int leven van Syne Con. Mat.’ Hij heeft hun verzekerd, dat Zijne Excie niet minder goed gezind is jegens vreemdelingen, die in Zweden hun handwerk willen komen uitoefenen; dat willen zij wel gelooven, indien Zijne Excie slechts in Zweden ware. - Nouvelles. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
No. 15. Amsterdam, 30 April 1636.Over de schepen, die Frankrijk in Nederland laat bouwen; ook in Zweden zouden eenige gebouwd kunnen worden. Over den koperhandel; het verloopen van de werken te Aken zal aan Zweden ten goede komen, zoodra het slechts vrede is.
Voorgaande was van den 8sten dezerGa naar voetnoot1). - Nouvelles. - Over de schepen, die de koning van Frankrijk in Nederland laat timmeren; ‘oock soude beleyt connen worden, dat den Coninck van Vranckrijck eenighe nieuwe schepen liet timmeren in Sweden, dat naer alle apparentie daer beter coop sal wesen als hier’. - Koper wordt alleen verkocht aan hen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
die hunne werken in Nederland hebben, wat weinig beduidt ten opzichte van Aken; ‘maer sooder eens een generale vrede quam, soo souden die van Aken sooveel te stercker wercken, alsoo alle landen sullen trecken; wat neringhe dat sulcx in Sweden [zal] brengen, sal U Excie connen affmeten, want de wercken van Aken getrocken sijnde, sullen de knechts naer den crijch loopen off naer Sweden, en de knechts eens verloopen sijnde, connense niet weder andere crygen. De cust van Aphrica en Guinea trect jaerlijcx veel coperwerck, dat dese Compagnie en Engelant, die derwaerts negotieren, in Sweden souden moeten soecken, in plaets dat het nu van Aken gebracht wort’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
No. 17. Amsterdam, 8 October 1636.Beschouwingen over de verlenging van het contract, dat de kroon Zweden met koperhandelaars in Nederland heeft gesloten. Kopermijnen ontdekt in Noorwegen. Koperfabrikanten uit Aken, die zich in Engeland gaan vestigen, willen koper uit Zweden betrekken; zij zullen handel gaan drijven op de kust van Guinea.
Heeft nog geen antwoord op zijn laatste schrijven, van 21 Augustus; zal niettemin voortgaan met adviezen te zenden. ‘Door alle den oorloch en is geen consumptie in de gemaecte waren, daerdoor soberen offtreck int coper is, soodat de contractanten ten besten niet daeraen sullen wesen, sijnde al een jaer | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
geëxpireert ende hebben noch niet vercocht. My was geseyt, datse voor eenighe jaeren prolongatie vant contract versochten; sulcx sijnde, soude mynen raet wesen, dat de Croon Sweden sulcx deden, alsoo ick noch niet can sien, dat sy soo haest sullen tot vercoop connen comen, off weynich apparentie is om vooreerst hooch te dringen, eensdeels alsoo in Duytslant noch veel coper in voorraet is, dat dese voorleden Franckvoorder mis is geveylt in civilen prijs; ten anderen hebben in Noorwegen copermynen gevonden int geberchte, dat aent Sweeds geberchte paelt. Hier is corts een partye van dat coper geweest van omtrent 200 schippont, dat vercocht is voor 48 gulden het hondert. Ick hebbe selver de proeve daervan laeten nemen; wort bevonden al soo goet te wesen als het Sweets coper, soo int aennemen van den calmijnGa naar voetnoot1) als oock onder den hamer, en worden 500 schippont, die de mynen alsnoch jaerlijcx geeft, geveylt. Dit en ander coper, dat hier noch in voorraet is onder particulieren, maect dat de contractanten niet tot vercoop connen comen; soo comen sy nu in het spoor, daer de croon Sweden in geweest is, naementlycken dat d'interesten niet alleen de verhoopte proffyten sullen opeten, maer oock tot schaede doen comen. Den slechten offtreck in de coperen en compt niet qualijck voor de Croon Sweden, eensdeels omdatse geen schaede daerby lyden, doordien dat de contractanten al het coper moeten ontfangen; ten anderen dat het contract al voortgaet en [het mogelijk is] ter expiratie vant selve de contractanten tot betere reden te doen verstaen, om hetsy favorabelder contract voor de croon Sweden te maecken off altijt tselve te continueren, want | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
indiense niet verder en wilden doen en sy met sooveel coper belast sittende, die hun door interesten hooch comen te staen, soude de Croon Sweden hun de marckt stellen, dat se nummermeer tot vercoop souden connen comen. Ick en wete niet wel off het contract luyt, dat de Croon Sweden aen niemant eenighe coperen soude moegen leveren, off dat het alleen slaet op dese landen, Lubeck en Hamborch. In sulcken gevalle soude men met Vranckrijck connen tracteren om hun magasinen te provideren, oock met die van Engelant, alsoo ick dieswegen al aenschrijven hebbe van lieden, die van Aken opbreecken en in Engelant gaen woonen, hebbende van den Coninck schoone previlegiën becomen om het messinghwerck daer op te rechten, gelijck ick voor desen aen d'heer Spierinck hebbe geschreven. Dese luyden hebben my geschreven, datse wel 1000 schippont jaerlijcx willen tracteren; dat ick by U Excie onderstaen soude off de Croon Sweden buyten het contract mach gaen. Die selve luyden van Aken hebben oock een stercke compagnie gemaect om op Guinea te handelen; hebben dieswegen van den Coninck van Engelant geobtineert octroy in Schotlant; hebben hier een schip gecocht, equiperen hetselve, coopen hun cargaso en laedent int schip en [hebben het] verconvoyert om op Edenborch in Schotlant te vaeren. Ick hebbe selfs aen hun eenighe vaeten coperwerck gelevert, die eenighe vrinden van Aken toequaemen, die daerin participeren en my ordonneerden alhier aen hun te leveren, sullende hun wercken in Engelant gaen oprichten om daer het coperwerck, dat naer Guinea gaet, te maecken’. Heeft met leedwezen vernomen, dat Zijne Excie naar Duitschland zal terugkeeren. - Hernieuwd verzoek om officieele aanstelling. - Nouvelles. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
No. 18. Amsterdam, 26 November 1636.Heeft van Spiering zijne aanstelling tot Zweedsch commissaris gekregen. Hem is verhooging zijner jaarwedde beloofd voor het geval, dat hij het bewindhebberschap der Westindische Compagnie moet laten varen. Heeft met Spiering afgesproken om Minnewit naar Holland te ontbieden. Over de rekening van Erik Larsson. Heeft met Spiering nader vastgesteld, welke diensten hij als commissaris zal bewijzen. Over een plan, dat Zweden schepen zal verhuren aan de Republiek om de zee te beveiligen tegen de Duinkerkers.
‘Sedert mynen lesten’ [geen datum genoemd] heeft Spiering hem bij zich ontboden in Den Haag en hem zijne commissie als commissaris der kroon Zweden ter hand gesteld; is met hem geaccordeerd over een jaarlijksch tractement; dankbetuiging voor de aanstelling. ‘Alleen manckeert nu, alsoo ick bewinthebber ben van de West-Indische Compagnie, daervan ick jaerlijcx een goet tractement van become, in gevalle dat iet soude moegen voorgenomen worden, dat tegen die Compagnie soude moegen wesen, soude tselve met geen goet gemoet connen doen, soolange als ick in dien dienst ben, maer soude denselven moeten verlaeten. In sulcken gevalle heeft dheer Spierinck my belooft, dat U Excie ende de heeren van de regeringe my vereeringe sullen geven, naer merite van den dienst, diese van my sullen trecken. D'heer Spierinck is hier gecomen; hebben raetsaem gevonden den persoon van Pieter Minuit, woonende tot Emmerick, hier te ontbieden om met hem wegen seecker voyage te spreecken en dan naer Sweden affveerdigen om met U Excie en de heeren van de regieringe te spreecken’. - Spiering en hij zullen ook | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
besognes gaan maken over het in actie houden van de Zweedsche schepen, over de zoutvaart, over het koper enz. - ‘Hier is weder omtrent 80 schippont gaarcoper van Noorwegen gecomen, welck coper heel goet bevonden wort’. - Volgens last der Zweedsche regeering zal hij correspondeeren met Spiering en zich richten naar diens orders. - Op verzoek van de heeren Kamer-raden heeft hij uit zijne boeken notarieele copie laten trekken van de koperrekening, met Erik Larsson gehouden in de jaren 1630 en 1631, en deze volgens hun last ter hand gesteld aan Johan LetoirGa naar voetnoot1). - ‘Ick hebbe oock met dheer Spierinck bedongen, dat ick niet belast sal worden met wisselen off gelden op te nemen off rekeningen en wat daeraen dependeert; dat de heeren van de regeringe my daervan sullen excuseren, alsoose dieswegen Johan Letoir gebruycken tot den ontfanck en leveren vant coper en de wisselen op hem trecken’. Heeft ook afgesproken, welke vergoeding voor reiskosten hij zal krijgen, als hij in dienst der kroon Zweden reist. - ‘My dunct, om de Sweetse schepen in actie te houden en continuel werck te geven, dat men hier met het lant tracteerde over de veylinge van de zee tegens de DuynkerkersGa naar voetnoot2) te gebruycken, in forme van verhuren off anders’. Zal daarover overleggen met Spiering. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Florida tot Terra Nova. Minnewit zal naar Zweden komen om de regeering daarover in te lichten.
‘De voorleden weeck heeft my d'heer Spierinck in Den Haege ontboden om te overleggen het stuck van de zeevaert, om de navigatie in Sweden te brengen; hebben goetgevonden een compagnie te formeren om te bevaeren en behandelen de custe van Florida tot Terra Nova; hebben tot dien eynde eenen Peter Minuit, woonachtich int lant van Cleeff, ontboden, die by ons in Den Haege is geweest en hebben goetgevonden desen persoon naer U Excie aff te veerdighen om U Excie en de hoochloflycke regeringe van Sweden mondelinge informatie van alles te geven, oock caerten mede nemen om aenwysinge te doen, waer die landen gelegen sijn, wat handel dat daer valt, hoe die gedreven moet worden, wat capitael dat daertoe noodich is en wat apparente voordeelen daervan te trecken sullen wesen. D'heer Spierinck heeft belooft in 't leste van dese weeck hier te wesen; ick ben doende om de pampieren veerdich te maecken om Minuit daermede te despacheren om het voorverhaelde mondelinge te verthoonen en te versoecken, dat de hoochloflycke regeringe een schip van 80 à 100 lasten met sijn toebehooren by leeninge willen doen en daerby een bequaeme chaloepe om in alle revieren te moegen vaeren en handelen; en willen U Excie versocht en gebeden hebben hem corte expeditie te willen geven, opdat alles tegens het voorjaer geprepareert mach worden’. Te Aken stoot men zich zeer aan de procedures van ‘eenen Wynant NackenGa naar voetnoot1), die de Compagnie van Abraham Weerden soo trouloos gehandelt heeft, | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
en Weerden claecht, dat hy tot geen expeditie van justitie can geraecken, en hy heeft veel vrinden tot Aken en dat wort dan gedivulgeert. U Excie gelieve die saeck eens te laeten examineren. Het is kennelijck, dat die Compagnie ingebracht hebben 88000 gulden capitael; hebben daermede sooveel jaeren gewerct, en het capitael is meest geconsumeert en Wynant, die naer de doot van Abraham Melis de administratie van de wercken heeft gehadt, die niet eenen penninck hadde, doen hy int lant quam, werct nu, soo men seyt, met negen ovens en de appendentie van dien. U Excie sal connen affmeten off dien waegen recht gaet.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||
No. 20. Amsterdam, 11 Februari 1637.Minnewit naar Zweden vertrokken. Over den prijs van het koper. Speldenfabrieken in Engeland opgericht. Verzoek om spoed te zetten achter de expeditie van Minnewit. Over de lading, die in Nederland gereed wordt gemaakt voor de reis van Minnewit.
‘Op den eersten van dese maentGa naar voetnoot1) hebbe aen U Excie largo geschreven met Pieter Minuit, daermede gesonden alle pampieren en bescheiden, dienende tot een voyage naer Florida en bygelegen landen.’ [In dezen brief ligt een ‘Inventaris van de pampierenGa naar voetnoot2), met Pieter Minuit naer Sweeden gesonden aen Sijn Excie den Heere Rijexcanceler, Februari 1637’, nl.: | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Sedert is hier weinig voorgevallen. Het gaarkoper | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
is op f 52 geloopen, maar alzoo 80 à 100 vaten naar Aken zijn gezonden, naar men zegt door de contractanten, begint het koper weer wat slapper te worden. ‘Alsoo eenighe particulieren in Engelant het spellemaecken gaen oprechten, hebben van den Coninck vereregen, dat sy alleen den draet daer moegen inbrengen, en alsoo d'Engelsen vry op Spaniën handelen en Spaniën veel van dat goed trect om naer Nova Spania en TerrafirmeGa naar voetnoot1) te voeren, soo meen ick dat die luyden wel daerby sullen vaeren. In gevalle datter eens een vrede gemaect cost worden, dat men uut Sweden oock vry op Spaniën mocht vaeren, soo moet daer almede op gelet worden om dat hantwerck in Sweden te brengen; alsoock mede om veel schepen derwaerts om sout te laeten vaeren. Myn versoeck is dat Pieter Minuit soo spoedich gedispacheert mach worden alst moegelijck sal wesen, alsoo aen het vroech uutvaeren van sijn reyse veel gelegen is. Ick soude dit werck garen beneerstigen om eere in te leggen, soo by U Excie als by dandere Heeren van de regeringe, opdat se sien moegen, dat ick op een goed fondament timmere, van meeninge sijnde een goet capitael voor mijn eygen daerin te avonturen. En alsoo het cargasoen, dat derwaerts getrocken wort, het principeelste bestaet in breede duffels, van negen vierendeel breet, die nergens anders gebruyet worden, soo moet men die expres tot Campen en Leyden laeten maecken, dat al eenighen tijt aenloopt eer die gemaect connen worden, en men canse niet | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
in 't werck stellen voordat men antwoort heeft, off de Croon Sweden het schip en saloep consenteren sullen, hoewel dat ick evenwel al eenighe hebbe bestelt om te laeten maecken, met vertrouwen, volgens de belofte van d'heer Spierinck, dat hy meent dat alles wel gaen sal, te meer U Excie en d'heer Admirael genegen sijn om de zeevaert te avanceren, insonderheyt op verde quartieren. Derhalven nochmaels gedienstich versoeckende van U Excie een letter antwoort te moegen hebben, waernaer ick my in deen en dander sal hebben te reguleren’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
No. 21. Amsterdam, 18 Februari 1637.Besluit der Zweedsche regeering om afslag van tol te geven voor goederen, die in Zweedsche schepen uit Nederland naar Zweden worden gebracht. Voorslag om dit besluit in Nederland algemeen bekend te maken. Verzoekt, dat Oxenstierna hem een jongman zal toezenden, die Duitsche brieven kan schrijven en zelf Nederlandsch zal leeren. Berichten van Minnewit. Oneenigheid in de Westindische Compagnie over het openstellen van den handel op Brazilië.
Op de 11den dezer maand het laatst geschreven. Eergisteren is Spiering hier gekomen; deze heeft hem het besluit bericht van de Zweedsche regeering, ‘dat alle degene, die eenighe goederen in Sweetse schepen sullen laeden naer Sweden, datse een derde in den tol sullen proffiterenGa naar voetnoot1), dat mijns oordeels een | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
goede resolutie is ende waer niet quaet, dat ment alhier en [in] andere zeesteden en dorpen, als Oossaenen en andere, die op Sweden handelen, met billetten bekent maecten. Oock dat hier Sweetse schepen mochten wesen, die in de ladinge laegen, voornementlijck op het voorjaer, dat men in de billetten insereerde, dat alsulcken schip in de ladinge op eenige havens van Sweden soude liggen, dat alsulcke goederen, die daerin gelaeden wierden, ⅓ in den tol souden genieten en tot hunne verseeckerheyt dat degene, die daerin laeden wilden, datse hun by my als commissaris van de croon Sweden souden adresseren om hun daervan schriftelycke acte te geven’. Wanneer hij tot het vorige gelast wordt, zal hij ook mondeling aan verschillende kooplieden de zaak bekend maken en hen aanmanen hunne goederen in Zweedsche schepen te laden. Wenschte wel iemand te hebben, ervaren in de Hoogduitsche taal en het schrijven daarvan; begrijpt, dat het Nederlandsch moeilijk te lezen is voor Zijne Excie; ‘ick en can hier niet niemant crygen, die daerin [nl. in het Hoogduitsch] ervaeren is; U Excie soude my wel van iemant connen versien, een jonck quant, die wel ervaeren was en op de cancelarye gedient, die daerdoor in de Nederlantse spraeck ervaeren soude connen worden om U Excie daervan te dienen; my vergevende de vryheyt van schryven om U Excie daermede moeyelijck te vallen; geschiet alleen dat ick U Excie en de Heeren van de regeringe goeden dienst soude moegen doen, dat myne advisen wel verstaen souden connen worden en met occasie int werck geleyt worden’. ‘Int schryven van desen become eenen brieff uut Hamborch van Pieter Minuit, in dato 31 Januari ouden stijl’; deze bericht dat hij den volgenden dag uit Hamburg verder zal reizen; hij kan dus tegen | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
het einde dezer maand bij Zijne Excie wezen. Verzoekt nog eens aan Minnewit spoedige expeditie te geven; aan een vroeg uitzeilen is veel gelegen, ‘om vóór de Compagnie daer op de cust te wesen, die noch geen gereetschap daertoe maecken, hebbende sooveel met Brasil te doen, datse die andere dingen niet by connen brengen. Alsoo de oneenicheyt tusschen de Camers noch niet en cesseert over het openstellen off sluyten van den handel op BrasilGa naar voetnoot1), hebben Haer Hoog Mog. gelieft de vergaederinge van de XIX in Den Haege te beschryven tegens den 19 deser maent, om daer voor Haer Hoog Mog. de saecke te disputeren en middelen te beraemen wat tot meesten dienst van de Compagnie geraeden sal worden. Ick helpe de saecke dirigeren, dat men alle bescheeden, die deen en dander dieswegen overlevert, copyelijck soude senden aen Sijn Genaede Graeff Maurits en de hooge secrete Raeden, daer men hun advis daerop becomen hebbende, hoe de constitutie vant lant aldaer over dat point hem toedraecht, om dan daerop te delibereren en ondertusschen den handel open houden voor iedereen, gelijck die nu is, opdat van alles genoech gesonden mach worden en door de Compagnie de magasinen geprovideert; want het is te beduchten, indien der resolutie genomen mocht worden tegens de opinie van de Camer van Amsterdam, dat die naelaetich souden wesen te senden watter vereyst; en tegens d'opinie van Zeelant uutvallende, dat sy en de camers als Groeningen en Maes, diet met hun | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
houden, naelatich souden wesen de noodige behoeften te senden; daerom ist best door desen middel tijt gewonnen, opdat door disputen de saecken niet verloren gaen’. - Nouvelles. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
No. 22. Amsterdam, 4 Maart 1637.De contractanten hebben een groote partij koper naar Aken gezonden. Bij vredesonderhandelingen met den Keizer moet Zweden vrijen handel trachten te bedingen op alle Spaansche en Portugeesche havens, ook in Amerika. Vele Nederlandsche kooplieden zullen dan met schepen uit Zweden daarheen laten varen; ook de zoutvaart op St. Ubes zal dan met Zweedsche schepen geschieden.
Voorgaande was van den 18den der voorleden maand. - Het koper was hier gekomen op 52 gulden; het begon allengs te rijzen; maar de contractanten - doch zij zeggen dat het Pieter Trip particulier aangaat - hebben een groote partij, ongeveer 200.000 pond, naar Aken gezonden om de hoogste markt te zoeken. Blommaert meent, dat zij zich daarin bedrogen zullen vinden, eensdeels omdat het koper hier daardoor begint te vallen en men 't nu voor 51 gld. kan bekomen, maar anderdeels omdat die van Aken alleen onder de markt van hen zullen koopen, of in ruil tegen gemaakte waren. - Nouvelles. - Bij vredesonderhandelingen met den Keizer moet Zweden trachten te bedingen, dat de Zweedsche schepen in alle havens van Spanje, Portugal, de eilanden buiten en binnen de Middellandsche zee, Brazilië en West-Indië vrij mogen komen handelen; daar de Keizer en Spanje van elkaar dependeeren, meent Blommaert dat dit wel toegestaan zal worden, ten minsten voor Spanje en Portugal; maar aan Brazilië en West-Indië | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
twijfelt hij. ‘Indien sulex toegestaen wordt en dese landen in oorloge blyven, soo sal de navigatie in Sweden dapper toenemen ende en sullen niet gebreecken menichte van cooplieden uut dese landen, die styve beurssen hebben, vandaer te laeten vaeren. Voor het twede compt in consideratie den harinckvanghst in dese landen, welcken harinck met St. Uves-sout gesouten moet worden en alsoo men vanhier derwaerts niet en mach vaeren, soo sullen de luyden al Sweetse schepen soecken en daerdoor sal de navigatie van tijt tot tijt augmenteren’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
No. 23. Amsterdam, 31 Maart 1637.Aan den kalmijnberg te Aldenburg hebben Maastrichtenaars schade aangericht. Het gerucht gaat, dat het vervoer van Zweedsch koper naar Aken verboden is. Herhaling van vroegere adviezen.
Voorgaande was van den 4den dezer maand. Sedert heeft hij geschreven aan den heer Claes Fleming, meest over de reis van Pieter Minnewit. Brief van Minnewit uit Helseneur ontvangen d.d. 22 Februari st. n.; acht dagen daarna zal hij dus wel te Stockholm zijn gekomen. - Herhaling van vroegere adviezen in 't belang van Zweden's scheepvaart. - ‘Die van Maestricht hebben eenighe distructie gedaen aen den calmijnberch van Limborch tot AldenborchGa naar voetnoot1), hebben de gereetschap verdistrueert en de knechts gevangen genomen, daermede die van Aken oock seer gediscomodeert sullen wesen. Daer wort geseyt, dat van dander syde daertegens verboden soude worden | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
eenighe Sweetse coperen naer Aken te moegen voeren, altijt die van Gennep hebben de coperen beswaert met 15 stuyvers op ieder hondert, dat al begintselen sijn’. - Herhaling van een vroeger bericht over het zenden van een groote partij koper naar AkenGa naar voetnoot1); het koper is hier nu al gedaald tot 50 à 50½ het honderd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
No. 24. Amsterdam, 6 Mei 1637.Heeft bericht gekregen dat de Zweedsche regeering bereid is de expeditie van Minnewit te bevorderen. Ziekte van Minnewit. De lading voor zijne reis zal naar Gotenburg worden gezonden. Blommaert zal op verzoek van Fleming naar Zweden komen. Wie aandeel nemen in de expeditie van Minnewit. Blommaert zal zijn aandeel op naam van Minnewit laten stellen. Na zijne Zweedsche reis zal hij ontslag nemen als bewindhebber der Westindische Compagnie.
Heeft een missive ontvangen van den Rijkskanselier d.d. 24 Maart 1637, benevens brieven van den heer Fleming, waaruit hij de genegenheid van de Zweedsche regeering heeft verstaan ‘om de voyage aen te vangen; aen mijnder syde en sal niet manckeren dat alles veerdich gemaect wordt en sal de compst van Minuit verwachten om dan naer goede officieren tot de schepen uut te sien. Maer hebbe met leetwesen verstaen, dat Minuit aldaer sieck geworden is; hope dat Godt de Heere hem sedert gesontheyt gegeven sal hebben; soude ons anders dapper verachteren in ons voorgenomen werck, eer | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
men weder een bequaem persoon soude vinden, die ginder int lant bedreven was en die men de directie mocht toevertrouwen. Ondertusschen laet ick hier het cargasoen veerdich maecken en wat gereet is sal met alle gelegentheyt op Gottenborch senden. D'heer Flemingh vint raetsaem, als d'expeditie hier is gedaen en mijn gelegentheyt mede can brengen, dat ick een reyse int rijck soude willen doen, soo om mynen persoon aen de heeren van de regeringe te presenteren als om mondelinge van alles te discoureren, dat met de pen niet wel gedaen can worden. En alsoo d'heer Spierinck ten eynde van dese maent meent te reysen, in gevalle Minuit hier tydelycken compt en dat alles met ordre gedespacheert is, soo sal ick sien mijn saecken daernaer te dirigeren, soo 't doenlycken is, een reys aen te nemen om daerdoor occasie te hebben om U Excie de handen te kussen en mondelinge discoureren soo van de navigatie als wat daeraen dependeert, om op middelen te practiseren tot vermeerderinge van de zeevaert uut Sweden; en wil vertrouwen dat het U Excie als mijn Heer en Patroon aengenaem sal wesen. Syne Genaede dheer Flemingh heeft my gesonden een concept van de Compagnie en wie daerinne in Sweden sullen participeren, en versoect dat ick voor dander helft mede onderteeckeninge van de participanten uut dese landen soude stieren; dat geschieden sal, soo haest als Minuit compt, die selver een achste paert voor sijn particulier daerin sal participeren. Ick sal de rest furneren, doch sullent laeten stellen op den naem van Minuit, om redenen, meest doordien ick den dienst van de West-Indische Compagnie noch niet verlaeten hebbe, dat ick gedencke te doen naerdat ick in Sweden by U Excie en de Heeren van de regeringe geweest sal hebben, alsoo icket garen met reputation soude doen off, daerinne conti- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
nuerende, dat het bekent is dat ick in actuelen dienst van de Croon Sweden ben, om altijt met open deuren (gelijck men gemeenlijck seyt) te moegen wandelen, buyten opspraeck en met een goet gemoet. Dit is tghene U Excie voor dit mael hebbe te schryven; sal met alle gelegentheyt continueren aen d'heer Flemingh te schryven, alsoo U Excie te seer geoccupeert is met de regeringhe vant rijck en geenen tijt hebben alle de schriften te lesen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
No. 25. Amsterdam, 6 Juni 1637.Een groot deel van de lading voor Minnewit's reis is reeds naar Gotenburg gezonden. Verzoekt dat aan Spiering order worde gegeven om de helft daarvan te betalen. Over de pogingen van Usselincx om Nederland deel te doen nemen aan de Australische Compagnie; Blommaert verzoekt last, hoe zich daar tegenover te gedragen. Verschillende maatregelen tot voorbereiding der expeditie van Minnewit.
Op den 9denGa naar voetnoot1) der vorige maand heeft hij het laatst aan den Kanselier geschreven. Sedert ‘hebbe continuelijck aen Syne Genade d'heer Flemingh geschreven wegen onse equipage naer Florida en hebbe tot noch toe met devotie naer Minuit gewacht om voorder te voltrecken wat noodich is. Het cargasoen is nu meest veerdich; op Gottenborch sijn gesonden 28 cassen, inhoudende elck 5 stucken duffels, en een vat ketels van no 1 tot no 29, onder het nevenstaende marck geconsigneert aen den tollenaer aldaer om daermede te volgen de ordre van den heer Admirael Flemingh. Alles wat tot het cargasoen en appendentiën dependeert, moet al contant betaelt worden; hebbe der- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
halven aen d'heer Spierinck geschreven dat Sijn E. gelieve de penningen voor de helft wegen Sweden te furneren, opdat daerdoor geen verhinderinghe come; daerop sijn E. antwoort noch geen ordre te hebben; dat evenwel voor sijn vertreck ordre sal stellen. U Excie sy gebeden, dat de ordre aen d'heer Spierinck gegeven mach worden, opdat daerdoor geen verhinderinge comt, want soo haest als Minuit compt, sullen in corten d'expeditie doen. Ick hebbe diverse brieven aen Syne Genade d'heer Flemingh geschreven en daerby versocht dat Syne Genade gelieve U Excie en de heeren van de regeringe myne brieven te communiceren; en onder andere hebbe verhaelt wegen Willem Usselinex, dat die in Den Haege by Haer Hoog Mog. aenhout om te formeren een Austraelse CompagnieGa naar voetnoot1). t' Schijnt dat hy credentiebrieven van U Excie heeft; seyt dat in Sweeden tsestich tonnen gouts geteeckent sijn en versoect dat hier int lant oock inteeckeninge mocht geschieden. Haer Hoog Mog. hebben haere gecommitteerde, die hier op de vergaderinge van de XIX sijn, last gegeven om tselve in die vergaderinge voor te stellen. Ick hebbe dieswegen aen d'heer Spierinck geschreven off Sijn E. eenighen last hadde om dat werck te seconderen en indient Sijn E. raetsaem dunct, dat ick het werck hier voede off levendich houde, dat ick het doen soude, alsoo ick in dienst van Sweden ben [en] moet helpen sorgen wat tot desselfs nut vereyst; maer Sijn E. antwoort my geenen last van U Excie noch de heeren van de regeringe te hebben. Indien ick nu wist, dat het U Excie en de heeren | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
van de regeringe aengenaem was, soo soude ick dat werck hier sien te voeden, dat het niet gans van de hant geschoven wiert, gelijck ick mercke dat het gedaen sal worden, niet willende gelooven dat in Sweden sulcken capitael, gelijck hy voorstelt, geteeckent en pront gefurneert soude worden. Ick sal my naer d' ordre van U Excie ende de heeren van de regeringe reguleren, soo in dit als tghene U Excie en de heeren van de regeringe my sullen gelieven te belasten. Indien ick een perfecte lijst hadde, wat fictuaille dat in Sweden gefurneert soude worden, soo cost ick hier voorder coopen wat dat manckeert. Minuit schrijft alleen van fustage, dat die in Sweden niet wel te becomen soude wesen, soo hebbe hier alderhande vaten laeten maecken en met ysere banden beslaen. Instructiën en andere pampieren sijn meest veerdich, oock de officieren. Hebbe derhalven aen d'heer Spierinck versocht dat Sijn E. gelieve by Haer Hoog Mog. te vercrygen om 25 off 30 man zeevarent volck hier aen te moegen nemen en naer Sweden te senden, dat Haer Hoog Mog. geconsenteert hebben en Sijn E. soude my acte van de resolutie senden. Waer Minuit nu maer hier, souden dan in cort dexpeditie doen om, soo 't mogelijck was, dat ick my met d'heer Spierinck op de reyse naer Sweden begeve om mondelinghe met U Excie ende de heeren van de regeringe te spreecken en contentement doen van mynen dienst’. Nouvelles over Brazilië. - ‘Hebbe zeecaerten soo van de Oost- als Westindis octroy gecocht; sal die aen den heer Admirael Flemingh senden om, als ick in Sweden mocht comen, U Excie ende de heeren van de regeringe informatie van alles te geven’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
deelnemers blijven in gebreke hun aandeel te storten; ook de Nederlandsche weigeren dit nu, zoodat Blommaert alles moet voorschieten. Hoe en waarheen de reis van Minnewit zal geschieden. Advies om Zweedsche schepen uit te zenden op de zoutvaart; voordeelen daarvan. Waarom Blommaert dit jaar niet naar Zweden komt. Mededeelingen over den koperhandel. Geschil tusschen Nederland en Spanje over den kalmijnberg in Limburg. In Frankrijk wordt veel koperen munt gemaakt, waardoor de vraag naar bladkoper toeneemt. Verzoek om aan de schepen van Minnewit behoorlijke zeebrieven mee te geven.
‘IckGa naar voetnoot1) hebbe continuelycken gecorrespondeert met Syne Genade d'heer Claes Flemingh en versocht dat S.G. gelieffde myne brieven aen U Excie te communiceren. Den meesten inhout is geweest wegen de voyage met Minuit, dat alles hier veerdich wiert gemaect en van tijt tot tijt met alle gelegentheyt van schepen het cargasoen op Gottenborgh was gesonden. Nu gaet weder een schip naer Gottenborch, daer de rest vant cargasoen neffens de vivres en oock de officieren mede sal senden. Ick hebbe eenige reysen versocht dat de helft vant capitael van Sweden gefurneert mocht worden, volgens accoort. D'heer Spierinck had my een besloten brieffken voor sijn vertreck gesonden aen Abraham Willemsz. van Beyerlant, daerinne Sijn E. ordonneert ultimo Augusti aen my te betalen, voegende daerby: “indien der ondertusschen geen contrarie order en compt.” Beyerlant soude my geaccommodeert hebben, mits wat | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
interest genietende, indien die clausule niet daerby was geweest; maer nu moet ick wachten. Maer het meeste is, dat de participanten van hier oock niet en willen furneren, voordat het capitael van Sweden gefurneert is, soodat ick tusschen beyde sitte en moet alles betalen, opdat onse saeck daerdoor niet verachtert soude worden, alsoo ons veel gelegen is om vroech uut te geraecken, eensdeels om lanex de cust zeewan te handelen, dat is hun gelt, gemaect van horens en geslepen, sonder welck zeewan men niet can handelen, ten anderen om den handel te stabileren en possessie te nemen en voor den winter diverse revieren te besoecken. En alsdan, de harde NoorderGa naar voetnoot1) gepasseert sijnde, met het schip en jacht oversteecken naer de Caribse eylanden en vandaer op diverse plaetsen, die hun by instructie aenwyse, cruyssen en op een goede buyt wachten, hetwelck elck op synen tijt waergenomen moet worden. De saloep moet ondertusschen den handel lancx de cust van Florida dryven en tschip sal dan tegens Juni oock naer de cust van Florida gaen en het gehandelde cargasoen innemen en daermede weder naer Sweden keeren. Het jacht sal ondertusschen in Westindiën blyven en van deen plaets op dander seylen, soo om te handelen als om wat te visschen, soolange sijn victuaille sal strecken. En indien eenighe goede prinsen becompt en hem niet betrouwende daermede alleen naer Sweden te keeren, off dat het te laet int jaer mocht vallen, sal daermede keeren naer de cust van Florida en daer blyven totdat het schip de tweede voyage by hem | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
sal comen om dan tsaemen over te comen en het gehandelde cargasoen, dat het naeste jaer ver[h]andelt sal wesen, tsaemen over te brengen, wort verstaen tegens het voorjaer 1639. Off indiense raetsaem vinden met het jacht den somer over noch een tocht te laeten doen door West-Indiën, soo moet hetselve uut het schip gefictuieleert werden, behoudende int schip maer sooveel als het tot de thuysreyse van noode heeft. Dit is soo overloopende wyse hoe de reyse gedaen sal worden. Ick hebbe my geëvertueert om de gelden te verschieten, opdat daerdoor geen verachteringe soude vallen en daerdoor versteecken werden van ons goet voornemen; en hope met der daet te thoonen, dat mijn ganse genegentheyt strect om de Croon Sweden dienst te doen en hope, indien Godt de Heere dit werck wil segenen, dat meerder occasie daeruut sal comen om van Sweden naer verre landen te varen. Ick hebbe aen Sijn Genade d'heer Flemingh geschreven en aenwysinge gedaen waermede de schepen, die in Sweden ledich leggen, werck gegeven souden worden, naementlycken om sout te vaeren, daertoe aenwysinge hebbe gedaen dat de West-Indische Compagnie alhier veel schepen van doen hebben om hunne goederen naer Brasil te vaeren. Wy hebben der dit jaer wel 20 moeten bevrachten; crygen 5 à 6000 gulden, naerdat de schepen veel connen laeden; ginder vry, loopen vandaer naer Westindiën, laeden sout en comen daermede herwaerts; winnen niet alleen de ladinge sout, alsoose met de uutvracht hun equipage connen doen, maer het sout doorpekelt de schepen, datse lange daermede gepreserveert worden. Aen dese soutvaert dunct my dat Sweden veel gelegen soude wesen om continuelijck om sout te | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
vaeren en hunne magasinen daervan geprovideert te houden, daervan voor desen aen U Excie aenwysinge hebbe gedaen. En staet te noteren, dat het sout in Westindiën op synen tijt gehaelt moet worden, want de regenmaenden aencomende, doet het sout smilten, soodat de schepen, die op den herbst tot December toe van hier naer Brasil vaeren, op den besten tijt comen om van Brasi! naer Westindiën te vaeren, alsoo de regenmaenden in Junio beginnen. Uut dese soutvaert spruyten veel andere dingen, naementlycken dat het zeevarent volck werck crygen en hun continuelijck oeffenen om in tyden en wylen, alst den noot vereyst en dat den eenen potentaet off den anderen de Croon Sweden den oorloge willen aendoen, datse altijt van zeevarent volck voorsien sijn, en in vrede sijnde, dat uut Sweden de heele werelt doorgevaeren [wordt], want wat neringe de zeevaert in coninckrycken en landen brenght, sal U Excie wel connen affmeten. En alsoo mijn oogemerck daerop is om met mijn industrieGa naar voetnoot1), die ick hebbe van alle plaetsen soo in West- als Oost-Indiën, oock de cust van Aphrica, hoe die bevaeren moeten worden en hoe den handel op alle plaetsen gedreven wortGa naar voetnoot2), soude tselve garen attribueren in mynen dienst van U Excie en de Croon Sweden, om daermede eere in te leggen van het leggen van de fondamenten van een soo treftigeGa naar voetnoot3) saeck’. - Vertrouwt dat de Kanselier daarbij zijn protector zal wezen, ‘alsoo der altijt benyders sijn, | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
die een goet werck contramineren, misgunnende sulcken eere aen iemant’. ‘Mijn voornemen was met d'heer Spierinck naer Sweden te comen, maer de lange reyse van Minuit door sijn siecte heeft sulcx verachtert, dat de despache niet en heeft connen gedaen worden, en ten waere dat ick de penningen verschoot, soude noch veel langer aenloopen. Naer dat ick het werk aensie, salt op halff Augusti aenloopen eer alles gedespacheert is, soodat my dunct dat het dit jaer te laet sal vallen om naer Sweden te comen, vreesende seer voor de coude, alsoo ick acht jaeren in Indiën gewoont hebbe; sijnde die heete landen gewent, ben bevreest dat my de coude schaedelijck soude wesenGa naar voetnoot1). Ten anderen soude eerst garen sien dat U Excie en de hoochlofflycke regeringe van Sweden de vruchten van mynen arbeyt eerst souden sien, als wanneer het schip de eerste reyse thuys gecomen sijnde, door Godes segen met goet retour, [ik] met sooveel te meer eere in Sweden [zou] comen. Oock compt in bedencken dat de praesidiale Camer van de West-Indische Compagnie nu voor twee achtereenvolgende jaeren in Zeelant sal wesen; sal by hun een uutschryvinge gedaen worden van de vergaderinge van de XIX tegens halff Augusti, op welcke vergaderinge ick naer alle apparentie van dese camer [nl. die van Amsterdam] sal gecommitteert worden, alwaer veel swaere punten sullen verhandelt worden van de ganse regeringe van Brasil en wat daeraen dependeert om voorder progres te doen. Wil derhalven vertrouwen dat U Excie deen en dander considererende, in de beste vouwe sal slaen met my by de | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
hoochlofflycke regeringe voor dit mael te excuseren’. Vindt Zijne Excie zijne overkomst echter raadzaam, dan zal hij zijn bevel nakomen. ‘Het en sal de Croon Sweden niet schaedelijck wesen, dat ick die vergaderinge van de XIX bywoone, om meerder experiëntie van alles te crygen, want soo ick naer Sweden come, sal apparentelycken de Compagnie moeten verlaeten om buyten opspraeck te wesen’. Zal zich hierin reguleeren naar het antwoord van Zijne Excie. De contractanten hebben getracht het koper te doen rijzen, door alles op te koopen wat in particuliere handen is, maar daar alle landen vol oorlog zijn, worden de gemaakte waren niet geconsumeerd, en als dat niet gebeurt, kan het koper niet rijzen. Ook begint uit Noorwegen meer en meer koper te komen, dat goedkooper is dan het Zweedsche; daarmede worden geriefd die het dagelijks noodig hebben. Een ander interval is, dat er tusschen dezen Staat en Spanje quaestie is over den kalmijnberg in 't land van Limburg: ‘desen Staet pretendeert dat sy die moeten laeten bearbeyden en van dander syde pretenderen dat syt moeten doen; ondertusschen hebben die van Maestricht het arbeytsvolck vandaer gehaelt en de wercken geruineert, en wort van desen Staet verboden dat geen gemaect werck van Aken naer dese landen mach comen dan degene, daer attestatie by is, dat deselve van Limborchsen calmijn gemaect is, en die van Aken, door gebreck van Limborchsen calmijn, verwercken Munster calmijn, daerover verscheyde goederen, die van Aken op Ceulen waeren gesonden en voorts den Rijn off, tot Emmerick sijn aengehaelt, dat grooten onlust met die van Aken maect, en daerdoor weynich gewerct wort. Maer het schijnt datter voor de contractanten noch een confortatiff compt, alsoo Aken met deen inconveniënt en dander niet veel trect; soo compt | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
dat Vranckrijk veel copermunt begint te maecken, waerdoor het blatcoper getrocken wort, dat tot 59 gulden het centener wort vercocht, waerdoor by hun hopeninghe is dat het ander coper oock getrocken sal worden. Off nu het blatcoper, dat geslaegen coper is, int contract begreepen is om aen de contractanten te leveren, wete niet. Indient niet begreepen is, soo sal de Croon Sweden wel doen goede quantiteyt herwaerts te senden, dat al stracx vercocht sal connen worden; off de hoochloflycke regeringe van Sweden soude door hun ministers in Vranckrijck met den Cardinael de Ricelieu connen laeten tracteren om groote partyen te leveren; doch soot int contract begreepen is en dat de Croon Sweden met geen ander coningen dieswegen mach tracteren gedurende het contract, dat is wat anders. Ick hebbe aen Syne Genade den heer Admirael Flemingh gerecommandeert dat geen mangel en sy, dat het schip en jacht behoorlycke zeebrieven medegegeven worden om by rescontre van eenige geallieerde van de Croon Sweden te thoonen datse geen volck en sijn sonder reveuGa naar voetnoot1) en alsoo voor zeeroovers geacht worden; oock bestellinge om de vyanden van de Croon Sweden aen te tasten en, hun veroverende, in Sweden ter judicatie gestelt en voor goede prinse verclaert en de Compagnie toegeeygent te worden. Wat andere pampieren aengaet van instructiën, rantsoenbrieff, artikelbrieff, scheepsraetinstructie en anders, sal hier veerdich maecken en Minuit medegegeven werden. De facture van de coopmanschaplijste van de vivres en andere rekeninghen, daervan sal copy aen Syne Genade d'heer Flemingh toegesonden worden.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Nouvelles over Brazilië. Uit de verovering van Brazilië mogen de Zweden zien, hoeveel voordeel uit de zeevaart is te wachten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
No. 27. Amsterdam, 22 Augustus 1637.Minnewit (inmiddels uit Zweden teruggekeerd) zal met de rest der officieren en lading naar Gotenburg vertrekken. Blommaert zendt de factuur van de lading over. De onkosten der uitrusting zijn boven de raming geloopen. Berichten over de Oost- en de Westindische Compagnie. Voorslag dat Zweden toe zal treden tot de Westindische Compagnie en een Kamer daarvan te Gotenburg zal worden opgericht. Verzoek om uitbetaling van zijn tractement. De kopermeesters te Aken hebben besloten hunne ovens voor drie maanden uit te dooven. Blommaert is door de Westindische Compagnie gecommitteerd om den Prins van Oranje te onderrichten over den stand van zaken in Brazilië. Nouvelles.
Voorgaande was van 23 Juli. ‘Sedert hebbe ick met alle gelegentheyt aen Syne Genade d'heer Flemingh geschreven, hoe verde dat hier in de saecke geprocedeert was, het versenden vant cargasoen, vivres, volck en appendentie naer Gottenborch. Het restant van alles is nu gescheept in schipper Cornelis Brouwer, die naer Gottenborch dese weeck vertrect, daermede Minuit neffens twee barbiers en andere officieren mede sullen vertrecken, in hope dat de schepen tot Gottenborch sullen wesen om hunne voyage te voorderen, dat hooch tijt wort en wensten wel om veel, dat het een maent eerder had connen geschieden, om verscheyde consideratiën, daer mede een van is, dat het spaede int jaer wort | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
om achter Engelant om te loopen, dat evenwel dient te geschieden om het perickel van de Duynkerkers voor te comen. Ick sende hierneffens aen Syne Genade d'heer Flemingh facture vant cargasoen, dat bedraecht met doncosten, hier gedaen, f 22.130-12. De copye van de documenten gaen daer neffens, opdat de participanten vandaer moegen sien, waer dat alles aen dependeert; als daerby gevoecht worden tgheen aldaer in Sweden uutgegeven wort, soo sal de rekeninge gesloten connen worden en de participanten sien wat iedereen heeft te dragen. Ons eerste concept is geweest een schip met een saloep, en de hoochloflycke regeeringe heeft ons gelieft te begnadigen met noch een jacht daerby, soodat dequipage van volck en vivres sooveel te grooter sal vallen. Onsen overslach was op 24 000 gulden; hebben nu alhier wat meer uutgegeven, behalven dat in Sweden betaelt wort; maer daerby comen eenige rekeningen soo van den seylmaker, smit, cuyper en andere, bedraegende ter somme van f 2825-14-8, die de participanten van hier verstaen dat de Croon behoort te draegen, volgens het schriftelijck overleveren van Minuit wat de Croon doen soude; daer sijn eenige dingen by, die in consideratie genomen costen worden, maer terwylen dat alles by de schepen blijft, sal het een cleyn voor de Croon wesen sulex te draegen, om de participanten van hier en andere te encourageren om hun capitalen derwaerts te transporteren, om van tijt tot tijt de zeevaerte vandaer meer in treyn te helpen brengen. U Excie sal naer sijn hooge wijsheyt alles ten besten wel helpen dirigeren. D'oncosten van alles op Gottenborch te brengen vallen extreem hooch, oock de maentgelden van d'officieren, die men meer heeft moeten geven om vandaer | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
te vaeren. Een goeden rycken Spaensen prijs sal alles connen betalen. Ick hadde het cargesoen garen noch 2 à 3000 gld. vergroot om in Spaense wynen en andere waeren te besteden, om in de West-Indische eylanden tegens taback en andere waeren te verhandelen, maer alsoo het te hooch liep, hoewel goet proffijt daeraen te doen soude wesen, soo hebbe het voor dese tijt naergelaeten tot onse tweede voyage, als wanneer ick hope met dees eerste voyage een goet retour sullen crygen, om daerdoor te meer courage te hebben wat meerders by de hant te nemen. En alsoo de zeevaert groote neringe in landen en steden brengt, daervan men d'exemplen hier siet, wat die twee Compagniën alhier van Oost- en West-Indiën doen, hoeveel schepen en zeevarent volck dat se int werck stellen, is admirabel om hooren. d'Oostindische Compagnie crygen dit jaer acht schepen, daervan een verongeluct is; vier sijnder gearriveert, daervan de cargo hier neffens gaetGa naar voetnoot1), en drie worden der noch verwacht. Den lanckdurigen oorloge, diese met die van Bantam gehadt hebben, is ter neder geleytGa naar voetnoot2); den handel van China en Japon is vry, daer se groote capitalen in syde en andere waeren connen besteden. Den handel op Japon is voorleden jaer over de twaelff tonnen gouts geavanceert. De Westindische Compagnie hebben dit jaer, met hetgene dat noch gaen sal, omtrent de vijftich schepen uutgesonden soo naer Brasil, Westindiën en de cust van Aphrica en andere plaetsen. Wat schoone retouren sijnder gecomen van suycker en andere waeren! tweemael 's jaers comen de schepen van Guinea en de | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
andere plaetsen van Aphrica, brengen over de 2000 ponden gout, groote partye oliphanstanden, greyn, huyden en andere waeren. Wat neringe deen en dander hier int lant brenght, sal U Excie naer sijn hooge wijsheyt connen affmeten. Wat soude Sweden gebreecken om het selve niet te doen? Sy hebben overvloet van schepen, bequame havens om uut en in te vaeren, wyse regeerders, en anders gebreect maer alleen om int werck te stellen en met goet beleyt te beginnen aen capitael; meene niet dat het ontbreecken soude, indient de hoochloflycke regeringe raetsaem vonde om int werck te stellen om in dese West-Indische Compagnie voor een gedeelte in te comen en tot Gottenborch een Camer ordonneren, om alsoo in de conqueste van Brasil, negotie op Aphrica en Westindiën te participeren. De Croon coste eenige schepen voor capitael inbrengen en voorts capitael om uut te voeren. Indient U Excie en de hoochloflycke regeringe raetsaem vint, cost men eens in stillicheyt sonderen, off het hier by de Compagnie smaeckelijck gemaect cost worden’. Hij zou gaarne diensten doen aan de kroon Zweden en toonen dat het hem toegekende jaarlijksch tractement van 1000 rijksdaalders niet onnut besteed is. Verzoekt tevens dat aan Spiering bij zijn terugkomst naar Holland last gegeven worde hem een jaar tractement te betalen, daar hij nu bijna een jaar in dienst van de kroon Zweden is geweest. De contractanten van het koper maken nog steeds slechte zaken. ‘Daerop compt nu, dat alle de copermeesters van Aken eendrachtich geresolveert hebben hunne ovens voor dry maenden te laeten uutgaen, alsoo weynich afftreck in de gemaecte waeren is. Hiermede sullen sy geen coper trecken, dat al schadelijck voor de contractanten is en daertegens proffytelijck voor Sweden, dat de gemaecte waeren, die | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
vandaer comen, te beter getrocken sullen worden om de luyden te encourageren, die daer wercken hebben, stercker te wercken en andere daertoe te trecken om daer mede wercken op te rechten’. Hij is gisteren in de vergadering van de West-Indische Compagnie gecommitteerd om naar het leger te reizen en Zijne Hoogheid den Prins van Oranje te rapporteeren over de adviezen uit Brazilië, over hetgeen door de Compagnie wordt gedaan, over de toerusting uit Portugal naar Brazilië enz. De vergadering van de XIX is in Zeeland beschreven tegen 3 Sept. a.s.; de punten van beschrijving gaan hierbijGa naar voetnoot1). Nouvelles over den oorlog: beleg van Breda enz. - Berichten over schepen, komende uit Oost en West, en over schepen, die de West-Indische Compagnie uitzendt naar Brazilië en Afrika. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
No. 28. Amsterdam, 9 September 1637.Betuigt zijn leedwezen, dat de schepen van Minnewit nog niet gereed liggen te Gotenburg; herhaalt de redenen, waarom het gewenscht ware geweest, dat zij bijtijds waren uitgezeild. Over de instructie, die hij aan Minnewil heeft medegegeven. Hoeveel Blommaert als zijn aandeel in de onderneming heeft gestort, en hoeveel hij heeft voorgeschoten. Nouvelles.
De voorgaande was van 22 Augustus, dien hij heeft medegegeven aan Minnewit, om bij zijne aankomst in Gotenburg verder te zenden naar Stockholm; tegelijk daarmede is de rest van het volk en de lading naar Gotenburg gezonden. Ook aan Fleming heeft hij toen uitvoerig alles bericht. Hij had vast vertrouwd, dat schip en jacht omtrent ulto Juni gereed | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
zouden zijn om naar Gotenburg te vertrekken; daarom heeft hij de officieren in het laatst van Juli derwaarts gezonden; maar nu krijgt hij een schrijven van Fleming d.d. 5/15 Augustus, dat de schepen daar [te Stockholm] nog lagen, maar dat ze gereed waren om te vertrekken. Hij heeft verscheiden malen bij Fleming op spoed aangedrongen, daar zooveel was gelegen aan het bijtijds zee kiezen: 1o. om achter Engeland om te loopen ‘om de passade te soecken van de Oostelycke winden’ en van de Duinkerkers bevrijd te blijven; 2o. om vóór September de kust van Florida aan te doen, om zeewan te verhandelen, ‘dat sijn seecker geslepen horentjens, dat daer int lant in plaets van gelt gebruyct wort’; 3o. ‘oock alsoo in de maent van September de Noordelycke stormen beginnen te waeyen, die beginnen omtrent het eylant BarramudaGa naar voetnoot1) en loopen lancx de cust van Espaniola naer Florida, de canael van Bahama en voorts de Golfe van Mexico, waerdoor den Coninck van Spaniën verbot gedaen heeft dat de vloten, soo van Terra Firme als Nova Spania, naer het beginsel van September de canael van Bahama niet en moegen passeren, maer moeten in de Havana verwinteren en vertrecken dan vandaer in de maent Februari. Uut die Noordelycke stormen compt dan by eenige jaeren den horcaen, dat sijn soo schreckelycke winden als men oyt in dese Europische quartieren gehoort heeft. DerhalvenGa naar voetnoot2) hebbe Minuit by instructie medegegeven dat hy, tot Gottenburch sijnde, hem moet reguleren naer tijtsgelegentheyt, tsy achter om te loopen off binnen door; dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
hy, op de cust van Florida gecomen sijnde naer de maent van December, naerdat de cargasoenen aen lant in goeder bewaeringe gebracht sijn, dat hy dan het schip en jacht sal senden naer West-Indiën om daer te cruyssen op de plaetsen, hem aengewesen, en maecken daer niet langer met het schip te blyven als de maent Mey, gevende aen het jacht over alle overige victuaille en laeten het jacht daer blyven en op synen tijt op alle plaetsen, by instructie aengewesen, te beseylen om op Spaense prysen te passen. En dan met het schip oversteecken naer de cust van Florida om daer in te nemen alle het gehandelde velwerck en daermede comen recht naer Gottenborch om in de maent van Juli, sijnde den besten tijt vant jaer, daer te comen ons rapport van alles doen, om dan stracx weder preparatie te maecken tot de tweede voyage. Dit is soo overloopende wijs, hoe de saecken staen van de voyage met Minuit. Op het schip hebbe gesteld voor stuirman eenen Michiel Symonsz., een fijn, eerlijck man, die lange jaeren de cust van Florida bevaeren heeft en daer seer wel bedreven is’. Als Minnewit komt te overlijden, zal Michiel Symonsz. hem als leider van den tocht opvolgen. Voor zich zelf heeft hij voor ¼ aandeel genomen in den tocht; lading en uitrusting kosten tezamen ongeveer 28000 gulden; daarvan heeft hij voor zich dus f 7000 betaald; voor de participanten in Zweden bedraagt dus hun aandeel, nl. de helft, f 14000; daarvan heeft hij echter, op order van Spiering, maar f 7500 ontvangen en de rest heeft hij moeten voorschieten, wat hem lastig valt, maar hij heeft het gedaan om de expeditie niet te vertragen. Herhaling van zijn vroeger advies over de zoutvaart enz. - Nouvelles over het beleg van Breda, de inneming van Venlo door de Spanjaarden enz. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
No. 29. Amsterdam, 30 September 1637.Adviezen voor de vermeerdering van Zweden's scheepvaart, door middel van de oprichting eener Zoutcompagnie of van eene Westindische of Australische Compagnie, volgens de plannen van Usselincx. Misschien zal ook de Koning van Frankrijk de laatste Compagnie willen steunen met kapitaal; want aan den Spanjaard wordt de meeste afbreuk gedaan door hem aan te tasten in Amerika. Opsomming van het verlies, door de Westindische Compagnie aan Spanje toegebracht, vooral in Brazilië. Hernieuwde voorslag, dat Zweden toe zal treden tot de Westindische Compagnie of zelf zulk een Compagnie zal oprichten. Verzoek, dat de Kroon Zweden de kosten van de bewapening en uitrusting der schepen van Minnewit zal dragen. Verzoek om uitbetaling van zijn tractement. Nouvelles.
De voorgaande was van 9 dezer. Sedert heeft hij nog verscheidene brieven aan Fleming geschreven, over middelen tot vermeerdering der negotie en zeevaart van Zweden. Daar Zweden rijk aan schepen is, die meest ledig liggen, moet gepractiseerd worden op middelen om hun werk te geven. Allereerst komt in aanmerking de zoutvaart; daarvoor zou een Compagnie in Zweden moeten worden opgericht, met octrooi voor eenige jaren, en privilegiën; ‘dese Compagnie mosten hun magesinen op eenige voorneme plaetsen in Sweden hebben, om niet alleen het coninckrijck Sweden van sout te provideren, maer oock alle landen, onder de Croon sorterende; welck sout niet anders vervoert en soude moegen worden als met eygen Sweetse schepen, ten waere datse sooveel schepen van doen hadden, met eygen niet connende | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
doen, dat de Compagnie dan soude vermoegen andere te bevrachten’; later uitvoeriger hierover. ‘Ten anderen compt in consideratie om de zeevaert in Sweden te doen accresseren om daer een Compagnie op te rechten van West-Indiën off Australis, gelijck Willem Usselincx tselve voordraecht. Ick hebbe dieswegen met eenige van de regeringe discoursen gehadt, die niet vremt daervan waeren, selver om te consenteren dat de capitalen uut dese landen naer Sweden getransporteert soude moegen worden om aldaer een Compagnie te formeren, en ick meene, indien dit stuck met goet beleyt by de hant genomen wiert, datter wat goets uutgewerct soude worden en voornementlycken nu Vranckrijck in oorloge met Spaengnen is, meene dat Syne Mt te disponeren soude wesen om een aansienlycke somme in die Compagnie te leggen, alsoo Syne Mt genoech geinformeert is, dat den Spangnaert geen meerderen affbreuck can gedaen worden als door dese middel, want daerdoor wort hem de hartader getroffen en allenskens de senuwen affgesneden, daermede hy bynaer alle de werelt trotst; en het is seecker, dese middel by de hant genomen wordende, sal den Coninck van Spaniën doen omsien en tot reden gebracht worden tot een generale vrede; want off hy in dese Europische quartieren eenighe steden verliest, dat raect hem seer weynich en is maer gelijck eenen tack van eenen boom: affgehouwen wordende, weder andere en meerder uutwassen; maer hem aentastende in Westindiën en andere Americase quartieren, daermede wort den wortel van den boom losgemaect en sal hem allenskens doen vallen. Men seyt gemeenlijck: een schip op strand is een baecken in zee; so can U Excie sien, wat dese West-Indische Compagnie den Spangnaert grooten aff breuck heeft gedaen en gedurende de veertien jaeren, dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
die Compagnie nu heeft gestaen, over de 800 schepenGa naar voetnoot1), groot en cleyn, van de Spangnaerden verovert; daeronder sijn geweest tot twee reysen sijn vloten van de Honduras en eens de vloot van Nova Spaniën, daer soo grooten rijckdom is geweest. De voorschreven Compagnie hebben hem in West-Indiën affgenomen en geplondert diverse plaetsen als St. MarthaGa naar voetnoot2), St. MargrietaGa naar voetnoot3), S. Francisco de CampecheGa naar voetnoot4) en andere plaetsen meer. Maer daernaer in meerder ervarentheyt comende, hebben bevonden dat den Spangnaert geenen meerderen aff breuck cost gedaen worden als hem in Brasil aen te tasten, en dat om verscheyde consideratiën, daervan wel een van de voornaemste is, dat Brasil gelegen is boven wint van West-Indiën, en dat men altijd van Brasil seecker en gewisse aenslaegen op alle plaetsen van West-Indiën can maecken en gewisse rekeninghe, wanneer dat men op elcke plaets can wesen; ten anderen Zuytwaerts in den bequaemen tijt, die in September begint, alle affbreuk te doen en bequa- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
melijck in corten tijt van Brasil door de straet Le Maire in de Zuytzee te comen, daer verscheyde aenslaegen te doen sijn, eerst alliantie met de Chilesen te maecken, om daer de schepen te provideren en van alles versien, vandaer diverse aenslaegen maecken in de Zuytzee, en oock naerder ontdecken het groote lant van Terra Australis, dat met recht het vijffde deel van de werelt genoempt mach worden; ten derden om vandaer de cust van Aphrica te bevaeren en aenslaegen te maecken op de rycke craecken, uut Oostindiën comende, en andere; ten vierden dat in Brasil groote negotie gedreven wort en groote menichte coopmanschappen uut dese landen daer getrocken wordende, in retour weder suycker brengen. Brasil can alleen hondert schepen int vaerwater houden en werck geven. Hieruut sal U Excie connen affmeten, wat dese West-Indische Compagnie in soo corten tijt te wege gebracht heeft, hebbende volgens de leste advisen op de cust van Brasil 47 schepen, soo groot als cleyn, dat eygen schepen sijn, om affbreuck te doen, behalven over de vijfftich schepen, die vanhier bevracht sijn dit loopende jaer om vivres en coopmanschap alleen naer Brasil te voeren. Wat neringe sulcx hier int lant brenght, can U Excie considereren. Wat soude Sweden ontbreecken om tselve niet te doen, hebbende schepen genoech, gebreect alleen om uut te voeren en middelen te vinden om in 't werck te stellen, 't sy dat in bedencken genomen soude connen worden om een combinatie met dese West-Indische Compagnie te maecken, om met seecker capitael in te comen en tot Gottenborch een Camer te maecken’; [volgt een opgave van het aantal Kamers en elks aandeel]; ‘soo soude connen gemaect worden in plaets van negende deelen thiende deelen, off anders gelijck men soude connen verdraegen, wat | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Sweden daerin soude participeren. Off sulex U Excie en de heeren van de hoochloflycke regeringe ongeraeden vindende met andere aen te spannen, selver een Compagnie alleen in Sweden op te richten. Indient soo is, gelijck Usselincx voorgeeft, dat in Sweden tsestich tonnen gouts geteeckent en opgebracht soude worden, soo soude het gevoechelijck connen geschieden; maer ick meene niet dat het soo breet gaet. Coste het ander gepractiseert worden, om voor een gedeelte in dese Compagnie te comen, daervan de fondamenten alreede geleyt sijn, waer wel het seeckerste, en voor sulcken gedeelte als Sweden inquam, voor sooveel soudense de equipage hebben, oock op alle vergaderingen van de XIX compareren en hun stemmen hebben. My dunct, soo dit te wege gebracht cost worden, dat het een beginsel van welvaeren voor Sweden soude wesen’, groote nering in 't land zou brengen enz. Verzoekt nader instructie, of hij de West-Indische Compagnie zal polsen over het bovengenoemde, dan wel of hij de plannen van Usselincx zal helpen bevorderen. Van Fleming heeft hij de rekening ontvangen wegens de Floridasche Compagnie, bedragende 2024 rijksdaalders. Daarop komen veel posten voor, waarvan Minnewit aan de participanten in Holland had bericht, dat de Kroon Zweden ze zou betalen, als de schepen met geschut en amunitie, zeilen en touwen enz. Hij gelooft wel, dat de equipage kostbaar is en men in Zweden niet gewend is op die manier te equipeeren, maar voor de participanten in Nederland zijn de onkosten ook buitengewoon groot, wegens het verzenden van officieren en goederen naar Gotenburg enz. Om de participanten niet te ontmoedigen, moest de Kroon Zweden dit alles voor ditmaal maar betalen; al de genoemde dingen blijven toch aan het schip. ‘Een rijck Spaens schip met 3 off 400 kisten suycker | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
sal veel oncosten goet maecken en by veroveringe van deen off dander soude de Croon daeruut connen geremboursseert worden vooruut’. Zal antwoord hierop afwachten. Verzoekt wederom uitbetaling van zijn tractement over het eerste jaar. - Berichten over schepen, die voor de West-Indische Compagnie uit Guinea zijn gekomen. - Nouvelles over de gebeurtenissen in Brazilië. - Het beleg van Breda vordert nog niet zoo, als men gehoopt had. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
No. 30. Amsterdam, 7 October 1637.Beraadslaging in de vergadering der XIX over de requesten van Usselincx; men betwijfelt of de Zweedsche regeering zijne plannen ondersteunt. Nog geen bericht over het uitzeilen van Minnewit. Is ontevreden over het beleid van deze expeditie. Nouvelles.
De voorgaande was van 30 September. Sedert zijn de gecommitteerden van de Kamer Amsterdam ter vergadering van de XIX thuisgekomen. Hebben gisteren rapport gedaan van hunne besognes o.a. ‘dat vanwegen Willem Usselincx twee verscheyde requesten in de vergaderinge waeren overgelevert toucherende het formeren van een Compagnie in Sweden, maer alsoo die seer duyster gestelt waeren, is hem aengeseyt, indient hem goet vint buyten costen van de Compagnie sijn intentie rechtuut by schrifte te stellen, dat hij dat doen mochte en ter naeste vergaderinge overleveren. Daer sijn over dat stuck diverse discourssen gevallen en onder andere, dat noch de ambassadeurGa naar voetnoot1), noch d'heer Spierinck, noch | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
niemant anders dese saecke pousseert, meenende daerdoor dat het maer een particulier werck van Usselincx is. Ick hebbe mede geseyt, dat U Excie noch de heeren van de regeringe noyt dieswegen aen my hebben geschreven. In gevalle U Excie en de heeren van de regeringe ten dienste vant rijck Sweden goet vinden dit werck by der hant te nemen, dunct my, onder reverente corectie, dat het wat anders gedreven most worden’. Nog niets vernomen van Spiering, ook niet van Minnewit, sinds deze van hier is vertrokken. ‘Ick hope dat hij nu al zee genomen sal hebben; dit werck moet oock op een heel ander manier gedaen worden, off soude niet connen gaen; d'oncosten vallen te seer groot; als de saeck oock eens in beteren train was, most anders op de correspondentie gelet worden; hiervan tsijnder tijt breeder’. Bericht over de lading van een schip, aangekomen voor de West-Indische Compagnie uit West-Indië; de lading bestaat uit op Spanje veroverde goederen. - Het beleg van Breda loopt op een einde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
No. 31. Amsterdam, 14 October 1637.Spiering is in Holland teruggekomen. Over de terugbetaling van Blommaert's voorschotten. Heeft gevraagd naar de instructie van Spiering in zake de Westindische Compagnie. Over het ontslag van den luitenant-admiraal Dorp.
Voorgaande was van 7 dezer. Sedert is Breda veroverd. - Spiering is hier aangekomen. Blommaert heeft hem de facturen, rekeningen, quitantiën enz. van de uitrusting vertoond; heeft verzocht om terugbetaling van zijn voorschot; Spiering heeft gezegd wel eenigen last te hebben om hem geld te geven, maar niet zooveel als hij bevond dat aan Blommaert toekwam. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Verzoekt opnieuw dat de Kroon Zweden de kosten van geschut, amunitie enz. der schepen van Minnewit zal dragen. - Heeft met Spiering gesproken en hem gevraagd of hij eenige instructie had betreffende de vraag, of men in Zweden een afzonderlijke Compagnie wil oprichten, dan wel toe wenscht te treden tot de Westindische Compagnie. Spiering zeide niet te weten, dat er iets over stond in zijne instructie, maar daar hij zijne papieren niet mede over land heeft durven nemen, maar ze over water heeft verzonden, kan hij het eerst nazien als deze aankomen. Heeft verstaan dat er apparentie is van vrede tusschen Zweden en den Keizer. Herhaalt nu zijne vroegere adviezen wat Zweden daarbij moet zien te bedingen voor zijn handel en scheepvaartGa naar voetnoot1). - Admiraal Dorp, die eenigen tijd voor Duinkerken heeft gelegen, is binnengeloopen met zijn heele vloot, waarover Haar Hoog Mog. zoo verstoord zijn, dat zij met advies van de Staten van Holland hem zouden afgezet hebben; maar toen hij dit gewaar werd, heeft hij zelf zijn ontslag verzochtGa naar voetnoot2); ‘en ick geloove, indien hy onder de regeringe van Sweden off andere potentaten waere geweest, het soude al overlangh hebben geschiet, indient niet erger affgeloopen hadde’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
zilvervloot kunnen vermeesteren. Frankrijk, Zweden en de Republiek moesten een verbond sluiten om Spanje te water afbreuk te doen. Nouvelles.
‘HoewelGa naar voetnoot1) ick geene brieven van U Excie en become, soo ben in die hope, dat myne brieven aen U Excie aengenaem sijn, alsoo Syne Genade d'Heer Flemingh my schrijft, dat myne advisen in consideratie genomen worden. Ick schryve continuelycken aen Syne Genade d'heer Flemingh en versoecke, dat myne brieven aen U Excie ende de heeren van de regeringe gecommuniceert moegen worden. Ick dressere myne brieven meest tot aenleydinge om de zeevaert in Sweden te doen vermeerderen en toenemen, waerdoor de landen comen te floreren, daervan verscheyde exemplen sijn. Ick hebbe in meest alle myne brieven mentie daervan gemaect, daeraen my referere om U Excie met langhe brieven het lesen niet verdrietich te maecken. Tot noch toe en hebbe geen advis, off Minuit vertrocken is off niet, opdat die rekeninghe gesloten mocht worden. Ick ben aen alle canten int verschot; d'heer Spierinck, doen Sijn E. uut Sweden quam, belooffde my 3000 gulden te doen hebben, en de rest als de rekeningen van Gottenborch quaemen, dat men dan perfect souden weten, wat ieder participant te dragen soude hebben. Ick hebbe Sijn E. meermalen geschreven; antwoort my nu, dat ick noch patientie moet hebben; sulcx soude moegen geseght worden in andere occasie, maer niet in compagnie, daer iedereen sijn capitael pront behoort te furneren om winst off verlies door den segen des Heeren te verwachten. U Excie sy gedienstich versocht en gebeden, dat ordre gestelt mach worden om ons hier | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
niet te discourageren om uut dit begonnen werck een meerder te doen ontstaen. Ick hebbe dit werck meest by der hant genomen om mijn genegentheyt te thoonen om de Croon Sweden dienst te doen, om den wech te banen dat uut Sweden meer by der hant genomen worde, om alsoo de zeevaert te doen toenemen. Voor de West-Indische Compagnie is een schip uut West-Indiën gearriveert, capiteyn Cornelis Cornelisz. Jol, alias HoutebeenGa naar voetnoot1), een ervaren man in West-Indiën. Heeft tot vijff malen de silvervloot gesien: eens, doense van Cartegena ginck naar Porto BellaGa naar voetnoot2) om het silver te halen, dat van Lima naer Pannamo en vandaer over lant naer Porte Bella gevoert wort; daerna weder gerescontreert, doense het silver in hadden, gaende naer Cartagena; ten derden doense alle de goederen inhadden van Terra Firme, gaende naer de Havana; ten vierden de vloot van Nova Spania, die heel gedevaliseert was; en verclaert, indien hij 6 goede schepen by hem gehadt hadde, dat hy deselve vermeestert soude hebben: dit was de weerga van de vloot, die den Admirael Pieter Heyn eens verovert heeft, weerdich over de hondert tonnen gouts; ten vijffden heeft de vlooten, tsaemen geconjongeert, sijnde sterck 50 seylen, int uutseylen van de Havane naer de Canael van Bahama [gerescontreert]; heeft met sijn schip by de vloot geseylt en sijn schoonst siende, heeft een van de schepen, sijnde een Duynkerker, gemonteert met 14 stucken en 40 man, daeronder 20 Duynkerkers | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
en Duytsen, aen boort gesmeten, met 90 man geëntert en overmeestert. 2 gallioenen quaemen naer hem toe; schoten tegens malcandern; hy bracht een cabel achter uut, sleepten sijn prijs voort, alsoo hy hem die niet garen weder soude hebben laeten ontnemen; en alsoo se verde van de vloot begosten te comen, hebben de gallioenen hem verlaeten en hy heeft den prijs gelost en daerin gevonden, dat hy in Porto Rico geladen hadde 50 last gember, 700 Westindische huyden, 250 quintalen Campèche- en stockvishout, 1 coffer met syde stoffen, 50 kisten suycker en ander cleynicheyt. Desen selven Capiteyn heeft tevoren noch verovert een schip met huyden en andere waeren, dat hy herwaerts gesonden heeft, die oock al in salvo sijn gearriveert. Heeft op dese voyage 17 Spaense schepen en barken verovert; is uut geweest 14 maenden; heeft 2 van sijn jachten versien van victuaille om in West-Indiën te overwinteren, om te sien off se noch wat becomen connen. Het is een uutnemende [daad] een schip uut soo een heele vloot te nemen. Had de Compagnie mynen raet willen volgen, dat is dat men in Brasil ordre op het voorleden voorjaer gegeven hadde, dat alle de schepen, die van tijt tot tijt thuys gecomen sijn, dat die tsaemen in de maent van Mey over West-Indiën thuys gecomen souden hebben en hen onder de vlagge van Houtebeen vervoccht om volgens mijn aenwysen den 20 Juni op seecker plaets te wesen, wy souden voorseecker met Godes hulp de vloot vermeestert hebben, alsoo Houtebeen die op den 21 Juni gerescontreert heeft op die selve plaets, die ik aenwees, sterck 19 seylen, en soude soo deen voor en dander vloot naer vermeestert hebben; maer het schijnt dat Godt de Heere het voor dese tijt niet en heeft willen hebben. Off den Coninck van Spaniën daermede buyten posture | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
gestelt soude geworden hebben, sal U Excie connen affmeten, [ook] hoe machtich dese landen en de Compagnie daerdoor geworden souden hebben om den Coninck van Spaniën grooteren offbreuck te doen. My dunct, dat Vranckrijck, Sweden en dese landen een verbont maecten om den Spangnaert te water offbreuck te doen, soo soude men haest fin de la guerre hebben en daerdoor een vrede over gans Christenheyt comen.’ Verzoekt zijne vroegere brieven eens te willen doorlezen, waarin allerlei voorstellen tot vermeerdering van Zweden's scheepvaart. - Fleming bericht hem, dat de Rijkskanselier aan Spiering order heeft gegeven om hem zijn jaarlijksch tractement uit te betalen; dankbetuiging daarvoor. - Berichten over de lading der schepen, die voor de West-Indische Compagnie uit Brazilië zijn gekomen. Nouvelles over de krijgsgebeurtenissen in Brazilië. - Groot tumult in Portugal, omdat ‘den Coninck 1½ millioen van Portugael begeert heeft tot toerustinge van sijn armade’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
No. 33. Amsterdam, 6 Januari 1638.Dankbetuiging voor order tot uitbetaling van zijn tractement. De schepen van Minnewit zijn uit Gotenburg uitgezeild, maar weder in Tessel en Medemblik binnengeloopen om geleden schade te herstellen. De kosten der uitrusting zijn daardoor gestegen tot f 36.000. Op 31 December 1637 zijn de schepen weer uitgezerld. Wanneer de Zweedsche regeering wenscht dat Usselincx slaagt in zijne pogingen hier te lande, moet zij deze doen ondersteunen door hare ministers.
HeeftGa naar voetnoot1) een missive ontvangen van Hare Mt d.d. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
24 November 1637, waarbij Hare Mt hem gelast met zijne adviezen voort te gaan en daarover met de heeren Claes Fleming en Spiering te correspondeeren; hij zal dit nakomen. Hare Mt heeft ook order gegeven aan Spiering om hem een jaar tractement uit te betalen; dankt den Kanselier daarvoor, omdat hij weet dat dit door diens faveur komt. ‘Het beginsel van de voyage naer West-Indiën onder het beleyt van Pieter Minuit heeft veel gestruykelt. Eerst het langh tarderen vant schip en jacht tot Gottenborch, waerdoor al het volck, dat van hier gesonden hadden, tot groote costen hebben moeten onderhouden, waermede het schoon somersaisoen is verloopen. Daernaer, uut Gottenborch loopende, door groot onweder een maent in zee gesworven, het gallioenGa naar voetnoot1) vant schip verloren en seer leck geworden sijnde, hebben een haven moeten kiesen en sijn in Texel ingecomen en acht off tien daegen daernaer is het jacht oock in Texel gecomen en tot Medenblick ingeloopen. Hierdoor is veel van de victuaille geconsumeert, dat hun weder hebbe moeten versien; tschip vertimmeren, in- en uutlootsen en andere oncosten, dat al veel beswaeren sal. Soo hebbe met advis van d'heer Spierinck om eenen vasten staet en capitael te maecken, tselve beraempt op 36000 gulden; dat een ieder van de participanten pro rato sijn gedeelten sooveel sal furneren; alle rekeningen, soo van cargasoen als uutreedinge voor desen gedaen sijn, aen Syne Genade d'heer Flemingh gesonden; de rekeningen van tgene nu weder gedaen is worden opgenomen en mede aen Syne Genade d'heer Flemingh gesonden worden. De schepen sijn den 31sten December neffens een | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
schoone vloot van 150 schepen in zee geloopen, daeronder eenighe naer Oostindiën, Westindiën, Brasil, de Straet, Vranckrijck en andere quartieren gedestineert sijn. Godt de Heere wilse altsaemen geleyden. Ick schryve daervan breeder aen Syne Genade d'heer Flemingh, daeraen my referere. Oock schryve aen Syne Genade wegen het voorstel van Willem Usselincx aen Haer Hoog Mog.; off de hoochlofflycke regeringe begeren dat werck gesecondeert te hebben, soo most het op een ander maniere toegaen en door d'heer Spierinck en andere ministers van de Croon Sweden int werck gestelt worden, alsoo den anderen niet aensiens noch credit genoech heeft om sulcken grooten werck uut te voeren. U Excie sal de meeninghe genoech connen verstaenGa naar voetnoot1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
My voorder referende aen mynen brieff int lange aen Syne Genade d'heer Flemmingh, hiermede eyndighende’ enz. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
schepen in Nederland te verkoopen. De stilstand in den koperhandel duurt voort. Onderhandelingen met Frankrijk over een subsidie aan de Westindische Compagnie. De oneenigheid in deze Compagnie houdt aan. Vooral de kamer Zeeland is recalcitrant. Zonder hare medewerking is besloten om Artichofsky met 2700 man naar Brazilië te zenden. Cornelis Cornelisz. Jol, alias Houtebeen, zal trachten de zilvervloot te veroveren. Misschien zal deze vloot echter dit jaar in West-Indië blijven. Mededeelingen omtrent de zilvervloot. De mogelijkheid bestaat thans om Spanje een grooten slag toe te brengen; misschien wil Zweden daartoe medewerken. Aankomst van Minnewit in de Zuidrivier. Zijn verrichtingen daar. Hij heeft het jacht eerst naar Virginië en vervolgens naar St. Christoffel gezonden, waarheen hij zelf ook koers zal zetten. Blommaert vreest, dat de Westindische Compagnie bij de Staten-Generaal er haar beklag over zal indienen, dat de Zweden in haar gebied zijn gekomen; hij vreest ook moeilijkheden voor zich zelf. Hij heeft aan Fleming verzocht, dat de Zweedsche regeering hare ministers in Nederland zal aanschrijven om het gebeurde te verdedigen.
‘VolghensGa naar voetnoot1) den last van U Excie en de hoochlofflycke regeringe heb ick continuel aen Syne Genade d'heer Flemingh geschreven en diverse aenwysinghe ghedaen door wat middel de navigatie in Sweden soude accresseren en toenemen. Tot dien eynde aen- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
gewesen het misbruyck van de schippers, die op de schepen van de Croon vaeren, eenighe met ontrouwicheyt, andere met negligentie de reputation van de Croon Sweden in weynighe recommandation houden, gelijck corts aen eenighe gebleecken is, dat aen Syne Genade hebbe aengewesen, alsmede de middelen, waerdoor het geremedieert can worden. Hier leyt noch eenen schipper, genaempt Duynmeyer, heeft eenighe goederen op vracht ingenomen, heeft daermede soo lange in de ladinghe ghelegen, dat andere schepen, die neffens hem in de ladinghe gelegen hebben, al in Sweden gearriveert sijn en sullen wel weder hier wesen eer desen Duynmeyer van hier sal vertrecken, soodat den eenen coopman sijn goet aen de marct heeft en retour daeraff, eer den anderen sijn goet wech is. Dat doet de luyden een affkeer hebben om hunne goederen in de Sweetse schepen te laeden en comen daerdoor in cleynachtinghe. Andere vercoopen seylen en touwen van de schepen, gelijck cortelinghe almede is gebleecken, en hebbe sulcx ook den heer Admirael Flemingh aengewesen. De remedie om sulex voor te comen soude naer mijn oordeel wesen: dat de schippers, van Sweden hier comende, geadresseert mosten wesen aen iemant, diet de hoochlofflycke regeringhe gelieven sal;
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
andere wijnvrachten wederom te brenghen. En staet te noteren, dat door het halen van sout de schepen gepreserveert worden. Voorts soo der goede vrachten souden presenteren naer Brasilliën en vandaer naer West-Indiën om sout off anders, dat den Commissaris volcomentlycken souden moeghen doen, sonder teghensegghen van de schippers, off by weygeringhe andere in hun plaets te stellen;
Dit sijn soo int gros eenighe conditiën om door dat middel de schippers in toom te houden en de hoochlofflycke regeringe met reputation gedient worden en een ieder sal geneghen wesen hunne goederen in de Sweetse schepen te laeden, daer se ter contrarie deselve nu schouwen’. Geschiedt dit alles, dan zal Zweden's seheepvaart toenemen en werk gegeven worden aan de schepen, waarvan er nu vele ledig liggen en vergaan. ‘Ick can wel offmeeten, dat de Croon Sweden hunne schepen by der hant moeten houden om een waeckende ooge op nageburige potentaten te houden, maer alsoo der jaerlijcx veel schepen in Sweden gemaect worden, connen aldaer al geen werck hebben, soo connen eenighe werck gegeven werden, oock om eenige schepen hier te vercoopen, gelijck corts een voor Syne Genade den heer admirael Flemingh vercocht hebbe; en alsoo cortelinghe veel schepen van | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
de Turcken en Spangnaerden in de Middelantse zee sijn genomen en verdistrueert, alsoock in dese zee door de Duynkerkers, soo sullen de nieuwe schepen wel begeert wesen, als die wel en op goet fatsoen getimmert worden, daervan ick aen den heer admirael de schertersGa naar voetnoot1) gesonden hebbe, wat schepen dat hier best dienen. De West-Indische Compagnie geraect oock uut haer schepen en hebben geresolveert eenighe te laeten maecken off te coopen om naer Brasil off en aen te vaeren, dat schepen moeten wesen, die vlot gaen en niet groote, als van 160, 180 off ten hoochsten 200 lasten. Hierdoor soude het timmeren van schepen in Sweden toenemen en neringhe int lant brengen’. Aan Fleming heeft hij ook herhaaldelijk geschreven over de zoutvaart, ‘om dat in Sweden te doen op den voet van de republike van Venetia’. Herhaaldelijk heeft hij ook geschreven over alles wat den koperhandel betreft. Nu het bijna overal oorlog is, is er weinig consumptie van messingwerk. Te Aken en Stallberg staan bijna alle werken stil, en de inkwartiering, die ze nu twee jaar achter elkaar gehad hebben en waarvan ze nog niet vrij zijn, doet den menschen den lust vergaan. ‘Die van Aken hebben wel een straffe verdient, hebben d'Evangelisen genoechsaem getiranniseert in hunnen godtsdienst en anders, waerdoor veel hun soecken vandaer te maecken’. Voor de contractanten van het koper ziet het er slecht uit. Zij hebben meer voorraad, dan in eenige jaren geconsumeerd kan worden, ‘en uut Sweden compt alreede sooveel coperdraet alsser geconsumeert can worden; oock soo en connen die van Aken tegen die van Sweden niet wercken, voor- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
nementlycken draetwerck, en die van Sweden stellen hun de marct, dat oock al occasie geeft, dat die van Aken soo weynich gaercooper laeten coopen’. Verder herhaalt hij de bekende mededeeling: wanneer de contractanten het contract niet verlengen, zal Zweden hun de markt kunnen stellen. ‘Ick hebbe mede aen Syne Genade den heer admirael Flemingh verthoont wegen de West-Indische Compagnie dat selver andere potentaten, voornementlycken Vranckrijck, de saecke van de Compagnie seer beginnen te apprehenderen en souden selver subsidie aen de Compagnie geven om eenighe merckelycke exploten tot offbreuck van Spaniën by der hant te nemen. De saecke is soo verde gecomen, dat se versocht hebben dat men Commissarissen derwaerts soude senden om Sijn Eminence openinghe te doen en men gaff te verstaen van subsidie van 600.000 gulden off meer. Ick hebbe dese saecke nu bynaer een gheheel jaer by der hant gehadt met kennisse van Sijn Hoocheyt, maer nu de saecke soo verde is gebracht, worden veel difficulteyten gemoveert, en d'oneenicheyt tusschen de Camer van Zeelant en dandere camers maect sulcken onlust, datter geen courage is om iet te doen, doch men hoopt dat de saecke in corten bygeleyt sal worden. Die van Zeelant sijn nu de presidiale camer, hebben de vergaderinghe van de XIX uutgeschreven, en het is oock seer noodich dat die byeencomen om generale ordre te stellen soo in Westindiën, Brasil en Aphrica; maer Haer Hoog Mog. hebben ons verbot gedaen, dat wy op de vergaderinge niet en sullen verschynen voor en aleer die van Zeelant de notulen van de voorgaende vergaderinge, in Den Hage gehouden, hebben geteeckent en datse uut de pointen van beschryvinghe laeten eenighe pointen, die daer offgehandelt sijn, toecherende het openstellen van den | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
handel op Brasil. De bewinthebbers van Zeelant hebbent aldaer aen den Staet vast gemaect, die hun verboden hebben de notulen niet te teeckenen, en de Staeten van Zeelant sullen eerst halff deser byeencomen, als wanneer wy meenen gedeputeerden derwaerts te senden om Haer Edel Mog. te informeren van de gelegentheyt van de saeck. Ondertusschen bevint men dat het noodich is om secours naer Brasil te senden van volck en schepen, hebben sulcx aen Haer Hoog Mog. en aen Syne Hoocheyt verthoont, die dry uut den haeren gecommitteert hebben om neffens commissarissen uut de respective cameren op dat werck te besoigneren en hebben die van Zeelant daertoe genoodiget, maer sy en sijn niet gecompareert, hoewel dieswegen besendinge aen haer is gedaen. Soo hebben commissarissen van de andere cameren met de gecommitteerden van Haer Hoog Mog. naer voorgaende autorisatie gedelibereert om 2700 manGa naar voetnoot1) naer Brasil te senden op het spoedichste, en hebben tot dien eynde aengenomen den colonel Artisioski.Ga naar voetnoot2) die voor desen de Compagnie als colonel in Brasil gedient heeft, en hebben hem gemaect met advis van Syne Hoocheyt eerste colonel en generael van de artelerie, en hebben stracx de wervinghe beginnen te doen en sijn alreede in dese camer [nl. die van Amsterdam] 2 compagniën elck van 150 coppen gereet en gemonstert om ten eersten te vertrecken. Dit geeft weder nieu offensie aen de Camer van Zeelant, als nu sijnde de presidiale camer, dat men sulcke resolutie (niet tegenstaende dat sy daertoe geroepen sijn) heeft genomen, willende sulcx niet amplecteren; | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
soodat het door dese camer en andere te executie gestelt sal moeten worden. Het is verdrietich datter sulcken decisieGa naar voetnoot1) geraect en ick en can niet anders affmeten, off dat werck wordt door de tweede off dander hant gevoet en het saet van oneenicheyt gesaeyt, Godt weet uut wat coker dat het compt’. Schip aangekomen uit Brazilie, met brieven van 30 Juni, berichtende dat Graaf Maurits het beleg van Bahia heeft moeten opgeven, wegens overmacht van den vijand. ‘Wy hadden derwaerts gesonden den admirael Cornelis Cornelisz. Jol alias Houtebeen, een seer vaillant crijsman, datse hem aldaer eenighe schepen souden geven om naer Westindiën te vaeren om op de silvervloot van den Coninck van Spaniën te passen. Soo hebben hem mede gegeven 15 schepen en jachten, versien met 900 bootsgesellen en 600 soldaten en is daermede van Brasil vertrocken den 22sten Juni. Wy hebben van hier tot hetselve exploot gesonden eenige schepen, van volck en anders wel versien, soodatse bestant genoech sijn de silvervloot aen te tasten, indien Godt de Heere de genade wil doen datse deselve int gesicht crygen. Maer wy hebben advis dat den Coninck van Spaniën, advertentie gecregen hebbende dat Houtebeen met 20 schepen naer West-Indiën soude gaen, alsmede de groote toerustinge des Coninex van Vranckrijck ter zee, heeft gecontramandeert dat de vloot dit jaer niet comen soude; sulcx sijnde sal het quaetste voor ons sijn, maer het beste voor Christenheyt, dat den Coninck van Spaniën niet en becompt, daermede dat hy meer can doen als andere potentaten van Christenheyt. De vloot dit jaer niet comende, dat men haest sal | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
hooren alsoo van primo tot ten langhsten tot halff September uut de Havana moet vertrecken, en dan niet uutcomende, blyven daer verwinteren en vertrecken dan in de maent van Maert; soo men se can attrapperen, waere een groote saecke; soo niet, most daerop gepast worden om die in te houden; sulcx sijnde, soo vergaen de schepen, voornementlycken die van Nova Spania, doordien dat se in St. Jan delvaGa naar voetnoot1) in 't heetste van den somer liggen en verschynenGa naar voetnoot2); ten anderen soo consumeren sunneGa naar voetnoot3) vivres en in de Havana is niet te becomen, maer moet al uut Nova Spania daer gebracht worden; soo en can de vloot niet uut off het silver en can in Spaniën niet gebracht worden, tensy dat een ander vloot uut Spaniën dat compt halen. U Excie sal naer sijn hooge en groote wijsheyt connen offmeten, hoe Spaniën hierdoor buyten posture gestelt soude worden. Den Coninck van Vranckrijck geeft Spaniën sooveel wercx, voornementlycken met het innemen van Passage en belegeren van Fontarabie, dat de beste havens van Biscaye sijn, en hem voorder met sijn vloten op sijn cust te verthoonen, dat ick meene dat Spaniën hem wel wachten sal sijn havens van schepen en lant van volck te ontblooten, om groote vloten met veel volcx naer Brasil te senden, en dan noch een vloot naer Westindiën om het silver te halen. Waert dat de Compagnie nu een treftich subsidie hadde om weder een vloot uut te maecken, men soude in corten een groote veranderinghe in Christenheyt sien. Cost de Croon Sweden mede daertoe wat contribueren om eenige schepen te laten gaen, ick meene dat het | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
nu den rechten tijt soude wesen, eensdeels tot offbreuck van Spaniën, ten anderen om daerdoor in dat vaerwaeter van West-Indiën te comen, om alsoo de schepen, die veel ledich moeten liggen, werck te geven. Dit concept op de silvervloot is meest door my beleyt en hebbe alle instructiën daertoe gemaect; is oock alleen by 4 off 5 bewinthebbers bekent, die daertoe sijn geautoriseert. Evenwel bevinden dat het ten deelen uutgelect is, als voren verhaelt dat den Coninck van Spaniën de vloot gecontramandeert soude hebben, doordien dat Houtebeen met 20 schepen naer West-Indiën soude gaen. Ick [heb] aen Syne Genade den heere admirael Flemingh van tijt tot tijt geadviseert, wat tydingh dat ick gehadt hebbe van den commandeur Pieter Minuit, naementlycken dat hy in de Zuytreviere van Nieu-Nederlant met het schip was gecomen en aldaer een fort maectenGa naar voetnoot1), oock een huys; dat de saloep opgestelt was en de reviere opwaerts gevaeren om te handelen; dat het jacht in de Verginies was geweest in de Engelse reviere, maer geen handelinghe en connende crygen, waeren weder naer de Zuytreviere geseylt by hunnen commandeur en hem overgelevert sijn cargesoen; waeren vertrocken en in de Caribise eylanden aen St. Christoffel gearriveert, hadden daer water ingenomen en sout om hun vlees te versouten en souden dan om de West loopen om eenen vetten Spangnaert te soecken, die doncosten betaelt. Den lesten brieff, die ick ontfangen hebbe, | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
is gedateert den 15 Junius aent eylant St. Christoffel, sijnde den 20 Mey uut de Zuytreviere vertrocken, en schryven dat den Commandeur 3 weecken naer hun vertreck soude volgen om sijn resterende wynen en gedisteleerde wateren tegens taback en anders te verhandelen en voorts sout in te nemen en daermede naer huys keeren. Ick maecke rekeninghe dat het het schip omtrent halff Juni uut de Zuytreviere sal vertrecken, 3 weeken voor het overseylen tot St. Christoffel, datse omtrent 6 off 8 Juli aen St. Christoffel sullen comen, daer 14 daegen liggen om te handelen en sout in te nemen off wel voorts tot het eynde van Juli en vandaer vertrecken, soo behooren se binnen 3 weecken off daeromtrent tot Gottenborgh te comen. Godt de Heere wilse in salvo brengen en dat dese eerste begintselen wel moegen uutvallen tot contentement van de hoochlofflycke regeringe en proffijt van de participanten, hoewel ick meene dat de proffyten de beste sullen wesen de 2de voyaghe, sijnde dese eerste voyage doncosten door veel inconveniënten extraordinaris hooch gevallen, dat op de 2de soo niet sijn en sal. Soo haest als het schip gearriveert is, sullent moeten praepareren tot de 2de voyage, daertoe ick hier al eenighe praeparatie beginne te maecken. Ik vrese, als het schip compt en dat de Compagnie rapport sal crygen dat de Sweden in hun gepretendeerde limiten comen en dat dieswegen wel eenighe clachten aen Haer Hoog Mog. mochten gedaen worden, dat ick daerom te lyden sal hebben; soo hebbe aen Syne Genade d'heer Flemingh versocht dat hy van de hoochlofflycke regeringe soude vercrygen, dat dieswegen aen den heer Ambassadeur off aen d'heer Spierinck geschreven mocht worden, om off sulcx voorquam, dat sy last hebben van de hoochlofflycke regeringe sulcx te verdedigen. d'En- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
gelsen en Francen comen der wel; hebben daer wat tegen willen doen, maer heeft de Compagnie groot gelt gecost. d'Engelsen sijn op de NoortreviereGa naar voetnoot1) geweest; hebben hun wat verhindert in hun negotie; pretenderen daervoor 6000 pont sterlinex en de Compagnie wort gedreycht sulcx te repareren off sullen represaillen geven. Sweden en es geen minder souvereyn om hunne onderdanen voor te staen, en als die saeck eens wel is gedefendeert, soo en salt daernaer geen dispuyt geven. Ick doe dit op voorsorge, om off het soo mocht vallen, dat d'heer Spierinck last mocht hebben om tselve te defenderen. U Excie gelieve de goede hant daeraen te houden.’ Bericht over het onthaal van de Koningin-moeder van Frankrijk te Amsterdam. Verdere nouvelles. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
No. 35. Amsterdam, 13 November 1638.Advies over de zoutvaart en over den handel in zout, die tot een monopolie der kroon Zweden moet worden gemaakt. Minnewit is verongelukt aan het eiland St. Christoffel. Het schip de Kalmar-Sleutel is zonder mast in Nederland binnengeloopen. De ligging van Nieuw-Zweden. Minnewit heeft land gekocht van de Indianen en het fort Christina gebouwd. Verdere maatregelen, door hem vóór zijn vertrek uit Nieuw-Zweden genomen. Vruchtbaarheid van Nieuw-Zweden. Minnewit's plan was geweest om boeren uit het land van Kleef als kolonisten naar Nieuw-Zweden te voeren. Gunstige ligging van Nieuw-Zweden, zoowel voor den handel op West-Indië als om den Spanjaard afbreuk te doen. Over de vestiging van | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Engelschen in de buurt van Nieuw-Nederland. Zweden moet aan Engeland verzoeken om vrijen handel tusschen de wederzijdsche koloniën in Noord-Amerika. Blommaert hoopt dat de kroon Zweden het bestuur van Nieuw-Zweden aan zich zal trekken en zorg zal dragen, dat er kolonisten en vee heen worden gezonden; ook uit Nederland kunnen kolonisten worden getrokken. De schepen der kroon Zweden zullen mede hierdoor bezigheid krijgen. Admiraal Jol, alias Houtebeen, is er niet in geslaagd de zilvervloot te veroveren, tot groot verdriet van Blommaert, door wien deze aanslag geheel was beleid. Tal van schepen door storm vergaan.
HijGa naar voetnoot1) heeft elke week aan Fleming geschreven. - Herhaling van zijn vroeger advies over de zoutvaart naar Westindië, ‘houdende daer [in Zweden] een magasin van sout om alle provintiën, onder de Croone Sweden sorterende, daeruut te provideren en versien. Dit en most niet alleen gedaen worden om de magasinen van Westindis sout te versien, alsoo daer vooreerst maer weynich schepen in 't vaerwater gehouden connen worden, maer oock op het Frans en St. Uves sout en andere plaetsen van alsulcken slach van sout als het Coninckrijck van Sweden met de aenbehoorende landen van doen souden moeghen hebben, die alle uut de magasinen geprovideert souden moeten worden, en alle andere, wie sout brachten, mosten aen niemant vercoopen als aen het conincklycke magasin, en hetselve versien sijnde, cost hun aenbesteet worden om in andere provintiën, onder de Croon sorterende, te vaeren, alwaer de Croon oock hun magasinen | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
mosten hebben in de principael zeehavens, om vandaer het heele lant te provideren, maer die navigatie most heel op de menage gedaen worden, eerst met halff Hollants en halff Sweets volck, daernaer met Sweden alleen; maer het most met ander ordre gaen als ick gesien hebbe dat met eenighe Sweetse schepen desen somer is geschietGa naar voetnoot1).’ ‘Ick hebbe oock aen Syne Genade d'heer Flemingh geschreven het arrivement in dese landen van 't schip den Calmer Sleutel, sijnde masteloos ingecomen, en daerby int lange verhaelt het deerlijck ongeluck, Minuit overgecomen aen het eylant St. Christoffel in Westindiën. Sedert is hier noch een schip vant selve eylant gearriveert, maer dat schip, daer hy op te gast was, met noch eenighe andere en waeren noch niet te voorschijn gecomen, soodat het te beduchten is dat het schip met al het volck om den hals sal wesen. Den schipper, die nu gecomen is, rapporteert dat met hem in compagnie is geweest een schip, genaempt Ste Clara, dat mede in de storm was geweest en synen mast verloren. Seven van 't schip, daer Minuit op te gast was, waeren aent schip Ste Clara gevaeren en ondertusschen overvalt hun den horcaen en hebben alsoo het leven gesalveert, en dander sijn naer alle apparentie vergaen; comen met het schip, dat nu gearriveert is, omtrent de Vlaemse eylandenGa naar voetnoot2); alsoo het door den storm swak geworden was, is het daer gesoncken en tvolck is door dit schip ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
salveert; daeruut te sien is, hoe wonderlijck dat God in sijn wercken is. Ick hebbe oock aen Syne Genade geschreven de discommoditeyt, die der door is vant achterblyven van Minuit, naementlycken dat hy aen U Excie en de hoochlofflycke regeringe van Sweden geen ordentelijck rapport sal doen van al sijn wedervaeren. Het is wel ten deelen in 't journael vervat, oock by de resolutiën, maer het schijnt dat de pen al te veel gespaert is, niet meynende soo deerlijck om te comen. Daer is voor de Croon Sweden een saeck begost, daer wat groots uut sal volgen, als het met ordre en goet beleyt vervolcht wort. Int journael staet een caerten, daeruut U Excie sal connen sien hoe het lant leyt en verdeelt is, te weten d'Engelsen aen de Noortsyde, hebben dat lant geheeten Nieu-Engelant tot aen Cabo Malabar. Van Capo Malabar tot de Zuytreviere is Nieu-Nederlant. Van de Zuytreviere tot de groote Reviere Charles, dat lant is tot noch sonder possessie geweest. Soo is Minuit in de Zuytreviere gevaeren in een ader van de reviere, aen de Zuytsyde van de reviere gelegen, oock Zuytwaerts loopende, genaempt de Minquaeskil. Heeft de wilden off inwoonders van die plaets by hem ontboden en gevraecht offse hem die reviere met al het lant daeromtrent eenighe dachreysen verde wilde vercoopen, datse toegestaen hebben en sijn in den coop overeengecomen. Sijn doen eenighe mylen int lant gereyst om te sien off se eenighe Christenmenschen costen vinden off teeckens sien, oock met lossen van canon alle teeckenen gedaen, maer niet vernemende, hebben twaepen van Haere Mat van Sweden daer solemnelycken opgerecht en het lant genaempt Nieu-Sweden, en de reviere, die genaempt was de Minquaeskil, hebbense genaempt de reviere Elbe, gelijck U Excie by de affteeckeninghe int jour- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
nael sal connen sien. Alvorens waeren vijff oversten, van de geheele gemeente daertoe geautoriseert, gecomen en hebben het lant in presentie van de officieren vant schip opgedraegen, gelijck te sien is int resolutieboeck, daervan copye aen Syne Genade d'heer Flemingh hebbe gesonden. Hebben doen op de reviere Elbe een fort gemaect tot bescherminghe van die daer blyven en 2 huysen daerin gemaect, gelijck by de affteeckeninghe int journael mede te sien is. Het fort volmaect sijnde, hebbent solemnelycken met lossen vant canon genaempt Christina. Hebben daer gelaeten 23 man, soo tot het fort als om mette saloep de reviere op en aff te vaeren om te handelen; hebben oock mais, dat is Turckse tarwe, in d'aerde gebracht om victaille te hebben; vis, herten, calcoeten, gansen en diergelycke isser in groote menichte; en naert rapport [van] die thuys gecomen sijn een schoon, heerlijck lant, bequaem om alderhande vruchten van dese landen voort te brenghen, gelegen op 40 graden off daeromtrent. Eenighe coloniers in Nieu-Nederlant, die wel 2 graeden noordelycker liggen, hebben daer het schoonste saet van terwe, rogge, gerst, haver en anders gewonnen, als men met oogen mach sien. Minuit was expres belast allerhande saeycoren mede te nemen, maer het schijnt niet gedaen heeft; waeren hier een goet aental van boeren en bestiael, soo soude het haest tot perfectie comen. Het oogemerck van Minuit was, alsoo hy int lant van Cleeff woonden, welck lant en de landen daeromtrent door den oorloghe bedorven sijn ent volck verarmpt, daer eenighe huyslieden vandaen te trecken en vry over voeren neffens bestialen, om dan seecker recognitie te geven, gelijck eenighe doen, die coloniën in Nieu-Nederlant hebben geplant. Nu met sijn doot sal dit soo niet connen gedaen worden, maer het meeste is het achterblyven van Minuit, dat U | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Excie en de hoochlofflycke regeringe geen ordentelycke rapport van alle gelegentheyt can gedaen worden, wat dit lant is en watter van te verwachten staet. Uut dese reviere van Nieu-Sweden can men in dry weecken in de Caribische eylanden seylen, dat sijn de oostelijckste eylanden van Westindiën; vandaer can men gans West-Indiën [be]seylen, soo aen d'eylanden als tvaste lant, soo om negotie te soecken als om den Spangnaert alle offbreuck te doen. Van de Havana - sijnde een haven, die de Spangnaerden aen 't Noorteynde van Cuba hebben, en een haven is daer de vloten van Terra-firme, Nova Spania, St. Domingo en andere versamelen en dan tsaemen naer Spaniën seylen - de Sweetsche schepen daer sijndeGa naar voetnoot1), conne de canael van Bahama uutloopen en in thien daegen in Nieu-Sweden te seylen, daer hiverneren en ververschen en als het lant bebout sal wesen hun daer van nieuwe vivres versien, en gaen op hun seisoen vandaer om in Westindiën te comen, in oorloghe sijnde den Spangnaert offbreuck te doen, en in vrede op handelinghe, soodat dit een plaets is [van] seer groote consideratie, als de populatie wel gevoordert wordt. Ick hebbe aen Syne Genade d'heer Flemingh verthoont het wedervaeren van de Engelsen, dat se op hunnen cost eenighe duysenden famillen naer Nieu-Nederlant wilden brenghen in een colonie in de Noortreviere en presenteerden de thienden van alle vruchten te gevenGa naar voetnoot2). Dese Engelsen, aenhangigh | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
eenige predicanten, die gemiscontenteert waeren over het invoeren van de biscoppen en eenighe Paepsche superstitie, wilden daerom Engelant verlaeten en hun onder de protexie van andere begeven; maer de patroonen hier waeren in questie met de Compagnie, willende de Compagnie eenighe voorneme pointen van de vryheden, by hen gegeven met approbatie van Haer Hoog Mog., in disput trecken; d'Engelsen seyden, men soude die dinghen eerst effen maecken en dan wilden sy met de patroonen van de colonie tracteren, maer de Compagnie, sooveel met het groot werck van Brasil en andere geoccupeert sijnde, hebben dat werck verwaerloost en d'Engelsen hebben hun nedergeslaegen in Nieu-Nederlant in de Versche Reviere, niet verde van de Noortreviere, daer de Compagnie hun forten en coloniën hebben. De Compagnie heeft wel tegens hun geprotesteert, maer sy seggen dat se het lant daer ledich gevonden hebben, en wat iemant ledich vint, dat hy dat mach occuperen en bevolcken, en sy hebbender wel twintich mael meer volck als de Compagnie. Evenwel, 't schijnt datse in die vreese blyven, dat den Coninck met dese tijt [hen] al mede in de conscientie sal beroeren, soodat my dunct dat daer wel wat in 't secreet in gehandelt soude connen worden. Nu sal U Excie in bedencken connen nemen, off het niet raetsaem soude wesen door den resident, die van weghen de Croon Sweden in Engelant is, aen Sijn Mt te verthoonen, dat de Croon Sweden sulcken lant, in Florida gelegen tusschen Virginia en Nieu-Nederlant, niet alleen geoccupeert hebben als tselve ledich gevonden, maer van de inwoonders van dat lant en rechte toebehoorders van dien met alle previlegiën gecocht en betaelt hebben, met versoeck om als goede geallieerde de vrye commercie van deen in danders lant te hebben. Den gouverneur van Virginia gaff ons | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
volck dat selver in den mont; hij meenden dat Sijn Mat sulcx aen Haer Mat van Sweden niet weygeren sal. In sulcken geval soude het goede negotie [geven] om toevoer aen d'Engelsen te doen, en met die schepen vrye luyden en best(i)alen over te voeren om doncosten daermede goet te maecken. Oock can U Excie in bedencken nemen om sulcx aen desen Staet mede te verthoonen. Ick hebbe aen Syne Genade d'heer Flemingh int langhe mijn advis gegeven, watt men met het schip nu hadde behooren te doen, naementlycken in alderhaest toemaecken en victailleren om het jacht te gaen vinden in Westindiën om tsaemen daer te cruyssen totdat de stagioenenGa naar voetnoot1) verloopen sijn; loopen dan de canael van Bahama uut naer Nieu-Sweden om daer voorder ordre te stellen en nemen dan tghehandelde velwerck in, comen dan alle beyde off een van twee recht naer Sweden; maer alsoo dat te laet sal vallen, eer advis en ordre uut Sweden compt, soo sal ment moeten laeten aenstaen tot het voorjaer, om dan te sien wat men best sal doen. Het journael alsoock copyen van de resolutiën, by Minuit gehouden, sijn aen Syne Genade d'heer Flemingh gesonden, daeraen my referere. Ick ben besorcht, dat de vrinden van Minuit, indien hij achter blijft, gelijck te beduchten is, de saecke nu soo niet en sullen willen vervolghen, ghelijck off hy noch present was, doch sy en seggen noch niet, hebbende noch al hoop, dat hy noch te | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
voorschijn sal comen. My dunct, cost de saecke soo gedirigeert worden dat de Croon het aen haer nam, dat het een goet werck soude maecken en tsal sijn oncosten mettertijt wel dubbel goet maecken; maer ten moet niet mecanickGa naar voetnoot1) gedaen worden, gelijck ick sorge dat sy by achterblyven van Minuit sullen willen doen om geen costen te maecken om veel volck over te voeren met bestialen, om het lant daer te bouwen. Ick meene, als men een bequaem persoon had, dat men volck hier en [in] andere plaetsen hieromtrent souden vinden, als mense vry over wilden voeren en lant ginder aenwysen om taback te planten en tlant te bouwen, datse het quaert off een vijffde paert souden geven van al datse winnen; daermede souden veel oncosten goetgemaect connen worden; maer alsoo dat wat lancksaem soude comen, soo waert best voor de Croon en sal mettertijt, als de populatie accresseert en toeneempt, een groot incomen voor de Croon Sweden geven, die hier dickwils hun schepen ledich hebben liggen; souden die maer behoeven te victailleren en met volck en bestialen naer Nieuw-Sweden senden, want in 4, 5 off 6 maenden connen de reys heen en weder doen, en als het in den bequaemen tijt is van sout in Westindiën te halen, soo soudenser de schepen met sout connen laeden en in Sweden brengen: dit sijn al mede middelen om de schepen en volck werck te geven. Het capitael is voor de Croon weynich en tsal in corte jaeren tot wat groots comen, daertoe ick alle mijn vlijt sal doen, hebbende meest al mijn oogemerck tot augmentatie van de zeevaert in Sweden, daeruut dat de landen comen te floreren. Ick hebbe hiervan breeder aen Syne Genade d'heer Flemingh geschreven en mijn mee- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
ninghe verclaert, waerom dat my dunct dat het best aen de Croon wierde gebracht; twijffele niet, off Syne Genade en sal myne brieven aen Uwe Excie communiceren, sal derhalven desen vercorten. Desen dus verde geschreven hebbende, compt tydinghe met een particulier schip, comende uut West-Indiën, die by den Admirael Jol alias Houtebeen sijn geweest, en daeruut verstaen dat hy slaechs is geweest tegens de Spaense silvervloot van Terrafirme, en souden met Godes hulpe de vloot vermeestert hebben, want hadden den Admirael bynaer in sijn gewelt, had hy naer behooren gesecondeert geweest; maer naert rapport, dat wy connen hooren, sijnder maer 4 schepen geweest, die wilden vechten, dandere bleven boven wint liggen, het spel aensiende; de seeckerheyt hiervan sullen haest hooren, alsoo men seyt dat hy in Texel gearriveert soude wesenGa naar voetnoot1). Dit heeft my soo uut der maeten verdrooten, dat icket niet schryven can, alsoo desen aenslach by my is beleyt, met Sijn Hoocheyt, den heere Prince van Oragnen, gecommuniceert, en alle aenwysinghe gedaen waeren hoe de vloot te attrapperen soude wesen, daernaer Commissarissen uut alle de Camers versocht en is uut ieder Camer een gecommitteert, die het souden uutvoeren. Ick hebbe d'instructiën ingestelt en al watter toe behoort en alles is wel gesuccedeert tot daertoe, en compt door quaetwillicheyt van niet te willen vechten, dat soo schoone occasie versuymt is; daermede niet alleen de Compagnie | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
versterct soude geweest hebben om toecomende jaer met meerder macht in Westindiën en elders den Coninck van Spaniën te besoecken, maer den Coninck van Spaniën soude daermede gans buyten porture gebracht geweest sijn, want den oorloghe, die hier in Europa gevoert wordt, can hy doen uut sijn groote schatten, die hy uut Westindiën crijcht, en als hem dien wortel affgesneden wordt, dat hy tot geen wassen can comen, soo souder haest een vrede over gans Christenheyt comen en sijn gepretendeerde monarchie soude eenen grooten krack crygen.’ Groote schade aangericht door den geweldigen storm van de vorige week. Hoeveel schepen er gebleven zijn, weet men nog niet; het slechte weder houdt nog aan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
No. 36. Amsterdam, 28 Januari 1640.Overzicht van de geschiedenis der Westindische Compagnie. Blommaert's aandeel in de verrichtingen der Compagnie. Over de zoutvaart. De Koning van Spanje heeft Punta de Araya versterkt en St. Martin aan de Compagnie ontnomen om haar de zoutvaart te bemoeilijken. Blommaert wil Zweden een plaats aanwijzen, waar zout kan worden gehaald. Verzoek om uitbetaling van zijn tractement. Utrechtsche boeren hebben zich, na tevergeefs met de Westindische Compagnie te hebben onderhandeld over een vestiging in Nieuw-Nederland, tot Zweden gewend om een kolonie in Nieuw-Zweden te stichten. Zij hebben daartoe iemand naar Zweden afgevaardigd. Verhaal van de expeditie van Minnewit, grootendeels gelijk aan de vroegere berichten daarover, maar met enkele nieuwe bijzonderheden. Ontevredenheid der participanten in Nederland. De Kalmar-Sleutel in | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Nederland bevracht naar Zweden; moet zijne reis een tijdlang uitstellen wegens een door Zweden beraamden aanslag om een keizerlijk gezant op te lichten; deze aanslag kan echter niet ten uitvoer worden gebracht. De Kalmar-Sleutel vertrekt naar Gotenburg. Ook het jacht de Griffioen loopt te Gotenburg binnen met een lading pelterijen uit Nieuw-Zweden. De Kalmar-Sleutel zeilt weder uit naar Nieuw-Zweden; wordt lek en moet in Nederland binnenloopen; is geruimen tijd in reparatie. Kwade praktijken van den kapitein Cornelis van Vliet; hij wordt afgezet en vervangen door Pouwels Jans. Door den buitengewoon lagen waterstand, waardoor zelfs de fundamenten van het huis te Britten bloot komen te liggen, kan de Kalmar-Sleutel niet over het Pampus komen en moet te Amsterdam blijven liggen. De participanten in Nederland willen zich geheel aan de uitrusting onttrekken. Blommaert heeft ook voor de tweede uitrusting veel geld voorgeschoten en verzoekt terugbetaling daarvan. Hij heeft in den beginne deel genomen aan de uitrusting met voorkennis der Westindische Compagnie; te zijner ontlasting is hem daarvan acte gegeven, waarin hij beloofd heeft te zullen zorgen dat Minnewit buiten de limiten van Nieuw-Nederland zou blijven. Te zijner tijd zal Blommaert opening doen van nieuwe plannen voor ondernemingen naar West-Indië en Afrika.
[Deze briefGa naar voetnoot1) vangt aan met een vrij uitvoerig | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
overzicht van de geschiedenis der West-Indische Compagnie, dat echter geen onbekende bijzonderheden bevat. Aan 't slot van het overzicht van alles wat de West-Indische Compagnie verricht heeft, schrijft Blommaert:] ‘alle de voorschreven concepten en aenslaegen sijn meest door mijn beleyt en op mijn aengeven int werck gestelt en d'instructiën en informatiën hebbe selver ingestelt, alsoo ick mijn werck maecke om puntuel kennisse van alles te hebben, wat in de ganse limiten van de octroy te doen is, alsoo ick continueel informatie nemen van iedereen, die uut die quartieren comen, dat by andere soo niet en wort gepractiseert ofte willen de moeyten daertoe niet doen om tot eervarentheyt te comen. En ick moet mynen tijt wel imploieren, terwyle ick noch in dienst van de Compagnie ben, dat wel maer twee jaeren meer sal duyrenGa naar voetnoot1), om van alles kennisse te hebben’ om aan de Kroon Zweden volkomen informatie te kunnen geven. Brengt in herinnering zijn vroegere voorslagen over het toetreden van Zweden tot de West-Indische Compagnie en over de zoutvaart. ‘En opdat U Excie sien soude, hoeveel dat de Coninck van Spaniën hem aen de soutvaert laet gelegen sijn en om dese landen de soutvaert in Westindiën te beletten en sijn sout in Spaniën te beneficeren, heeft een royael fort op Punto darayaGa naar voetnoot2) laten leggen, welcke plaets uuttermaeten veel en goet sout uutlevert en is daer soo | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
abondant, al quamender honderden schepen jaerlijckx, soude het sout niet wech connen haelen. De Compagnie mede merckelycken gelegen sijnde om een goede plaets in Westindiën te hebben om die schepen, die bevracht worden om goederen in Brasil te brengen om over Westindiën thuys te comen, altijt hun schepen met sout te connen laden, hebben het eylant St. Maertin, dat goed sout geeft, ingenomen en beset, maer den Coninck van Spaniën, [die], als geseyt, hem daeraen laet gelegen sijn, heeft hun datselve eylant weder afgenomen en de plaets gefortificeert en met 800 Spangnaerden besetten laeten, hem anders nergens toe streckend als om te verhinderen dat de onse daer geen sout in West-Indiën souden laden om daerdoor hun vracht goed te maecken; maer door dindustrie van ons zeevarent volck hebben weder andere plaetsen ontdeckt, daer sout valt, en in gevallen het de gelegentheyt van Sweden sulckx was, datse hunnen schepen werck wilden geven om sout te halen, soude hun aenwysen een plaets, bequaem om te besetten, daer goet sout valt en jaerlijcks veel schepen met sout soude connen laden, als maer ordre op de consumptie in Sweden gestelt wierde, dat als de schepen in Gottenburch aenquamen dadelijck in de magasinen mochten lossen, hun weder versien en in haest alweder derwaerts vaeren, laetende ondertusschen het volck, die tot besettinge gelaeten sijn, het sout appropriëren, op hoopen kruyen en boven branden om, als de regentijt compt, daerdoor niet geconsumeert te worden; souden in sulcken geval niet alleen Sweden connen versien, maer aen andere schepen, die daer quamen, vercoopen, want moeten anders dickwils ledich thuys comen, en daeruut soude de oncosten van de besettinge ende fortificeringe gevonden connen worden, en behalven dat ist een plaets, gelegen boven wint, | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
vanwaer men tot allen tyden door gans Westindiën can comen.’ Verzoekt aan Spiering order te geven om hem uit te betalen het jaar salaris, dat in October 1.1. verschenen is. Wijdloopige aanprijzing van het nut van koloniën. - ‘De luyden van UuttrechtGa naar voetnoot1), siende dat de lasten op de landen hoe langer hoe swaerder vallen, dat den huysman qualijck den cost daerop can crygen, hebben hun geadresseert aen de vergaderinge van de XIX om te sien oftse eenige conditiën met hun costen maecken om hunne coloniën in Nieu-Nederlant te brengen, maer niet connen accorderen, vreesende princepael, als hun saecke wel begonste te gaen, dat dan in quaestie met de Compagnie soude geraecken, gelijck [met] de eerste, die hun populatie in Nieu-Nederlant hebbe gebracht, is geschiet, en siende dat de Croon Sweden een goede plaets gecoren hebben, gelegen tusschen Nieu-Nederlant en Virginië, hebben getracht conditiën met de Croon Sweden te maecken om hun populatie derwaerts te brengen; en alsoo het heen ende weder schryven lang aenliep, niet connende affmeten, waeraen het mocht haperen, terwylen de Croon Sweden door dit middel buyten hunnen cost een gepopuleert lant soude crygen, daer mettertijt wat groots voor de Croon soude te verwachten wesen, soo tot augmentatie van de zeevaert als anders, waeren beducht dat de hoochlofflycke regeringe niet wel geïnformeert wierden of dat het werck niet wel gevat wierde; hebben goetgevonden een expres persoon naer Sweden te senden om de hoochlofflycke regeringe volcomen informatie | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
van alles te geven en te sien oftse eenich accoort soude connen maecken om hunnen coloniën naer Nieu-Sweden onder de bescherminge van de Croon Sweden te transporteren. Ick hebbe van d'heer secretaris Jan Beier verstaen, dat hunnen man tot Stockholm wel gearriveert was en dat hy met deselve naer CopingGa naar voetnoot1) by U Excie soude reysen. Sedert en hebbe daer niet meer van vernomen. De heer van der HorstGa naar voetnoot2) heeft mijn somwylen laeten aenspreecken ofte ick noch geen schryven hadde; hebbe altijt op de beste manieren, dat ick coste, verexcuseert dat door zwaer inval van de pest de heeren van de hoochlofflycke regeringe niet by malcanderen connen comen, datse noch wat patientie wilde nemen; en ondertusschen compt het voorjaer voor handen, soude garen, indiense connen, met de hoochlofflycke regeringe accorderen vroech eenich volck en beestialen naer Nieu-Sweden te transporteren. Ick hebbe continueelycken van dit werck aen Syne Genade d'heer Fleming geschreven en naer mynen besten wetenschap tot dienst van de Croon alle aenleydinge gegeven en verthoont wat het is en watter mettertijt uut comen can, een vasten voet in America te hebben, vanwaer men door gans West-Indiën can vaeren, en by ocasie van eenige handelinge van vrede met het huys Oostenrijck grootelijcks tot dienst van Sweden can comen. Ick stelle het voor by forme van advijs, volgens mynen plicht; de hoochlofflycke regeringe moeten de saeck derigeren naer de constitutie van haere staet. U Excie is bekent hoe dat int jaer 1637 door Pieter Minuit by Haer Mt en hoochlofflycke regeringe | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
aengehouden is om te hebben een schip, jacht en saloep om te ontdecken de cust van Florida en aldaer handelinge te stabuleeren, dat hem geconsenteert is en in forme van een S. Compie [Scheepscompagnie?] geformeert, dat in Sweden de helft en hy met de syne de ander helft soude participeren. Minuit, hier gecomen sijnde, heeft participanten gesocht en gerapporteert, oock onder sijn hant overgegeven dat de hoochlofflycke regeringe het schip, jacht en saloep souden doen volcomen geëquipeert en van alles versien, gelijck tot sulcke reys vereyst. Het capetael is geformeert, het cargesoen en victaille gecocht, het volck gehueyrt, deen en dander naer Gottenburch gesonden op 't voorjaer 1637Ga naar voetnoot1), met intentie, volgens mijn aengeven, dat het schip vroech tot Gottenburch soude wesen; dat contrarie is uutgevallen, maer laet in de somer daer eerst gecomen; het bootsvolck, van hier gesonden sijnde, moste onderhouden worden en hun maentgelden liepen. Het schip op de herbst van Gottenburch vertreckende, cregen in de Noortzee groote stormen en contrariewinden, waerdoor genootsaeckt waren hier int lant te comen, om hun weder te versien soo van victaille als anders. Minuit rapporteerde ons dat Syne Genade d'heer Overstatholter Fleming belast hadde een pack nieuwe seylen voort schip te laten maecken met andere behoeften in de eerste equipagie, dat het de Croon Sweden soude betalen, twelck bedraecht f 2825; de rekeninge van Stockholm in beginsel gedaen bedraecht f 5420, sijnde meest wat tot de equipage en amunitie behoort, daervan de sociteyt maer behoorde te dragen omtrent de f 2000; en, als geseyt, het schip en jacht hier weder ingecomen sijnde en weder versien | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
moetende worden, most het capetael van de participanten verhoocht worden tot op 36000 gulden, alles volgens de rekeninge in 't lange aen Syne Genade d'heer Fleming gesonden. De participanten van hier, misnoecht sijnde en wel connende calculeren, dat een cargesoen van 14000 gulden ofte daerontrent sulcken grooten oncosten niet dragen coste en dan noch de swaere maentgelden, murmererende niet weynich daerover, maer hy beloofde hun, als hy met liefGa naar voetnoot1) wederom quam, de saeck by de hoochloffelycke regeringe soo te dirigeren, dat de participanten daervan ontlast soude werden, en is vertrocken. Ginder int lant gearriveert in de Zuytreviere, zijnde de uuttersten limiten van Nieu-Nederlant, in de Minquaeskil, possessie daer genomen in de Minquaeskil, streckende Zuytwaerts van Nieu-Nederlant. Alsoo hy belooft hadde in de limiten van de Compagnie niet neder te setten, om naermaels geen questie met hun te hebben, heeft de SackemaesGa naar voetnoot2) ende overste van de wilde by hem ontboden en het lant van hun solemnelycken gecocht en betaelt, ten overstaen van de offecieren vant schip laeten opdraegen, gelijck in sijn journael gestelt; heeft oock hier door de offecieren laeten verclaeren, twelck altsamen aen Syne Genade d'heer Fleming hebbe gesonden. Minuit heeft een fort affgesteecken en opgemaeckt en met alle solemneteyt en lossinge van canon tselve genaempt Christina, en de Minquaeskil heeft hy genaempt de rieviere de Elbe en het geheele lant Nieu-Sweden. Ondertusschen heeft sijn jacht gesonden naer de Virginas om handelinge aldaer te soecken, sijnde veel van sijn cargesoen daertoe ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
formeert, maer heeft daer tot geen handelinge connen comen, heeft het jacht gesonden naer Westindiën. Het fort voltrocken sijnde en ondertusschen eenige handelinge gedaen hebbende, het cargesoen daer gelaeten in handen van Hendrik Huygen, en mons. Cling als commandeur op het fort, en is vertrocken met het cargesoen, dat in Virginia in de rieviere Charles niet connendeGa naar voetnoot1) verhandeld worden, naer St. Christoffel, welck cargesoen hy seer wel met het jacht hadde connen senden, dat daer oock aenginck, om alsoo de costen te spaeren en hy selver spoedich over had moegen comen om aen de hoochlofflycke regeringe rapport van sijn wedervaren te doen, maer het is tot onse groote schaede anders uutgevallen. Hy heeft sijn cargesoen daer voor taback verhandelt en gereet sijnde om vandaer te vertrecken is met sijn schipper te gast gegaen aen een schip van Rotterdam, genaempt het Vliegende Hert, dat daer lach en handelde. Ontrent een half uyr van boort sijnde, naert verclaeren van de officieren, is hun overvallen den horcaen, sijnde een exterordinarisse stormwint, die, soo men seyt, maer alle 6 ofte 7 jaeren eens compt, daerdoor alle de schepen, sijnde over de twintich, van de reede zeewaerts gesmeten zijn, | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
eenige hun masten verloren en andere vergaen, waeronder mede is geweest het schip De Vliegende Hart, daer Minuit met zijn schipper in waeren. Het schip de Calmer-Sleutel 'sanderen daechs weder naer het eylant laverende, gelijck oock dandere schepen gedaen hebben, maer hunnen commandeur Minuit en is niet te voorschijn gecomen, hebben nae eenige daegen wachtens geresolveert te vertrecken naer Sweden, maer in de Noortsee comende, ontrent dese landen, hebben weder een harden storm gecregen en op de leeger wal sijnde, mosten hun mast kerven en in dese landen incomen; ick doenmaels heel sieck sijnde, evenwel als een dienaer van de Croon hebbe de saeck waergenomeu best dat ick cost, de maentgelden en alle oncosten betaelt, alles volgens de rekeninge, int lange aen Syne Genade d'heer Fleming alsoock aen d'heer resident Spiering gesonden. Ondertusschen schreef Sijn Genade d'heer Fleming, dat de hoochlofflycke regeringe geresolveert waeren dat werck te voorderen, een ofte meer schepen met volck en beestialen uut Sweden naer Nieu-Sweden te senden. De participanten van hier, siende dat het heele capetael in oncosten soude consumeeren en dat op soo cleenen handel niet mogelijck was soo grooten oncosten te doen, conden niet verstaen verders daer in te treden, hebbende Minuit het werck veel te groot aengevangen en genoechsaem met meer als de helft minder volck en oncosten gedaen hebben connen worden, als maer pleynGa naar voetnoot1) op de negotie gesien worden; [ick] remonstreerde aen de heer Resident of het niet best was, terwylen sy niet conden verstaen om te gaen cruyssen tot afbreuck van Spaniën, maer hun oogemerck gehadt op de negotie, dat men | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
het schip de Calmer-Sleutel soude laeten vermasten en op den cleenen voet toemaecken en sendent van hier met een vracht naer Stockholm om 't schip aen de Croon weder over te leveren en daer in doen een cargesoen, dienstich voor Nieu-Sweden, om tselve met het schip den Calmer-Sleutel naer Stockholm te zenden om vandaer met het schip, dat de hoochlofflycke regeringe naer Nieu-Sweden soude gelieve te zenden, daer mede te gaen om alsoo van de groote oncosten ontslagen te worden, en dat de profyten op dit cargesoen de voorleden groote costen wat hielpen draegen, dat soo samen goetgevonden is en is een cargesoen van ontrent 6000 gulden gecocht en gereet gemaect, volgens de facture, mede aen Syne Genade d'heer Fleming gesonden alsmede aen d'heer Resident. Het schip gereet sijnde en al goederen op vracht hebbende begonst in te nemen op Stockholm, quam ordre van Syne Genade d'heer Fleming, dat men het schip niet naer Stockholm, maer nae Gottenburch soude senden; en capeteyn Cornelis van Vliet hier gecomen sijnde met het schip den Engel Gabriël uut Sweden, ordonneerde Sijn Genade dat men hem daerop als capeteyn stellen soude. Daernaer volchde dat d'heer Resident my in Den Haege ontboot, hebbende voor seecker exploot om een persoon, die naer Denemarcken soude reysen en in Kaisers dienst was, onderwegen te lichten en in Sweden te brengenGa naar voetnoot1); gaf my last in haest exterordinaris cloeck volck te huyren en het schip van alles te versien, | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
twelck geschiede. Den capeteyn Van Vliet remonstreerde aen d'heer Resident dat tot Gottenburch weinich te crygen was en by soo verre dat de hoochlofflycke regeringe dit schip wilde gebruycken om naer Nieu-Sweden te senden, dat noch twee nieuwe touwen met een cabeltou en ander touwerck tot het schip diende te wesen, oock eriten, boonen, grut ende anders, dat hy seyde tot Gottenborch niet wel te becomen soude wesen. Soo ordonneerde d'heer Resident dat men het schip van dit en anders soude versien, susteneerende ofte het de Croon hier betaelde ofte in Sweden, dat sulcx overeen quam en presenteerde de helft te betalen en dat ick provisioneel dander helft soude verschieten, dat soo geschiet is. Dese exterordinarisse equipagie met vermasten en vertimmeren vant schip, provisie, twee maenden voort volck en andere cost volgens de rekeninge aen Syne Genade d'heer Fleming alsmede aen d'heer Resident gesonden. 't Schip veerdich sijnde wert eenige tijt opgehouden om de occasie waer te nemen dat den persoon, daer het exploot op gemunt was, hem soude embarqueeren om dan gelijck met hem in zee te loopen en het exploot in zee uut te voeren. Syne Genade d'heer Fleming hadde te vooren maer geordonneert Hollantse offecieren hier te huyren, om gemeen scheepvolck daer in Sweden op te stellen, om soo geoefent zeevarent volck in Sweden te maecken, sijnde doen schipper Teunis Eliassen, die volck gehuyrt hadde om in Sweden te brengen om aldaer het schip den Nieuwen Neptunes volgens de last van Syne Genade d'heer Fleming te halen en in dese landen te brengen. Deselve soude met sijn volck het schip den Calmer-Sleutel in Sweden gebracht hebben, soo en behoefde de gemeene participanten geen ofte weynich costen te dragen; maer, als geseyt, d'heer Resident het voorgenoemde exploot | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
voor hebbende, most het schip anders versien wesen en dit exploot en mochte hier de participanten niet bekent maken, alleen dat het schip naer Sweden gesonden soude worden voor rekeninge van de Croon en dat sy maer souden dragen int cargesoen; maer ick, als een dienaer van de Croon, hebbe de ordre van d'heer Resident gevolcht; de rekeninge van [wat] dit exterordinaris werck bedraecht, is aen Syne Genade d'heer Fleming alsoock aen d'heer Resident gesonden. Het voorgenoemde exploot teruggegaende, doordien de persoon ofte niet te water en reysde, ofte op neutrale plaetsen bleef, is mijn onbekent, ordonneerde d'heer Resident dat men het schip soude laeten naer Gottenburch loopen. Theunis Eliassen connende soo lang niet wachten, was met sijn volck naer de Sont vertrocken; soo vertrock het schip met al dat volck naer Gottenburch om tot dispositie van de Croon te wesen, watse daermede wilden doen, tsy dit ofte een ander schip naer Nieu-Sweden te senden met ordre den taback, die der in was, aldaer te leveren aen degene, die Syne Genade d'heer Fleming soude ordonneeren, die ordre daerop hadde gestelt dat die overal int lant gedistrubueert soude worden om ten hoochsten te vercoopen tot profijt van de gemeene participanten; maer hebbe zedert niet daervan vernomen, hoe het daermede is. Ondertusschen arriveert aldaer het jacht de Griffioen, hebbende eenige tijt voor de Havana en daer ontrent gecruyst, in dien tijt doen den Admirael Houtebeen tegens de silvervloot slaechs geraeckte, hebbende zelver de vloot eerst int gesicht gehadt neffens een Pieter Verbruggen; accordeerde samen dat den eenen aen den Admirael Houtebeen soude gaen waerschouwen ende dat de andere ondertusschen by den Spaensen soude houden om te sien hoe se hunnen cours stelden. Van de Havana is het jacht | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
weder naer Nieu-Sweden gevaren, het gehandelde velwerck ingenomen en daermede tot Gottenburch gecomen. Syne Genade d'heer Fleming heeft ordre gestelt tot afdanckinge van het volck en dat het velwerck herwaerts gesonden worden soude om ten hoochsten te benificeren tot profijt van de gemeene participanten, dat soo geschiet is en daervan oock rekeninge aen Syne Genade d'heer Fleming alsmede aen d'heer Resident gesonden. Het schipGa naar voetnoot1) is tot Gottenburch blyven liggen 14 weecken, sonder dat wy bynaer iet daervan vernomen hebben, calculerende in gevallen de hoochlofflycke regeringe dit ofte een ander schip naer Nieu-Sweden met volck ende beestialen sonden, dat het in die tijt de reys bynaer behoorde te doen, sijnde naer het vertreck van het schip van hier een schip van de West-Indische Compagnie naer Nieu-Nederlant met beestialen vertrocken, dat binnen 5 maenden de reys heen en weder heeft gedaen, en noch in Vranckrijk aen is geweest en daer sijn schip met sout geladen en naer de wint moeten wachten en soo in dese landen binnen de 5 maenden gecomen, want alsse maer heen en weder naer Nieu-Sweden ofte Nieu-Nederlant soude vaeren, can de reys genoech in 4 à 5 maenden gedaen werden en dan noch al 3 ofte 4 ofte 6 weecken hebben om te lossen en te laden. Het schip nae soe lang leggens tot Gottenburch en daer ingenomen volck, peerden, voeragie en provisie voort fort en anders, is vandaer seyl gegaen, maer alsoo leck werden, in desen landen ingecomen en tot Medenblick gebracht, is den capeteyn opgecomen en sulckx aen d'heer Resident te kennen gegeven, die ordre heeft gestelt om het schip te repareren, | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
wat noodich, welcke reparatie en appendenten cost volgens de rekeninge aen Syne Genade d'heer Fleming gesonden bedraecht f 1109. Het schip uutte haven van Medenblick halende om weder naer Texel te gaen, wiert bevonden dat het schip even leck was en schreven sulcx aen de heer Resident, die resolveerde selver in persoon naer Medenblick te reysen en ontboot dat ick mijn mede daer soude laten vinden, gelijck gedaen hebbe. Het schip geheel ontlost sijnde, hebbe door 2 meestertimmerluyden laeten viseteren, die oordeelden dat het schip goet was, alleen de houte nagels waren vergaen, dat de leckicheyt daerdoor quam. Soo heeft d'heer Resident geordonneert datse de huyt daerof soude halen en 't schip vernagelen en van alles versien en weder een nieuwe huyt daerom leggen. Ondertusschen door alle het Sweets volck, datter op was, en dander volck wiert de victaille geconsumeert en most weder versien worden, en dat ordonneerde de heer Resident aen den capeteyn te doen, welcken rekeninge bedraegen met een maent gagie, die de heer Resident ordonneerde aent volck te betalen, f 2671-12-8. Het schip weder van dexsel versien sijnde en weder in Texel comende, bevonden dat het schip even leck bleef, waerover groote murmeratie onder het volck quam en hebbent schip hier voor de stadt gebracht, dat aen de heer Resident hebbe laten weeten, die resolveerde selver harwaerts te comen om inspectie te nemen; en wiert bevonden dat de timmerluyden tot Medenblick den cap bysyden het gadt gestelt hadde, sijnde het schip door hun lecker gemaeckt als het te vooren was, want hadde de eniesGa naar voetnoot1) voor aen byde syden vant gallioen doorboort om met ysere | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
bouts aen den bant van binnen vast te maeken; het schijnt dat int booren den bant gemist en den isere bout met gewelt doorgeslagen, waerdoor het werck is gescheurt, en hebben ende [in de?] knies sijndeGa naar voetnoot1) en deselve met geen mosGa naar voetnoot2) aengebrocht en doen de knies hier affgenomen waren, sach men den lichten dach daerdoor en soude het schip, in zee gecomen hebbende, met geen pompen boven te houden sijn geweest, en is nu van alles weder versien, welcken rekeninge f 1600 [bedraecht,] daervan oock copia aen Syne Genade d'heer Fleming alsmede de heer Resident hebbe gesonden. In alle dese struyckelinge heeft hem oock geopenbaert hoe trouloos dat den capeteyn Cornelis van Vliet hem heeft gedragen in dienst van de Croon, de rekeninge veel bedraegende en dit werck soo struyckelende gaende en [het] volck hun verclaerende datse met het schip noch met den capeteyn niet vaeren wilden, stelden voorGa naar voetnoot3) de quade ordre van regeringe, die hy had, willende naer de ordre geen officieren noch scheepsraet kennen, maer in alles met sijn hooft doorgaen; verthoonde aen d'heer Resident dat veel victaille, die in de rekeninge gebracht was, niet int schip was gecomen; en alsoo ons docht, dat het een saeck was van quaede consequentie, hebbe naeu examinatie van alles gedaen en bevonden dat hy 2 tonnen boter van 78 gld. ieder ton een reeckeninge met de quitancie onderteeckent, dat deselve niet int schip waeren gecomenGa naar voetnoot4); desgelijckx oock 2 tonnen | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 185]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
harinck; brengende oock in rekeninge 38 tonnen bier tot Medenblick betaelt te hebben en int schip waren maer 31 tonnen gecomen, alsmede 100 roggebrooden; diversche andere dingen meer, oock andere perseelen de luyden hooger laeten stellen en soo quiteeren; dat hy eenich touwerck tot Gottenburch had vercocht; dat hy tot Gottenburch weynich naer 't schip omsach, maer continueel in de herberg was, dat uut de lengte ofte breete gevonden most worden en daerdoor den tijt van den somer soo schandelycken liet doorgaen, waerdoor het schip alle dese rampen zijn overcomen, en wie weet wat hy meer voor diefstucken gedaen heeft; heeft d'heer Resident goetgevonden hem vant schip af te setten en heeft in de plaets aengenomen eenen Pouwels Jans, die naer der informatie, die wy der af hebben connen nemen dat een bequaem persoon is; de stuyrman ende andere offecieren hebben als geseyt met het schip niet willen varen, waerdoor weder andere hebbe moete aennemen en weder 2 maenden gagie op de hant geven. Ondertusschen dat het schip hier lach, is op den 6 deses dien groote storm geweest, waerdoor veel schepen sijn vergaen, andere groote schade geleden en by soo verre het schip in Texel was geweest, soude almede peryckel hebben geloopen. Het schip weder veerdich sijnde, naerdat ick het door 2 meestertimmerluyden en 3 à 4 oude schippers hadde laten visiteren, die het oordeelde goet en bequaem te wesen om een verde reys te doen, om ons te dienen tegen het volck, die niet mede willen vaeren, die evenwel hun maentgelden pretenderen en my dieswegen in recht roepen. Dit schip weder gereet sijnde ende de rekeninge geslooten, hebben het schip laeten seylen naer Texel, maer alsoot exterordinaris leech water was en geen negen voet op Pampus [stond] en geen water zedert | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
den lesten storm quam en heeft sulcke leech water gemaeckt dat by Catwijck, alwaer den Rijn in zee plach te loopen en de Romeynen aldaer den tol ontfingen [en] een sterck casteel hadde, genoempt het huys te Britten, welcke fondamenten in veertich jaeren niet gesien sijn, hebben sich nu ontdect en bloot gelegen en honderden menschen derwaerts gereyst om te sien, waerdoor het schip neffens andere meer over Pampus, sijnde een droochte ontrent 1½ mijl van hier gelegen, niet conde geraecken, wat moeyten en costen daer oock om gedaen wierde, en conde met lossen sooverre niet gebracht worden om over te geraecken, en den wint uut het oosten waeyende en hem tot vriese stellende, om 't schip te salveren voor den ijsganck, hebbent weder hier voor de stadt laeten brengen, alwaer het noch leyt, sijnde de heele vloot, over de 300 schepen, die naer de West wilden, uut Texel zeyl gegaen en moeten met gedult verwachten naer open water en dat Godt de Heere goede wint gelieve te geven. Den participanten, als vooren verhaelt is, hebben van den eersten aen hierin niet willen verstaen, susteneerende dat het schip de Croon en niet haer aenginck. Ick, als medeparticipant zijnde, maer daer beneffens in dienst van de Croon, hebben wel alle middelen van inductiën gebruyckt, terwylen d'heer Resident de helft wilde betaelen, dat ick mede, sooveel mijn aenginck, mede provisioneel wilde verschieten, niet twijffelende ofte de Croon soude het betalen, gelijck de heer Resident oock beloofde tselve aen de hoochlofflycke regeringe te remonstreeren, dat niet alleen de participanten van hier, maer oock de Heeren participanten in Sweden daervan ontslagen worden, en hebben de participanten van hier deswegen een remonstrantie aen d'heer Resident overgelevert, maer hebbe hun niet verder connen brengen | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
als dat uut de leste pelteryen het cargesoen soude werden betaelt, sonder dat sy anders ergens toe wilden verstaen, susteneerende voor de hant groote schade en dat een cleen cargesoen sulcke oncosten niet dragen conden, en seggen, dat hun meeninge niet anders is geweest, als op de negotie te gaen; ingevallen dat de Croon hun populatie daer wilde brengen, dat sulcx buyten hun is; maer ick, daer beneffens sijnde in de dienst van de Croon Sweden, hebbe wat verder moeten insien om de reputatie van deselve te bewaren, om hier niet ten thoon gestelt te worden dats een dingen begosten en hun wapenen in America geplant hadden, een fort gemaeckt en den naem gegeven naer Haer Mt Christina en het lant Nieu-Sweden genaempt hebben, mijn geëvertueert te doen meer als mijn vermogen wel is, om het werck met reputation te doen en alles provisioneel te verschieten wat uyt het procidedoGa naar voetnoot1) vant velwerck niet heeft connen strecken, met vertrouwen dat de hoochlofflycke regeringe, mynen goede yver siende om de reputatie derselver te bewaeren, my tselve door de heer Resident laten remborsseeren, die oock aengenomen heeft dieswegen aen U Excie en de hoochlofflycke regeringe te verthoonen, U Excie gans gedienstich versoeckende naer sijn hooge wijsheyt de saecke by andere heeren van de hoochlofflycke regeringe soo te beleyden, dat ick ge[de]-chargeert mach worden. Ick en sal niet manckeren met alle goede getrouwe diensten tselve te verdienen en U Excie sal bevinden, indien mijn advisen en aenleydinge in acht genomen worden tot augmentatie van de zeevaert, dat wat groots tot vermeerdering vant rijck van Sweden daeruut sal comen; doch alle begintselen vallen dicwils swaer en succedeeren niet | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
ten besten; als met dit werck van den ongeluckigen Calmer-Sleutel, dat ick al veel toeschryve den trouloose capeteyn Van Vliet, die, soo hy seyt, thien jaeren in dienst van de Croon is geweest, en heeft hy hem aldaer soo ontrouwelijck gedragen, gelijck het gebleecken heeft dat hy hier gedaen heeft, soo heeft hy de Croon veel ontstolen; ende de hoochlofflycke regeringe moeten daer sonderling acht op nemen datse van trou volck gedient worden, daerse in tijt van noot op mogen staen, en derhalven trachten haer eygen natie op te queecken om in de zeevaert naer verre quartieren geoefent te worden. Ick hebbe int beginsel van dit werck selver participatie daerin genomen en siende wat groots daervan soude comen en alsoo ick bewinthebber was van de Westindische Compagnie en my [mijn participatie] naermaels geimputeert ende ten quaetsten geduyt mochte worden, hebbe participatie genomen met hun kennisse, daervan my acte doenmaels tot mijn ontlastinge is gegeven, tenderende meest, alsoo Minuit in dienst van de Compagnie als directeur in Nieu-Nederlant is geweest, dat sy vreesde dat hy hem daer soude nederslaen, om de saecken te beleyden dat hy buyten hun limiten van Nieu-Nederlant soude blyven, om naermaels geen questie met Sweden te crygen, gelijck hy oock gedaen heeft, vaerende de Zuytriviere in en heeft hem nedergestelt Suytwaerts tusschen de Engelschen en Nieu-Nederlant, noemende hetselve lant Nieu-Sweden. Ick hebbe deen en dander wat wijtloopich willen aanroeren, gelijck het heele jaer door aen Syne Genade d'heer Overstatholter Fleming schryve, opdat U Excie kennisse hebben mach van mijn doen en wat avisen dat ick geve, daerdoor de zeevaert van tijt tot tijt soude toenemen. Daer sijn veel treftige saecke in Westindiën en Aphrica te doen, in ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
vallen het tot een handelinge van vrede met Sweden geraecken, daermede veel schepen wercks gegeven soude connen worden, daervan tot sijnder tijt breeder oopeninge sal doen, alsoo ick gaeren alle mijn industrie int werck soude leggen om mijn dienst wel en met goede vruchten te becleeden, hopende en vertrouwende dat U Excie mijn prolijckx schryven ten besten sal duyden, als geschiedende uut eenen goeden iver, en dien tijt nemen dat mijn brief gelesen mach worden, wel wetende dat U Excie genoech en al te veel met swaere gewichtige besoignes, het rijck aengaende, geoccupeert sijt; evenwel de sinnen eenigen veranderinge garen hebben, om die watt te vermaecken; baert eenichsins lust tot het lesen van andere dingen. Ick sal den Almogenden bidden U Excie te begaven met den geest der wijsheyt om sijn hooch swaerwichtich ampt tot welvaeren van sijn vaderlant te becleeden, en sal altijt sijn en blyven’ enz. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage bij No. 36.Ter toelichting van hetgeen in den voorgaanden brief op blz. 173-174 wordt medegedeeld over de onderhandelingen van Nederlandsche kolonisten met de Zweedsche regeering over een vestiging in Nieuw-Zweden, mogen de volgende stukken dienen, die ik in het R.A. te Stockholm aantrof in een portefeuille, getiteld: ‘Handel och Sjöfart. Kolonier. Nya Sverige I’. De ‘Memorie’ en het ‘Gegen-bedencken’ zijn niet gedateerd; zij moeten dagteekenen van het einde van 1639 of het begin van 1640.
Memorie van de Heer HoochcamerGa naar voetnoot1) om den Heer Resident Spierinck te verthoonen.
‘Dat indien de plaets van de participanten thien | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
mylen aen de Noordzyde van de Suytrivier genomen moet werden, daeraen in sulcke gevalle altijts het FortGa naar voetnoot1) van de West-Indische Compagnie int op- ende affvaeren van de voorschreven riviere sal moeten passeerenGa naar voetnoot2). Waerdoor veel ongelegentheden ende onheylen sullen connen worden veroorsaeckt, te meer dewyle de persoonen, die derwaerts gaen sullen, van de Neederlandsche natie sijn, daerover de West-Indische Compagnie sullen meynen meerder gesach te hebben. Behalven dat de West-Indische Compagnie lichtelijck een fort aen de ander syde van de riviere te sluytenGa naar voetnoot3) ende daerdoor haer van de bovenste quartieren meester te maecken. Dat mede [de] distantie te groot is, om in val van noot den anderen te comen assisteren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Alsmeede dat d'Engelschen, die men seeckerlijck verstaet derwaerts eenige scheepen metten eersten te sullen senden, tusschen beyden souden connen comen om het fort ChristinaGa naar voetnoot1) ende de boversteGa naar voetnoot2) van den anderen te separeren. Dit alles over te willen schryven in de beste forme ende antwoordt daerop te bevorderen, ende dat men opt goet vertrouwen, dat daerop naerder gelet sal werden, by provisie een schip aff sal senden. Voorts dat de voorschreven Heer Resident met brieven gelieven te seconderen tgeene Joost van den BoogaerdtGa naar voetnoot3) aen de secretaris Beyer geschreven heeft, om den naem van den heer van der Horst te veranderen in den naem van Hendrick Hoochcamer, alsoo den voorschreven Heer van NeederhoorstGa naar voetnoot4) hem de voorschreven saecke ontslaegen heefft om ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
scheyde goede reedenen, sijnde sijn naem by abuys en sonder last gebruyckt, maer dat evenwel het werck synen volcomen voortganck soude hebben. Dat Blommart geen copy gegeven worden, daer de naem van den heer Van der Horst in staet.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||
Gegen-bedenckenGa naar voetnoot1) auff eingebrachtes Memorial herren Henrich Hogcamers, hauptparticipanten der Westindischen Compagney in Amsterdam.‘Hab ich rathsam zu sein geacht, das weil sie wegen 10-meiliger Ablage von der Fort Christina ihre Einfart der Hollendschen Fort gegenüber hetten und die allezeit pasziren musten, dasz Fürweisern und seinen Mit-consorten mit dem allerersten wegen alles besorglichen Eindranges zu weiterem Bescheide von J.K. Mtt künne erlaubet werden ein klein Fortalitium auff zu werffen zwischen der Fort Christina und ihrer Colonie, dasselbe mit etzlichen Mannen zu besetzen; es halte dan Ihr Kön. Maytt solches besetzt, oder sie praesentiren sich selbsten an solches zu unterhalten, damit sie desto mehr vor alle Gewalt in Nothfall zu weiterer Assistenz gesichert sein möchten, und solches umb so viel mehr, damit nicht, wie sie befürchten, bei Verseumung solches Baues, der Engellender oder Hollender alda ihren Fus setzen undt sich selbst zu Guth eine solche Schantze bauen undt diese unsere vorhabende Colonie von der gröszeren Fort Christina separiren, dergestalt beides der Cron und ihnen zu mehrerm Uffnehmen ihrer Colonie diese weitere Abgelegenheit der 10 Meilen nicht schedlich, sondern nützlich sein könne. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Wasz sie letzterens wegen Verenderung des Nahmens im Privilegio gedacht, meine ich das ihnen darin wohl könne gewilfäret werden, zumahl der Hoghcammer ein Hauptparticipant bey der West-Indischen Compagnie [ist], von dem allezeit zu erfahren stünde, wie es mit einen und anderen Dingen der Oerter beschaffen; doch das er die Gegen-obligation in Nahmen seiner und seiner Mit-participanten unterschreibe, mir auch unter seiner Handt eine Special-Rolle der Nahmen seiner Mit-interessirten herauskehre.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||
No. 37. Amsterdam, 15 Juni 1641Ga naar voetnoot1).De hulpvloot der Republiek voor Portugal, de vloot, die Portugal hier te lande gehuurd heeft, en de hulpvloot van Frankrijk voor Portugal zullen weldra gereed zijn. Beschouwingen over de zilvervloot.
De vloot, die deze Republiek tot assistentie van Portugal uitrustGa naar voetnoot2), benevens de vloot, die de Ambassadeur van Portugal daarbij heeft laten huren, zijn bijna gereed en zullen in elk geval deze maand gereed zijn; het volk wordt gemonsterd; de Ambassadeur van Portugal zal zelf met de vloot vertrekken. - ‘De brieven van Paris melden, dat de vloot, die den Coninck van Vranckrijck tot assistentie van Portegael doet, oock int eynde van dese maent veerdich sal wesen; indiense vroech op de cust van Spaniën mogen comen, eer de silvervloot binnencompt, soo soude het voor Spaniën slecht staen. Ick hebbe | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
vreemt bedencken wegen de silvervloot, alsoo die ten deelen bestaet in Spaense ende Portugeesche gallioenen, oock meest het varent volck, die op de Spaense schepen sijn, meestal Portugeesen, maer de soldaten sijn Spangjiaerden, en Spaniën en Portegael sullen beyde gedispacheert hebben en zullen maelcanderen niet vertrouwen om in zee te gaen. Indien men in corten niet en hoort, dat die binnen is, soo salt wel op den herbst worden, eer die compt, voornementlycken de vloot van Nova-Spaniën; soo mocht er in Brabant en Vlaenderen wel een muytenatie comen en de Catelonise en Portugeesche lochtGa naar voetnoot1) mocht wel derwaerts overvliegen, soodat men dit jaer vreemde dingen sal hooren’. - Voor wat in Duitschland en andere kwartieren passeert, refereert hij zich aan de inliggende courantenGa naar voetnoot2). | |||||||||||||||||||||||||||||||||
No. 38. Amsterdam, 22 Juni 1641.Berichten over binnengekomen schepen. Nouvelles uit Brazilië. Berichten over de zilvervloot. In Spanje wordt een vloot uitgerust om de zilvervloot behouden binnen te brengen. De bemanning der zilvervloot bestaat meerendeels uit Portugeezen; de opstand van Portugal zal het uitzeilen van de zilvervloot misschien vertragen.
Op 5Ga naar voetnoot3) dezer het laatst geschreven. Sedert weinig nieuws. - Schip uit Oostindië binnengekomen; de cargo gaat hierbij. - Voor de West-Indische Com- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
pagnie zijn 12 schepen uit Brazilië gearriveerd, met tusschen 6 en 7000 kisten suiker. - Nouvelles over de gebeurtenissen in Brazilië. In Brazilië is o.a. aangekomen een schip met 211 zwarten van de kust van Guinea, die verkocht zijn voor f 95.500. ‘Wy hebben hier brieven van St. Lucas in dato 30 April, melden dat 6 dagen tevoren een berck gecomen was, in 56 dagen van de Havana geseylt, met advis dat de vloot van Terra-firme daer was gecomen en dat 8 gallioenen tot Cartegena waren gebleven om het silver in te nemen, dat van Peru soude comen, en dat advis hadden dat de vloot van Lima, seylende naer Panama, door grooten storm weder terugge hadde moeten keeren; dat op die vloot, die in de Havana was gearriveert, geregistreert quam 4½ millioenen, de helft voor den Coninck; datse de vloot van Nova-Spaniën daer waren verwachtende om samen naer Spaniën te comen; dat in de vloot van Nova-Spania 5000 cassen indigo quam en veel conchenille; dat die vloot seer rijck soude sijn; datse de vloot in Spaniën waren verwachtende tegens ultimo Junii; dat in Cadis een vloot toegerust wierde en datse noch eenige schepen van Biscayen en Napels waeren verwachtende om de silvervloot te gemoet te seylen en in Spaniën in salvo te brengen; maer alsoo de advisen uut de Havana geen mentie en maken datse tydinge hadden van de revolte in Portegael, dat naderhant gecregen sullen hebben, soo geeft my bedencken, alsoo der mede Portugesche gallioenen onder sijn en het zeevaerent volck op de Spaense gallioenen sijn meestal Portugesen, soodat het al bedenckelijck is, alse de tydinge sullen crygen, dat het eenige alteratie sal maecken en misschien ten minsten retardement geven, dat de vloot langer sal tarderen en alsoo de Francen en de vloot van dese landen op de cust van Spaniën wesen.’ - Hierbij | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
het placcaat van Haar Hoog Mog. over den vrede met Portugal; tevens hierbij de courantenGa naar voetnoot1). |
|