| |
| |
| |
Bijlage E.
Jaarverslag van de centrale commissie voor de historisch-statistische kaarten van Nederland over 1907.
Door den dood van Mr. A. Telting verloor onze Commissie een lid, dat steeds groote belangstelling toonde in haren arbeid en met hulp van onze Commissie de uitgave voorbereidde van een ligger voor stadsrechten en voor de moeder- en dochtersteden.
De heer F.A. Hoefer vervaardigde een ligger van plaatsen in de Nederlanden, waar in de 15de eeuw de boekdrukkunst uitgeoefend werd.
Al was ditmaal het aantal liggers gering, die het Centraal-Bureau ontving, de overigens door de ‘Atlascommissie’ verrichte arbeid was daarentegen zeer omvangrijk.
Reeds in het Verslag over 1906 werd erop gewezen, dat door de Commissie nogmaals de hulp was ingeroepen van Z. Exc. den Minister van Binnenlandsche Zaken, om van elke gemeente in Nederland een kaart te verkrijgen, waarop de wijkverdeeling voorkomt. Dit beroep werd niet tevergeefs gedaan. Z. Exc. richtte den 22sten April 1907 een schrijven aan Heeren Gedeputeerde Staten der verschillende provinciën, inhoudende uitnoodiging aan de gemeentebesturen een kaart van hunne gemeente als boven
| |
| |
bedoeld in te zenden. De meeste gemeenten voldeden aan dit verzoek door toezending van eene kaart van hunne gemeente met wijkverdeeling. Zij maakten hierbij gebruik van een kaart uit J. Kuyper's Gemeente-atlas, van de goedkoope uitgave van de Topographische en Militaire kaart des Rijks op de schaal van 1:50.000, waarop de betrokken gemeente voorkomt, of zelfs van bepaaldelijk ervoor geteekende kaarten.
Autoriteiten en gemeentebesturen, niet bekend met het bestaan der gemeentekaarten van Kuyper en de wijze, waarop zij bladen der goedkoope uitgave van de Topographische kaarten konden verkrijgen, maakten bezwaar tegen de kosten, die zij zouden moeten maken voor het vervaardigen van wijkkaarten en vroegen soms belangrijke prijzen voor deze kaarten. Zelfs landmeters boden hunne diensten aan. Hierdoor werd veel van het geduld van den secretaris gevergd, wanneer men bedenkt, dat telkens geantwoord moest worden en meer aan briefport voor eene gemeente teloor ging dan een kaart van Kuyper (f 0.10) kostte. Dit geduld wordt nog op de proef gesteld, want niettegenstaande de ontzaglijke stapels brieven en kaarten, die reeds ontvangen werden, zijn de kaarten van alle gemeenten nog niet ingekomen en zal nog menig antwoord gegeven moeten worden.
Een tweede punt, waarvan ook reeds sprake was in het vorige Jaarverslag, betreft de uitgave van een proefatlas om het doel en de inrichting der liggers in breeder kring bekend te maken. Nadat een keuze van zeer uiteenloopende beschikbare liggers gedaan was, werd aan eene firma in overleg met den Heer Directeur, thans Administrateur, der Topographische Inrichting prijsopgave gevraagd voor een dergelijken atlas. Na ontvangst hiervan werd met het Bestuur van het Historisch Genootschap onderhandeld over de
| |
| |
mogelijkheid dezer uitgave. Ofschoon de Commissie de wenschelijkheid ervan mondeling en schriftelijk uiteenzette, oordeelde het Bestuur van het Genootschap de kosten niet evenredig aan hetgeen met den proefatlas bereikt zou kunnen worden en was ten slotte niet te vinden voor het dragen der kosten. Dit besluit is te betreuren, omdat voor velen steeds noch het doel noch de bewerking der liggers duidelijk is en het niet aanmoedigend is voor de bewerkers zoo weinig tastbare vruchten van hun arbeid te zien.
Een ander en grooter plan, dat opgevat werd, heeft alle of liever grooter kans van slagen, namelijk het voornemen tot het vervaardigen van een definitieven historischen atlas van Nederland, die later door een statistischen gevolgd zou worden.
De Commissie benoemde uit haar midden de Heeren A.A. Beekman, F.A. Hoefer, Mr. S. Muller Hz., J.C. Ramaer en Dr. M. Schoengen om het plan voor een historischen atlas en een programma of lijst van gewenschte kaarten op te maken. De heer A.A. Beekman werd bereid gevonden de eventueele werkzaamheden, aan de vervaardiging van die kaarten verbonden, op zich te nemen. Aangezien deze tijdroovende arbeid niet kosteloos van hem te vergen was, besloot de Commissie zich tot Z. Exc. den Minister van Binnenlandsche Zaken te wenden, ten einde voor deze onderneming, die terecht een landsbelang mocht heeten, een rijkssubsidie aan te vragen. Na herhaalde uitvoerige bespreking en wijziging van het door mr. S. Muller Hz. ontworpen plan en de opmaking van de lijst der gewenschte kaarten vroegen en verkregen daarop den 30sten October 1907 de Heeren Prof. Dr. P.J. Blok, F.A. Hoefer en A.A. Beekman een audientie bij Z. Exc. den Minister van Binnenlandsche Zaken, die zijne inge- | |
| |
nomenheid met het plan betuigde, maar verklaarde op de reeds ingediende begrooting voor 1908 geen gelden meer voor het begin van uitvoering van dit plan te kunnen brengen. Hij verzocht echter een schriftelijk overzicht der besproken punten en wenschen, dat Z. Exc. enkele dagen later werd toegezonden en dat als volgt luidde:
Leiden/Hattem, October 1907.
| |
1 Bijlage.
In verband met de particuliere audientie, die Uwe Excellentie den 3den October l.l. aan de Heeren Prof. Dr. P.J. Blok, F.A. Hoefer en A.A. Beekman, achtereenvolgens Voorzitter, 1sten Secretaris en lid der Centrale Commissie voor de Historisch-Statistische Schetskaarten van Nederland, verleende, hebben wij de eer Uwe Excellentie tot toelichting van het toen ter sprake gebrachte onderwerp het volgende te berichten.
Om blijk te geven van hare werkzaamheden en vooral om meerderen voor haren arbeid te winnen werd eenigen tijd geleden in de Commissie het denkbeeld geopperd om een historischen proefatlas uit te geven, waarin verschillende soorten van kaarten, op het Centraal-Bureau te Hattem aanwezig, zouden opgenomen worden.
Dit denkbeeld heeft de Commissie moeten laten varen wegens de hooge kosten. De proefatlas toch zou geen afzonderlijk geheel vormen maar meer als reclame - in den goeden zin des woords - moeten dienen. Hij zou dus hoofdzakelijk kosteloos moeten verspreid worden en voor het bestrijden dier uitgaven was geen wetenschappelijk genootschap te vinden;
| |
[pagina LXIII]
[p. LXIII] | |
het eene omdat de statuten dit verboden, het andere omdat de kas dit niet toeliet, enz.
De Commissie heeft toen het denkbeeld overwogen om een voorzoover mogelijk definitieven wetenschappelijken historisch-statistischen atlas uit te geven, overtuigd zijnde hiermede onmiddellijk de wetenschap een grooten dienst te bewijzen en voor dien atlas een uitgever te kunnen vinden zonder verdere uitgaven.
De eenige wetenschappelijke historische atlas van Noord-Nederland toch is die van Mr. G. Mees Azn., doch deze dagteekent van 1865 en voldoet niet meer aan de eischen der hedendaagsche wetenschap.
Na 1865 verschenen wel historische schoolatlassen als die van Dr. de Witt Huberts, H. Hettema Jr., Dr. C. te Lintum, enz., doch deze atlassen, hoe bruikbaar ook op zichzelf, zijn voor schoolgebruik bestemd en daaraan kunnen niet die hooge eischen gesteld worden, die de Commissie met haren wetenschappelijken atlas hoopt te bereiken.
Zoowel in binnen- als buitenland wordt de behoefte aan dien atlas gevoeld. De Nederlander mist hem, de buitenlander vraagt erom en verneemt met verwondering, dat hij niet bestaat. Duitschland en Frankrijk zijn ons in dit opzicht ver vooruit.
Een uitgever zou misschien wel te vinden zijn, wanneer de atlas ten minste in handschrift geheel gereed zou zijn, zonder dat de uitgever ervoor iets zou hebben te betalen.
De vervaardiging van een dergelijken atlas kan niet door één persoon alleen geschieden. Onze provinciën, elk met hare eigen historische ontwikkeling, moeten tot haar recht komen, evenzoo de verschillende onderwerpen; bijna elke kaart zal dus hooge eischen aan een specialiteit stellen. De Commissie vleit zich in haar midden en daarbuiten de noodige krachten beschikbaar te hebben en te vinden.
| |
| |
Eén man is echter noodig, die al die verschillende gegevens van geschiedkundigen en statistischen aard verwerkt tot kaarten en dien man is de Commissie overtuigd te bezitten in haar medelid den Heer A.A. Beekman.
In overleg met hem heeft de Commissie een lijst van kaarten ontworpen - in Bijlage hierachter -, die volgens haar oordeel in dien atlas moeten voorkomen en wel b.v. kaarten weergevende ons land in zijne hoofdtijdperken - staatkundig, geestelijk, administratief en rechterlijk - terwijl telkens de netten der verschillende kaarten moeten overeenkomen met den topographischen toestand der tijden, die zij weergeven; de koloniën zijn in de kaartenreeks niet vergeten.
Van den Heer Beekman is niet te vergen, dat hij dien tijdroovenden en inspannenden arbeid kosteloos uitvoere en later het eveneens zeer veel tijd en arbeid van hem kostende drukken der kaarten om niet bezorge.
Na overleg is de Commissie tot de slotsom gekomen, dat den Heer Beekman hiervoor f 1000.- per jaar en wel gedurende vier achtereenvolgende jaren zouden dienen toegelegd te worden.
Daar het nu hier een belang geldt, waarmede niet alleen de geleerde gebaat is, maar ook menig ingenieur en man der praktijk in het algemeen, en eindelijk niet het minst het onderwijs op al zijn trappen, aangezien voor het vervolg die atlas den grondslag zal vormen voor iederen schoolatlas van Nederland, zoo hoopt de Commissie, dat Uwe Excellentie termen moge vinden haar te willen toezeggen dit bedrag voor vier achtereenvolgende jaren op de Staatsbegrooting te brengen.
Wij zouden nog verder willen gaan en Uwe Excellentie verzoeken den eersten termijn alsnog op de
| |
| |
begrooting voor 1908 te willen brengen, aangezien de heer Beekman met dezen arbeid dan reeds in 1908 zou kunnen aanvangen, daar hij wellicht anders aan een ander werk zou moeten beginnen, dat zijne krachten geruimen tijd zou vorderen.
De reden, waarom de Commissie niet eerder dan thans met haar verzoek tot Uwe Excellentie kwam, is te zoeken in het eerst laat afspringen van het plan van de uitgave van den proefatlas.
De Centrale Commissie voor de Historisch-Statistische Schetskaarten van Nederland.
(w.g.) P.J. Blok, Voorzitter.
(w.g.) F.A. Hoefer, 1ste Secretaris.
Aan Zijne Excellentie den Minister van Binnenlandsche Zaken, te 's Gravenhage.
| |
Bijlage.
Ontwerp
van een Historischen Atlas van Noord-Nederland.
Deel I. De Staatkundige en Kerkelijke Indeelingen.
1. | De Romeinsche Tijd ± 100. Nederland volgens de Germania van Tacitus, met de vindplaatsen van oudheden (Pleyte, Holwerda, Wigersma).
Carton a. De civitates van Germania Inferior met de volksstammen.
Carton b. De wegen en plaatsen der Peutingeriana ± 250. |
2. | De Frankische Tijd ± 843. Nederland met de indeeling in gouwen en vindplaatsen van oudheden in den Frankischen tijd. |
| |
| |
3. | De ontwikkeling der Christelijke Kerk. |
4. | De Territoriën ± 1300. De vorstendommen van Noord- en Zuid-Nederland (Vanderkindere).
Carton. De comitatus van Lotharingia Inferior en Frisia ± 1050. |
5. | Holland, Zeeland en Westfriesland ± 1300. Vier of vijf bladen 1:200.000 (Noorderkwartier, Zuiderkwartier benoorden de Maas, Zuiderkwartier bezuiden de Maas, Zeeland) vooral voor den waterstaatkundigen toestand. |
6. | De Marken van Gelderland, Overijsel, Drente, Westerwolde enz. 1:200.000. |
7. | De Bourgondische Tijd ± 1467. De vorstendommen van Noord-Nederland met hun administratieve indeeling in kwartieren, baljuwschappen enz.
Carton a. De stederechten.
Carton b. De St. Elizabeths-vloed 1421.
Carton c. Het Bourgondische rijk ± 1492.
Carton d. Het gebied van Karel van Gelre. |
8. | Les Pays de Pardeça ± 1555. De zeventien provinciën.
Carton a. Zeeland ± 1535.
Carton b. Landaanwinningen in Middelzee en Lauwerzee.
Carton c. Idem in Fivelgo en Dollart. |
9. | De Kerkelijke Indeeling ± 1550. Tevens kloosterkaart.
Carton a. De nieuwe bisdommen 1560.
Carton b. De kloosters van Windesheim en van de Broeders des gemeenen levens.
Carton c. Plattegrond van Utrecht (emuniteiten). |
10. | De Hervormde Kerk in de 17de eeuw. (Bachiene). |
11. | De Republiek in 1648.
Cartons. De Unies in 1579. De toestand in 1588 (Hettema). Plattegrond van het Binnenhof.
|
| |
[pagina LXVII]
[p. LXVII] | |
| De oorlog van 1672. De zeeslagen op de Noordzee en in het Kanaal (Blok). |
12. | De Republiek in 1795. Détailkaart in bladen 1: 200.000 met de heerlijkheden, ambachten, enz.
Cartons. De Zuidergrenzen in de 18de eeuw. De Barrièresteden. De Rijnverdeelingen in de 18de eeuw. |
13. | Het Koninkrijk Holland 1806.
Cartons. De Bataafsche Republiek 1798. Idem 1801. De departementen van het Keizerrijk. |
14. | Het Koninkrijk der Nederlanden 1816. |
15. | De Rechterlijke Indeelingen 1810-1878. |
16. | De Roomsch-Katholieke Kerk 1853. |
17. | De Koloniën. Oost-Indische Cie, West-Indische Cie, Zuid-Afrika, Brazilië, Guyana, Nieuw-Nederland, bezit in zijn grootsten omvang, bezit in 1816, enz. |
De Commissie behoudt zich voor aan de bovenstaande kaarten zoo mogelijk nog andere toe te voegen of ze naar haren inhoud te wijzigen, zoo daaraan behoefte blijkt te bestaan tijdeus de bewerking.
Is deze atlas eenmaal verschenen, dan is daarmede de wetenschappelijke grondslag gelegd voor een lateren meer statistisch-economische serie kaarten, die dan ter hand zou genomen kunnen worden, maar waartoe zeer lange voorbereiding noodig zal zijn.
In het Voorloopig Verslag op de begrooting van Binnenlandsche Zaken vestigde de Commissie van rapporteurs op dit onderwerp de aandacht aldus:
‘Historische Atlas van Nederland. De belangstelling der Regeering werd gevraagd voor de uitgaaf van een wetenschappelijken historischen atlas van Nederland. Naar men meende te weten, had de
| |
[pagina LXVIII]
[p. LXVIII] | |
dusgenaamde Atlas-commissie onder voorzitterschap van prof. Blok sedert geruimen tijd bouwstoffen voor zulk een atlas verzameld, doch zou het haar niet mogelijk zijn, met het oog op het betrekkelijk gering debiet, dat een dergelijk werk hier te lande zou hebben, een uitgever te vinden, die behalve den druk ook de bewerking voor zijne rekening zou durven nemen. Sommige leden hadden evenwel vernomen, dat de bezwaren waarschijnlijk zouden zijn te overwinnen, indien de Regeering kon besluiten gedurende vier jaren eene bijdrage van f 1000 's jaars te verleenen.
Met het oog op het feit, dat een dergelijke atlas niet alleen uit zuiver wetenschappelijk oogpunt in een sedert lang gevoelde leemte zou voorzien, maar ook aan de praktische eischen van het middelbaar en lager onderwijs, aan de behoefte van ingenieurs, staathuishoudkundigen enz. aan betrouwbare historisch-geographisch-statistische kaarten zou tegemoet komen, hoopte men, dat de Minister dit betrekkelijk gering subsidie op de begrooting zou willen brengen.’
Hierop leest men in de Memorie van Antwoord:
‘Historische Atlas van Nederland. Een verzoek om subsidieering van een wetenschappelijken historischen atlas van Nederland, als bedoeld, is zeer onlangs bij den ondergeteekende ingekomen.
De zaak is alsnog in onderzoek. Van het resultaat daarvan zal afhangen of een volgend jaar een voorstel tot subsidieering zal kunnen worden gedaan.’
Het antwoord van Z. Exc. den Minister op haar schrijven is de Commissie intusschen nog wachtende.
Als gevolg van de beschikking van Z. Exc. den Minister van Oorlog ontving het Centraal-Bureau van de Topographische Inrichting onderstaande kaarten:
a. | De met belangrijke wijzigingen herdrukte bladen
|
| |
| |
| der Topographische en Militaire kaart des Rijks op de schaal van 1: 50.000:
22. (Coevorden). 44. (Geertruidenberg).
33. (Zutphen). 45. ('s Hertogenbosch).
37. (Rotterdam). |
b. | Van de Chromo-topographische kaart des Rijks op de schaal van 1: 50.000 de met belangrijke wijzigingen herdrukte bladen:
22 (Coevorden). 37. (Rotterdam). |
c. | Van de Chromo-topographische kaart des Rijks op de schaal van 1: 25.000:
Nieuw verschenen bladen:
Nos. 99, 100, 101, 118, 119, 136, 154, 155, 172, 173, 190, 191 en 381.
Geheel vernieuwde bladen:
Nos. 470 en 533.
Met belangrijke wijzigingen herdrukte bladen:
Nos. 246, 261, 262, 279, 280, 297, 360 en 471.
Benevens een exemplaar van de schetskaarten. |
Namens de Centrale Commissie voor de Historisch-Statistische kaarten van Nederland,
P.J. BLOK, Voorzitter.
F.A. HOEFER, 1ste Secretaris. |
|