Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel 28
(1907)– [tijdschrift] Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina LXXVIII]
| |||||||||||||||||||||||||
Bijlage E.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina LXXIX]
| |||||||||||||||||||||||||
voege, dat ook vroegere resolutiën gedrukt zouden worden (Res. Gecommitteerde Raden van Holland 11 Oct. 1669). Een contract werd aangegaan met den drukker Jacobus Scheltus, wien gelegenheid gegeven werd zijn werkplaats te vestigen in één der huizen aan de zuidzijde van het Binnenhof. Hoe het werk heeft plaats gehad, in hoevele jaren het bijdrukken der registers van vóór 1669 voltooid was, is niet in bizonderheden na te gaan. Stellig was er op de uitvoering van het werk zeer veel aan te merken. Dit was de reden, waarom in 1727 tot een herdruk van al de toen gedrukte deelen besloten werd. Deze tweede druk, die tot en met 1729 loopt, onderscheidt zich van de eerste door een beter soort papier en een betere letter, terwijl de pagineering van de eerste druk in margine medegedeeld is. Wellicht zullen ook drukfouten verbeterd zijn, maar van een wezenlijke aanvulling der ‘defecten’, die blijkens de Statenresolutie van 1727 (13 Sept.) ook in de bedoeling gelegen had, is niets gekomen. Dit is zeer te betreuren, want de defecten zijn vooral in de eerste deelen zeer talrijk. Dit was niet geheel de schuld van den drukker: voor een zeer groot gedeelte waren de fouten inhaerent aan de geschreven registers, voor het drukwerk beschikbaar. Deze registers, toen in de charterkamer van Holland, zijn nu nog voor het grootste gedeelte op het Algemeen Rijksarchief aanwezigGa naar voetnoot1); een vergelijking van een aantal dezer registers met de gedrukte resolutiën leert, dat de drukker hen gebruikt heeft, meestal echter niet de oorspronkelijke, in den tijd, waarover ze loopen, zelf samengestelde deelen, maar daarvan ± 1656 gemaakte copieën. Toezicht op het werk schijnt, in den beginne vooral, weinig uitgeoefend te zijn; in 1678 | |||||||||||||||||||||||||
[pagina LXXX]
| |||||||||||||||||||||||||
werd een corrector aangesteld (Res. Staten Holland 8 Sept.), maar van diens invloed is weinig bemerkbaar: misschien moet aan hem geweten worden, dat in de opschriften van verschillende vergaderingen dikwijls zeer ongewenschte veranderingen aangebracht zijn. In elk geval is van een verstandige kritiek bij het drukken der resolutiën nooit eenige sprake geweest. Het komt meermalen voor, dat de samensteller van het register aan het einde van een resolutie, waarin een of ander officieel stuk vermeld wordt, zegt: ‘zooals hierna volght’, terwijl hij vergeet dit stuk op te nemen; in de gedrukte registers vindt men dergelijke gevallen precies zóó terug! Van meer belang is, dat tijdens het drukken geen poging gedaan schijnt te zijn, om de in de charterkamer van Holland ontbrekende registers op te sporen. Vandaar dat er in de gedrukte resolutiën verschillende lacunes zijn, in hoofdzaak dezelfde die ook in de serie der geschreven registers op het Rijksarchief voorkomen. Hier is een korte uitweiding over den aard dezer registers noodig. Men moet daarin tot 1621 twee soorten van resolutiën onderscheiden: 1o. die door de Staten zelf genomen werden, 2o. die van de Gecommitteerde Raden of vóór dier definitieve instelling die van het vaste college van edelen en gedeputeerden van eenige steden, die bij voortduring, meestal in Den Haag, bijeenbleven. Deze beide soorten van resolutiën werden tot het optreden van Oldenbarnevelt als landsadvocaat door den secretaris der Staten gehouden. Maar in 1586 kwam hierin verandering. Van toen af werden (met een interruptie in 1587Ga naar voetnoot1)) de resolutiën van de Staten zelf voor het | |||||||||||||||||||||||||
[pagina LXXXI]
| |||||||||||||||||||||||||
belangrijkste gedeelte geëxtendeerd door den advocaat; bepaaldelijk was dit het geval met de resolutiën, genomen op de punten van beschrijvingGa naar voetnoot1), en soms ook met andere resolutiën van min of meer belang, zonder dat hierin veel methode valt aan te wijzen. Tot 1621 toe bleef de secretaris voortdurend een deel der Staten-resolutiën in zijn register aanteekenen. Meermalen werden de door den advocaat geëxtendeerde resolutiën tevens in het register van den secretaris medegedeeld, maar dan altijd afgescheiden van de andere, gewoonlijk op den datum, waarop de Staten uiteengingen (het was Oldenbarnevelt's gewoonte de door hem geëxtendeerde resolutiën niet alle afzonderlijk te dateeren; hij schreef er alleen boven: ‘resolutiën van de vergadering’ - b.v. van 3-21 April 1587). Zoo krijgen de registers van den secretaris uit dezen tijd een uit verschillende bestanddeelen samengestelden inhoud: 1) resolutiën der Staten en 2) van Gecommitteerde Raden, die gewoonlijk niet duidelijk onderscheiden worden (meestal is alleen aan het aantal ‘presenten’, toen op iederen dag opgegeven, te zien, waarmede men te doen heeft), maar beide door den secretaris geëxtendeerd; 3) andere Staten-resolutiën, wel onderscheiden van de andere, door den advocaat geëxtendeerd; deze laatste komen echter niet altijd in de registers voor. Het gebeurt ook, dat het register van den secretaris over één of meer jaren ontbreekt, terwijl wel bewaard zijn de door den advocaat geëxtendeerde resolutiën, hetzij in katernen, die tot deelen bijeengebonden zijn, hetzij | |||||||||||||||||||||||||
[pagina LXXXII]
| |||||||||||||||||||||||||
in ook daarvan gemaakte copie-deelen. Na Oldenbarnevelt kwam er opnieuw verandering. Reeds in 1619 werden de resolutiën op de punten van beschrijving niet meer afzonderlijk vermeld, maar onder de andere resolutiën vermengd; waarschijnlijk werden zij dus toen evenals vóór 1586 door den secretaris geëxtendeerd. Met het optreden van een nieuwen secretaris (C.A. van der Wolf) in 1621 werd een andere, belangrijker wijziging aangebracht: resolutiën van Staten en Gecommitteerden werden voortaan in afzonderlijke registers gehouden; alleen de eerste zijn van dien tijd af gedrukt. Na deze uitweiding valt het gemakkelijker de lacunes, die in de resolutiën voorkomen, aan te wijzen. We onderscheiden daartoe drie tijdperken, overeenkomstig den aard van de samenstelling der registers: 1) 1572-1586; 2) 1586-1621; 3) 1621-1795). Onder no. 1 hebben we alleen te maken met de registers van den secretaris; onder no. 2 bovendien met de door den advocaat geëxtendeerde resolutiën; onder no. 3 alleen met deze laatste soortGa naar voetnoot1) en aangezien de resolutiën van 1621-1795 volledig bewaard en gedrukt zijn (ni fallor!), kunnen we deze verder ter zijde laten. Van 1572-1586 komen twee lacunes voor, die onmiddellijk in het oog vallen. De eerste omvat: 1572-25 Aug. 1574; de tweede: 2 Sept 1577-21 Aug. 1578. De eerste is slechts onder voorbehoud als lacune in het register van den secretaris te beschouwen. Immers, het is niet te zeggen, wanneer de secretaris na het uitbreken van den opstand begonnen is zijn register geregeld te houden. Het schijnt niet onmogelijk, dat dit niet vóór 25 Aug. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina LXXXIII]
| |||||||||||||||||||||||||
1574 het geval geweest is. Ongelukkigerwijze ontbreekt op het Rijksarchief juist het geschreven register, zoowel origineel als copie, waarnaar vroeger de resolutiën van 25 Aug. 1574-23 Aug. 1575 gedrukt zijn, maar boven het origineel register, dat hierop volgt (inv. Holl. vóór 1795, no. 1272Ga naar voetnoot1)) staat met groote letters: ‘TweedeGa naar voetnoot2) register van de resolutiën’ - enz. Daaruit moeten we wel de conclusie trekken, dat er slechts één register aan voorafging, dat dan nu verloren is, maar waarnaar de resolutiën van 25 Aug. 1574 af in de zeventiende eeuw nog gedrukt zijn. Hiermede is niet gezegd, dat er vóór 25 Aug. 1574 geene Staten-resolutiën gehouden zijn; alleen schijnt het toen nog niet in den meer geregelden vorm van later geschied te zijn. De door Bakhuizen van den Brink uitgegeven resolutiën van de eerste Staten-vergadering tijdens den opstand bewijzen afdoende, dat er van den beginne af aanteekening van de besluiten heeft plaats gehad. Echter is noch op het Rijksarchief noch in één der door ons bezochte gemeente-archieven eenig nieuw spoor hiervan ontdektGa naar voetnoot3). De tweede lacune (2 Sept. 1577-21 Aug. 1578) is ontstaan door het ontbreken van een deel van het register van den secretaris, dat dus reeds tijdens het drukken verloren geweest moet zijn. De mogelijkheid bestaat, dat in het bovengenoemde ‘Tweede register -’, dat met 2 Sept. 1577 eindigt, de ontbrekende reso- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina LXXXIV]
| |||||||||||||||||||||||||
lutiën niet zijn bijgeschreven; na 2 Sept. 1577 volgen nog een aantal onbeschreven bladzijden, die wellicht voor die resolutiën bestemd geweest zijn (21 Aug. 1578 is de aanvangsdatum van een nieuw register). Een gedeelte van deze resolutiën, n.l. van 18 September - 18 Oct. 1577 en van 14 Jan. - 1 Maart 1578, is door Unger uitgegeven (Bijdr. en Med. van het Hist. Gen. XIV, blz. 1 vlg.), maar daarmede is de geheele lacune niet aangevuld. De door Unger gepubliceerde resolutiën zijn ontleend aan een verzameling van documenten, naar alle waarschijnlijkheid indertijd toebehoord hebbende aan Hugo de Groot, die nu op het gemeentearchief van Rotterdam berust (t.a.p., blz. 2-3). In deze verzameling komen meer dergelijke ‘extracten’ uit het door den secretaris gehouden register voor, zooals de door Unger uitgegeven stukken ook zijn. Maar verreweg het grootste gedeelte van de collectie bestaat uit resolutiën, op de punten van beschrijving genomen, zooals die in Oldenbarnevelt's tijd gehouden werden. Unger's opgave, dat ‘deze stukken - over de jaren 1577 tot 1602 de resolutiën van de Staten van Holland’ bevatten, is te algemeen; het eerste deel bevat extracten uit het register van den secretaris van 1577-1580; het tweede begint in 1586Ga naar voetnoot1) en bevat evenals de volgende deelen (het laatste gaat tot 1605 en niet 1602) in hoofdzaak de door den advocaat geëxtendeerde resolutiën, maar lang niet volledig. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina LXXXV]
| |||||||||||||||||||||||||
Oogenschijnlijk bestaan er in de resolutiën van 1586-1621 geene lacunes, want op het eerste gezicht vormen ze één volledige reeks. In werkelijkheid echter ligt de zaak anders. Er ontbreken zoowel stukken en deelen van het register van den secretaris als door den advocaat geëxtendeerde resolutiën: a. In het register van den secretaris ontbreken de resolutiën van 6 Maart - 26 Sept. 1586Ga naar voetnoot1); 27 Maart - 4 Sept. 1590: het register van dezen tijd is wel aanwezig op het Rijksarchief (inv. Holland vóór 1795, no 350), maar is ongedrukt; het is waarschijnlijk tijdens het drukken uitgeleend geweest of de drukker heeft het bij vergissing overgeslagen; 4 Febr. 1591 - 9 Febr. 1594Ga naar voetnoot2); 1 Jan. 1613 - 24 Dec. 1616Ga naar voetnoot3). Verder vallen een paar kleinere hiaten te constateeren: o.a. aan het einde van 1609, in 1610 en in 1619 (in het laatste geval is de drukker, die de data 2-16 Jan. 1619 overgeslagen heeft, de schuldige)Ga naar voetnoot4). b. Aan de door den advokaat geëxtenteerde resolutiën ontbreekt op verschillende jaren heel watGa naar voetnoot5) en dikwijls zijn de wel gedrukte onvolledig. Een geheel betrouwbare lijst van het ontbrekende te geven is niet | |||||||||||||||||||||||||
[pagina LXXXVI]
| |||||||||||||||||||||||||
mogelijk, omdat niet alle Staten-vergaderingen zijn aan te wijzen en dus de opgave waarschijnlijk onvolledig zou blijven. Na de ordinaris resolutiën de secrete. Het besluit om de resolutiën, die secretesse vereischten, ‘van de andere’ te scheiden en in een afzonderlijk register op te teekenen is ter Staten van Holland 9 Oct. 1652 genomen, toen de raadpensionaris ‘de resolutiën gheduyrende het jegenwoordigh reces tot den sevenden deser genomen’ ter tafel bracht; dit ‘reces’ liep toen van 5 Nov. 1651 afGa naar voetnoot1). Het secrete register begint dan ook in 1651; de eerste resolutie er uit is van 28 Nov. Vijf jaar nadat tot het drukken der ordinaris resolutiën besloten was (zie hiervóór, p. LXXVIII) kwamen ook de secrete registers aan de beurt. De Staten stelden 17 Juli 1674 vast die van 1653-1671 op de pers te leggen en de leden, ‘des begeerende’, ook ‘te dienen van die van vorige jaren’, ‘voorsooveel deselve daervan niet gedient sijn geweest’ (de bedoeling van dit laatste lid moet in tegenstelling tot het eerste zijn: ‘te dienen in copie’). Men liet dus het eerste deel, dat liep van 28 Nov. 1651 - 26 Febr. 1653, om de een of andere redenGa naar voetnoot2) ongedrukt; het is op het Rijksarchief aanwezig (inv. Holl. vóór 1795, no. 1226). In latere jaren (o.a. 1720, 1743, 1750) vindt men besluiten tot het laten drukken van volgende deelen van het secreet register. Vóór de instelling van een afzonderlijk secreet register was de behoefte aan secretesse in bepaalde gevallen reeds lang gevoeld. Klachten over het gemis | |||||||||||||||||||||||||
[pagina LXXXVII]
| |||||||||||||||||||||||||
hiervan werden reeds in 1571 geuit en daarna aanhoudend sterker herhaald. Afdoende middelen om er in te voorzien waren moeilijk te vinden en nog moeilijker toe te passen. In 1587 (26 Maart) werd voor het eerst besloten een resolutie (‘aengaende de swarigheydt tot Medenblik’) ‘alhier’ (n.l. in het ordinaris register) niet aan te teekenen ‘overmits deselve secreet moet worden gehouden’. Waar die resolutie dan wel opgeschreven werd, vermeldt de samensteller van het register niet. In volgende jaren is van dergelijke gevallen geen sprake. Wel bleven de klachten voortduren, waartegen eeden van secretesse, in grooten getale afgelegd, niets vermochten. In 1629 viel het besluit om de resolutiën, genomen en nog te nemen op de onderhandeling van de ‘trèves’, te secreteeren, ‘sonder ter secretarie (n.l. die der Staten van Holland) te werden gebracht en evenwel in dier voegen sullen werden bewaert, dat de leden zich daervan in tijdts en wylen mogen dienen.’ Waarschijnlijk heeft dit besluit aanleiding gegeven tot het aanleggen van een secreet register voor één bepaald aangewezen categorie van resolutiën (dergelijke registers waren toen bij de Staten-Generaal reeds sedert eenigen tijd in gebruik). In een ouden inventaris van de charterkamer van Holland, in 1792 door den commies Cassa gemaakt, wordt zonder nadere aanduiding een ‘groot secreet register van 1629-1634’ vermeld. De mogelijkheid is niet uitgesloten, dat dit register de Hollandsche resolutiën omtrent de ‘trèves’-onderhandeling bevatte; het is nu spoorloos verdwenen. In elk geval zijn nog vóór het instellen van het secreet register van 1652 twee afzonderlijke registers voor bepaalde categorieën van resolutiën aangelegd. Ook hiermede was de bedoeling de secretesse te bevorderen; zij worden in het ordinaris register bij de | |||||||||||||||||||||||||
[pagina LXXXVIII]
| |||||||||||||||||||||||||
resumptie van resolutiën meermalen als secrete registers aangeduid. In 1644 en 1645 werd een dergelijk register gehouden voor de resolutiën, die betrekking hadden op de toen met Zweden en Denemarken gevoerde onderhandelingen; van 1643-1648 voor die betrekkelijk den Munsterschen vredehandel. Het eerstgenoemde is in het archief der Staten van Holland niet bewaard; alleen komt in het legatiearchief een deeltje voor, waarin: ‘resolutiën - op de tweevoudige ambassade aen de croonen van Sweden ende Denemarcquen, soo deselve in het secreet register van haer Ed. Gr. Mo. sijn gestelt’ (leg. archief, inventaris no. 326). Het bevat echter niet meer dan een copie van deze resolutiën van 12 Maart - 23 Juni 1644. Uit het ordinaris register van 1644 en 1645 blijkt, dat er veel meer resolutiën over de Deensche en Zweedsche onderhandelingen genomen zijn dan die in dit deeltje aangetroffen worden. Het register voor de onderhandelingen te Munster is voor het grootste gedeelte nog wel aanwezig (inv. Holl. vóór 1795, no. 1374 en 1375). Het bestaat uit twee vrij zware folianten: de eerste van 4 Dec. 1643 - 11 Maart 1647; de tweede van 13 Maart - 12 Dec. 1647. Er ontbreken dus een zeker aantal resolutiën uit het einde van 1647 en het begin van 1648; sommige zijn in losse extracten (t.a.p., no. 1376) te vinden. Het behoeft weinig betoog, dat er tusschen registers van deze soort en het sedert 1652 bestaande secreet register een specifiek onderscheid is: in gene komen alléén resolutiën, die op een bepaald aangewezen onderwerp slaanGa naar voetnoot1); in deze echter resolutiën over allerlei onderwerpen, die men secreet wilde houdenGa naar voetnoot2). Maar | |||||||||||||||||||||||||
[pagina LXXXIX]
| |||||||||||||||||||||||||
de bedoeling van beide soort registers is dezelfde en daarom kan er ook geen bezwaar bestaan ze alle als secrete registers te beschouwen, naar het voorbeeld der Staten zelf. Daarentegen moet men hiertoe niet rekenen verschillende andere afzonderlijke registers, die ook nog ná 1652 (vooral in De Witt's tijd) aangelegd werden; deze dienden om de besluiten betreffende een of ander onderwerp (b.v. den vredehandel met Engeland 1653, 1654, de educatie van den Prins van Oranje 1660, 1661) bij elkander te hebben om ze gemakkelijk te kunnen raadplegen; dergelijke resolutiën vindt men altijd terug, hetzij in het ordinaris, hetzij in het secreet register. Tot zoover de resultaten van het onderzoek op het Algemeen RijksarchiefGa naar voetnoot1). Resumeerende krijgen we de slotsom, dat de ordinaris resolutiën van 1572-1620 voor een groot gedeelte wèl, maar dikwijls zeer gebrekkig, en voor het andere gedeelte niet gedrukt zijn, terwijl van de secrete resolutiën die uit den tijd van 1643 (of 1629?)-1653 ongedrukt gebleven zijn. We hadden tevens gelegenheid te constateeren, dat van het aan de gedrukte ordinaris resolutiën ontbrekende een betrekkelijk klein gedeelte en van het aan de gedrukte secrete resolutiën ontbrekende het grootste deel op het Rijksarchief aanwezig is.
Het onderzoek in de gemeente-archieven diende vooral om de op het Algemeen Rijksarchief ontbrekende ongedrukte resolutiën zoo mogelijk op te sporen. Daartoe bezocht ik al de archieven der vroeger stem- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina XC]
| |||||||||||||||||||||||||
hebbende steden (op twee na), nadat ik van de archivarissen of secretarissen voorloopige mondelinge of schriftelijke inlichtingen ingewonnen hadGa naar voetnoot1). Deze inlichtingen, door de meeste der genoemde titularissen zeer welwillend gegevenGa naar voetnoot2), waren wel niet zeer bemoedigend, maar in de meeste er van vond ik toch aanleiding om een eigen onderzoek te gaan instellen, dat bijna altijd iets meer opleverde dan de inlichtingen, meestal geput uit ten deele zeer weinig betrouwbare inventarissen, deden verwachten. Mijn rondreis verschafte mij bovendien de gelegenheid eenige algemeene nasporingen te doen naar het bestaan van particuliere Notulen, naar correspondentiën van gedeputeerden ter dagvaart met hunne committenten, in het algemeen dus naar de documenten, waaruit de verhouding van steden tot Staten gekend kan worden. Alleen ten opzichte van Enkhuizen en Medemblik maakte ik een uitzondering. De secretaris der eerste stad meldde mij, dat er in het aan zijne zorgen toevertrouwde archief geene geschreven resolutiën berusten; deze mededeeling wordt bevestigd door den inventaris van het Enkhuizer archief (samengesteld door den heer C.J. Gonnet, rijksarchivaris in Noord-Holland)Ga naar voetnoot3). | |||||||||||||||||||||||||
[pagina XCI]
| |||||||||||||||||||||||||
Met Medemblik was het een ander geval. De inlichtingen van den secretaris van deze stad over den toestand, waarin het archief verkeerde, waren van dien aard, dat een onderzoek mij onmogelijk voorkwam. Toch heb ik door de welwillendheid van den secretaris den geschreven inventaris van het Medembliksche archief (in 1879 samengesteld door Dr. P. Scheltema, den vorigen Noord-Hollandschen rijksarchivaris) kunnen raadplegen en tevens enkele nummers daaruit, die mij belangrijk voorkwamen, in Den Haag kunnen bestudeeren. Alvorens de resultaten van mijn onderzoek in de gemeente-archieven mede te deelen, zij het mij vergund een enkele opmerking van algemeenen aard te maken. Het is deze: een onderzoek als het mijne wordt op sommige archieven in hooge mate bemoeilijkt èn door het ontbreken van deugdelijke inventarissen èn door den toestand, waarin die archieven verkeeren. Dit laatste is ernstiger dan het eerste, dat alleen hinderlijk is en, naar we mogen hopen, te eeniger tijd verholpen zal worden. Maar de toestand van enkele archieven vraagt dringend om verbetering. Ik wil er slechts op drie wijzen, daarmede niet bewerende, dat het in al de andere geheel is, zooals het moest wezen: Medemblik, waar, zooals een nader onderzoek aan het licht gebracht heeft, wel niet het geheele archief, maar toch een gedeelte voor onderzoek zoo goed als onbruikbaar is; Hoorn, waar ten gevolge van een sedert geruimen tijd aangevatte nieuwe organisatie een groot deel der documenten in wanorde verkeert, wat een onderzoek zeer bemoeilijkt; Purmerend, waar een gedeelte der stukken nog geheel ongeorganiseerd is en eveneens voor onderzoek zoo goed als ontoegankelijk. Deze algemeene opmerking heeft voor de waarde van het resultaat van het onderzoek haar belang, dat wel niemand zal ontgaan Zij behoeft het resultaat | |||||||||||||||||||||||||
[pagina XCII]
| |||||||||||||||||||||||||
wel niet onbetrouwbaar te maken, maar zij wijst op de kans van niet geheele volledigheid. In de meeste gemeente-archieven zijn twee serieën van documenten, die voor een onderzoek naar ongedrukte Staten-resolutiën geraadpleegd dienen te worden: I. de serie der geschreven resolutiën, bewaard hetzij in ingebonden deelen, hetzij in losse katernen. II. de serie der ingekomen stukken en missives. De eerstgenoemde serie is slechts op enkele archieven volledig of ten minste vrij volledig bewaardGa naar voetnoot1): te Dordrecht, Delft, Leiden, Amsterdam en Rotterdam; in de andere der onderzochte archieven vindt men slechts enkele deelen en een kleiner of grooter aantal katernen. De zorg voor het bewaren der geschreven resolutiën is bij de vroegere stadsbesturen over het algemeen zeer gering geweest en dit laat zich te meer verklaren, omdat men later de gedrukte resolutiën kreeg en niet bevroedde, dat deze niet alles gaven. In deze serie moeten twee bestanddeelen onderscheiden worden: het register van den secretaris en de door den advocaat geëxtendeerde resolutiën. Van het eerste schijnen pas in de zeventiende eeuw (± 1656) copieën aan de stem-hebbende steden (of misschien aan sommige er van) verstrekt te zijn; in uiterlijken vorm en in handschrift hebben de nu nog op de gemeente-archieven voorkomende deelen het meest van de op het Rijksarchief berustende copieën (hiervóór, blz. LXXIX). Slechts enkele malen trof ik fragmenten van het register aan, die blijkbaar in den tijd, waarover ze loopen, zelf afgeleverd zijn: b.v. in Leiden | |||||||||||||||||||||||||
[pagina XCIII]
| |||||||||||||||||||||||||
en Schiedam van 2 Oct. 1582 - 5 Maart 1583Ga naar voetnoot1); in Rotterdam en Alkmaar van 14 Jan. - 1 Maart 1578 en in Rotterdam van 18 Sept. - 18 Oct. 1577 (deze beide door Unger, t.a.p., uitgegeven). Een globaal onderzoek van de copie-deelen leverde, zooals van zelf spreekt, weinig op. Toch was het noodig de reeksen er van na te gaan, omdat verrassingen niet uitgesloten behoefden te zijn. Geheel vruchteloos was het dan ook niet: in Dordrecht kwam uit de reeks te voorschijn het origineel register van den secretaris van 4 Nov. 1592 - 7 Febr. 1594. Hoe dit hier verdwaald is? Wij kunnen alleen vermoeden, dat een gedeputeerde van Dordrecht ter dagvaart het uit de charterkamer heeft meegenomen, zonder er aan te denken, dat hij het daar ook had moeten terugbrengen. Dit zou dan geschied moeten zijn, vóórdat met het maken van de copieën der zeventiende eeuw, dus ook vóórdat met het drukken een aanvang gemaakt werd. Daarmede zou verklaard zijn, hoe dit hiaat in het register van den secretaris ontstaan is. Het ligt voor de hand nu ook te vermoeden, dat het register van 4 Febr. 1591-3 Nov. 1592 op dezelfde wijze verdwenen is: het is echter helaas! niet teruggevondenGa naar voetnoot2). De door den advocaat geëxtendeerde resolutiën zijn wel direct in copie aan de stem-hebbende steden toegezonden. Zij komen op verschillende gemeente-archieven èn in ingebonden èn in losse katernen voor. De laatste zijn meestal de in den tijd harer samenstelling direct afgeleverde resolutiën, ofschoon deze ook wel bij elkander ingebonden zijn, waarvoor dan de stedelijke regeeringen zelf gezorgd zullen hebben; voor | |||||||||||||||||||||||||
[pagina XCIV]
| |||||||||||||||||||||||||
een ander gedeelte zijn de ingebonden deelen ook later (tegelijk met het register van den secretaris) geleverde copieën. Deze resolutiën schijnen dikwijls door den pensionaris bewaard te zijn: zooals het Rotterdamsche archief de hiervóór (blz. LXXXIV) besproken verzameling, van Grotius afkomstig, bezit, zoo heeft het Leidsche archief een collectie, die op naam van Rombout Hoogerbeets gaat. Het onderzoek van deze soort resolutiën bracht meer resultaten dan dat van het register van den secretaris; te Dordrecht, Delft, Leiden, Rotterdam en Alkmaar werden dergelijke ‘staetsgewyze’ genomen resolutiën uit de jaren 1586, 1587 en 1611 aangetroffenGa naar voetnoot1), die in de gedrukte resolutiën ontbreken. Bovendien kon door de vergelijking van wel gedrukte resolutiën met in de gemeentearchieven aanwezige katernen telkens weer geconstateerd worden, hoeveel onjuistheden en onduidelijkheden, in data en anderszins, de gedrukte resolutiën bevatten, zoodat bij een eventueelen herdruk van de ‘staetsgewijze’ genomen resolutiën uit deze jaren, die op het Algemeen Rijksarchief voor het grootste gedeelte alleen in latere copieën aanwezig zijn, rekening gehouden zou dienen te worden. En ook hiermede, dat de gemeente-archieven, hetzij bij de katernen gevoegd, hetzij afzonderlijk bewaard, vele beschrijvingsbrieven voor de ‘dagvaarten’ bezitten, die lang niet altijd bij de resolutiën van de vergaderingen, waartoe ze de voorbereiding waren, gedrukt zijn. Van deze zaken heb ik aanteekeningen gehouden; het zou te veel plaats vereischen en van niet genoeg belang zijn deze hier in bizonderheden mede te deelen. De serie der ingekomen stukken en missives, ook wel onder wat anders luidenden titel op de meeste | |||||||||||||||||||||||||
[pagina XCV]
| |||||||||||||||||||||||||
gemeente-archieven voorhanden, bestaat uit zeer heterogene bestanddeelen. Voor ons onderwerp heeft ze haar belang, omdat er, behalve een enkelen keer een verdwaalde katern met resolutiën of beschrijvingsbrieven, vele extractresolutiën in te vinden zijn - en daaronder vooral in de eerste jaren na 1572 verscheidene, die ongedrukt zijn. Het is mogelijk door een samenlezing van deze extract-resolutiën uit verschillende gemeente-archieven het hiaat in de gedrukte resolutiën van 1572 tot Aug. 1574 voor een deel aan te vullen; evenzoo kan dit met andere hiaten, die niet op andere wijze weggemaakt kunnen worden, geschieden. Verder bevatten deze collectiën vele stukken, die als bijlagen bij de resolutiën te beschouwen zijn. In lateren tijd werden deze bijlagen, als propositiën, instructiën e.d., soms in haar geheel bij, soms in een excerpt in de resolutiën opgenomen; in den eersten tijd na den opstand (vooral van 1572-1586) werden dergelijke stukken vaak alleen vermeld. Een paar voorbeelden om dit te verduidelijken. Op 3 Sept. 1578 wordt in de gedrukte resolutiën (blz. 12) vermeld, dat twee commissarissen naar Noord-Holland gezonden zullen worden op een instructie, waarvan de inhoud niet medegedeeld is: wel vindt men die instructie in een bundel extractresolutiën van 1574-1599 op het archief te Medemblik. Op 31 Dec. 1578 wordt in de gedrukte resolutiën een beslissing genoemd, genomen op verschillende zaken, door Jan van Nassau in een te Gorkum gehouden vergadering namens den Prins voorgesteld: de inhoud van de beslissing wordt echter verzwegen: de genoemde bundel te Medemblik bevat het geheele, zeer belangrijke stuk. Enkele van deze in de gedrukte registers ontbrekende extract-resolutiën zijn wel in verzamelwerken (o.a. Bor en Van de Spiegel, Onuitgegeven Stukken) opgenomen, maar de meerderheid er van is | |||||||||||||||||||||||||
[pagina XCVI]
| |||||||||||||||||||||||||
ongedrukt gebleven. Behalve de bundel te Medemblik, die toevallig alleen extract-resolutiën bevat, komen voor een dergelijke aanvulling vooral in aanmerking de serieën der ingekomen stukken te Haarlem, Gouda (in 1905 nog niet geheel geordend), Schoonhoven, Hoorn en Monnikendam, verder twee bundels documenten te DelftGa naar voetnoot1) en eenige hier en daar verspreide documenten op het Algemeen Rijksarchief. Eenvoudiger dan het onderzoek naar de ontbrekende ordinaris was in de gemeente-archieven dat naar de ontbrekende secrete resolutiën. Op de meeste van deze archieven ontbreken álle geschreven resolutiën van dezen aard; waar ze wel zijn, klimmen ze nergens hooger op dan tot 1651. Het besluit van 17 Juli 1674 (hiervóór, blz. LXXXVI) schijnt dus onuitgevoerd gebleven te zijn, voorzoover het de secrete registers van vóór 1651 betreft. Evenmin als in de serie der secrete registers komen de ontbrekende deelen voor in die der ordinaris registers of onder de ingekomen stukken, die ik in die jaren, waarin secrete registers bestaan hebben, vruchteloos heb doorgezien in de hoop, dat ze daaronder verdwaald zouden zijn.
Na deze mededeeling van het resultaat van het onderzoek neem ik de vrijheid de volgende uitgaven in overweging te geven: I. Ordinaris resolutiën: a. De door den advocaat geëxtendeerde resolutiën (1586-1621). Het eenvoudigste zou zijn de niet gedrukte van deze soort resolutiën alleen uit te geven. Toch schijnt het wenschelijker tevens een herdruk te bezorgen van de wel gedrukte en dus een volledige uitgave te bewerken van deze allen. Hiervoor pleiten verschillende redenen: ze zijn, voorzoover ze in het | |||||||||||||||||||||||||
[pagina XCVII]
| |||||||||||||||||||||||||
register van den secretaris een onderkomen gevonden hebben, niet dan met moeite na te slaan, omdat ze op zeer verschillende plaatsen ingelascht zijn; de uitgave is zeer gebrekkig; het is geen zeldzaamheid, dat beschrijvingsbrieven, als ze niet geheel ontbreken, op een andere plaats ingelascht zijn dan de resolutiën zelf. Men bedenke hierbij tevens, dat het de belangrijkste van de Staten-resolutiën zijn (vooral die over de finantiën), en daarvan mag zeker een behoorlijke uitgave geëischt worden. Geeft men alleen de in druk ontbrekende katernen uit, dan krijgt men een weinig samenhangend geheel, terwijl er juist tusschen de resolutiën van deze soort vrij wat samenhang is, omdat meermalen een in de ééne vergadering onafgedaan gebleven zaak in een volgende opnieuw ter sprake kwam. Met den herdruk zou men niet verder behoeven te gaan dan tot 1621; van dien tijd af bestaat nu éénmaal een uitgave, waaraan niet het bezwaar kleeft, dat de belangrijkste resolutiën onder andere verscholen zijn, en die bruikbaar is, al voldoet ze stellig niet aan alle eischen. b. De aanvulling van de resolutiën van 1572-1586, voorzoover deze op de boven (blz. XCV) aangegeven wijze mogelijk zou blijkenGa naar voetnoot1). c. De aanvulling van het register van den secretaris van 1586-1621, voorzoover dit ongedrukt en voorhanden is. Aan één dezer drie uitgaven zou moeten voorafgaan een inleiding, waarin zoo mogelijk een verhandeling over de samenstelling van de secretarie van de Staten van Holland en van het daarvan te onderscheiden ‘comptoir’ van den raadpensionaris diende te worden opgenomen naast een herhaling, in uitgebreideren | |||||||||||||||||||||||||
[pagina XCVIII]
| |||||||||||||||||||||||||
vorm, van wat hiervóór over de verschillende soorten van resolutiën gezegd is. II. Secrete resolutiën: a. Het secrete register van 1651-1653. b. Het secrete register voor de onderhandelingen met Zweden en Denemarken (1644-1645). Hiervan zou voorloopig alleen kunnen uitgegeven worden het hiervóór (blz. LXXXVIII) genoemde deeltje. Daarom schijnt het gewenscht met deze uitgave te wachten, totdat de aandacht onzer historici meer op de niet gedrukte resolutiën gevestigd zal zijn; misschien komt het geheele register dan nog uit den een of anderen schuilhoek te voorschijn. Is dit niet het geval, dan blijft één andere weg over: de particuliere Notulen van Nicolaas Stellingwerff (bewaard te Medemblik) bevatten in 1644 en 1645 de meeste, echter niet alle, van de hier bedoelde resolutiën, niet in den afgeronden vorm, waarin ze door den raadpensionaris geëxtendeerd werden, maar in den meer ongebonden vorm, waarin de Medembliksche pensionaris ze voor zich of voor zijne stad aanteekende; deze resolutiën zouden uit de Notulen gelicht en met die uit het deeltje in het legatiearchief tot één geheel vereenigd kunnen worden. c. De secrete registers voor de onderhandelingen te Munster. Deze beide registers zijn van vrij grooten omvang en bevatten veel, wat als algemeen bekend mag verondersteld worden. Het zou daarom verkieselijk zijn van deze registers alleen een verkorte uitgave te bewerken, tenzij men er prijs op mocht stellen ze in hun geheel te laten drukken, omdat ook alle andere Hollandsche resolutiën zonder verkorting gedrukt zijn of, naar we hopen, eenmaal zullen zijn. Bij een verkorte uitgave zou men het beginsel moeten volgen, dat bepaaldelijk de door Holland ten opzichte van de onderhandelingen aangenomen houding toegelicht diende te worden. Men zou alle propositiën, memoriën van | |||||||||||||||||||||||||
[pagina XCIX]
| |||||||||||||||||||||||||
Fransche of andere gezanten, concepten van verdragen, van instructiën e.d [die elders (b.v. bij Aitzema) reeds gedrukt zijn], voorzoover ze, zonder dat nadeel aan het verband toegebracht wordt, gemist kunnen worden, uit de uitgave moeten schrappen; evenzoo alle stukken betreffende den vrede tusschen Frankrijk, Zweden en het Duitsche Rijk, onder hetzelfde voorbehoud als boven. Ook zou men kunnen besnoeien door van die zaken (b.v. de aanwijzing der gezanten, tractement, regeling van Unie, religie en militie, de alliantie met Frankrijk enz.), waarover ettelijke malen gedelibereerd werd, alleen die resolutiën in extenso op te nemen, die de zaak verder brengen; voor de andere zou een vermelding pro memorie volstaan.
Hiervóór werd alleen gehandeld over de resolutiën ná 1572, waarop mijn onderzoek volgens de opdracht in de eerste plaats betrekking moest hebben. Daarom heb ik echter niet buiten beschouwing gelaten, wat de door mij bezochte archieven aan resolutiën vóór 1572 bevatten. Het is inderdaad zeer weinig. Te Dordrecht, Leiden en Amsterdam worden eenige registers van pensionarissen bewaard, die tot aanvulling van het register van den advocaat (gedrukt van 1524 af) zouden kunnen dienen. In de eerstgenoemde stad het register van Mr. Floris Oem van Wijngaerden van 1513-1518 (zie hierover Kluit, Historie der Holl. Staatsregeering, IV, blz. 503, noot 19), dat van bizonder belang is, omdat het register van den advocaat zelf niet zóóver teruggaat; verder nog een register van de ‘dachvaerden, resolutiën, propositiën en alle andere loopende zaecken, beroerende 't gemeene landt van Hollandt’ van 1544-1560. In Leiden is een register van ‘dachvaerden’ - ‘beginnende den eersten octobris anno 1530’ en loopende tot 1555 (maar met een hiaat van 1544-1554), en | |||||||||||||||||||||||||
[pagina C]
| |||||||||||||||||||||||||
een ‘memorie van in dachvaert gehouden(!) in Junio 1530 ter cause van den Zeeuwschen thol’, waarin echter niet alleen van deze sprake is. Te Amsterdam zijn de registers van Andries Jacobsz. van 1523-1538Ga naar voetnoot1) (waarover zie Bijdr. en Med. Hist. Gen. XXIV, p. VII, en de bestuursverslagen in de volgende deelen der Bijdr. en Med.) en van Mr. Adriaen Sandelijn van 1548-1571. Op het Algemeen Rijksarchief zijn aanteekeningen van Adriaen van der Goes van 1544-1565 aanwezig (zie Bijdr. en Med., t.a.p.), terwijl hier verder van belang zijn twee portefeuilles (inv. Holl. vóór 1795, no 322 en 323), waarin allerlei materiaal uit de jaren 1547-1570, o.a. katernen met resolutiën, waaruit de gedrukte resolutiën kunnen aangevuld worden. Een dergelijke verzameling, ook in twee portefeuilles, waarin katernen met resolutiën uit de jaren 1566, 1567-1569, 1571-1572, berust op het Dortsche gemeente-archief. Voor een volledig onderzoek van deze resolutiën komen ook in aanmerking de ‘ingekomen stukken en missives’, die echter slechts op enkele archieven tot vóór 1572 opklimmen (n.l. te Haarlem, Gouda en Monnikendam). Ten slotte een paar opmerkingen naar aanleiding van de aan dit verslag toegevoegde aanhangsels; no I en II vinden hunne toelichting in het verslag zelf; no III is een lijst van particuliere Notulen, die op verschillende archievenGa naar voetnoot2) aangetroffen zijn, terwijl er voor de volledigheid opnieuw aan toegevoegd zijn de in de inleiding tot de uitgave der Notulen van Hop en | |||||||||||||||||||||||||
[pagina CI]
| |||||||||||||||||||||||||
VivienGa naar voetnoot1) genoemde; de daar voorkomende opgave is hier in enkele onnauwkeurigheden verbeterd. Evenals deze is de nieuwe opgave ingedeeld naar de archieven der steden, waar de Notulen berusten, terwijl als volgorde gekozen is die, waarin de steden vroeger haar advies in de Staten uitbrachten. De waarde van de verzamelingen van dezen aard is zeer verschillend. Vele er van, vooral de oudere, bevatten alleen aanteekeningen van de in behandeling gelegde zaken, hetzij in de Staten-vergadering zelf, hetzij in de dikwijls daaraan voorafgaande besognes, en van de genomen besluiten, zonder dat de adviezen van de leden medegedeeld worden; deze kunnen dus alleen dienen tot aanvulling der officieele resolutiën - een in vele gevallen zeer belangrijke aanvulling weliswaar - maar meestal niet tot verklaring van het ontstaan der besluiten of tot uiteenzetting van de houding, door de verschillende steden in één of andere zaak aangenomen. In die uit het latere deel der zeventiende en uit de achttiende eeuw zijn meermalen ook de adviezen opgeteekend, wat de waarde er van zeer verhoogt. Een gedetailleerd onderzoek zou noodig zijn om uit te maken, welke van de particuliere Notulen voor geheele of gedeeltelijke uitgave geschikt zijn. In de opgave zijn ook een aantal verzamelingen van rapporten van pensionarissen, na hun terugkeer van de dagvaart uitgebracht, opgenomen. Het aantal hiervan is niet zóó groot als verwacht zou kunnen worden, omdat dergelijke rapporten honderde malen gedaan moeten zijn. De mogelijkheid bestaat, dat dit veelal mondeling geschiedde. De waarde er van is niet zeer groot, veel minder groot dan die der particuliere Notulen; meestal zijn het niet dan korte, | |||||||||||||||||||||||||
[pagina CII]
| |||||||||||||||||||||||||
vrij droge samenvattingen van wat de resolutiën uitvoeriger mededeelen. Er dient op gewezen te worden, dat de lijst niet geheel volledig is; in sommige steden (b.v. Dordrecht, Schiedam, Purmerend) komen pensionaris-rapporten hier en daar ook in de vroedschapsresolutiën voor en bovendien - naast andere korte notuleeringen - in de onuitputtelijke verzamelingen der ingekomen stukken en missives (ik merkte ze hierin op te Leiden en Gouda). Van de op deze plaatsen voorkomende rapporten zou ik nog geene mededeelingen kunnen doen, die op eenige volledigheid aanspraak zouden kunnen maken. Evenmin kan ik dit van de missives der gedeputeerden ter dagvaart aan hunne committenten. Ook deze n.l. vindt men voor een deel in de meer genoemde doos van Pandora der stedelijke archieven. Maar behalve deze dus tusschen andere stukken verspreide missives zijn er op verschillende archieven ook afzonderlijke verzamelingen van aangelegd, die echter bijna nergens tot vóór het midden der zeventiende eeuw reiken. Alleen Alkmaar heeft er eenige uit 1579 (van 10 Febr. - 4 Maart) van Mr. Nicolaas Nanning van Foreest. Te Medemblik zijn de oudste gedeputeerden-missives van 1619; ze gaan niet verder dan tot 1691. De volledigste verzameling berust te Amsterdam, maar pas van 1652 af wordt deze van groot belang (daaraan gaan nog twee deelen met verspreide missives van 1615-1651 vooraf). Verder schijnen de verzamelingen van dit soort documenten te Enkhuizen (van 1646 af) en op het Rijksarchief te Haarlem (van 1621-1666; aan burgemeesters van Medemblik) niet onbelangrijk. Elders zijn alleen dergelijke verzamelingen uit de achttiende eeuw. Maar ik onthoud er mij van deze op te geven, omdat ik mij zou moeten bepalen tot inventaris-opgaven, die meestal zeer globaal zijn. Er wordt b.v. gezegd: ‘missives van gedepu- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina CIII]
| |||||||||||||||||||||||||
teerden ter dagvaart 1745-1795’ (Edam); men zou bedrogen uitkomen, meende men, dat dit een eenigszins volledige reeks is: in de eerste portefeuille er van vindt men twee brieven uit 1745, één uit 1747, eenige uit 1749 enz.
Aan het einde van mijn verslag gekomen, breng ik U een betuiging van hartelijken dank voor de mij verschafte gelegenheid om mijn (naar ik hoop, niet geheel onnut) onderzoek in de zoo weinig bekende stedelijke archieven in te stellen.
N. Japikse. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina CIV]
| |||||||||||||||||||||||||
Aanhangsel I.Opgave van ongedrukte ordinaris resolutiën, te vinden òf in het Algemeen Rijks-archief òf in Gemeente-archieven.a. Door den advocaat geëxtendeerde resolutiën:
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina CV]
| |||||||||||||||||||||||||
b. Gedeelten van het register van den secretaris:
| |||||||||||||||||||||||||
Aanhangsel II.Opgave van de gedrukte ordinaris resolutiën, die verloren schijnen te zijn.a. Gedeelten van het register van den secretaris:
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina CVI]
| |||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||
b. Door den advocaat geëxtendeerde resolutiën:Met volkomen nauwkeurigheid is niet te zeggen, wat hieraan ontbreekt (cf. hiervóór, blz. LXXXV). Stellig ontbreken die van de meeste vergaderingen uit 1617 en 1618 (die voor een deel uit de part. Notulen van deze jaren te Medemblik aangevuld zouden kunnen worden en ook uit enkele andere gegevens uit Oldenbarnevelt's archief) en die van enkele vergaderingen uit 1608 en 1609. | |||||||||||||||||||||||||
Aanhangsel IIIGa naar voetnoot2).Opgave van particuliere Notulen.DordrechtGa naar voetnoot3): Rapporten van den pensionaris De Gijzelaar 1779. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina CVII]
| |||||||||||||||||||||||||
HaarlemGa naar voetnoot1): Notulen (op losse bladen papier, in portefeuilles bewaard) 1641 (?), 1665, 1672-1687, 1690-1696, 1700, 1701, 1711, 1713, 1719-1723, 1728, 1730, 1731, 1738, 1740, 1766, 1786, 12 Jan. - Juni 1791. Notulen (in ingenaaide katernen of in gebonden deelen) 14 Oct. 1716-12 Oct. 1724, Mei 1726-22 Jan. 1795. Rapporten van pensionarissen 1636-1784. Delft: Notulen 10 Maart 1620 - 24 Maart 1627Ga naar voetnoot2). Leiden: Notulen (in ingenaaide katernen, los bewaard), 1674-1691 en nog één stuk uit 1697. Idem (in dergelijke katernen, in portefeuilles bewaard), 1673-1722. Rapporten van den pensionaris 1749, 1750 en 1751. Amsterdam: ‘Daghvaerdinge van de vergaedering van mijnheeren Staten van Hollant en Westvrieslant, begonnen 1591 tot 1596.’ Waarschijnlijk gehouden door Rombout Hoogerbeets, den pensionaris van Leiden, wiens naam in margine van één der ‘daghvaerden’ (de eerste van 1595) voorkomtGa naar voetnoot3) (1 deel). Aanteekeningen, toegeschreven aan Jan Cornelisz. Geelvinck 1627 (1 port.). Aanteekeningen van Mr. Willem Backer 1638-1652 (1 port.). | |||||||||||||||||||||||||
[pagina CVIII]
| |||||||||||||||||||||||||
Korte Notulen, waarschijnlijk gehouden door één der secretarissen 1641-1647 (1 deel)Ga naar voetnoot1). Aanteekeningen der verschillende pensionarissen en gedeputeerden over 1636, 1641, 1648, 1650, 1651, 1654-1687, 1690 (3 port.), benevens over 1666 Febr.-Sept. en 1669 Maart, Nov. en Dec. (1 perkamenten band). Notulen van Hans Bontemantel 1670Ga naar voetnoot2). Verbaal van 't gunt in de vergaderinge van de Heeren Staten van Hollandt ende West-Vrieslandt gepasseert ende voorgevallen is ter occasie van de deliberatien, gehouden over de conditiën van vrede, by den Coning van Vranckrijck voorgeslagen, opgestelt door mr. Jacob van den Bosch, pensionaris der stad Amsterdam 1678 (1 perk. band). Korte aanteekeningen betreffende de dagvaart over 1737, 1738, 1743, 1749, afkomstig uit de papieren van Mr. J.E. Huydecoper van Maarsseveen (1 port.). Notulen van den pensionaris Mr. D.A. Meerman van der Goes, betreffende de vergaderingen der Staten van Holland 1782-1786, 1788-1795 (3 port.). Notulen van denzelfden, gehouden in de besognes en in het groot besogne der Staten van Holland 1782-1786, 1788-1794 (1 port.). Gouda: Notulen (in katernen, bewaard in een afzonderlijk kistje) van den pensionaris Jacob van der Tocht 1665 en 1666. Rapporten van denzelfden (bewaard onder de ingekomen missives) 1665. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina CIX]
| |||||||||||||||||||||||||
Een afschrift van part. Notulen, waarschijnlijk gehouden door Mr. Daniël Lestevenon en daarna gecopieerd door een klerk van de secretarie, 1709-1713 (één deel). Rotterdam: Aanteekeningen uit de resolutiën van Holland 1748-1756. Notulen van Collot d'Ecury 1778-1779 en 1787-1794 (deze laatste komen voor tegelijk met vroedschapsnotulen uit dezelfde jaren). Schiedam: Notulen (gedeeltelijk van de vergaderingen van Gecommitteerde Raden en Staten-Generaal) van Pesser van Velsen 1670-1678. Rapporten van den pensionaris 1788. Schoonhoven: Notulen (in katernen, in portefeuilles bewaard) 1640-1678Ga naar voetnoot1). Den Briel: Notulen (in vier gebonden deelen) 1741-1742, 1745-1748. Rapporten van de pensionarissen 1768-1771, 1779-1780, 1792. Enkhuizen: Notulen van den gedeputeerde Jan Minne 1733-1747. Idem van Hugo Bleiswijk, ged. ter dagvaart (en later lid van het vertegenwoordigend staatslichaam) 1772-1806. Monnikendam: Notulen (in losse katernen) van den pensionaris 1623, 1627 en 1628Ga naar voetnoot2). Medemblik: Notulen (in losse katernen, in portefeuilles | |||||||||||||||||||||||||
[pagina CX]
| |||||||||||||||||||||||||
bewaard) voor het grootste gedeelte gehouden door Nicolaas Stellingwerff 1606-1666 (10 port.). Notulen (op dezelfde wijze bewaard) van denzelfden 1622-1665 (5 port.)Ga naar voetnoot1). Aanteekeningen over de jaren 1614, 1615, 1620, 1621, 1636, 1658 (1 port.). Purmerend: Notulen van den pensionaris Sybrant Schotte (in vijf ingebonden deelen, bewaard onder de deelen met geschreven resolutiën) 1620-1623, 1628-1647 en in het laatste deel nog een paar stukken uit 1650, 1652, 1657. Notulen (in één ingebonden deel, geplaatst als boven) van den secr. Ruardus Allen 1674-1675. Algemeen Rijksarchief, Den HaagGa naar voetnoot2): Korte Notulen, gehouden door Mr. Adriaan Teding van Berkhout, van het verhandelde in de vergaderingen van de Staten van Holland en West-Friesland 1596-1599, 1610-1611 en z.j. Minuten, onvolledig, 61 stuks (Verslagen van 's Rijks Oude Archieven 1899, blz. 56). Notulen, gehouden voor Dordrecht door Jacob Cats, Juni 1623-December 1627 (2 dln.). Aanteekeningen op de resolutiën van de Staten van Holland 26 April-23 December 1647 (1 deel). Waarschijnlijk gehouden door een afgevaardigde (Verslagen van 's Rijks Oude Archieven 1894, blz. 47). Notulen, gehouden door een lid der vergadering 1647-20 Aug. 1672 (3 port.). Verbaal van het gepasseerde in de Staten van | |||||||||||||||||||||||||
[pagina CXI]
| |||||||||||||||||||||||||
Holland op 30 Juli 1650 en andere aanteekeningen. van politieken aard. (Verslagen van 's Rijks Oude Archieven 1902, blz. 31). Notulen van Mr. Cornelis Hop 9 Dec. 1666 (in deel II van Hop's papieren, Verslagen van 's Rijks Oude Archieven, 1899, blz. 69). Notulen van Nanningh van Foreest Nov. 1671-Jan. 1672, 5 en 7 Juli 1672, 29 Maart 1673, 15 Juli 1678, 16 Februari-18 Maart 1684, 10, 20 en 28 Jan. 1690. (Verslagen van 's Rijks Oude Archieven 1902, blz. 49)Ga naar voetnoot1). Notulen, gehouden voor Dordrecht voor het grootste gedeelte door Arent Muys van Holy ‘mitsgaders eenige bijlagen daartoe relatif’ 27 Sept. 1672-1687 en enkele van iets vroegeren datum. Notulen, gehouden door een gedeputeerde van Rotterdam 11 Mei 1672-27 Aug. 1672 en 21 Nov. 1674-1689 (1 deel). Notulen, gehouden door een lid der vergadering 16 Aug. 1724-23 Juli 1727 (6 deelen). Notulen, gehouden door een lid der vergadering 1726-1740 (1 port.). Notulen, gehouden voor Gorinchem door Pieter de Bie 1730-1737 (3 port.). Notulen, gehouden voor Delft door B. Emants 1768-1787 (20 deelen)Ga naar voetnoot2). Notulen, gehouden voor Gouda door H. van Wijn 1775-1788 (32 dln.)Ga naar voetnoot3). Minuut-rapporten aan de regeering van Gouda door haar gedeputeerden 1778-1788 (8 dln.). | |||||||||||||||||||||||||
[pagina CXII]
| |||||||||||||||||||||||||
Notulen van Mr. Jan Bernd Bicker 28 Febr.- 20 Juli 1781 en 28 Nov. 1781-18 Jan. 1782, 17 Maart-13 Juli, 9-17 Sept. 1784, 9 Nov. 1784-28 Jan. 1785 (één bundel). Idem 8 Juni 1784-29 April 1786 (drie bundels). Idem 4 Mei-28 Juli 1785 (één bundel). - (deze drie in: Verslagen van 's Rijks Oude Archieven 1905, blz. 37)Ga naar voetnoot1). Aanteekeningen van Willem Frederik van Wassenaar op de resolutiën van de Staten van Holland, betreffende hetgeen door afgevaardigden der stemhebbende steden is verklaard en waarop de resolutiën zijn gearresteerd, omtrent: de memorie tegen den hertog van Brunswijk, door de regeering der stad Amsterdam aan den Prins den 14en Juni 1781 toegezonden, Juli 1781-Mei 1782; den particulieren vrede tusschen de Republiek en Engeland, met een brief van Zijne Hoogheid, Jan. 1782; de zaken der mediatie met een brief van den raadpensionaris Van Bleiswijk en van de barrière, Febr. 1782. Aanteekeningen alsvoren op de resolutiën van de Staten van Holland van 9 Jan. 1782 en 7 Aug. 1783, ten aanzien van het waarnemen van de functie van raadpensionaris in de Staten, gehouden gedurende de ongesteldheid van den | |||||||||||||||||||||||||
[pagina CXIII]
| |||||||||||||||||||||||||
heer van Bleiswijk en de verkiezing daartoe van den heer van Noordwijk (met retroacta, 15 st.). - (deze twee in: Verslagen van 's Rijks Oude Archieven, 1891, blz. 65). Notulen van 6 Sept. 1783-12 Aug. 1785Ga naar voetnoot1) (in een in 1827 van het Huisarchief naar het Rijksarchief overgebrachte verzameling documenten, waarvan een afzonderlijke inventaris bestaat). Aanteekeningen betreffende het voorgevallene in de vergadering der Staten van Holland 4-8 Sept. 1786 (1 stuk). - (Uit Van de Spiegel's archief. Verslagen van 's Rijks Oude Archieven 1895, blz. 169). Korte Notulen van de vergadering der Staten van Holland, geschreven door den raadpensionarisGa naar voetnoot2) 8 Juli 1789-23 Dec. 1791, 29 Oct. 1794-20 Jan. 1795 (2 dln.) - (Verslagen, t.a.p., blz 123).
In andere archieven: Notulen van Caspar Fagel (in het archief-Fagel; zie: Overzicht van de door bronnenpublicatie aan te vullen leemten der Nederlandsche Geschiedkennis, blz. 28 en 75). Notulen van 1779-1794Ga naar voetnoot3) (in het Huisarchief; zie Blok in: Mededeelingen van de Maatschappij van Ned. Letterk. 1903/4, blz. 25). |
|